van
c.Buitenlaná~e cArbeiáer~
januari 1966
van
':Buitenland~e 04rbeider~
De verspreiding van dit rapport geschiedt door de COMMISS I E BUITENLANDSE ARBEIDERS van het Centraal Sociaal Werkgevers-Verbond Nederlands Katholiek Werkgevers-Verbond Verbond van Protestants-Christelijke Werkgevers in Nederland Kneuterdijk 8. 's-Gravenhage januari 1966
DE TOTSTANDKOMING VAN DIT RAPPORT
De Directeur-Generaal voor de Arbeidsvoorziening heeft van tijd tot tijd een gezamenlijk overleg met vertegenwoordigers van de Commissie Buitenlandse Arbeiders namens de centrale organisaties van werkgevers en vertegenwoordigers van de werknemersvakcentralen omtrent vraagstukken betreffende de werving en tewerkstelling van buitenlandse arbeiders. Aan dit overleg nemen behalve ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid soms ook vertegenwoordigers van andere departementen deel. In dit overleg is in 1965 enige malen gesproken over de problematiek van de huisvesting van buitenlandse arbeiders. Daarbij werd geconcludeerd, dat het nuttig zou zijn dat een werkgroep uit de deelnemers aan het overleg terzake een rapport zou opstellen. Het onderhavige rapport is de vrucht van dit overleg. Het werd op 26 november via de Directeur-Generaal voor de Arbeidsvoorziening ter kennis gebracht van de leden van de regering, die bij deze problematiek betrokken kunnen worden geacht. De Commissie Buitenlandse Arbeiders en de Raad van Nederlandse Werkgeversbonden hebben zich achter dit rapport gesteld.
WERKGROEP
Het rapport is samengesteld door een kleine werkgroep van deskundigen uit de kringen van werkgevers en werknemers, bestaande uit de heren:
J. A. Wever (Twents-Gelderse Fabrikantenvereniging), voorzitter Drs. J. A. P. Grevers (Algemene Werkgevers Vereniging) L. P. G. Nelemans (Nederlands Verbond van Vakverenigingen ) A. P. G. van Koningsbruggen, wethouder der gemeente Utrecht, waarnemer namens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De heren G. Krol en K . Lewin, hoofdambtenaar bij het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid, verstrekten technische gegevens. De heren Mr. J. W. Janssen (Centraal Sociaal Werkgevers-Verbond) en J. K. Leyen (Federatie Metaal- en Electrotechnische Industrie) gaven adviezen. 2
INHOUD
Blz. Voorwoord
4
Samenvatting
7
Inleiding
9
Hoofdstuk I Verschillende vormen van huisvesting
11
a . Particuliere pensions of gemeenschappelijke huisvesting
11
b. Het beheer van gemeenschappelijke huisvesting
12
c. Contractpensions of hotels
13
d. Bedrijfspensions I
14
e. Bedrijfspensions II
14
f.
Woonoorden
15
g. Flats
17
h. Botels
17
1.
Gezellenhuizen
18
J.
Huisvesting van gezinnen van buitenlandse arbeiders
19
Hoofdstuk 11 Samenwerking
22
a. Uitgangspunt
22
b. Samenspel tussen bedrijven
22
c. Gemeentelijke hulp
23
d. Steun van de Rijksoverheid
24
Bijlage I
Toelichting op de kostenramingen
26
Overzicht kostenramingen
28
Bijlage 11 Het Caravan-project
29
Bijlage 111 Vergelijking van kosten
30
3
VOORWOORD
Zeer vele ondernemingen hebben te kampen met een onderbezetting van he produktie-apparaat. Het gevaar dreigt van stagnatie of zelfs stilstand van de produktie, wanneer de onderneming er niet in slaagt bepaalde plaatsen, bepaalde afdelingen onder alle omstandigheden bezet te houden. De produktiviteit ondervindt daarvan schade, de economische groei wordt belemmerd. De industriële ontwikkeling gaat niet steeds zonder schokken. De situatie ten aanzien van loon- en prijspeil, de concurrentie met het buitenland vragen van de ondernemers de grootste aandacht en bezinning op maatregelen ter versterking van de positie der onderneming. In het kader daarvan vinden soms reorganisaties plaats, die tijdelijk de arbeidsmarkt ter plaatse een ander aanzien kunnen geven. Niettemin, landelijk gezien is het grote tekort aan personeel een van de belangrijkste bottlenecks van een verdere ontplooiing van ons industriële apparaat. In vele gevallen is het onmogelijk gebleken de openstaande plaatsen met Nederlanders te bezetten. Daarom moest worden omgezien naar het aantrekken van buitenlanders, zoals onze West-Europese nabuurlanden eveneens deden . De Nederlandse regering sloot reeds in 1960 een desbetreffend Akkoord met Italië, en in volgende jaren met Spanje, Portugal en Turkije. Met de officiële wervingen in het kader hiervan is dikwijls veel tijd gemoeid en de resultaten stellen soms teleur. Uit een oogpunt van arbeidsvoorziening is het daarom belangrijk dat de laatste jaren een vrij grote stroom is ontstaan van spontaan naar ons land komende buitenlandse arbeiders. Het tot stand komen van een vrij verkeer van arbeidskrachten tussen de E.E.G.-landen is daarbij zeker van invloed geweest. Uit de landen rond de Middellandse Zee werken er in ons land thans ruim 40.000. Dit is een bescheiden aantal, nauwelijks meer dan 1 % van onze beroepsbevolking. De betekenis van deze groep is echter buitengewoon groot, omdat zij bepaalde moeilijkheden in de bezetting van de ondernemingen helpt oplossen, met als gevolg een meer dan evenredige verbetering van de produktie. Daarom ook accepteren de ondernemingen de bezwaren, die aan de tewerkstelling van buitenlandse arbeiders verbonden kunnen zijn. De kosten zijn aanzienlijk, als gevolg van enkele bijzondere arbeidsvoorwaarden van de buitenlandse arbeiders (huisvesting en voeding), de speciale voorzieningen die hun tewerkstelling nodig maakt, en als gevolg van de tijd van aanpassen en inwerken, bemoeilijkt door het taalverschil. Met hun tewerkstelling laadt men een zekere verantwoordelijkheid op zich, ten opzichte van henzelf, hun familieleden, de Nederlandse collega's met wie zij samenwerken, de omringende maatschappij. Vele bedrijven voelen deze verantwoordelijkheid en handelen daarnaar. Vele particuliere 4
initiatieven zijn ontstaan om de buitenlandse arbeiders buiten de onderneming op te vangen, te begeleiden en te helpen. Ook de overheid steunt dit werk. Huisvesting. Een van de belangrijkste problemen bij de tewerkstelling van de buitenlandse arbeiders is de huisvesting. Dit rapport is daaraan gewijd. Op het gebied van goede huisvesting is reeds veel tot stand gekomen. Het overgrote deel van de buitenlanders is goed tot zeer goed ondergebracht. Van regeringszijde is daarop herhaaldelijk gewezen. Hier en daar is echter van misstanden gebleken, soms van uitbuiting, en van situaties die naar de Nederlandse maatstaven niet getolereerd kunnen worden. Het ging dan bijna steeds om gevallen van huisvesting van spontaan gearriveerde buitenlanders. Dit rapport is tot stand gekomen teneinde te bevorderen dat aan ongewenste toestanden een einde komt en een situatie ontstaat, waarin voor alle in ons land werkende buitenlandse arbeiders een volgens Nederlandse maatstaven tenminste redelijke huisvesting wordt bereikt. Onze Commissie deelt de conclusie van het rapport, dat dit slechts mogelijk is wanneer op korte termijn bijzondere collectieve voorzieningen worden getroffen. Door samenwerking van bedrijven, met de medewerking van de overheid. Kennisneming van dit rapport bevelen wij ten zeerste aan. Keuring. Het behoeft geen betoog dat goede huisvesting in het belang is van de volksgezondheid. Even belangrijk is in dit opzicht tijdige keuring van de buitenlandse arbeiders. Bij de officiële werving wordt geen vreemdeling toegelaten tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst, voordat hij met gunstige uitslag medisch is gekeurd. Vele werkgevers laten ook de spontane arbeiders keuren, die bij hen in dienst willen treden. Op alle werkgevers doen wij een klemmend beroep om steeds vooraf keuring te doen plaats vinden en te bevorderen dat het onderzoek op tuberculose periodiek wordt herhaald. COMMISSIE BUITENLANDSE ARBEIDERS Ir.
