B&W.nr. 11.0392 d.d. 12 – 4-2011
B&W-Aanbiedingsformulier Onderwerp
Vaststellen nota en beleidsregels Paracommercie in Leiden d.d. 23 maart 2011
BESLUITEN Behoudens advies van de commissie 1. kennis te nemen van de inspraakreacties op de nota Paracommercie in Leiden; 2. de beantwoording van de inspraakreactie d.d. 23 maart 2011 vast te stellen; 3. de naar aanleiding van de beantwoording gewijzigde nota d.d. 23 maart 2011, alsmede de navolgende beleidsregels ‘Paracommercie’ vast te stellen. 1. Paracommerciële instellingen worden in vier categorieën ingedeeld: I. Recreatieve en educatieve instellingen II. Sportieve instellingen III. Sociaal-culturele instellingen IV. Instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. 2. Aan paracommerciële horecavergunningen worden beperkingen en voorschriften verbonden die per categorie kunnen verschillen. 3. Er worden geen voorschriften verbonden aan de drank- en horecavergunning als: I De paracommerciële instelling op gelijke wijze en onder gelijke voorwaarden op de markt opereert als een regulier horecabedrijf II De horeca-activiteiten worden gedreven voor rekening en risico van een horecaondernemer III De rechtspersoon zich richt op het verlenen van zorg IV De hoofdactiviteiten van de rechtspersoon van culturele aard zijn (zoals bij theaters en musea). 4. Een ontheffing van de voorschriften (ex art. 4 lid 5 Drank- en Horecawet) zoals onder 2 genoemd kan worden verleend voor “bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard die van maatschappelijke betekenis zijn en waarbij redelijkerwijs beschouwd geen sprake is van wezenlijke oneerlijke mededinging”, zoals in situaties waarbij: I de reguliere horeca niet voldoende ruimte heeft om de activiteit te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld als tijdens een bijzondere festiviteit of attractie de vraag naar horecaactiviteiten het bestaande aanbod overtreft en/of II de paracommerciële vergunninghouder geen financieel voordeel heeft van de activiteit en de activiteit als zodanig van maatschappelijke betekenis is en geen commercieel karakter heeft. 5. Een ontheffing van de voorschriften (ex art. 4 lid 5 Drank- en Horecawet) zoals onder 2 genoemd is niet vereist voor de volgende activiteiten: I Recreatieve en educatieve instellingen: feestavond voor vrijwilligers (maximaal 1 keer per jaar); jaarfeest of afsluiting seizoen (maximaal 1 keer per jaar);
overige strikt clubgerelateerde en incidentele feesten voor leden, zoals een barbecuefeest of bingoavond; nieuwjaarsborrel; lessen/cursussen; afstudeerbijeenkomst/diploma-uitreiking; schoolfeesten voor leerlingen; ouderavond; laatste schooldagviering; sportdag voor leerlingen en leraren. II Sportieve instellingen (ook studentensportverenigingen): openstelling kantine voor spelers, aanhang en supporters vanaf een uur vóór tot maximaal een uur nà een wedstrijd of training; feest ter gelegenheid van een clubkampioenschap; afscheidsfeest of jubileumfeest van het bestuur/een bestuurslid; feestavond voor vrijwilligers (max. 1 keer per jaar); jaarfeest of afsluiting seizoen (max. 1 keer per jaar); toernooi met afsluitend feest; overige strikt clubgerelateerde en incidentele feesten voor leden, zoals een barbecuefeest of bingoavond; nieuwjaarsborrel (alleen voor leden). III Sociaal-culturele instellingen: bijeenkomsten/vergaderingen/feesten van en voor verenigingen en stichtingen die gebruik maken van het pand (dus alleen toegankelijk voor de leden en oud-leden); sociaal-culturele evenementen, waarbij dit evenement centraal staat (ook voor publiek toegankelijk); Koninginnedag-, sinterklaas- en kerstviering; jaarvergaderingen; nieuwjaarsborrel. IV Instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard: bijeenkomsten, vieringen, cursussen en dergelijke die voortvloeien uit het levensbeschouwelijk of godsdienstig karakter van de instelling. V. Studentenverenigingen, die worden aangemerkt als sociaal-culturele instellingen met een bijzonder karakter, hebben ook voor de volgende waardevolle studenteninitiatieven en –tradities geen ontheffing nodig: bijeenkomsten, debatten, lezingen e.d. van studie- en studentenverenigingen; afscheidsbijeenkomsten in het kader van afstuderen van leden; universiteitsfeesten, met nadruk op StOPfeest en Cleveringafeest; inter-corporale studentenfeesten of studentenfeesten van andere landelijke verbanden van studentenverenigingen; scholierenfeesten als kennismaking met het studentenleven; El Cid week ouderdagen studentenfeesten, zoals een gala of een Diesviering eetgelegenheden van studentenverenigingen. 6. Als een constatering is gedaan van het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard, het aanprijzen daarvan of het overtreden van de eindtijd van het verstrekken van alcoholische dranken (art 4, lid 2a, b en c Drank- en Horecawet) of wanneer het
bestuursreglement niet wordt nageleefd zal het volgende handhavingstraject worden gevolgd: I Na de eerste constatering volgt een aanschrijving waarbij de instelling op de overtreding wordt gewezen en waarbij wordt aangekondigd dat bij een volgende overtreding de vergunning kan worden ingetrokken. II Na de volgende constatering binnen een periode van een jaar na de laatste waarschuwing is het mogelijk de drank- en horecavergunning in te trekken (artikel 31 van de Drank- en Horecawet). Wanneer een drank- en horecavergunning zoals bedoeld in artikel 4 wordt ingetrokken, wordt, op grond van artikel 31, lid 3 van de Drank- en Horecawet, de bevoegdheid om aan de betrokken rechtspersoon een nieuwe vergunning te verlenen opgeschort tot een jaar nadat het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden. 7. Wanneer een vereniging of stichting zoals bedoeld in artikel 4 zonder vergunning horecaactiviteiten uitoefent, dan zal het volgende handhavingstraject worden gevolgd om de illegale situatie op te heffen: I Na constatering zal het bestuur van de vereniging of stichting worden aangeschreven om de illegale activiteiten onmiddellijk te staken. Tevens zal hen de mogelijkheid worden gegeven om binnen veertien dagen een drank- en horecavergunning aan te vragen. II Is na het verstrijken van de termijn geen gehoor gegeven aan het schrijven, dan zal door het bevoegd orgaan een voornemen tot sluiting worden uitgevaardigd. Gedurende twee weken wordt het bestuur in staat gesteld hun zienswijze op het voornemen aan de gemeente kenbaar te maken. III Wordt tijdens de zienswijze procedure een plausibele verklaring geboden voor het uitblijven van een vergunningaanvraag, dan wordt het bestuur opnieuw de mogelijkheid geboden een vergunning aan te vragen. Is er geen geldige reden voor het uitblijven van een aanvraag, dan kan het bevoegd orgaan besluiten de inrichting te sluiten.
Samenvatting Het college heeft besloten de nota Paracommercie in Leiden en de daaruit voortvloeiende beleidsregels vast te stellen. De afgelopen jaren zijn er een aantal klachten ontvangen van het Bureau Eerlijke Mededinging. De klachten gaan over oneerlijke concurrentie door verenigingen en stichtingen die vaak subsidies ontvangen en meestal geen loonkosten hebben. Deze zogenaamde paracommerciële instellingen kunnen daardoor tegen gereduceerde tarieven horecadiensten aanbieden en concurreren op ongelijke voorwaarden met de reguliere horeca. De Drank- en Horecawet bepaalt dat het college aan de vergunning van een stichting of vereniging één of meer voorschriften moet verbinden die nodig om oneerlijke mededinging te voorkomen. Deze voorschriften mogen uitsluitend betrekking hebben op de tijden waarop alcohol geschonken mag worden en aan wie horecadiensten mogen worden aangeboden. In de nota is besloten de paracommerciële instellingen in vier categorieën in te delen, waarbij voor elke categorie specifieke voorschriften aan de vergunning worden verbonden. Ten tweede wordt voor elke categorie een aantal uitzonderingssituaties beschreven waarbij het niet noodzakelijk is de voorschriften in de vergunning op te nemen of waarin ontheffing van de voorschriften kan worden verleend. Tenslotte is een handhavingtraject opgesteld.
De nota maakt duidelijk dat het vaststellen van regels, naast het bevorderen van eerlijke concurrentie, ook andere positieve gevolgen heeft, namelijk: een toenemende eenduidigheid bij vergunningverlening, een verheldering van de regelgeving en ook de bevordering van de volksgezondheid door het voeren van een alcoholmatigingsbeleid.
Nota Paracommercie in Leiden 23 maart 2011
Inhoudsopgave 1
Inleiding
3
2
Samenvatting
5
3
Het wettelijk kader van paracommercie
6
4 4.1 4.2
Relevante ontwikkelingen Hoofdlijnenbrief alcoholbeleid Leids subsidiebeleid
8 8 9
5 5.1 5.2
Paracommercie in Leiden Status quo Voorschriften en beperkingen 5.2.1 Conclusie 1 5.2.2 Conclusie 2
10 10 11 11 13
1
Toezicht en Handhaving Conclusie 3
17 17
7
Consequenties van de conclusies
19
Artikelen 4,5 en 6 Drank- en horecawet en uitleg daaromtrent Model bestuursreglement ‘alcohol in sportkantines’ NOC*NSF Lijst gemeente Leiden van toegestane paracommerciële activiteiten
20 20 22 27
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
1.
