B&W.nr. 09.0056, d.d. 27 januari 2009
B&W-Aanbiedingsformulier
. Onderwerp
Notitie Dierenwelzijn 2009
BESLUITEN Behoudens advies van de commissie 1. bijgaande notitie Dierenwelzijn 2009 vast te stellen, met daarin de gemeentelijke betrokkenheid bij de volgende onderwerpen met betrekking tot dierenwelzijn, die wettelijk zijn geregeld: 1.1. opvang zwerfdieren (Burgerlijk Wetboek); 1.2. welzijn (landbouw)huisdieren (Gezondheids- en Welzijnswet Dieren); 1.3. welzijn inheemse dieren in het wild (Flora- en Faunawet); 1.4. voorkomen van overlast van dieren (Algemene Plaatselijke Verordening). 2. bijgaande brief aan de raad vast te stellen, met daarin een advies aan de raad inzake de “Nota Dierenwelzijn in Leiden” van GroenLinks van 4 oktober 2007.
Samenvatting De notitie Dierenwelzijn 2009 is een actualisatie van de notitie “Zet Leiden dieren op de kaart?” van oktober 2001. De notitie Dierenwelzijn 2009 beschrijft wat er na 2001 aan maatregelen genomen is, welke standpunten de gemeente inneemt ten aanzien van verschillende onderwerpen, welke acties er op stapel staan en hoe er over een en ander gecommuniceerd wordt. De notitie Dierenwelzijn 2009 geeft tevens antwoord op de door GroenLinks in zijn Nota Dierenwelzijn van 4 oktober 2007 gestelde vragen.
Retouradres: Postbus 9100, 2300 PC Leiden Bezoekadres Aan de gemeenteraad Postadres Telefoon E-Mail Website
Datum Ons kenmerk Onderwerp
21 januari 2009 Div-2009-1126 Advies m.b.t. GroenLinksnota Dierenwelzijn in Leiden
Contactpersoon Doorkiesnummer
Gemeente Leiden Stadhuis Stadhuisplein 1 Postbus 9100 2300 PC Leiden 071-5167677
[email protected] www.leiden.nl/gemeente
F. van der Sluis
Geachte leden van de Raad, Al geruime tijd geleden, op 4 oktober 2007, heeft de GroenLinksfractie in uw raad de Nota Dierenwelzijn in Leiden uitgebracht. De nota is aangeboden aan de voorzitter van de commissie Bestuur en Leefbaarheid en aan de portefeuillehouder. Ten behoeve van bespreking in de commissie heeft uw raad om een standpunt c.q. advies van ons college gevraagd. Dit advies treft u hierbij aan. Daarnaast treft u aan de notitie Dierenwelzijn 2009, een actualisatie van de in 2001 vastgestelde notitie “Zet Leiden dieren op de kaart?“. In onderstaand standpunt/advies gaan wij in op zowel onze notitie Dierenwelzijn 2009 (hierna: de notitie) als op de GroenLinksnota, en de relatie daartussen. De hieronder gebruikte kopjes komen uit de nota van GroenLinks. De tekst geeft aan of en hoe er impliciet of expliciet in de notitie is ingegaan op de voorgestelde maatregelen. Regiobrede werkgroep. In lijn met de nadruk die GroenLinks legt op de regionale samenwerking, werken wij waar mogelijk bilateraal samen met de Dierenbescherming en is er in het kader van de opvang van zwerfdieren overleg met de regiogemeenten. Als er problemen zijn of dreigen, kan er uiteraard altijd een regiobreed overleg georganiseerd worden. Verwaarlozing /mishandeling van dieren. De hier voorgestelde maatregelen zijn – zoals GroenLinks zelf ook al constateert – niet direct de verantwoordelijkheid van de gemeente. Een gemeentelijk verzoek om extra aandacht voor verwaarlozing en mishandeling bij organisaties die hiervoor wel verantwoordelijk zijn, lijkt dan ook niet logisch. Evenementen met dieren Het gemeentelijk standpunt hierover staat expliciet in de notitie.
Honden Het hondenbeleid is al een integraal beleid dat steeds bijgesteld wordt. Communicatie hierover vindt o.a. plaats via de Stadskrant (zie de notitie) en de gemeentelijke wegwijzer. Actieve voorlichting over aanschaf en gedragscursussen is/ wordt hier een impliciet onderdeel van. Vogels De voorgestelde maatregelen worden allemaal al uitgevoerd en staan genoemd in de notitie bij Flora en Faunawet en Overlast (op het ingrijpen bij een teveel aan grauwe en brandganzen wordt niet ingegaan, aangezien beide soorten in Leiden niet of nauwelijks voorkomen). Kinderboerderij en dierenweiden De voorgestelde maatregelen worden al geregeld door de wettelijke eisen en voorwaarden die het certificaat “erkende kinderboerderij” stellen. In het aan te passen beheerplan wordt een en ander nogmaals vastgelegd; camerabewaking voegt niets toe (al deze punten worden genoemd in de notitie). Dieren in het verkeer Binnen Leiden zijn geen locaties met een meer dan gemiddeld risico voor dieren (gegevens zijn bekend via de meldingen van dode dieren bij het Servicepunt Woonomgeving). Paddentrek komt slechts op een beperkt aantal locaties voor en wordt hier geregeld via waarschuwingsborden (zie de notitie). Zwerfdieren In de notitie wordt de stand van zaken m.b.t. opvang van zwerfdieren toegelicht. Contacten met de dierenambulance over de mogelijkheid van subsidie hebben in het verleden niet tot een aanvraag geleid. Registratie van zwerfdieren is al vermeld in de Wegwijzer. Opnemen van dieren in het Rampenplan wordt niet expliciet beantwoord in de notitie. Het opvangen van dieren bij calamiteiten wordt wel meegenomen in het overleg met regiogemeenten, Dierentehuis en Dierenbescherming. Plaagdierbestrijding / Botulisme De voorgestelde maatregelen worden volgens bestaand beleid al uitgevoerd (en staan beschreven in de Wegwijzer). Scharrelvlees Aspecten van intensieve veehouderij versus biologische veehouderij komen aan bod in NMEactiviteiten voor het onderwijs (zie de notitie). De vraag over het opnemen van scharrelvlees in het bedrijfsrestaurant, wordt in de notitie niet beantwoord. Wij laten dit aan de bedrijfsleiding over.
Voorlichting Zie de notitie: de gevraagde informatie over dierenwelzijn is terug te vinden in de wegwijzer, alleen niet onder een apart kopje. Een aparte gemeentelijke brochure over dierenwelzijn lijkt daarmee dubbelop. Proefdieren Voorlichting door de gemeente over proefdiervrije producten wordt niet nader uitgewerkt in de notitie. Wij vinden dit geen specifiek gemeentelijke taak.
Resumerend: deze brief vormt samen met de notitie Dierenwelzijn 2009 ons standpunt met betrekking tot de nota Dierenwelzijn in Leiden van GroenLinks en de daarin gestelde vragen en voorgestelde maatregelen. Wij vinden dat wij doen wat nodig en zinvol is en wij hopen dat u die mening deelt.
Hoogachtend,
Burgemeester en Wethouders van Leiden, de Secretaris, de Burgemeester,
Notitie dierenwelzijn 2009 Inleiding Deze notitie is een actualisatie van de notitie “Zet Leiden dieren op de kaart?” van oktober 2001. Ze beschrijft wat er na 2001 aan maatregelen genomen is, welke standpunten de gemeente inneemt ten aanzien van verschillende onderwerpen, welke acties er op stapel staan en hoe er over een en ander gecommuniceerd wordt. De notitie geeft tevens antwoord op de door GroenLinks in zijn Nota Dierenwelzijn van 4 oktober 2007 gestelde vragen. Kader De belangrijkste wetten die zaken regelen met betrekking tot het welzijn van dieren zijn: 1. het Burgerlijk Wetboek, waarin wordt aangegeven welke wettelijke plicht een gemeente heeft met betrekking tot de opvang van zwerfdieren; 2. de Gezondheids- en Welzijnswet Dieren (GWWD) waarin o.a. het welzijn van zogenaamde “gehouden” dieren (huisdieren en landbouwhuisdieren) wordt geregeld; 3. de Flora- en Faunawet (FFW) die met name betrekking heeft op inheemse planten en dieren; 4. ook de APV bevat artikelen over dieren, de meeste hiervan hebben betrekking op het voorkómen van overlast (maar daarmee vaak impliciet met een positief effect op dierenwelzijn). De GWWD en de FFW zijn deels kaderwetten waarin intenties worden vastgelegd die vervolgens worden uitgewerkt in uitvoeringsbesluiten of algemene maatregelen van bestuur (amvb’s). Mede vanwege het specifieke karakter vindt handhaving van deze wetten plaats door de Algemene InspectieDienst (AID), de Voedsel- en WarenAutoriteit (VWA) en de Landelijke Inspectie Dierenbescherming (LID). In de volgende passages gaan we nader in op de consequenties van de afzonderlijke wettelijke bepalingen. Ad 1: Burgerlijk Wetboek, opvang zwerfdieren Gemeenten hebben de plicht om zwerfdieren gedurende 14 dagen op te vangen. De gemeente Leiden heeft – evenals een aantal gemeenten in de omgeving – deze taak belegd bij het Streek-Dierentehuis Stevenshage. Voor de berekening van de kosten voor de opvang van deze zwerfdieren heeft het dierentehuis gebruik gemaakt van een rekenmodel van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren. Dit rekenmodel roept op een aantal punten vragen op. Samen met de Dierenbescherming, het dierentehuis en de participerende gemeenten wordt gezocht naar een meer inzichtelijke kostentoedeling en hierop gebaseerde gemeentelijke bijdragen aan het dierentehuis (zowel voor de wettelijk verplichte als voor andere taken).