J. Barentsz voorzitter
5
6
I
HUISVESTING VAN BUITENLANDSE ARBEIDERS
{ '
Samenvatting 1. Aan de grote vraag naar arbeidskrachten (geregistreerde vraag: 130.000) kan niet door Nederlandse werknemers worden voldaan. In het belang van de economische groei is daarom tewerkstelling van buitenlanders nodig. 2. Vooral uit de landen rond de Middellandse Zee kunnen deze arbeiders nog worden aangetrokken. Thans werken in Nederland 43.000 van dezen, dat is iets meer dan 1 % van de in loondienst werkende beroepsbevolking. Gezien de grote behoefte aan deze additionele arbeidskrachten op korte termijn mag worden verwacht, dat dit aantal in 1966 met netto omstreeks 16.000 zal toenemen. 3. Naast de officiële werving op basis van de desbetreffende Akkoorden is een belangrijke "spontane migratie" op gang gekomen met een vrij grote spreiding over bepaalde streken van het land. 4. Al deze buitenlandse arbeiders zullen moeten worden gehuisvest. Ten aanzien van de officieel geworven en heeft de werkgever de contractuele verplichting voor huisvesting (en voeding) te zorgen, ten aanzien van de overigen niet. Als gevolg van de spreiding van de spontane buitenlanders over een reeks kleinere bedrijven wordt het zoeken van huisvesting aan hen in vele gevallen zelf overgelaten. Daaruit ontstaan naar Nederlandse maatstaven nogal eens ongewenste situaties. Sanering is dan noodzakelijk. 5. Verantwoorde huisvesting van de buitenlandse arbeiders is een zaak, welke de belangstelling van hun werkgever dient te hebben. Veel ondernemingen hebben veel moeite gedaan om verantwoorde huisvesting te vinden, via kosthuizen, contractpensions, woonoorden e.d. 6. De bestaande mogelijkheden raken echter uitgeput. Gelet op de omvang en de aard van dit huisvestingsvraagstuk, moet de oplossing vooral worden gezocht in het creëren van nieuwe collectieve huisvestingsaccommodatie, waarbij samenwerking tussen bedrijven plaatselijk veelal noodzakelijk zal zijn. 7. Verschillende vormen van deze gemeenschappelijke huisvesting zijn mogelijk (het rapport bevat hierover bijzonderheden, met globale kostenramingen) . Het scheppen van woonruimte is echter een zo complex en kostbaar vraagstuk, dat de medewerking van de overheid
7
bij de verwezenlijking van plannen nodig is en dat de kosten daarvan niet door de bedrijven alleen kunnen worden gedragen. 8. De Nederlandse gemeenschap heeft belang bij h et op hoog peil houden van de produktiviteit van het bedrijfsleven ten behoeve van de nationale welvaart. De additionele arbeidskracht der buitenlandse arbeiders vervult hierbij een grote rol. De gemeenschap heeft ook belang bij huisvesting van deze vreemdelingen volgens Nederlandse normen, ter bescherming van de persoon van de vreemdeling en ter bescherming van onze samenleving. 9. Nu blijkt, dat de Nederlandse bevolking, om welke reden dan ook, particulier niet voldoende woonruimte voor de huisvesting van vreemdelingen beschikbaar heeft of wel in een aantal gevallen de bestaande krapte te eigen bate uitbuit en het creëren van de noodzakelijke additionele woonruimte de kracht van het bedrijfsleven te boven gaat, mag een beroep op de gemeenschap, in casu op de overheid worden gedaan om financiële steun bij het scheppen van extra woongelegenheid voor de buitenlandse arbeiders. 10. Voor 1966 bestaat naar schatting behoefte aan additionele woonruimte voor ongeveer 20.000 buitenlandse arbeiders, n.l. voor het verwachte accres van 16.000 man en in verband met sanering van de huisvesting van 10% (4.000) van de thans reeds hier te lande verblijvenden. 11. De huisvesting van herenigde gezinnen van buitenlandse arbeiders levert aparte moeilijkheden op. Indien hiervoor bijzondere voorzieningen zouden kunnen worden getroffen - uit sociaal en psychologisch oogpunt zeer gewenst - stimuleert zulks de belangstelling voor gezinshereniging verder. Geschat wordt, dat met tijdelijke voorzieningen voor ongeveer 3.000 gevallen belangrijke hulp wordt geboden. 12. Een dringend beroep wordt gedaan op gemeentelijke, provinciale en rijksoverheden het bedrijfsleven de helpende hand te bieden en eventueel het initiatief tot samenwerking te nemen. Op het bedrijfsleven wordt een beroep gedaan in zo ruim mogelijke mate tot plaatselijke en/ of regionale samenwerking te komen. 13. Materiële steun van de Rijksoverheid kan bij het verwezenlijken van huisvestingsprojecten niet worden ontbeerd. Deze steun kan op verschillende wijzen worden verleend (renteloze voorschotten, leningen tegen lage rente ) ; in het bijzonder wordt aandacht gevraagd voor rijksgarantie op rente en aflossingen, gelet op de betrekkelijk geringe invloed van afschrijving en interesthoogte op de totale verzorgingskosten per mandag enerzijds en de bereidheid tot financiering onder rijksgarantie van institutionele beleggers anderzijds.
8
INLEIDING
De geregistreerde vraag n aar arbeidskrachten in Nederland is in de laatste jaren regelmatig gestegen en bedraagt thans ongeveer 130.000 (mannen en vrouwen ) . Een vraag, waaraan niet kan worden voldaan . Tal van ondernemingen hebben als gevolg hiervan hun toevlucht genomen tot het tewerkstellen van buitenlandse arbeiders. In Nederland werken momenteel circa 43.000 buitenlandse arbeiders, at· komstig uit landen rondom de Middellandse Zee. Dat het Nederlandse bedrijfsleven slechts in beperkte mate is overgegaan tot het tewerkstellen van buitenlandse arbeiders om de uit economisch en sociaal oogpunt zo nadelige onderbezetting van zijn produktieapparaat op te heffen, is in belangrijke mate het gevolg van h et ontbreken van voidoende en vooral verantwoorde huisvestingsmogelijkheden voor deze addî· tionele arbeidskrachten. In relatie tot de totale in loondienst zijnde Nederlandse beroepsbevolking van circa 3,4 miljoen, vormt het aantal van 43.000 buitenlanders nauwelijks meer dan 1 %. In Zwitserland en Luxemburg is deze verhouding 27%, in Duitsland en Zweden 5% en in België 3% . In de bedrijven, welke hun toevlucht hebben moeten nemen tot het tewerkstellen van buitenlandse arbeiders, blijkt echter gemiddeld 10 à 12% van het totale personeelsbestand uit buitenlanders te bestaan. In sommige bedrijven vindt men zelfs percentages van 25 à 30 en hoger. Deze concentraties zijn ontstaan, doordat in de industriecentra de druk van de krappe arbeidsmarkt het sterkst wordt gevoeld. Voor een ander gedeelte is de verklaring gelegen in het feit, dat voornamelijk grote industrieën, welke vrij veel ongeschoolde of weinig geschoolde arbeiders behoeven, ervaren, dat juist deze categorie in Nederland steeds minder voorhanden is. Er is echter de laatste maanden een tendens te bespeuren, dat kleinere ondernemingen, alsmede industrieën, welke buiten de industriecentra zijn gelegen, eveneens en in toenemende mate tot het tewerkstellen van buitenlanders overgaan. Dit proces wordt vergemakkelijkt door het op gang komen van een aanzienlijke stroom van spontane migranten, die buiten de officiële werving om op eigen gelegenheid in Nederland werk vinden. D eze spontane migranten brengen voor het bedrijfsleven niet de gebruikelijke kosten mee, welke aan de officiële werving zijn verbonden, terwijl ook geen rekening behoeft te worden gehouden met de soms aanzienlijke wachttijd, welke verstrijkt tussen de datum van aanvraag en het tijdstip van aankomst van geworven arbeiders. In 1961 werden in totaal 31.000 eerste werkvergunningen verleend. Daarvan waren van officiële wervingen afkomstig 8.000, terwijl 12.000 bovendien werden verleend aan op eigen initiatief gekomen onderdanen van
