Studentenwereld
Brandveiligheidsverslag
1.
Nuttige telefoonnummers
2.
Brandvoorkoming
3.
Brandveiligheid algemeen
4.
Brandsoorten
5.
Branddeuren
6.
Reddingsborden
7.
Kleine blusmiddelen (basisprincipes)
8.
Instructies voor het werken met kleine blusmiddelen
9.
Brandbestrijdingsborden
10.
Attesten (branddeuren, brandweerstand, brandcentrale, …)
1. Nuttige telefoonnummers
Studentenwereld
Ambulance/brandweer:
100
GSM Europees noodnummer:
112
Politie:
101
Antigifcentrum:
070/ 245 245
Wachtdiensten geneesheren (centraal oproepnr. Groot Brugge) vanaf 19u-8u ‘s morgens
078/15 15 90
Wachtdiensten apothekers vanaf 18.30u-22u na 22u-9u
0900/10 500 050/44 88 44
Cardstop
070/ 344 344
Kotbaas Matthias Vermeersch
0495/326 120
Bij nood de noodtelefoon in de inkom van het gebouw gebruiken
2. Brandvoorkoming
Studentenwereld Alle studenten kunnen actief deelnemen aan de voorkoming en de uitbreiding van brand. Het volstaat een aantal logische maatregelen te treffen om de gelijktijdige aanwezigheid van de elementen van de branddriehoek te vermijden. Brandverspreiding in een gebouw wordt voornamelijk tegengegaan door compartimentering van het gebouw. Branddeuren hebben als voornaamste taak een deel van het gebouw (het compartiment, het trappenhuis, de gang) op een veilige wijze en gedurende een bepaalde tijd van een bestaande vuurhaard af te sluiten. Enige maatregelen m.b.t. het gebruik van brandbare stoffen: * * * *
regelmatig de afval elimineren en opruimen, de lokalen ordelijk schikken; de opstapeling van stof voorkomen; geen brandbare stoffen bewaren nabij ontstekingsbronnen; brandbare producten verwijderen uit de zone waar eventueel gloeiende deeltjes kunnen geprojecteerd worden; * het gebruik van brandbare materialen beperken. Voornamelijk het stockeren van licht ontvlambare vloeistoffen (ontvlammingspunt 21° C) en van gasrecipiënten dient tot het strikte minimum beperkt te worden; bij gebruik van ontvlambare vloeistoffen zorgen voor een goede verluchting; * geen ontvlambare vloeistoffen in de omgeving van ontstekingsbronnen gebruiken; * geen ontvlambare vloeistoffen bewaren in koelkasten dewelke niet ex* plosie beveiligd zijn; * rekening houden met het feit dat gassen en dampen die zwaarder dan lucht zijn kunnen ontstoken worden ver van de plaats waar ze ontsnappen; * nooit gaslekken opsporen met een vlam. Enige maatregelen op het niveau van de ontvlammingsbronnen: * Niet roken, niet binnentreden met verhitte voorwerpen, geen vuur maken in lokalen waar ontvlambare vloeistoffen aanwezig zijn; * komforen, kooktoestellen, hittebronnen in het algemeen, niet neerzetten in de nabijheid van ontvlambare en brandbare stoffen; * linnen en kleren niet te dicht bij een kachel of radiator laten drogen; * nooit producten onbewaakt op om het even welke vuurhaard achterlaten; * vermijden om recipiënten die ontvlambare vloeistoffen bevatten, te plaatsen vóór een doorschijnend oppervlak dat blootstaat aan de zonnestralen; * Gebruik een snoer van een kabel-haspel alleen uitgerold. Als hij opgerold is kan hij warm worden en in brand vliegen. Enkel elektrische apparaten en onderdelen gebruiken die CE gemarkeerd zijn
3. Brandveiligheid algemeen
Studentenwereld Brand Een verbranding is een scheikundige reactie van een brandbare stof met zuurstof onder afgifte van warmte en vuurverschijnselen. Een brand is het geheel van fenomenen die veroorzaakt worden door een ongecontroleerde verbranding. De voornaamste parameters bij een brand zijn hieronder weergegeven en ook voorgesteld in de Branddriehoek een stof die de verbranding teweegbrengt; praktisch zuurstof uit de omgevingslucht; een hoeveelheid energie geleverd door een ontvlammingsbron. De reactiesnelheid hangt af van het contactoppervlak tussen de reagerende stoffen, de toevoer van zuurstof naar de brandhaard en van de temperatuur van de reagerende stoffen. Gewoonlijk worden de drie elementen die nodig zijn om een brand te doen ontstaan voorgesteld onder de vorm van een driehoek; de zogenaamde branddriehoek.