Inleiding
De afgelopen jaren zijn er bij het horecaloket een aantal klachten binnengekomen van de Stichting Bevordering Eerlijke Mededinging Horeca-activiteiten, beter bekend onder de naam Bureau Eerlijke Mededinging (BEM!). De stichting is acht jaar geleden op initiatief van de vereniging Koninklijk Horeca Nederland in het leven geroepen om, zoals op de site staat vermeld, “sluimerende oneerlijke concurrentie bij horeca-activiteiten uit te bannen”. Klachten over oneerlijke concurrentie hebben betrekking op een aantal zogenaamde paracommerciële verenigingen en stichtingen die opereren in sociaal-culturele, sportieve en godsdienstige segmenten. Dergelijke instellingen kunnen op grond van de Drank- en horecawet in aanmerking komen voor een vergunning voor het verstrekken van alcohol in kantines en andere verenigingsruimten. Echter doordat veel van deze instellingen profiteren van subsidies en lage loonkosten door de inzet van vrijwilligers, kunnen zij tegen gereduceerde tarieven horecadiensten aanbieden en op ongelijke voorwaarden in concurrentie treden met de reguliere horeca. De meldingen van de BEM! hebben veelal betrekking op het verhuren en ter beschikking stellen van de accommodaties en het verstrekken van alcohol aan derden voor recepties en jubilea door sportinstellingen en buurthuizen. Door voorschriften te verbinden aan de drank- en horecawetvergunning van instellingen die in concurrentie treden met de horeca is het mogelijk het ordelijk economisch verkeer te stimuleren. Bijkomend kunnen beperkende voorschriften een positief effect hebben op het probleem van schadelijk alcoholgebruik door de preventieve werking daarvan. In de rijksnota “Kiezen voor gezond leven” uit 2006 wordt overmatig alcoholgebruik als één van de vijf grootste gezondheidsbedreigers genoemd. Registratie van de klachten gedurende de afgelopen drie jaar geeft een variabel beeld van de omvang van het probleem zoals dat wordt ervaren door de BEM! en de horeca. In 2006 heeft de gemeente Leiden drie klachten ontvangen. Het daarop volgende jaar waren dit er negen en in 2008 geen enkele. In Leiden kan daarom niet worden gesproken van een ernstige verstoring van ordelijk economisch verkeer. Om inzichtelijk te maken wat verenigingen en stichtingen volgens de Drank- en horecawet wel en niet mogen is het raadzaam richtlijnen en voorschriften vast te stellen. Omdat slechts op kleine schaal sprake is van onwenselijke commerciële activiteiten zal bij de opstelling van het beleid in deze nota terughoudendheid in acht worden genomen. Bij de opstelling zal aansluiting worden gezocht bij wat landelijk gebruikelijk is.
Het is belangrijk te vermelden dat gemeentelijk beleid slechts van beperkte betekenis kan zijn. Momenteel wordt in Den Haag gewerkt aan een nieuwe Drank- en Horecawet waardoor het vraagstuk van de paracommercie naar een landelijk niveau zal worden getild. Naar ons oordeel is dit een positieve ontwikkeling omdat het definiëren van de begrippen “oneerlijke concurrentie”en “ordelijk economisch verkeer” een oneigenlijke taak voor gemeenten is. Het doel van deze nota is: 1. het formuleren van een kader voor het meer en beter gebruikmaken van de mogelijkheid om ingevolge artikel 4, eerste lid van de Drank- en Horecawet voorschriften aan een paracommerciële vergunning te verbinden; 2. bovengenoemde voorschriften verduidelijken aan de hand van praktijksituaties;
3.
4.
het beschrijven van uitzonderingen waarbij wordt vastgelegd wanneer er sprake is van een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard en waarbij burgemeester en wethouders een ontheffing kunnen verlenen aan de voorschriften zoals deze zijn vastgelegd in de vergunning; vast te leggen welke sancties van toepassing zijn bij overtredingen.
De inhoud van de nota is voorgelegd aan de betrokken organisaties: de Leidse Sportfederatie, het bestuur van de afdeling Leiden e.o. van Koninklijke Horeca Nederland, de BEM!, de Leidse Welzijnsorganisatie (gefuseerd met Libertas tot Libertas Leiden) en de studentensociëteiten. Zij hebben mondeling of schriftelijk gereageerd.
2.
Samenvatting
In deze notitie wordt, in het kader van de bevordering van eerlijke concurrentie en de verslavingspreventie, het staand beleid ten aanzien van het verlenen van paracommerciële vergunningen vastgelegd en worden beperkende voorschriften aan deze vergunning verbonden. Tevens worden een aantal gevallen beschreven waarbij beperkende voorschriften niet noodzakelijk zijn. Omdat in Leiden slechts in beperkte mate sprake is van oneerlijke concurrentie staat terughoudendheid van het gebruik van beperkende voorwaarden centraal. De voorschriften kunnen ingevolge art. 4 van de Drank -en Horecawet (DHW) alleen betrekking hebben op de tijden waarop alcohol geschonken mag worden en aan wie horecadiensten mogen worden aangeboden. De verenigingen en stichtingen zijn onderverdeeld in een viertal categorieën. Per categorie zijn er een aantal specifieke voorwaarden en beperkingen. Het is belangrijk te vermelden dat, ondanks de categorie-indeling, in iedere concrete situatie het gebruik van dergelijke voorschiften dient te worden beoordeeld. Verder is er aandacht voor het bestuursreglement. Het bestuursreglement van een stichting of vereniging waarborgt naast de voorwaarden in de vergunning dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting gedurende de openingstijden te allen tijde plaatsvindt door gekwalificeerde personen en beperkt wordt tot vastgestelde dagen en tijdstippen. Samen met de statutaire doelstellingen en artikel 4 van de DHW vormt het bestuursreglement het toetsingskader voor de op te leggen voorwaarden en beperkingen ten aanzien van de paracommerciële vergunning. In een tweede conclusie worden een aantal uitzonderingen genoemd van de verplichting tot het opnemen van beperkingen en voorschriften zoals omschreven in artikel 4. Het betreft hier onder andere verzorgingstehuizen en schouwburgen, maar ook andere stichtingen of verenigingen die op gelijke wijze en onder gelijke voorwaarden als een regulier horecabedrijf op de markt opereren. Een derde conclusie betreft handhaving van de voorschriften en beperkingen die door burgemeester en wethouders aan een drank- en horecavergunning zijn verbonden. Indien de voorschriften worden overtreden zal de vereniging of stichting tot twee maal toe gewaarschuwd worden. Bij een derde overtreding kan de vergunning worden ingetrokken. Wordt door een paracommerciële instelling zonder vergunning horeca bedreven, dan kan het bevoegd orgaan -na het aanbieden van de mogelijkheid om alsnog een vergunningaanvraag in te dienen- besluiten de horeca-inrichting te sluiten. De nota is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 3 schets het wettelijk kader van paracommercie, waarbij veel aandacht zal uitgaan naar artikel 4 van de DHW, de basis voor bevordering van eerlijke concurrentie. Tevens is er aandacht voor het bestuursreglement van verenigingen en stichtingen als toetsingskader en zelfregulerend document. In hoofdstuk 4 worden plaatselijke en landelijke ontwikkelingen besproken die van invloed zijn op het beleid ten aanzien van paracommercie, zoals de voorgenomen wijziging van de DHW. Hoofdstuk 5 beschrijft de situatie in Leiden. In hoeverre is er sprake van paracommercie en wat is er nodig om dit te voorkomen of te beperken? In hoofdstuk 6 is er aandacht voor toezicht- en handhavingsaspecten en wordt een derde conclusie betreffende handhaving gedaan. Afsluitend worden in hoofdstuk 7 de eventuele consequenties van het beleid genoemd.
3.