Ad 2: Gezondheids- en Welzijnswet Dieren Landbouwhuisdieren Uit educatief/recreatief oogpunt worden op verschillende locaties in de stad landbouwhuisdieren gehouden in dierenweiden, hertenkamp en kinderboerderij. Al deze dieren staan geregistreerd als vee van het agrarisch bedrijf de gemeentelijke kinderboerderij Merenwijk. Evenals andere agrarische bedrijven moet de kinderboerderij o.a. voldoen aan de eisen die de GWWD stelt op het gebied van dierenwelzijn. De kinderboerderij is in het bezit van het (voorlopige) certificaat “landelijk erkende kinderboerderij”; na actualisatie van het beheerplan en realisatie van de nieuwbouw wordt het definitief certificaat aangevraagd. In de Merenwijk is het voor bezoekers mogelijk om overdag vrij tussen de dieren te lopen. Op andere tijden en op de andere locaties worden dieren en bezoekers gescheiden door hekken of sloten. Incidenten o.a. met loslopende honden komen voor, maar gelukkig zeer weinig. Deze incidenten zijn ook met de inzet van bv bewakingscamera’s niet te voorkomen. Een ander (gezondheids)risico vormt het voeren door bezoekers. Informatieve bebording heeft dit probleem voor een deel opgelost. Dieren bij evenementen
Omdat de artikelen in de GWWD met betrekking tot deze diergroep nog niet allemaal voorzien zijn van amvb’s of uitvoeringsbesluiten, bestaat er ruimte voor lokale overheden om in de geest van de wet hieromtrent zaken te regelen in de APV. Landelijk kan hierdoor een lappendeken van verschillende regels ontstaan. Omdat het hier gaat om een groep dieren die niet permanent binnen één gemeente verblijft, maar zich verplaatst door binnen- en buitenland, zal lokale regelgeving weinig of geen positief effect hebben op het welzijn van deze dieren. Het college kiest er om die reden niet voor een algemeen verbod op circusdieren in de APV op te nemen. Ad 3: Flora- en Faunawet De meeste in het wild voorkomende dieren hebben een beschermde status. De gemeentelijke ‘gedragscode’ is een handvat om bij infrastructurele, bouw- en onderhoudswerkzaamheden snel te kunnen zien wat wel en niet kan en in welke gevallen ontheffing aangevraagd moet worden. Het natuurmeetnet van de gemeente Leiden biedt hierbij de mogelijkheid via ‘quick scans’ de aanwezigheid van planten en dieren op verschillende locaties in de stad te bekijken. Het meetnet biedt ook de mogelijkheid om voor- of achteruitgang van soorten te volgen. Sinds 2004 wordt de stadsnatuur om het jaar geïnventariseerd. Binnenkort kunnen deze gegevens ook via internet geraadpleegd worden. Over maai-, kap- en snoeiwerkzaamheden zijn regels opgenomen in kapvergunning (boomverordening) en beheerplannen; deze werkzaamheden mogen alleen plaatsvinden buiten het broedseizoen. In de lijn van de Flora- en Faunawet wordt aandacht geschonken aan meer leefruimte voor (beschermde) dieren (vergroten biodiversiteit). Hierbij wordt wel zo veel mogelijk geprobeerd de stad voor soorten die overlast kunnen veroorzaken juist minder aantrekkelijk te maken. Voorbeelden van extra aandacht voor dieren in de stad zijn: • de stadsvogelcampagne (2009) in samenwerking met Vogelbescherming Nederland, regiogemeenten, natuur- en milieuorganisaties, Naturalis, Hortus, boekwinkels, woningbouwverenigingen e.a.; • het Waterplan, o.a. voor de realisatie van ecologische oevers waarmee meer natuurlijke broedlocaties voor watervogels en leefruimte voor andere oeverorganismen gecreëerd worden; • het plaatsen van waarschuwingsborden tijdens de paddentrek. Ad 4: APV en overlast Bij overlast van dieren die bescherming genieten (zoals meeuwen) wordt in overleg met onderzoekers en ontheffingverlener gekeken welke methoden het meest effectief en diervriendelijk zijn om de overlast te beperken. • Bij hinder van slaapplaatsen van bijvoorbeeld spreeuw en kauw, waar meestal sprake is van korte perioden van piekbezoek, wordt overlast van uitwerpselen bestreden door extra veegbeurten. • Bij hinder van onbeschermde dieren zoals loslopende kippen, hanen, konijnen, tamme ganzen en duiven wordt zoveel mogelijk gezocht naar diervriendelijke maatregelen om overlast te beperken. De APV biedt o.a. de mogelijkheid om een voerverbod af te kondigen (voor een beperkte tijd en plaats). Als gekozen moet worden voor minder diervriendelijke methoden (wegvangen), gebeurt dat na communicatie met bewoners en de Dierenbescherming. Als er door dieren acuut (verkeers)gevaarlijke situaties ontstaan, wordt het Milieuteam van Politie Hollands-Midden ingeschakeld. Indien - in uiterste noodzaak - dieren geschoten moeten worden, gebeurt dat door medewerkers van de Politie. Beheersjacht op gemeentegronden komt niet voor. De gemeente voert geen actief of activerend beleid op ‘hengelsport’. Wel wordt in verband met gewijzigde wetgeving momenteel bezien – in overleg met het bestuur van de Hengelaarsbond voor Leiden en omstreken – hoe de regulering van de (sport)visserij in de Leidse wateren het best geregeld kan worden (aanwijzen als viswater, verhuur, beheer, uitgifte vergunningen).
Communicatie De meest relevante adressen over dieren in de stad zijn opgenomen op de gemeentelijke website en/of in de wegwijzer. De dierenambulance is hierin opgenomen op de eerste informatieve pagina onder de kop Belangrijke telefoonnummers. Overige adressen staan bij Natuur en dieren. Indien daar aanleiding toe is, wordt o.a. de Stadskrant gebruik om over dieren in de stad te publiceren. Het gemeentelijk onderdeel Natuur- en milieueducatie heeft voor het onderwijs een uitgebreid programma waarin dierenwelzijn impliciet bij veel onderwerpen aan bod komt. Ook in de bezoekerscentra komt dierenwelzijn regelmatig terug in het (mede door vrijwilligers opgezette) tentoonstellingsprogramma. De verschillende boekjes uit de serie Leiden Lekker Wild, beschrijven steeds andere aspecten van de natuur in de stad: waar inwoners kennis kunnen maken met die stadsnatuur en welke maatregelen zij zelf kunnen nemen om op een goede manier om te gaan met planten en dieren in hun omgeving. Vragen over dieren in de stad die via een van de servicepunten binnenkomen, worden zo veel mogelijk direct door de medewerkers van het servicepunt beantwoord. Meer specialistische vragen worden altijd doorgeschakeld naar de stadsbioloog of een van de andere beleidsmedewerkers op het gebied van groen. Bij meldingen van overlast wordt altijd aangegeven wat de mogelijkheden en onmogelijkheden (zowel voor bewoner als de gemeente) zijn om problemen op te lossen of te beperken (zie hierboven bij overlast). januari 2009.
Zet Leiden dieren op de kaart?
1. 2.
2.1 2.2 2.3 3. 3.1
Inleiding Dierenwelzijn
Mensen en dieren Het begrip dierenwelzijn Dierenwelzijn en de gemeente Leiden Welke dieren komen er in Leiden voor
Dieren die ‘zelfstandig’ in de stad leven Huisdieren en landbouwhuisdieren Proefdieren Dieren bij evenementen
3.2 3.3 3.4 4.
Wat is er in Leiden geregeld over dieren en voor dieren
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Wetgeving en APV Jacht en visserij Ecologisch Beleidsplan Dieren in nood Vermiste en dode dieren Overlast van dieren Handel in dieren Voorlichting
5.
Conclusies
6.
Literatuur
Bijlagen - 1. hoofdzaken wetgeving en apv - 2. adressen organisaties
colofon uitgave: tekst:
gemeente Leiden, dienst Milieu en Beheer, oktober 2001 Frits van der Sluis, sector Wijkbeheer, afdeling Natuur- en milieueducatie
1.
Inleiding
Deze notitie is een eerste aanzet om in kaart te brengen hoe het staat met dieren die de stad Leiden bewonen. Het is een globale, kwalitatieve inventarisatie. Door het ontbreken van systematisch integraal onderzoek is de beschrijving van dieren die in Leiden voorkomen gebaseerd op een paar facet-inventarisaties, mondelinge mededelingen van incidentele waarnemingen, schattingen op grond van landelijke gegevens en onderzoeken in andere steden, klachten bij overlast van dieren of meldingen van dierenmishandeling. Vragen die in de notitie worden besproken zijn: wat houdt het begrip ‘dierenwelzijn’ in en wat is er specifiek Leids aan? Welke dieren leven er zoal in de stad, wat zijn hun problemen en wat kunnen we als gemeente daaraan doen? Welke instrumenten heeft de gemeente Leiden reeds tot zijn beschikking ter bevordering van dierenwelzijn? En welke zaken vragen daarnaast nog specifieke aandacht?
