C-STORM Gebruikershandleiding De weg naar de toekomst.
Voorwoord Het softwarepakket C-STORM, is een integraal geautomatiseerd cartotheek beheer systeem voor het digitaal registreren en beheren van o.a. het onderhoud aan vastgoed. Het pakket C-STORM stelt de gebruiker in staat om intelligente database georiënteerde tekeningen te maken van zowel aanzichten als plattegronden. Gebruikmakend van deze intelligente onderdelen zoals, plattegrond- en aanzichttekeningen op woningniveau, plattegronden van rayons, foto’s en andere bedrijfsinformatie en woning informatie is C-STORM hierdoor tevens een dynamische woningcartotheek geworden. C-STORM® Visual Maintenance kan alle vastgelegde informatie organisatie breed distribueren. Flexibiliteit en object onafhankelijkheid bieden de gebruiker de maximale vrijheid.
Pagina 1
Leeswijzer De opbouw van deze handleiding is als volgt. Na het inleidende verhaal omschreven in Module 1 zult u in Module 2 een start gaan maken met het beheren van de software, Daarnaast gaat u een XML bestand aanmaken. In Module 3 wordt dieper ingegaan op het beheren van de site en de database. Ook wordt er uitgelegd hoe u een project kunt aanmaakt. Vervolgens gaat u in module 4 configuraties maken op projectniveau en geeft u aan waar desbetreffende tekeningen worden opgeslagen. Nadat u een eigen werkomgeving heeft gecreëerd zult u in module 5 rechten kunnen toekennen aan de verschillende gebruikers. In module 6 zult u verwezen worden naar de gebruikershandleidingen ‘ Leren Beheren’ & ‘Leren Tekenen’. In deze handleidingen leert u hoe u komponenten, schadecodes & tekeningen kunt maken. Ook wordt u uitgelegd hoe u een tekening kunt unlocken. Dupliceren van tekeningen is één van de vele slimme tools van C-STORM in module 7 wordt deze tool nader toegelicht. Nadat de basistekeningen zijn gemaakt worden deze gekoppeld aan de des betreffende projecten cq. adressen dit noemen we adresseren, in module 8 vind u de complete uitleg. Met de geadresseerde tekeningen willen we inspecties kunnen uitvoeren. Voordat dit mogelijk is, moet men de tekeningen eerst op een zogenoemde tablet pc zetten. Na inspectie kunt u de tekeningen opschonen en klaar zetten voor een vervolg inspectie. Dit wordt u uitgelegd in module 9 en zult u naast de uitleg ook een opdracht uitvoeren. Module 10 geeft u een verwijzing naar de gebruikershandleiding ‘Rapporteren’. Om de tekeningen uit te printen of om te zetten naar een PDF document neemt u module 11 door. Mocht u bepaalde gebruikte worden niet begrijpen en wilt u meer informatie kun u module 12 raadplegen.
Pagina 2
Inhoud
1.1 GRAFISCHE MODULES .............................................................................................................................4 TABEL 1 ...............................................................................................................................................................4 1.2 NIET-GRAFISCHE MODULES ....................................................................................................................4 1.3 C-STORM .................................................................................................................................................5 2.1 EEN XML BESTAND CONFIGUREREN ......................................................................................................6 2.1.2 Site database selecteren.............................................................................................................7 2.2 Een XML bestand maken, openen of wijzigen ........................................................................8 2.2.1 Een nieuw XML bestand aanmaken ........................................................................................8 TABEL 3 ...............................................................................................................................................................8 3.1 EEN NIEUWE PROJECT DATABASE AANMAKEN............................................................................................9 TABEL 4 .............................................................................................................................................................10 ...........................................................................................................................................................................10 3.2 EEN NIEUWE PROJECT DATABASE BEHEREN.............................................................................................11 TABEL 5 .............................................................................................................................................................11 4.1 Een nieuwe project database configureren op projectniveau.........................................16 5.1 GEBRUIKERS BEHEER ...........................................................................................................................19 5.1.1 Gebruikers toevoegen & verwijderen...............................................................................19 5.1.2 Groepen toevoegen & verwijderen ...................................................................................20 5.1.3 Gebruikers toevoegen & verwijderen uit groepen ......................................................20 5.2 APPLICATIE BEHEER ..............................................................................................................................21 5.2.1 modules toevoegen.................................................................................................................21 5.2.2 groepen toevoegen aan modules en configureren......................................................21 5.2.3 groepen verwijderen uit modules ......................................................................................22 6.2.2 UNLOCK TEKENINGEN .......................................................................................................................25 8.1 COMPLEXEN / CLUSTERS ..........................................................................................................................29 8.1.1 Een complex aanmaken ............................................................................................................29 8.1.2 Een cluster aanmaken ...............................................................................................................30 8.2 OBJECTEN...................................................................................................................................................31 8.2.1 Een adres aanmaken ..................................................................................................................31 8.2.2 Een adres kopiëren .................................................................................................................32 8.3 TEKENINGEN ..........................................................................................................................................34 8.3.1 TEKENINGEN KOPPELEN AAN ADRES ................................................................................................34 8.3.3 Tekening verkeerd gekoppeld.............................................................................................36 9.1 EEN STADIUM 1 TEKENING NAAR STADIUM 2 VERPLAATSEN .............................................................37 9.2 EEN STADIUM 2 TEKENING NAAR EEN TABLET VERPLAATSEN ............................................................39 9.3 EEN STADIUM 2 TEKENING VAN EEN TABLET PC TERUGZETTEN OP DE SERVER ................................41 9.4 TEKENINGEN VERPLAATSEN NAAR EEN VERVOLGSTADIUM OF –CYCLUS ...........................................42 11.1 VERKENNER .......................................................................................................................................45 11.2 CONVERTEREN ...................................................................................................................................47
Pagina 3
1. Inleiding C-STORM bestaat uit grafische en niet-grafische modules. Binnen de grafische modules kunnen objecten getekend en beheerd worden. Binnen de niet-grafische modules kunnen de bijbehorende niet-grafische gegevens bekeken en beheerd worden. 1.1
Grafische modules
Binnen de grafische modules kunnen objecten getekend en beheerd worden. De verschillende stadia waarin tekeningen zich in kunnen bevinden zijn de volgende vijf:
Basistekeningen Basistekeningen zijn niet aan adres gekoppelde tekeningen.