De analyse van de branddriehoek verklaart verschillende types van branden. Om een brand te doven volstaat het één van de elementen van de branddriehoek te verwijderen. Rook en zuurstofgebrek De rook veroorzaakt door brand is gevaarlijk door de warmte die hij vervoert, door de vermindering van de zichtbaarheid die hij met zich meebrengt en door de agressiviteit van sommige bestanddelen. De warmte die door rook vervoerd wordt, kan de temperatuur van de omgevingslucht dermate verhogen dat deze ongeschikt wordt voor de ademhaling. Deze afgevoerde warmte kan tevens nieuwe brandhaarden veroorzaken. De vermindering van de zichtbaarheid kan aanleiding geven tot verlies van het oriëntatievermogen waardoor de evacuatie gehinderd wordt of er zelfs paniek ontstaat. De rook kan zeer giftig zijn door het aanwezige koolstofmonoxide en andere toxische verbrandingsproducten. Meer en meer blijkt de rookvorming verantwoordelijk te zijn voor slachtoffers bij brandrampen. Kruip daarom zo laag mogelijk bij de grond. In de nabijheid van vuur wordt de omringende lucht armer aan zuurstof aangezien dit element bij de brandreactie verbruikt wordt. Hierdoor kan bij sommige personen het gevaar voor anoxie bestaan.
3. Brandveiligheid algemeen
Studentenwereld Brandvoorkoming Alle studenten kunnen actief deelnemen aan de voorkoming en de uitbreiding van brand. Het volstaat een aantal logische maatregelen te treffen om de gelijktijdige aanwezigheid van de elementen van de branddriehoek te vermijden. Brandverspreiding Brandverspreiding in een gebouw wordt voornamelijk tegengegaan door compartimentering van het gebouw. Branddeuren hebben als voornaamste taak een deel van het gebouw (het compartiment, het trappenhuis, de gang) op een veilige wijze en gedurende een bepaalde tijd van een bestaande vuurhaard af te sluiten. Daarenboven verhinderen de branddeuren de verspreiding van de rookgassen doorheen het ganse gebouw. Branddeuren moeten bij voorkeur (en soms verplicht) zelfsluitend zijn zodat zij bij het begin van een brand onmiddellijk functioneel zijn. Evacuatie Het is belangrijk dat elk begin van brand zo snel mogelijk gesignaleerd wordt opdat vlug en doeltreffend zou kunnen ingegrepen worden. In sommige lokalen werden rookdetectoren gemonteerd zodat een eventuele rookontwikkeling onmiddellijk aan de bewaking gesignaleerd wordt. Zo u een brand, rookontwikkeling of brandgeur vaststelt, verwittig dan onmiddellijk telefonisch de bevoegde personen via het noodnummer en indien een uitbreiding te vrezen is, sla een brandmelder in teneinde de alarmeringsmiddelen in werking te stellen en de medewerknemers te verwittigen. Indien er geen alarminstallatie aanwezig is, verwittig mondeling de medewerknemers. Bij een brandmelding moet iedereen het gebouw via de evacuatiewegen verlaten. Volg hiervoor de reddingsborden met een rechthoekige of vierkante vorm en met wit een pictogram op een groene achtergrond. In de evacuatiewegen wordt de noodverlichting automatisch gestart wanneer de elektriciteit uitvalt. Ter hoogte van de nooddeuren is er een noodverlichtingsarmatuur met eventueel een tekstaanduiding "NOODUITGANG" of "EXIT". Vermijd opstapeling van goederen voor een branddeur! De rook veroorzaakt door brand is gevaarlijk door de warmte die hij vervoert, door de vermindering van de zichtbaarheid die hij met zich meebrengt en door de agressiviteit van sommige bestanddelen. Om deze redenen is het onverantwoord om in de evacuatiewegen hindernissen achter te laten welke aanleiding geven tot verlies van het oriëntatievermogen waardoor de evacuatie gehinderd wordt of er zelfs paniek ontstaat.