9
de· wervingslanden Italië, Spanje, Turkije en Portugal; 11.000 werkvergunningen hadden betrekking op andere nationaliteiten. Op het einde van 1964 had ten opzichte van ultimo 1963 een netto toeneming van het aantal op die tijdstippen geldige werkvergunningen (betrekking hebbende uitsluitend op arbeiders, afkomstig uit de Middellandse Zee-landen) van ca. 13.000 plaatsgehad; slechts ca. 3.000 hiervan waren afkomstig van officiële wervingen. In zeker zin is de tendens tot geografische spreiding een verheugend verschijnsel. Men kan immers stellen, dat de zorgen, welke voor de werkgever en de omringende samenleving verbonden zijn aan de tewerkstelling en het verblijf van buitenlanders, zoveel mogelijk door het gehele Nederlandse bedrijfsleven en de samenleving dienen te worden gedragen. Bovendien zijn in de kleinere industriesteden en op het platteland de huisvestingsmogelijkheden in kosthuizen en pensions misschien nog wat ruimer, in het bijzonder wanneer het om de onderbrenging van kleine aantallen gaat. De spreiding daarentegen van buitenlandse arbeiders over kleinere bedrijven in de grote industriecentra draagt ertoe bij, dat de huisvesting in tO,e nemende mate aan de buitenlanders zelf wordt overgelaten, hetgeen in sommige gevallen tot voor Nederland onaanvaardbare toestanden heeft geleid. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om spontane migranten, voor wie de werkgever geen contractuele verplichting met betrekking tot de huisvesting heeft. In veel gevallen is het waarschijnlijk, dat de werkgever zich - zonder enige opzet - niet heeft verdiept in de vraag, waar en hoe deze mensen wonen. De gemeen telijke overheden beschikken over het algemeen wel over mogelijkheden om via logementsverordeningen huisvesting, welke niet aan redelijke eisen voldoet, te saneren. Sanering is dikwijls echter slechts tot op zekere hoogte mogelijk. Strikt onvoldoende woongelegenheid moet op de duur worden ontruimd. De druk op de bestaande verantwoorde accomodatie wordt daardoor verhoogd. Voorts is het waarschijnlijk dat de huisvesting van niet alle officieel geworven buitenlanders de toets der kritiek kan doorstaan. Over het algemeen genomen bieden de contractuele verplichting en het toezicht daarop door de Afdeling Huisvesting en Sociale Aangelegenheden van het Directoraat-generaal voor de Arbeidsvoorziening, alsmede het belang dat de werkgever onderkent bij een gezond leefmilieu van zijn werknemers, een zekere garantie, dat de onderbrenging aan redelijke normen voldoet. Samenvattend moet worden gesteld, dat de stijging van het aantal buitenlanders tot circa 43.000 enerzijds en de door de stijgende welvaart afnemende bereidheid kostgangers in huis te nemen anderzijds, alsmede de stijgende weerstanden van verenigingen voor vreemdelingenverkeer en gemeentebesturen tegen het contracteren van pensions e.d. aanleiding geven aan te nemen, dat de huisvesting van ca. 10% of 4.000 van de thans aanwezige buitenlanders dringend verbetering behoeft. 10
Uit de ontwikkeling van het aantal geldige werkvergunningen voor arbeidskrachten uit het Middellandse Zee-gebied blijkt een sterke tendens tot toeneming; het waren er: per 30-11-1963 ca. 16.400 per 31-12-1964 ca. 29.500 (+ 13.100) per 30- 6-1965 ca. 36.000 (+ 6.500 ) per 8-10-1965 ca. 43.000 ( + 7.000 ) Indien de ontwikkeling zich op gelijke wijze voortzet, kan voor het jaar 1966 een netto-toeneming van tenminste 16.500 worden verwacht. Dan zal voor ca. 20.000 buitenlandse arbeiders woonruimte gevonden, dus voor een zeer groot gedeelte geschapen, moeten worden. Onvermijdelijk rijst hier de vraag, of bij een toename als hiervoor verondersteld, de daarvoor benodigde woonruimte tijdig kan worden gecreëerd. Het zal nodig zijn, dat meer coördinatie tot stand komt tussen het toelatingsbeleid en het huisvestingsbeleid. Mede op grond van de overweging, dat huisvesting gepaard dient te gaan met maatschapplijke begeleiding, zullen voornamelijk gemeenschappelijke woonvoorzieningen - ten principale voor ongehuwden - moeten worden gecreëerd. Het is duidelijk dat deze alleen tot stand kunnen komen door optimale samenwerking tussen bedrijven onderling, met steun van de rijksoverheid en met medewerking van de betrokken gemeenten. Samenwerking overigens tussen bedrijfsleven, rijks- en gemeentelijke overheid veronderstelt afbakening van ieders verantwoordelijkheid ten aanzien van de huisvesting van de buitenlandse arbeiders.
HOOFDSTUK I
Verschillende vormen van huisvesting. a. Particuliere pensions of gemeenschappelijke huisvesting. Enige jaren geleden, toen een aanvang genomen werd met het tewerkstellen van betrekkelijk geringe aantallen buitenlandse arbeiders in Nederland, leverde het huisvestingsprobleem geen bijzonder grote moeilijkheden op. Algemeen werd voor deze geringe aantallen een onderkomen in particuliere kosthuizen gezocht. Met veel zorg en moeite slaagde men er veelal in goede adressen te vinden, waar de vreemdeling zich werkelijk thuis kon voelen, waar hij als individu tot zijn recht kon komen en waar hij in de gelegenheid was zich in betrekkelijk korte tijd aan de Nederlandse leefwijze aan te passen. 11
Langzamerhand echter moesten verschillende bedrijven ertoe overgaan voor hun buitenlanders grotere pensions in te richten. Aan gemeenschappelijke huisvesting zijn uiteraard enige nadelen verbonden; in de praktijk bleken er evenwel voordelen aan te zijn verbonden, welke bij de onderbrenging in particuliere kosthuizen ontbreken. Het is b.v. gemakkelijker de groep als geheel maatschappelijke begeleiding en sociale voorlichting te geven, ontspanning te verzorgen, taallessen te geven etc. Bovendien ontstaat een gemeenschap, welke in zekere zin een imitatie is van de eigen samenleving, waaraan o.m. het voordeel van de sociale controle is verbonden. Mede gelet op het feit, dat het steeds moeilijker wordt goede kosthuizen te vinden, hebben bovengenoemde factoren er toe geleid, dat er een accentverschuiving is gekomen ten gunste van gemeenschappelijke huisvesting. Resumerende kan worden gesteld, dat particuliere kosthuizen bepaald nog een zeker aandeel kunnen leveren in de huisvesting van buitenlandse arbeiders, doch dat, gezien het grote beroep, dat reeds op de kosthuizen is gedaan, de oplossing van het vraagstuk van de onderbrenging van grote aantallen buitenlanders moet worden gezocht in . gemeenschappelijke huisvesting.