Het wettelijk kader van paracommercie
Sinds 1991 zijn er bepalingen in de DHW opgenomen inzake paracommerciële horeca-activiteiten die kunnen plaatsvinden in dorpshuizen, buurthuizen, clubhuizen, verenigingsgebouwen, sportkantines en dergelijke. Ondanks deze regels is de vraag naar alcoholische dranken de afgelopen jaren toegenomen. Veel van de zojuist genoemde instellingen zijn op deze vraag ingesprongen door activiteiten op horecaterrein te organiseren om zodoende de inkomsten te vergroten. Te denken valt aan de verhuur van de accommodatie aan niet-leden voor verjaardagsfeesten, bruiloften en recepties. Door gunstige financiële voorwaarden kunnen de kosten en dus de prijs van deze horeca-activiteiten laag worden gehouden. De rijksoverheid is van mening dat “de overheid niet passief kan blijven tegenover deze mededinging onder ongelijke voorwaarden, die uit het oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moeten worden beschouwd”. De prijsstelling van de aangeboden horecadiensten van paracommerciële instellingen kunnen beïnvloed worden door de volgende factoren: Directe dan wel indirecte subsidieverstrekking De versoepelde eis van het bezit van een diploma Sociale Hygiëne die voor paracommerciële instellingen is beperkt tot twee leidinggevenden; Het regelmatig en vaak structureel werken met c.q. gebruik maken van vrijwilligers; Het niet-inschrijfplichtig zijn bij het Bedrijfschap Horeca & Catering; Het van toepassing zijn van fiscaal gunstiger voorwaarden; Het verkrijgen c.q. huren van accommodaties tegen niet marktconforme (vaak symbolische) voorwaarden en prijzen; Het niet als bedrijf ingeschreven staan in het handelsregister. Niet iedereen mag zomaar alcohol verkopen. Verstrekking van alcoholische dranken is geregeld in de Drank- en horecawet. De wet bepaalt om volksgezondheidsredenen in artikel 3 dat voor de verkoop van alcohol een vergunning van de gemeente noodzakelijk is. Naast deze vergunningplicht zijn in de wet een aantal verboden en bepalingen rond de wijze van alcoholverstrekking opgenomen. De bepalingen rond paracommercie zijn niet zozeer van sociaal-hygiënische, maar van sociaaleconomische aard. Zij zijn terug te vinden in de artikelen 4, 5 en 6 (zie bijlage 1) en hebben betrekking op in inrichtingen te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en feesten, het maken van reclame voor dergelijke bijeenkomsten en de tijden waarop de instellingen alcohol mogen verstrekken. De wet biedt ruimte voor zelfregulatie door afspraken mogelijk te maken over paracommercie tussen een vertegenwoordiger van de horeca, het Bedrijfschap Horeca en Catering en verenigingen en stichtingen. Ten slotte is geregeld dat de gemeente de verplichting heeft besluiten bekend te maken bij lokale horecaondernemers in hun hoedanigheid als belanghebbende. De te hanteren inspraakprocedure is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals deze is geregeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De basis voor het paracommerciële beleid wordt uitéén gezet in artikel 4. Belangrijkste middel ter bevordering van eerlijke concurrentie zijn een aantal beperkende voorwaarden die aan de drank- en horecawetvergunning kunnen worden verbonden. Volgens artikel 4, lid 2c mogen deze beperkingen en voorschriften slechts op drie onderwerpen betrekking hebben: in inrichtingen te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard; het maken van reclame voor dergelijke bijeenkomsten; de tijden waarop de instellingen alcohol mogen verstrekken.
Niet besloten paracommerciële inrichtingen vallen onder hetzelfde sluitingstijdenregime als de reguliere horeca. Dit regime voor openbare inrichtingen is vastgelegd in artikel 2:29 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2009 Leiden. Besloten inrichtingen zijn, zoals blijkt uit jurisprudentie, vrij van regelgeving en mogen derhalve hun eigen sluitingstijden bepalen. Het laatstgenoemde voorschrift van artikel 4 van de DHW maakt het echter mogelijk, om binnen het al dan niet aan regelgeving gebonden sluitingstijdenregime, een beperkend tijdskader vast te stellen waarin alcohol mag worden vertrekt. De noodzaak van een dergelijk tijdskader dient per type instelling en desgewenst per concreet geval te worden beoordeeld. Ditzelfde geldt overigens ook voor de overige twee in artikel 4 genoemde voorwaarden. Per situatie dient te worden bekeken of en in welke mate voorschriften noodzakelijk zijn om ordelijk economisch verkeer te garanderen. Voor een dergelijke beoordeling dient zowel het lokale als regionale voorzieningenniveau van de horeca in beschouwing te worden genomen.
Verder van belang is ook het bestuursreglement van een stichting of vereniging. In artikel 9 van de DHW is opgenomen dat om sociaal-hygiënische (lees gezondheidsbevorderende) redenen een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4 dient te beschikken over een bestuursreglement dat moet waarborgen dat alcoholverstrekking in de inrichting te allen tijde geschiedt door gekwalificeerde personen. Dit bestuursreglement kan ook op sociaal-economische gronden zeer nuttig blijken. Want het bestuursreglement beschrijft een zelfopgelegd kader voor alcoholverstrekking en stelt het beleid vast omtrent toezicht op naleving van de regels. In een reglement moeten onder andere de volgende bepalingen zijn opgenomen: 1. Er mag geen alcohol worden geschonken aan personen jonger dan 16 jaar; 2. Er mag geen alcohol worden geschonken aan jeugdleiders, trainers van jeugdelftallen en andere begeleiders van de jeugd tijdens de uitoefening van hun functie en evenmin aan personen die fungeren als chauffeur bij het vervoer van spelers; 3. Voor de barvrijwilligers zijn kwalificatienormen vastgesteld; 4. De tijden waarop alcohol wordt geschonken, de leeftijdsgrenzen, de huis – en gedragsregels moeten zichtbaar in de kantine worden opgehangen; 5. Er moet duidelijkheid bestaan over de wijze waarop toezicht wordt gehouden op de naleving van de wet en op het naleven van dit reglement, over de klachtenprocedure en de sancties bij overtredingen. Het NOC*NSF heeft een model ontwikkeld voor sportverenigingen (zie bijlage 2). Ook voor rechtspersonen niet zijnde sportverenigingen is het model te gebruiken: het is eenvoudig te vertalen naar de eigen situatie.
4.
Relevante ontwikkelingen
Tijdens het opstellen van deze nota spelen een aantal landelijke en lokale ontwikkelingen die van belang zijn voor een adequate benadering van paracommercie. Deze ontwikkelingen worden hieronder besproken en zijn voor zover mogelijk meegewogen in de richtlijnen ten aanzien van paracommercie in Leiden, zoals neergelegd in het navolgende hoofdstuk. De ontwikkelingen onderstrepen de beperkte betekenis van de vast te stellen gemeentelijke richtlijnen, zij benadrukken de landelijke aandacht voor verslavingspreventie onder jongeren en de waarde die de gemeente Leiden hecht aan de sociale activiteiten van een aantal in dit stuk beoogde instellingen. 4.1
Hoofdlijnenbrief Alcoholbeleid (VGP/ADT 2811524)
De afgelopen jaren is een wijziging van de Drank- en Horecawet voorbereid. Hoewel een recent wetsvoorstel is verworpen, is het relevant voor het lokale paracommerciebeleid de ideeën van het huidige kabinet toe te lichten. De minister van VWS heeft deze uiteen gezet in de hoofdlijnenbrief Alcoholbeleid (nov. 2007). Nieuwe regelgeving m.b.t. alcoholverstrekking in (sport)kantines De huidige Drank- en Horecawet maakt diverse interpretaties van paracommercie mogelijk. Het voorstel is om al deze regelingen te vervangen door uniforme landelijke regels m.b.t. paracommercie. Het gaat in de praktijk om regels die bepalen wannéér en aan wíe in kantines van paracommerciële rechtspersonen alcohol mag worden verstrekt. Nieuwe rol burgemeester De burgemeester in plaats van het college moet in medebewind belast worden met de uitvoering van de DHW. Naast de controleurs van de Voedsel en Waren Autoriteit zouden ook door de burgemeester te benoemen gemeentelijke ambtenaren (in hun hoedanigheid als BOA’s) aangewezen moeten worden als toezichthouder. Begin 2008 zijn een 15-tal gemeenten geselecteerd om deel te nemen aan een proef met gemeentelijke toezichthouders. Gedurende de proef zal speciale aandacht worden besteed aan een intensieve controle op de leeftijdsgrenzen door gemeenten en de politie. De burgemeester zou in staat moeten worden gesteld bij vergunningplichtige inrichtingen die de regels niet naleven de vergunning voor een bepaalde periode te schorsen. Nieuwe verordenende bevoegdheden De minster stelt in de hoofdlijnenbrief voor, om de wetswijziging aan te scherpen met maatregelen die overmatig alcoholgebruik bij jongeren tegen gaan. In deze brief kondigt de minister nieuwe regelgeving m.b.t. alcoholverstrekking in (sport-)kantines aan. De gemeenteraden zouden vier extra bevoegdheden moeten krijgen: Optrekken van de leeftijdsgrens naar 18 jaar: gemeenten worden bevoegd om bij verordening de leeftijdsgrens voor de verstrekking van zwakalcoholische drank te verhogen naar 18 jaar. Jongeren die alcohol bezitten strafbaar stellen: gemeenten kunnen nu via de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) het gebruik van alcohol in gebieden beperken. Maar deze mogelijkheden zijn volgens het kabinet beperkt. Daarom stelt het kabinet voor om in de wet op te nemen dat gemeenten kunnen verordenen dat jongeren die in de openbare ruimte alcohol bezitten strafbaar zijn. Onder openbare ruimte wordt begrepen door de gemeente aan te wijzen plaatsen zoals parken, straten etc. Hieronder vallen niet horecaondernemingen, slijterijen, levensmiddelen winkels. Evenmin vallen hieronder hokken en keten, omdat deze gelegenheden zich op privé-erven bevinden.
Jongeren vroeger op stap laten gaan: gemeenten wordt dan de mogelijkheid geboden de toegangsleeftijd te koppelen aan de sluitingstijden die binnen een gemeente geldt voor de horeca. Lokaal kan dan worden bepaald dat alleen horecagelegenheden die toegankelijk zijn voor personen boven een bepaalde leeftijd ná een bepaald tijdstip open mogen zijn en jongeren onder die bepaalde leeftijd niet meer mogen worden toegelaten. 4.2
Leids subsidiebeleid
De gemeente Leiden subsidieert diverse sport- en sociaal-culturele instellingen. Met de subsidies beoogt de gemeente dat deze instellingen de belangen behartigen van (een) deel van Leidse bevolking. De instellingen bieden hun activiteiten aan zonder winstoogmerk. Door middel van de gesubsidieerde activiteiten wil het college zoveel mogelijk sociaal isolement van kwetsbare doelgroepen (ouderen, allochtonen, chronisch ziekten en gehandicapten) en uitsluiting op het gebied van sport voorkomen.