3. Brandveiligheid algemeen
Studentenwereld Brandbestrijding Hoger is het belang onderlijnd van de melding van een (begin van) brand en van de alarmering. Een kleine brand kan eventueel nog tijdig geblust worden. U kan derhalve altijd trachten een dergelijke kleine brand te blussen met aanwezige kleine blusmiddelen: een snelblusser, een muurhaspel, een recipiënt met water e.d.. Het is aangeraden om de instructies voor het werken met kleine blusmiddelen regelmatig op te frissen Aanduidingsborden in verband met het brandbestrijdingsmaterieel hebben een rechthoekige of vierkante vorm met een wit pictogram op rode achtergrond. Werk volgens de basisprincipes van het bluswerk. Breng uzelf daarbij niet in gevaar en onderneem niet meer dan één poging. Laat het werk over aan de specialisten.
4. Brandsoorten
Studentenwereld
Vuur en de Branddriehoek De drie elementen die nodig zijn om een brand te doen ontstaan worden voorgesteld onder de vorm van een driehoek; de zogenaamde branddriehoek. Om een brand te doven volstaat het één van de elementen van de branddriehoek te verwijderen. 1. Brandbare stoffen Naarmate het contact met de zuurstof of de ontstekingsbron beter is, zal de reactie heviger zijn. De aggregatietoestand van de brandbare stoffen evenals de hoeveelheden bepalen derhalve het brandgevaar. 1.1. Vaste stoffen Deze branden maar ingevolge de ontvlamming van gasvormige stoffen die door de vaste stof vrijgemaakt worden. Het vrijkomen van gassen gebeurt des te sneller naarmate de temperatuur van de warmtebron hoger is en de stof zich voordoet onder de vorm van fijne deeltjes. Voorbeeld: een harde houtblok, gebracht op: 160°C gedurende 40 min. ontvlamt niet; 400°C, ontvlamt na 30 sec. Hout ontvlamt bij lagere temperatuur als het voorkomt onder de vorm van zaagsel of krullen. 1.2. De ontvlambare vloeistoffen Ook hier is het de damp dewelke boven het vloeistofoppervlak gevormd wordt, die brandt. Het brandgevaar van ontvlambare vloeistoffen is gekarakteriseerd door de ONTVLAMMINGSTEMPERATUUR (ook vlampunt genoemd): de temperatuur waarbij de vloeistof zoveel dampen vrijmaakt dat deze met de lucht boven een vloeistofoppervlak een mengsel vormen dat vuur vat bij het naderen van een vlam. Als voorbeeld het vlampunt van enkele ontvlambare vloeistoffen. aceton : - 19° C alcohol : +12° C benzeen : - 12° C kamfer : + 65° C gasoil : + 50° C ether : - 45° C benzine : - 18° C nafta : - 15° C helder brandende petroleum : + 40° C white spirit : + 35° C
4. Brandsoorten
Studentenwereld Het vlampunt ligt dikwijls beneden kamertemperatuur. De vloeistoffen met een laag vlampunt vertegenwoordigen uiteraard het grootste brandgevaar. 1.3. Ontvlambare gassen Deze worden o.a. gekenmerkt door hun dichtheid t.o.v. de lucht. Assen zwaarder dan lucht verspreiden zich in kuilen en blijven op het grondniveau hangen. Zij kunnen met een luchtstroom gemakkelijk meegevoerd worden naar een ontstekingsbron. Gassen lichter dan lucht stijgen bij het vrijkomen naar hogere lokaaldelen en verspreiden zich daarna in de atmosfeer. 2. Zuurstof Komt uiteraard voor in de omgevingslucht. Naarmate het zuurstofgehalte hoger is, vergroot het brandgevaar. In een zuivere zuurstofatmosfeer kunnen alle nog niet volledig geoxideerde stoffen branden. 3. De ontstekings- of ontvlammingsbron Dit is de energie die nodig is om een mengsel brandstof/zuurstof vuur te doen vatten of te laten ontploffen. Enkele voorbeelden: Naakt vuur (vlammen) Vlammen van lucifers, branders, kooktoestellen e.d. Gloeiende of hete oppervlakken
Aangestoken sigaret, elektrische kookplaten, strijkijzers, gloeilampen e.d.