Stadium 1 tekeningen
Stadium 2 tekeningen Stadium 3 tekeningen
Stadium 1 tekeningen zijn aan adres gekoppelde tekeningen. Stadium 1 tekeningen kunnen niet geïnspecteerd en begroot worden.
Stadium 2, 3 en 4 tekeningen zijn aan adres gekoppelde tekeningen. Stadium 2, 3 en 4 tekeningen kunnen geïnspecteerd en begroot worden.
Stadium 4 tekeningen Tabel 1
1.2
Niet-grafische modules
Na het teken- en inspectiewerk kan er begroot gaan worden. Dit kunt u binnen de niet-grafische modules doen.
Pagina 4
1.3
C-storm
Een C-STORM werkomgeving of site bestaat uit minimaal drie databases:
Site database
In de site database wordt de folderring met uitzondering van de tekeningen beheerd.
Referentiedatabase
In de referentiedatabase wordt al het referentiemateriaal voor het teken- en inspectiewerk beheerd.
Eén of meerdere Project databases
Een project database bestaat uit één of meerdere sub projecten. Voorbeeld: een project database kan een gemeente voorstellen en een sub project een plaats. Basistekeningen (niet aan adres gekoppelde tekeningen) worden opgeslagen onder een project database. Aan adres gekoppelde tekeningen (stadium 1, 2, 3 en 4 tekeningen) worden opgeslagen onder een sub project.
Tabel 2
In modelvorm zou een C-STORM site er als volgt uit kunnen zien:
Figuur 1
Pagina 5
2.
Beginnen met C-STORM®
Als u C-STORM voor het eerst opstart, wil het programma een XML bestand aanmaken. Op een XML bestand wordt opgeslagen op welke site database u voor het laatst heeft gewerkt. Klik op OK en selecteer de folder waarin u het XML bestand wilt opslaan. Geef het XML bestand vervolgens een naam en klik op Opslaan. 2.1
Een XML bestand configureren
Als u C-STORM voor de eerste keer heeft opgestart en een nieuw XML bestand heeft aangemaakt, verschijnt het volgende venster. Alle gegevens betreffende dit venster worden opgeslagen op het XML bestand. In dit venster staat vermeld waar het XML bestand is opgeslagen en hoe het XML bestand heet.
Figuur 2
2.1.1
Server invoeren
Voordat u een site database kunt openen moet u eerst invoeren op welke server de site database staat. Dit doet u door de naam van de server in het invoerveld Database Server in te voeren. Druk vervolgens op Enter.
Pagina 6
Figuur 3
2.1.2 Site database selecteren Alle databases (project, referentie- en site databases) die er op de ingevoerde server staan zullen onder Bestaande Databases verschijnen. Selecteer de site database die u wilt openen en klik op Save.
Figuur 4
Pagina 7
2.2 Een XML bestand maken, openen of wijzigen 2.2.1 Een nieuw XML bestand aanmaken Om een nieuw XML bestand aan te maken klikt u op File Nieuwe Site. Selecteer de folder waarin u het XML bestand wilt opslaan. Geef het XML bestand een naam en klik op Opslaan. 2.2.2 Een bestaand XML bestand openen Om een bestaand XML bestand te openen klikt u op File Open Site. Selecteer het XML bestand en klik op Openen. 2.2.3 Een bestaand XML bestand wijzigen Om een bestaand XML bestand te wijzigen klikt u op Edit Wijzig Site Gegevens. Daarnaast kunt u ook gebruik maken van de snel toetsen of de iconen:
XML bestand Aanmaken
Ctrl+N
XML bestand Openen
Ctrl+O
XML bestand wijzigen
Ctrl+E
Tabel 3
Pagina 8
3.
Module Configuratie
3.1 Een nieuwe project database aanmaken U heeft nu een nieuw XML bestand aangemaakt* of een bestaand XML bestand geopend. U zit nu in de site database waarin u een nieuw project gaat aanmaken. Ga naar de module Configuratie, tabblad Database Beheer.
Figuur 5
In dit tabblad kunt u een nieuwe project database aanmaken. Ga naar de grijze rij en vul de invoervelden Project Naam, Database Type, Database Server en Database Naam in.
*De eerste keer zult u een wachtwoord moeten definiëren Pagina 9
Project Naam
Geef in dit invoerveld de nieuwe project database een representatieve naam.
