B&W.nr. 08.0614, d.d. 8 juli 2008
B&W-Aanbiedingsformulier Onderwerp
Uitvoeringsplannen jeugdnota
BESLUITEN Behoudens advies van de commissie 1. Conform en in vervolg op de nota “De Leidse Jeugdfactor; participatie en perspectief. Integraal jeugdbeleid 2007-2011” (collegebesluit nr. 07.0930/0931, raadsbesluit nr. 07.0153) de volgende uitvoeringsplannen vast te stellen: I Integrale aanpak jeugdoverlast II Opvoedingsondersteuning III Aanpak overmatig alcohol en drugsgebruik bij jongeren IV Uitbreiding aanpak Veilig Opgroeien V Uitbreiding activiteiten in de wijk voor jongeren (12+) VI Veilig spelen in de wijk 12VII Centra voor Jeugd en Gezin, Elektronisch Kinddossier, Verwijsindex en ketenzorg VIII/ IX Uitbreiding stedelijke activiteiten op het gebeid van cultuur en vrije tijd (12-18)/ jeugdparticipatie (gecombineerd) 2. Met deze uitvoeringsplannen als belangrijkste uitgangspunten vast te stellen: Ad I Er worden duidelijke afspraken gemaakt over wie waarvoor verantwoordelijk is. Bij ernstige overlast worden op individueel niveau interventies ingezet door het Jeugd Interventie Team dat op afroep beschikbaar is. Daarnaast start het Jeugd VeiligheidsOverleg voor jongeren die al in het justitiële circuit zitten en dat ten doel heeft de afstemming met de zorg te verbeteren. Ad II Het aanbod van opvoedingsondersteuning wordt uitgebreid en vernieuwd en in nauwe samenhang met de te vormen Centra voor Jeugd en Gezin, onderwijs, voorschoolse voorzieningen en andere partners uitgevoerd. Ad III Samen met alle partners (sport, scholen, jongerenwerk, horeca, politie) wordt een gemeentebrede campagne opgezet en worden jongeren die door gebruik van alcohol en/of (soft)drugs in de fout gaan en hun ouders actief aangesproken via het Jeugd Preventie Team. Er worden afspraken gemaakt met ziekenhuizen over actieve interventies bij opname van jongeren, wanneer er een relatie is met alcohol/ (soft)drugsgebruik. Ad IV De aanpak van Veilig Opgroeien zoals die nu in de Stevenshof door alle partners positief wordt ervaren, wordt uitgebreid naar Slaaghwijk, Morskwartier, Noord en Bosen Gasthuisdistrict. Ad V Het jongerenwerk wordt uitgebreid, vooral in Stevenshof en Lage Mors. Ad VI Om de speeltuinen in de toekomst meer open te laten zijn wordt een pilot uitgevoerd en wordt een schadefonds ingesteld. Thuis op Straat wordt uitgebreid richting Stevenshof en/of Morskwartier en er komen samenhangende plannen per wijk voor vrije tijdsmogelijkheden van kinderen (speeltuinen, kinderwerk, TOS, naschoolse activiteiten). 1
Ad VII Er worden 4 laagdrempelige Centra voor Jeugd en Gezin ontwikkeld bij de locaties van het consultatiebureau. In regionaal verband worden Elektronisch Kinddossier, Verwijsindex en de aanpak 1 kind/gezin 1 plan ontwikkeld en ingevoerd. Ad VIII en IX Er komt een jongerenplatform dat activiteiten voor en door jongeren initieert en ondersteunt. Het platform fungeert als broedplaats, ontmoetingsplaats en organisatiebureau en heeft een budget voor activiteiten en evenementen. 3.
Kennis te nemen van de bij de uitvoeringsplannen behorende uitvoeringsschema’s (steeds de laatste pagina).
4.
Kennis te nemen van het feit dat uitvoering van het voorgestelde jeugdbeleid binnen de bestaande financiële kaders mogelijk is, inclusief de €400.000 voor Integraal Jeugdbeleid dat vanaf 2007 op grond van het uitvoeringsplan Met hart en hand” aan de begroting is toegevoegd.
5. Ter uitvoering van besluit 1. de financiële consequenties te verwerken in de begroting 2009 e.v. 6. Het onder 4 genoemd budget 2008 (€ 400.000) eenmalig als volgt in te zetten: a) uitbreiding van het jongerenwerk (vooruitlopend op structurele uitbreiding vanaf 2009); b) het aanstellen van een procescoördinator voor de duur van 2 jaar om te komen tot 4 Centra voor Jeugd en Gezin, aangehaakt bij de locaties van het consultatiebureau; c) een tweejarige pilot waarbij geëxperimenteerd wordt met samenwerkingsvormen die tot doel hebben de inzet van de speeltuinen uit te breiden en de samenhang van het vrije tijdsaanbod in wijken voor kinderen tot 12 jaar te versterken; d) continuering van de gezinscoaches en uitbreiding van opvoedingsondersteuning (vooruitlopend op structurele financiering vanaf 2009); 7. De uitvoeringsplannen ter kennisname aan de Raad toe te sturen. 8. Daartoe bijgaande aanbiedingsbrief vast te stellen. Samenvatting In januari stelde de raad de jeugdnota “De Leidse Jeugdfactor; participatie en perspectief. Integraal jeugdbeleid 2007-2011” vast. De jeugdnota geeft de stand van zaken van het Leidse jeugdbeleid en geeft de speerpunten voor de toekomst. De speerpunten zijn uitgewerkt in een 8 tal uitvoeringsplannen: I Integrale aanpak jeugdoverlast Er worden duidelijke afspraken gemaakt over wie waarvoor verantwoordelijk is. Bij ernstige overlast worden op individueel niveau interventies ingezet door het Jeugd Interventie Team dat op afroep beschikbaar is. Daarnaast start het Jeugd VeiligheidsOverleg voor jongeren die al in het justitiële circuit zitten en dat ten doel heeft de afstemming met de zorg te verbeteren II Opvoedingsondersteuning Het aanbod van opvoedingsondersteuning wordt uitgebreid en vernieuwd en in nauwe samenhang met de te vormen Centra voor Jeugd en Gezin, onderwijs, voorschoolse voorzieningen en andere partners uitgevoerd III Aanpak overmatig alcohol en drugsgebruik door jongeren
2
IV
V VI
VII
VIII en IX
Samen met alle partners (sport, scholen, jongerenwerk, horeca, politie) wordt een gemeentebrede campagne opgezet en worden jongeren die door gebruik van alcohol en/of (soft)drugs in de fout gaan en hun ouders actief aangesproken via het Jeugd Preventie Team. Er worden afspraken gemaakt met ziekenhuizen over actieve interventies bij opname van jongeren, wanneer er een relatie is met alcohol/ (soft)drugsgebruik Uitbreiding aanpak Veilig Opgroeien De aanpak van Veilig Opgroeien zoals die nu in de Stevenshof door alle partners positief wordt ervaren, wordt uitgebreid naar Slaaghwijk, Morskwartier, Noord en Bosen Gasthuisdistrict Uitbreiding voorzieningen/activiteiten/jongerenwerk 12+ in de wijk Het jongerenwerk wordt structureel uitgebreid, vooral in Stevenshof en Lage Mors Veilig spelen in de wijk 12Om de speeltuinen in de toekomst meer open te laten zijn wordt een pilot uitgevoerd en wordt een schadefonds ingesteld. Thuis op Straat wordt uitgebreid richting Stevenshof en/of Morskwartier en er komen samenhangende plannen per wijk voor vrije tijdsmogelijkheden van kinderen (speeltuinen, kinderwerk, TOS, naschoolse activiteiten) Centra voor Jeugd en Gezin, Elektronisch Kinddossier, Verwijsindex en ketenzorg Er worden 4 laagdrempelige Centra voor Jeugd en Gezin ontwikkeld bij de locaties van het consultatiebureau. In regionaal verband worden Elektronisch Kinddossier, Verwijsindex en de aanpak 1 kind/gezin 1 plan ontwikkeld en ingevoerd. Uitbreiding stedelijke activiteiten op het gebied van cultuur en vrije tijd (12-18)/ jeugdparticipatie (gecombineerd) Er komt een jongerenplatform dat activiteiten initieert en ondersteunt voor en door jongeren. Het platform fungeert als broedplaats, ontmoetingsplaats en organisatiebureau en heeft een budget voor activiteiten en evenementen
3
Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden Aan de leden van de gemeenteraad
Datum 27 juni 2008 Ons kenmerk Onderwerp
Gemeente Leiden Bezoekadres Stadhuis Stadhuisplein 1 Postadres Postbus 9100 2300 PC Leiden Telefoon 071-5165165 E-Mail
[email protected] Website www.leiden.nl/gemeente
Contactpersoon Doorkiesnummer
Geachte leden van de Raad, Met genoegen bieden wij u de uitvoeringsplannen Jeugdbeleid aan. Deze uitvoeringsplannen zijn een nadere uitwerking van de kaders en prioriteiten zoals vastgelegd in de door uw Raad op 22 januari 2008, raadsbesluit nummer: 07.0153, vastgestelde kadernota De Leidse Jeugdfactor. Partners & draagvlak Net zoals bij de Leidse Jeugdfactor zijn ook deze plannen weer in goede samenspraak met partners tot stand gekomen. De discussies, dialogen, suggesties en opmerkingen zijn van groot belang geweest bij het uiteindelijke resultaat. Ook gelet op het tempo waarin de uitvoeringsplannen gerealiseerd zijn willen wij, ook naar Uw Raad, onze waardering uitspreken voor inzet en bijdrage van onze partners. Hoewel niet elke suggestie van elke partner is overgenomen, menen wij toch te kunnen stellen dat de uitvoeringsplannen op een groot draagvlak in de stad en regio kunnen rekenen. Ons College ziet een voorspoedige uitvoering dan ook met optimisme tegemoet. Inhoudelijk We zouden de uitvoeringsplannen onrecht doen door hier een korte samenvatting te geven van de voorgenomen acties. Wel benoemen we hier per plan een aantal highlights, zonder daarbij volledig te willen zijn en zonder de suggestie te willen wekken dat niet genoemde activiteiten minder belangrijk zijn. I Integrale aanpak jeugdoverlast Er worden duidelijke afspraken gemaakt over wie waarvoor verantwoordelijk is. Bij ernstige overlast worden op individueel niveau interventies ingezet door het Jeugd Interventie Team dat op afroep beschikbaar is. Daarnaast start het Jeugd VeiligheidsOverleg voor jongeren die al in het justitiële circuit zitten en dat ten doel heeft de afstemming met de zorg te verbeteren II Opvoedingsondersteuning Het aanbod van opvoedingsondersteuning wordt uitgebreid en vernieuwd en in nauwe samenhang met de te vormen Centra voor Jeugd en Gezin, onderwijs, voorschoolse voorzieningen en andere partners uitgevoerd III Aanpak overmatig alcohol en drugsgebruik door jongeren Samen met alle partners (sport, scholen, jongerenwerk, horeca, politie) wordt een gemeentebrede campagne opgezet. Jongeren die door gebruik van alcohol en/of 4
IV
V VI
VII
VIII en IX
(soft)drugs in de fout gaan en hun ouders actief worden daarop aangesproken via het Jeugd Preventie Team. Er worden afspraken gemaakt met ziekenhuizen over interventies bij opname van jongeren, wanneer er een relatie is met alcohol/ (soft)drugsgebruik Uitbreiding aanpak Veilig Opgroeien De aanpak van Veilig Opgroeien zoals die nu in de Stevenshof door alle partners positief wordt ervaren, wordt uitgebreid naar Slaaghwijk, Morskwartier, Noord en Bosen Gasthuisdistrict Uitbreiding activiteiten in de wijk voor jongeren 12+ Het jongerenwerk wordt structureel uitgebreid, vooral in Stevenshof en Lage Mors Veilig spelen in de wijk 12Om de speeltuinen in de toekomst meer open te laten zijn wordt een pilot uitgevoerd en wordt een schadefonds ingesteld. Thuis op Straat wordt uitgebreid richting Stevenshof en/of Morskwartier en er komen samenhangende plannen per wijk voor vrije tijdsmogelijkheden van kinderen (speeltuinen, kinderwerk, TOS, naschoolse activiteiten) Centra voor Jeugd en Gezin, Elektronisch Kinddossier, Verwijsindex en ketenzorg Er worden 4 laagdrempelige Centra voor Jeugd en Gezin ontwikkeld bij de locaties van het consultatiebureau. In regionaal verband worden Elektronisch Kinddossier, Verwijsindex en de aanpak 1 kind/gezin 1 plan ontwikkeld en ingevoerd. Uitbreiding stedelijke activiteiten op het gebied van cultuur en vrije tijd (12-18)/ jeugdparticipatie (gecombineerd) Er komt een jongerenplatform dat activiteiten initieert en ondersteunt voor en door jongeren. Het platform fungeert als broedplaats, ontmoetingsplaats en organisatiebureau en heeft een budget voor activiteiten en evenementen
Financieel De voorgenomen acties passen binnen de door Uw Raad vastgestelde financiële kaders, inclusief de €400.000 voor Integraal Jeugdbeleid die vanaf 2007 op grond van het uitvoeringsplan “Met hart en hand” aan de begroting zijn toegevoegd. De financiële consequenties, waaronder de inzet van deze 4 ton, zullen in de begroting 2009 e.v. structureel verwerkt worden, zulks uiteraard conform de uitvoeringsplannen. Het budget voor 2008 besteden wij binnen de kaders als gesteld in de Leidse Jeugdfactor en in overeenstemming met de uitvoeringsplannen. Concreet: a) uitbreiding van het jongerenwerk (vooruitlopend op structurele uitbreiding vanaf 2009) in o.a. de Stevenshof b) het aanstellen van een procescoördinator voor de duur van 2 jaar om te komen tot 4 Centra voor Jeugd en Gezin die worden aangehaakt bij de locaties van het consultatiebureau c) een tweejarige pilot in samenwerking met de Leidse Bond voor Speeltuinen, waarbij geëxperimenteerd wordt met samenwerkingsvormen die tot doel hebben de inzet van de speeltuinen uit te breiden en de samenhang van het vrije tijdsaanbod in wijken voor kinderen tot 12 jaar in samenhang uit te voeren d) continuering van de gezinscoaches en uitbreiding van opvoedingsondersteuning (vooruitlopend op structurele financiering vanaf 2009)
5
Verantwoordelijkheden De uitvoeringsplannen zijn als gezegd de toegezegde nadere uitwerking van de kadernota “De Leidse Jeugdfactor”. Dit is de eerste nota die, conform de uitgangspunten van Anders Werken, een vervolg heeft gekregen in de vorm van uitvoeringsplannen. Deze uitvoeringsplannen bestaan uit twee delen: • een inhoudelijk deel, waarin de keuzes die met de vaststelling van de Leidse Jeugdfactor door Uw Raad zijn gemaakt, nader worden uitgewerkt en • per notitie een uitvoeringsschema. Deze driedeling –kaders; nadere uitwerking; acties en afspraken- is conform de verantwoordelijkheden in het gemeentelijke besluitvormingsproces: • Uw Raad stelt kaders resp. hoofdlijnen van beleid vast; • ons College is verantwoordelijk voor de nadere uitwerking van uw kaders; • het ambtelijk apparaat is verantwoordelijk voor de uitvoering, hetgeen meestal impliceert het maken van afspraken met partners. En vervolgens zijn het veelal de partners die de daadwerkelijke uitvoering ter hand nemen. Deze verdeling van verantwoordelijkheden sluit ook aan op de verdeling van financiële verantwoordelijkheden: • de Raad bepaalt, o.a. middels collegeprogramma, middels begroting en rekening, middels het vaststellen van beleidskaders, haar prioriteiten en doelen; • het College is bevoegd binnen deze kaders de inzet van middelen nader te specificeren o.a. door middel van vaststelling van productenraming; • het ambtelijk apparaat maakt vervolgens, op basis van voornoemde uitwerking van kaders, weer afspraken met instellingen met burgers en/of instellingen door middel van (subsidie)beschikkingen, UVOKS etc. Wij spreken de hoop uit dat u met ons van mening bent de uitvoeringsnotities recht doen aan de door uw Raad vastgestelde kaders en daadwerkelijk zullen bijdragen aan aan participatie van en perspectief voor de jeugd in Leiden. Zoals in de inleiding van de jeugdnota al gezegd: de jeugd heeft immers niet de toekomst, zij is de toekomst.
Hoogachtend, Burgemeester en Wethouders van Leiden, de Secretaris, de Burgemeester,
6
Uitvoeringsplan I Integrale aanpak jeugdoverlast 1. Inleiding Onlangs stelde de raad de jeugdnota “De Leidse Jeugdfactor; participatie en perspectief. Integraal jeugdbeleid 2007-2011” vast. De jeugdnota beschrijft de doelen, stand van zaken en speerpunten voor de toekomst van het Leidse jeugdbeleid. Deze speerpunten worden nader uitgewerkt (“wat gaan we doen”) in deelnotities en bijbehorende uitvoeringsplannen. Bij het domein Veiligheid is in de jeugdnota is met betrekking tot jeugdoverlast het volgende geschreven. Wat willen we bereiken? Overlast door de jeugd wordt door een nauwe en effectieve samenwerking van alle betrokkenen opgepakt met een scala van maatregelen dichtbij de wijk en de jeugd zelf. We willen voorkomen dat de jeugd met probleemgedrag afglijdt richting criminaliteit. Wanneer jongeren eenmaal in ernstiger mate in de fout zijn gegaan, moet er naast repressie aandacht zijn voor resocialisatie, waarbij scholing, werk en hulpverlening centraal staan. Hoe staan we ervoor? We maken ons zorgen over de toenemende overlast door de jeugd in een aantal wijken. De politie benoemt de toename van jeugdoverlast tot een grote zorg en geeft de aanpak prioriteit Meer specifiek gaat het om de Stevenshof, Slaaghwijk (voetbalkooi), Noord (o.a Kooipark) en Morskwartier. De aanpak van overlast door jongeren vindt momenteel te veel ad hoc plaats en het ontbreekt nog te vaak aan een duidelijke route en duidelijke afspraken tussen alle betrokken partijen. Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken? De aanpak van jeugdoverlast moet gestructureerder en eenduidiger plaatsvinden. Hiervoor wordt in het 1e kwartaal van 2008 een voorstel aan de Veiligheidsstaf gedaan. In de Stevenshof zal een experiment starten met een integrale aanpak. Er wordt uitvoering gegeven aan het beleid op het gebied van jeugdige veelplegers. Speerpunten Door uitbreiding van voorzieningen voor jongeren willen we de toenemende overlast in een aantal wijken tegengaan. Daarnaast gaan we een integrale, eenduidige en effectieve aanpak van overlast ontwikkelen
2. Maatschappelijke en landelijke context Jeugdoverlast is een verschijnsel van alle tijden. Jongeren verkennen hun grenzen en zoeken elkaar daarbij op, waarbij sommige groepen gebruik maken van de openbare ruimte. Overlast is deels een subjectief belevingsprobleem: wat de een overlast vindt, vindt de ander normaal. Ook de fysieke ruimte speelt een rol: in dichtbevolkte en dichtbebouwde gebieden is er sneller sprake van overlast voor omwonenden. Overlast door jongeren kenmerkt zich door golfbewegingen : het neemt toe, neemt af of verplaatst zich door de stad en door de wijken. Er kan daarbij sprake zijn van een waterbed effect (wat je op ene plek weghaalt komt op een andere plek weer terug). Daarom is een flexibele aanpak nodig, die waar nodig ingezet kan worden. Daarbij is het belangrijk dat alle betrokkenen vanuit dezelfde visie opereren, met inbegrip van hun eigen rol en taak t.o.v. jongeren. In een aantal steden en wijken in het land is jeugdoverlast een veel groter probleem dan in Leiden. Zoals uit de cijfers blijkt ligt de overlast in Leiden rond het landelijk gemiddelde en zit daar zelfs nog iets onder (12% versus 11%). In o.a. de 4 grote steden is de jeugdoverlast vele malen groter en wordt geëxperimenteerd met nieuwe vormen van preventief en repressief optreden. Een aantal trends is daarbij waar te nemen: Het besef groeit dat er onvoldoende voorzieningen voor jongeren zijn en dat er in het verleden bijvoorbeeld te veel is bezuinigd op jongerenvoorzieningen en jongerenwerk. 7
Er moet ook in fysieke zin ruimte voor jongeren zijn in de wijk.Het gaat dan om speel- en sportvoorzieningen, voetbalveldjes, skatevoorzieningen, jongerenontmoetingsplekken en dergelijke. Het jongerenwerk zelf vernieuwt zich. Waar het jongerenwerk eerst aanbodgericht was, geeft het jongeren nu een veel actievere rol in het jongerencentrum, maar ook in de wijk. Daarmee draagt het jongerenwerk actief bij aan leefbaarheid in de wijk. De persoonsgerichte aanpak is van groot belang. Om beeld te krijgen van de achtergronden van de groep en de individuen daarin wordt de groep per individu in kaart gebracht waarna een persoonsgerichte aanpak volgt. Daarbij staan repressie en preventie (bijvoorbeeld terug naar school of werk, of hulp bij problemen of streng en gericht repressief optreden) centraal. Er wordt nauw samengewerkt door politie, jongerenwerk en jeugdzorg. Er zijn vele namen voor een dergelijke aanpak, waarbij een “jeugdinterventieteam” de meest voorkomende naam is. Er is steeds meer aandacht voor de rol van ouders. Van hen wordt verwacht dat zij hun kinderen corrigeren. Dat gebeurt echter niet altijd. Sommige ouders dreigen het zicht op hun kinderen te verliezen, weten niet waar ze uithangen en straffen bijvoorbeeld niet of juist excessief of inconsequent. Daarnaast zijn er jongeren die het hun ouders behoorlijk lastig maken. Ze laten zich weinig gelegen liggen aan hun ouders, school etc. Deze ouders ervaren het gedrag van hun kind zelf al als een probleem. In beide gevallen kunnen ouders steun en advies gebruiken. Er zijn inmiddels methodieken ontwikkeld om ouders van overlastgevende jongeren te begeleiden. De methodiek Ouders Van Tegendraadse Jeugd is hiervan een goed voorbeeld. communicatie tussen omwonenden en jongeren krijgt steeds meer aandacht (Kaldenbach) en kan bijdragen aan een beter klimaat in de wijk. Vaak is van communicatie helemaal geen sprake en het is juist de anonimiteit ten opzichte van elkaar die tot vergroting van problemen leidt. Zeer recent wordt in Utrecht geëxperimenteerd met het terugbrengen naar de ouders van jonge kinderen die nog laat op straat rondhangen. In Leiden worden dit soort gevallen al aangemeld bij het Jeugd Preventie Team (JPT). Tenslotte wordt geëxperimenteerd met repressieve maatregelen als gebiedsverboden, alcoholverboden en dergelijke. Deze maatregelen kunnen op de korte termijn effect hebben, zeker in die gevallen waar escalatie dreigt of van hardnekkige problematiek sprake is. Een apart probleem bij de aanpak van jeugdoverlast is de leeftijd van jongeren. Vaak zijn er al wat oudere jongeren (boven de 20) bij betrokken die niet meer onder jeugdvoorzieningen vallen (Bureau Jeugdzorg bijvoorbeeld werkt tot 18 jaar), of die niet meer leerplichtig zijn. Aan de andere kant zien we een verjonging van probleem- en overlastgevend gedrag, soms al onder de 10 jaar. Landelijk wordt onderzocht of de leeftijdsgrens voor bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg opgetrokken kan worden, zoals eerder al gebeurd is bij de leerplicht. De factor leeftijd moet voor een goede aanpak dan ook altijd eerst goed in beeld worden gebracht.