Woonkamer in bet botel "Casa Marina" te IJmuiden
b. Het beheer van gemeenschappelijke huisvesting. Vergt het toezicht op particuliere kosthuizen veel moeite en zorgen van de maatschappelijke werker of de personeelsfunctionaris die ermee
12
is belast, het beheer en de leiding van gemeenschappelijke huisvesting vragen een geheel eigen, doch niet minder belangrijke benadering. Beheer door het bedrijf ligt, als het een groot bedrijf betreft, misschien voor de hand. Vanuit psychologisch standpunt bezien, is het in vele gevallen aan te bevelen, dat het beheer aan een van het werkmilieu onafhankelijke instelling wordt opgedragen, zodat de werknemer zich buiten de werktijden geheel vrij kan gevoelen van zijn werkgever. In een aantal plaatsen is hiertoe door het bedrijfsleven een aparte stichting in het leven geroepen; de rijkswoonoorden en een aantal particuliere woonoorden staan onder beheer van de Afdeling Huisvesting en Sociale Aangelegenheden van het Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening. In het geval, dat meerdere bedrijven tezamen buitenlanders gemeenschappelijk huisvesten, moet aan onafhankelijk beheer bepaald de voorkeur worden gegeven. In het hoofdstuk over samenwerking wordt hierop nader ingegaan. Het is van belang, dat de leiding van een gemeenschappelijke huisvesting berust bij een staf, die inzicht heeft in sociaal-psychologische problemen en op de hoogte is van de mentaliteit en de culturele achtergronden van de gehuisvesten. Anderzijds zal men er tegen moeten waken, dat de bewoners zich te veel i~oleren van de Nederlandse omgeving, met het gevaar van ghettovormmg. Degene, die met de directe leiding van een gemeenschappelijke huisvesting is belast, dient voorts over goede bedrijfsleiderscapaciteiten te beschikken, zodat kan worden gesteld, dat het wijs beleid is bij de keuze van de leiding niet te zeer op salariskosten te bezuinigen. Een matige accomodatie onder goede leiding kan betere resultaten opleveren dan een in alle opzichten goede accomodatie, waarvan de leiding te wensen over laat. c. Contractpensions of hotels. Sommige bedrijven zijn zo gelukkig, dat zij in de omgeving bepaalde pensions of hotels vinden, welke bereid zijn gedurende langere tijd buitenlandse arbeiders op te nemen. Op het beheer van dit soort pensions is, behoudens hetgeen tot uitdrukking komt in de contractbepalingen, weinig invloed uit te oefenen. Dit moet, afgezien van de goede voorbeelden, welke hiervan vanzelfsprekend zijn aan te wijzen, als een ernstig n adeel worden aangemerkt. Het contract, dat met de pensionhouder wordt aangegaan, dient o.a. de volgende bepalingen te bevatten: 1. h et maximale aantal personen, dat in het pension zal worden ondergebracht; 2. de pensionprijs per verzorgde buitenlander; 3. de minimum-contractprijs in geval niet alle bedden zijn bezet; 4. mogelijkheid tot het uitoefenen van controle op de kwaliteit van de totale verzorging, de maaltijden daaronder begrepen. Met betrekking tot de onder 1. genoemde eisen zij vermeld, dat de Veiligheidswet wettelijke bepalingen bevat. Bij advies en toezicht op
13
de huisvesting door de overheid worden deze normen naar de geest en aangepast aan de bijzondere omstandigheden gehanteerd. Zoals reeds eerder opgemerkt, zijn voorts in tal van gemeenten plaatselijke verordeningen op de logeerinrichtingen van kracht, welke eveneens in aanmerking dienen te worden genomen. Bedoelde bepalingen gelden overigens voor alle hierna genoemde huisvestingsmogelijkheden. d. Bedrijfspensions I.
De mate van invloed op het beheer van pensions e.d. is voor een aantal bedrijven aanleiding geweest de oorspronkelijke pension- of hotelhouder "uit te kopen". Dat wil zeggen, men huurt een bestaand pension of hotel met inventaris doch zonder de leiding en personeel voor een bepaalde tijd. Het bedrijf stelt dan zelf een beheerder in loondienst aan. Dit heeft als voordeel, dat op directe wijze invloed op het beheer kan worden uitgeoefend; als nadeel moet overigens worden aangemerkt het gevaar dat de gewenste scheiding van werk- en leefmilieu verloren zou kunnen gaan . . Over de kosten, welke met bovengeschetste overname gepaard gaan, is, zoals voor de hand ligt, niet veel concreets te zeggen, daar zij van geval tot geval sterk kunnen variëren. Zowel wat de huurprijs als de personeelskosten betreft, zal de plaatselijke situatie hiervoor bepalend ZIJn.
Een zekere ervaring hierin bestaat overigens wel en in voorkomende gevallen verdient het aanbeveling, dat het betreffende bedrijf hierover bij een centrale instantie informatie inwint. In het hoofdstuk over samenwerking zal hierop nader worden ingegaan. Vermelding verdient nog het feit, dat, zoals eerder opgemerkt, de huisvesting van buitenlandse arbeiders in bestaande pensions of hotels in toenemende mate op weerstanden van gemeentebesturen en verenigingen voor vreemdelingenverkeer stuit, daar naar de mening van deze instanties het vreemdelingenverkeer in sommige streken hierdoor schade ondervindt. e. Bedrijfspensions II.
Een andere vorm van bedrijfspensions vindt men daar, waar een bedrijf ertoe is overgegaan een daartoe geschikt groot pand te huren of te kopen en het door verbouwing geschikt te maken voor gezamenlijke huisvesting van buitenlanders. Dat hiervoor de medewerking van de gemeentelijke overheid vereist is, spreekt vanzelf. Over de kosten, welke hiermee gepaard gaan, valt wederom weinig concreets te zeggen, afhankelijk als zij zijn van een bepaalde situatie. Wèl kan worden opgemerkt, dat, zoals uit de bij de volgende paragraaf gevoegde cijferoverzichten blijkt, rente en afschrijving van de geïnvesteerde bedragen voor koopsom, verbouwings- en inventariskosten, normaliter slechts een relatief geringe invloed hebben op de totale kosten per mandag. Dit met dien verstande natuurlijk, dat bij verbouwing en
14
inrichting functionele soberheid wordt nagestreefd en overbodige luxueuze inrichting wordt vermeden. In het algemeen kan worden gezegd, dat de kosten voor inventaris, inclusief keukenuitrusting, een bedrag ad f 900,- per man-capaciteit niet te boven behoeven te gaan. Uiteraard is dit bedrag sterk afhankelijk van de capaciteit van de onderbrenging. Met betrekking tot de personeelskosten geldt hetzelfde, als hierover onder "Bedrijfspensions I" is gesteld. Wel kan nog worden medegedeeld, dat afhankelijk van de mate van efficiëntie, waartoe het gebouw zich leent, personeelsverhoudingen voorkomen van 1 op 4 gehuisvesten, tot 1 op 8 à 9. Sommige ondernemingen gaan ertoe over de beheerder van een pension financiële interesse te geven in de exploitatie. Hoezeer dit ook aantrekkelijk moge schijnen met betrekking tot de kosten-vermindering, welke ermee wordt beoogd, toch moet dit, gezien de ervaringen uit de praktijk, worden ontraden. Vanzelfsprekend zijn gunstige uitzonderingen te noemen. Deze uitzonderingen zijn echter sterk gebonden aan de persoonlijke kwaliteiten van de betreffende beheerder. Opmerking verdient nog, dat de hier beschreven vorm van huisvesting zich goed leent voor plaatselijke samenwerking tussen bedrijven, welke elk een relatief klein aantal buitenlanders in dienst hebben.
•
Woonoord "Nuestra Casa" te Ede
f.
Woonoorden. Het pricipe van de woonoorden berust op gemeenschappelijke huisvesting in groepsverband.
15
Het is als zodanig ontwikkeld en toegepast voor de huisvesting van grote groepen arbeiders door de Afdeling Huisvesting en Sociale Aangelegenheden van het Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening. Het groepsverband komt tot uitdrukking in de afzonderlijke wooneenheden, elk plaats biedend aan 8 personen. Deze woon-eenheden bevatten in opzet elk 2 slaapkamers, een woonkamer, een toilet en was- en bergruimte. Centrale voorzieningen, zoals keuken, kantine, badgelegenheid, ziekenkamer etc. zijn in een centraal gebouw ondergebracht. Om de gemeenschapsgedachte zoveel mogelijk te bevorderen wordt er per eenheid op de woonkamers gegeten. Het ophalen van de maaltijden en het terugbrengen van de vuile vaat, geschiedt door een der gehuisvesten per woon-eenheid. Overigens krijgen de gehuisvesten een totale verzorging. Voor een dergelijke opzet is een personeelsbezetting nodig van ca. 1 op 11 à 12 gehuisvesten. Voor een inzicht in de samenstelling van de aan de bouwen exploitatie verbonden kosten zij verwezen naar de als bijlage toegevoegde kostenopstelling, samengesteld door de Afdeling Huisvesting en Sociale Aangelegenheden van het Directoraat- Generaal voor de Arbeidsvoorziening. Naast de rijks- en particuliere woonoorden, waar op verzoek en voO! rekening van verschillende bedrijven door de genoemde afdeling huisvesting het beheer over wordt gevoerd, komen ook andere woonoorden voor, welke, ofschoon gelijk van opzet, van het hier beschreven systeem enigszins afwijken. Bijvoorbeeld door het gebruik van een gemeenschappelijke eetzaal. De woonoorden worden gebouwd uit geprefabriceerde elementen, hetgeen de bouwtijd tot het uiterste minimum beperkt. Ter bepaling van de gedachte kan worden gesteld, dat een woonoord voor ca. 300 personen in ongeveer 130 werkbare dagen kan worden opgeleverd. Een beperking in de toepassing van woonoorden is gelegen in het feit, dat de wijze van bouwen aanzienlijk veel grond vraagt, hetgeen in tal van gemeenten op bezwaren kan stuiten. Voorts is de aard van de geprefabriceerde bouwmethode, naar wordt verondersteld, een belemmering om voor de financiering vreemd geld aan te trekken. De ervaring heeft geleerd, dat het wenselijk is de woonoorden in max. 15 jaar af te schrijven, terwijl4bij eventuele tussentijdse ontruiming, herbestemming b.v. als vakantie- of herstellingsoord, afhankelijk is van de plaatselijke situatie. Vooropgesteld echter de duidelijke voordelen van ervaring en uitgebalanceerde opzet, alsmede de korte bouwtijd, kan worden gesteld, dat het woonoord-principe voor meerdere bedrijven en combinaties van bedrijven een goede en snelle oplossing van het huisvestingsvraagstuk kan betekenen. Ter vergelijking met de hierna volgende beschrijvingen, wordt nog vermeld, dat een woonoord met een capaciteit van 300 bedden een totale investering - bouwkosten inventaris - vraagt van ca.