Database Type
Selecteer in het afrolmenu Project. De andere optie, Referentie, selecteert u indien u een nieuwe referentiedatabase wilt aanmaken.
Database Server
Voer in dit invoerveld de naam in van de SQL Server waarop u de nieuwe project database aan wenst te maken.
Database Naam
Voer in dit invoerveld de daadwerkelijke naam in van de nieuwe project database.
Tabel 4
Figuur 6
Klik vervolgens op klik hier en op upgrade in de kolommen Tabellen Aanmaken en Upgrade Database.
U heeft nu een nieuwe project database aangemaakt. Nu kunt u de nieuwe project database beheren en configureren. Voordat u hiermee kunt beginnen gaat u in SQL een aantal rechten toekennen met behulp van de Autorisatie module. Hiervoor neemt u hoofdstuk 5 ‘Autorisatie’ door.
Pagina 10
3.2 Een nieuwe project database beheren Open een project database door in het afrolmenu bij Project de betreffende database aan te klikken. Vervolgens verschijnen een aantal extra tabbladen, klik op het tabblad Site Beheer. 3.2.1 Folders In de sub-module Folders gaat u definiëren waar de volgende zaken opgeslagen dan wel uitgelezen worden: Tekenbladen Titelblokken
Folders voor titelblokken
Komponenten Folders voor Schadecodes Folders voor Folders voor Folders voor Templates Folders voor Folders voor Folders voor Folders voor
komponenten schadecodes schadecodes gegevens template schadecodes opschonen gegevens template templates schilderwerk gegevens template staartkosten template converteren gegevens template
Tabel 5
Bij Variabele maakt u in het afrolmenu een keuze welke folders u wilt gaan definiëren.
Klik op het icoontje. Zoek in verkenner de referentie database op en selecteer de juiste map. Klik op OK en u heeft de map gedefinieerd.
Figuur 7
Als u een folder wilt verwijderen klikt u aan het begin van de grijze rij en drukt u op Delete. U heeft nu de folder verwijderd. Pagina 11
3.2.2 Tekeningtypes In de sub-module Tekeningtypes kunt u tekeningtypes aanmaken. U geeft aan wat de functie van de tekening is. Ook maakt u een keus welk achtergrond en kader het tekenblad krijgt. Voer bij Tekeningtype het soort tekening in. Vul in de eerste grijze rij Aanzicht in en in de tweede grijze rij Plattegrond.
Figuur 8
Maak bij Functie van Tekening in het afrolmenu een keuze wat de functie van de tekening is. Kies voor de aanzichten Inspectie en voor de plattegronden Kartotheek.
Maak bij Default achtergrond tekenblad een keuze wat voor kader u aan de tekeningtypes wilt koppelen. Klik op het icoontje en selecteer uit de map Tekenbladen een achtergrond en klik op Openen.
Pagina 12
Selecteer in het afrolmenu bij Default kader tekenblad de juiste kader passende bij de achtergrond.
Figuur 9
3.2.3 Tekeningen In de sub-module Tekeningen gaat u definiëren van welke kaders, titelblokken & logo’s u gebruik wilt gaan maken. U zult moeten aangeven in de eerder gedefinieerde folders waar de documenten zich bevinden.
Figuur 10
Bij Variabele maakt u in het afrolmenu een keuze welke onderdelen u wilt gaan definiëren. Pagina 13
Klik op het icoontje selecteer het kader en klik op Openen.
Klik op het icoontje selecteer het symbool en klik op Openen.
Figuur 11
Klik op het icoontje selecteer het titelblok en klik op Openen. Pagina 14
3.2.4 Opname In de sub-module Opname kunt u een SQL gebruikersnaam en wachtwoord opgeven. Deze wordt gebruikt, ten behoeve van de inspecties, bij het verplaatsen van stadium 2 tekeningen van de server naar de tablet pc. Selecteer met behulp van het afrolmenu bij Variabele Gebruikersnaam en wachtwoord.
Figuur 12
Voer bij Waarde een gebruikersnaam en wachtwoord in.
Pagina 15
4
Module Projecten
4.1 Een nieuwe project database configureren op projectniveau U gaat nu op projectniveau configureren waar C-STORM de basistekeningen opslaat. 4.1.1 Projecten Beheer Ga naar de module Projecten en klik op het tabblad Projecten Beheer. Hier kunt u configureren wat de prefixbenaming is voor een nieuw sub-project. Standaard is de prefixbenaming ‘Subproject’. Ook kunt u hier configureren waar C-Storm onder de project database aangemaakte basistekeningen moet opslaan. De folders waarin u basistekeningen wilt opslaan zult u zelf moeten aanmaken. In dit venster kunt u een project kiezen waarin u gaat configureren
Figuur 13
In dit venster kunt u een prefixbenaming invoeren voor de sub-projecten
In dit venster kunt u een map aanmaken. Klik op het icoontje en ga naar de locatie waar u uw basistekeningen wilt opslaan. Klik op Nieuwe map maken, noem deze map ‘Basistekeningen’. Nadat u de map heeft aangemaakt selecteert u deze en klikt op OK Pagina 16
4.2 Een nieuwe project database aanmaken & configureren op subprojectniveau U gaat sub-projecten aanmaken en op sub-project niveau configureren waar CSTORM de bijbehorende stadium 1, 2, 3 en 4 tekeningen moet opslaan. 4.2.1 Subprojecten Ga naar het tabblad Subprojecten en selecteer een project database. Nu kunt u sub-projecten aanmaken, aanpassen en verwijderen. In dit venster selecteert u een project.