3. Lokale analyse en probleemschets We willen jongeren graag ruimte bieden om elkaar te ontmoeten. Anders wordt het wanneer anderen daar last van hebben. In dat geval is er sprake is van jeugdoverlast en dat accepteren we niet. In een dichtbevolkte en dichtbebouwde stad als Leiden is de ruimte voor de jeugd beperkt, wat sneller tot gevoelens van overlast bij omwonenden kan leiden. Het is dan ook van belang het beleid naar alle kanten goed te communiceren en ook een beroep te doen op onderling begrip en contact. In Leiden wordt in een aantal wijken meer overlast ervaren en geconstateerd dan in andere wijken. Hierbij kijken we naar cijfers uit de leefbaarheidsmonitor en de politiemonitor.
8
Buurtprobleem hangjongeren (% inwoners dat aangeeft “komt vaak voor”) 1997
1999
2001
2003
2005
Nederland
12%
12%
13%
13%
12%
Regio Hollands Midden
14%
13%
15%
15%
13%
District Leiden-Voorschoten
12%
11%
15%
16%
11%
Leiden
-
11%
15%
17%
12%
Stadsdeel Noord
-
12%
14%
17%
8%
Stadsdeel West
-
10%
17%
27%
19%
Stadsdeel Zuid
-
7%
11%
12%
7%
Stadsdeel Midden
-
16%
22%
17%
15%
Bron: Politiemonitor
Buurtprobleem hangjongeren (% inwoners dat aangeeft “komt vaak voor”) 1997
2000
2002
2004
2007
Leiden
14%
11%
11%
11%
12%
Stadsdeel Noord
-
-
11%
10%
12%
Stadsdeel West
-
-
14%
12%
18%
Stadsdeel Zuid
-
-
7%
9%
5%
Stadsdeel Midden
-
-
15%
13%
15%
Binnenstad-Zuid
25%
16%
9%
15%
14%
Binnenstad-Noord
23%
19%
18%
13%
17%
Stationsdistrict
18%
7%
15%
10%
5%
Leiden Noord
19%
17%
15%
12%
16%
Roodenburgerdistrict
5%
2%
6%
7%
5%
Bos- en Gasthuisdistrict
10%
8%
8%
11%
5%
Morsdistrict
13%
8%
15%
7%
13%
Boerhaavedistrict
9%
15%
8%
5%
10%
Merenwijkdistrict
6%
9%
9%
9%
9%
Stevenshofdistrict
17%
12%
15%
16%
23%
Bron: Leefbaarheidsmonitor
9
Buurtprobleem hangjongeren – vergelijking Politiemonitor en Leefbaarheidsmonitor 17%
15%
15%
14% 11%
11%
11%
11%
12%
12%
10%
5%
0% 1997
1998
1999
2000 2001 Politiemonitor
2002 2003 2004 Leefbaarheidsmonitor
2005
2006
2007
Bronnen: Politiemonitor en Leefbaarheidsmonitor Aantal incidenten van ‘overlast door jeugd’ per district 2005
2006
2007
72
57
63
188
150
226
9
12
16
Leiden Noord
189
216
256
Roodenburgerdistrict
133
100
159
Bos- en Gasthuisdistrict
155
132
172
Morsdistrict
163
141
197
Binnenstad-Zuid Binnenstad-Noord Stationsdistrict
Boerhaavedistrict
30
33
24
Merenwijkdistrict
180
250
186
Stevenshofdistrict
269
203
148
1
1
1
1.389
1.295
1.448
onbekend Leiden
Bron: Politie Leiden-Voorschoten (BPS) Conclusies • De overlastcijfers in Leiden liggen rond het landelijk gemiddelde • De door buurtbewoners ervaren overlast van hangjeugd is stabiel. • Sinds 2004 is de ervaren overlast door jeugd het hoogst in de Stevenshof. Wijken met eveneens hogere scores zijn Noord en Binnenstad. • Het aantal incidenten bij de politie loopt in de Stevenshof juist terug en neemt toe in Leiden Noord en Binnenstad Noord
In de Stevenshof, de Slaaghwijk, Noord en Morskwartier zijn er meer problemen met jeugdoverlast dan elders. De achtergrond van de jongeren en van de wijken verschilt. Daarmee kan ook de achtergrond van de overlast verschillen. In de Stevenshof bijvoorbeeld is sprake van een hoog percentage jongeren tussen de 12 en 18, terwijl de voorzieningen voor deze leeftijdsgroep in de wijk tot voor kort zijn achtergebleven. Er zijn veel hanggroepen in de wijk, waarvan sommige voor overlast zorgen. De fysieke ruimte is vrij beperkt. In de Slaaghwijk is sprake van een zeer dichtbebouwd gebied, waardoor jongeren nauwelijks een fysieke plek hebben waar ze elkaar kunnen ontmoeten, zonder dat dit tot overlast leidt. Er wonen jongeren van zeer diverse nationaliteiten. Ook in Noord en de Mors is de ruimte voor jongeren beperkt. In vrijwel alle wijken zijn een paar groepen, die elkaar om allerlei redenen niet goed verdragen. Ook dat is kenmerkend voor 10
jeugdoverlast: de groep kiest een bepaalde identiteit en keert zich daarmee af van andere groepen met een andere identiteit. Wanneer de fysieke ruimte daarbij beperkt is kan dit al snel tot problemen leiden. Wanneer er sprake is van jeugdoverlast zien we in Leiden dat er niet eenduidig wordt opgetreden en dat de rollen van betrokkenen ten opzichte van elkaar onvoldoende zijn uitgewerkt. In het slechtste geval is er geen probleemeigenaar en in het beste geval zijn er te veel probleemeigenaren. Beide situaties zijn ongewenst. Het moet duidelijk zijn hoe we de overlast aanpakken, wie daarin welke rol en taak heeft, hoe we elkaar daarop aanspreken en welke methodieken we inzetten. Overlast is niet alleen een zaak van de politie of van het jongerenwerk, maar van iedereen en kan niet aangepakt worden door verwijtend of afwachtend naar elkaar te kijken, maar alleen door de handen constructief ineen te slaan. De communicatie naar omwonenden staat daarbij nog in de kinderschoenen, terwijl ook hier inmiddels landelijk voldoende inzichten zijn in hoe hiermee het beste kan worden omgegaan (Kaldenbach) 4. • •
5.
Wat willen we bereiken? % dat last heeft van overlast door jongeren is gelijk of ligt iets onder het landelijk gemiddelde % dat last heeft van overlast door jongeren daalt in wijken met een hoge score naar het stedelijk gemiddelde
Wat gaan we doen om deze doelen te bereiken?
Overlast manifesteert zich op drie niveaus: 1. Op wijkniveau 2. Op groepsniveau 3. Op individueel niveau Samenhang tussen deze 3 is van belang. Op alle deze niveaus ondernemen we dan ook actie: 5.1. Wijkniveau Op wijkniveau is het van belang dat er voldoende en goede voorzieningen voor jongeren zijn. Hierbij valt te denken aan speelruimte voor oudere jeugd (voetbalveldjes, skaten, jongerenontmoetingsplekken etc.) voldoende activiteitenaanbod in de wijk (bijvoorbeeld in jongerenruimtes of sportactiviteiten) voldoende jongerenwerk We willen hier extra op investeren en verwijzen naar een aantal andere uitvoeringsplannen (uitbreiding jongerenwerk). In een aantal wijken wordt gewerkt aan een inhaalslag met speelvoorzieningen voor wat oudere jeugd (voetbalkooien, Cruijff court, skatebaan en dergelijke). We betrekken hier zoveel mogelijk ook geldstromen van derden bij. Op dit niveau spelen vooral de leefbaarheidsoverleggen (wijkmanagement, opbouwwerk, jongerenwerk, politie, corporaties) een rol. Zij kijken wat er in meer fysieke en sociale zin in de buurt nodig is en communiceren met wijkbewoners. De politie is hier de schakel wanneer er meer gerichte interventies op groeps- of individueel niveau moeten worden genomen. Zij kunnen in de leefbaarheidsoverleggen aangeven dat meer specifieke inzet nodig is. De partners maken daarop vervolgafspraken. Het leefbaarheidsoverleg/politie kan aangeven of bijvoorbeeld inzet van het Jeugd InterventieTeam (JIT; zie ook bij 5.2.) gewenst is of dat vanuit Leiden Buitengewoon Veilig actie kan worden ondernomen.
11
Probleem is wel dat de leefbaarheidsoverleggen niet overal even goed functioneren. Hier wordt momenteel aan gewerkt. Naast de leefbaarheidsoverleggen ligt er ook een belangrijke link naar de aanpak van Veilig Opgroeien, waar het gaat om preventie op de lange termijn. Deze aanpak wordt na de pilot in de Stevenshof, uitgebreid naar een aantal andere wijken (zie ook uitvoeringsplan IV uitbreiding aanpak Veilig Opgroeien). Toezicht door Jongeren tenslotte kan ingezet worden in die gebieden war dat wenselijk wordt geacht. Op wijk- en/of stedelijk niveau kunnen ook repressieve maatregelen worden ingezet indien dit noodzakelijk is. Met name een gebiedsverbod lijkt het meest voor de hand liggende instrument. Een dergelijke maatregel zal altijd in combinatie met meer preventieve maatregelen genomen worden, zoals ook het advies van de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling in haar publicatie “Tussen flaneren en schofferen”, bepleit. 5.2 Groepsniveau Overlastgedrag vindt vaak in groepsvorm plaats. Leiden kent tal van jongerengroepen, waarbij de samenstelling van de groep snel verandert, evenals de locaties waar ze zich ophouden. De politie hanteert een kleurcode methodiek voor groepen/overlastlocaties. Met behulp van een checklist worden de eigenschappen van een jeugdgroep bekeken en volgt er een definiëring ( aanvaardbaar, hinderlijk overlastgevend) van de groep, met daaraan gekoppeld een kleur (respectievelijk groen, oranje, rood). Mede naar aanleiding van andere indicaties (meldingen, klachten, verhalen, kennis van de wijkagent) wordt door het wijkteam bepaald welke kleur de groep krijgt. waarna er vastgestelde acties door het wijkteam worden ondernomen. Globaal komt dat op het volgende neer: Bij een groene groep wordt contact gezocht zonder repressief optreden Bij een oranje groep worden de namen genoteerd, waarschuwingen uitgedeeld en indien nodig de ouders in kennis gesteld Bij een rode groep wordt repressief opgetreden. Bij een code oranje of rood wordt dit medegedeeld aan de partners (gemeente, jongerenwerk, welzijnwerk etc.). Dit is tot op heden nog niet het geval, maar wordt nu ingezet. De politie kan daarbij bijvoorbeeld verzoeken het Jeugdinterventieteam (JIT) bij elkaar te roepen. Het JIT bestaat uit de desbetreffende wijkagent, de desbetreffende jongerenwerker, de ambtenaar jeugd en veiligheid bij de gemeente (REA/SKC) en een medewerker van het Jeugdpreventieteam (JPT): dit zijn preventiemedewerkers van Bureau Jeugdzorg die in het politiebureau gehuisvest zijn. Zij brengen gezamenlijk de groep in beeld, bespreken de aanpak voor de groep en initieren waar nodig individuele trajecten, waarbij ze een beroep doen op instellingen in de buitenring als het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL), Brijder verslavingszorg, Sociale Zaken etc. Hier zijn vaste contactpersonen beschikbaar, die waar nodig samenwerken of gegevens uitwisselen met het JIT. Het JIT wordt weer opgeheven zodra het zijn werk met positief effect heeft gedaan. Er is een kort convenant opgesteld dat inzet en uitwisseling van gegevens regelt. Het jongerenwerk heeft vooral een rol om jongeren te stimuleren en te ondersteunen richting school, hulpverlening, werk of vrije tijdsbesteding. Door jongeren zelf een actieve rol te geven binnen het jongerenwerk kunnen jongeren op een positieve manier een bijdrage leveren in de wijk. Het jongerenwerk moet door haar outreachend werk zicht hebben op groepen jongeren in de wijk. Regelmatig vindt in alle wijken bilateraal overleg plaats tussen politie (wijkagent) en jongerenwerk. Daarbij is soms sprake van een zeker spanningsveld tussen politie en jongerenwerk. De politie staat een meer repressief optreden voor, terwijl het jongerenwerk soms bang is de vertrouwensband met jongeren kwijt te raken als ze zich te streng opstelt of als bondgenoot van de politie optreedt.
12
Het is van belang hier één lijn te trekken. Alle partners die met jongeren werken, werken vanuit een herkenbaar en herhaalbaar pedagogisch beleid. Hiervoor worden afspraken gemaakt tussen de betrokken partners, waar nodig op wijkniveau. 5.3 individueel niveau Jongeren die overlast veroorzaken kunnen en moeten ook individueel in kaart worden gebracht. Wie zijn zij, wat is hun achtergrond, speelt er bepaalde problematiek en wat is voor deze jongere de beste weg? Leiden beschikt met ingang van 2006 over het Jeugdpreventieteam (JPT). Preventiemedewerkers van Bureau Jeugdzorg zitten in het politiebureau en nemen binnen 2 dagen contact op met de jongere en ouders en kunnen waar nodig een hulptraject inzetten van max. 3 maanden. Vaak worden jongeren door het JPT ook actief doorverwezen naar andere voorzieningen en vormen van hulp of wordt afgestemd met de al actieve hulpverleners rondom de jongere. Deze JPT aanpak is succesvol en wordt gecontinueerd. Jaarlijks worden momenteel ruim 200 jongeren bij het JPT aangemeld. De meeste meldingen komen via de politie, maar ook andere partners kunnen melden bij het JPT. Vóór de komst van het JPT hadden de twee wijksignaleringsnetwerken (Midden/Noord en Zuid/West) in de stad een belangrijke taak op dit niveau. Deelnemers waren Politie, Bureau Jeugdzorg, Jongerenwerk en Regionaal Bureau Leerplicht. Door de komst van JPT vervalt het doel en het nut van de WSN grotendeels. Daarom vervallen de wijksignaleringsoverleggen.. Voor een alternatieve leer- en werkstraf verwijst de politie jongeren door naar Halt Hollands Midden Haaglanden. Voor 12- is er de STOP-reactie. Politie kan een jongere ook naar Halt verwijzen bij overtredingen die te maken hebben met overlastgevend en baldadig gedrag. Waar nodig en gewenst kan Halt een leer- of werkstraf op maat verzorgen (afgestemd op de wijkaanpak en doelgroep), zoals de groepsaanpak Flashback bij groepen jongeren. Toch verwijst de politie in Leiden relatief weinig jongeren door bij overlast en baldadigheid. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de vele administratieve handelingen die nodig zijn om een zaak naar Halt te verwijzen. Hier is begin 2008 verandering ingekomen. De politie heeft vanuit het OM de toestemming gekregen om voor APV feiten (waaronder baldadigheid en overlast) zonder schade en benadeelde, naar Halt te verwijzen door middel van een mini-pv. Deze kan zelfs op straat worden gemaakt! Dit is een eerste aanzet om het aantal verwijzingen naar Halt te vergemakkelijken. Voor jongeren die al in het justitiële circuit zitten, start het Jeugd Veiligheidsoverleg (JVO). Dit is een initiatief van het Openbaar Ministerie. De gemeente heeft hierin de regie. Het JVO heeft als doel de relatie tussen strafcircuit en het zorgcircuit te verbeteren. Het JVO wordt zoveel mogelijk geïntegreerd met de aanpak jeugdige veelplegers. Om trajecten op maat te kunnen uitzetten is een vorm van “rugzakje”aan te raden. We onderzoeken of dit uit de veiligheidsmiddelen gerealiseerd kan worden. Er ligt een relatie tussen spijbelen en overlast en jeugdcriminaliteit. In ieder geval kan gesteld worden dat spijbelen belangrijk signaal- en risicogedrag is en moet worden aangepakt. Het Regionaal Bureau Leerplicht en de scholen die spijbelen moeten melden zijn hierbij de belangrijkste factor. Nieuw is daarnaast de mogelijkheid een Halt afdoening in te zetten bij spijbelen. Dit gebeurt inmiddels op een aantal plekken in Zuid Holland. In regionaal verband (Holland Rijnland) wordt bekeken of dit ook hier een optie zou zijn. We willen ouders van individuele jongeren waar nodig aanspreken op het gedrag van hun kind. Daartoe neemt de politie vaak als eerste contact op met de ouders. Vaak is dit al voldoende. Indien gewenst kan de methodiek Ouders van Tegendraadse jeugd worden ingezet. De methodiek bestaat uit verschillende modules o.a voor ouders van jongeren van een hanggroep. Aanvankelijk was deze methodiek aangehaakt bij Halt en JPT, maar de provincie ziet hier geen taak voor Bureau Jeugdzorg en heeft daarmee het JPT op dit terrein teruggetrokken. Momenteel vindt overleg plaats met andere mogelijke aanbieders of samenwerkingsconstructies.
13
5.4 Samenhang en stedelijke regie Het is van belang dat er een platform op middelmanagementniveau komt waar de signalen en afspraken samenkomen en waar kwaliteitsbewaking plaatsvindt. Dit ontbreekt momenteel. Er wordt een overleg Jeugd en Veiligheid ingesteld dat ca. 4x per jaar bijeen komt, of, indien nodig, op afroep. Deelnemers zijn: coördinator jeugd politie, beleidsadviseur jeugd en veiligheid (Stadskennis en cultuur), teamleider JPT, wijkchef(s), coördinator jongerenwerk en TOS, coördinator leefbaarheidsoverleg, coördinator Leiden Buitengewoon Veilig en regiomanager HALT. De beleidsadviseur jeugd en veiligheid binnen realisatie treedt hierbij op als coördinator. Er wordt over de voortgang gerapporteerd via de programmabegroting en indien nodig via het Ambtelijk Netwerk Veiligheid (ANV) en de Veiligheidsstaf (VHS). Tenslotte realiseren we ons dat er nog steeds veel schijven en interventies zijn. Hoewel deze allen met een specifiek doel worden ingezet zullen we kritisch kijken hoe een en ander zich tot elkaar verhoudt en met regelmaat evalueren en waar nodig bijstellen. Na 2 jaar evalueren we de integrale aanpak in zijn totaliteit.
6.
• • • • • • • •
Hoe gaan we onze resultaten meten? Indicatoren (programmabegroting) % dat last heeft van overlast door jongeren % incidenten door overlast jeugd bij de politie Aantal jongeren dat aangemeld is bij het JPT (minimaal 150 per jaar) en het aantal met succes afgeronde interventies Aantal ouders dat deelneemt aan trainingen in het kader van Ouders van Tegendraadse Jeugd Aantal jongeren dat naar HALT is verwezen Aantal jongeren dat is besproken in het JVO Aantal groepen met code rood of oranje Aantal keren dat JIT is ingezet en rapportage van ingezette interventies en acties
7. Uitvoeringsschema Een en ander laat zich samenvatten in het volgende uitvoeringsschema. Daarbij maken we bij de acties onderscheid in 4 soorten acties: 1. bestaand stoppen 2. bestaand ongewijzigd voortzetten 3. bestaand gewijzigd voortzetten 4. nieuw Per actie onderdeel wordt aangegeven: wie trekker is, welke partners er zijn, welke tijdsplanning gehanteerd wordt, hoeveel uren en middelen nodig zijn en hoe we e.e.a. monitoren.
14
Uitvoeringsschema I Integrale aanpak jeugdoverlast Actie
Regie
Partners
Uren
Middelen
Tijdsplanning
Evaluatie opbrengst Uitgezette vervolgacties
1. Signalering overlast en start vervolgacties (bestaand bijstellen)
Gemeente/REA Stadsdelen: wijkmanagers via Leefbaarheids Overleggen
Binnen bestaande uren en structuren
n.v.t.
Hele jaar
2. Aanpak groepen met kleurcode oranje of rood (bestaand bijstellen)
Politie
Binnen bestaande uren
n.v.t.
Indien voorkomend
Geïntegreerde aanpak groepen kleurcode oranje/rood en rapportage via stedelijk overleggroep
3. Jeugdinterventieteam (JIT) (nieuw)
Gemeente (REA/SK)
Binnen bestaande uren
n.v.t.
Indien nodig
Ingezette en succesvolle interventies
4. Jeugdpreventieteam (bestaand ongewijzigd voortzetten)
Gemeente (REA/SK)
Gemeente Politie Corporaties Libertas St. Jeugd en Jongerenwerk Midden Holland TOS Gemeente Politie Corporaties Libertas St. Jeugd en Jongerenwerk Midden Holland TOS Gemeente Politie Jongerenwerk Medewerker Jeugdpreventieteam (JPT) In 2e ring: RBL, Brijder, SoZa ) Politie Bureau Jeugdzorg
Binnen bestaande uren
130.000 p.j. uit GSB middelen t/m 2009 en vanaf 2010 regulier uit BDU
Hele jaar
Aantal aangemelde jongeren bij JPT Aantal afgeronde trajecten en interventies
15
Jeugd/Gezin Gemeente Politie Jongerenwerk/Tos Libertas –opbouw-werk Gemeente OM + nader te bepalen organisaties
25 uur REA/SK Binnen bestaande uren
n.v.t.
3e en 4e kwartaal 2008
Convenant of afspraken
10 uur per week REA/SL. Binnen bestaande uren
n.v.t.
Met ingang van 3e kwartaal 2008 1x per 6 weken
Aantal ingebrachte jongeren en ingezette en succesvolle interventies. Start: 40 jongeren
Politie
Politie HALT
Binnen bestaande uren en structuren
n.v.t.
Vereenvoudigen meldwijze m.b.v. mini pv
Aantal jongeren naar Halt verwezen
Gemeente REA/SK
Gemeente. politie, wijkmanagement, jongerenwerk, Tos, HALT, Leiden Buitengewoon Veilig, JPT Nader te bepalen
50 uur REA/SK voor coördinatie Binnen bestaande uren
n.v.t.
m.i.v. 4e kwartaal 2008 4x p.j.
Monitoring, evaluatie en rapportage 2x p.j. aan Veiligheidsstaf
25 uur REA/SK binnen bestaande uren n.v.t.
20.000 uit BDU Jeugd en Gezin n.v.t.