2.
Dierenwelzijn
2.1.
Mensen en dieren
Mensen en dieren leven samen in dezelfde stad. Veel mensen vinden het plezierig om in een stad met dieren te wonen. Soms liggen de belangen van mens en dier in elkaars verlengde. Soms niet en dan kan het welzijn van dieren op gespannen voet komen te staan met menselijke activiteiten. Het welzijn van dieren kan in het gedrang komen door ondoordachte handelingen, maar ook bij handelingen waar een weloverwogen keuze aan vooraf ging. De gevolgen voor het dier van zo’n keuze zal voor een aantal mensen acceptabel zijn, voor anderen juist niet. Zo vindt de één vlees lekker en accepteert dat hiervoor dieren geslacht worden; een ander vindt het houden van dieren voor de slacht onacceptabel. Het houden van proefdieren voor het uittesten van cosmetica wordt minder geaccepteerd dan voor het uittesten van medicijnen. En als dieren overlast veroorzaken, kan hun welzijn duidelijk op de tweede plaats komen; maar wat overlast is voor de één, ervaart een ander heel anders. 2.2
Het begrip dierenwelzijn.
Sinds 1886 is het mishandelen van dieren strafbaar. Onder mishandelen werd verstaan: ‘het opzettelijk wreed behandelen’. Slaan, schoppen, verdrinken of steken van dieren leidde alleen tot strafrechtelijke vervolging als deze handelingen nutteloos waren. Als deze handelingen verricht werden om iets van een dier gedaan te krijgen, of om iets ‘waardevols’ te beschermen werden ze niet beschouwd als het ‘opzettelijk wreed behandelen’. Het eigenbelang van het dier telde niet mee, sterker nog, er kon pas sprake zijn van dierenmishandeling als de ‘zedelijke gevoelens’ waren gekwetst. Een voorstel om die ‘zedelijkheidsgrondslag’ te vervangen door de ‘eigenbelangen (intrinsieke waarde) van dieren’ wordt voor het eerst ter discussie gesteld in 1981 in een beleidsnota van het Ministerie van Landbouw en Visserij. Sinds 1996 is het belang van die ‘intrinsieke waarde van het dier’ ook daadwerkelijk erkend in de Gezondheid- en Welzijnswet voor dieren (GWD). Die intrinsieke waarde komt ook aan de orde in de Wet op de Dierproeven en de nieuwe Flora en Faunawet. In de GWD is het begrip ‘dierenmishandeling’ uitgebreid met ‘het benadelen van het welzijn van een dier’. Het welzijn van dieren wordt aldus voor een deel gewaarborgd door wettelijke bepalingen. Voor een deel is het echter de vrijheid van iedere individuele burger om, binnen die wettelijke grenzen, te bepalen in hoeverre hij of zij rekening wil houden met het welzijn van dieren. Dierenwelzijn is een begrip dat moeilijk éénduidig te beschrijven is. Wel zijn er drie elementen, die in verschillende definities steeds terugkeren. Deze drie zijn: - een dier moet gezond zijn,
- een dier moet de mogelijkheid hebben om soortspecifiek gedrag te vertonen en - een dier dient fysiologisch en geestelijk in harmonie met zijn omgeving te zijn. Dit zijn ook de criteria die we in deze notitie hanteren als we het over dierenwelzijn hebben. Hoe ver je gaat met het bevorderen van dierenwelzijn hangt af van: - het belang dat je toekent aan een individueel dier of van een groep dieren, - de mate waarin je de aanwezigheid van dieren als overlast ervaart en, - de waarde die je hecht aan de economische belangen die verbonden zijn aan de aanwezigheid van dieren. 2.3.
Dierenwelzijn en de gemeente Leiden.
Landelijk krijgt dierenwelzijn steeds meer aandacht. Onder meer als gevolg van de varkenspest en mkz is het besef gegroeid dat bijvoorbeeld intensieve veehouderij en biotechnologie anders moet en kan. Als maatschappij zijn we ons langzamerhand bewust van het feit dat dierenwelzijn iedereen aangaat, uiteraard hoort hierbij ook aandacht voor het welzijn van dieren in de stad. Zowel de gemeente als verschillende particuliere organisaties besteden aandacht aan dieren en dierenwelzijn in Leiden. Daarover vindt echter geen structureel overleg plaats. Het stedelijk gebied raakt steeds voller; steeds meer dieren en mensen wonen samen op een klein oppervlak. Net als mensen horen die dieren onlosmakelijk bij de stad. Als bewoner van Leiden kan je plezier beleven aan dieren in de stad, maar je kunt er ook last van hebben. Omdat huisdieren van anderen overlast veroorzaken, of omdat dieren die weliswaar van niemand zijn de nodige aanspraak maken op de gezamenlijke leefruimte. Ook voor dieren heeft de stad knelpunten. Behalve bewuste mishandeling door mensen (in 1998 kreeg de inspectie dierenbescherming in Leiden 44 gegronde klachten over mishandeling), kent de stad ook voor dieren situaties die ‘onopzettelijk’ gevaar opleveren: het verkeer, draden, hekwerken, glazen ruiten, steile waterkanten, maaien en snoeien enz.. Veel van die gevaren zijn inherent aan het leven in de stad. In een aantal gevallen kan de mens die gevaren voorkomen of verminderen. Daarvoor is kennis nodig over de dieren die in de stad voorkomen. In veel gevallen ontbreekt die kennis. Burgers, dieren en de gemeente hebben wat gemeentelijk dierenwelzijn betreft ieder hun eigen belang. Het belang van de burger is zo prettig mogelijk in een stad mèt dieren te kunnen wonen, zonder de aanwezigheid van die dieren als overlast te ervaren. Het belang van het dier is om gezond zonder stress en zonder opgejaagd te worden op een zo natuurlijk mogelijke manier in Leiden te kunnen leven. Het belang van de gemeente Leiden is een optimaal leefplezier voor burgers èn dieren in de stad, waarbij zowel met de belangen van de mens als het dier rekening wordt gehouden.
3.
Welke dieren komen er in Leiden voor.
In het overzicht dat hierna gegeven wordt, zijn de dieren die in Leiden voorkomen ingedeeld in verschillende groepen. Dit onderscheid is gemaakt om de grote diversiteit duidelijk te laten uitkomen; de knelpunten zijn per groep vaak verschillend. 3.1 Dieren die “zelfstandig” in de stad leven. Er wonen veel meer dieren in Leiden dan mensen. Voor veel dieren die van nature in ons land voorkomen is de stad een aantrekkelijke woonomgeving. Die dieren hebben zelf een woonplek gevonden in of rond gebouwen, in tuinen en parken, in het water of langs oevers. Een groot deel van die dieren leeft op een zeer onopvallende manier. Juist door dat verborgen leven weten veel mensen niet eens dat ze in de stad voorkomen. Veel insecten en andere ongewervelde dieren, kleine zoogdieren en/of nachtdieren zoals vleermuizen en de bosuil horen tot die nauwelijks bekende bewoners van Leiden. Slechts een klein deel valt op doordat ze duidelijk zichtbaar of hoorbaar zijn. Meestal vallen ze op in positieve zin. De aanwezigheid van kleurige vlinders en zingende zangvogels wordt door veel mensen op prijs gesteld. Enkele soorten vallen op in negatieve zin. Doordat ze “onze” ruimten en materialen
zo gebruiken dat wij er last van hebben (bruine ratten, huismuizen), doordat ze steken (muggen en wespen), of zoveel geluid maken dat ze de nachtrust verstoren (alarmerende meeuwen). Deze opvallende- en onopvallende dieren maken samen deel uit van de natuurlijke levensgemeenschap van de stad. Over welke diersoorten het precies gaat in Leiden, hoeveel er van zijn en waar ze leven, is nog veel onbekend. Van enkele diergroepen en een aantal gebieden in Leiden weten we dankzij inventarisaties iets meer. In 1990 zijn de Leidse vleermuizen in kaart gebracht. In totaal werden er van 7 verschillende soorten 296 exemplaren waargenomen. In Cronesteyn is een aantal jaar de vogelbevolking geteld en van het van Gend & Loosterrein is in 1999 een globale inventarisatie gemaakt van alle daar voorkomende dieren. Van de Leidse Hout is bekend welke vogels er broeden maar niet in welke hoeveelheden. Uit de verschillende inventarisaties is op te maken dat er in Leiden tenminste 68 verschillende soorten vogels broeden. Op grond van vergelijkingen met uitgebreide inventarisaties in andere steden (o.a. Eindhoven) zouden er in Leiden tenminste 36.000 vogels jaarlijks hun jongen proberen groot te brengen. Een andere groep vrij levende stadsdieren bestaat uit ontsnapte of opzettelijk losgelaten huisdieren: zwerfkatten, postduiven, kippen, tamme ganzen, muskuseenden maar bijvoorbeeld ook roodwangschildpadden. Ook deze dieren maken deel uit van de levensgemeenschap van de stad. In een aantal gevallen worden ze als plezierige medestadbewoners gezien, maar vaak ook als overlastveroorzakers. Zij zijn voor hun voedsel sterk afhankelijk van de mens. Aangezien dat voedsel meestal in overvloed aanwezig is, kan hun aantal in korte tijd snel groeien door een succesvolle voortplanting. De dieren zijn doorgaans zeer opvallend aanwezig, op vaste plaatsen en dicht bij woonhuizen, wat de kans op overlast vergroot. Het welzijn van de vrij levende dieren kan op verschillende manieren in het gedrang komen. Hoewel enkele zoogdieren, de meeste vogels, alle amfibieën en enkele insecten wettelijk beschermd zijn, geldt dat niet altijd voor het biotoop waarin zij wonen. Hun individuele welzijn kan aangetast worden door ingrepen in of vernietiging van hun biotoop, maar ook door jacht (stroperij), visserij en het verkeer. Ook op het moment dat dieren overlast veroorzaken, kunnen maatregelen ter bestrijding hiervan op gespannen voet komen te staan met het welzijn van dieren. Meer kennis over het dierenleven in de stad, over het voorkómen van overlast en over alternatieve bestrijdingsmethoden kan een positieve bijdrage leveren aan het welzijn van deze “zelfstandig levende” bewoners van de stad. 3.2
Huisdieren en landbouwhuisdieren.