In dit venster kunt u sub-projecten aanmaken door de relevante gegevens in te voeren. Om een sub-project te verwijderen selecteert u de rij die u wilt verwijderen en drukt op ‘Delete’.
Figuur 14
Pagina 17
4.2.2 Subprojecten Beheer Ga naar het tabblad Subprojecten Beheer. Selecteer één van de aangemaakte sub-projecten. Nu kunt u op sub-projectniveau configureren waar de stadium 1, 2, 3, 4 tekeningen en PDF documenten opgeslagen moeten worden. De mappen waarin u de stadium 1, 2, 3, 4 tekeningen en PDF documenten wilt opslaan zult u zelf moeten aanmaken. In dit venster kunt u een project en sub-project selecteren om de folderring voor de verschillende stadia tekeningen te configureren
Figuur 15
In dit venster kunt u selecteren voor welk stadium tekeningen u de folderring wilt configureren
In dit venster kunt u de folderring configureren voor de verschillende stadia tekeningen en PDF documenten.
Pagina 18
5.
Autorisatie
Nadat u een nieuw project heeft aangemaakt, is het noodzakelijk om uzelf en anderen rechten toe te kennen met betrekking tot onder andere het beheren van de site. Klik rechtsonder in het scherm op het Autorisatie icoontje: Vul een eventueel wachtwoord in. Om een wachtwoord te veranderen klikt u op het volgende icoontje: 5.1
Gebruikers Beheer
Klik op het tabblad Gebruikers Beheer. Hier kunt u gebruikers toevoegen & verwijderen, groepen toevoegen & verwijderen, gebruikers toevoegen aan groepen en gebruikers verwijderen uit groepen. 5.1.1
Gebruikers toevoegen & verwijderen
Klik op Gebruikers links in het scherm.
Figuur 16
Om een nieuwe gebruiker toe te voegen selecteert u de grijze rij. Klik vervolgens op het invoerveld van OS Gebruikersnaam en voer de gebruikersnaam in van de nieuwe gebruiker. Klik vervolgens op het invoerveld van Volledige Naam en voer de volledige naam in van de nieuwe gebruiker. Om een bestaande gebruiker te verwijderen selecteert u de rij van de gebruiker die u wilt verwijderen en drukt op Delete. Pagina 19
5.1.2
Groepen toevoegen & verwijderen
Klik op Groepen links in het scherm.
Figuur 17
Om een nieuwe groep toe te voegen selecteert u de grijze rij. Klik vervolgens op het invoerveld van CStorm Groep en voer de naam in van de nieuwe groep. Om een bestaande groep te verwijderen selecteert u de rij van de groep die u wilt verwijderen en drukt op Delete.
5.1.3
Gebruikers toevoegen & verwijderen uit groepen
Om een gebruiker toe te voegen aan een groep selecteert u de groep waaraan u een gebruiker toe wilt voegen. In het linker scherm onder OS Gebruikersnaam kunt u in het afrolmenu een gebruiker toevoegen. Om een gebruiker te verwijderen uit een groep selecteert u de rij van de gebruiker die u uit de groep wilt verwijderen en drukt op Delete.
Pagina 20
5.2
Applicatie Beheer
Klik op het tabblad Applicatie Beheer. Hier kunt u modules toevoegen, groepen toevoegen aan modules, toegankelijkheid configureren en groepen verwijderen uit modules. Door het selecteren van een project kunt u voor de verschillende modules de toegankelijkheid voor de groepen configureren. 5.2.1
modules toevoegen
Klik op om een module toe te voegen. Selecteer de module die u wilt toevoegen middels het afrolmenu bij Aan Module. Klik vervolgens op Toevoegen. Voeg alle modules toe. 5.2.2
groepen toevoegen aan modules en configureren
Om een groep toegankelijkheid te verlenen tot een module selecteert u eerst de module en klikt u vervolgens op . Nu kunt u de toegevoegde groep configureren. Selecteer de groep die u toegang wilt verlenen tot de geselecteerde module in het afrolmenu van Groep Toevoegen.
Figuur 18
Pagina 21
Vervolgens moet u aanvinken welke permissies u wilt verlenen aan de geselecteerde groep binnen de geselecteerde module. Welke activiteiten aangevinkt kunnen worden hangt af van de module. U kunt de permissies ook achteraf configureren. Selecteer een groep onder een module. Middels een afrolmenu in de rechter kolom van Toegestane Activiteit kunt u activiteiten/permissies toevoegen. Om een groep een permissie te ontnemen selecteert u de rij van de permissie die u de groep binnen de module wilt ontnemen en drukt op Delete. 5.2.3
groepen verwijderen uit modules
Om een groep te verwijderen uit een module dient u alle permissies die de groep heeft binnen de module te ontnemen. Dit kunt u doen door op de grijze rij van de activiteit te gaan staan en op Delete te klikken. Als u alle activiteiten heeft verwijderd ververst u het blad en heeft u de groep verwijderd.