Mechanisch veroorzaakte vonken
Deze ontstaat door wrijving van stoffen of machineonderdelen: slijpstenen, draaibanken, schaafmachines e.d.
Elektriciteit
Bogen en vonken gevormd als gevolg van kortsluiting, stroomafsnijding e.d. Ook de verhoogde temperaturen als gevolg van overbelasting en slechte contacten zijn te vermelden. Vandaar het verbod om nog zogenaamde dominostekkers te gebruiken.
Statische elektriciteit
Chemische reacties
Het tegen elkaar wrijven van synthetische stoffen kan hoge elektrische ladingen opwekken, die elektrische vonken kunnen veroorzaken met voldoende hoge energie om een mengsel van ontvlambare gassen en lucht vuur te laten vatten. Hierbij kan de vrijgekomen energie voldoende zijn om dienst te doen als ontbrandingsbron. Proppen en vodden dewelke doordrongen zijn van vet of ander organisch materiaal kunnen bij contact met de lucht geoxideerd worden waarbij warmte vrijkomt. De afval kan zo vuur vatten en brand veroorzaken.
4. Brandsoorten
Studentenwereld Indeling van de vuurhaarden De vuurhaarden, op hun beurt, kunnen in vier categorieen ingedeeld worden naar gelang de stoffen die verbranden.
categorie A:
categorie B:
Vuren van vaste materialen die over het algemeen van organische aard zijn en waarvan de verbranding normaal plaatsheeft met de vorming van as (hout, papier, textiel, steenkool, katoen, rubber, plastiekstoffen…) Vuren van vloeistoffen of vloeibaar te maken vaste stoffen (benzine, olie, verf, teer, alcohol)
categorie C:
Gasvuren
categorie D:
Vuren van metalen zoals natrium, magnesium, enz. …
niet gerangschikt:
Vuren van elektrische oorsprong.