+
16
f 1.590.000,-
(excl. grondprijs), d.i. f 5.300,- per bed (voor volledig kostenoverzicht zie bijlage I ) . Volledigheidshalve wordt vermeld, dat ook gemeenschappelijke huisvestingsmogelijkheden zijn te verwezenlijken met kleinere capaciteit, b.v. voor minder dan 100 man. De verzorgingsprijs per mandag behoeft hierdoor niet noodzakelijkerwijs hoger te worden. Deze kan zelfs, afhankelijk van de omstandigheden, gunstiger uitvallen.
g. Flats. Eigenlijk kan men spreken van woonoorden in stedelijke centra. Het principe van deze vorm van huisvesting kan aansluiten bij dat van de woonoorden. Voor dit doel is te Enschede een plan ontwikkeld, dat voorziet in een woningtype in een aantal woonlagen (galerijwoningen ), dat bij eventuele ontruiming weer bruikbaar is (na aanvulling met standaardelemen ten ) als gezinswoning. De woning biedt plaats aan 9 personen en bestaat uit 2 slaapvertrekken, 2 woonvertrekken, een toilet en was- en bergruimte. De centrale voorzieningen, zoals keuken, kantine etc., worden ondergebracht in een centraal gebouw, dat zo is ontworpen, dat het na verbouwing zal zijn te gebruiken als één of andere wijkvoorziening: kleuterschool of iets dergelijks. Als nadeel van deze huisvestingsmogelijkheid dient te worden opgemerkt, dat de opleveringstermijn iets langer is dan die van woonoorden, n.l. 9 maanden, afhankelijk voorts van het moment, waarop de benodigde bouwvergunning wordt verleend. Als voordeel kan echter worden genoemd, dat relatief weinig grond benodigd is, waardoor in tal van gemeenten, mede door de eindbestemming realisatie mogelijk is in de bestaande uitbreidingsplannen. Voorts opent de aard van de permanente bouw, alsmede de vaste eindbestemming, bij eventuele ontruiming, de mogelijkheid tot het aantrekken van vreemd geld voor de financiering. Naar tot dusverre bekend is, zijn institutionele beleggers bereid de hier beschreven opzet voor 100% te financieren bij een normale afschrijvingsperiode.
+
J
I
De totale ko ten - bouwkosten inventaris - voor flats met een capaciteit van 500 bedden worden geraamd op ca. f 2.750.000,- (excl. grondprijs), d.i. f 5.500,- per bed. Voor de personeelsbezetting moet worden gerekend op een verhouding van 1 op 11 à 12 gehuisvesten. Samenvattend kan worden verondersteld, dat het flat-principe speciaal voor samenwerkende bedrijven in de grotere centra een goede gemeenschappelijke huisvestingsmogelijkheid zal blijken te zijn. h. Botels.
Het systeem, waarop het z.g. " botel" van " Hoogovens Ijmuiden" berust, kan in grote trekken met dat van de woonoorden en flats worden vergeleken, zij het, dat het groepsverband in de woon-eenheden een minder sterk accent heeft.
17
De onderbrenging geschiedt in 4-persoons kamers, echter zonder aparte woonkamers. De maaltijden worden in een eetzaal genuttigd. Verder zijn de centrale voorzieningen, zoals keuken, kantine ,sanitaire ruimten en berging in de accomodatie zelf ondergebracht. Het stalen flatgebouw rust op een ponton en bevat vijf woonlagen. De totale bouwtijd van deze drijvende woongelegenheid bedroeg zes maanden. Uiteraard kunnen botels worden gebouwd met kleinere beddencapaciteit en geheel andere indeling dan voor de hoogovens is geschied. D e mogelijkheid tot toepassing van botels voor de huisvesting van buitenlanders wordt uiteraard sterk bepaald door de plaatselijke situatie. Of financiering met vreemd geld mogelijk is, is niet bekend. De mogelijkheid tot eindbestemming als normaal hotel of vakantieaccomodatie lijkt hiervoor van grote invloed. Ook de afschrijvingstermijn, respectievelijk de restwaarde, zal voornamelijk door de mogelijke herbestemming worden bepaald. Voor een botel met een capaciteit van 300 bedden kan de totale investering - bouwkosten inrichting - worden gesteld op ca. f 2.500.000,- (excI. voorzieningen aan de wal ), d.i. per bed f 8.300,-. De personeelsbezetting moet worden gerekend op 1 per 10 gehuisvesten.
+
Botel "Casa Marina" te Ijmuiden 1.
Gezellenhuizen.
In Zuid-Limburg kent men z.g. gezellenhuizen. In opzet wijken zij enigszins af van de andere gemeenschappelijke huisvestingen. Het gevolgde systeem legt meer nadruk op de gehuisveste als individu. Aan de groepsgewijze begeleiding wordt overigens veel aandacht besteed.
18
De onderbrenging geschiedt in 1-, 2-, 3- en soms in 4-persoons kamers. De verzorging is totaal, d.w.z. van het schoonhouden van de kamers tot de bediening in de eetzaal toe. De personeelsbezetting is dientengevolge zwaarder dan bij de andere besproken vormen. Afhankelijk van de inrichting van het in gebruik zijnde gebouw, varieert deze van 1 op 4 tot 1 op 8 gehuisvesten. De in gebruik zijnde gebouwen zijn deels voor dit doel gebouwd; daarnaast wordt echter na verbouwing gebruik gemaakt van bestaande gebouwen, zoals b.v. voormalige kloosters.
Gezellenhuis "Linden heuvel" te Geleen
J-
Huisvesting van gezinnen van buitenlandse arbeiders. Het probleem van de huisvesting van gezinnen van buitenlandse arbeiders staat in alle Europese emigratielanden in het middelpunt van de belangstelling en is bijna overal het moeilijkst op te lossen in verband met het grote woningtekort, dat in vrijwel alle industriegebieden heerst. Op grond van de vigerende bepalingen krijgen Italianen en Spanjaarden na één jaar verblijf in Nederland het recht hun gezinnen te laten overkomen, echter onder voorwaarde dat "passende woonruimte" beschikbaar is. Voor arbeiders, die niet uit Spanje of een E.E.G.-land afkomstig zijn, duurt de wachttijd 2 jaar. Zij komen hierdoor in de gelegenheid zich als woningzoekende op het huisvestingsbureau te laten inschrijven. Zij worden echter daarmee nog geen volwaardige concurrenten onder de vele woningzoekenden in Nederland, daar het begrip "passende woonruimte" inwoning e.d. uitsluit.