Pagina 22
6. 6.1
Inmeten & Tekenen Module Bibliotheek
In de module Bibliotheek kunt u komponenten aanmaken, aanpassen en verwijderen. Deze komponenten worden gebruikt tijdens het tekenen. Tevens kunt u in de module Bibliotheek schadecodes aanmaken, aanpassen en verwijderen. Deze schadecodes worden gebruikt tijdens het inspecteren.
Figuur 19
In de handleiding ‘Gebruikershandleiding: Leren Beheren’ leert u hoe u komponenten en schadecodes kunt aanmaken, aanpassen en verwijderen.
Pagina 23
6.2
Module Invoeren
6.2.1 Gegevens Invoeren Ga naar de module Invoeren. In deze module kunt u onder andere basis tekeningen maken, tekeningen dupliceren en geadresseerde tekeningen aanpassen. Na de selectie van een project kunt u de tekenmodule met betrekking tot basistekeningen openen
Na de selectie van een sub-project kunt u de tekenmodule met betrekking tot geadresseerde tekeningen openen
Figuur 20
In de handleiding ‘Gebruikershandleiding: Leren Tekenen’ leert u hoe u tekeningen kunt aanmaken, aanpassen en verwijderen.
Pagina 24
6.2.2
Unlock Tekeningen
Als een komponent, schadecode of tekening wordt bewerkt, dan wordt deze vergrendeld. Deze wordt vergrendeld om te voorkomen dat meerdere personen tegelijkertijd een komponent, schadecode of tekening bewerkt. In het geval van het vastlopen van een computer kan een komponent, schadecode of tekening ontgrendeld worden in het tabblad Unlock Tekeningen. In de module Bibliotheek kunt u enkel de komponenten en schadecodes unlocken en in de module Invoeren kunt u de komponenten, schadecodes en tekeningen unlocken.
Figuur 21
Als een komponent of schadecode ontgrendeld moet worden, dan moet u geen project selecteren. Als een tekening ontgrendeld moet worden, dan moet u het project selecteren waarin die tekening is aangemaakt.
Pagina 25
7.
Tekeningen dupliceren
Met de functionaliteit Tekening Dupliceren kunt u een basistekening dupliceren. Deze functionaliteit kunt u gebruiken als een getekende woning vaker dan eens voorkomt in een straat of woonplaats. De gedupliceerde basistekeningen kunt u dan aanpassen of spiegelen. 7.1
Dupliceren
Ga naar de module Invoeren, selecteer een project en klik op
Figuur 22
Selecteer in het afrolmenu het type tekening, aanzicht of plattegrond. Vervolgens selecteer u de basistekening die u wilt dupliceren.
Geef hier aan naar welke project u de basistekening wilt dupliceren en geef de nieuwe tekening een naam en omschrijving.
Pagina 26
7.2
Opdracht
Selecteer en voer de volgende gegevens in:
Figuur 23
Klik op OK. U heeft nu de basistekening 01 EWL Opleidingsstraat 1 gedupliceerd.
Zelf aan de slag Dupliceer Opleidingsstraat 1 nog tweemaal voor Opleidingsstraat 5 en Opleidingsstraat 5a. Tabel 6
U heeft net de basistekening Opleidingsstraat 1 driemaal gedupliceerd. Nu kunt u de gedupliceerde basistekeningen aanpassen. Pas Opleidingsstraat 3, Opleidingsstraat 5 en Opleidingsstraat 5a als volgt aan:
1 3 5
5a
8 10 12
Figuur 24
Pagina 27
8.
Tekeningen adresseren
Ga naar de module Projecten en selecteer een project. Klik op het tabblad Complexen en Objecten. In deze module kunt u complexen, clusters en adressen aanmaken. Na het tekenen van basistekeningen (niet aan adres gekoppelde tekeningen) gaat u ze koppelen aan de adressen (stadium 1 tekeningen). Voordat u basistekeningen kan gaan koppelen aan adressen, dient u eerst adressen aan te maken. Voordat u adressen kan aanmaken, moet u eerst een complex en een cluster aanmaken.
Figuur 25
Pagina 28
8.1 Complexen / Clusters In de sub-module Complexen / Clusters kunt u onder de aangemaakte projecten & sub-projecten, complexen en clusters aanmaken. Om nieuwe projecten & sub-projecten aan te maken zie Module 4 ‘Projecten’. 8.1.1 Een complex aanmaken Selecteer een sub-project en klik op Complexen. Aan de rechterkant verschijnen alle complexen behorende bij het geselecteerde sub-project. U gaat nu een nieuw complex aanmaken. Klik op het grijze invoerveld om een nieuw complex aan te maken. Voer de volgende gegevens in:
Figuur 26
Klik op de volgende rij om het proces te voltooien. U heeft nu een nieuw complex aangemaakt.
Pagina 29
8.1.2 Een cluster aanmaken U heeft net een nieuw complex aangemaakt. Nu wilt u een nieuw cluster aanmaken. Klik op Clusters. Aan de rechterkant verschijnen alle clusters behorende bij het geselecteerde complex. U gaat nu een nieuw cluster aanmaken. Ga naar het nieuw aangemaakte complex door op 01 te klikken. Klik op het grijze invoerveld om een nieuw cluster aan te maken. Voer de volgende gegevens in:
Figuur 27
Klik op de volgende rij om het proces te voltooien. U heeft nu een nieuw cluster aangemaakt.