5. Branddeuren
Studentenwereld Branddeuren hebben als voornaamste taak een deel van het gebouw (compartiment, trappenhuis, gang) op een veilige wijze gedurende een bepaalde tijd van een bestaande vuurhaard af te sluiten. Daarenboven verhinderen de branddeuren de verspreiding van de rookgassen doorheen het ganse gebouw. De veiligheid en het welzijn van de gebruikers hangt, bij een eventuele brand, in grote mate af van het goed functioneren van de branddeuren. Zij voorzien enerzijds in een veilige rookvrije omgeving langs waar de gebruikers het gebouw kunnen verlaten en anderzijds zijn deze ruimtes de wegen langs waar de hulpverleners het gebouw veilig kunnen betreden. Aan iedere niet functionele toestand van een branddeur dient zo snel mogelijk verholpen te worden om uw eigen welzijn en dat van uw collegas niet in gevaar te brengen. Daarom altijd verwittigen aan de kotbaas als er iets niet in orde is. Oneigenlijke situaties De functionele werking (weerstand bieden tegen vuur en verspreiding van de rookgassen tegen gaan) kan door verschillende ingrepen van de gebruikers teniet gedaan worden. Hieronder geven we aan wat je best niet doet met een branddeur (of wat je kan zien wat mis is met de deur) en wat je bij voorkeur onderneemt om uw welzijn te verzekeren waarbij een signalisatie van het probleem aan de technische verantwoordelijke in vele gevallen de enige actie is. Pas als de deur volledig technisch in orde is, zoals beschreven in het technisch document dat de deur als branddeur certificeert, kan men er op rekenen dat de hoeveelheid hinderlijke rookgassen tot het minimum (wat al zeer hinderlijk is) beperkt blijft. 1) Spie onder de deur plaatsen = Spie in vuilbak deponeren
2) Cilinderslot verwijderen = Kotbaas verwittigen
5. Branddeuren
Studentenwereld 3) Deurkruk verwijderen = Kotbaas verwittigen
4) Deurpomp onbruikbaar maken = Kotbaas verwittigen
5) Branddeur blokkeren = Blokkagemiddel verwijderen
De evacuatie van een compartiment waarin een brand ontstaan is gebeurt doorgaans via een trappenhuis. Om veiligheidsredenen mogen hierin geen brandbaar materiaal of andere obstakels geplaatst worden.
6. Reddingsborden
Studentenwereld Het reddingsbord heeft een rechthoekige of vierkante vorm met wit pictogram op groene achtergrond (de groene kleur moet ten minste 50 % van het bord beslaan). De deuren van de uitgangen en nooduitgangen gesignaleerd door onderstaande reddingsborden draaien open in de vluchtrichting.
Nooduitgang
Naar Nooduitgang
Te volgen richting (wordt samen met één van de onderstaande borden gebruikt)
EHBO hulp
Uitgang - Nooduitgang
Veiligheidsdouche
Ogen spoelen
Telefoon voor redding en eerste hulp
Draagberrie
7. Kleine blusmiddelen (basisprincipes)
Studentenwereld Water (muurhaspels met axiale voeding en muurhydranten) Beste blusmiddel, maar als het in grote hoeveelheden gebruikt wordt, kan het aanzienlijke schade aanrichten. Water is voor klasse A-branden (die in woonhuizen het meest voorkomen) een zeer goede blusstof: effectief, meestal volop voorhanden en relatief goedkoop. De werking berust op afkoelen. Afkoelen kost enige tijd. Gebruik altijd een nevel of een sproeistraal. Stop zo nu en dan. Een ononderbroken straal zorgt voor onnodige blusschade!
Water mag nooit gebruikt worden voor het blussen van: * Elektrische apparatuur, tenzij de spanning is uitgeschakeld. In noodgevallen kunt u heel kort met een nevel sproeien, echter nooit met een ononderbroken straal. Daarmee zet u immers uzelf onder stroom. * Olie of vet; de brandende vloeistof zal uiteenspatten tot een enorme steekvlam. Bij vlam in de pan: afsluiten met goed passend deksel of branddeken, die u altijd van u af op de pan schuift. * Metalen (brandklasse D) en andere stoffen die met water reageren zoals natrium en carbid.
7. Kleine blusmiddelen (basisprincipes)
Studentenwereld Koolzuuranhydride: (draagbare snelblussers, grijze fleskop) Het ideale middel om te gebruiken in de nabijheid van kostbaar materiaal, zoals elektronische toestellen, medische apparaten, enz. … Het wordt ook aanbevolen voor het blussen: Van branden van klasse B en C. Voor het blussen van branden van klasse A is het niet geschikt; Van alle vuren van elektrische oorsprong, gezien het feit dat het geen elektriciteitsgeleider is; In de keukens, de laboratoria, de computerzalen, gezien de nietvervuilende actie.
Poeder: (draagbare snelblussers, rode fleskop) De droge poeders zijn heden ten dage geschikt om praktisch alle soorten brand te bestrijden. De verschillende poeders worden gemerkt met de letters A-B-C-D of met een combinatie van deze letters, naargelang van hun blusvermogen voor de categorieën van vuur die hierboven vermeld worden.