Nog uit te werken met partners direct
Deelname ouders en waardering
Binnen bestaande uren
120.000 uit GSB middelen tot 2010
Hele jaar
Aantal jongeren in traject Streven: 2 teams van ieder 8 jongeren
5. Afspraken over eenduidig pedagogisch beleid (nieuw)
Gemeente (REA/SK)
6. Jeugd Veiligheidsoverleg (nieuw)
Gemeente (REA SL) voorzitter
7. Meer verwijzingen bij overlast en baldadig gedrag naar HALT (bestaand bijstellen) 8. Integraal overleg Jeugd en Veiligheid (nieuw) 9. Inzet methodiek Ouders van Tegendraadse Jeugd (nieuw) 10.Wijksignaleringsoverleggen (bestaand stoppen)
Gemeente REA/SK
11. Toezicht door Jongeren (bestaand ongewijzigd voortzetten)
Gemeente/SL
Gemeente REA/SL
Libertas (coordinatie)Jongerenwerk, politie, JPT, RBL (deelnemers) Gemeente Stadsdelen
n.v.t.
16
Uitvoeringsplan II Opvoedingsondersteuning 1. Inleiding Onlangs stelde de raad de jeugdnota “De Leidse Jeugdfactor; participatie en perspectief. Integraal jeugdbeleid 2007-2011” vast. De jeugdnota beschrijft de doelen, stand van zaken en speerpunten voor de toekomst van het Leidse jeugdbeleid. Deze speerpunten worden nader uitgewerkt (‘” wat gaan we doen”) in de bijbehorende uitvoeringsplannen. Bij het domein Opvoedingsondersteuning is in de jeugdnota het volgende geschreven:
Wat willen we bereiken? Een veilige en stimulerende thuissituatie is voor kinderen de belangrijkste voorwaarde om harmonieus op te kunnen groeien. We willen ouders ondersteunen in hun rol en hen waar nodig hulp bieden bij opvoedvragen en problemen. Het versterken van de eigen competenties van ouders staat daarbij centraal. Opvoedingsondersteuning moet de gewoonste zaak van de wereld zijn, is laagdrempelig georganiseerd en voor iedereen toegankelijk. Binnen de opvoedingsondersteuning wordt gewerkt vanuit een gedeelde pedagogische visie en wordt gebruik gemaakt van effectieve of veelbelovende methodieken. In gevallen van ernstiger opvoedproblemen worden ouders actief doorgeleid naar zwaardere vormen van hulp en advies via bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg. Tot slot willen we ouders van jongeren, die de fout ingaan en bij Halt en het Jeugd Preventie Team terechtkomen, aanspreken op hun rol als ouder. Indien nodig worden zij daarin ondersteund. Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken? 1. Professionals die met kinderen en jongeren werken worden getraind in basisvaardigheden op het gebied van opvoedingsadvisering. Zij beantwoorden eenvoudige vragen van ouders zelf en verwijzen hen, waar nodig en nuttig, naar andere vormen van opvoedingsondersteuning. 2. In samenwerking met specifieke instellingen worden moeilijk bereikbare groepen ouders geactiveerd, bijvoorbeeld via VVE activiteiten 3. Ondersteuning van gezinnen met specifieke of complexe problemen wordt in samenhang aangeboden en uitgevoerd. Daarbij kan voor deze groep sprake zijn van langduriger hulp (“stut en steun”). 4. In sommige gezinnen zijn meerdere hulpverleners actief. Via een integraal casuïstiek overleg wordt geregeld wie wat doet binnen het gezin en wie de casemanager van het gezin is. 5. Binnen Jeugd Preventie Team en Halt zal er specifieke aandacht zijn voor opvoedingsondersteuning (zie ook domein veiligheid) En verderop bij de speerpunten: Opvoedingsondersteuning moet de normaalste zaak van de wereld zijn en makkelijk toegankelijk voor ouders en opvoeders. Daarom willen we de deskundigheid van professionals die dicht bij ouders staan versterken. Daarnaast moet hulp, advies en zorg voor de jeugd dicht bij huis beschikbaar en toegankelijk zijn. Daarom ontwikkelen we een Leidse variant van het Centrum voor Jeugd en Gezin met een laagdrempelige front office, waar de jeugdzorgketen aan is verbonden via een back office. We zetten bij dit speerpunt ook extra structurele middelen in.
2.
Maatschappelijke en landelijke context
Vanuit de overheid gezien was opvoedingsondersteuning in Nederland tot voor kort nog een vrij marginale zaak. Het was geen wettelijke taak voor gemeenten, met uitzondering van de jeugdgezondheidszorg in het maatwerkdeel van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid. Door de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) (prestatieveld 2) behoort licht pedagogisch advies nu tot de wettelijke taken van een gemeente.
17
De Brede Doeluitkering Jeugd en Gezin geeft gemeenten daarbij de mogelijkheid Centra voor Jeugd en Gezin te realiseren en de 5 functies uit de WMO vorm te geven (zie ook het uitvoeringsplan CJG, Elektronisch Kinddossier, Verwijsindex en ketenaanpak. Binnen het domein opvoedingsondersteuning wordt landelijk steeds meer gewerkt met bewezen effectieve methodieken. Bij de landelijke aandacht voor dit onderwerp lijkt de focus vooral uit te gaan naar de rol van ouders wanneer het mis gaat of dreigt te gaan met kinderen en jongeren. Daarin schuilt ook een gevaar omdat opvoedingsondersteuning dan teveel gekoppeld wordt aan problematisch gedrag, terwijl iedere ouder van tijd tot tijd vragen en twijfels heeft. Opvoedingsondersteuning werkt alleen wanneer het breed, laagdrempelig en preventief wordt ingezet. Wanneer de focus te veel op probleemgezinnen ligt krijgt opvoedingsondersteuning een stigmatiserend karakter, wat weer een averechts effect op het bereik van de groep ouders van kinderen met probleemgedrag. Naast meer algemene opvoedvragen is er natuurlijk een groep ouders en kinderen met ernstiger problematiek. Binnen de CJG’s moeten dergelijke kinderen en ouders straks sneller in beeld komen en direct worden doorgeleid naar een passend hulpaanbod (volgens de aanpak 1 kind/gezin-1 plan). We verwijzen hierbij naar uitvoeringsplan VII CJG, Elektronisch Kinddossier, Verwijsindex en ketenaanpak. Kindermishandeling ten slotte is een ernstig probleem. In Nederland zijn naar schatting 100.000 kinderen per jaar het slachtoffer van kindermishandeling. Kinderen zijn daarnaast vaak getuige van huiselijk geweld. Het Rijk zet fors in op de aanpak van kindermishandeling. Leiden is 1 van de 30 centrumgemeenten die hiervoor extra middelen ontvangen. Daarmee moet in de regio de RAAK aanpak geïmplementeerd worden. Aansluiting bij de aanpak huiselijk geweld is daarbij van belang. 3. Lokale analyse en probleemschets In bijlage 3 van de jeugdnota (blz. 34) is de matrix van de 5 functies van de wmo ingevuld. Daaruit blijkt dat er een vrij breed aanbod is in de stad. Uit diverse onderzoeken blijkt echter dat ouders nog onvoldoende op de hoogte zijn en in beperkte gebruik maken van dit aanbod. Het onderzoek van Dimensus “Gebruik en waardering van voorzieningen voor kinderen van 0 tot 6 jaar in Leiden”, biedt daarvoor de meeste informatie. In de cijfers rond het daadwerkelijke gebruik zien we dat het opvoedbureau door ruim 150 ouders of ouderparen wordt bezocht en dat de opvoedcursussen (Opvoeden Zo, Omgaan met pubers en Drukke kinderen) een beperkt aantal deelnemers trekken. In 2007 volgden 52 ouders een cursus. HomeStart biedt al jaren via vrijwilligers steun aan ca. 50 (na 1 of 2 jaar wisselende)gezinnen met tenminste een kind onder de 6 jaar. HomeStart kent een wachtlijst van ca. 10 gezinnen. Leiden was pilotgemeente voor Triple P (Positive Parenting Program). Deze uit Australië afkomstige methodiek wil de eigen competenties van ouders vergroten en stimuleren en onderscheidt 5 niveaus. Vooral de niveaus 1, 2 en 3 zijn bij dit onderdeel van belang. Niveau 1 is algemene mediavoorlichting en gebeurt via o.a. artikelen in het Leids Nieuwsblad, schoolkranten en dergelijke. Bij niveau 2 wordt een kort advies aan de hand van een tipsheet gegeven over eenvoudige vragen rond bijvoorbeeld eten of slapen en worden lezingen gegeven. Bij niveau 3 vinden 3 tot 4 gesprekken van 30-45 minuten plaats. In Leiden zijn vooral in niveau 2 en 3 veel mensen getraind. Bij niveau 2 betreft het leerkrachten van basisscholen, peuterspeelzaalleidsters en dergelijke en bij niveau 3 verpleegkundigen van de jeugdgezondheidszorg, (school) maatschappelijk werk e.d. De evaluatie van de pilot laat een positief resultaat zien. Bij Opstapje draait het om het creëren van een veilige en stimulerende thuissituatie. Er worden basisvaardigheden aangeleerd die gericht zijn op het tot stand brengen van een betere interactie tussen moeder en kind. Deze competenties zijn ook voor het opvoeden uiteraard van belang. In een aantal wijken draait het project Moeders in de buurt (Noord, Slaaghwijk, Mors en Zuid West), dat moeders informeert over en doorleidt naar voorzieningen in de stad. Ook hier is opvoeden een belangrijk thema.
18
In de Stevenshof voert het opbouwwerk het project Moeders Buurten uit (praatgroep van jonge moeders). In Leiden zijn ook het Moeder Kind centrum en het gezinscentrum in de Slaaghwijk plaatsen waar ouders terecht kunnen. Tienermoeders tenslotte, vragen om een eigen plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten en hulp en advies kunnen krijgen en uitwisselen. Het FIOM en Madeliefje zijn hierbij de belangrijkste uitvoerders. Leiden staat in het landelijk rapport Kinderen in Tel in 2007 op de tweede plaats als het gaat om het aantal meldingen bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Er wordt veel gesignaleerd en gemeld en dat beschouwen we als een positief gegeven, hoe triest kindermishandeling natuurlijk is. We willen dat er behalve gesignaleerd en gemeld wordt, ook snel en adequaat wordt opgetreden. Nu duurt de hele procedure rondom onderzoek van de Raad van de Kinderbescherming vaak lang en/of is er sprake van wachtlijsten bij de jeugdzorg. We werken dit verder uit bij de aanpak ketenzorg (zie uitvoeringsplan VII - CJG, Verwijsindex, Elektronisch Kinddossier en ketenaanpak). Samengevat kunnen we zeggen dat het huidige aanbod in Leiden bij ouders: - onvoldoende bekend is en versnipperd is - een beperkt gebruik kent - waarschijnlijk onvoldoende aansluit op de vragen van ouders - bij gebruik positief beoordeeld wordt - via een 1 loket gedachte als beter bereikbaar wordt gezien 4.
Wat willen we bereiken? opvoedingsondersteuning wordt laagdrempelig en liefst in de wijk aangeboden, in samenwerking met de in te richten Centra voor Jeugd en Gezin, het onderwijs, voorschoolse voorzieningen en andere partners opvoedingsondersteuning is gedifferentieerd van karakter en aanbod en sluit nauw aan bij de vragen en situatie van ouders Het percentage ouders dat bekend is met- en gebruik maakt van vormen van opvoedingsondersteuning neemt toe
19
5.
Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken?
5.1 Informatie In het CJG, op school, in het buurthuis, in de peuterspeelzaal of in het kinderdagverblijf is allerlei schriftelijke informatie beschikbaar. We hebben een budget voor informatie voor elk CJG (in het totaalbedrag per CJG). Daarnaast wordt in regionaal verband gewerkt aan een website van het CJG (zoveel mogelijk aansluitend op landelijke initiatieven en in het verlengde van Triple P). We leggen een accent op het Triple P materiaal en zetten de informatieve stukjes in het Leids Nieuwsblad en schoolkranten en dergelijke voort. 5.2 Advies Voor individuele en losse vragen van ouders beschikken de CJG’s over inloopspreekuren i.s.m. het opvoedbureau. Het opvoedbureau als losse voorziening vervalt, maar is onderdeel van de CJG’s als een fysiek en herkenbaar punt met spreekuren. Daarnaast zijn er meer algemene inloopspreekuren die door de partners worden bemenst (ter vergelijking: ook het consultatiebureau kent inloopspreekuren) Er moet één aanbod van inloopspreekuren in het CJG worden gerealiseerd met de mogelijkheid tot allerlei vervolggesprekken. We verhogen daartoe het budget voor pedagogisch advies. 5.3 Groepsgerichte activiteiten Het huidige aanbod van cursussen wordt uitgebreid met een aanbod van bijvoorbeeld themabijeenkomsten en korte cursussen, die aansluiten bij de levensloop van het kind en de vragen van ouders die daaraan gekoppeld zijn. We onderscheiden daarbij: -
zwangerschap en bevalling 1e jaar peuter naar de basisschool overgang naar voortgezet onderwijs puberteit
In de uitvoering werken we nauw samen met het consultatiebureau, kraamzorg, GGD, voorschoolse voorzieningen en het onderwijs. Het moet daarbij ook mogelijk zijn dat er op aanvraag aandacht besteed wordt aan een thema (als voorbeeld nemen we bijvoorbeeld pesten als dat speelt op een school of in een wijk). Daarnaast zijn er thema’s te onderscheiden die voor een grote groep ouders belangrijk kunnen zijn en die niet leeftijd afhankelijk zijn.. We denken daarbij (zonder volledig te zijn)aan: opvoeden en echtscheiding opvoeden tussen twee culturen (liefdevol) grenzen stellen Samen met de partners ontwikkelen we een vernieuwd aanbod. De cursussen Opvoeden Zo, Omgaan met pubers en Drukke Kinderen, worden nog gerichter aangeboden (als voorbeeld geven we de samenwerking met de Witte Poort, het gezinscentrum in de Slaaghwijk of Opvoeden Zo binnen Moeders in de buurt). Het totaal aanbod zal via de CJG’s meer moeten aansluiten op de specifieke wensen en mogelijkheden in wijken. Binnen opvoedingsondersteuning is ook aandacht voor de rol van ouders bij het voorkomen van overmatig alcohol- en drugsgebruik door jongeren.
20
5.4 Triple P We zien Triple P als een rode draad en methodiek. Triple P brengt opvoedingsondersteuning naar de ouders doordat professionals vanuit verschillende disciplines getraind zijn. Zij kunnen de 1e vragen van ouders goed en eenvoudig beantwoorden en ouders waar nodig doorsturen. Doordat op school en in de peuterspeelzaal etc. makkelijk kan worden ingegaan op alledaagse thema’s en actief wordt doorverwezen, wordt de drempel aanzienlijk verlaagd. De methodiek wordt verder geïmplementeerd. Medewerkers van een CJG zijn allen getraind in tenminste niveau 2 en 3. Het materiaal, behorend bij Triple P, is breed beschikbaar (zie ook hierboven). 5.5 Aanpak kindermishandeling Het voorkomen en vroegtijdig signaleren van kindermishandeling zien we als een zeer belangrijke taak. Er is in de regio al veel geïnvesteerd in vroegsignalering en preventie. Leiden is centrumgemeente voor de aanpak kindermishandeling (RAAK) en ontvangt van 2008 t/m 2010 hiervoor middelen van het rijk, die regionaal moeten worden ingezet. We sluiten daarbij nauw aan bij de regionale aanpak huiselijk geweld en het regionale convenant ketenzorg. In 2008 wordt een regionaal coördinator aangesteld. die gedurende deze 3 jaar de 50 punten uit de RAAK methodiek zal implementeren in de regio. De wethouder Jeugd van Leiden treedt op als bestuurlijk aanjager en initiator. De aanpak van Stevig Ouderschap wordt gecontinueerd. Stevig Ouderschap ondersteunt ouders die een risico lopen bij het opvoeden omdat ze bijvoorbeeld vroeger zelf te maken hebben gehad met kindermishandeling. 5.6 Tegendraads Ouders van jongeren die de fout in zijn gegaan of dreigen te gaan willen we ondersteunen in hun rol als opvoeder via de landelijk ontwikkelde methodiek Ouders van Tegendraadse jeugd. Halt en JPT zijn hierbij de belangrijkste verwijzers en aanbieders i.s.m. het maatschappelijk werk. Dit is een nieuwe activiteit. In samenwerking met Halt start een 1e pilot in de Stevenshof. (Zie ook Uitvoeringsplan ! – Integrale aanpak jeugdoverlast) 5.7 Diversen HomeStart wordt uitgebreid om aan te kunnen sluiten op de ontwikkeling met betrekking tot gezinscoaching en stut en steun zorg. De Jeugdgezondheidszorg houdt via de waakvlamconstructie zoveel mogelijk de vinger aan de pols bij problemen van kinderen/gezinnen. Gespreksgroepen (als bijvoorbeeld Moeders Buurten in de Stevenshof) via de CJG’s kunnen worden overwogen, maar worden bij onvoldoende belangstelling gestopt. De bijdrage vanuit het budget opvoedingsondersteuning aan Moeders in de buurt wordt voorlopig voortgezet. We volgen daarbij de uitkomsten van de evaluatie. Fiom en Madeliefje bieden specifieke steun aan tienermoeders. Hiervoor wordt een bedrag gereserveerd. Bij het uitvoeringsplan CJG’s spraken we over een regionale website voor de CJG’s. Via deze site zouden ouders op gezette tijden opvoedsuggesties e.d. kunnen ontvangen (zie ook het voorbeeld van de landelijke website www.hallowereld.nl)
6.
Hoe gaan we onze resultaten meten? Indicatoren programmabegroting bekendheid en gebruik van de diverse vormen van opvoedingsondersteuning 7. Uitvoeringsschema opvoedingsondersteuning waardering ouders over aanbod en gebruik (o.a. onderzoek ouders 0-6 jarigen) Een en ander laat zich samenvatten in bijgevoegd uitvoeringsschema Daarbij maken we onderscheid in 4 soorten acties: 1. bestaand stoppen 2. bestaand ongewijzigd voortzetten 3. bestaand ongewijzigd voortzetten 4. nieuw Per actie wordt aangegeven wie trekker is, welke partners er zijn, welke tijdsplanning gehanteerd wordt, hoeveel uren en middelen nodig en beschikbaar zijn en hoe we e.e.a. gaan monitoren.
21
Uitvoeringsschema II - Opvoedingsondersteuning Actie
Regie
1. Schriftelijke informatie ouders (ontwikkelen aanbod) Nieuw
Gemeente (REA/SK)
2. Website voor ouders (CJG) nieuw op te zetten Website voor jongeren (in aansluiting op de regionale website Overenuit) Nieuw en bestaande bijstellen 3. Uitbreiding pedagogisch advies in CJG’s Bestaande uitbreiden en bijstellen
Gemeente (en regio) (REA/SK en SEB)
4. Triple P Bestaande bijstellen
Gemeente (REA/SK)
Uitvoerende partners JGZ, JSO, AMW, JES
Uren1
Middelen
Tijdsplanning
REA/SK
Materiaalkosten: 25.000 eenmalig Daarna in begroting per CJG. (Dekking: BDU Jeugd en Gezin/ middelen jeugdnota) Regionale middelen convenant
2008 en 2009
2008 en 2009
Bekendheid websites, hits en bezoekers websites en aantal gestelde vragen
100.000 (waarvan 50.000 uit bestaande budgetten en 50.000 uit BDU Jeugd en Gezin en extra middelen jeugdnota)
jaarlijks
Bereik en waardering ouders
Zie bij 6. groepsgericht aanbod
jaarlijks
Bereik en waardering ouders
Projectleider CJG (zie uvp CJG etc.) JGZ, JSO etc.
REA/SK Ontwikkeling/ SEB
Evaluatie/opbrengst/ indicator/aanlevering Gebruik en bekendheid info materiaal
Projectleider CJG binnen regionaal traject
Gemeente (Ontwikkeling/SEB en REA/SK)
JGZ
REA/SK Ontw. SEB Binnen bestaande uren en bij SEB via regionaal traject
JSO en overige partners
REA/SK
1
we gaan de uren en budgetten bij REA/SK voor CJG, JGZ, opvoedingsondersteuning en zorgcoördinatie samenvoegen. Het gaat dan in totaal om 430 uren per jaar.
22
5. Inloop en advies tienermoeders nieuw
Gemeente (REA/SK)
FIOM en Madeliefje
REA/SK
10.000 p.j. (dekking: BDU Jeugd en Gezin/middelen jeugdnota)
jaarlijks
Bereik en waardering tienermoeders/vaders
6. Groepsgericht aanbod Bestaande uitbreiden en bijstellen
Gemeente (Ontw/SEB en REA/SK)
JGZ, JES, AMW, scholen, voorschoolse voorzieningen, CJG’s
binnen REA/SK
150.000 p.j.
Jaarlijks Nieuw aanbod ontwikkelen in 2008 en 2009 i.s.m alle betrokken partners
Bereik en waardering ouders
dekking bestaande budgetten, BDU Jeugd en Gezin en middelen jeugdnota)
23
Uitvoeringsplan III Aanpak overmatig alcohol- en softdruggebruik bij jongeren. 1. Inleiding Onlangs stelde de raad de jeugdnota “De Leidse Jeugdfactor; participatie en perspectief. Integraal jeugdbeleid 2007-2011” vast. De jeugdnota beschrijft de doelen, stand van zaken en speerpunten voor de toekomst van het Leidse jeugdbeleid. Deze speerpunten worden nader uitgewerkt (“wat gaan we doen”) in deelnotities en bijbehorende uitvoeringsplannen. Bij het domein gezondheid en veiligheid is in de jeugdnota is met betrekking tot alcohol- en softdruggebruik door jongeren het volgende geschreven.
Wat willen we bereiken? Jongeren en hun ouders zijn zich bewust van de risico’s van overgewicht en alcohol en softdruggebruik. Excessief gebruik wordt waar mogelijk tegengegaan. Hoe staan we ervoor? Het alcoholgebruik onder jongeren neemt sterk toe en baart zorgen. Tot op heden wordt vooral ingezet op preventieve activiteiten en voorlichting. Er wordt voorlichting gegeven over alcohol en drugsgebruik (bijvoorbeeld het project Hijsen en Slikken) Er wordt samengewerkt met scholen, verslavingszorg etc. Om een brede en integrale aanpak van dit probleem te realiseren zal meer en intensiever moeten worden samengewerkt met bijvoorbeeld politie, sportclubs (sportkantines), horecabedrijven, scholen, ouders etc. Gemeenten kunnen volgens de kabinetsplannen de leeftijd voor verkoop van alcohol verhogen van 16 jaar naar 18 jaar. In deze nota doen we hierover geen voorstellen. Het gebruik van softdrugs lijkt eveneens toe te nemen, hoewel er nog geen recente cijfers beschikbaar zijn. Het gebruik van alcohol in combinatie met (soft)drugs baart daarbij extra zorgen. De gevolgen van het gebruik van alcohol en drugs op jongere leeftijd worden in onderzoek steeds duidelijker aangetoond. Overmatig alcoholgebruik kan leiden tot blijvende beschadiging van bijv. de hersenen en (soft)drugsgebruik tot o.a. psychische- en gedragsproblemen. Het is daarom nodig jongeren en ouders duidelijk op deze gevaren te wijzen en het gebruik zoveel mogelijk terug te dringen. Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken? Er worden integrale plannen gemaakt om het groeiende alcohol- en softdruggebruik onder jongeren in te dammen. Hiertoe wordt samengewerkt met politie, GGD, onderwijs, sportverenigingen, horeca, winkeliers etc. Dit punt is ook een van de speerpunten in de nota.