5.
Paracommercie in Leiden
5.1
Status quo
In de gemeente Leiden zijn er momenteel 68 stichtingen en verenigingen actief die een paracommerciële drank- en horecawetvergunning hebben of nog nodig hebben, omdat in deze inrichtingen alcohol wordt verstrekt. Door wetswijzigingen en onderbezetting van de vergunningverlenende afdeling was een achterstand ontstaan in de vergunningverlening. Deze achterstand is de afgelopen twee jaar voor een belangrijk deel ingehaald. Zo beschikken momenteel alle sportverenigingen over een vergunning waarin voorwaarden zijn opgenomen. Op basis van artikel 4 van de DHW kunnen de paracommerciële instellingen in Leiden op onderstaande wijze worden gecategoriseerd: 1.
Recreatieve en educatieve instellingen Hieronder vallen de recreatieve ruimten, dans- en muziekscholen, speeltuinen en onderwijsinstellingen zoals scholen. De meeste recreatieve instellingen vallen onder een koepelorganisatie. Zo is door de fusie van het Leidse Welzijnsorganisatie met Libertas verpleegen verzorgingshuizen, een grote koepel ontstaan op het gebied van club en buurthuizen. Een tweede grote koepelorganisatie is de Leidse bond van speeltuinverenigingen. Deze koepel behartigt de belangen van 16 speeltuinen.
2.
Sportieve instellingen Op het gebied van sport zijn twee koepelorganisaties actief. Het Sportbedrijf Leiden (onderdeel van de gemeente) exploiteert en beheert diverse sportaccommodaties, ondersteunt sportverenigingen en initieert sportactiviteiten in het kader van sportstimulering. Verder is van belang de Leidse Sport Federatie (LSF). Het LSF is een overkoepelend orgaan van de sportverenigingen in Leiden. Leiden heeft een aantal commerciële sportaccommodaties die buiten het bereik van deze nota vallen.
3.
Sociaal-culturele instellingen Hieronder vallen o.a. studentenverenigingen. Maar bovenal buurt- en clubhuizen.
4.
Instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard Te denken valt aan kerken en andere instellingen van levensbeschouwelijke aard.
Het staand beleid ten aanzien van het verlenen van de paracommerciële vergunning was tot nu toe niet op schrift gesteld. Wel wordt elke aanvraag voor een vergunning getoetst aan artikel 4 van de DHW of en op welke wijze voorschriften en beperkingen noodzakelijk zijn, zodat er geen oneigenlijke mededinging richting commerciële horeca ontstaat. Het ontbreken van beleid maakt de eenduidigheid en transparantie van een beoordeling kwetsbaar. De paracommerciële vergunningverlening is fasegewijs ter hand genomen. Op dit moment is 80% van alle paracommerciële instellingen vergund. Bij de verlening van de vergunning wordt gekeken naar de categorie waaronder een instelling valt waarna een beoordeling wordt gemaakt in het kader van ordelijk economisch verkeer. Bij de toetsing wordt gekeken of er sprake is van oneerlijke concurrentie die de reguliere horecaondernemers zouden kunnen ondervinden van de paracommerciële instelling. Voor de vergunningverlening aan instellingen met levensbeschouwelijke of godsdienstige aard geldt momenteel als primaire afwegingsgrond of de catering extern ingehuurd wordt.
Alle sociëteiten (studentenverenigingen) in de gemeente Leiden hebben een paracommerciële vergunning. Door de aard van de activiteiten van sociëteiten is in de vergunning het voorschrift 2c van artikel 4 DHW (tijdslimiet alcoholverstrekking) buiten beschouwing gelaten. Ook in de vergunningen van de sport- en muziekverenigingen zijn van de drie voorschriften uit de DHW, alleen de onderdelen 2a en 2b van artikel 4 opgenomen. 5.2
Voorschriften en beperkingen
“Het college van burgemeester en wethouders is verplicht om die voorschriften en beperkingen op te nemen, die gelet op de plaatselijke en regionale omstandigheden, nodig zijn ter voorkoming van oneerlijke mededinging”, aldus artikel 4 van de DHW. Uit het artikel blijkt dat niet aan alle vergunningen voorwaarden hoeven te worden verbonden. Per situatie moet daarom een belangenafweging worden gemaakt en moet worden bepaald welke nadere voorwaarden noodzakelijk zijn om oneerlijke concurrentie te voorkomen. De beperkingen en voorschriften mogen uitsluitend betrekking hebben op de tijden dat er alcoholhoudende drank wordt geschonken, op in inrichtingen te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard en op het maken van reclame voor dergelijke bijeenkomsten. Een bijkomend positief maar niet beoogd effect van de voorschriften is dat het alcoholgebruik door jongeren in sportkantines wordt tegengegaan. Wanneer er uitsluitend alcoholvrije drank wordt verstrekt, zijn deze beperkende voorschriften niet van toepassing. Uitgangspunt is een brede benadering van de bepaling van de voorwaarden en beperkingen. Per categorie instelling zullen een aantal mogelijke voorwaarden worden geformuleerd. Op specifieke gevallen zal niet worden ingegaan omdat per vergunningaanvraag de altijd wisselende omstandigheden in overweging dienen te worden genomen.
5.2.1
Conclusie 1: het indelen van paracommerciële instellingen in categorieën en het per categorie verbinden van voorschriften en beperkingen aan de paracommerciële Drank- en horecavergunning
Primair dient dus de vraag te worden gesteld of het noodzakelijk is om beperkingen en voorwaarden op te nemen in de drank- en horecawetvergunning om zodoende oneerlijke concurrentie te voorkomen. Richtlijnen voor deze beoordeling zijn te vinden in artikel 4 van de DHW. Wordt deze vraag met ja beantwoord, dan zal voorts moeten worden beoordeeld welke voorschriften en beperkingen noodzakelijk zijn. De mogelijke voorschriften en beperkingen kunnen door de aard van de activiteiten per categorie verschillen: 1. Recreatieve en educatieve instellingen (recreatieve ruimten, buurt- en clubhuizen, dans- en muziekscholen) Deze instellingen mogen alleen alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse verstrekken vanaf een uur vóór tot een uur nà de activiteiten met een recreatief of educatief karakter, in verenigingsverband georganiseerd, of in het kader van activiteiten van de instelling zelf.
Voorbeelden van activiteiten zijn: feestavond voor vrijwilligers (maximaal 1 keer per jaar); jaarfeest of afsluiting seizoen (maximaal 1 keer per jaar); overige strikt clubgerelateerde en incidentele feesten voor leden, zoals een barbecuefeest of bingoavond; nieuwjaarsborrel; lessen/cursussen; afstudeerbijeenkomst/diploma-uitreiking; schoolfeesten voor leerlingen; ouderavond; laatste schooldagviering; sportdag voor leerlingen en leraren. Voor overige activiteiten is een ontheffing van de aan de vergunning verbonden beperkingen en voorschriften nodig. Deze kan verleend worden wanneer er sprake is van een bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard. Het is niet wenselijk dat educatieve instellingen, waar het merendeel van de leerlingen jonger is dan 16, in aanmerking kan komen voor een paracommerciële vergunning. Deze instellingen kunnen voor incidentele gelegenheden, waarbij de doelgroep 16 jaar en ouder is, een ontheffing op grond van artikel 35 van de Drank- en Horecawet aanvragen. Die ontheffing maakt het mogelijk om tijdelijk zwakalcoholhoudende dranken te verstrekken. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. 2.
Sportverenigingen
Bij sportverenigingen, waaronder ook de studentensportverenigingen, mogen tijdens de volgende activiteiten alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt: openstelling kantine voor spelers, aanhang en supporters vanaf een uur vóór tot maximaal een uur nà een wedstrijd of training; feest ter gelegenheid van een clubkampioenschap; afscheidsfeest of jubileumfeest van het bestuur/een bestuurslid; feestavond voor vrijwilligers (max. 1 keer per jaar); jaarfeest of afsluiting seizoen (max. 1 keer per jaar); toernooi met afsluitend feest; overige strikt clubgerelateerde en incidentele feesten voor leden, zoals een barbecuefeest of bingoavond; nieuwjaarsborrel (alleen voor leden). Voor overige activiteiten is een ontheffing van de aan de vergunning verbonden beperkingen en voorschriften nodig. 3.
Sociaal-culturele instellingen
In het algemeen mogen sociaal-culturele instellingen alleen alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse verstrekken vanaf een uur vóór tot maximaal een uur nà in verenigingsverband georganiseerde bijeenkomsten met een sociaal-culturele strekking, of in het kader van activiteiten van de instelling zelf.