19
Daarbij komt nog, dat vaak bij het toewijzing beleid voor woningen wordt uitgegaan van de grootte van het gezin en van de medische situatie. Deze factoren komen bij de buitenlanders veelal niet in aanmerking, daar hun gezinnen meestal klein zijn en medische indicaties zich zelden voordoen. Gezinshereniging is voor hen het voornaamste motief, dat kan worden aangevoerd. De vrouwen van kinderloze echtparen worden wel toegelaten, mits zij werk aanvaarden en de man zijn contractuele proeftijd heeft volbracht. Voor deze categorie geldt de beperkende bepaling van passende woonruimte niet. Op grond van het feit, dat bovengeschetste bepalingen discriminering van gehuwde buitenlandse arbeiders ten opzichte van hun Nederlandse collega's inhouden en gegeven het grote tekort op de Nederlandse woningmarkt, zou het aanbeveling verdienen, dat voor buitenlandse arbeiders en hun gezinnen naar huisvestingsmogelijkheden van tijdelijke aard werd gezocht, waarin zij de wachttijd voor de definitieve huisvesting kunnen doorbrengen, speciaal ook voor die buitenlanders, die niet van plan zijn langer dan ongeveer 3 à 4 jaar in Nederland te verblijven; men mag aannemen, dat dit het merendeel betreft. Voor deze tijdelijke huisvestingsmogelijkheden zouden alle goed opgezette projecten, welke aan primaire eisen van hygiëne voldoen, in aanmerking kunnen komen. Dat bij de realisering van dergelijke projecten ten nauwste met gemeentelijke en overheidsinstanties dient te worden samengewerkt, spreekt voor zichzelf. Enkele van deze tijdelijke voorzieningen zijn overigens reeds met medewerking van de betrokken autoriteiten gerealiseerd. Naast de geprefabriceerde houten woningen, welke hier en daar zijn gebouwd, verdient het "caravan-project" te Enschede bijzondere aandacht, speciaal ook door het uitgesproken tijdelijke karakter van deze opzet. De bewoners tekenen n.l. een contract, waarbij zij worden verplicht de caravan te verlaten, zodra een normale woning beschikbaar komt (voor bijzonderheden hierover zij verwezen naar de bijlage ) . Ter kwantificering van de behoefte aan tijdelijke voorzieningen voor gezinnen van buitenlandse arbeiders ware het wenselijk, dat concrete gegevens ter beschikking stonden. Dit evenwel blijkt niet het geval. Een grove benadering geeft echter het volgende inzicht. Van de ruim 40.000 buitenlandse arbeiders, afkomstig uit landen rondom de Middellandse Zee, kan blijkens de ervaring worden aangenomen, dat de ca. 15.000 Grieken, Turken en Marokkanen vrijwel nièt voor gezinshereniging opteren. De ruim 8.000 Italianen zijn grotendeels vrijgezel; voorzover zij met Nederlandse meisjes trouwen, scharen zij zich automatisch onder de Nederlandse woningzoekenden. Van de ruim 18.000 Spanjaarden tenslotte is ca. 50% ongehuwd. De resterende 9.000 gehuwde Spanjaarden vormen in feite de groep, waaronder zich de meeste optanten voor gezinshereniging zullen bevinden. Hoeveel van deze 9.000 hun gezinnen voor enkele jaren zouden willen
20
laten overkomen, respectievelijk zich metterwoon zullen vestigen, valt wederom slechts bij grove benadering te schatten. Gaat men uit van de situatie in een plaats als Enschede, waar in totaal 2.000 buitenlandst' arbeiders verblijven en waar tijdelijke voorzieningen in beperkte mate aanwezig zijn, dan blijkt, dat van de 600 gehuwde Spanjaarden er 100 of ca. 17% hun gezin hebben laten overkomen. Gesteld, dat de tijdelijke huisvestingsmogelijkheid veel ruimer zou zijn, dan geeft de mate, waarin voor gezinshereniging in Enschede wordt geopteerd, enige aanleiding om aan te nemen, dat tweemaal zoveel Spanjaarden of wel 1/3 van de gehuwden hun gezinnen zouden willen laten overkomen. Voor Nederland zou dit cijfer betekenen, dat met een capaciteit van ca. 3.000 tijdelijke voorzieningen voor huisvesting van gezinnen van buitenlandse arbeiders in elk geval enigszins in de behoefte hieraan wordt voldaan .
Caravans te Enschede
21
HOOFDSTUK 11
SAMENWERKING. a. Uitgangspunt. Aan de vraag naar grote aantallen buitenlandse arbeidskrachten in verschillende sectoren van de Nederlandse industrie kan alleen worden voldaan, indien voor deze grote aantallen verantwoorde huisvesting wordt geschapen. Verantwoorde huisvesting is in het aspect van een gezond leefmilieu der werknemers een zaak, welke de belangstelling dient te hebben van de betrokken werkgevers. Een samenleving met een hoog ontwikkeld sociaal besef als de Nederlandse echter, kan niet voorbijgaan aan de vraagstukken, welke nu eenmaal de prijs vormen voor de, door de additionele arbeidskrachten mede in stand gehouden, nationale welvaart. Vraagstukken bovendien, welker oplossing in wezen niet kunnen worden gerekend te behoren tot de normale activiteiten van een producerende onderneming. Het is vanuit dit uitgangspunt, dat een dringend beroep wordt gedaan op de gemeentelijke, provinciale en rijksoverheden, om overal waar mogelijk, het bedrijfsleven de helpende hand te bieden en in voorkomende situaties zo nodig zelf het initiatief tot de noodzakelijke samenwerking te nemen. Op het bedrijfsleven wordt het beroep gedaan in zo ruim mogelijke mate tot plaatselijke en/ of regionale samenwerking te komen, opdat ook de kleinere bedrijven deel kunnen hebben aan een gezamenlijke poging het huisvesten van de benodigde aantallen buitenlandse arbeiders op verantwoorde wijze te doen geschieden. b. Samenspel tussen bedrijven. Wanneer in het voorafgaande gesproken werd over gmeenschappelijke huisvesting, is hiermede een tweeledige gemeenschappelijkheid bedoeld. Het ene aspect betreft vanzelfsprekend het groepsgewijze huisvesten van buitenlanders. Het andere aspect houdt in, dat meerdere bedrijven tezamen groepen buitenlanders gaan huisvesten. In sommige plaatsen zijn bedrijven reeds tot samenwerking in dit verband overgegaan, doch om dit streven zoveel mogelijk te bevorderen, dienen bedrijven, welke hetzij overwegen buitenlanders in dienst te nemen, hetzij voornemens zijn hun bestand aan buitenlanders uit te breiden, contact met elkaar te zoeken. Dit kan op velerlei wijzen geschieden. Soms zijn plaatselijk of regionaal reeds bestaande industriële kringen hiertoe geëigend. In andere gevallen kan door tussenkomst van de directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau contact worden gelegd. In alle gevallen echter verdient het ten zeerste aanbeveling, dat be-
22
doelde bedrijven hierover in verbinding treden met hun werkgeversorganisaties, die doorgaans direct van advies kunnen dienen, dan wel kunnen verwijzen naar de Commissie Buitenlandse Arbeiders der drie centrale werkgeversverbonden of de Afdeling Huisvesting en Sociale Aangelegenheden van het Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening, die onderling hierover geregeld contact onderhouden. Als voorbeeld van een ver doorgevoerde wijze van samenwerking kan de situatie in Zuid-Limburg worden aangehaald, alwaar diverse mijnen andere ondernemingen de huisvesting van haar buitenlandse arbeiders hebben uitbesteed bij de " Stichting Huisvesting Alleenstaanden". Ruim 2.000 buitenlandse - alsmede een aantal Nederlandse arbeiders worden gemeenschappelijk gehuisvest, verdeeld over 13 z.g. gezellenhuizen en 6 contractpensions. Het bestuur van genoemde stichting is zo breed mogelijk samengesteld : mijnindustrie, vak- en standsorganisaties, plaatselijke overheid en particulieren. Als een bezwaar tegen samenwerking van bedrijven met het doel van gemeenschappelijke huisvesting wordt wel aangevoerd, dat moeilijkheden kunnen ontstaan, als arbeiders van verschillende ondernemingen in het nauwe contact, dat de huisvesting schept, hun ongelijke lonen gaan vergelijken. In de praktijk is gebleken, dat dit bezwaar niet tot bijzondere moeilijkheden leidt. Tenminste niet door de gemeenschappelijke huisvesting wordt vergroot. Buitenlanders onderhouden vrijwel altijd nauw contact met elkaar en zijn, ook wanneer zij op verschillende adressen zijn gehuisvest, zeer goed over loonverschillen geïnformeerd. c. Gemeentelijke hulp. Uit het bedrijfsleven valt menigmaal teleurstelling te beluisteren, dat van de zijde van de gemeentelijke overheid weinig medewerking en begrip wordt ondervonden, als het huisvesting van buitenlandse arbeiders betreft. Van de zijde der gemeenten slaakt men de verzuchting, dat het bedrijfsleven veelal nalaat tijdig overleg te plegen en zich pas tot de gemeente wendt, wanneer ergens een onhoudbare situatie is ontstaan. Men mag veronderstellen, dat daar, waar gebrek aan samenwerking tussen gemeente en bedrijfsleven bestaat of heeft bestaan, dit voornamelijk moet worden geweten aan onbekendheid met de nog betrekkelijk nieuwe problematiek, welke aan de huisvesting van grote aantallen buitenlandse arbeiders is verbonden. Gezien de ontwikkeling, welke de laatste maanden valt te constateren, kan men verwachten, dat hierin snel verbetering zal optreden. Er zijn voorbeelden, die in deze richting wijzen. Voorbeelden, waarbij de gemeente medewerking verleende bij het geven van toestemming om grote woonhuizen, niet meer in gebruik zijnde ziekenhuizen en bejaardentehuizen of andere panden voor gemeenschappelijke huisvesting van buitenlanders in te richten, het beschikbaarstellen van grond en het verlenen van bouwvergunningen voor tijdelijke voorzieningen enz.