2. Maatschappelijke en landelijke context Jongeren drinken steeds meer en op steeds jongere leeftijd. Het aantal direct levensbedreigende situaties als gevolg van excessieve alcoholinname is het laatste decennium, zo blijkt uit landelijke cijfers, verveelvoudigd. Aan de andere kant wordt steeds meer bekend over de schadelijke effecten van het drinken op jeugdige leeftijd op de ontwikkeling van de hersenen. Daarbij komen dan nog de schadelijke gevolgen voor de veiligheid. Kinderen en jongeren met drank op lopen immers zowel meer kans slachtoffer te worden van geweld als ook meer kans zelf ontremd en/of gewelddadig te worden. Bovengenoemde ontwikkelingen hebben zowel op rijks- als op lokaal niveau geleid tot de wens het beschikbare pakket aan maatregelen om het drankgebruik onder jongeren terug te dringen, uit te breiden en te intensiveren. De Rijksoverheid is van plan de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van de verkoop van alcohol aan jongeren bij de gemeenten onder te brengen. In afwachting van de nieuwe wetgeving lopen er nu een paar pilots. In Zuid Holland Noord nemen Alkemade en Katwijk deel aan deze pilot.
24
De “Hoofdlijnenbrief alcoholbeleid” van VWS biedt, anticiperend op de nieuwe wetgeving, diverse handvatten om vorm te geven aan een lokaal alcoholbeleid, waaronder het verhogen van de leeftijdgrens waarop jongeren alcohol mogen kopen en het strafbaar stellen van het bezit van alcohol. VWS nodigt gemeenten uit via een mix van maatregelen gericht op bewustwording en gedragsverandering een extra inzet te plegen om het alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen. Naast verslavingszorg en preventie hebben gemeenten daartoe de beschikking over regelgeving- en handhavinginstrumenten. Het Rijk wil de bevoegdheden van de gemeenten op dit terrein in de nabije toekomst uitbreiden. Leiden staat niet alleen in de wens het toenemende alcoholmisbruik onder de jeugd fundamenteel aan te pakken. Dit probleem speelt in de hele regio en alle gemeenten zijn hier in meer of mindere mate mee bezig. Zoals al gemeld hebben Katwijk en Alkemade zich aangemeld voor de pilot van het Rijk in het kader van het voornemen het toezicht op de handhaving van de Drank en horecawet bij de gemeente te leggen. Ook Leiden had zich aangemeld voor deze pilot maar is niet toegelaten omdat er geen plaats meer was. Zoals boven aangegeven worstelen alle gemeenten met hetzelfde probleem. Leiden maakt als centrumgemeente voor de verslavingszorg afspraken met de GGD en Brijder verslavingszorg over de inzet van preventie. De GGD ondersteunt de gemeenten daarnaast bij het vormgeven aan het locaal alcoholmatigingsbeleid. Hierbij is veel ruimte voor lokale inkleuring. Ook bij handhaving en regelgeving is het zaak zoveel mogelijk regionaal samen te werken. Het risico is anders heel groot dat versterking van de handhaving of strengere regels leidt tot een verplaatsing/ versterking van het probleem in een van de aangrenzende gemeenten. Het verdient aanbeveling daarvoor het niveau van de politieregio te kiezen: Holland Midden (dus inclusief de regio rond Gouda). Wat betreft het gebruik van softdrugs is er minder landelijk beleid. Toch maken deskundigen zich ook zorgen over de vermeende toename van het gebruik van cannabis. Wat daarbij zorgen vooral baart is dat de kwaliteit van de cannabis steeds beter wordt, waardoor het sterker en meer verslavend is. Daarnaast zie we veel combinatiegebruik van alcohol en cannabis, wat leidt tot gedragsverandering. De politie signaleert bijvoorbeeld bij excessen tijdens de jaarwisseling gedrag op basis van combinatiegebruik. Jongeren zijn dan ook niet of nauwelijks aanspreekbaar, wat het optreden bemoeilijkt. 3.
Lokale/ regionale analyse en probleemschets
3.1 Aard en omvang probleem; alcohol De meest recente cijfers dateren van de jeugdmonitor 2003 die dit jaar herhaald wordt. Kijkend naar de cijfers uit 2003 blijkt 2 dat ook de jongeren in Zuid Holland Noord al op jonge tot zeer jonge leeftijd met enige regelmaat alcohol drinken. Bijna de helft van alle jongeren tussen de 12 en de 17 jaar en een kleine kwart van de jongeren in Zuid Holland Noord (in 2003) drinkt zelfs al in groep 7 en 8 van de basisschool. Boven de 18 drinkt meer dan viervijfde van de jongeren. In Leiden ligt het alcoholgebruik onder jongeren iets lager en lijkt enigszins te stabiliseren. Dat deze cijfers in Leiden iets lager liggen heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat er meer allochtone of liever gezegd islamitische jongeren in Leiden wonen dan in de rest van de regio. Wij hebben geen inzicht in de omvang van het aantal alcoholvergiftigingen en van aan alcohol gerelateerd letsel in deze regio omdat dat op dit moment niet geregistreerd wordt door de ziekenhuizen en / of huisartsenposten. Uit de recente landelijke cijfers blijkt een forse toename, waarbij vooral de stijging onder meisjes opmerkelijk is. We gaan ervan uit dat deze landelijke cijfers ook grotendeels voor Leiden zullen gelden. De Beleidsvisie “Iedereen telt” (verslavingszorg en maatschappelijke opvang in Zuid Holland Noord 2006-2009) vermeldt dat over een langere periode gezien (10 jaar) in Zuid-Holland Noord het percentage 2
De informatie is afkomstig van de GGD en is ontleend aan “de gezondheidspeiling 12-26 jarigen” in 1998 en 2003, “de scholierenpeiling genotmiddelen en gokken” in 1996 en 2003 en “de gezondheidspeiling 18-64 jarigen” in 2000 en 2005. 25
leerlingen dat op de basisschool het eerste glas alcohol drinkt meer dan verdubbeld is. Ook is een toename van het absolute aantal cliënten met een primair alcoholprobleem in de verslavingszorg te zien. Dit is in Zuid-Holland Noord in de periode 1999-2003 met 17% gegroeid van 602 naar 707 cliënten. Brijder en GGD ontvangen middelen uit de doeluitkering verslavingszorg voor de uitvoering van diverse activiteiten gericht op preventie van onverantwoord middelengebruik waaronder alcohol onder jongeren in de gehele regio Zuid Holland Noord.. 3.2. Aard en omvang probleem: softdrugs Ongeveer 8% van de 12-26 jarige jongeren in Zuid Holland Noord gebruikt cannabis. Voor Leiden ligt het percentage hoger met 11%. Het gebruik loopt op met de leeftijd. Onder 12-14 jarigen is het percentage 2% en onder 18 plussers 10%. De gemiddelde startleeftijd voor cannabis is voor mannen 15 en voor vrouwen 16 jaar. Drugsgebruik hangt sterk samen met het geloof. Gelovige jongeren gebruiken veel minder vaak drugs dan jongeren waarvoor het geloof niet belangrijk is. Etnische achtergrond hangt niet samen met druggebruik. Alle 12-14 jarige cannabisgebruikers hebben de cannabis gekregen. Van de 15-17 jarigen heeft eenderde het gekregen en tweederde gekocht. Dat is opmerkelijk omdat volgens de wet coffeeshops cannabis alleen mogen verkopen aan 18 plussers. In Leiden vindt de meest verkoop plaats. In 2003 gebruikten in de regio evenveel jongeren cannabis als in 1998. In Leiden wordt een toename gemeten. Zoals gezegd wordt het onderzoek in het najaar van 2008 herhaald en komen begin 2009 nieuwe cijfers beschikbaar. Ouders zijn beter op de hoogte van het gebruik van hun kinderen (2/3), maar beoordelen het grotendeels als negatief (2/3). Brijder verslavingszorg heeft de indruk dat het gebruik van cannabis door jongeren over de hele linie stabiliseert, maar dat er wel op steeds jongere leeftijd wordt gebruikt. 3.3 Preventie Brijder verslavingszorg en de GGD zijn de belangrijkste uitvoerende partners waar het gaat om preventieve projecten en activiteiten. De GGD voert het programma “Gezonde school en genotmiddelen” (een methodiek waarvan de effectiviteit bewezen is) uit binnen het onderwijs. De helft van de v.o. vestigingen in Leiden doet hieraan mee. In het uitgaansleven wordt het preventieproject Hijsen en Slikken ingezet. Daarbij zijn preventiemedewerkers in horeca en coffeeshops aanwezig en geven voorlichting over (de gevaren van) middelen en alcoholgebruik. Kinderen van ouders met een verslaving- of psychiatrische problematiek lopen extra risico’s. Hiervoor is de Basiszorg Kwetsbare Kinderen (BKK) ingezet, die deze kinderen/ gezinnen ondersteunt. De gezinnen worden doorverwezen door bijvoorbeeld consultatiebureau, huisarts, jeugdzorg etc. BKK is een samenwerking van GGD, Brijder en GGZ kinderen en jeugd en werkt voor de regio Zuid Holland Noord. BKK is gerelateerd aan het meldpunt Zorg en Overlast van de GGD en kent wachtlijsten. 3.4 Handhaving Wanneer de politie aangeschoten jongeren treft waar zorgen over bestaan worden ze aangemeld bij het JPT (Jeugdpreventieteam) dat verdere actie onderneemt richting jongere en ouders. De horeca in Leiden handhaaft redelijk goed op leeftijd (onder de 16 kom je er vaak niet in en jongeren moeten zich legitimeren). Daarnaast is de horeca bereid mee te werken aan het terugdringen van het alcoholgebruik onder jongeren door bijv. het afschaffen van happy hours en striktere handhaving van de leeftijdsgrens en andere maatregelen. Sportkantines hebben de verplichting in hun reglement en zichtbaar in de kantine een aantal afspraken te maken over: leeftijdsgrenzen (16 en 18 jaar) schenktijden van alcoholische dranken huis- en gedragsregels instructie Verantwoord Alcoholgebruik. Er mag geen drank mee worden genomen op het veld en bijvoorbeeld de KNVB handhaaft dit vrij strikt d.m.v. de scheidsrechters. Een club kan daarbij een boete krijgen. Daarnaast bestaat de indruk dat een aantal sportclubs het niet zo nauw neemt met de (leeftijd) regels. Scholen verbieden steeds vaker het drinken op feesten (blowen is überhaupt verboden), maar er wordt vaak nog massaal ingedronken voor het feest. Een aantal scholen weert ook ingedronken jongeren. Ook
26
bij excursies etc. treden de meeste scholen streng op bij excessief gedrag en worden leerlingen teruggestuurd naar huis. Deze voorbeelden verdienen navolging. In het kader van schoolveiligheid willen de scholen dat er in een straal van 200 meter om een school geen gebruik en handel van alcohol en (soft) drugs toe te staan. Dit geldt zowel voor het basis- als voortgezet onderwijs. Wij maken ons zorgen over de verkoop door coffeeshops van cannabis onder de 18 jaar . We hebben geen beeld van het beleid van ziekenhuizen richting jongeren die zwaar onder invloed zijn van alcohol en/of drugs. Brijder is bezig contacten in de regio te leggen en probeert afspraken te maken over directe doorverwijzing vanuit ziekenhuizen. Er zijn nog geen alcoholvrije feesten in Leiden, die overigens vrij populair zijn bij jongeren onder de 16. 4.
Wat willen we bereiken? er is sprake van een integraal optreden van alle betrokkenen, waarbij één gezamenlijke boodschap centraal staat het aantal scholen dat deelneemt aan preventieve programma’s neemt toe het aantal jongeren in Leiden dat veel drinkt en/of blowt neemt af het aantal jongeren dat op jonge leeftijd start met drinken en/of blowen neemt af
5.
Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken?
De Rijksoverheid noemt vier pijlers waarop een lokaal alcoholbeleid zich zou moeten richten: 5.1 Beïnvloeding publieke opinie/ verbreden draagvlak Alcoholgebruik door jongeren wordt noch door jongeren zelf, noch door veel opvoeders/ ouders als problematisch ervaren. Aandacht voor de gezondheidsschade die het gevolg kan zijn van het drinken op jonge leeftijd zou integraal onderdeel uit moeten maken van opvoedingsondersteuning, het onderwijs (bv. biologielessen en/ het vak verzorging, relatielessen, etc.) en voorlichtingscampagnes.
27
Acties: • De gemeente (voorlichting en communicatie) initieert, in vervolg op en zoveel mogelijk gebruik makend van landelijke campagnes, een lokale campagne om de schadelijke gevolgen van alcoholmisbruik breed onder de aandacht te brengen van zowel volwassenen als jongeren zelf (< 23 jaar). Centraal staat daarbij de eenduidige boodschap: het gebruik van alcohol op jonge leeftijd is bijzonder schadelijk voor de hersenen, onder de 16 moet je geen alcohol drinken en vanaf 16 alleen met mate. Bij dit soort preventieve campagnes is uit onderzoek gebleken dat ze alleen effectief zijn als ze community-breed worden opgezet en uitgevoerd, dus met onderwijs, sport, horeca, jongerenwerk, detailhandel etc. Deze boodschap dient consistent uitgedragen te worden. In de diverse bestaande overleggen met sportclubs, onderwijs etc. zal dit thema en de campagne actief door de wethouder worden geagendeerd. • gemeenten/ GGD gaan met de scholen in overleg over uitbreiding van de voorlichting/vergroting van de kennis over gezondheidsschade als gevolg van alcoholmisbruik. Een mogelijkheid is deze meer te integreren in de vaklessen die zich daarvoor lenen zoals biologielessen, verzorging en maatschappijleer • hetzelfde geldt voor de voorlichting aan ouders. Tijdens ouderavonden kan hier aandacht aan besteed worden in algemene zin maar ook in de toelichting op het verbod op alcohol op feestjes en excursies/schoolreisjes. 5.2 Regelgeving Verhogen leeftijdsgrens Gemeenten krijgen de mogelijkheid de leeftijd waarop alcohol gekocht mag worden te verhogen naar 18 jaar en ouder als zij dit vanwege bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld ernstige openbare ordeproblemen) wenselijk vinden. De vraag is of deze regio daar straks een beroep op wil of kan doen. Een mogelijkheid is eerst te zorgen voor meer draagvlak en stringentere handhaving en pas in een later stadium de leeftijdsgrens te verleggen (als daar aanleiding voor is). • actie: onderzoek of en in hoeverre gemeenten in deze regio in de nabije toekomst aanspraak willen maken op bijzondere omstandigheden om de leeftijdsgrens te verhogen naar 18 jaar. Beperking openingstijden horeca en beperking verkooppunten Veel jongeren gaan eerst "indrinken" om dan pas rond middernacht uit te gaan en nog meer te gaan drinken. actie: • De politie kan jongeren die overduidelijk onder invloed zijn op de fiets aanhouden en sanctioneren. • Ook kan er gekeken worden naar de mogelijkheden voor een verbod op de verkoop van alcohol op scholen (tijdens feesten). Een aantal scholen is hier al toe overgegaan Verbod op alcoholreclames De gemeenten kunnen ook plaatselijke alcoholreclames (permanent of bij evenementen) verbieden of op zijn minst terugdringen. Daarnaast kan bij evenementen zoals nu ook bij Armin van Buren gebeurt verordonneerd worden dat alleen evenementenbier verkocht wordt (met een laag alcoholpercentage). actie: onderzoek om dit te doen bij evenementen die veel jongeren trekken (15-23 jaar). Tot slot kan de gemeente straks via de APV vastleggen dat er in de openbare ruimte geen alcohol gedronken mag worden actie: Opnemen in APV zodra dat mogelijk is. In afwachting daarvan kan overwogen worden om via de band van de overlast op meerdere plekken in de stad alcoholbezit bij jongeren te verbieden.
28
5.3 Handhaving Intensivering handhaving Uit landelijk onderzoek blijkt dat de leeftijdsgrens niet altijd even strikt gehandhaafd wordt. Dit zal ook in Leiden het geval zijn. Met de overheveling van het toezicht naar de gemeenten krijgen laatstgenoemden tevens de mogelijkheid het aantal controles op te voeren en sancties op te leggen (intrekken vergunning). Maar ook nu al kan de VWA gevraagd worden om in samenwerking met de politie het aantal controles op te voeren. Actie: voorstellen ontwikkelen om de controles op handhaving alcoholverkoop in supermarkten op te voeren met inschakeling van de politie nu en straks. Alarmeringssysteem in supermarkten om verkoop alcohol onder de 16 jaar tegen te gaan Albert Heijn wil een speciaal alarmeringssysteem invoeren dat caissières attent maakt via een piepje dat handmatig gescand wordt op de verkoop van alcohol. Aldus gealarmeerd worden laatstgenoemden extra gestimuleerd om de klant eens goed te bekijken en in geval van twijfel naar de leeftijd te vragen (Bron: Distrifood, nieuwssite voor supermarkten). Actie: Overleg met alle supermarkten in Leiden en in de regio over mogelijke invoering van dit systeem vooral op de tijden dat er door jongeren wordt ingeslagen: vrijdag en zaterdag tussen 20.00 – 22.00 uur. Interventies gericht op jongeren tussen 12-16 jaar die betrapt worden op een (kleine) overtreding/ strafbaar feit waarbij alcohol in het spel is en hun ouders/ opvoeders In Deventer worden jongeren van 12-16 jaar die een overtreding begaan waarbij sprake is van alcohol opgepakt en door de politie naar hun ouderlijk huis gebracht. De jongere en zijn/ haar ouders wordt vervolgens verwezen naar Bureau Halt. Halt neemt een intake af bij zowel de ouders als de betreffende jongeren en schakelt vervolgens de verslavingszorg in. De jongere wordt dan verplicht tot deelname aan een cursus en zijn ouders aan een ouderbijeenkomst. In de regio Zuid Holland Noord zou voor een dergelijk project aangesloten kunnen worden bij het Jeugdpreventieteam (JPT). Daarbij stellen wij voor de jongeren niet door de politie naar huis te laten brengen maar de ouders te verzoeken hun kind op te halen op het politiebureau. Actie: de gemeente spreekt af met de politie dat zij jongeren van 12-16 jaar die een overtreding begaan waarbij sprake is van alcohol, oppakt en de ouders ontbiedt op het politiebureau. De jongere en zijn/ haar ouders wordt vervolgens verwezen naar het Jeugd Preventie Team. Hier wordt een intake afgenomen bij zowel de ouders als de betreffende jongeren en vervolgens wordt verslavingszorg ingeschakeld. Afhankelijk van de beoordeling van Brijder wordt de jongere vervolgens verplicht tot deelname aan een cursus of andere interventie en zijn ouders aan een ouderbijeenkomst. In geval het vermoeden bestaat dat de betreffende jongere zich met enige regelmaat schuldig maakt aan alcoholgebruik worden gebruik gemaakt van recent ontwikkelde instrumenten gericht op het vermogen tot zelfregulering. 5.4 Vroegsignalering Het gaat hier om het in een zo vroeg mogelijk stadium opsporen en toeleiden naar zorg van (beginnende) probleemdrinkers en van mensen/ jongeren die hiertoe extra risico lopen. Kinderen van verslaafde ouders lopen bijvoorbeeld meer risico zelf ook verslaafd te raken. Brijder en GGD hebben hiervoor het pakket vroegsignalering ontwikkeld voor de eerstelijnsinstellingen. Huisartsen, maar ook scholen (en schoolartsen), kunnen een belangrijke rol spelen in de herkenning en daarmee vroegsignalering van (beginnende) alcoholproblemen bij hun leerlingen/ patiënten en in de doorverwijzing naar verslavingszorg. Hiervoor is wellicht nodig dat zij speciaal geschoold worden. Tot slot is het belangrijk om afspraken te maken met het LUMC en het Elizabeth Ziekenhuis om ervoor te zorgen dat jongeren met alcoholvergiftiging en hun ouders de benodigde nazorg krijgen en om in beeld te krijgen welke factoren en omstandigheden van invloed zijn op het zogenaamde “comadrinken”. Actie: GGD overlegt met LUMC over registratie van alcoholvergiftigingen en aan alcohol gerelateerd letsel onder jongeren. Brijder is gevraagd met een voorstel te komen voor vervolg en nazorg voor ouders en jongeren zelf.
29
6.
Indicatoren (Programmabegroting) 7. Uitvoeringsschema Een en ander laat zich samenvatten in het volgende uitvoeringsschema. % jongeren onder de 16maken dat drinkt (jeugdmonitor) Daarbij we en/of bij deblowt acties onderscheid in 4 soorten acties: % jongeren dat veel en/of blowt (jeugdmonitor) 1.drinkt bestaand stoppen % jongeren dat op 2. jonge bestaand leeftijd begint ongewijzigd met drinken voortzetten en/of blowen (jeugdmonitor) 3. bestaand gewijzigd voortzetten 4. nieuw Per actie onderdeel wordt aangegeven: wie trekker is, welke partners er zijn, welke tijdsplanning gehanteerd wordt, hoeveel uren en middelen nodig zijn en hoe we e.e.a. monitoren.
30
Uitvoeringsschema III Aanpak overmatig alcohol- en softdruggebruik bij jongeren Actie
Regie
1.Publiekscampagne alcoholgebruik door de jeugd (ouders en jongeren, community breed) (Nieuw)
Gemeente (REA/SL)
Uitvoerende partners Scholen, jongerenwerk, GGD, Brijder, politie etc.
Uren
Middelen
Tijdsplanning
Evaluatie/opbrengst/indicator/aanlevering
30 uur REA/Stadsleven (binnen bestaande uren)
15.000 Uit bestaand budget verslavingszorg
2009
Gemeentbrede campagne
75 uur SSC communicatie
4.875 (SSC) Uit bestaand budget verslavingszorg
2. Uitbreiding bereik gezonde school en genotmiddelen (bestaand uitbreiden) 3. Alcohol matigingsbeleid scholen stimuleren
Gemeente (REA/SL)
GGD , Brijder, scholen
30 uur REA/Stadsleven
Binnen bestaande middelen
2009 e.v.
Bereik aantal scholen/klassen
Gemeente (REA/SL en SK)
Binnen bestaande overlegstructuren
n.v.t.