Sinds mensenheugenis worden er dieren gehouden als leverancier van voedsel en kleding, als krachtbron, als transportmiddel, als bewakers of puur voor de gezelligheid. Sommige diersoorten of rassen worden speciaal als huisdier gefokt, anderen worden in het wild gevangen en vervolgens als huisdier gehouden. Door eeuwenlang selecteren op kenmerken die ons nuttig leken, zijn er onnoemelijk veel rassen ontstaan. Hoewel die rassen uiterlijk vaak nauwelijks meer op hun natuurlijke voorouders lijken, verraden gedrag en andere levensgewoonten meestal nog hun afkomst. De rassen die in of om huis gehouden worden noemen we huisdieren (hond, kat, kanarie) en als ze vooral “op de boerderij” leven (koe, schaap), landbouwhuisdieren. Gefokte (landbouw-)huisdieren zijn min of meer gewend aan een leven onder “menselijke omstandigheden”. Huisdieren die in het wild gevangen zijn, zijn dat veel minder. Los van het feit dat deze dieren als huisdier minder geschikt zijn, zijn velen wettelijk beschermd en is het houden van die dieren verboden. Huisdieren kom je in Leiden overal tegen, maar een ontmoeting met landbouwhuisdieren is ook niet uitgesloten.
Tot voor kort was dit twee keer per week mogelijk op de veemarkt. Op de kinderboerderij en de verschillende dierenweiden in de stad zijn deze dieren nog steeds dagelijks te bewonderen. De dieren worden hier gehouden met een recreatief / educatief doel. Juist vanwege de voorbeeldfunctie wordt hier aan huisvesting en verzorging extra aandacht besteed. Een welzijnsprobleem vormt de, vrijwel onbedwingbare, behoefte bij de bezoekers om dieren te voeren. Dit voeren is er soms ook de oorzaak van dat er net buiten die dierenweiden populaties ontstaan van “over het hek gekieperde, overtollige” huisdieren (kippen, hanen, konijnen). Een ander welzijnsprobleem op deze vrij toegankelijke kinderboerderij en dierenweiden was het in toenemende mate voorkomen van opzettelijke kwelling of mishandeling van dieren door een enkele ongewenste bezoeker; dit tot zeer grote verontwaardiging van de overige bezoekers en de verzorgers. Met het plaatsen van nieuwe afsluitbare hekken (zomer 2000) behoort dit laatste probleem op de kinderboerderij hopelijk tot het verleden. Huisdieren zijn niet alleen dieren waar mensen veel plezier aan beleven, maar ook dieren die ergernis of overlast kunnen veroorzaken bij anderen dan hun eigen baasje. Huisdieren die het terrein van hun eigenaar niet verlaten en hun aanwezigheid niet verraden door overmatig geluid of vervelende luchtjes, zullen niet snel problemen opleveren. Dieren waarvan de aanwezigheid “buiten de deur” wel merkbaar is, kunnen door hun gedrag, geur, geluid en/of uitwerpselen een bron van ergernis of overlast zijn. Niet alleen het welzijn maar ook de overlast van huisdieren wordt vooral bepaald door de manier waarop de eigenaar/verzorger met zijn huisdier omgaat. Heeft een verzorger voldoende kennis van het gedrag van zijn huisdier (en de manier waarop dat gedrag beïnvloed kan worden) en de eisen die het dier stelt aan zijn voedsel en levensruimte, dan zal dat het welzijn van het dier ten goede komen. Welzijnsproblemen bij huisdieren ontstaan vaak bij impulsieve aankopen, als een huisdier als “statussymbool” gehouden wordt, of als “knuffeldier” voor kinderen, maar ook als huisgenoten allergisch voor dieren blijken te zijn, als het toezicht bij afwezigheid van de vaste verzorgers slecht geregeld is en in woonsituaties waar absoluut niet voldaan kan worden aan de eisen die het dier stelt. Overlast van huisdieren kan vaak voorkomen worden als de verzorger zich realiseert waar en wanneer zijn huisdier anderen tot last kan zijn. Behalve via de hondenbelasting (± 5000 betalende honden in Leiden) weten we weinig over het aantal huisdieren in Leiden. Als we een landelijke schatting (uit 1979) vertalen naar Leiden, zouden er meer dan 159.000 honden, katten, knaagdieren, vogels en vissen als huisdier in Leiden gehouden worden. Op de veemarkt kwamen we de meeste ‘Leidse’ landbouwhuisdieren tegen die uiteraard maar voor korte tijd in de stad verbleven. In de eerste 39 marktweken van 2000 kwamen er bijna 137.000 koeien, kalveren, schapen, lammeren, geiten, paarden en pony’s naar de Groenoordhallen. 3.3
Proefdieren.
De meeste hiervoor beschreven dieren kan je overal in de stad tegenkomen; met proefdieren is dat niet het geval. Zij zitten meest goed afgeschermd van de buitenwereld, onder nauwkeurig gecontroleerde condities in laboratoria. Van de bedrijven en instellingen ( LUMC) in Leiden die een vergunning hebben om met proefdieren te werken, zijn de meeste gevestigd in (de nabijheid van) het Bio-Sciencepark. De Wet op de Dierproeven geeft de voorwaarden waaronder proefdieren mogen worden gehouden. Dat het doen van proeven met dieren op gespannen voet staat met het welzijn van de dieren staat buiten kijf. In de Notitie Life Sciences geeft Leiden aan dat zij de maatschappelijke discussie over life sciences nauwgezet volgt, zeker waar het de lokale bevoegdheden betreft. 3.4
Dieren bij evenementen.
Tot slot kent de stad nog een categorie dieren die past in de rubriek “slechts op bezoek”. Dieren waarmee wedstrijden of demonstraties gehouden worden, dieren die geshowd worden op keuringen, dieren die optreden in circussen, of meelopen in optochten.
Hoewel deze categorie zeer divers is, is er één gemeenschappelijk kenmerk: de dieren worden tijdelijk aan een grote groep mensen getoond om te laten zien hoeveel ze waard zijn, wat ze kunnen of hoe mooi en attractief ze zijn. In een aantal gevallen wordt van de dieren niet meer gevraagd dan “er te zijn”. Wedstrijden waarbij dieren tot het uiterste moeten gaan om te overleven, zoals bij hanen- en hondengevechten, zijn verboden. Bij andere wedstrijden wordt van dieren wel een prestatie gevraagd, maar meestal gaat dat om inspanningen waar het dier speciaal voor gefokt is, zoals bij hardrenwedstrijden voor paarden, of demonstraties van politie- of herdershonden. Als landbouwhuisdieren meelopen in een optocht kan dat merkwaardig aandoen in een stad, historisch gezien is het niet zo vreemd als we denken aan de varkenshoeders, ganzenhoedsters en de schaapherder die wandelend met hun dieren grote afstanden aflegden. Na de “show” kunnen de dieren meestal hun normale leventje voortzetten. Of grote roofdieren en kamelen die meer dan eens deel uit maakten van de drieoktoberoptocht uit het oogpunt van dierenwelzijn hier thuishoren is echter de vraag. Activiteiten zoals zwijntje of konijntje tikken, kamelenraces, caviawedlopen, rodeo’s e.d. kunnen ook niet echt diervriendelijk worden genoemd, maar worden voor zover bekend in Leiden niet georganiseerd. Circusdieren moeten vaak onnatuurlijke trucjes laten zien: hoe onwaarschijnlijker en hoe meer in strijd met hun normale gedrag des te attractiever hun optreden is. Na hun optreden verblijven deze dieren dan meestal ook nog in ruimten die niet passen bij hun natuurlijke leefwijze. Circussen zijn echter nog steeds zeer geliefd en doen ook Leiden met een zekere regelmaat aan. Bij de jaarlijkse evaluatie van de Evenementen Verordening moet bekeken worden of en hoe de APV aangepast kan worden om dieronvriendelijke activiteiten bij evenementen uit te sluiten.
4. Wat is er in Leiden geregeld over dieren en voor dieren 4.1
Wetgeving en APV.