Pagina 30
8.2 Objecten In de sub-module Objecten kunt u adressen aanmaken. 8.2.1 Een adres aanmaken U heeft net een nieuw cluster aangemaakt. Nu wilt u een nieuw adres aanmaken. Klik op Adressen Beheer. Ga naar het nieuw aangemaakte cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12. Klik op Adres Aanmaken. In dit venster kunt u een cluster selecteren
In dit venster verschijnen de bestaande adressen.
Figuur 28
Voer de volgende gegevens in:
Klik op OK om het proces te voltooien. U heeft nu een nieuw adres aangemaakt.
Pagina 31
8.2.2
Een adres kopiëren
U heeft net een nieuw adres aangemaakt. Nu wilt u het nieuwe adres kopiëren. Klik op Adressen Beheer. U gaat nu een bestaand adres kopiëren. Selecteer het nieuw aangemaakte adres Opleidingsstraat 1.
Figuur 29
Klik op Adres Kopiëren en voer de gegevens in (Selecteer altijd een type tekening. Selecteer Foto(‘s) als er nog geen tekeningen aan het adres zijn gekoppeld). Klik op Dupliceer om het proces te voltooien.
U heeft nu Opleidingsstraat 3 en Opleidingsstraat 5 aangemaakt op basis van Opleidingsstraat 1.
Pagina 32
8.2.3
Opdracht
Nu moet u nog de adressen Opleidingsstraat 5a, Opleidingsstraat 8, Opleidingsstraat 10 en Opleidingsstraat 12 aanmaken op basis van Opleidingsstraat 1. Voer de volgende gegevens in: Adres:
Huisnummer(s): Opties:
Opleidingsstraat 5a
5a
Opleidingsstraat 8, 10 en 12
8-12
Type Tekening:
Tabel 7
U heeft nu alle adressen aangemaakt op basis van Opleidingsstraat 1.
Figuur 29
Pagina 33
8.3
Tekeningen
In de sub-module Tekeningen kunt u basistekeningen koppelen aan een adres. Ook is het mogelijk om de gekoppelde tekeningen te verwijderen 8.3.1
Tekeningen koppelen aan adres
U heeft net alle adressen aangemaakt. Nu wilt u tekeningen koppelen aan de aangemaakte adressen. Klik op Koppelen aan Adres. In dit venster kunt u de tekening selecteren die u aan een adres wilt koppelen.
In dit venster verschijnt een voorbeeld van de geselecteerde tekening.
Figuur 30
In dit venster kunt u een complex of cluster selecteren.
In dit venster verschijnen de adressen onder het geselecteerde complex of cluster.
Pagina 34
8.3.2
Opdracht
Selecteer in dit venster de basistekening: 01 LHW Opleidingsstraat 1
Selecteer in dit venster Complex 01, Cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12.
Figuur 31
Selecteer in dit venster de adressen: Opleidingsstraat 1 en Opleidingsstraat 8 met behulp van de CTR toets.
Klik op Tekening Koppelen.
U heeft nu de basistekening 01 LHW Opleidingsstraat 1 gekoppeld aan de adressen Opleidingsstraat 1 en Opleidingsstraat 8. Een aan adres gekoppelde tekening noemen we een stadium 1 tekening. Koppel de overige basistekeningen aan de volgende adressen: Basistekening
VHE Object
01 TW Opleidingsstraat 3
3 & 10
01 EWR Opleidingsstraat 5
5 & 12
01 Opleidingsstraat 5a
5a
Tabel 8
Pagina 35
8.3.3
Tekening verkeerd gekoppeld
Als u een verkeerde tekening aan een adres hebt gekoppeld of als u een tekening aan een verkeerd adres hebt gekoppeld, dan kunt u dit ongedaan maken. Ga naar Verwijderen. In dit venster kunt u een adres selecteren.
In dit venster verschijnen de tekeningen onder het geselecteerde adres.
Figuur 32
In dit venster verschijnt een voorbeeld van de geselecteerde tekening.
Ga naar het adres waaraan u de foutieve tekening hebt gekoppeld. Selecteer in het rechtervenster de tekening die u wilt verwijderen. Klik op Tekening(en) Verwijderen. U heeft nu een aan een adres gekoppelde tekening verwijdert.
Pagina 36
9.
Tekeningen inspecteren
Voordat u kunt beginnen met inspecteren, moet u de tekeningen van de adressen die u wilt gaan inspecteren, verplaatsen van stadium 1 naar stadium 2. Ga naar de module Invoeren. In de module Invoeren heeft u de mogelijkheid stadium 1 tekeningen naar stadium 2 te verplaatsen. Ook kunt u hier stadium 2 tekeningen naar stadium 3 of 4 verplaatsen en cyclus 1 tekeningen naar een vervolg cycli verplaatsen. 9.1
Een stadium 1 tekening naar stadium 2 verplaatsen
Selecteer een project en klik op het tabblad Opname Beheer.
Figuur 33
In dit venster kunt u een subproject, complex of cluster selecteren.
In dit venster kunt u een complex, cluster of adres selecteren, afhankelijk van wat u in het linker venster heeft geselecteerd.
Pagina 37
Selecteer in dit venster complex 01.
Selecteer in dit venster cluster 01 Opleidingsstraat 1-5, 5a, 8-12 en vink Aanzicht aan.
Figuur 34
Klik op Verplaatsen.