2009 e.v.
Verankering in schoolplannen en aanpak veilige school
4. Onderzoek verhogen leeftijdsgrens voor verkoop alcohol naar 18 jaar 5. Onderzoek aanpak bij feesten die jongeren trekken 6. Handhaving
Gemeente (REA/SL)
Scholen (mede in het kader van het convenant Veilige School) Nu: Voedsel- en Waren Autoriteit i.s.m politie. Straks: gemeente
20 uur REA/SL (binnen bestaande uren)
n.v.t.
2009
advies
Horeca, city marketing, politie etc. Horeca, winkels,
25 uur (REA/SL) binnen bestaande uren 20 uur
n.v.t.
2009
Diverse acties
n.v.t.
2009 e.v.
Aantal controles
Gemeente (REA/SL) Gemeente
31
versterken
(SSC juridisch) Gemeente (REA/SK/SL)
coffeeshops, sportclubs JPT, politie, Brijder,
Binnen bestaande uren Binnen bestaande afspraken
7. Interventies jongeren 12-16 die veel gedronken/geblowd hebben 8. Interventie bij alcoholvergiftiging
Gemeente (REA/SL)
Ziekenhuizen, politie, Brijder
Binnen bestaande afspraken
9. Voorlichting alcohol en drugsgebruik binnen jongerenwerk
Gemeente (REA/SL)
Jongerenwerk, GGD, Brijder
Binnen bestaande afspraken
Binnen bestaande middelen
2009 e.v.
Aantal interventies
Binnen bestaande middelen Binnen bestaande middelen.
2009 e.v.
Aantal jongeren registreren
2009 e.v.
Aantal voorlichtingen en bereik jongeren
32
Uitvoeringsplan IV Uitbreiding aanpak Veilig Opgroeien 1.
Inleiding
Onlangs stelde de raad de jeugdnota “De Leidse Jeugdfactor; participatie en perspectief. Integraal jeugdbeleid 2007-2011 vast”vast. De jeugdnota beschrijft de doelen, stand van zaken en speerpunten voro de toekomst van het Leidse jeugdbeleid. Deze speerpunten worden nader uitgewerkt (“wat gaan we doen”) in deelnotities en bijbehorende uitvoeringsplannen. Bij het hoofdstuk integraal werken en organisatorische aspecten (hoofdstuk 10)is in de jeugdnota het volgende geschreven. De aanpak van Veilig Opgroeien (Stevenshof) wordt in een aantal nader te bepalen wijken ingezet. Voor deze stedelijke uitrol wordt een deelplan ontwikkeld Leiden startte in 2005, met ondersteuning van de provincie, met de methodiek Communities that Care, hier onder de naam Veilig Opgroeien. 1.1. Veilig Opgroeien Veilig Opgroeien is gebaseerd op de methodiek Communities that Care (CtC), waar steeds meer gemeenten mee werken (ca. 12 gemeenten waaronder Almere en Rotterdam, die deze aanpak in alle wijken heben ingevoerd). Het is een methodiek om probleemgedrag bij kinderen en jongeren te voorkomen. De sociale ontwikkeling van kinderen is afhankelijk van zogenaamde risico factoren en beschermende factoren. Er zijn 19 risicofactoren geïdentificeerd waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat ze invloed hebben op het ontstaan van probleemgedrag. Binnen Veilig Opgroeien wordt gewerkt met programma’s, projecten en aanpakken waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat ze effectief zijn en die zich richten op de aanpak van deze risicofactoren Doordat de hele leefomgeving van de jeugd betrokken is bij de aanpak (gezin, school, wijk, vrienden) is sprake van een integrale benadering. De aanpak is wijkgericht, wetenschappelijk onderbouwd en systematisch van opzet. Het sluit aan bij de sterke kanten van een wijk en geeft die een nieuwe impuls. 1.2. Stevenshof Op grond van de uitkomsten van het bij de methodiek horende scholierenonderzoek, is met gestart in de Stevenshof. De Stevenshof kwam, naast Leiden Noord, naar voren als een wijk met bovengemiddeld probleemgedrag en hogere scores op een aantal risicofactoren. In het preventieteam in de wijk zitten vertegenwoordigers van onderwijs, politie, welzijnwerk, jongerenwerk, peuterspeelzalen, kinderopvang, consultatiebureau, ggd, maatschappelijk werk, jeugdzorg, wijkraad en corporaties. Zij benoemen de 4 belangrijkste risicofactoren voor de wijk. Zij hebben een wijkprofiel (sociale diagnose) opgesteld en een plan van aanpak (preventieplan) ontwikkeld, waarin staat hoe de risicofactoren aangepakt gaan worden. Momenteel worden deze plannen uitgevoerd. Via het komende scholierenonderzoek (najaar 2008) wordt gemonitord of de ingezette acties ook daadwerkelijk effect laten zien. Waar nodig worden de wijkplannen op basis van deze uitkomsten weer aangepast en bijgesteld. Voor de gemeente zelf is Veilig Opgroeien een belangrijk sturingsmiddel binnen het (jeugd) beleid. De gemeente is dan ook projectleider bij deze aanpak. Veilig Opgroeien voorkomt een wirwar aan losstaande projecten en interventies en zorgt voor samenhang en gezamenlijke focus. In de Stevenshof heeft de aanpak o.a. geleid tot wijkbrede invoering van Triple P (opvoedingsondersteuning)., naschoolse activiteiten, een wijkboekje, en een groot kunstproject in de wijk. 2. Maatschappelijke en landelijke context Probleemgedrag bij de jeugd is een belangrijk maatschappelijk probleem. Het is van belang voor de hele maatschappij dat kinderen opgroeien tot volwaardige burgers en hun kansen en mogelijkheden benutten. Daarvoor is het nodig dat ze in veilige omgeving opgroeien zowel thuis als op school en in de wijk en dat zij kansen, vaardigheden en erkenning krijgen zodat ze zich kunnen binden en betrokken voelen bij hun omgeving.
33
Problemen in de jeugd kunnen bijvoorbeeld leiden tot voortijdig schoolverlaten, waardoor deze jongeren later kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt. Het vroegtijdig signaleren en aanpakken van problemen bij kinderen en het ondersteunen van ouders bespaart de maatschappij als zodanig latere problemen en is een investering in de toekomst. Om deze reden is het programma Communities that Care (CtC) destijds naar Nederland gehaald vanuit de criminologie (Junger Tass)en wordt inmiddels in een groeiend aantal gemeenten uitgevoerd. We zien in Nederland dat er vele organisaties zijn die zich op de jeugd richten. Het zijn er vaak zoveel dat we de zicht op het kind en de ouders wat dreigen te verliezen. Samenhang tussen de diverse aanbieders is noodzakelijk. Door alle domeinen waarin kinderen leven samen te brengen zijn veranderingen en verbeteringen mogelijk. De methodiek biedt de gemeente zelf een uitstekend middel voor sturing en integrale aanpak. Gemeenten hebben de regie in het lokale preventieve jeugdbeleid maar slagen er lang niet altijd in deze rol waar te maken. Het ontbreekt daarbij aan integrale sturingsmiddelen en preventiestrategieën. CtC is een belangrijke methodiek die deze rol ondersteunt en vorm geeft. Het verwacht van de gemeente wel een actieve en stimulerende rol naar de partners en de wijk toe. 3. Lokale analyse en probleemschets De aanpak in de Stevenshof is tot nu toe positief ontvangen door alle betrokkenen. Hoewel het werken met de methodiek nieuw is voelen de partners zich er vanaf het begin bij betrokken en zien meerwaarde in het gezamenlijk optrekken. De bijeenkomsten in de Stevenshof worden dan ook nog steeds trouw bezocht door iedereen. Ook landelijk staat leiden bekend als ene goed lopende locatie (zie o.a. evaluatieonderzoek Verweij Jonker Instituut in opdracht van de provincie) Omdat er in de Stevenshof al veel overlegd werd over de aanpak van de jeugdoverlast in de wijk is al gauw besloten de lange termijn strategie van Veilig Opgroeien te combineren met de korte termijn maatregelen (creëren van jongerenvoorzieningen bijvoorbeeld). Zo worden allerlei dubbelingen in overleg voorkomen en kunnen korte en lange termijn in elkaars verlengde worden gebracht. We willen de aanpak van Veilig Opgroeien ook in andere wijken inzetten. Daarbij willen we de ervaringen die we in de Stevenshof hebben opgedaan inzetten om het proces te versnellen en efficiënter te laten verlopen. 4.
Wat willen we bereiken? De aanpak van Veilig Opgroeien is in 2009 in een 5-tal aantal wijken ingevoerd. deze wijken beschikken medio 2010 over een wijkprofiel en preventieplan dat uitgevoerd wordt
34
5.
Wat gaan we doen om deze doelen te bereiken?
5.1 Scholierenenquête/jeugdmonitor Najaar 2008 wordt het scholierenonderzoek dat hoort bij de Veilig Opgroeien methodiek herhaald. Ditmaal wordt het onderzoek geïntegreerd met de 4 jaarlijkse jeugdmonitor en uitgevoerd dooor de GGD. Alle scholen voor voortgezet onderwijs wordt om deelname verzocht. De enquête wordt in digitale vorm afgenomen. Eind 2008 komen via onderzoeksbureau DSP de uitkomsten van de Veilig Opgroeien onderdelen beschikbaar. Op basis van die uitkomsten wordt de aanpak verder ingezet. 5.2 Wijken We willen Veilig Opgroeien in de volgende wijken inzetten: Stevenshof (al ingezet) Noord/de Kooi (nieuw) Slaaghwijk (ingebed in de reeds opgezette wijkaanpak) Morskwartier (nieuw) Zuid West (Bos en Gasthuisdistrict) (nieuw) 5.3 Organisatievorm Voor de uitrol over de stad is gekeken naar de ervaringen die hiermee in Almere zijn opgedaan, waar dit vlot is verlopen. Ook Rotterdam werkt momenteel aan gemeentebrede inzet van Veilig Opgroeien.. Er komt een stedelijk kernteam dat het stedelijk voorwerk verricht. Het analyseert de onderzoeks- en aanvullende gegevens en maakt concept wijkprofielen en doet voorstellen per wijk over o.a. prioritering. Wijkteams, gelieerd aan de leefbaarheidsoverleggen en de wijkmanagers, reageren op deze voorstellen en doen voorstellen voor de aanpak in de wijk. Wat stedelijk kan wordt stedelijk voorbereid en wat in de wijk moet gebeurt in de wijk. Op die manier willen we de uren-inzet van de partners in de stad beperken. Binnen de gemeente wordt de projectleiding verzorgd vanuit de afdeling Realisatie/Stadskennis, waar 400 uur beschikbaar is met 150 uur voor administratieve ondersteuning. Daarnaast spelen de wijkmanagers en de leefbaarheidsoverleggen een belangrijke rol. Daar is per wijk 40 uur nodig voor het terugleggen van de plannen in de wijk. Uitgaande van 5 wijken is dit 200 uur. Voor de bij de methodiek noodzakelijke trainingen wordt bureau Seinpost ingezet, dat al eerder in de Stevenshof op een goede manier voor ondersteuning en trainingen heeft gezorgd. Hiervoor is een bedrag van 35.000 nodig dat in 2009 uit de voorziening jeugdbeleid kan worden betaald. Voor de jaren daarna zijn deze kosten meegenomen in de reguliere middelen voor preventief jeugdbeleid. De uitvoering van de plannen in de wijken vindt zoveel mogelijk binnen de bestaande financiële kaders plaats. Waar nodig wordt actief gezocht naar aanvullende incidentele financiering. De ervaring leert dat de aanpak van Veilig Opgroeien ook kan leiden tot wijziging van stedelijk beleid (bijv. t.a.v. opvoedingsondersteuning), waardoor nauwe samenwerking met alle relevante beleidsterreinen binnen de gemeente van groot belang is. In het kader van de herijking welzijnsbeleid wordt o.a. onderzocht of er een meer flexible wijkbudgetten op het geb ied van welzijn kunnen komen. Dat zou voor een meer wijkgerichte vorm van werken als Veilig Opgroeien een goed middel zijn. De ervaringen met Veilig Opgroeien kunnen deels input zijn voor de herijking van het welzijnsbeleid. Op stedelijk niveau blijft de stuurgroep actief. Hierin zitten de managers en directeuren de partners in de stad onder voorzitterschap van de wethouder jeugd. Zij stellen de wijkprofielen en preventieplannen vast, bespreken de uitkomsten en conclusies van het onderzoek, zorgen voor de invulling van kernteam en wijkteams en verankeren de aanpak en de activiteiten binnen hun eigen instelling.
6.
Indicatoren 7. Uitvoeringsschema • cijfers scholierenonderzoek en jeugdmonitor; scores op landelijk en stedelijk Een en ander laat zich samenvatten in het volgende uitvoeringsschema. gemiddelde Daarbij makenm.b.t. we bij de acties onderscheid in 4 soorten acties: • cijfers leefbaarheidsonderzoeken jeugd 1. bestaand stoppen • cijfers veiligheidsmonitor m.b.t. jeugdincidenten 2. bestaand ongewijzigd voortzetten 3. bestaand gewijzigd voortzetten 4. nieuw Per actie onderdeel wordt aangegeven: wie trekker is, welke partners er zijn, welke tijdsplanning gehanteerd wordt, hoeveel uren en middelen nodig zijn en hoe we e.e.a. monitoren. 35
Actie
Uitvoeringsplan V Regie
Partners
Uren
Middelen
Tijdsplanni ng
20.000 (uit regulier budget onderzoek en monitorin g jeugdbelei d) n.v.t.
Najaar 2008 afname resultaten vanaf 2009
Evaluatie Opbrengst indicator Uitvoering, bereik en representativitei t
Scholierenonderzoek/jeugdmo nitor (bestaand gewijzigd voortzetten)
Gemeente (REA/SK) en GGD
GGD, DSP, scholen v.o.
40 uur REA/SL binnen bestaande uren
Kernteam (nieuw)
Gemeente REA/SK
Nader te bepalen
2x 4 uur per week + 2 uur ondersteuning (REA/SK) Kernteam 6-8 x per jaar
Wijkteams (nieuw)
Gemeente/ REA/Stadsdel en (wijkmanager s)
40 uur per wijk x 5 = 200 uur totaal (wijkmanagers/REA/Stadsd elen)
n.v.t.
2e helft 2009
Stuurgroep (bestaand gewijzigd voortzetten)
Gemeente (wethouder Jeugd is voorz.)
Leefbaarheidsover leg + aanvullende partners (JGZ, voorschoolse voorzieningen, onderwijs, maatschappelijk werk etc.) GGD, Thuiszorg, schoolbesturen, politie, maatschappelijk werk, SPL, B4Kids, jongerenwerk, Libertas, Bureau Jeugdzorg
Binnen bestaande uren
n.v.t.
1 of 2x per jaar
Vaststelling onderzoeksresul taten, gebiedskeuze, kernteam en wijkteams en vaststellen wijkprofielen en preventieplanne n
Begeleiding/training Seinpost (bestaand gewijzigd voortzetten)
Gemeente REA/SK en Bureau Seinpost
Alle betrokkenen
n.v.t.
Gehele jaar (2009)
Communicatie
Gemeente REA/SK
Alle betrokkenen
Binnen bestaande uren
35.000 per jaar uit BDU en voorzieni ng jeugd (t/m 2009) 20.000 Uit BDU en voorzieni ng jeugd (t/m 2009)
Verzorgen benodigde trainingen en begeleiding projectleiders en wijkmanagers Communicatie in de wijk(en)
1e helft 2009 voorstellen aan wijk
Vanaf 2009
Uitbreiding activiteiten in de wijk voor jongeren (12+)
36
Stedelijke en wijkanalyses Indicatoren via herhaling onderzoek 1x per 4 jaar Input voor preventieplanne n Indicatoren: bereik activiteiten en programma’s
1. Inleiding Onlangs stelde de raad de jeugdnota “De Leidse jeugdfactor, participatie en perspectief. Integraal jeugdbeleid 2007-2011“ vast. De jeugdnota beschrijft de doelen, stand van zaken en speerpunten voor de toekomst van het Leidse jeugdbeleid. Deze speerpunten worden nader uitgewerkt (“wat gaan we doen?”) in deelnotities en bijbehorende uitvoeringsplannen. Bij het domein Vrije tijd is het volgende geschreven. Wat willen we bereiken? Leiden moet voor de jeugd een aantrekkelijke stad zijn om in te wonen. Op het gebied van vrije tijd wordt de jeugd in Leiden uitgedaagd actief te participeren op allerlei gebieden zoals spelen, cultuur, sport. Daarbij is er aandacht en respect voor diversiteit. Het jongerenwerk draagt bij aan het sociale klimaat via goed toegankelijke voorzieningen in een aantal wijken. Jongeren worden actief betrokken bij het beheer van de voorzieningen en het organiseren van activiteiten. Het jongerenwerk bereikt jongeren buiten deze voorzieningen actief via het ambulante jongerenwerk. Sportdeelname wordt zoveel mogelijk gestimuleerd via de sportverenigingen. Daarnaast worden sportactiviteiten buiten verenigingsverband in wijken gestimuleerd (naschoolse activiteiten, Bos-projecten, jongerenwerk, kinderwerk) Hoe staan we ervoor? In de jeugdmonitor 2003 geeft 66% van de ondervraagden aan ontevreden te zijn over activiteiten in de buurt. Over de activiteiten in de stad is men meer tevreden en is 19% ontevreden. Op de vraag wat er aan voorzieningen wordt gemist, worden skatebaan, voetbalveldjes en hang/ontmoetingsplekken in de wijk genoemd. In een aantal wijken is sprake van soms ernstige vormen van overlast door jongeren. De jongeren zelf geven aan dat er te weinig voor ze te doen is in de wijk en dat er geen plek voor hen is, zowel binnen als buiten. Jongerenruimtes in buurthuizen zijn zeer beperkt open. De nieuwe uitvoerder van het jongerenwerk is bezig hier een inhaalslag te maken. De huidige jongerenruimtes in buurthuizen zijn daarbij niet altijd geschikt (te klein) voor de groeiende groep bezoekers. Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken? Binnen het speelruimtebeleid willen we meer speel/hangplekken voor jongeren (12+) creëren, vooral in die wijken waar veel jongeren wonen. Jongerenruimtes in buurthuizen zijn meer open. De formatie van het jongerenwerk wordt uitgebreid. Daarnaast worden de bezoekende jongeren actief betrokken bij het beheer van de ruimte en de te organiseren activiteiten. Het ambulant jongerenwerk bereikt ook groepen jongeren buiten deze voorzieningen. Speerpunten In de wijken blijven vooral de voorzieningen voor jongeren van 12-16 jaar achter. Er moet geïnvesteerd worden in sport en spelvoorzieningen, ontmoetingsplekken en activiteitenaanbod. We willen hiervoor het jongerenwerk in de wijken een extra impuls geven en zullen met behulp van incidentele gelden en externe fondsen waar mogelijk sport- en spelvoorzieningen realiseren. Voor dit speerpunten zijn extra structurele middelen beschikbaar.
37
2. Maatschappelijk en landelijke context De waarde van goed jongerenwerk wordt weer volop erkend en wordt er geïnvesteerd in voorzieningen in wijken, in ontmoetingsplekken en in jongerenwerkers en ambulant jongerenwerk. Op het gebied van de fysieke omgeving is er vaak weinig ruimte voor jongeren. Speelvoorzieningen zijn vaak gericht op jongere kinderen. Voorzieningen voor wat oudere jeugd blijven daarbij achter, zijn vaak duurder en worden door volwassen wijkbewoners ook niet altijd op prijs gesteld om de vermeende overlast. Landelijke fondsen als de Richard Krajicek - en de Cruijff Foundation willen door het investeren in sportvoorzieningen bijdragen aan een gezond leefklimaat en sporten en bewegen door jongeren. Gemeenten dragen altijd bij in dergelijke voorzieningen. Vanuit het ministerie van VWS is twee jaar geleden op zogenaamde Buurt Onderwijs Sport (BOS) projecten. Gemeenten konden gedurende 4 jaar middelen krijgen om dergelijke projecten te realiseren. Ook de BOS regeling heeft als doel de leefbaarheid in wijken te vergroten en jongeren tot sporten en bewegen te stimuleren. Er is een groep jongeren die niet deelneemt aan sport binnen verenigingsverband. Zij sporten buiten een club op straat en met elkaar. Vanuit Bos projecten en jongerenwerk wordt geprobeerd dit sporten te ondersteunen via clinics, toernooien in wijken en dergelijke. Tenslotte is een verandering waar te nemen binnen het jongerenwerk zelf. Waar dit vroeger veel meer aanbodgericht werkte staat de participatie van jongeren zelf nu centraal en worden zij gestimuleerd zelf een actieve rol te spelen. Ook het activiteiten aanbod wordt samen met en door jongeren ontwikkeld en uitgevoerd. 3. Lokale analyse en probleemschets In onderzoeken en gesprekken in de stad komt steeds het beeld naar voren dat er niet genoeg te doen is in de wijk voor jongeren. In de jeugdmonitor 2003 geeft 66% van de ondervraagden aan ontevreden te zijn over activiteiten in de buurt. Over de activiteiten in de stad is men beduidend positiever en is 19% ontevreden. Op de vraag wat er aan voorzieningen wordt gemist, worden skatebaan, voetbalveldjes en hang/ontmoetingsplekken in de wijk genoemd. 20% maakt gebruik van een buiten (hang) plek en 10% geeft aan een buurthuis te bezoeken In de Stevenshof zijn jongeren in dit onderzoek beduidend negatiever over de voorzieningen in de wijk dan jongeren in andere wijken. De afgelopen jaren zijn er in deze wijk al extra voorzieningen gerealiseerd (voetbalkooi, uitbreiding skatebaan, JOP Anne Frankpark etc.) Aan het Leiden Panel is de vraag gesteld of er genoeg te doen is in de buurt voor kinderen van 0-6, 6-12, 12-18, 18 jaar en ouder. Opvallend is dat men de voorzieningen voor jonge kinderen veel hoger waardeert (46% 0-6 en 38% 6-12) dan die voor oudere jeugd (14% 12-18 en 16% 18+). In de gesprekken met jongeren was vrije tijd een van de thema’s. Jongeren geven aan dat er niet genoeg voor hen te doen is. Jongeren in de leeftijd tot ca. 18 jaar geven daarbij aan vooral voorzieningen in de wijk te missen en missen op stedelijk niveau feesten en concerten. Daarbij moet er voldoende aandacht voor meiden zijn. Ze worden onvoldoende geïnformeerd over de activiteiten die er wel zijn. Jongeren(organisaties) die zelf wat willen organiseren voelen zich niet altijd voldoende gesteund. Ze geven aan dat daarvoor een fonds opgericht kunnen worden. In de weekends en in vakanties moeten er volgens jongeren meer sportieve en culturele activiteiten georganiseerd worden. Leiden heeft relatief weinig jongerenwerk beschikbaar. De formatie blijft achter bij landelijke normen en schattingen. Daarbij is er overigens geen sprake van een echte landelijke normering. In 2007 is het jongerenwerk overgegaan van de LWO (nu Libertas) naar de St. Jeugd en Jongerenwerk Midden Holland. Na wat overgangsproblemen krijgt het jongerenwerk in Leiden nu goed gestalte. Het jongerenwerk bereikt nu veel meer jongeren en de jongerenruimtes zijn meer open. Daarbij worden jongeren actief betrokken bij de organisatie en het beheer. De toename van bezoekers heeft wel tot gevolg dat de ruimtes waar het jongerenwerk gebruik van maakt bijna in alle wijken te krap zijn. De gemeente is zoveel mogelijk op zoek naar alternatieven, al zijn de mogelijkheden daarbij soms beperkt en kan een jongerenvoorziening niet altijd op warm onthaal bij omwonenden rekenen. Daarom is het van belang tijdig en in goed overleg met omwonenden regels en afspraken te maken. Het jongerenwerk werkt actief samen met partners in de wijk en in de stad. De politie is een belangrijke partner waar het gaat om overlast. In het uvp aanpajk jeugdoverlast gaan we hierop verder in. Daarnaast werkt het jongerenwerk samen met onderwijsinstellingen (ROC e.d.) via stages en projecten.