Er zijn veel wetten waarin regels ten aanzien van dieren voorkomen. Een probleem met de landelijke wetgeving is dat deze nogal complex is (zie bijlage 1.1) en er naast kennis van de wetsteksten soms ook soortenkennis vereist is zodat overtredingen niet altijd opgemerkt worden. Dierenartsen die in hun praktijk overtredingen constateren (slechte verzorging, mishandeling, verboden diersoorten) staan vaak voor een dilemma. Het doen van aangifte schendt het vertrouwen tussen arts en eigenaar van een dier waardoor deze laatste in de toekomst wellicht geen dierenarts meer zal raadplegen. De artikelen in de Leidse Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) die over dieren gaan, zijn weliswaar niet complex, maar vaak wel verouderd en vooral onbekend (zie bijlage 1.2.). De meeste artikelen hebben te maken met het voorkòmen van overlast door (huis-)dieren. De artikelen die betrekking hebben op het welzijn van dieren, stammen uit de tijd dat er veel transport per paard en wagen plaatsvond; de inhoud van de artikelen is vaak ingehaald door landelijke wetgeving op dit gebied Met de handhaving van wetgeving die te maken heeft met (het welzijn van) dieren, zijn diverse instanties belast: de Politie, de Algemene Inspectie Dienst (AID), de Rijksdienst voor Vee en Vlees (RVV), de Stichting Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en Controleurs Vogelwet (Flora en Faunawet). Als er overtredingen bij de gemeente gemeld, of door de gemeente geconstateerd worden, worden deze doorgegeven aan de hiervoor genoemde instanties. Leiden heeft geen parkwachters die zich met het geven van informatie over- en controle van de “groene wetgeving” bezighouden. 4.2
Jacht en Visserij.
Zowel jacht als visserij staan haaks op het welzijn van individuele dieren. Jagen en vissen zijn legale activiteiten als aan alle wettelijke voorschriften wordt voldaan; is dit niet het geval dan hebben we het over stropen. Voor het welzijn van dieren maakt dit onderscheid uiteraard weinig uit.
Sinds 1996 (B&W besluit 23 juli 1996) worden door de gemeente Leiden geen jachthuurovereenkomsten meer afgesloten, zodat “op gronden waar de gemeente gerechtigd is tot het genot van de jacht” niet meer gejaagd mag worden. Voor gemeentewateren die niet in verbinding staan met open water, worden geen visvergunningen uitgegeven; impliciet is daarmee het hengelen in dit gemeentelijk viswater verboden. Viswedstrijden zijn nog niet vergunningplichtig. De mogelijkheden voor regelgeving voor de sportvisserij in de Leidse wateren worden momenteel onderzocht door het Sportbedrijf Leiden. Het welzijn en voortbestaan van vissen en het behoud van gezonde leef- en paaigebieden speelt hierbij een rol. 4.3
Ecologisch Beleidsplan
Het “Ecologisch beleidsplan gemeente Leiden” (november 1997) heeft betrekking op het openbaar groen en daarmee impliciet op de dieren die dit groen gebruiken. Voor een groot aantal dieren is dit groen een vaste woonplaats, een gebied waar ze voedselzoeken, of een onderdeel van een verbindingsroute in de stad of van de stad naar omliggende groengebieden. Het Ecologisch beleidsplan richt zich op het instandhouden of verbeteren van fysieke verbindingen tussen de verschillende groen-elementen. Maar ook op het beheer van die groengebieden zelf, waarbij natuurlijker overgangen van bos naar grasland, van water naar land en een aangepast maai- en snoeiregime de leefomstandigheden voor diersoorten die zich thuisvoelen in het stadsgroen, gunstig beinvloeden. Voor een beheer dat nog beter afgestemd is op speciale diergroepen zijn inventarisatie- en monitorgegevens nodig; deze ontbreken nog voor het Leidse groen. In het kader van het Ecologisch Beleidsplan wordt een begin gemaakt met het monitoren van die diersoorten die een inzicht geven in de toestand van de natuur in Leiden. Behalve in het openbaar groen wordt er ook op een aantal volkstuincomplexen aandacht besteed aan ecologisch tuinieren. Volkstuincomplex “het Zonneveld” heeft reeds het “nationaal keurmerk natuurlijk tuinieren”. Al ver voordat het Ecologisch beleidsplan werd vastgesteld is er, ook uit het oogpunt van dierenwelzijn, een belangrijke stap gezet op ecologisch gebied: het verbod om in de openbare ruimte te werken met chemische bestrijdingsmiddelen. 4.4
Dieren in nood.
Bij het signaleren van misstanden en overtredingen, de hulp aan (verkeer)slachtoffers, het transport van dieren naar asiel of dierenarts en de opvang van zwerf-, verdwaalde- of gewonde dieren vervullen zowel de dierenbescherming, de dierenhulpdienst, het dierenasiel, het personeel van de kinderboerderij als dierenartsen een belangrijke rol. Die rollen zijn deels aanvullend, deels overlappend. Voor de opvang van verwaarloosde of inbeslaggenomen landbouwhuisdieren is er in de gemeente geen geschikte locatie. Bij de kinderboerderij en dierenweiden zijn geen ruimten die voldoende gescheiden liggen van de ruimten voor de eigen dieren, waardoor opvang uit veterinair oogpunt (wettelijk) onmogelijk is; voor de opvang van deze dieren moet worden uitgeweken naar slachthuizen buiten de gemeente. Bij strenge vorst worden wakken voor watervogels opengehouden en afgeschermd door Wijkbeheer (gemeente Leiden). Voor het voeren van de vogels worden afspraken gemaakt tussen de gemeente, dierbeschermingsorganisaties en particulieren. Bij plotseling overvloedige regenval kunnen riool-overstorten zorgen voor een sterke daling van het zuurstofgehalte van het buitenwater in de directe omgeving van deze overstorten. Dit kan aanzienlijke vissterfte veroorzaken. Als het huidige rioleringsplan gerealiseerd is, zal de situatie sterk verbeterd zijn. De enige structurele oplossing voor dit probleem is een gescheiden afvoer van rioolwater en regenwater. Ook andere bijzondere weersomstandigheden kunnen effect hebben op het zuurstofgehalte van het water. Doorgaans
gaat het dan om een geleidelijke afname over een langere periode en in een groter gebied. Waar nodig en mogelijk zorgt de brandweer door het opspuiten van water voor extra zuurstof. Een aantal wegen en fietspaden in de stad wordt in het voorjaar door kikkers en padden zeer frequent gebruikt als oversteekplaats. Om al te veel verkeersslachtoffers te voorkomen, plaatst de gemeente hier waarschuwingsborden. Over verkeersslachtoffers buiten de bebouwde kom is zowel in Nederland als België onderzoek gedaan. Voor Nederland is daarbij berekend dat er jaarlijks tussen de 2 en 8 miljoen vogels sneuvelen in het verkeer. Ook binnen de bebouwde kom worden er veel dieren doodgereden maar deze aantallen lijken beduidend lager te liggen dan buiten de bebouwde kom. 4.5
Vermiste en dode dieren.
Als een huisdier vermist wordt is dat niet alleen heel vervelend voor het baasje, voor het dier zelf is een dwalend bestaan niet altijd zonder risico’s. De stichting Amivedi speelt een belangrijke rol om vermiste dieren op te sporen door een registratie van vermiste en gevonden dieren. Om die rol goed te kunnen vervullen is het belangrijk dat alle (dood) gevonden huisdieren bij Amivedi gemeld worden. Om een duidelijk beeld te kunnen krijgen van gevaarlijke verkeersituaties voor dieren en om er oplossingen voor te kunnen realiseren, is het noodzakelijk dat er een centraal registratiepunt komt waar alle aan- of doodgereden dieren gemeld worden. De registratie die nu plaatsvindt bij Stedelijk Beheer heeft voornamelijk betrekking op doodgereden katten, vissterfte en botulisme slachtoffers (eenden). Incidenteel worden dode dieren onderzocht om de doodsoorzaak te achterhalen. De afvoer van kadavers vindt plaats via Stedelijk Beheer waar speciale voorzieningen zijn om kadavers op te vangen; dode dieren bij de kinderboerderij worden rechtstreeks afgevoerd door een speciaal destructiebedrijf. 4.6
Overlast van dieren.