U heeft nu het cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12 verplaatst naar stadium 2. Het cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12 kan nu naar een tablet verplaatst worden om geïnspecteerd te worden.
Pagina 38
9.2
Een stadium 2 tekening naar een tablet verplaatsen
Tekeningen van adressen die zich in stadium 2 bevinden, kunnen op locatie geïnspecteerd worden met behulp van een tablet pc. U heeft net het cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12 naar stadium 2 verplaatst. Nu wilt u dit cluster naar een tablet pc verplaatsen. Klik op voor Opname. Voer hier de naam van de tablet in waar u de te inspecteren tekeningen naar wilt verplaatsen.
Vink deze functionaliteit aan als u de project database op de tablet wilt opschonen.
In dit venster kunt u een complex of cluster selecteren, afhankelijk van wat u in het linker venster heeft geselecteerd.
Figuur 35
In dit venster kunt u een subproject of complex selecteren.
Vink Komponenten en/of Schadecodes aan als u voor de eerste keer uitcheckt naar de tablet, of als u aanpassingen heeft gemaakt aan komponenten en/of schadecodes. Pagina 39
9.2.1 Opdracht
Selecteer in dit venster complex 01.
Selecteer in dit venster cluster 01 Opleidingsstraat 1-5, 5a, 8-12 en vink Aanzicht aan.
Figuur 36
Voer de naam in van de tablet* waar u de te inspecteren tekeningen naar wilt verplaatsen. Klik op Uitchecken. U heeft nu het cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12 verplaatst naar tablet3. Het cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12 is nu klaar om op locatie geïnspecteerd te worden met behulp van een tablet pc. In de handleiding ‘Gebruikershandleiding: Leren Inspecteren’ leert u hoe u tekeningen kunt inspecteren. *Bij het verplaatsen van de tekeningen van de server naar de ingevoerde tablet pc wordt gebruikt gemaakt van de in module ‘configuratie’ gedefinieerde SQL gebruikersnaam en wachtwoord (zie 3.2.4 Opname). Pagina 40
9.3
Een stadium 2 tekening van een tablet pc terugzetten op de server
U heeft het cluster Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12 op locatie geïnspecteerd met behulp van een tablet pc. Nu wilt u dit cluster terug naar de server verplaatsen. Klik op Opnamegegevens. Voer hier de naam of het IP-adres van de tablet in waarop u de tekening heeft geïnspecteerd en druk op Enter.
Figuur 37
In dit venster kunt u een subproject of complex selecteren.
In dit venster kunt u een complex of cluster selecteren, afhankelijk van wat u in het linker venster heeft geselecteerd.
Selecteer in het linker venster complex 01. Selecteer in het rechter venster cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12 en vink Aanzicht aan. Vervolgens Klikt u op Inchecken. U heeft nu het geïnspecteerde cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12 terug naar de server verplaatst. Het cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12 is nu klaar om begroot te worden.
Pagina 41
9.4 Tekeningen verplaatsen naar een vervolgstadium of –cyclus Stadium 2 tekeningen kunnen naar een vervolgstadium of –cyclus verplaatst worden. Ga naar het tabblad Stadium Beheer. 9.4.1
Stadium of –cyclus verplaatsen
In dit venster kunt u een stadium selecteren waarvan u de tekeningen naar een vervolgstadium of –cyclus wilt verplaatsen.
In dit venster kunt u aangeven of u de geselecteerde complexen, clusters of adressen naar een vervolgstadium of –cyclus wilt verplaatsen.
Figuur 38
In dit venster kunt u een subproject, complex of cluster selecteren.
In dit venster kunt u een complex, cluster of adres selecteren, afhankelijk van wat u in het linker venster heeft geselecteerd.
Pagina 42
9.4.2
Schadecodes opschonen
Om Schadecodes op te schonen gaat u naar de module Invoeren en klikt u op het tabblad Stadium Beheer. Vervolgens selecteert u een complex, cluster of adres waarvan u de schadecodes wilt opschonen. Maak bij gebruik te maken van het afrolmenu, de keuze voor Cyclus.
, door
Voordat u kunt gaan opschonen zult u eerst een Template* moeten aanmaken of selecteren. Hiervoor volgt u de volgende stappen: (1)
Geef de template een naam
(2)
Klik op template toevoegen
(3)
Klik op template wijzigen
Nu kunt u met behulp van het afrolmenu de categorieën selecteren die u wilt opschonen. Klik op template verwijderen Selecteer Schadecodes Opschonen.
als u een template wilt verwijderen. Klik op Verplaatsen om de schadecodes op te schonen en te verplaatsen naar een vervolg cyclus.
Figuur 39
*De templates worden beheerd in de folders. Deze heeft u gedefinieerd in de module ‘Configuratie’ tabblad ‘Site Beheer’ zie 4.2.2. Pagina 43
10.
Rapporteren
Nadat er geïnspecteerd is of wanneer alle tekeningen aan een adres zijn gekoppeld, Is er de mogelijkheid om met de gegevens te gaan rekenen. Dit noemen wij rapporteren. Dit kunt u doen in de module Rapporteren.
Figuur 40
In de handleiding ‘Gebruikershandleiding: Rapporteren’ leert u hoe u moet rapporteren en begroten.
Pagina 44
11.