38
In het kader van de BOS regeling 12+ is er een project sport jongerenwerk in de gebieden Noord en West. In het kader hiervan worden op 8 locaties in de buitenruimte drie maal per week vraaggericht en laagdrempelig sportactiviteiten georganiseerd. (Stevenshof voetbalkooi, Stevenshof Park, Playground Hoge Mors, voetbalkooi Slaaghwijk, trapveld Kooipark, voetbalkooi Waardeiland, voetbalkooi Sumatrastraat en kunstgrasveld Roodenburg). Deze activiteiten hebben een directe relatie met de leefbaarheid en worden ingezet in verband met knelpunten met groepen jeugd in het gebied. Er wordt nauw samengewerkt met het ROC/sport en bewegen.
4.
Wat willen we bereiken?
5.
Het aantal jongeren dat tevreden is over activiteiten en voorzieningen in de wijk neemt toe. Dit geldt zowel voor voorzieningen in de openbare ruimte als voor jongerenwerk en activiteiten in de buurt Jongerenruimtes zijn zoveel mogelijk open en bieden een gevarieerd en divers activiteiten met en door jongeren.
Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken?
5.1 Voorzieningen in de openbare ruimte We investeren waar nodig en mogelijk in voorzieningen voor jongeren als Cruijff courts, voetbalplekken, skatevoorzieningen en dergelijke. Daarbij maken we zoveel mogelijk gebruik van aanvullende geldstromen en fondsen. Daarbij moet worden opgemerkt dat dergelijke fondsen altijd een bijdrage van de gemeente zelf vragen van globaal tenminste de helft van de kosten. Omdat het vaak om grotere bedragen gaat zijn de mogelijkheden hierin dus toch beperkt. Wanneer we dergelijke voorzieningen in wijken creëren maken we tegelijk afspraken met organisaties in de wijk als het jongerenwerk of TOS voor het organiseren van activiteiten en dergelijke op deze plekken om claimgedrag of overlast te voorkomen. Vooral in wijken waar veel jongeren wonen (Stevenshof, Merenwijk) zijn extra investeringen nodig. Daarnaast zijn er ook wijken waar nog te weinig is (Noord, waar de ruimte en mogelijkheden beperkt zijn). Bij nieuwbouwprojecten is in een vroeg stadium aandacht voor speelruimte, ook voor wat oudere jeugd. Met het extra geld voor jeugdbeleid dat in 2007 nog niet was uitgegeven zijn in diverse wijken voorzieningen voor jongeren (basketbalpleintjes, voetbalveldjes e.d.) opgeknapt en aangepast. Het is van belang jongeren nauwer te betrekken bij het creëren van voorzieningen in de openbare ruimte. Het jongerenwerk heeft aangeboden en wordt gevraagd hier een actieve rol in te spelen. 5.2 Versterking jongerenwerk Het jongerenwerk in Leiden draagt bij aan de leefbaarheid in diverse wijken in Leiden. Daarnaast levert het jongerenwerk een bijdrage aan de ontwikkeling en de ontwikkelingskansen voor jongeren. Participatie van jongeren is een sleutelbegrip en staat centraal binnen de aanpak. Het bereik van het jongerenwerk neemt sterk toe. In een aantal wijken zien we al positieve resultaten van de inzet van het jongerenwerk (Noord, de Kooi, rond de jaarwisseling). Daarom willen we het jongerenwerk versterken en uitbreiden.
39
Het jongerenwerk is gericht op samenwerking met partners in de wijk en in de stad en is actief in het leggen van dwarsverbanden en samenwerkingsinitiatieven. Zo wordt de samenwerking met het Jongerenloket geïntensiveerd, waardoor jongeren beter toegeleid kunnen worden naar school en werk. Op dit moment wordt jongerenwerk ingezet in Leiden Noord, Merenwijk, de Kooi, Stevenshof, Hoge Mors, Zuid en in mindere mate Midden. We willen het jongerenwerk op de op de volgende gebieden versterken en uitbreiden:
uren voor jongerenwerk in Lage Mors uitbreiding uren in Stevenshof (mede met het oog op een nieuwe accommodatie)
Met de extra middelen en uren zullen er daarnaast meer activiteiten in de vorm van workshops en cursussen in de jongerenruimten plaatsvinden.
6.
Hoe gaan we onze resultaten meten? (indicatoren programmabegroting) % jongeren dat tevreden is over voorzieningen in de wijk % idem voor wijkbewoners in de leefbaarheidenquête gebruik en waardering jongerenwerk
7. Uitvoeringsschema Een en ander laat zich samenvatten in het volgende uitvoeringsschema. Daarbij maken we bij de acties onderscheid in 4 soorten acties: 1. bestaand stoppen 2. bestaand ongewijzigd voortzetten 3. bestaand gewijzigd voortzetten 4. nieuw Per actie onderdeel wordt aangegeven: wie trekker is, welke partners er zijn, welke tijdsplanning gehanteerd wordt, hoeveel uren en middelen nodig zijn en hoe we e.e.a. monitoren.
40
Uitvoeringsschema V
uitbreiding activiteiten in de wijk voor jongeren (12+)
Actie
Initiatiefnemer/trekker
Partners
Uren
Middelen
Tijdsplanning
1. Uitbreiding jongerenwerk/activiteiten
Gemeente (REA/SL)
St. Jeugd en Jongerenwerk Midden Holland
Binnen bestaande uren
100.000 (dekking: middelen jeugdnota)
Vanaf 2008
2. Uitbreiding voorzieningen in buitenruimte
Gemeente (Stadsontwerp)
Fondsen e.d., jongerenwerk, Libertas, TOS
Binnen bestaande uren
Bestaande budgetten speelruimte en uit te breiden met incidentele budgetten en externe financiering
Vanaf 2007 e.v.
41
Evaluati opbreng Gebruik waarderi jongeren Tevreden jongeren voorzien in de wij Tevreden over voorzien in de wij
Uitvoeringsplan VI Veilig Spelen in de wijk 121. Inleiding Onlangs stelde de raad de jeugdnota “De Leidse jeugdfactor, participatie en perspectief. Integraal jeugdbeleid 2007-2011” vast. De jeugdnota beschrijft de doelen, stand van zaken en speerpunten voor de toekomst van het Leidse jeugdbeleid. Deze speerpunten worden nader uitgewerkt (‘Wat gaan we doen”) in deelnotities en bijbehorende uitvoeringsplannen. In de jeugdnota staat bij het domein vrije tijd over spelen in de wijk het volgende geschreven: Wat willen we bereiken? Er moeten dicht bij huis voldoende, veilige en uitdagende speelvoorzieningen voor jonge kinderen zijn. Op wijkniveau moet er een aantrekkelijk en integraal aanbod van (vrije tijd) activiteiten voor alle kinderen zijn. speelruimte is een belangrijk en integraal onderdeel van alle bestemmingsplannen, waarbij zorg wordt gedragen voor een gevarieerd speelruimteaanbod voor alle leeftijden. De speeltuinen in Leiden voldoen aan veiligheidsnormen en zijn zoveel mogelijk uren geopend. Hoe staan we ervoor? Kinderen onder de 12 moeten veilig in de wijk kunnen spelen. In een aantal wijken staat die (sociale) veiligheid onder druk en zijn er signalen dat sommige ouders hun kinderen niet meer buiten laten spelen. Het mag duidelijk zijn dat dit een zeer zorgelijk signaal is. Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken? Er komt een integraal wijkaanbod voor kinderen onder de 12 jaar i.s.m. naschoolse activiteiten, Kinderwerk, Tos (Zuid West) en speeltuinen. In een aantal wijken willen we extra inzet mogelijk maken zodat kinderen er veilig kunnen spelen. Bij het ontwikkelen en aanpassen van ruimtelijke plannen is er altijd aandacht voor de jeugd. Voor dit speerpunt zijn extra middelen beschikbaar
2. Maatschappelijke ontwikkelingen en landelijke context Waar veilig buiten spelen vroeger normaal was, staat dit in steden in sommige wijken onder druk. Dit wordt veroorzaakt door toegenomen verkeersdrukte, maar ook de sociale veiligheid speelt een belangrijke rol. Overlastgevende personen, rondhangende jongeren en dergelijke worden als bedreigend ervaren voor jongere kinderen. Het feit dat de buitenruimte steeds verder beperkt is speelt daarbij ook een rol: de krappe buitenruimte wordt gebruikt door verschillende groepen tegelijk die elkaar niet altijd goed verdragen. Hangjongeren bijvoorbeeld gebruiken soms spelvoorzieningen voor jonge kinderen om rond te hangen. Het feit dat kinderen minder buiten spelen, ligt ook vaak aan ouders of aan de kinderen zelf. Ze kijken binnen tv of zitten achter de computer. Buiten spelen is lang niet meer de enige tijdsbesteding. Daardoor bewegen kinderen ook minder waardoor er eerder gevaar van overgewicht kan optreden. In wijken waar ouders veelal beide werken of weinig tijd hebben voor hun kinderen is er minder sociale controle in de buurt. Al deze oorzaken zijn aanleiding voor inzet van Kinderwerk en projecten als Thuis Op Straat (TOS). Ook speeltuinen zijn plekken waar ouders hun kinderen veilig laten spelen, op voorwaarde natuurlijk dat de speeltuin zelf veilig is (speeltoestellen etc.). Om het buitenspelen van kinderen te stimuleren, zijn investeringen in dergelijke voorzieningen en programma’s steeds meer noodzakelijk. 3. Lokale analyse en probleemschets In het onderzoek “Gebruik en waardering van voorzieningen voor kinderen van 0 tot 6 jaar in Leiden” wordt ouders gevraagd naar het gebruik van speelvoorzieningen voor hun kinderen. Daarop geeft een ruime meerderheid aan wel eens een speelplaats bij hen in de buurt (2003-74%, 2008 – 78%)en/of een speeltuin van de speeltuinvereniging (2003-67%, 2008 77%) te bezoeken. De waardering van de speeltuinen neemt toe van een rapport cijfer 6,7 in 2003 naar een 7,6 in 2008. Aangenomen mag worden dat de renovaties in het kader van het Deltaplan speeltuinen aan deze stijging hebben bijgedragen.
42
Ouders die knelpunten aangeven, zien die bij de speeltuinen vooral in de beperkte openingstijden (14%), de speeltoestellen (7%) en het toezicht (7%). De waardering van de speelvoorzieningen (speelveldjes etc. in de openbare ruimte) ging van een 6,3 in 2003 naar een 6,6 in 2008, wat nog altijd aan de lage kant is. Bij de kritiekpunten wordt door ouders aangegeven dat er te weinig speeltoestellen zijn voor kleine kinderen. Daarnaast twijfelt men aan de veiligheid van de toestellen en heeft men last van rotzooi, rondhangende jongeren en hondenpoep. Het Kinderwerk in de buurthuizen werd in 2003 door 13% van de gezinnen met kinderen van 3 tot 6 jaar bezocht en in 2008 door 9%. Niet in alle wijken is Kinderwerk beschikbaar. In wijken waar Kinderwerk is ligt het bezoekerspercentage beduidend hoger ( 17 of 18%). Marokkaanse gezinnen maken vaker gebruik van het Kinderwerk dan overige gezinnen. De waardering voor het Kinderwerk in de buurthuizen ging van een 7,2 in 2003 naar een 7,4 in 2008. Bij deze cijfers is van belang dat het in het onderzoek om ouders met kinderen van 0-6 gaat, terwijl de doelgroep tot een jaar of 12 loopt, waardoor het onderzoek niet helemaal representatief is voor de bredere doelgroep. Aan het Leiden Panel is in 2007 de vraag gesteld of er genoeg te doen is in de buurt voor kinderen van 0-6, 6-12, 12-18, 18 jaar en ouder. Opvallend is dat men de voorzieningen voor jonge kinderen veel hoger waardeert (46% 0-6 en 38% 6-12) dan die voor oudere jeugd (14% 12-18 en 16% 18+). Voor 6-12 jarigen mist men trapveldjes/sportvoorzieningen in de wijken. Een veelgehoorde klacht in diverse wijken is dat de speeltuinen te weinig geopend zijn. Zeker nu er zoveel is geïnvesteerd in de renovatie is het wenselijk dat de speeltuinen meer open zijn. De Leidse Bond van Speeltuinverenigingen(hierna LBS) vraagt via een enquete aan de besturen van de Speeltuinen naar hun openingstijden. Een mogelijke oplossing voor het meer open kunnen zijn van de speeltuinen is openstelling zonder toezicht. Wanneer hiervoor, in overleg met de speeltuinbesturen, wordt gekozen, is het belangrijk dat de verantwoordelijkheid bij ongelukken en kosten vanwege vandalisme goed zijn geregeld. De speeltuinen zelf draaien grotendeels op vrijwilligers. Vrijwilligers vormen ook het bestuur. Wij waarderen deze inzet erg en willen kijken hoe we hen kunnen ondersteunen in hun vele werk. Diverse aanbieders van activiteiten voor kinderen tot 12 jaar doen dit te veel vanuit hun eigen kring en werken nog nauwelijks samen. Een voorbeeld hiervan is de invulling van vakantieactiviteiten. Het Kinderwerk organiseert het een en ander, Tos en de speeltuinen doen dat ook. Zo konden kinderen in de Slaaghwijk zowel met het Kinderwerk als met de speeltuin een dagje naar Duinrell of het Tiki bad. Aan de andere kant kan het ook zijn dat er een aantal weken niets georganiseerd wordt in de zomervakantie. Wij willen toe naar afgestemde plannen per wijk, zodat er het hele jaar zoveel mogelijk dingen te doen zijn in de wijk, die elkaar niet overlappen en die zoveel mogelijk in samenhang worden opgezet en uitgevoerd, met behoud van ieders eigenheid. Tenslotte moet ook met de naschoolse activiteiten voor deze leeftijdsgroep in de desbetreffende wijken worden afgestemd. Het Kinderwerk zou vaker gebruik kunnen maken van de ruimtes bij de speeltuinen in wijken waar de buurthuizen vaak al behoorlijk vol zitten. Een combinatie van beide verhoogt naar ons idee ook het wederzijds gebruik en bereik. Het meer traditionele kinderwerk zou meer outreachend moeten optreden. In sommige wijken is er een aanbod van begeleid spelen op straat via de methodiek van Thuis op Straat (TOS) in Zuid West en Sleuteldrop (gebaseerd op de methodiek Duimdrop) in Noord/Slaaghwijk. Beide projecten trekken veel kinderen. In diverse wijken heeft men aangegeven interesse te hebben in met name TOS (o.a Stevenshof in het kader van Veilig Opgroeien). Tot voor kort ontbraken hiervoor middelen.
43
4.
Wat willen we bereiken? de speeltuinen zijn meer open er komen pilots rondom een aantal speeltuinen, die ten doel hebben de speeltuinen te ondersteunen, de openingsuren uit te breiden en de samenwerking met partners in de wijk te versterken. De ervaringen worden bij succes uitgebreid naar andere speeltuinen er komen afgestemde plannen per district voor het aanbod van spelen voor kinderen tot 12 jaar de waardering van ouders neemt verder toe
5.
Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken?
5.1 Speeltuinen Bij de totstandkoming van dit uitvoeringsplan is door de Leidse Bond van Speeltuinen de suggestie gedaan een pilot te organiseren in 1 of meerdere speeltuinen. Doel is de speeltuinen vaker open te laten zijn, andere (samenwerkings-) vormen te ontwikkelen en meer samen te werken met partners in de wijk. We willen deze gedachte graag honoreren en stellen middelen beschikbaar om een dergelijke pilot samen met de bond en de speeltuinbesturen verder uit te werken. De beperkte openstelling van de speeltuinen (weekends bijvoorbeeld gesloten) heeft te maken met het risico op ongelukken en vandalisme. Daardoor zijn de speeltuinen tot op heden (met uitzondering van de Speelschans) niet open zonder toezicht. Het toezicht wordt daarbij verzorgd door medewerkers van De Zijl Bedrijven. De besturen van de speeltuinen zijn bang voor financiële problemen door schade bij openstelling zonder toezicht. Uitbreiding van toezicht is een kostbare zaak. Om aan de bezwaren van de speeltuinen tegemoet te komen, stellen we een schadefonds in. We gaan onderzoeken hoe het beheer en onderhoud van de speeltoestellen beter geregeld zou kunnen worden. Daarnaast willen we samen met de LBS en de speeltuinbesturen experimenteren met ruimere openingstijden, zonder toezicht of anders geregeld toezicht door bijv. samenwerking met buitenschoolse opvang etc. De gedachte gaat uit naar een pilot in 3 verschillende speeltuinen We overwegen dit experiment te doen met speeltuin Noorderkwartier, Vijf Hoven en Oosterkwartier. Dit kan nog wijzigen in overleg met de speeltuinbesturen. Voor de begeleiding van dit traject zijn eenmalige middelen beschikbaar voor een periode van twee jaar. Het is de bedoeling dat deze pilots gecombineerd worden met het werken aan samenhang binnen de wijken voor het aanbod van spelen in de wijk (zie ook hierna). Het ROC heeft een aanbod gedaan om de speeltuinen te ondersteunen. Daarbij wordt gedacht aan financieel/boekhoudkundige ondersteuning, hulp bij technisch onderhoud, hulp bij het organiseren van activiteiten en ondersteuning van de toezichthouders. LSB en ROC bereiden een convenant voor. De kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang zijn in diverse wijken geïnteresseerd in samenwerking en/of gebruik van het speeltuingebouw. We willen dit graag verder stimuleren. In het kader van de minimaregeling is het mogelijk financiële drempels voor een lidmaatschap te beperken. We onderzoeken hoe we dit op een voor ouders zo eenvoudig mogelijke manier kunnen realiseren.
44
5.2 Kinderwerk Libertas voert het Het Kinderwerk uit. Grote pijlers hiervan zijn de uitvoering van de naschoolse activiteiten, Sleuteldrop en diverse activiteiten als knutselen etc. in de buurthuizen. We vragen het Kinderwerk veel meer dan voorheen samen te werken met partners zoals bijvoorbeeld de speeltuinen en meer outreachend te werken. Zo kan het Kinderwerk waar zinvol en mogelijk gebruik gaan maken van de ruimtes bij de speeltuinen, zodat het bereik over en weer toeneemt en er een afwisselend en samenhangend programma geboden kan worden. We zullen dit nader uitwerken in de subsidieafspraken en prestatieafspraken. 5.3 Thuis op Straat (TOS) Thuis Op Staart (TOS) vindt nu alleen nog plaats in Zuid West. Ook in andere wijken zou Tos kunnen worden ingezet. Vanuit de extra middelen willen we TOS uitbreiden richting Stevenshof en/of Morskwartier. Daarbij richten we ons vooral op naschoolse activiteiten in de buitenruimte. De pauzeprogramma’s zoals die nu worden uitgevoerd, beperken we tot een aantal weken per jaar om de uitbreiding naar andere wijken mogelijk te maken in combinatie met uitbreiding van middelen. TOS en jongerenwerk maken duidelijke afspraken over activiteiten voor de leeftijd 12+. Daarbij kan geen instelling een bepaalde leeftijdsgroep of de buitenruimte claimen, maar wordt altijd in overleg een activiteitenplan in een buurt opgesteld en afgestemd. Ook dit wordt in de subsidie- en prestatieafspraken verder uitgewerkt. 5.4 Afgestemde plannen per district Om te komen tot samenhangende programma’s en inhoudelijke samenwerking stellen we gedurende twee jaar een coördinator aan die e.e.a. gaat realiseren in die wijken waar veel kinderen wonen. Het gaat dan om: Merenwijk, Stevenshof, Noord/de Kooi, Zuid West, en Morskwartier. Deze coördinator zal daarnaast ingezet worden voor de pilot speeltuinen. Het betreft hier 1 pilot met twee aandachtspunten. 5.5 Fysieke veiligheid Naast sociale veiligheid is ook de fysieke veiligheid een belangrijk aspect. We hebben gekeken of er plekken in de wijken zijn waar vaker ongelukken met kinderen (4 t/m 11 jaar) plaatsvinden. Uit dat overzicht zijn geen bepaalde hotspots aan te wijzen. Wel moet er altijd aandacht zijn voor de verkeersveiligheid van kinderen, zeker in wijken waar veel kinderen wonen. Burgers kunnen om verkeersremmende maatregelen vragen en in overleg met de buurt en de gemeente wordt dan bekeken of deze haalbaar zijn. Daarnaast wordt er grote waarde gehecht aan het verbeteren van de verkeersveiligheid rond basisscholen. Recent is het project “Aanpak schoolomgeving ” gestart. In ruim zeven jaar worden de schoolomgevingen en routes in Leiden geanalyseerd en wordt bekeken of verkeersveiligheidsmaatregelen nodig zijn. Voor de speelruimte in de vrije ruimte in de wijk verwijzen we naar de diverse bestemmingsplannen en de beleidsnota “Om het kind draait alles”. Daarin is een aantal uitgangspunten en normeringen opgenomen. Een voorbeeld uit het bestemmingsplan Stevenshof is bijgevoegd (zie ook bijlage). De afgelopen jaren is een twaalftal buurtspeelplannen (voor circa 40% van de stad) opgesteld. In deze plannen is de kwaliteit van speelruimte in buurten in beeld gebracht, gerelateerd aan de behoefte en zijn aanbevelingen gedaan voor aanpassingen. Er is bijvoorbeeld in bijna alle plannen een tekort aan jongerenvoorzieningen geconstateerd. Er wordt al sinds enige jaren gewerkt aan het realiseren van voorzieningen voor jongeren in wijken (voetbalkooien, pannaveldjes, skatevoorzieningen). We verwijzen hiervoor ook naar het uitvoeringsplan V - uitbreiding activiteiten in de wijk voor jongeren van 12 jaar en ouder. In het kader van kinderparticipatie gaan we via de wijkschouwen ‘Kijk op je wijk’ kinderen vragen hun kijk te geven op de wijk. Ze maken foto’s in de wijk van dingen die ze positief en negatief vinden. Daaruit kunnen ook voorstellen en plannen voor aanpassingen of nieuwe dingen voortvloeien, die opgenomen kunnen worden in het reguliere beheer. Voor Kijk op je wijk is een bedrag beschikbaar (€5.000 per jaar ) dat in combinatie met wijkgelden ingezet kan worden. De kinderen presenteren hun bevindingen en ideeen aan bijvoorbeeld de districtsraad en de (wijk) wethouder. 6. • • • •
Indicatoren (Programmabegroting). Aantal leden speeltuinen Openingstijden speeltuinen Gebruik diverse activiteiten in de wijk (aantal kinderen) Waardering activiteiten
45
7. Uitvoeringsschema Een en ander laat zich samenvatten in bijgaand uitvoeringsschema. Daarbij onderscheiden we 4 soorten acties: 1. bestaand stoppen 2. bestaand ongewijzigd voortzetten 3. bestaand gewijzigd voortzetten 4. nieuw
46
Uitvoeringsschema VI Actie 1. Instellen schadefonds speeltuinen (nieuw)
Veilig spelen in de wijk (12-) Initiatiefnemer/trekker Gemeente REA/Stadsontwerp en Stadsleven
Partners LBS, besturen speeltuinen zo mogelijk corporaties
Uren SEB 20 uur (eenmalig) binnen bestaande uren Stadsontwerp en Stadsleven 30 uur p.j. binnen bestaande uren
2. Aanstellen projectcoördinator: pilots speeltuinen en ontwikkeling integraal wijkaanbod (nieuw)
Gemeente REA/Stadsleven
LBS, Nuso, de 3 pilot speeltuinen, ROC, B4Kids etc.