23
----------
De gemeente Amsterdam heeft in samenwerking met het bedrijfsleven en het Rijk een woonoord gebouwd, waarin tegen betaling buitenlandse werknemers van aannemingsmaatschappijen worden gehuisvest, terwijl verdere plannen in voorbereiding zijn. De gemeente Rotterdam heeft de over-capaciteit van een bij haar in gebruik zijnd woonoord, waarin buitenlandse arbeiders, in gemeentedienst werkzaam, worden gehuisvest, ter be chikking van particuliere ondernemingen gesteld. Het directe belang van de betrokken gemeenten in deze voorbeelden behoeft geen betoog. Het algemene belang, dat elke gemeente heeft bij het goed functioneren van de plaatselijke bedrijvigheid, kan evenwel een stimulans betekenen voor vèrgaande medewerking bij het creëren van verantwoorde huisvesting voor de benodigde aantallen buitenlandse arbeiders. Resumerend kan worden gesteld, dat overleg tussen bedrijfsleven en gemeentelijke overheid in een zo vroeg mogelijk stadium en op basis van volledig begrip en vertrouwen een belangrijke voorwaarde is om gemeenschappelijke plannen kans van slagen te geven en ongewenste huisvesting te voorkomen. d. Steun van de Rijksoverheid. Tussen het Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening van het Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid en de Commissie Buitenlandse Arbeiders der drie centrale werkgeversverbonden, alsmede vertegenwoordigers der drie vakcentrales, vindt geregeld overleg plaats, met name over de huisvestingssituatie der buitenlandse arbeiders. Dit overleg wordt tevens bijgewoond door waarnemers van andere departementen en incidenteel door een vertegenwoordiger van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. In het kader van dit overleg wordt door het Directoraat-Generaal o.a. beschikbaar cijfermateriaal verstrekt en er is in informeel overleg ook tussentijds gelegenheid tot het uitwisselen van zienswijzen. De meergenoemde Afdeling Huisvesting en Sociale Aangelegenheden van het Directoraat-Generaal voor de Arbeidsvoorziening staat ter beschikking van alle betrokkenen voor het geven van adviezen in de ruimste zin over huisvestingsmogelijkheden en het assisteren bij het uitvoeren van de gemaakte plannen. Naast deze vormen van samenwerking en immateriële hulp kan echter materiële steun van de overheid bij het verwezenlijken van huisvestingsprojecten voor buitenlandse arbeiders niet worden ontbeerd, wil de arbeidsvoorziening in Nederland tenminste niet nog verder dan thans reeds het geval is in het gedrang komen. Het creëren van voldoende en verantwoorde huisvesting voor de benodigde aantallen buitenlandse arbeiders heeft een zó grote omvang aangenomen, dat men de daaraan verbonden kosten niet meer alleen ten laste van de betrokken bedrijven mag brengen. Overheidssteun is dus onontbeerlijk. Een voorbeeld van overheidssteun bij huisvesting van arbeiders vinden 24
-
WIJ In de Duitse Bondsrepubliek, waar per gehuisveste buitenlandse arbeider bepaalde bedragen tegen een rente van 2% ter beschikking worden gesteld met een aflossing in 20 jaar. De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal stelt per jaar grote bedragen ter beschikking tegen een laag rentepercentage welke zo met normale investeringsbedragen moeten worden gemengd, dat voor sociale woningbouw leningen met een relatief laag rentepercentage beschikbaar komen.
Gezien de betrekkelijk geringe invloed van de afschrijving en interesthoogte op de totale verzorgingskosten per mandag (zie hiervoor de bijgevoegde kostenramingen ), gegeven het feit voorts, dat zoals reeds is gebleken, institutionele beleggers bereid zijn zekere vormen van gemeenschappelijke huisvesting (met name het flat-bouwplan te Enschede ) door de duurzame economische waarde en de vaste restwaarde in huizenbezit welke wordt geschapen, voor 100% te financieren, zou overheidssteun in de vorm van garantie op rente en aflossingen in vele gevallen zijn te verkiezen boven het beschikbaar stellen van investeringsbedragen tegen lage rentepercentages . Bij het verlenen van overheidsgarantie voor rente en aflossingen, kan worden aangenomen, dat beleggers ook voor woonoorden, verbouwing en inrichting van bestaande panden e.d., welke niet de duurzame economische waarde vertegenwoordigen van permanente bouw, volledige financiering beschikbaar zullen stellen. Op grond van het bovenstaande moge duidelijk zijn geworden, dat het verlenen van overheidssteun bij de huisvesting van buitenlandse arbeiders een dringende voorwaarde is, welke in de vorm van de geschetste garantieverlening tevens doelgerichte samenwerking van alle betrokken partijen stimuleert. In welke vorm overigens - garantie, kapitaal tegen lage rente of renteloos voorschot - overheidssteun zal kunnen worden verleend, hangt uiteraard af van de aard van het concrete ingediende project.
25
BIJLAGE I
Toelichting op de kostenramingen op basis van de prijzen begin 1965 voor het bouwen en exploiteren van een prefab-woonoord van semi-permanent karakter.