De APV (bijlage 1.2.) kent een aantal regels dat er op gericht is de overlast van (landbouw)huisdieren zoveel mogelijk te beperken. Veel huisdiereigenaren zijn zo gefocust op het plezier dat ze zelf aan hun huisdier beleven dat ze zich niet kunnen of willen voorstellen dat andere stadsbewoners bang zijn voor hun huisdier of er op een andere manier last van hebben. De huidige APV biedt voldoende mogelijkheden om in voorlichtende- of verbaliserende zin op te treden (zie ook 4.1). Overlast wordt soms ook veroorzaakt door dieren die “van niemand zijn”, dieren die geheel zelfstandig in de stad wonen (zie 3.1.) Op veel plaatsen in Leiden hebben “verwilderde” tamme ganzen, kippen, hanen en postduiven hun eigen plekje “veroverd”. Dit tot ongenoegen van een deel van de inwoners van Leiden en tot groot genoegen van een ander deel dat deze dieren koestert en in ruime mate van voer voorziet. Voor de gemeente maakt dit het bijzonder lastig om te bepalen wanneer er ingegrepen moet worden. Om het aantal dieren binnen de perken te houden (maar wat zijn hiervoor de maatstaven?) worden zo mogelijk, dieren weggevangen of eieren weggehaald. Meestal is het vinden van alternatieve huisvesting voor de gevangen dieren onmogelijk, zodat verkoop voor de slacht de enige oplossing is. Sinds 1988 broeden er in Leiden zilver- en mantelmeeuwen. In de broedtijd maken die meeuwen zowel overdag als ‘s nachts een behoorlijke hoeveelheid geluid. Ook hier geldt dat sommige mensen daar veel last van hebben en anderen het geluid wel horen maar er zich niet aan storen. De aanpak van het meeuwenprobleem tot nu toe wordt beschreven in het verslag “meeuwen in Leiden 1998”. Over de aanpak van overlast door de laatste twee groepen is een notitie in de maak bij Milieu en Beheer. Ratten, muizen en kakkerlakken kunnen uit het oogpunt van volksgezondheid schadelijk zijn. Bij de bestrijding van deze dieren kan, evenals bij het onschadelijk maken van hinderlijke wespen (tegen betaling) de hulp ingeroepen worden van de afdeling “ongediertebestrijding” van Stedelijk Beheer (gemeente Leiden). Het beëindigen van de jacht heeft het effect dat het aantal dieren dat in een terrein kan leven niet meer door de jagers bepaald wordt maar door de mogelijkheden die het terrein biedt. Met name in
Cronesteyn is hierdoor het aantal fazanten sterk gestegen. Een gevolg hiervan is dat bijvoorbeeld de schooltuinen meer voedselzoekende dieren op bezoek krijgen. 4.7 Handel in dieren. Op de veemarkt vond regelmatig controle plaats door politie, dierenbescherming en AID met betrekking tot het naleven van regels over aanvoer van -, omgang met - en transport van dieren. Van dierenwinkels mag je verwachten dat ze niet alleen dieren verkopen, maar ook voorlichting geven. Uiteraard is het dan noodzakelijk dat het personeel over voldoende kennis en ervaring beschikt. Wettelijk is er op dit punt echter niets geregeld. De kwaliteit van voorlichting over aanschaf, verzorging en huisvesting wordt bepaald door de waarde die de individuele eigenaar / winkelier hecht aan het kennisniveau van zijn personeel. Maar zelfs met ervaren, kundig personeel kunnen verkoopbelangen conflicteren met belangen van dierenwelzijn: ondoordachte aankopen en de verkoop van levende “knuffels” zullen niet voorkomen worden. Als er misstanden of overtredingen geconstateerd worden, wordt hiertegen opgetreden. 4.8
Voorlichting.
Voorlichtende- en educatieve activiteiten en –materialen over dieren in Leiden zijn er in ruime mate. Dieren die van nature in de stad voorkomen, komen aan bod in projecten en leskisten voor het primair onderwijs (afdeling Natuur- en milieueducatie, gemeente Leiden). De informatie over ‘dieren in de stad’ op de gemeentelijk website wordt binnenkort aanzienlijk uitgebreid. Het IVN, Vereniging voor natuur- en milieueducatie en de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) besteden aan deze groep dieren aandacht in excursies en cursussen. Ook in tentoonstellingen in de bezoekerscentra “het Koetshuis” (Leidse Hout) en “het Reigersbos” (Cronesteyn) en niet te vergeten in Naturalis is er volop informatie over deze natuurlijke stadsbewoners. Dierenartsen geven zowel mondeling als via folders informatie over huisdieren. Niet alleen aan mensen die al een huisdier hebben, maar ook aan potentiële huisdiereigenaren die zich vooraf goed willen informeren. De Dierenbescherming, de Dierenhulpdienst en het Dierenasiel proberen via stands op beurzen, lesmateriaal, tijdschriften en/of de media een groot publiek te bereiken. De politie is begonnen om via infobladen het eigen personeel extra informatie te geven over de belangrijkste aspecten van de “groene wetgeving”.
5. Conclusies In deze notitie Zet Leiden dieren op de kaart? wordt het huidige dierenwelzijnsbeleid van de gemeente in kaart gebracht. Uit deze analyse blijkt de actuele stand van zaken rond het welzijn van dieren in Leiden, waarbij een onderverdeling gemaakt is in zelfstandig in Leiden levende dieren, (landbouw)huisdieren, proefdieren en dieren bij evenementen. Veel zaken op het gebied van dierenwelzijn zijn landelijk of in Leiden in meer of mindere mate geregeld. Zo geldt er een jachtverbod op gemeentegronden en wordt op kinderboerderijen diervriendelijk omgegaan met dieren. Ook kent Leiden een pro-actieve houding t.a.v. landelijke ontwikkelingen op het gebied van dierenwelzijn en wordt bij projecten zoveel mogelijk rekening gehouden met regels uit de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. Er worden door de gemeente al jaren geen chemische onkruidbestrijdingsmiddelen meer gebruikt. Voorts is er in voorkomende gevallen van dierenleed, afhankelijk van de situatie, contact tussen gemeente,
Dierenasiel en/of politie, dierenartsen en Dierenbescherming. Ten slotte voert de gemeente via onder andere Natuur- en Milieueducatie een actief voorlichtings- en educatief beleid op het gebied van dierenwelzijn. Kwesties op het gebied van dierenwelzijn die aandacht vragen, worden aangepakt in verschillende bestaande beleidskaders, waarbij inhoudelijke ondersteuning wordt geboden door de sector Wijkbeheer: 1. Het inventariseren van relevante soorten zelfstandig levende dieren (soorten die inzicht geven in de toestand van de natuur in Leiden; soorten die zeldzaam en beschermd zijn; soorten waar burgers mee begaan zijn) zal worden uitgevoerd in het kader van het Ecologisch beleidsplan van de gemeente Leiden en betreft een taak van de sector Wijkbeheer. Eerste resultaten worden in de loop van 2002 verwacht. 2. In de Notitie Life Sciences wordt aangekondigd dat Leiden de maatschappelijke discussie rond biotechnologie wil faciliteren. Het gebruik van proefdieren hoort in deze discussie thuis en wordt opgepakt door de sector Economische zaken. Zo wordt er informatie uitgewisseld met de vaste Kamercommissie voor biotechnologie, van waaruit momenteel een landelijke discussie over dit onderwerp wordt gevoerd. In januari wordt onder andere door de gemeente een tentoonstelling in Naturalis gevoed, waarin alle aspecten van biotechnologie aan de orde zullen komen. Voorts betaalt onder andere de gemeente Leiden het Kenniscentrum Life Science, waarin kennisoverdracht over biotechnologie centraal staat. Het standpunt van de Raad over dierenwelzijnsaspecten van biotechnologie zal hier een plaats kunnen krijgen. 3. De mogelijkheden voor regelgeving t.a.v. de sportvisserij in de Leidse wateren worden momenteel onderzocht door het Sportbedrijf Leiden. Het welzijn en voortbestaan van vissen en het behoud van gezonde leef- en paaigebieden speelt hierbij een rol. In het voorjaar van 2002 zullen voorstellen voor regelgeving worden gedaan. 4. Met betrekking tot dieren bij evenementen (en circusdieren) wordt actief de discussie aangegaan over dierenwelzijnaspecten; tevens worden de mogelijkheden bezien die het welzijn van dieren bij evenementen kunnen verbeteren. Een taak is hier weggelegd voor de evenementencoördinatie van de gemeente, waarbij een aanvulling op de Evenementenverordening tot de mogelijkheden behoort. 5. Door de dienst Milieu en Beheer wordt momenteel beleid ontwikkeld voor overlastsituaties die veroorzaakt worden door dieren. In de winter van 2001/2002 zal een notitie hierover gereed zijn.
6. Literatuur -
Alphen J.J.M. en J.G. Sevenster, 1999. De biologische waarde van het van Gend & Loosterrein.
-
Boon, D. 1998. Wetgeving Dierenwelzijn. Teksten en toelichting. Uitgeverij Vermande.
-
Commissie Polderpark Cronesteyn, 1991. Broedvogelinventarisatie 1990.
-
Dekkers, M. 1982. Het edelgedierte; over het vreemde verbond tussen mens en dier.
-
Dierenbescherming afdeling Leiden en omgeving, 1999. Jaarboek 1998.
-
Gemeente Leiden. Algemeen Plaatselijke Verordening (zie bijlage).
-
Gemeente Leiden, 1994. Ongewenste gasten (folder). Dienst Milieu en Beheer, Beleid en Communicatie / Ongediertebestrijding.
-
Gemeente Leiden, 1997. Ecologisch Beleidsplan gemeente Leiden; naar een dragende ecologische groenstructuur in de stad. Dienst Milieu en Beheer, sector Wijkbeheer.
-
Gemeente Leiden, 1999. Meeuwen in Leiden in 1998 (verslag). Dienst Milieu en Beheer, sector Milieu.
-
Gemeente Leiden, 2000. Doorlichtingsonderzoek Hondenbelasting. Bestuursdienst.
-
Gemeente Leiden (in voorbereiding). Notitie Life Sciences. Economische Zaken
-
Gemeente Leiden (in voorbereiding). Over last van dieren. Dienst milieu en Beheer, sector Wijkbeheer.
-
Gemeente Utrecht, 1998. Dierenrijk Utrecht, beleidsnota dierenwelzijn. Dienst Stadsbeheer.
-
Jonkers D.A. en G.W. de Vries 1977. Verkeersslachtoffers onder de fauna.
-
Maréchal P. en W. Veenhuizen 1997. Vogels in het stedelijk milieu; inventarisatie in Eindhoven.
-
Mostert K., zj. Vleermuizen in het stedelijk gebied van Leiden Oegstgeest en Leiderdorp.
-
Nederlandse Vereniging tot Bescherming van dieren, 1993. Aanbevelingen voor een gemeentelijk welzijnsbeleid voor dieren (aanvullingen 1997, 1998).