Projectcoördinator uit extra middelen jeugdbeleid 2008 voor 2 jaar
Middelen 50.000 (dekking: middelen jeugdnota) Aanvulling vanuit corporaties bij vergroting openingstijden onderzoeken (SEB) 100.000 voor uren projectleider en projectgeld voor concrete acties etc. (dekking: extra middelen jeugdnota)
Tijdsplanning m.i.v. 2009
Evaluatie/opbrengst/indicator/aanlevering Uitbreiding openingstijden speeltuinen
2009 en 2010
Voorbeeld pilots die input geven voor succesvolle samenwerkingsvormen die ook voor andere speeltuinen ingezet kunnen worden.
REA/SL binnen bestaande uren 3. Afspraken met Kinderwerk meer toespitsen op samenwerking in de wijk (bestaand bijstellen)
Gemeente REA/SL
Libertas
REA/SL
Binnen bestaande budgetten
2009 e.v.
47
4. Uitbreiding TOS (nieuw, c.q. bestaand aanpassen)
Gemeente REA/SL
TOS
30 uur REA/SL (binnen bestaande uren)
50.000 structureel (dekking: middelen jeugdnota)
Offerte 2008, inzet vanaf 2009
Inzet tos in Stevenshof/morskwartier. zie ook offerte.
5. Aandacht voor fysieke speelruimte in bestemmingsplannen Bestaand aanpassen 6. Onderzoek wenselijkheid en haalbaarheid beheer, onderhoud en vervanging toestellen speeltuinen 7. Informatie over mogelijkheden vergoeding lidmaatschap speeltuinen
Gemeente/ Ontwikkeling/RMB
jongerenwerk
continu Ontwikkeling (RMB)
n.v.t.
continu
Behoud, realisatie en uitbreiding speelruimte en kwaliteit
Gemeente/ REA/BEH
LBS
32 uur REA/Stadsontwerp (binnen bestaande uren)
2009
advies
Gemeente REA/Stadsleven
LBS
REA/SL
2009
Aantal lidmaatschappen speeltuinen
Binnen bestaande budgetten
48
Uitvoeringsplan VII Centra voor Jeugd en Gezin, Elektronisch Kinddossier, Verwijsindex en ketenzorg 1. Inleiding Onlangs stelde de raad de jeugdnota “De Leidse Jeugdfactor; participatie en perspectief. Integraal jeugdbeleid 2007-2011” vast. De jeugdnota beschrijft de doelen, stand van zaken en speerpunten voor de toekomst van het Leidse jeugdbeleid. Deze speerpunten worden nader uitgewerkt in bijbehorende uitvoeringsplannen. Dit uitvoeringsplan heeft een nauwe relatie met het uitvoeringsplan opvoedingsondersteuning. In de jeugdnota staat bij de domeinen opvoedingsondersteuning en gezondheidszorg en hulpverlening het volgende geschreven. Wat willen we bereiken? We willen ouders ondersteunen in hun rol en hen waar nodig hulp bieden bij opvoedvragen en problemen. Het versterken van de eigen competenties van ouders staat daarbij centraal. Opvoedingsondersteuning moet de gewoonste zaak van de wereld zijn, is laagdrempelig georganiseerd en voor iedereen toegankelijk. In gevallen van ernstiger opvoedproblemen worden ouders actief doorgeleid naar zwaardere vormen van hulp en advies via bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg. Hoe staan we ervoor? Het convenant “Ketenaanpak jeugdbeleid, jeugdzorg en gezinsondersteuning (vroegsignalering en zorgcoördinatie) Zuid-Holland Noord”, tussen gemeenten, provincie en 10 instellingen uit de jeugd(gezondheidszorg) (zie ook bij het domein gezondheidszorg en hulpverlening) is erop gericht de keten van jeugdzorg te verbeteren. Daarnaast hebben de door de regering beoogde Centra voor jeugd en Gezin een belangrijke rol in het laagdrempelig beschikbaar stellen van advies en hulp over en bij het opvoeden en opgroeien van de jeugd. Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken? Ondersteuning van gezinnen met specifieke of complexe problemen wordt in samenhang aangeboden en uitgevoerd. Daarbij kan voor deze groep sprake zijn van langduriger hulp (“stut en steun”). In sommige gezinnen zijn meerdere hulpverleners actief. Via een integraal casuïstiek overleg wordt geregeld wie wat doet binnen het gezin en wie de casemanager van het gezin is. Advies, informatie en hulp voor ouders, kinderen en jongeren is voor iedereen bereikbaar en toegankelijk. Problemen in de ontwikkeling van kinderen worden zo vroeg mogelijk gesignaleerd en opgepakt. Er is sprake van een duidelijke ketenaanpak waarbij de verschillende vormen van zorg aansluiten op elkaar en op de behoefte van het kind/gezin. Wanneer meerdere hulpverlenende instanties bij een kind of gezin betrokken zijn, is het duidelijk wie de zorg coördineert Op regionaal niveau wordt gewerkt aan de uitvoering van het convenant “Ketenaanpak Jeugdbeleid, Jeugdzorg en Gezinsondersteuning (vroegsignalering en gezinscoördinatie)”. Dit impliceert o.a. het oprichten van een regionaal meldpunt, ontwikkelen van werkwijzen voor centra voor jeugd en gezin, ketenregie en het regelen van (bestuurlijke)doorzettingsmacht. Het Elektronisch Kindossier en de Verwijsindex worden, in samenwerking met de regio, ingevoerd. Ondersteuning van gezinnen met specifieke of complexe problemen wordt in samenhang aangeboden en uitgevoerd. Daarbij kan voor deze groep sprake zijn van langduriger hulp (“stut en steun”). Duidelijk is wie wat doet binnen het gezin en wie als casemanager optreedt. Voor dit onderwerp is de Brede Doeluitkering beschikbaar die gemeenten ontvangen van 2008 t/m 2011
2. Maatschappelijke ontwikkelingen en landelijke context Dramatische gevallen als het meisje van Nulde, Savanna en het Maasmeisje hebben de jeugdzorg in Nederland in beweging gebracht. In al deze gevallen bleek het gezin bekend te zijn bij de jeugdzorg, waren er diverse instanties die zich met het gezin bezighielden, maar kon toch niet worden voorkomen dat de zaak een dramatisch einde kende. De zorg en hulp en advies aan jeugd en ouders in Nederland is versnipperd over vele instellingen en partijen. Mede daardoor raken ouders en kinderen vaak de weg kwijt in het dichte woud aan
49
jeugdvoorzieningen. Instellingen opereren te veel vanuit hun eigen taak en belang, wat ook in de hand wordt gewerkt door regelgeving en verantwoordingssystematiek, o.a vanuit de overheid. Aan de andere kant lijkt het aantal kinderen met (gedrag-)problemen toe te nemen, o.a. door betere signalering. Dit mondt uit in wachtlijsten bij de Bureaus Jeugdzorg (die tot taak hebben door screening en indicatiestelling de toegang te vormen tot de geïndiceerde jeugdzorg en de jeugdhulpverlening). en vooral verderop bij de geïndiceerde jeugdhulpverlening en geestelijke gezondheidszorg. Problemen moeten eerder worden gesignaleerd en opgepakt, ouders moeten makkelijker informatie en advies krijgen en wanneer er problemen zijn moet het kind en het gezin niet van instelling naar instelling worden verwezen, maar moet de zorg om het kind heen georganiseerd worden. Bij gezinnen met meervoudige problemen zijn vaak meerdere instanties betrokken die vaak langs elkaar heen werken. Hier is zorgcoördinatie nodig. 2.1 Centra voor jeugd en Gezin Eén van de oplossingen om te komen tot laagdrempelige informatie, advies en hulp op maat aan jeugd en ouders zijn de zogenaamde Centra voor Jeugd en Gezin, waar elke gemeente waar een consultatiebureau is gevestigd, in 2011 over moet beschikken. Om de naam CJG te mogen gebruiken moet het volgende worden gebundeld: a. de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureaus en GGD b. de 5 gemeentelijke functies binnen de WMO uit prestatieveld 2. informatie en advies signalering toeleiding naar hulp licht pedagogische hulp coördinatie van zorg (o.a. maatschappelijk werk, gezinscoaching en opvoedondersteuning) c. de schakel met Bureau jeugdzorg d. de schakel met Zorg- en Adviesteams Doelgroep zijn kinderen en jongeren van -9 maanden tot 23 jaar en hun ouders. Gemeenten hebben de vrijheid om de centra in te richten op de manier die het beste bij de lokale omstandigheden past. Daarbij kan bijvoorbeeld aangehaakt worden bij consultatiebureaus, brede scholen, wijkcentra etc. Bij de CJG’s moet een onderscheid worden gemaakt in een laagdrempelig front-Office en een backOffice waarin met name de intensievere zorg en zorgcoördinatie goed zijn geregeld. Daarmee moet worden voorkomen dat het CJG een tweede Bureau Jeugdzorg wordt, met bijbehorende hoge drempel. De frontoffice en de laagdrempeligheid moeten daarbij de nadruk hebben. Gemeenten krijgen van 2008- 2011 een Brede Doeluitkering jeugd en gezin waaruit de Centra voor jeugd en gezin en de 5 functies moeten worden ingevuld. Daarna worden de middelen opgenomen in het gemeentefonds. 2.2 Verwijsindex Problemen met kinderen en jongeren worden vaak door verschillende partners gesignaleerd en opgepakt. De zogenaamde Verwijsindex moet deze signalen over de jeugd samen brengen. Het is een simpele ict applicatie, waar instellingen een zorgsignaal over een jongere kunnen afgeven. Wanneer meerdere instanties zorgen over een zelfde kind of jongere hebben geeft het systeem een signaal af. Bij een meervoudig signaal moet er vervolgens zo snel mogelijk een werkwijze op gang komen waarbij onderlinge afstemming en zorgcoördinatie geregeld zijn. Naast aanschaf van het systeem moet er dus ook een werkwijze ontwikkeld worden over de daadwerkelijk te nemen vervolgstappen. Gemeenten moeten in 2009 over een verwijsindex beschikken. Die moeten worden aangesloten op de landelijke Verwijsindex, zodat signalen ook buiten de gemeenten of regio’s met elkaar in verband kunnen worden gebracht. 2.3 Elektronisch Kinddossier Het Elektronisch Kinddossier (EKD) is het integrale gedigitaliseerde cliëntenbestand van de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureaus en GGD), dat ervoor moet zorgen dat kinderen goed in beeld zijn gebracht, er geen informatieverlies plaats vindt bij overgang van consultatiebureau naar GGD of bij verhuizing van gezinnen. Gemeenten ontvangen middelen van het rijk voor de invoering van het EKD en de Verwijsindex. 3. Lokale analyse en probleemschets Ouders in Leiden geven in onderzoeken aan lang niet altijd bekend te zijn met het aanbod
50
van opvoedingsondersteuning en hulpverlening. Het gebruik van een aantal voorzieningen is beperkt en daalt (met name de oudercursussen). In het uvp opvoedingsondersteuning werken we dit onderdeel verder uit. Wel ligt er een relatie met de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin. Het Leiden Panel geeft in het onderzoek n.a.v. de jeugdnota een Centrum voor Jeugd en Gezin in grote meerderheid een goed idee te vinden. Dat moet dan wel laagdrempelig zijn. Een CJG moet geen nieuwe laag worden, maar is eerder een samenwerkingsconcept. Daarom ligt aansluiting bij en uitbouw van dat wat er al is meer voor de hand liggend. We willen te allen tijde voorkomen dat een CJG een tweede Bureau Jeugdzorg wordt. Het moet een laagdrempelig advies en informatiepunt zijn voor alle ouders en jeugd in een gebeid/wijk. In Leiden zijn er diverse mogelijkheden voor aansluiting van CJG’s bij bestaande voorzieningen. Het meest in het oog springend zijn daarbij de consultatiebureaus. Daarnaast bieden gezondheidscentra en brede scholen mogelijkheden. Daarbij moet worden opgemerkt dat in de brede school in Leiden Noord een vestiging van het consultatiebureau komt, zodat e.e.a. makkelijk gecombineerd kan worden. Wat betreft de zorgketen kan gesteld worden dat er in Leiden veel geïnvesteerd is in vroegsignalering. Een dekkend netwerk van zorgadviesteams is daar het beste voorbeeld van, maar ook op andere gebieden weten de partners elkaar goed te vinden. De effectiviteit van deze samenwerking op het niveau van kind of gezin behoeft nog wel aandacht en verbetering. Leiden staat in het meest recente rapport Kinderen in Tel op de tweede plaats waar het gaat om het aantal meldingen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Er wordt dus veel gemeld. Dit kan op 2 dingen duiden: het veel voorkomen van kindermishandeling en vooral het signaleren daarvan. De meldingen moeten in beide gevallen leiden tot snelle actie en adequate hulp. Leiden is één van de 30 regiogemeenten die van 2008-2010 extra middelen ontvangen voor de aanpak van kindermishandeling (RAAK methode RAAK staat daarbij voor Reflectieen actiegroep Aanpak Kindermishandeling)). We zetten deze regionale middelen in, in het directe verlengde van het regionale traject rondom ketenaanpak en zorgcoördinatie.
4.
Wat willen we bereiken? Realisatie van 4 fysieke laagdrempelige CJG’s in de stad, aangehaakt bij de locaties van de consultatiebureaus (gezondheidscentrum Stevenshof, Noord (in toekomst in de Brede School), Bevrijdingsplein en Burggravenlaan). De CJG’s zullen een belangrijke rol gaan spelen bij opvoedingsondersteuning. Versterking van de jeugdzorgketen door invoering van een regionale werkwijze 1 kind/gezin, 1 plan inclusief afspraken rondom zorgcoördinatie en doorzettingsmacht in crisissituaties invoering van Verwijsindex in 2009 invoering EKD in 2010 (regionale) invoering van de RAAK methodiek voor de aanpak en preventie van kindermishandeling eind 2010 meer bekendheid en meer gebruik van het lokale aanbod van opvoedingsondersteuning en hulp en advies snellere doorlooptijden voor gezinnen met hulpvragen verhoging van klanttevredenheid d.m.v. klanttevredenheidspeilingen onder ouders en jeugdigen.
51
5.
Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken?
5.1 Regionaal convenant Zuid Holland Noord Gemeenten in Zuid Holland Noord (Holland Rijnland en Rijnstreek) hebben de handen ineen geslagen om samen met provincie het preventieve jeugdbeleid te versterken. Daartoe is in 2007 een convenant ondertekend door provincie, 16 gemeenten en 10 jeugdzorgaanbieders. Het convenant kent 3 trajecten, elk met een eigen gemeentelijke trekker: 1. Invoering Verwijsindex en EKD met als trekker de gemeente Katwijk 2. Pilots met een laagdrempelig front- office Centra voor Jeugd en Gezin met als trekker de gemeente Alphen aan den Rijn 3. Versterking en verbetering van de jeugdzorgketen, zorgcoördinatie en doorzettingsmacht met als trekker de gemeente Leiden In de 3 trajecten wordt de inhoud verder ontwikkeld in nauwe samenwerking met andere gemeenten en instellingen. De uitwerking van de punten gebeurt vooral in regioverband en wordt hier niet nader uitgewerkt. 5.2. Aanpak kindermishandeling (RAAK) Daarnaast gaan we in regionaal verband de aanpak kindermishandeling (RAAK) implementeren. Leiden is hiervoor centrumgemeente en ontvangt van 2008-2010 middelen voor deze landelijke aanpak. Hieruit moet o.a. een regionaal coördinator worden bekostigd. De aanpak zal inhoudelijk worden ingebed in het traject rondom de versterking van de jeugdzorgketen, waarvan Leiden trekker is. Daarnaast wordt aangehaakt bij de structuur rondom de aanpak huiselijk geweld. 5.3. Verwijsindex Inmiddels is gekozen voor aanschaf van de Verwijsindex bij Multi-Signaal (het systeem waar veruit de meeste gemeenten in Zuid Holland gaan werken). In 2008 wordt de Verwijsindex geïmplementeerd. Gezamenlijk optreden en inkoop blijkt daarbij financiële voordelen voor de gemeenten en efficiency voor de instellingen op te leveren. Voor de implementatie is met regionale (provinciale) middelen een procesbegeleider aangetrokken.
52
5.4 Ketenaanpak en zorgcoördinatie Bij de ketenaanpak wordt gekeken hoe het principe één Kind één Plan daadwerkelijk vorm kan krijgen. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de aanbieders van de geïndiceerde jeugdzorg om zo tot meer hybride vormen van zorg (preventieve zorg en geïndiceerde zorg) te komen. Op het gebied van zorgcoördinatie wordt gebruik gemaakt van het opschalings-model dat in Almere is ontwikkeld naar analogie van het opschalingmodel voor rampen-bestrijding. Bij de aanpak van de jeugdketen wordt gewerkt volgens de principes van de doorbraakmethode, waarbij van onderaf oplossingen worden aangedragen voor het beter functioneren en afstemmen van allerlei processen. Daarbij wordt nauw aangesloten bij de huidige structuren en voorzieningen in de regio.Voor de implementatie is met behulp van regionale (provinciale) middelen een procesbegeleider aangetrokken. 5.5. Centra voor Jeugd en Gezin In Leiden sluit de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin waar het gaat om de fysieke en laagdrempelige voorziening aan bij de locaties van de consultatiebureaus Noord/Brede School, gezondheidscentrum Stevenshof, Bevrijdingsplein en de Burggravenlaan). Het consultatiebureau, GGD en het maatschappelijke werk worden in die locaties gecombineerd aangeboden. Ook het Opvoedbureau is zichtbaar aanwezig in de CJG’s en er is een verbinding gelegd met de kraamzorg en verloskundige hulp. In de Stevenshof bestaat er interesse bij de huisartsen voor samenwerking met het CJG, die op die locatie verder uitgewerkt zal worden. Het CJG kan ouders ook over andere zaken informeren als bijvoorbeeld inburgering. Er moet een breed informatiepakket beschikbaar zijn. We willen ouders nauw betrekken bij het tot stand komen van de CJG’s via klantenpanels in de diverse stadia van ontwikkeling. De back office van het CJG wordt vorm gegeven in het traject ketenaanpak, waar Leiden trekker van is. We reserveren alvast middelen voor de verwachte kosten voor zorgcoördinatie.Om samen met de partners de diverse locaties voor CJG’s verder vorm te geven wordt een procescoördinator aangesteld voor 16 uur per week voor een periode van 2 jaar uit GSB middelen, die hiervoor beschikbaar zijn. De jongerensite overenuit zal worden aangepast en kan een belangrijke rol vervullen in het informeren van jongeren. De mogelijkheden van de site (informatie en het stellen van vragen) wordt daarvoor verder uitgewerkt.
6.
Hoe gaan we onze resultaten meten? Indicatoren (programnmabegroting) 7. 4 CJG’s Uitvoeringsschema realisatie voor 2011 % ouders dat bekend is met voorzieningen voor informatie, hulp en advies wordt Een en ander laat zich samenvatten in bijgevoegd uitvoeringsschema vergroot Daarbij maken maakt we onderscheid in 4 soorten acties: % ouders dat gebruik van voorzieningen voor informatie, hulp en advies wordt 1. bestaand stoppen vergroot 2. bestaand ongewijzigd voortzetten advieze CJG’s //opvoedbureau bestaand ongewijzigd voortzetten deelnemers aan 3. groepgerichte voorlichting 4. nieuw aantal jongeren in Verwijsindex + opvolgende zorgcoordinatietrajecten tevredenheid ouders over zorg via een Per actie wordt aangegeven wiegezin, trekkereen is,plan welke partners er zijn, welke tijdsplanning gehanteerd wordt, inzet zorgcoordinatie (BKK, gezinscoaches etc.) hoeveel uren en middelen nodig en beschikbaar zijn en hoe we e.e.a. gaan monitoren.
53
7.
Uitvoeringsschema
Actie
Regie
Uitvoerende partners
Uren
Middelen
Tijdsplanning
Uitwerking en invulling 4 CJG’s (nieuw)
Gemeente REA/SK en Ontw/SEB (regio)
JGZ (Thuiszorg en GGD), AMW, onderwijs,huisartsen, Bureau jeugdzorg, kraamzorg, ZAT’s, opvoedbureau etc.
Projectleider voor 1 jaar voor 16 uur per week bij REA/SK
2x 50.000 p.j.projectleiding (dekking uit GSB middelen)
2e helft 2008 en 1e helft 2009
REA/SK verder binnen bestaande uren
Evaluatie/opbrengst/ Indicator/aanlevering Opzet en realisatie 4 CJG’s en laagdrempelig aanbod en inhoudelijke afstemming tussen partners
Exploitatie CJG’s 4 x 50.000 p.j. (dekking BDU Jeugd en gezin) Eenmalige aanpassingen ruimtes 4 x 50.000 (dekking uit BDU Jeugd en Gezin enGSB middelen)
Invoering Verwijsindex (nieuw)
Gemeente Ontw/SEB (regio) en REA/SK
Regio gemeenten, jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk, Bureau Jeugdzorg, politie, onderwijs, Regionaal Bureau Leerplicht etc.