1. Uitgegaan is van een capacIteIt van respectievelijk 100, 200 en 300. Hierbij zij opgemerkt, dat een capaciteit van 100 en 200 personen een zeer goede mogelijkheid biedt voor een hechte leefgemeenschap en de kenmerken draagt van een eenheid. 2. De afschrijvingen zijn gebaseerd op een variërende annuïteit van 5, 10 en 15 jaar. Hierbij zij opgemerkt, dat de materialen voor deze prefab-bouw zich uitstekend lenen voor meer dan 15 jaar gebruik, waarbij zelfs het onderhoud tot geringe proporties kan worden teruggebracht. De restwaarde van de gebouwen, respectievelijk gesteld op 50, 30 en 15%, wordt uiteraard mede bepaald door de mogelijkheden van eventueel ander gebruik dan het doel, waarvoor het woonoord werd gebouwd. Een factor van betekenis is hierbij o.a. de geografische ligging van het woonoord. In dit verband kan worden opgemerkt, dat, mocht na verloop van tijd de behoefte aan onderbrenging van buitenlandse arbeidskrachten ophouden te bestaan, de ruimtelijke indeling voldoende mogelijkheden biedt om deze woonoorden te gebruiken als sociaal-vakantieverblijf, toeleveringsbedrijf, kan toor, conferentieoord, be jaardencen trum enz. Aan de hand van deze overwegingen is het naar veler mening verantwoord uit te gaan van een annuïteit van 15 jaar, waarbij kan worden opgemerkt, dat enkele grote ondernemingen in hun kostprijsberekening een annuïteit van 20 jaar menen te kunnen aanhouden. Voor een zo goed mogelijk financieel overzicht werden in deze bijlagen echter volledigheidshalve tevens de berekeningen opgenomen op basis van 5 en 10 jaar annuïteit. 3. Bij de berekeningen werd een rentevoet van 5% aangehouden, terwijl tevens een kolom werd opgenomen, waarbij werd uitgegaan van de theoretische mogelijkheid van renteloze leningen. Hierbij gelden de volgende overwegingen: a. Tot dusver was het volgens verkregen inlichtingen verantwoord aan de hand van interne financieringsmogelijkheden van de ondernemingen zelf uit te gaan van een rentevoet van 5%. b. In enkele besprekingen werd van ondernemingszijde de wens geuit financieel inzicht te krijgen omtrent de bouwen exploitatie val'. een woonoord, uitgaande van de theoretische mogelijkheid, dat investeringen door andere instanties zouden worden gedragen en 26
de deelnemende ondernemingen zich garant zouden verklaren voor de afschrijvingsbedragen. Om hieraan tegemoet te komen werd deze theoretische mogelijkheid in het overzicht opgenomen. 4. Opgenomen werden de benodigde bedragen voor de algehele inrichting der woonoorden op basis van de huidige daarvoor te bedingen kwaliteit en prijzen. Hierbij zij opgemerkt, dat de inrichting van de keukeninventaris, als fornuis, braadslee, frituuroven enz., hiervan een onderdeel vormt en deze bedragen per mandag/capaciteit daardoor nogal variëren naar gelang van de grootte van het woonoord. Uitgegaan werd hierbij van dezelfde afschrijvingspercentages als van de bouwkosten, doch met andere restwaarden n.l. 50%, 25% en 0 % . 5. In de posten van de vaste exploitatiekosten per mandag/ capaciteit zijn onder meer opgenomen alle loon- en daarop betrekking hebbende kosten van het benodigde personeel voor deze continubedrijven, onderhoud van gebouwen en terreinen, kosten voor licht, water en vuur, onderhoud inventaris enz. 6. De variabele kosten per mandag/ capaciteit omvatten onder meer de kosten voor voeding, de bereiding daarvan, culturele verzorging, geneeskundig toezicht enz. 7. De directe- en indirecte bedragen, uit te geven voor de terreinen, waarop een woonoord zou moeten verrijzen, zijn niet in de kostenramingen opgenomen. Hierbij is overwogen, dat enerzijds de daarvoor benodigde bedragen dusdanig naar streek of plaats uiteen lopen, dat een algemeen op te nemen norm een onduidelijk en wellicht zelfs scheef beeld zou kunnen oproepen, terwijl anderzijds de mogelijkheden intern per bedrijf onvergelijkbaar zijn. Volledigheidshalve en ter oriëntatie kan worden opgemerkt, dat een woonoord met een capaciteit van 200 tot 300 personen een oppervlakte vergt van een half tot driekwart hectare. 8. In de ramingscijfers is voorts geen rekening gehouden met een onvermijdelijke onderbezetting in verband met werving, overkomst, vakantie enz., aangezien hierin het beleid per onderneming van doorslaggevende betekenis is. De ervaring heeft geleerd, dat deze onderbezetting na een beginperiode kan worden gefixeerd op een percentage van minimaal 10 tot 15. De mandagprijs dient daardoor verhoogd te worden met ongeveer 8 à
10%.
27
OVERZICHT KOSTEN-RAMINGEN Inves teringen N
co
oB
'"
os c. os U
a. Bouwkosten b. Inrichtingskosten
juli 1965
Bouwkosten
]- ~
éa o .~ o ._c: ...l Po
Inrichtingskosten
"0 ~
B c
"
~
0/)
"
~
~ os
"
~ " .: c
~
5
100
5
c
"
~
" ~~
~
.::
5 5
.~ c "
0
"
os ;>
;>
"0
" " 0
2.91
2.52
0.96
c
~
0.
""" "" 0.42 0.30 0.33
5
0/)
ä .~
50
10
I
-;;;
I" ~
f-<
~ S 1]
6.39
Variabele
..g
I
'ti
.~ ~
c.
os (5
c::
.-
0/)"
cd.:::
I ~1 ~ 9.26 8.43
2.91
2.52
0.96
6.39
8.57
25 0
0.23
1.56
5
0.29
2.91
2.52
0.96
6.39
8.24
0.20 0.35
2.46
2.52
0.91
5.89
I 7.58 8.25
15
15
5 1.43
5
1.51
0
0 5 5
0.81 1.81 50
0.27
5
I
15 0 5 5
5.89
7.41
0.17 0 .32
2.33
2.52
0.81
5.66
6.87 7.79
2.33
2.52
0.81
5.66
2.33
2.52
0.81
5.66
50 0.23
5
0.31
15
10
0.73
7.18 7.33
25 0
0.17
5
0.22
15
15 0
7.08 0.91
1.36 0.90 1.15
7.67
2.52
5 0
5 .89
2.46
0
5
0.91
0
1.29 30
2.52
0.19 0.24
0 10
2.46
25 0
1.28 15
7.57
0.25
5 10
1.-
5
50 0
30
7 .85
0 0 5
0.99 2.01 50
10
f 5.300,- per bed
~
B
0/)
"
~ . os
1.23
15
a. ± 1.350.000, b. ± 240.000, -
0
5
0
300
~
.~
';:;
0
5
f 5.875,- per bed
...l
1.85
0 5
a. ± 1.000.000,b. ± 175.000,-
~.~ o
os
30
15 200
"
"" " 2.45 1.74
5 10
f 7.150,- per bed
].~
c .~ "
(13
8 os" ~ c.
50 0
a. ± 610.000,b. ± 105.00 0,-
.-::
Exploitatiekosten
0 0
0.15
6.7 3 7.03
---
I 6.54
BIJLAGE 11
HET CARAVAN-PROJECT Verdeeld over 8 parken zijn ca. 140 caravans, ook wel mobiele bungalows genoemd, opgesteld. Hiervan worden ca. 95 bewoond door Spaanse en Italiaanse gezinnen, 45 bieden huisvesting aan Nederlandse gezinnen. D e gemeente Enschede heeft eveneens een park aangelegd, dat plaats biedt aan ca. 60 mobiele bungalows. De mobiele bungalows zijn alle van eenzelfde type ter grootte van 7,45 x 2,90 meter. Zij bevatten een woonvertrek, waarin een twee-persoons opklapbed, enig vast meubilair en een oliekachel, een keukentje met een gasfornuis, een water-closet en een afschutbare slaaphoek met twee bedden. Zij zijn alle voorzien van elektriciteit, waterleiding en riolering. Buiten de wagens zijn geplaveide straatjes en tuintjes aangelegd en schuurtjes gebouwd, waarin ruime bergplaats aanwezig is. De grotere parken hebben een speelplaats en een zandbak, waarin kinderen van drie nationaliteiten spelen en moeiteloos converseren. Met de goede bestrating, de bloemperken en gazons geven de Enschedese bungalowparken de indruk van aardige buurtjes, waarin het ondanks de beperkte ruimte plezierig wonen is. Speciale opmerking verdient nog het feit, dat door het uitgesproken tijde · lijke karakter, dat inherent is aan de toepassing van mobiele bungalows, het gevaar voor de zo beruchte semi-permanente oplossingen, die meestal de neiging hebben zichzelf te overleven, in veel mindere mate aanwezig is.
Kosten
Aanschaf caravan ca. schri jving in 10 Jaar.
f 7.000,- ;
Afschrijving per jaar gemiddelde rente à 6% per Jaar onderhoud huuropbrengst per jaar kosten per j aar
*
bijkomende kosten ca.
f 3.000,-;
af-
f 1.000," "
300,150,-
f 1.450,"
f
988,462,--:-:'
Hiertegenover staat dat buitenlandse arbeiders, wier gezin in Nederland verblijft, geen kostgeld-vergoeding meer ontvangen. 29
BIJLAGE 111
VERGELIJKING VAN KOSTEN VVoonoord 300 man: investering f 1.590.000,-, d.i. (exclusief grondkosten ) .
f 5.300,-
per bed.
f
5.500,-
per bed.
investering f 2.500.000,- , d.i. f 8.300,(exclusief voorzieningen aan de wal).
per bed.
Flats 500 man: investering f 2.750.000, -, d.i. (exclusief grondkosten ) .
Botel 300 man:
Slaapkamer in bet woonoord "Tussenhaven" te Amsterdam
30
--------
--