-
Rodts J. e.a. 1998. Dieren onder onze wielen, Fauna en wegverkeer.
Bijlage 1
Hoofdzaken wetgeving en APV. 1.1. Landelijke wetgeving Dierenwelzijn en de wet In deze bijlage kijken we niet naar de Europese wetgeving en internationale regelingen. De Nederlandse wetgeving vormt uitgangspunt bij deze notitie. In 1981 heeft het ministerie van LNV een beleidsnota geproduceerd; Rijksoverheid en dierenbescherming’. Deze nota gaat over de intrinsieke waarde van het dier en is goedgekeurd in het Parlement. Dit leidt tot de wettelijke plicht om dieren niet te mishandelen en het recht dat dieren hebben om niet mishandeld te worden. Ook in de Wet op Dierproeven bij dierexperimenten is het algemene uitgangspunt dat de intrinsieke waarde van het dier moet worden erkend. In de Flora- en Faunawet (goedgekeurd, maar moet nog in werking treden) wordt ook min of meer erkend dat dieren een eigenwaarde hebben. Uit wetgevingsoogpunt zijn, volgens prof. mr. Dirk Boon in zijn boek ‘Wetgeving dierenwelzijn’, dieren grofweg te verdelen in twee groepen: gehouden en niet-gehouden dieren. Gehouden dieren zijn landbouwhuisdieren, gezelschapsdieren en proefdieren. Niet-gehouden dieren zijn dieren in de vrije omgeving of die ‘zelfstandig’ in de stad leven. Wetgeving met betrekking tot alle dieren Burgerlijk Wetboek (Overdracht/doding van een dier bij vondst) Wetboek van Strafrecht. In deze wet staat het verbod op dierenmishandeling en kwelling van dieren Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren (GWD), goedgekeurd in 1992. Deze wet is een kaderwet, die krijgt alleen praktische betekenis door het van kracht worden van uitvoeringsbesluiten. De GWD bevat wetgeving voor zowel landbouwhuisdieren als gezelschaps/huisdieren. Zo bevat de wet het Kalverenbesluit enerzijds en zit anderzijds het nieuwe Honden en Kattenbesluit eraan te komen. De systematiek die de wetgeving heeft gehanteerd, heeft het moeilijk gemaakt nog eens een splitsing aan te brengen in wetgeving tussen landbouwdieren (productiedieren) en gezelschaps/huisdieren. In de hoofdstukken wetgeving ter bescherming van landbouwdieren en gezelschaps/huisdieren wordt verder ingegaan op deze wet. Wetgeving ter bescherming van landbouwhuisdieren en gezelschaps/huisdieren In de GWD is aan het welzijn van dieren een afzonderlijk hoofdstuk gewijd. Ook van belang bij deze wet is de introductie van het ‘nee-tenzij principe’, in plaats van het ‘ja-mits principe’. Dit houdt in dat bijvoorbeeld het handelen van dieren verboden is, tenzij dat in de wet is toegestaan. Verder van belang voor het welzijn van dieren is de instelling van een adviesorgaan voor de gezondheid en welzijn van dieren, de raad voor dieraangelegenheden en een aantal bepalingen. Wat staat er zoal in deze wet? In deze wet staat onder meer het weren en bestrijden van besmettelijke dierziekten (gezondheid van dieren), de zorg voor het welzijn van dieren als doden, fokken, vervoeren, huisvesten en verkopen, verhuren en verloten van dieren, gebruiken bij wedstrijden en lichamelijke ingrepen bij dieren. Verder is in deze wet opgenomen een hoofdstuk met betrekking tot agressieve dieren en een hoofdstuk met betrekking tot het fokken van vee. Ook is er aandacht in deze wet voor biotechnologie. Al deze hoofdstukken hebben te maken met zowel landbouwdieren als gezelschapsdieren. In bijlage A bij deze nota is een overzicht opgenomen van de hoofdstukken van de GWD (blz 39). In bijlage B bij deze nota is een overzicht opgenomen van de uitvoeringsbesluiten en uitvoeringsvoorschriften van de GWD (zie boek Boon blz 23/24 en blz 38). Wetgeving met betrekking tot proefdieren Wet op de Proefdieren Wetgeving ter bescherming van vrije dieren/’zelfstandig’ in de stad levende dieren In de jaren tachtig is het idee ontstaan om één algemene en alomvattende natuurbeschermingswet te maken. Dat heeft geleid tot het ontwerp Flora- en Faunawet, dat in 1998 is goedgekeurd. Eerst moeten alle uitvoeringsbesluiten klaar zijn, voordat de wet in gebruik kan worden genomen. In de Flora- en Faunawet staat onder meer het verbod op het doden en onnodig opjagen en laten lijden van dieren in de vrije omgeving en de maatregelen die gelden bij bestrijding van vrije diersoorten als huismus, zwarte en bruine rat waarbij onnodig lijden wordt voorkomen.In deze wet zijn geïntegreerd de Vogelwet 1936, de Jachtwet, de Natuurbeschermingswet, de Nuttige Dierenwet 1914 en de Wet Bedreigde uitheemse dier- en plantesoorten. De Visserijwet uit 1963 blijft daarnaast gewoon ongewijzigd (onder meer het verbod op het gebruik van levend aas) (zie boek Boon). Belangrijk om hierbij te melden is dat er een groep ‘zelfstandig’ in de stad levende dieren is die niet specifiek onder bepaalde wetgeving zijn onder te brengen. Denk hierbij aan zwerfkatten, stadsganzen en postduiven (zie ook 5.1 van deze nota) Zij
hebben daardoor niet díe status van bescherming als andere diersoorten die wel in de wetgeving zijn terug te vinden, zoals van nature in wild levende dieren, huisdieren en proefdieren. Wetgeving ter voorkoming van overlast van/door dieren Dieren kunnen overlast bezorgen. De meeste wetgeving ter voorkoming van overlast is gericht op het bejagen van dieren als schade wordt toegebracht aan volksgezondheid, openbare veiligheid, schade aan gewassen, etc. en ter bescherming van flora en fauna; de Jachtwet en enkele bepalingen uit de Bestrijdingsmiddelenwet, (zie boek Boon).
1.2. De Leidse Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) Artikel 18 Verontreiniging door honden 1 . De eigenaar, de houder of verzorger van een hond, alsmede hij die een hond onder zijn hoede heeft, is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op de weg. 2 . Het bepaalde in het eerste lid geldt niet ten aanzien van gedeelten van de weg die zijn Ingericht als hondenuitlaatstrook en als zodanig door middel van borden zijn aangegeven. 3 . De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar, de houder of de verzorger van de hond dan wel hij die een hond onder zijn hoede heeft er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk van de weg worden verwijderd
Artikel 24 Loslopen van honden 1 . Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond, alsmede hij die een hond onder zijn hoede heeft, verboden die hond op de weg los te laten lopen of los te hebben. 2 . Het In het eerste lid gestelde verbod geldt niet op plaatsen waar het laten loslopen of het los hebben van een hond blijkens vanwege burgemeester en wethouders aangegeven borden is toegestaan. 3 . Burgemeester en wethouders treffen een regeling met betrekking tot de opvang van honden die in strijd met het in het eerste lid gestelde verbod los op de weg worden aangetroffen.
Artikel 25 Maatregelen tegen honden op de weg 1 . Het is de eigenaar, houder of verzorger van een hond verboden deze zonder muilband of muilkorf dan wel onaangelijnd op de weg te laten verblijven, indien de hond gevaarlijk is gebleken en door of namens burgemeester en wethouders met het oog daarop schriftelijk de last tot muilbanden of muilkorven respectievelijk tot aanlijning is gegeven. 2 . Het is de eigenaar of houder van een hond, alsmede degene die een hond onder zijn hoede heeft, verboden deze hond anders dan kort aangelijnd - in zoverre met terzijdestelling van het bij of krachtens artikel 24, tweede lid, bepaalde -, voldoende in iemands macht en voorzien van een doelmatige muilband of muilkorf op de weg te laten verblijven, indien de hond behoort tot een door burgemeester en wethouders bij openbare kennisgeving als gevaarlijk aangemerkt ras of door kruising daarvan verkregen verwanten.*
* Bij besluit van burgemeester en wethouders van 30 september 1988 is het hondenras pitbull-terriër (of een door kruising daarmee verwant ras) aangewezen als gevaarlijk hondenras.
Artikel 26 Penning of ander kenteken voor honden De eigenaar of houder van een hond is verplicht te voorkomen dat de hond zich op de weg bevindt, anders dan voorzien van een penning of een voorwerp waarop de naam en het adres van de eigenaar duidelijk zichtbaar staat vermeld. De eigenaar of houder van een hond is verplicht er voor te zorgen dat de hem, na de verrichte aangifte van de hond ten behoeve van de heffing van hondenbelasting, vanwege de gemeente uitgereikte penning om de hals van de hond wordt gedragen.
Artikel 42 Verplichting met betrekking tot honden Eigenaars of houders van honden zijn verplicht voldoende zorg te dragen, dat door deze geen beschadigingen aan bomen, heesters of bloemgewassen, dan wel aan bloem-, heester- of grasperken in de plantsoenen en parken worden aangericht.
Artikel 60 Storend geluid van dieren Ieder, die de zorg voor een dier heeft, is verplicht al het mogelijke te doen om te voorkomen, dat dit voor de omgeving in ernstige mate storend geluid maakt.