In regio traject. Aanschaf 12.000 (1 malig) Exploitatie 25.000 (jaarlijks) Dekking: middelen
Binnen bestaande uren
Implementatie 2008 starten met JGZ, AMW en Bureau Jeugdzorg. Daarna andere partners als
Goed functionerende verwijsindex en bijbehorende protocollen over te nemen vervolgacties, zorgcoördinatie etc. Uiteindelijk: aantal
54
Invoering EKD (nieuw)
Gemeente Ontwikkeling/SEB en REA/SK
GGD en Activite, regiogemeenten
Eén gezin één plan, zorgcoördinatie en doorzettingsmacht (nieuw)
Gemeente Ontwikkeling/ SEB
Regiogemeenten, jeugd(gezondheids)zorginstellingen, MEE, GGZ etc.
Aanpak
Gemeente Leiden
Regiogemeenten en alle partners op het
EKD/Verwijsindex en/of BDU jeugd en gezin In onderzoek. Uit middelen EKD/Verwijsindex en/of BDU Jeugd en gezin Middelen EKD/Verwijsindex 2008 31.407 2009 61.785 2010 93.012 2011 122.202 Daarnaast eenmalige kosten uit reserves EKD bij de Jeugdgezondheidszorg Regionale middelen voor ontwikkelen 1 gezin 1 plan. Voor uitvoering diverse lokale vormen van zorg en zorgcoordinatie is 386.000 per jaar beschikbaar (Zat’s gezinscoaches, MEE, BKK, JPT en zorgcoordinatie overleg Landelijke middelen
RBL, politie etc.
signalen in Verwijsindex en ingezette vervolgacties
Binnen bestaande uren
Invoering eind 2009 gereed
Nader te bepalen
Binnen bestaande uren
2008 en 2009 en verder
Methodiek ontwikkeld en inbedding aanpak in regionale zorgstructuren
Binnen
2008. 2009 en
Invoering RAAK
55
kindermishandeling en invoering RAAK methodiek (nieuw)
als Centrum-gemeente Ontw/SEB
gebied van jeugd Aansluiting bij aanpak huiselijk geweld
2008-2010 250.000 83.300 per jaar (voor de hele regio) SEB
bestaande uren
2010
methodiek in de regio
56
Uitvoeringsplan VIII en IX (tesamen) Uitbreiding stedelijke activiteiten op het gebied van cultuur en vrije tijd (12-18 jaar) en jeugdparticipatie 1. Inleiding Onlangs stelde de gemeenteraad de jeugdnota ‘De Leidse jeugdfactor, participatie en perspectief. Integraal jeugdbeleid 2007-2011’ vast. De jeugdnota beschrijft de doelen, stand van zaken en speerpunten voor de toekomst van het Leidse jeugdbeleid. Deze speerpunten worden nader uitgewerkt in deelnotities en bijbehorende uitvoeringsplannen. Centraal hierbij staat de vraag ‘Wat gaan we doen?’ In dit uitvoeringsplan combineren we twee onderwerpen: participatie en uitbreiding van stedelijke activiteiten op het gebied van cultuur en vrije tijd vóór en dóór jongeren van 12-18 jaar. Deze twee onderwerpen worden gecombineerd uitgewerkt omdat beide onderwerpen voor de leeftijd 12+ bij elkaar worden gebracht in één concept. Bij het domein participatie staat in de jeugdnota het volgende: Wat willen we bereiken? de jeugd in Leiden maakt zoveel mogelijk gebruik van de voor haar bestaande voorzieningen. de talenten van de jeugd in de stad worden zoveel mogelijk benut. de jeugd wordt betrokken bij het realiseren van voor haar bedoelde voorzieningen. de jeugd denkt mee over voor jeugd relevante zaken in de stad en in de wijk. Hoe staan we ervoor? Er is behoefte aan een meer structurele vorm van jeugdparticipatie om de jeugd te laten meepraten en meedenken en om eigen initiatieven vanuit de jeugd te stimuleren. Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken? De jeugd is altijd zoveel mogelijk betrokken bij het realiseren, opzetten en in stand houden van voorzieningen in de wijk of in de stad die speciaal op hen gericht zijn
Bij het domein cultuur en vrije tijd is met betrekking tot het stedelijke aanbod voor 12-18 jaar het volgende te lezen: Wat willen we bereiken? Op het gebied van vrije tijd wordt de jeugd in Leiden uitgedaagd actief te participeren op allerlei gebieden zoals spelen, cultuur en sport. Daarbij is er aandacht en respect voor diversiteit. Culturele instellingen geven ruime aandacht aan voorstellingen, exposities etc. die voor kinderen en jongeren aantrekkelijk zijn. Leiden biedt mogelijkheden voor uitingen van jongerencultuur in brede zin. Met jongerencultuur bedoelen we (culturele) uitingen van jongeren zelf. Hoe staan we ervoor? Er zijn weinig grotere activiteiten en evenementen voor jongeren in de stad in vergelijking met andere steden. De grotere evenementen in de stad hebben weinig onderdelen die speciaal voor jongeren aantrekkelijk zijn. Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken? Er komen middelen beschikbaar waardoor (stedelijke) activiteiten en initiatieven van en voor jongeren meer ruimte krijgen, waarbij het accent ligt op diverse uitingen van jongerencultuur. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van bestaande locaties in de stad.
57
2.
Maatschappelijke en landelijke context
2.1 Participatie Het is belangrijk dat kinderen en jongeren serieus worden genomen, dat hun stem telt en dat ze betrokken worden bij hun omgeving. Daarbij stimuleert het deelnemen aan dergelijke initiatieven de ontwikkeling van jongeren tot actieve en participerende burgers. Jongerenparticipatie is een breed begrip. Daarom is het goed een onderscheid te maken in: maatschappelijke participatie (school, werk, vrije tijdsaanbod); bestuurlijke/politieke participatie; consumptieve participatie (gebruik van activiteiten of voorzieningen). Vaak richt jongerenparticipatie zich op politieke participatie via jongerenraden en dergelijke. Hoewel vrijwel iedere gemeente jeugdparticipatie hoog in het vaandel heeft staan, zijn er maar weinig voorbeelden van succesvolle participatievormen en initiatieven. Jongerenraden zijn na een positieve start meestal geen lang leven beschoren omdat er niet voldoende nieuwe instroom is. Een ander bezwaar is dat deze kleine groep jongeren nooit representatief kan zijn voor de grotere groep jongeren. Als variant op jongerenraden zijn er ook jongerencolleges, jeugdburgemeesters etc. Meer succesvolle voorbeelden zijn te vinden in constructies waarbij jongeren met bepaalde talenten worden ingezet om enerzijds andere jongeren te inspireren en anderzijds als verbinding kunnen optreden naar bredere groepen jongeren. Voorbeelden hiervan zijn rolmodelprojecten en de Tilburgse jongerenambassadeurs. Een andere succesvolle formule is om jongeren een platform bieden om elkaar te ontmoeten, activiteiten te organiseren of elkaar te helpen en te ondersteunen. De jongerenplatforms in Maastricht en Leiderdorp zijn hiervan goede voorbeelden. De combinatie van participatie en vrijetijdsbesteding maakt deze platforms tot een succes. Daarnaast zijn er nog tal van projecten waarbij kinderen en jongeren kennismaken met de gemeente, het gemeentehuis en politici of waarbij jongerendebatten plaatsvinden. Voor de jongere jeugd zijn er kinderraden en dergelijke. Die zijn dan meestal in de wijk georganiseerd. 2.2 Cultuur en vrije tijd Op cultureel gebied gaat de aandacht vaak uit naar cultuureducatie. Het gaat er dan om jongeren kennis te laten maken met (bestaande) cultuurvormen en uitingen. Het zelf uitvoeren van culturele activiteiten speelt daarbij een minder belangrijke rol. Daarnaast is er sprake van zogenaamde jongerencultuur. Dit zijn uitingen van jongeren zelf in voor jongeren aansprekelijke vormen. Daarbij valt te denken aan muziek, street-art, (break/street)dance. Vaak zijn er ook festivals waarop een mengeling van cultuur, sport en dergelijke door elkaar lopen. Over het algemeen kenmerkt jongerencultuur zich door een brede scoop met weinig schotten en een dynamisch, weinig duurzaam, karakter. 3.
Lokale analyse en probleemschets
3.1 Participatie In Leiden bestaan al een aantal vormen van structurele jeugdparticipatie, zoals de VakantiePas, het flexibele jeugdbudget Wisselgeld en de (regionale) jongerensite www.overenuit.nl/leiden. Deze regionale site wordt tot nu toe met regionale middelen (Regionale Agenda Samenleving) betaald, maar dit budget zal binnenkort waarschijnlijk door de gemeenten betaald moeten worden. Voor Leiden komt dit neer op een bedrag van 10-15.000 euro per jaar. Incidentele jeugdparticipatie vindt regelmatig plaats, zoals bij de start van Veilig Opgroeien in de Stevenshof en bij de jongerenconferentie rondom het thema kenniseconomie. Vanuit de gemeente is jeugdparticipatie en meedenken vanuit het perspectief van de jeugd nog onvoldoende gewaarborgd. Zo is bij de gespreksronde in de stad over de toekomstvisie nauwelijks met jongeren gesproken. Bij het tot stand komen van de jeugdnota is dit wel het geval geweest. De daar gekozen en in samenwerking met het jongerenwerk uitgevoerde vorm (zoek de jongeren actief op in de wijk, op school etc.) was effectief en werd door de participerende jongeren zeer gewaardeerd. Bij het tot stand komen van (speel) voorzieningen is het betrekken van de jeugd uit de wijk al veel meer gebruikelijk, maar ook op dit vlak kan nog geïntensiveerd worden.
58
Jongeren zelf geven op diverse plaatsen en manieren aan dat ze het gevoel hebben onvoldoende betrokken te zijn bij het tot stand komen van beleid, plannen en voorzieningen in hun stad of wijk. Als ze meepraten hebben ze het idee dat er weinig met hun inbreng wordt gedaan. 3.2 Cultuur en vrije tijd Op het gebied van cultuur en vrije tijd speelt iets dergelijks. Hoewel de tevredenheid over activiteiten in de stad veel groter is dan die in de wijken missen jongeren op stedelijk niveau met name nog activiteiten, grotere feesten etc., specifiek georganiseerd voor en door de eigen groep. Het gaat hier met name om jongeren in de leeftijd 12-16 jaar. Deze groep is oud genoeg om de stad in te gaan maar te jong om zelfstandig gebruik te maken van een groot deel van het stedelijke uitgaansaanbod (waar alcohol wordt geschonken). Jongeren onder de 16 zijn minder mobiel en hebben minder geld te besteden dan jongeren van 16+. Er worden slechts sporadisch activiteiten georganiseerd die zich op deze jongere groep richten. Een zeldzaam voorbeeld hiervan is de serie FRIS-feesten die overal in het land georganiseerd worden, maar nog niet in Leiden (zie ook www.wijzijnfris.nl). Bij grotere evenementen (Lakenfeesten, 3 oktober) is er vaak weinig cultureel recreatief aanbod specifiek voor jongeren. De optredens van Armin van Buuren op Koninginnedag, het Werfpopfestival en Zomerjam bijvoorbeeld zijn daar een heel positieve uitzondering op en worden door een brede groep jongeren van diverse leeftijden en met diverse achtergronden druk bezocht. Om in het kader van dit uitvoeringsprogramma concrete plannen voor het verhogen van het stedelijk activiteitenniveau op het gebied van cultuur en recreatie voor jongeren van 12-18 jaar te ontwikkelen, zijn recentelijk gesprekken gevoerd met twee groepen betrokkenen: in Leiden actieve jongeren, al of niet georganiseerd in organisaties als Club Populair, ConnAct, Ontzettend Leiden, St. Leidse Jongeren etc. cultuur- en jongereninstellingen en –organisaties, als LVC, Q-bus, Scheltema, BplusC, ROC, Hogeschool Leiden, Sportbedrijf Leiden, St. Jeugd- en Jongerenwerk Midden Holland etc. Ideeën zijn er genoeg.
De jongeren (iets ouder dan de doelgroep) waarmee gesproken is, gaven aan zoveel mogelijk zelf het initiatief te willen nemen voor het uitbreiden van de stedelijke activiteiten op cultureel en recreatief gebied voor en door jongeren van 12 tot 18 jaar. De ervaring heeft geleerd dat deze organisaties voldoende creativiteit, flexibiliteit, dynamiek en verantwoordelijkheidsgevoel hebben om dit initiatief waar te maken en daarbij de doelgroep intensief te betrekken, maar dat om een aantal redenen sommige initiatieven niet van de grond komen. Als belangrijkste belemmerende factoren bij het ontwikkelen en organiseren van nieuwe activiteiten werden genoemd: onvoldoende centrale informatie/communicatie over activiteiten; onvoldoende financiële middelen; (te) geringe duurzame organisatiegraad en het ontbreken van wettelijke handelingsbekwaamheid bij de doelgroep (onder 18 jaar); onbekendheid met wet- en regelgeving (vergunningen, subsidies). heterogene doelgroep. Vrijwel dezelfde belemmerende factoren werden ook genoemd door de instellingen en organisaties. Het accent lag hierbij op de onvoldoende en versnipperde communicatie, een te gering duurzaam organisatievermogen bij jongeren en te weinig samenwerking tussen jongeren en instellingen en organisaties.
59
4.
Wat willen we bereiken?
verhogen/bevorderen van receptieve en actieve deelname van jongeren tussen 12 en 18 jaar aan bestaande en nieuw te ontwikkelen activiteiten op het gebied van kunst, cultuur, recreatie en participatie meer activiteiten gericht op groepen jongeren tussen 12 en 18 jaar door middel van het bevorderen van het aantal initiatieven voor en door jongeren meer activiteiten gericht op groepen jongeren tussen 12 en 18 jaar door middel van het wegnemen van belemmerende factoren jongeren zijn positiever in hun oordeel over hoe ze bij de stad betrokken zijn
5.
Wat gaan we doen om onze doelen te bereiken?
5.1 Cultuur en vrije tijd Er is behoefte aan communicatie, professionele begeleiding, duurzaam organisatievermogen en samenwerking. De jongeren beschikken zelf over voldoende initiatief en creativiteit. Voor jongeren van 12-18 jaar – met de nadruk op de leeftijd 12-16 jaar - gaan we een professioneel gecoördineerd platform oprichten van waaruit nieuwe jongereninitiatieven op het gebied van cultuur en recreatie worden gestimuleerd, ondersteund en gefaciliteerd. Het gaat dan vooral om de volgende functies: broedplaats en organisatiebureau voor jongerenactiviteiten met, voor en door jongeren; centrale, aansprekende, zeer extraverte en gebundelde communicatie en PR over activiteiten en participatie; een fysiek, zeer toegankelijk, loket voor microsubsidies en evenementondersteuning (vergunningen, externe subsidies, facilitaire ondersteuning); netwerkbeheer (onderhouden van relaties met instellingen, organisaties, overheden); uitdagen van instellingen tot het ontwikkelen en organiseren van nieuwe activiteiten. waarbij jongeren zelf ook een actieve rol spelen inzet van een activiteitenbudget voor daadwerkelijke initiatieven voor en door jongeren Voor de verdere vormgeving en realisatie van een dergelijk platform zijn verschillende mogelijkheden. BplusC en de Stichting Jeugd- en Jongerenwerk Midden Holland hebben aangegeven hierin zowel organisatorisch als programmatisch te willen en kunnen voorzien. Aansluiting bij het op te richten bureau Cultuurmakelaar (gehuisvest in het Visitor’s Centre) is een andere optie. Uitgangspunt is een onafhankelijk platform dat zich vrijelijk kan bewegen in en door de Leidse culturele en recreatieve infrastructuur en een zelfstandige positie in kan nemen bij de realisatie van jongereninitiatieven, fondsenwerving etc. Hierbij dient zo min mogelijk budget te worden besteed aan overhead en bijkomende kosten. Om hieraan tegemoet te komen, lijkt aansluiting van het platform bij het bureau van de Cultuurmakelaar dan ook de beste constructie. De precieze organisatorische inbedding van de platformfunctie zal overigens nog verder worden onderzocht. Hiervoor zal een offerteaanvraag worden uitgeschreven.
60
De in paragraaf 3 genoemde Leidse instellingen op het gebied van kunst, cultuur, recreatie en educatie zijn van harte bereid mee te werken aan het verhogen van het activiteitenniveau en/of locaties en faciliteiten beschikbaar te stellen voor activiteiten voor en door jongeren. Daarnaast zullen de instellingen en initiatieven in de stad door het platform worden uitgedaagd en ondersteund voor het actief ontwikkelen en organiseren van concrete nieuwe activiteiten voor 12–18 jarigen. Het beschikbare budget van ca. € 90.000 euro zal vooral moeten worden ingezet voor de daadwerkelijke financiering van activiteiten. Hiervoor zal onder meer een subsidieregeling worden uitgewerkt. De overhead van de platformfunctie, zeer voorlopig geraamd op 25.000 euro, zal worden gedekt uit participatiegelden en de extra middelen in het verlengde van de jeugdnota. We koppelen de inzet van Wisselgeld (dat bestemd is voor kleine initiatieven) eveneens aan dit platform. Verder zal, evenals dat bij het Cultuurfonds Leiden het geval is, gezocht worden naar vermeerdering van het activiteitenbudget door allianties aan te gaan met externe fondsen. De mogelijkheid wordt opengehouden dat, indien aanvullend budget beschikbaar komt, ook activiteiten voor jongeren boven de 18 georganiseerd kunnen gaan worden. Voor de communicatie kan het platform onder andere gebruik maken van de al bestaande jongerensite www.overenuit.nl. Deze regionale site heeft een lokaal Leidse deel, waarop het platform een eigen en vaste plek kan krijgen. Het jongerenplatform zal over twee jaar worden geëvalueerd. 5.2 Jongerenparticipatie Voor de jeugd boven de 12 zien we het hiervoor genoemde platform als een plaats om breed en op aansprekende wijze met jongeren te communiceren. Het moet een broedplaats worden van initiatieven, contacten en partijen in de stad. Daarnaast zullen we, wanneer relevant, jongeren in de stad blijven opzoeken om hen te betrekken bij ontwikkelingen in de stad. Het platform kan hier een rol bij spelen en hierin samenwerken met bijvoorbeeld het jongerenwerk. De manier waarop dit is gebeurd bij de totstandkoming van de jeugdnota nemen we als goed voorbeeld. In samenwerking met het jongerenwerk werden jongeren actief opgezocht op diverse plekken. Belangrijk is ook dat de jongeren zelf aangaven dit een heel goede werkwijze te vinden. 5.3 Jongerenraad In een raadsmotie heeft de raad het initiatief genomen een jeugdraad op te richten. Daarbij is besloten dat dit een orgaan wordt in het verlengde van de raad zelf, dat de raad kan adviseren en consulteren. Er zijn in 2008 eenmalig middelen gereserveerd binnen het participatiebudget, dat op initiatief en aanvraag van de raad ingezet kan worden. Daarnaast continueren we het betrekken van de jeugd voor de hierboven beschreven flexibele vorm, waarbij we de jongeren actief opzoeken in de stad of op maat bijeenkomsten organiseren. 5.4 Kinderparticipatie We willen de jeugd tot ongeveer 12 jaar meer betrekken bij de buurt. Voor kinderen tot 12 jaar organiseren we in de wijken een wijkschouw, ‘Kijk op je wijk’, Hierbij gaan kinderen de wijk in en maken een verslag (film, foto) van positieve en negatieve zaken in hun wijk. Het kinderwerk en Tos voeren dit uit, waar mogelijk i.s.m. de basisscholen. Daarbij willen we per jaar twee wijken aan de beurt laten komen. Er is dan ook een bedrag beschikbaar vanuit participatie beschikbaar om in te zetten voor ideeen en initiatieven vanuit de kinderen en de kijk op je wijk. Waar mogelijk koppelen we deze middelen met die van bijvoorbeeld districtsraden, fondsen en dergelijke. De kinderen presenteren hun bevindingen aan bijv. de districtsraad, of tijdens een wijkbijeenkomst, al dan in aanwezigheid van de wijkwethouder.
6. • • • •
Indicatoren (programmabegroting) de tevredenheid van jongeren over voorzieningen en activiteiten in de stad aantal jongeren betrokken bij het platform aantal via het platform uitgevoerde activiteiten in de stad aantal kinderen dat deelneemt aan “kijk op je wijk” 61
7. Uitvoeringsschema Een en ander laat zich samenvatten in het volgende uitvoeringsschema. Daarbij onderscheiden we bij de acties 4 soorten acties: 1. Bestaand stoppen 2. Bestaand ongewijzigd voortzetten 3. Bestaand gewijzigd voortzetten 4. Nieuw Per actie wordt aangegeven wie trekker is, welke partners er zijn, welke tijdsplanning gehanteerd wordt, hoeveel uren en middelen nodig zijn en hoe we e.e.a. monitoren.
62
Uitvoeringsschema VIII en IX (tesamen)
uitbreiding stedelijke activiteiten 12+ en jongerenparticipatie
Actie
Regie
Partners
Uren
Middelen
Tijdsplanning
Jongerensite overenuit (bestaand gewijzigd voortzetten)
Gemeente (en regio) REA/SK
Lokaal 7A, Hogeschool Leiden, jongerenwerk
100 uur REA/SK
continu
Flexibel budget Wisselgeld (bestaand gewijzigd voortzetten Vakantiepas (bestaand ongewijzigd voortzetten) Opzetten Jongerenplatform en subsidieregeling voor activiteiten (nieuw)
Gemeente REA/SK
jongerenplatform
Binnen bestaande uren
€ 15.000 (bij beëindigen huidige financiering via regio uit RAS middelen) Uit bestaand budget Jaarlijks € 10.000
continu
Aanvragen en gerealiseerde projecten
Gemeente REA/SK
Libertas
Uren participatie totaal 200 REA/SK
jaarlijks
Aantal gebruikers vakantiepas
Gemeente SEB en REA/SK
diversen
Opzetten platformstructuur Ontwikkeling/SEB 40 uur (binnen bestaande uren)
Jaarlijks € 25.000 (binnen bestaande budgetten) € 25.000 voor coördinatie (budget participatie) € 90.000 voor activiteiten in de stad incl. communicatie + aanvullende fondsen (dekking: extra middelen jeugdnota) € 5.000 per p.j. aan te vullen met andere financieringsbronnen als fondsen, budget districtraden
continu
Aantal activiteiten en waardering jongeren
Binnen bestaande uren participatie REA/SK Kijk op je wijk (nieuw)
Gemeente REA/SK en SL
Kinderwerk Libertas, TOS, districtsraden/wijkmanagers, wijkwethouder
Binnen bestaande afspraken en uren REA/SK en SL
Evaluatie/ opbrengst/indicator Bezoek en waardering site
2 wijken per jaar
63