Zand Zand is dikwijls in de omgeving van een brand aanwezig en kan goede diensten bewijzen. De bluswerking van zand is afdekkend terwijl de brandbare dampen die door het zand worden gestuwd een te lage temperatuur hebben en niet meer tot ontbranding komen. Blusdekens Blusdekens worden meestal opgeborgen in kokers en hebben de bedoeling om de brandstof of eventuele brandende personen af te sluiten van de zuurstof.
8. Instructies voor het werken met kleine blusmiddelen
Studentenwereld In het gebouw bevinden zich twee soorten poederblussers. Nl. de poederblussers die zich op elke verdiep bevinden en CO2 blussers die zich enkel in de gemeenschappelijke keuken bevinden. De Poederblussers De poeder blusser is de meest voorkomende blusser. Je treft ze niet alleen in auto’s aan maar ook in gebouwen. Daarnaast heeft de werking een aantal voordelen. Het poeder kan bijvoorbeeld prima worden ingezet bij elektrische voorzieningen dit in tegenstelling tot water. Dus bij een kortsluiting in de meterkast, de PC of in een auto is dit een prima oplossing. Het grote nadeel is dat het poeder zo fijn is, dat het zich overal in nestelt. Denk hierbij maar aan lagers en harde schijven in computers. Bij een autobrand is de auto, hoewel niet uitgebrand, wel bijna total loss, daar het poeder bijna overal zit. Dit geldt uiteraard ook voor panden. Er zijn speciale salvage bedrijven die het poeder kunnen verwijderen, maar dit is vrij kostbaar. De werking van het poeder is het verstikken van de brand. Het vormt een soort film tussen de zuurstof en de brandstof.
Hierbij is een poederblusser "opengesneden" weergegeven. Door de blusser te activeren laat men het CO2 drijfgas (het zwarte cilindertje) ontsnappen in de ruimte waardoor de poeder onder druk naar buiten wordt gedreven. via de rode buis. Bij het verplicht jaarlijks nazicht wordt de cilinder met CO2 gas gewogen en het poeder losgeschud. HOE IS EEN POEDERBLUSSER TE GEBRUIKEN? 1) Verwijder de borgpen; 2) Sla de knop bovenaan volledig in.(soms is dit een knijper i.p.v. een knop); 3) Neem de slang bij de afsluiter; 4) Test het blustoestel door kortstondig de afsluiter in te drukken; 5) Knijp de afsluiter op het einde van de slang in; 6) Blijf op een afstand van 1,5 tot 2 meter van de vuurhaard; 7) Richt de straal op de basis van de vlammen; 8) Blus met poeder altijd met de wind mee (poeder beperkt het zicht); 9) Controleer na het blussen of de brand goed uit is en loop achteruit terug. 10) Houd het blustoestel klaar voor het geval de vlammen weer opflakkeren; 11) Houd er rekening mee dat een blustoestel maar een zeer beperkte werkduur heeft.