Voorbeelden van activiteiten zijn: bijeenkomsten/vergaderingen/feesten van en voor verenigingen en stichtingen die gebruik maken van het pand (dus alleen toegankelijk voor de (oud-)leden); sociaal-culturele evenementen, waarbij dit evenement centraal staat (ook voor publiek toegankelijk) en bij evenementen die geen commercieel karakter kennen en de activiteit van maatschappelijke betekenis is; Koninginnedag- sinterklaas- en kerstviering; Jaarvergaderingen; Nieuwjaarsborrel. Door de aard van de activiteiten van sociëteiten wordt het voorschrift van beperkte verstrekkingstijden niet in de vergunning van deze instellingen opgenomen. In gevallen dat er onduidelijkheid bestaat over plaats te vinden activiteiten kan het gewenst zijn om in deze categorie, uit het oogpunt van toezicht, extra voorwaarden in de Drank- en horecavergunning op te nemen: Het schenken van alcohol dient verbonden te worden aan zogenaamde geprogrammeerde activiteiten. Tenminste drie dagen voorafgaande aan een geprogrammeerde activiteit maakt vergunninghouder activiteit openbaar middels haar website of ander geschikt medium. De geprogrammeerde activiteiten dienen te vallen binnen het krachtens het vigerende bestemmingsplan toegestane gebruik. 4.
Instellingen met levensbeschouwelijke of godsdienstige aard
Bij deze instellingen mogen tijdens de bijeenkomsten, vieringen, cursussen en dergelijke die voortvloeien uit het levensbeschouwelijk of godsdienstig karakter van de instelling alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. Voor overige activiteiten is een ontheffing van de aan de vergunning verbonden beperkingen en voorschriften nodig. Voor alle categorieën geldt verder dat: een bestuursreglement verplicht is. Een bestuursreglement waarborgt namelijk een verantwoord alcoholbeleid in sportkantines en andere paracommerciële instellingen; alcoholverstrekking slechts mag plaatsvinden een uur voorafgaande, tijdens en een uur na afloop van de activiteiten. Met in achtneming van de per categorie genoemde tijdsspanne.
5.2.2
Conclusie 2: Vaststellen uitzonderingen van de verplichting tot het opnemen van beperkingen en voorschriften in de vergunning
Uit jurisprudentie blijkt dat het opnemen van voorwaarden en beperkingen in de drank- en horecawetvergunning genuanceerd dient plaats te vinden en dat de volgende uitzonderingen van de opnameplicht zich kunnen voordoen.
1. Het bedrijven van horeca-activiteiten op basis van gelijke voorwaarden Aan de horecavergunning van deze stichting of vereniging worden de eerder genoemde voorschriften in ieder geval niet verbonden als de stichting of vereniging op gelijke wijze en onder gelijke voorwaarden als een regulier horecabedrijf op de markt opereert. Hiervan is sprake indien: De stichting of vereniging kan aantonen de laatste 10 jaar voor de vergunningsaanvraag geen directe dan wel indirecte subsidie te hebben ontvangen; De stichting of vereniging is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken en in die zin heffingen afdraagt aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken; De stichting of vereniging staat ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en Catering in verband met de gebondenheid aan o.a. de horeca-CAO; Aangetoond kan worden (bijvoorbeeld middels een accountantsverklaring) dat alle leidinggevenden en werknemers in loondienst zijn en er daarom de gebruikelijke inhoudingen plaatsvinden; De stichting te goeder trouw kan verklaren dat op geen enkele wijze gebruik gemaakt zal worden van vrijwilligers, ook niet op incidentele basis; Alle bestuursleden van de stichting voldoen aan de eisen gesteld in artikel 8 van de Drank- en Horecawet (bezit diploma Sociale Hygiëne, geen slecht levensgedrag etc.); De instelling belastingplichtig is en geen fiscale vrijstellingen geniet (zoals BTW, maar ook, voor zover van toepassing, vennootschapsbelasting); De onderneming past binnen het ter plaatse vigerende bestemmingsplan; Er een reële huur- of pachtprijs, c.q. koopprijs is overeengekomen conform de marktwaarde, of er sprake is van een aangepaste prijs in relatie tot het primaire doel van de exploitatie. 2. De horeca-activiteiten zijn uitbesteedt aan een commercieel bedrijf Regelmatig komt het voor dat de restaurant- of baractiviteiten (in bijvoorbeeld zwembaden en musea) door de stichting of vereniging worden uitbesteed aan cateringbedrijven of zelfstandige horecaondernemers. Als de onderneming wordt gedreven voor rekening en risico van een ondernemer, dan hoeven er geen beperkende voorwaarden aan de vergunning te worden opgenomen. Immers, de exploitatie van de horeca is dan commercieel. Ditzelfde geldt niet voor NV’s en BV’s, omdat dezen als schijnconstructies van paracommercie worden beschouwd. 3.
De hoofdactiviteiten van een rechtspersoon komen niet overeen met de in artikel 4 genoemde activiteiten Een andere uitzondering vormt de stichting of vereniging die zich niet richt op de in artikel 4, eerste lid van de DHW gestelde activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de opgesomde activiteiten als limitatief moeten worden aangemerkt (AbRS, 6-91999, no. HO1.98.1692). Komen de hoofdactiviteiten van een desbetreffende rechtspersoon niet overeen met de zojuist opgesomde activiteiten dan valt de aanvraag niet onder artikel 4. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn: Activiteiten van verzorgingsinstellingen. Zorg staat hier voorop. Het aanbieden van maaltijden aan ouderen door verzorgingstehuizen en het toestaan van feestelijke activiteiten in algemene ruimten in deze zorginstellingen (zoals het vieren van verjaardagen en bruiloften) dient daarom niet te worden gelimiteerd door voorwaarden. Activiteiten van culturele instellingen. Omdat de hoofdactiviteiten van een schouwburg of museum van culturele aard zijn is het houden van bv. een incidentele borrel in deze instellingen gewoon toegestaan. Instellingen die zich richten op het verlenen van zorg hoeven geen beperkingen en voorschriften te worden opgelegd.
4. Bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard Op grond van artikel 4 lid 5 DHW kunnen burgemeester en wethouders bij een bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard ontheffing verlenen van de aan een vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Uiteraard moet dit, gezien het karakter van de DHW bezien worden in het licht van het tegengaan van oneerlijke concurrentie. In dit kader wordt daarom uitgegaan van bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard die van maatschappelijke betekenis zijn en waarbij redelijkerwijs beschouwd geen sprake is van wezenlijke oneerlijke mededinging. Burgemeester en Wethouders zouden een ontheffing kunnen verlenen wanneer: de reguliere horeca niet voldoende ruimte heeft om de activiteit te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld als tijdens een bijzondere festiviteit of attractie de vraag naar horeca-activiteiten het bestaande aanbod overtreft en/of de paracommerciële vergunninghouder geen financieel voordeel heeft van de activiteit en de activiteit als zodanig van maatschappelijke betekenis is en geen commercieel karakter heeft zodat onder deze condities medewerking kan worden verleend aan evenementen zoals bijv. filmfestival of de museumnacht. Meer specifiek zouden de navolgende lokale activiteiten kunnen worden aangemerkt als bijzondere gelegenheid, waarvoor een ontheffing kan worden verleend: Hutspotmaaltijd in sociëteiten tijdens 3 oktober feesten. Happietaria. Happietaria's zijn tijdelijke restaurants waar de aandacht wordt gevestigd op ontwikkelingsproblematiek. De opbrengst wordt besteed aan hulpprojecten in derde wereld landen. Verder kan een aantal waardevolle studenteninitiatieven en -tradities worden toegestaan, zonder dat hiervoor een ontheffing is vereist, bijvoorbeeld: Bijeenkomsten, debatten, lezingen e.d. van studie- en studentenverenigingen Afscheidsbijeenkomsten in het kader van afstuderen van leden Universiteitsfeesten, met nadruk op StOPfeest en Cleveringafeest Inter-corporale studentenfeesten of studentenfeesten van andere landelijke verbanden van studentenverenigingen; Scholierenfeesten; Eetgelegenheden van studentenverenigingen. 5. Geen plaatselijke of regionale concurrentie De voorschriften en beperkingen zullen alleen aan een vergunning moeten worden verbonden, indien plaatselijke of regionale omstandigheden zodanig zijn dat de reguliere horeca in een breed en hoogwaardig voorzieningenniveau kan voorzien. Er zou zich een situatie kunnen voordoen waarin geen sprake is van paracommercie doordat er geen horecabedrijven in de omgeving zijn of doordat de horecabedrijven de gewenste diensten niet kunnen aanbieden. 6. Geen verstrekking aan publiek Artikel 4 is alleen van toepassing als de horecadiensten aan het publiek of ook wel aan derden worden aangeboden. Aan het ‘publiek’ wil zeggen dat een instelling zich richt op een openbare exploitatie in die zin dat een ieder een bijeenkomst in privésfeer kan houden zoals bruiloften en partijen. Dit betekent dat deze diensten ook niet aan leden mogen worden aangeboden. Wat wel is toegestaan is het schenken van een biertje na het sporten of het houden van een bestuursvergadering of een verenigings-/clubfeest voor leden. Zie bijlage 3 voor een lijst van activiteiten die door de gemeente als niet-paracommercieel worden beschouwd.
De hierboven beschreven lijst met uitzonderingen is niet limitatief. Het is mogelijk dat door nieuwe jurisprudentie of afspraken de lijst kan worden uitgebreid of beperkt.