Artikel 85 Hoefbeslag paarden enz. bij gladheid Het is verboden wegen of weggedeelten, welke ten gevolge van vorst, ijzel of sneeuwval glad zijn, te berijden met eenhoevige trek- of rijdieren, tenzij deze voorzien zijn van gescherpt hoefbeslag.
Artikel 86 Oogkleppen en opzetteugel van paarden Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op de weg een paard te besturen of te hebben, dat voorzien is van oogkleppen of van een opzetteugel.
Artikel 94 Houden van varkens. geitenbokken enz. 1 . Het is verboden: a. In het niet-landelijk deel der gemeente een of meer varkens of geitenbokken te houden of te mesten; b. een inrichting te hebben of te gebruiken voor het mesten of slachten van pluimvee of konijnen, voor zover op deze inrichting niet reeds de Wet Milieubeheer van toepassing is;
c. een of meer dieren te houden, indien zulks naar het, schriftelijk ter kennis van de eigenaar of houder gebracht, oordeel van burgemeester en wethouders schadelijk voor de openbare gezondheid dan wel hinderlijk voor de omgeving is. 2 . Burgemeester en wethouders kunnen van de in het eerste lid onder a, b en c gestelde verboden ontheffing verlenen.
Artikel 95 Mestbakken enz. 1 . Het Is verboden In het niet-landelijk deel der gemeente een mestbak, mestput, mestvaalt of opslagplaats van tot veevoeder dienende afvalstoffen te hebben. 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 96 Houden van bijen Het Is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders bijen te houden.
Artikel 98 Verplichting verdelgingsmiddelen uit te leggen enz. De eigenaar of gebruiker van een schip is verplicht ter voorkoming van schade door ratten en muizen en andere schadelijke dieren aan eigendommen of gezondheid na daartoe strekkende aanschrijving van burgemeester en wethouders: a. verdelgingsmiddelen uit te leggen of te doen uitleggen en deze uitgelegd te houden; b. anderszins voorzieningen te treffen tot het bestrijden van ratten en muizen.
Bijlage 2 2. Adressen 2.1dierbeschermingsorganisaties: -
Amivedi (mw. C.M. Pieterse) Dierenbescherming Leiden eo Dierenhulpdienst (Oegstgeest) Dierentehuis Stevenshage
Kanaalstraat 37 2313 NP Postbus 79 H’lemmerstraatweg 12 Kenauweg 1
5142007 2300 AA 2343 LB 2331 BA
5216662 5174141 5790340
2.2dierenartsen -
Vestjens, Koster, Raadsveld, Stoker Rijn en Schiekade 22 2311 AK K.H. van Wiggen Hermelijnvlinder 36 drs. N.N.J. Moens Plantsoen 23 Stevenshof C. van Bruggenweg 22 2331 HB mw. S. Stibbe Bronkhorststraat 13 E.J.M. van de Wouw Boshuizerlaan 26
5120241 2317 KC 5220513 2311 KG 5125057 5315512 2316 SW 5218393 2321 SH 5764058
2.3politie - MIlieuteam (Leiderdorp) - Bijzondere wetten
Hoogmadeseweg 72 Langegracht 11, pb 9101
2351 CV 5810101 2300 PC 5258672
2.4gemeente Leiden, dienst Milieu en Beheer Wijkbeheer: - Beleid, Ontwerp en Beheer - Kinderboerderij Merenwijk - Natuur- en milieueducatie - Wijkteam midden - Wijkteam noord - Wijkteam west - Wijkteam zuid Stedelijk beheer: - Ongediertebestrijding
Langeracht 72, pb 9100 Parkzicht 100 Parkzicht 100 Oude Herengracht 2, pb 9100 W.Barentzstraat 12, pb 9100 Lage Morsweg, pb 9100 Boshuizerlaan 5, pb 9100
2300 PC 5167622 2317 RH 5213071 2317 RH 5214996 2300 PC 5167646 2300 PC 5167667 2300 PC 5167642 2300 PC 5167615
Adm. Banckertweg 15 2315 SR
5167797
2.5dierenwinkels (dierbenodigdheden en –verkoop) -
Bon Dierenshop Bon Dierenshop Fa. Parva (Dibevo) De Viskiet (Dibevo) Vlieland (Dibevo) Dierenvreugd bv Dierenvreugd bv Jaap Visser Selecta - Vivarium Stol
Vollersgracht 26 a Zeemanlaan 37 2313 SV Herenstraat 21 – 22 Diamantplein 4 2332 HR Nieuwe Rijn 50 De Kopermolen 7 Vijf Meiplein 15 Stevensbloem 7 2331 JA Oude Herengracht 23 2312 LN Nieuwe Rijn 14
2312 VL 5144275 5128700 2313 AD 5124755 5764727 2312 JH 5120824 2317 PA 5220018 2321 BN 5767767 5311836 5226013 2312 JC 5125480
RAADSVOORSTEL 09. Rv. nr.:
Initiatiefvoorstel GroenLinks
Naam programma +onderdeel: Omgevingskwaliteit Onderwerp: Dierenwelzijn in Leiden Aanleiding: Dieren verrijken het leven van mensen, zeker ook van mensen in de stad of in een sterk verstedelijkte omgeving. Voor veel ouderen, kinderen, alleenstaanden, dus voor veel bewoners van Leiden vormen kat of hond, kanarie, hamster of konijn een duidelijke bron van genoegen en sociaal contact. Maar dieren hebben ook een eigen waarde, een intrinsieke waarde die onafhankelijk is van hun nut (of schade) voor de mens. Dierenwelzijn is dan ook belangrijk: naast een wettelijk verbod op het mishandelen van dieren, die in hoge mate van de mens afhankelijk zijn, is dierenbescherming een kwestie van beschaving. In samenspraak met de Dierenbescherming heeft de fractie van GroenLinks Leiden een dierenwelzijnsbeleid ontwikkeld. Doel: Een diervriendelijk Leiden Kader: Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren; Natuurbeschermingswet; Flora- en Faunawet; Brandweerwet Overwegingen: Dieren verrijken het leven van mensen, zeker ook van mensen in de stad of in een sterk verstedelijkte omgeving. Voor veel ouderen, kinderen, alleenstaanden, dus voor veel bewoners van Leiden vormen kat of hond, kanarie, hamster of konijn een duidelijke bron van genoegen en sociaal contact. Maar dieren hebben ook een eigen waarde, een intrinsieke waarde die onafhankelijk is van hun nut (of schade) voor de mens. Dierenwelzijn is dan ook belangrijk: naast een wettelijk verbod op het mishandelen van dieren, die in hoge mate van de mens afhankelijk zijn, is dierenbescherming een kwestie van beschaving. In samenspraak met de Dierenbescherming heeft de fractie van GroenLinks Leiden een dierenwelzijnsbeleid ontwikkeld. Financiën: Met uitzondering van besluitpunt 4 heeft het voorstel geen financiële consequenties. Voor punt 4 is de burgemeester al in overleg en zal hij mogelijk dekking kunnen aangeven.
Evaluatie: jaarlijks Bijgevoegde informatie: Nota GroenLinks ‘Dierenwelzijn in Leiden’
RAADSBESLUIT De raad van de gemeente Leiden: Gezien het voorstel van de fractie van GroenLinks, mede gezien het advies van de commissie,
BESLUIT: 1. het college te verzoeken uiterlijk per 1 juli 2009 ervoor zorg te dragen dat: a. het bedrijfsrestaurant en bij recepties en vergaderingen enkel nog diervriendelijk geproduceerde producten, dus scharrel of biologisch, worden gebruikt. b. de gemeente Leiden afspraken heeft gemaakt met de woningbouwverenigingen en de politie zodat bij (gedwongen) psychiatrische opname, huisontruiming e.d. waarbij dieren in het geding zijn de woningbouwvereniging of de politie contact op neemt met de Dierenambulance of de Dierenbescherming. c. op de site van de gemeente Leiden eenvoudig informatie te vinden is over hoe te handelen bij het zien van dierenmishandeling, het creëren van nestmogelijkheden, wat te doen bij het weglopen van dieren, botulisme en proefdierengebruik. 2. dat het college met een voorstel komt om de APV op de volgende punten te wijzigen: a. toevoeging artikel over registratie en identificatie van huisdieren b. toevoeging dierenwelzijn als voorwaarde bij evenementen, onder voorbehoud van het overeind blijven van dezelfde voorwaarde in Winschoten 3. dat er een jaarlijkse evaluatie komt m.b.t. de stand van zaken over de regulering van de meeuwenen ganzenpopulaties. Waarbij ook de voorlichting en handhaving van het niet-voederen worden meegenomen 4. dat de vergoeding voor het dierenasiel en de dierenambulance wordt vastgesteld overeenkomstig de normen zoals vastgelegd in het rekenmodel van de Dierenbescherming en de VNG (zie www.vng.nl) 5. dat het college voor 1 januari 2010 a. komt met voorstellen op het gebied van: 1. maatregelen ter bescherming van watervogels 2. maatregelen te nemen bij de uitbraak van botulisme b. er voor zorgt dat iedere kinderboerderij of dierenpark een veiligheidsplan heeft. c. er voor zorgt dat het gemeentelijk rampenplan is uitgebreid met een onderdeel over hoe om te gaan met dieren tijdens rampen. 6. dat het college er voor zorgt bij de herinrichting van wegen en kruispunten ook de verkeersveiligheid van dieren wordt meegenomen.