8. Instructies voor het werken met kleine blusmiddelen
Studentenwereld De CO2 blusser De CO2 blusser of ook wel koolzuursneeuwblusser is ook een prima blusmiddel. Het grote voordeel is dat het blussen twee elementen wegneemt uit de zogenaamde branddriehoek. Ten eerste verdrijft de CO2 de zuurstof en ten tweede daalt de temperatuur naar –80 graden door het ontsnappen van het gas uit de fles. Hierdoor wordt de ontbrandingsmogelijkheid van het object weggenomen. Dit blusmiddel is door de afwezigheid van water prima in te zetten bij elektrische voorzieningen net als bij de poederblusser. Er dient wel opgemerkt te worden dat zoals reeds eerder gemeld de temperatuur behoorlijk laag kan worden dat men niet aan de spuitmond dient te komen. Dit om bevriezingsverschijnselen te voorkomen. Het is uiteraard ten strengste "verboden" om op personen (of dieren) te spuiten. Ook kan het gevaarlijk zijn daar het zuurstof verdringt en kan dus in een kleine ruimte gevaarlijk zijn voor mens en dier. HOE IS EEN CO2- BRANDBLUSSER TE GEBRUIKEN? 1) Verwijder de borgpen; 2) Knijp de afsluiter in; 3) Test het blustoestel door kortstondig de afsluiter in te drukken; 4) Blijf op een afstand van 1,5 tot 2 meter van de vuurhaard; 5) Richt de straal op de basis van de vlammen; 6) Let erop dat de CO2 uitstoot niet onderbroken wordt; 7) Gebruik het toestel bij voorkeur binnen; 8) Buiten vervliegt de blusstof snel; 9) Blust u in een kleine ruimte, verlaat deze dan na de blussing snel (koolzuursneeuw verlaagt de hoeveelheid aanwezige zuurstof); 10) Controleer na het blussen of de brand goed uit is en loop achteruit terug. 11) Houd het blustoestel klaar voor het geval de vlammen weer opflakkeren; 12) Houd er rekening mee dat een blustoestel maar een zeer beperkte werkduur heeft.
8. Instructies voor het werken met kleine blusmiddelen
Studentenwereld Het branddeken.
Een branddeken steekt opgevouwen in een ronde of rechthoekige houder die bij voorkeur een rode kleur heeft. De houder wordt aan de muur bevestigd. Branddekens zijn vervaardigd uit een onbrandbare stof en zijn in verschillende formaten verkrijgbaar. Van zodra u een branddeken over de brandende frituurketel of pan gooit, is er geen zuurstof meer en doven de vlammen. Laat de branddeken altijd een tijdje over de pan liggen. Als u de deken onmiddellijk wegneemt, kan een nieuwe zuurstoftoevoer het vuur weer doen oplaaien. U kunt het deken ook om iemand heen slaan wiens kleren in brand staan.
De meeste branddekens zijn ongeveer 1 meter lang en breed en hebben handgrepen die de handen beschermen. Tips bij het gebruik van een branddeken * Hang de houder met het branddeken in de keuken. * Hang hem op een gemakkelijk bereikbare plaats (zeker niet bij het fornuis) * Hang hem op een hoogte die afhankelijk is van je eigen grootte en van de afmetingen van het deken. * Er moet ook nog voldoende ruimte vrij zijn om het deken uit de houder te trekken zonder dat het ergens blijft achterhangen. * Houd het branddeken bij de hand bij een barbecue of fonduemaaltijd. * Vouw het deken zorgvuldig op alvorens het opnieuw op te bergen in zijn houder. * Volgens de Europese norm EN 1869 moet u het blusdeken weggooien en vervangen nadat u het hebt gebruikt voor het blussen van een brand. * In plaats van een branddeken kan u ook een vochtige, nietsynthetische dweil gebruiken. Hoe is een blustoestel werkelijk te leren gebruiken? Hierboven werd beschreven hoe men de verschillende draagbare brandblustoestellen dient te gebruiken. Door middel van blusoefeningen in een erkend opleidingscentrum kan men ervaring opdoen in verband met het blussen van kleine branden. De universiteit richt op regelmatige tijdstippen dergelijke opleidingen in voor zijn personeel.
9. Brandbestrijdingsborden
Studentenwereld Brandbestrijdingsborden Borden in verband met het brandbestrijdingsmaterieel hebben een rechthoekige of vierkante vorm met wit een pictogram op rode achtergrond (de rode kleur moet ten minste 50 % van het oppervlak van het bord beslaan).
Te volgen richting (wordt samen met één van de onderstaande borden gebruikt)
Blusapparaat
Brandslang
Ladder
Telefoon voor brandbestrijding
Branddeken
Verzamelpunt
10. Attesten
Studentenwereld
10. Attesten
Studentenwereld
10. Attesten
Studentenwereld