6. Toezicht en Handhaving Toezicht op paracommercie geschiedt door de minister aangewezen bijzondere en algemene opsporingsambtenaren en is thans een verantwoordelijkheid van de Voedsel en Warenautoriteiten en in mindere mate van de politie. Beiden kunnen strafrechtelijk optreden tegen overtredingen van de DHW. Voor zover het de VWA betreft, kan er ook bestuursrechtelijk worden opgetreden. Het is de bedoeling dat na de wijziging van de Drank- en horecawet de burgemeester ook gemeentelijke toezichthouders, in hun hoedanigheid als BOA, kan aanwijzen voor deze taken. Gemeenten staan momenteel echter niet machteloos. Zij kunnen op basis van een proces-verbaal van bevindingen van de bovengenoemde ambtenaren bestuursrechtelijk handhaven.
Conclusie 3: Vaststellen van onderstaande handhavingstrajecten
Als betreffende een artikel 4 instelling een constatering is gedaan van het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard, het aanprijzen daarvan of het overtreden van de eindtijd van het verstrekken van alcoholische dranken (art 4, lid 2a, b en c) of wanneer het bestuursreglement niet wordt nageleefd zal het volgende handhavingstraject worden gevolgd: 1. Na de eerste constatering volgt een aanschrijving waarbij de instelling op de overtreding wordt gewezen en waarbij wordt aangekondigd dat bij een volgende overtreding de vergunning kan worden ingetrokken. 2. Na de volgende constatering binnen een periode van een jaar na de laatste waarschuwing is het mogelijk de drank- en horecavergunning in te trekken (artikel 31 van de DHW). Wanneer een drank- en horecawetvergunning zoals bedoeld in artikel 4 wordt ingetrokken, wordt, op grond van artikel 31, lid 3 van de DHW, de bevoegdheid om aan de betrokken rechtspersoon een nieuwe vergunning te verlenen opgeschort tot een jaar nadat het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden. Voorafgaand aan de genoemde stappen 1. en 2. zal de gemeente eerst een gesprek voeren met de betrokken vereniging. Wanneer een vereniging of stichting zoals bedoeld in artikel 4 zonder vergunning horeca-activiteiten uitoefent, dan zal het volgende handhavingstraject worden gevolgd om de illegale situatie op te heffen: 1. Na constatering zal het bestuur van de vereniging of stichting worden aangeschreven om de illegale activiteiten onmiddellijk te staken. Tevens zal hen de mogelijkheid worden gegeven om binnen veertien dagen een drank- en horecawetvergunning aan te vragen. 2. Is na het verstrijken van de termijn geen gehoor gegeven aan het schrijven, dan zal door het bevoegd orgaan een voornemen tot sluiting worden uitgevaardigd. Gedurende twee weken wordt het bestuur in staat gesteld hun zienswijze op het voornemen aan de gemeente kenbaar te maken. 3. Wordt tijdens de zienswijze procedure een plausibele verklaring geboden voor het uitblijven van een vergunningaanvraag, dan wordt het bestuur opnieuw de mogelijkheid geboden een vergunning aan te vragen. Is er geen geldige reden voor het uitblijven van een aanvraag, dan kan het bevoegd orgaan besluiten de inrichting te sluiten.
Met de wijziging van de nieuwe wet wordt het de burgemeester wellicht mogelijk gemaakt om de vergunning van inrichtingen die de regels niet naleven voor een bepaalde periode te schorsen. Wij zijn van mening dat een dergelijke regeling een goede ontwikkeling is en als gematigd sanctiemiddel kan dienen voordat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot intrekking van de vergunning. Inzet van dit middel is op dit moment echter nog niet mogelijk. Wanneer de nieuwe Drank- en horecawet in werking zal treden en wat de exacte inhoud hiervan gaat zijn is nog niet bekend. Tot die tijd kan de in deze nota beschreven regelgeving duidelijkheid scheppen over wat paracommerciële instellingen wel en niet mogen volgens de DHW en de sancties die volgen op overtredingen.
7. Consequenties van de conclusies Door het geringe aantal klachten gedurende het afgelopen jaar en de maatschappelijke waarde van de paracommerciële instellingen is het niet de opzet van de gemeente om actief te controleren op paracommercie. De nadruk zal liggen op preventie van oneerlijke concurrentie door weloverwogen vergunningverlening en voorlichting. Hoewel in deze nota geen grote beleidswijzigingen worden voorgesteld is het mogelijk dat het vaststellen van paracommercieel beleid een aantal gevolgen kan hebben. Toename van vraag naar toezicht. Hierdoor zal de druk op de betrokken gemeentelijke afdelingen toenemen. De aanstelling van gemeentelijk BOA’s die naar verwachting mogelijk wordt door de verwachte wijziging van de Drank- en horecawet, kan hierbij een oplossing bieden. Aangezien geen grote beleidswijzigingen worden voorgesteld, zal het eventuele inkomstenverlies voor verenigingen en stichtingen beperkt zijn. De brede benadering van het probleem paracommercie moet ruimte laten voor het afwegen van individuele belangen en wisselende omstandigheden. Op deze wijze meent de gemeente Leiden de negatieve consequenties van het spanningsveld dat wordt veroorzaakt door paracommercie en maatschappelijke initiatieven zoveel mogelijk te kunnen beperken voor zowel de commerciële horeca als de maatschappelijke verenigingen en stichtingen.
Bijlage 1
De paracommerciële artikelen in de Drank- en horecawet
Artikel 4. Aan een vergunning, die op grond van artikel 3 voor het horecabedrijf wordt verleend aan een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard, verbinden burgemeester en wethouders een of meer voorschriften of beperkingen die, gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden, nodig zijn ter voorkoming van mededinging door het verstrekken van alcoholhoudende drank, die uit een oogpunt van ordelijk economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd. De in het eerste lid bedoelde voorschriften of beperkingen kunnen op geen andere onderwerpen betrekking hebben dan: a. in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen; b. het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten als bedoeld onder a; c. de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Bij gemeentelijke verordening kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde voorschriften of beperkingen. Door burgemeester en wethouders worden, indien dit in verband met een wijziging in de plaatselijke of regionale omstandigheden nodig is, aan een reeds verleende vergunning als bedoeld in het eerste lid voorschriften of beperkingen als in dat lid bedoeld verbonden of aan een zodanige vergunning verbonden voorschriften of beperkingen gewijzigd of ingetrokken. Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard ontheffing verlenen van de aan een vergunning verbonden voorschriften of beperkingen als bedoeld in het eerste lid. Uitleg artikel 4 DHW Burgemeester en Wethouders moeten indien daartoe aanleiding is aan een vergunning die op basis van artikel 3 van de Drank- en horecawet wordt afgegeven voorschriften of beperkingen verbinden om oneerlijke concurrentie te voorkomen. De voorschriften en beperkingen zullen alleen aan een vergunning moeten worden verbonden, indien: de aanvrager van een vergunning een stichting of vereniging betreft die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Komen de hoofdactiviteiten van een desbetreffende rechtspersoon niet overeen met de zojuist opgesomde activiteiten dan valt de aanvraag niet onder artikel 4. Te denken valt aan puur culturele instellingen zoals een schouwburg en zorginstellingen. plaatselijke of regionale omstandigheden zodanig zijn dat de reguliere horeca in een breed en hoogwaardig voorzieningenniveau kan voorzien. Er zou zich een situatie kunnen voordoen waarin geen sprake is van paracommercie doordat er geen horecabedrijven in de omgeving zijn of doordat de horecabedrijven de gewenste diensten niet aanbieden. de horecadiensten aan het publiek of ook wel aan derden worden aangeboden. Aan het ‘publiek’ wil zeggen dat een instelling zich richt op een openbare exploitatie in die zin dat eenieder een bijeenkomst privé –sfeer kan houden zoals bruiloften en partijen. Dit betekent dat deze diensten ook niet aan leden mogen worden aangeboden. Wat wel is toegestaan is ander andere het schenken van een biertje na het sporten of het houden van een bestuursvergadering of een verenigings-/clubfeest voor leden. Zie bijlage 3 voor een lijst van activiteiten die door de gemeente Leiden als niet-paracommercieel worden beschouwd.