Viewen, Converteren & printen
In de module Explorer Pro kunt u alle gemaakte tekeningen bekijken, converteren en per stuk, cluster, complex of sub-project printen. 11.1 Verkenner Tijdens het tekenen, inspecteren en begroten, kunnen de tekeningen ten allen tijden bekeken worden. Ga naar de module Explorer Pro. Selecteer een project waarvan u de tekeningen wilt bekijken en klik op het tabblad Verkenner. In dit venster kunt u een tekening in verschillende stadiums selecteren en bekijken. Het is ook mogelijk om de locatie in Google Maps te bekijken.
In dit venster verschijnt een voorbeeld van de tekening. U kunt de verschillende categorielagen uit- en aanzetten. Als u op het print icoontje klikt kunt u van de betreffende tekening een print maken.
Figuur 41
Pagina 45
Als u de Komponenten of Schadecodes van de tekening wilt bekijken klikt u op het sub-tabblad Overzichten. Ook kunt u bij de sub-mappen van de aanzicht tekening op Komponenten of schadecodes klikken. Met deze functie kunt u de verschillende cycli van de tekeningen bekijken.
In dit venster verschijnt een overzicht van de komponenten of schadecodes. Als u op het print icoontje klikt kunt u van de betreffende overzicht een print maken.
Figuur 42
Door op Exporteer Excel te klikken krijgt u een overzicht van de komponenten of schadecodes in Excel.
Pagina 46
11.2 Converteren Om tekeningen te converteren naar een PDF document gaat u naar de module Explorer Pro en klikt u op het tabblad Converteren Tekeningen. U gaat eerst een Template aanmaken zie 9.4.2 stap 1 t/m 3. U kunt in deze template doormiddel van het afrolmenu bij Type selecteren hoe de template eruit komt te zien.
In dit venster kunt u een subproject, complex, cluster of adres selecteren
In dit venster kunt u aanvinken welke tekeningen u wilt converteren.
Figuur 43
In dit venster verschijnen de aanwezige categorielagen die aan en uit gezet kunnen worden.
Pagina 47
11.2.1 Opdracht Selecteer in het linker venster complex 01. Selecteer in het venster rechtsboven cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12 en vink aanzicht aan. klik op Start Converteren. U heeft nu de tekeningen geconverteerd en opgeslagen in de map PDF. 11.3 Printen Tekeningen Een enkele tekening kan in de viewer geprint worden. Meerdere tekeningen kunnen in de printmodule geprint worden. Ga naar Explorer Pro en klik op het tabblad Printen Tekeningen. In dit venster kunt u een subproject, complex, cluster of adres selecteren
In dit venster kunt u aanvinken welke tekeningen u wilt printen.
Figuur 44
In dit venster verschijnen de aanwezige categorielagen die aan en uit gezet kunnen worden.
Pagina 48
11.3.1 Opdracht Selecteer in het linker venster complex 01. Selecteer in het venster rechtsboven cluster 01 Opleidingsstraat 1-5 5a 8-12 en vink aanzicht aan. Selecteer een printer en klik op Start Printen U heeft nu de tekeningen geprint. Het is ook mogelijk om bijvoorbeeld alleen de kozijnen te printen door de andere categorieën in het venster linksonder te de selecteren. Succes!
Pagina 49
12.
Begrippen lijst
Grafische modules
De modules waarin we komponenten, schadecodes & basistekeningen kunnen maken. Concreet zijn dit de modules ‘Bibliotheek’ & ‘Invoeren’.
Niet-Grafische modules
Alle modules niet genoemd bij de Grafische Modules.
Site
Werkomgeving gecreëerd in de module ‘Configuratie’ .
XML bestand
Het XML-formaat wordt gebruikt om gegevens op te slaan ten behoeve van de werkomgeving.
Site database
Folders waaruit zaken als komponenten, schadecodes, templates ect opgeslagen dan wel uitgelezen worden.
SQL Server
is een relationeel databasebeheersysteem ontwikkeld door Microsoft. Het ondersteunt een dialect van SQL, de meest gebruikte databasetaal.
Templates
Een template is een sjabloon voor een stuk code.
Project database
Database waarin de basistekeningen en subprojecten met de bijbehorende geadresseerde tekeningen worden opgeslagen. Deze projecten kunnen bijvoorbeeld onderverdeeld zijn in werkgebieden zoals een gemeente.
Referentie database
Database waaruit onder andere de komponenten worden gehaald voor het tekenen en schadecodes voor het inspecteren.
Sub-project
Een onderdeel van de project database bijvoorbeeld een plaats waarin de geadresseerde en verschillende stadia tekeningen worden opgeslagen.
Complex
Een onderdeel van een sub-project bijvoorbeeld een straat.
Pagina 50
Cluster
Een onderdeel van een complex bijvoorbeeld een huizen blok.
Basistekeningen
Referentietekeningen.
Stadium 1 Tekeningen
Aan adres gekoppelde tekeningen die niet geïnspecteerd en/of naar een tablet pc verplaatst kunnen worden.
Stadium 2 Tekeningen
Aan adres gekoppelde tekeningen die geïnspecteerd en/of naar een tablet pc verplaatst kunnen worden.
Stadium 3 & 4 Tekeningen
Aan adres gekoppelde tekeningen die geïnspecteerd, maar niet naar een tablet pc verplaatst kunnen worden.
Pagina 51