Artikel 5 1. Artikel 4 is niet van toepassing, indien de betrokken rechtspersoon gehouden is uitvoering te geven aan een regeling, betrekking hebben op één of meer van de in artikel 4, tweede lid, bedoelde onderwerpen, die door de rechtspersoon of een organisatie waarbij deze is aangesloten, schriftelijk is overeengekomen met het Bedrijfschap Horeca en Catering. 2. Burgemeester en Wethouders trekken aan een vergunning verbonden voorschriften en beperkingen als bedoeld in artikel 4 op verzoek van de vergunninghouder in, indien voor deze een verplichting is ontstaan als bedoeld in het eerste lid. 3. Ten aanzien van de reeds verleende vergunning is, als een verplichting als bedoeld in het eerste lid eindigt, artikel 4, eerste lid, van overeenkomstige toepassing. Uitleg artikel 5 DHW Het bedrijfschap Horeca en Catering heeft in het verleden afspraken over paracommercialisme gemaakt met een groot aantal sportorganisaties gemaakt. Het bedrijfschap heeft deze overeenkomsten medio 2000 opgezegd en sluit deze ook niet meer af. Het kabinet heeft bij monde van toenmalig Minister Borst van VWS laten weten de actie van het bedrijfschap te betreuren. Zij heeft verder meegedeeld dat het de bedoeling van de regering is het artikel bij de volgende wetswijziging uit de DHW te verwijderen. Artikel 6. Op de voorbereiding van een beslissing tot verlening van een vergunning op grond van artikel 3 voor het horecabedrijf aan een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, en op de voorbereiding van een beslissing op grond van artikel 4, eerste of vierde lid, of artikel 5, derde lid, is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing. Uitleg artikel 6 DHW Ter bevordering van het doel van de paracommerciële artikelen in de DHW is het belangrijk dat belanghebbende horecaondernemers in staat worden gesteld tijdig en op adequate wijze hun belangen kenbaar te maken bij burgemeester en wethouders over besluiten en de daaraan eventueel verbonden voorschriften en beperkingen. De te hanteren inspraakprocedure is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zoals deze is geregeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
Bijlage 2
Model bestuursreglement ‘alcohol in sportkantines’
Preambule In overweging nemende dat: sportverenigingen op basis van de Drank- en Horecawet dienen te beschikken over een bestuursreglement; in dit verband met “sportvereniging” wordt bedoeld: een sportvereniging met een kantine in eigen beheer, aangesloten bij een erkende sportbond; de sportkantine met een drank- en horecavergunning in de wet wordt beschouwd als een horecalokaliteit, hetgeen betekent dat er ter plaatse bedrijfsmatig of tegen betaling alcoholhoudende dranken worden verstrekt; een bestuursreglement regels dient te bevatten die verantwoorde verstrekking van alcoholhoudende drank in de sportkantine waarborgen; in een bestuursreglement tevens paracommercie bepalingen zijn opgenomen die tot doel hebben ongeoorloofde vormen van concurrentie met de reguliere horeca te voorkomen; het volgen van de regels inzake ongeoorloofde concurrentie kunnen de Belastingdienst overtuigen van het niet-commerciële karakter van de horeca-activiteiten in een vereniging; heeft het bestuur het volgende bestuursreglement ‘Alcohol in sportkantines’ vastgesteld dan wel laten bekrachtigen door de algemene vergadering van de vereniging. Paragraaf 1 - Algemene bepalingen Artikel 1 - Begripsbepalingen 1.
Alcoholhoudende dranken: Zwak-alcoholhoudende drank: bier, wijn en gedistilleerd met minder dan 15% alcohol Sterke drank: gedistilleerd met 15% alcohol of meer.
2.
Sociale Hygiëne: Met Sociale Hygiëne wordt bedoeld dat mensen gezond met elkaar omgaan; dat ze rekening houden met elkaars waarden, normen en rollen. In de sportkantine gaat het vooral om kennis van en inzicht in de invloed van alcoholgebruik (en- misbruik) en hoe men verantwoord alcoholgebruik in de kantine kan bevorderen. Belangrijk hierbij zijn huis- en gedragsregels en sociale vaardigheden om deze regels uit te dragen en na te leven. Verder houdt Sociale Hygiëne kennis in van de Drank- en Horecawet en verwante regelgeving en de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken, van verschillende bedrijfsformules en doelgroepen en van technische, bouwkundige en ruimtelijke voorzieningen van de inrichting.
3.
Leidinggevenden:
Het bestuur heeft twee leden aangewezen als leidinggevenden. Zij zijn tenminste 21 jaar oud, in het bezit van de verklaring Sociale Hygiëne en voldoen aan de eisen van zedelijkheid en staan als zodanig vermeld op de vergunning van de vereniging. Zij kunnen de onmiddellijke leiding geven aan de uitoefening van de horecawerkzaamheden in de sportkantine.
4.
Barvrijwilliger: Een vrijwilliger die, op tijden dat er alcohol wordt verstrekt, de barwerkzaamheden in de sportkantine uitvoert. Kwalificatienormen voor barvrijwilligers zijn vastgelegd in artikel 7 van dit bestuursreglement.
Artikel 2 - Wettelijke bepalingen Uit oogpunt van verantwoorde alcoholverstrekking moeten de volgende wettelijke bepalingen worden nageleefd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Verkoop van alcoholhoudende drank aan personen jonger dan 16 jaar is verboden. Verkoop van sterke drank aan personen jonger dan 18 jaar is verboden. Leeftijdsgrenzen en schenktijden moeten zichtbaar in de kantine worden opgehangen. De verstrekker van alcohol dient bij de aspirant-koper de leeftijd vast te stellen, tenzij betrokkene onmiskenbaar de vereiste leeftijd heeft bereikt. Geen alcoholhoudende drank wordt verstrekt als dit leidt tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. Het is niet toegestaan alcoholhoudende drank te vertrekken aan dronken personen. Het is verboden personen toe te laten in de kantine die dronken zijn of onder invloed zijn van andere psychotrope stoffen.
Artikel 3 - Vaststellen en wijzigen 1.
2.
3. 4.
Het bestuur legt dit bestuursreglement ter vaststelling voor aan de Algemene Ledenvergadering, dan wel - indien de vaststellingsbevoegdheid bij het bestuur berust - stelt het reglement zelf vast. Wijzigingen van het bestuursreglement komen op dezelfde wijze tot stand. Het bestuursreglement moet worden voorgelegd aan de gemeente bij de aanvraag van een nieuwe drank- en horecavergunning. De gemeente toetst het bestuursreglement aan de Dranken Horecawet. Het bestuursreglement treedt op hetzelfde moment in werking als de ingangsdatum van de af te geven drank- en horecavergunning. Wijzigingen van het bestuursreglement worden op gelijke wijze getoetst door de gemeente. Indien een bestuursreglement is vastgesteld zónder de concrete noodzaak een nieuwe drank- en horecavergunning aan te vragen, maar teneinde bepalingen inzake paracommercie vast te leggen, wordt het bestuursreglement op gelijke wijze getoetst door de gemeente met dien verstande dat de bepalingen inzake paracommercie met onmiddellijke ingang voor de vereniging van kracht zijn.
Paragraaf 2 - Sociaal Hygiënische bepalingen Artikel 4 - Aanwezigheid Op de momenten dat in de sportkantine alcoholhoudende drank wordt geschonken, is er altijd ofwel een leidinggevende aanwezig die in het bezit is van de verklaring Sociale Hygiëne ofwel een barvrijwilliger die een verplichte instructie verantwoord alcoholgebruik heeft gevolgd. Artikel 5 - Huis- en gedragsregels 1.
Het is niet toegestaan zelf meegebrachte alcoholhoudende drank te gebruiken in de kantine of elders op het terrein van de vereniging;
2. 3.
4.
5. 6. 7. 8.
Het is niet toegestaan om in de kantine gekochte alcoholhoudende drank elders (bijvoorbeeld in de kleedkamers) te nuttigen dan in de kantine of op het terras; Er wordt geen alcohol geschonken aan: Jeugdleiders, trainers van jeugdelftallen en andere begeleiders van de jeugd tijdens de uitoefening van hun functie; Personen die fungeren als chauffeur bij het vervoer van spelers. Het bestuur wil voorkomen dat personen met meer dan het toegestane promillage alcohol aan het verkeer deelnemen. Op basis daarvan kan de verstrekking van alcoholhoudende drank worden geweigerd; Leidinggevenden en barvrijwilligers (in de zin van het bepaalde in artikel 1) drinken geen alcohol gedurende hun bardienst; Prijsacties die het gebruik van alcohol stimuleren, zoals ‘happy hours’, ‘meters bier’ en ‘rondjes van de zaak’ zijn in de kantine niet toegestaan; Vanuit het oogpunt van na te streven alcoholmatiging wordt het gebruik van alcoholvrije drank gepromoot, onder andere door die goedkoper aan te bieden dan alcoholhoudende drank; Personen die agressie of ander normafwijkend gedrag vertonen worden door de dienstdoende leidinggevende of barvrijwilliger uit de kantine verwijderd.
Artikel 6 - Openingstijden en schenktijden 1. 2. 3.
De openingstijden van de kantine zijn conform de drank- en horecavergunning: …………….. zelf invullen ……………… Op de volgende tijdstippen wordt conform de drank- en horecavergunning alcohol geschonken: …………….. zelf invullen ……………… Als tijdens de schenktijden van de kantine 25% of meer van de aanwezigen jonger is dan 18 jaar, wordt er geen alcohol geschonken.
Artikel 7 - Kwalificatienormen en instructie verantwoord alcoholgebruik voor barvrijwilligers Voor de barvrijwilligers zijn de volgende kwalificatienormen vastgesteld: 1. 2. 3. 4.
Barvrijwilligers zijn tenminste 18 jaar oud; Zij hebben een instructie verantwoord alcoholgebruik gevolgd; Zij staan als zodanig bij de vereniging geregistreerd; Zij zijn betrokken bij de vereniging, als lid, dan wel anderszins (bijvoorbeeld als ouder of verzorger van minderjarige verenigingsleden).
Een instructie verantwoord alcoholgebruik voor barvrijwilligers wordt gegeven door een ter zake deskundige en bestaat minimaal uit een voorlichting van twee uur. Artikel 8 - Voorlichting 1. Schenktijden, leeftijdsgrenzen (artikel 2 lid1, 2 en 3), huis- en gedragsregels en paracommerciebepalingen worden goed zichtbaar in de kantine opgehangen. 2. Het bestuur schenkt aandacht aan publicitaire acties in het kader van verantwoord alcoholgebruik 3. Het bestuur onderschrijft de bestaande regelingen omtrent reclame-uitingen voor alcoholhoudende dranken.
Artikel 9 - Handhaving, klachtenprocedure en sancties 1. Conform het gestelde in artikel 45 van de Drank- en Horecawet zijn het bestuur van de vereniging en de leidinggevenden belast met de algemene leiding over de sportkantine. Zij zijn derhalve beiden verantwoordelijk voor de naleving van de wet en dus van dit reglement. 2. Gegronde klachten over de toepassing van de artikelen 1 tot en met 8 van dit reglement dienen onverwijld ter kennis te worden gebracht van het bestuur van de vereniging. 3. Uit hoofde van zijn verantwoordelijkheid voor de naleving zal het bestuur bij overtreding van (één van) de regels uit dit reglement ten opzichte van betrokkene(n), zijnde de consument dan wel de verstrekker (leidinggevende of de barvrijwilliger) gebruik maken van zijn sanctiebevoegdheden op grond van de statuten en het huishoudelijk reglement. Het bestuur verifieert de klacht, hoort zonodig de klager en treft bij gegrondbevinding van de klacht binnen twee maanden maatregelen om herhaling te voorkomen. Het bestuur brengt het resultaat van de afweging ter kennis van de indiener van de klacht. 4. Eenieder kan gegronde klachten over de overtreding(en) van de Drank- en Horecawet indienen bij de gemeente of de Keuringsdienst van Waren. Paragraaf 3 - Paracommercie-bepalingen Artikel 10 - Toegelaten horeca-activiteiten 1. De sportvereniging zal slechts die horeca-activiteiten uitoefenen met inachtneming van het hierna onder 2. en 3. bepaalde. De sportvereniging zal geen horeca-activiteiten uitoefenen ten behoeve van bijeenkomsten die worden gehouden wegens gebeurtenissen in de privé-sfeer van leden en bijeenkomsten voor niet-leden. Het bestuur zal hierop toezien. 2. De horeca-activiteiten worden door de sportvereniging slechts uitgeoefend ten aanzien van personen die bij de activiteiten van de sportvereniging in de ruimste zin van het woord betrokken zijn, met inachtneming van het hierna onder 3. bepaalde. 3. Het uitoefenen van horeca-activiteiten door de sportvereniging jegens niet bij de sportvereniging aangesloten personen geschiedt uitsluitend één uur vóór, tijdens en één uur ná: wedstrijden; trainingen; overige activiteiten van de sportvereniging binnen het kader van de doelstelling, te weten het doen beoefenen en het bevorderen van sport, alsmede het stimuleren en organiseren van activiteiten die in het kader van de sport de ontwikkeling, de vorming en de recreatie van de mens beogen. 4. Voor zover niet binnen de hiervoor genoemde doelstelling vallend, zal de kantine en/of de inventaris (met name het meubilair en het serviesgoed) niet door de sportvereniging aan derden worden verhuurd of ter beschikking worden gesteld. 5. Geen reclame mag worden gemaakt door de sportvereniging voor niet binnen de doelstelling vallende respectievelijk andere horeca-activiteiten dan die welke zijn toegelaten als omschreven in dit artikel 10. Artikel 11 - Handhaving, klachtenprocedure en sancties 1. Conform het gestelde in artikel 45 van de Drank- en Horecawet zijn het bestuur van de vereniging en de leidinggevenden belast met de algemene leiding over de sportkantine. Zij zijn derhalve beiden verantwoordelijk voor de naleving van de wet en dus van dit reglement, inclusief de paracommercie-bepalingen.
2. Gegronde klachten over de toepassing van het gestelde in artikel 10 dienen door rechtstreeks belanghebbenden onverwijld ter kennis te worden gebracht, van het bestuur en de overkoepelende sportbond. Tot de rechtstreeks belanghebbenden behoren in ieder geval de plaatselijke reguliere horecaondernemers. Een klacht kan dan door hen zelf, dan wel door de Koninklijke Horeca Nederland of via haar plaatselijke of regionale afdeling ingediend worden. 3. De overkoepelende sportbond verifieert de klacht, hoort zonodig de klager en treft bij gegrondbevinding van de klacht maatregelen om herhaling te voorkomen. Het brengt het resultaat van de afwegingen ter kennis van de indiener van de klacht en van de betreffende vereniging. 4. Blijft het verenigingsbestuur in het kader van het hiervoor in punt 3 gestelde in gebreke, respectievelijk is er sprake van een nieuwe klacht inzake een nieuw feit, dezelfde vereniging betreffend, dan treft de sportbond zo nodig tuchtrechtelijke maatregelen jegens de vereniging binnen twee maanden na ontvangst van de laatste klacht, en brengt het resultaat van de afwegingen ter kennis van de indiener(s) van de klacht(en) en van NOC*NSF.
Bijlage 3
Lijst gemeente Leiden van toegestane paracommerciële activiteiten
Activiteiten die volgens de gemeente Leiden door een paracommerciële instelling mogen worden georganiseerd en waarbij tevens alcoholhoudende dranken mogen worden verstrekt. Een ontheffing van de voorschriften (ex art. 4 lid 5 Drank- en Horecawet) zoals onder b genoemd is niet vereist voor de volgende activiteiten: a. Recreatieve en educatieve instellingen: feestavond voor vrijwilligers (maximaal 1 keer per jaar); jaarfeest of afsluiting seizoen (maximaal 1 keer per jaar); overige strikt clubgerelateerde en incidentele feesten voor leden, zoals een barbecuefeest of bingoavond; nieuwjaarsborrel; lessen/cursussen; afstudeerbijeenkomst/diploma-uitreiking; schoolfeesten voor leerlingen; ouderavond; laatste schooldagviering; sportdag voor leerlingen en leraren. b. Sportieve instellingen (ook studentensportverenigingen): openstelling kantine voor spelers, aanhang en supporters vanaf een uur vóór tot maximaal een uur nà een wedstrijd of training; feest ter gelegenheid van een clubkampioenschap; afscheidsfeest of jubileumfeest van het bestuur/een bestuurslid; feestavond voor vrijwilligers (max. 1 keer per jaar); jaarfeest of afsluiting seizoen (max. 1 keer per jaar); toernooi met afsluitend feest; overige strikt clubgerelateerde en incidentele feesten voor leden, zoals een barbecuefeest of bingoavond; nieuwjaarsborrel (alleen voor leden). c. Sociaal-culturele instellingen: bijeenkomsten/vergaderingen/feesten van en voor verenigingen en stichtingen die gebruik maken van het pand (dus alleen toegankelijk voor leden en oud-leden); sociaal-culturele evenementen, waarbij dit evenement centraal staat (ook voor publiek toegankelijk) en bij evenementen die geen commercieel karakter kennen en de activiteit van maatschappelijke betekenis is; Koninginnedag-, sinterklaas- en kerstviering; jaarvergaderingen; nieuwjaarsborrel. d. Instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard: bijeenkomsten, vieringen, cursussen en dergelijke die voortvloeien uit het levensbeschouwelijk of godsdienstig karakter van de instelling. e. Studentenvereniging, die worden aangemerkt als sociaal-culturele instellingen met een bijzonder karakter, hebben ook voor de volgende waardevolle studenteninitiatieven en –tradities geen ontheffing nodig: bijeenkomsten, debatten, lezingen e.d. van studie- en studentenverenigingen; afscheidsbijeenkomsten in het kader van afstuderen van leden; universiteitsfeesten, met nadruk op StOPfeest en Cleveringafeest; inter-corporale studentenfeesten of studentenfeesten van andere landelijke verbanden van studentenverenigingen; scholierenfeesten als kennismaking met het studentenleven;
El Cid week ouderdagen studentenfeesten, zoals o.a. een gala, Diesviering, Open feest (alle feesten noemen of algemeen houden?) eetgelegenheden van studentenverenigingen.
Beantwoording inspraakreacties d.d. 23 maart 2011
A
Samenvatting ingekomen reactie Ingebracht door: PKvV Thema: 1) uitbreiden lijst van evenementen, die geen ontheffing van artikel 4 lid 5 vereisen, zoals El Cid week, ouderdagen en studentenfeesten, zoals gala’s en Diesvieringen
Reactie van het college
2) mensa
3) leden vervangen door oud-leden 4) handhaving: voorafgaand aan het versturen van een waarschuwing zal de betrokken vereniging worden uitgenodigd voor een gesprek
Ambtshalve ingebracht: B
Thema: 1) Handhaving: voorgesteld wordt de 3-trapsraket te vervangen door een 2trapsraket. Zie H.6 van de nota.
Motivering college
Deze werkwijze is gebruikelijk in het gemeentelijk handhavingsbeleid
Gevolgen voor het voorgestelde besluit
1) toevoegen aan onderdeel 5.V lijst ontheffingsvrije evenementen: El Cid week, ouderdagen en studentenfeesten zoals een gala of een Diesviering 2) onderdeel 5.V “mensa” vervangen door “eetgelegenheden” 3) onderdeel 5.III “leden” vervangen door “oud-leden” 4) Geen. Voorgesteld wordt toe te voegen aan de nota in H.6 na 1. en 2. “Alvorens een waarschuwing te versturen, zal de betrokken vereniging worden uitgenodigd voor een gesprek”. Gevolgen voor het voorgestelde besluit 1) Onderdeel 6.II komt te vervallen, t.w. “als binnen een jaar een tweede constatering wordt gedaan, volgt wederom een aanschrijving waarbij wordt aangekondigd dat indien binnen een jaar nogmaals een overtreding plaatsvindt de vergunning zal worden ingetrokken”