Bouwverordening betreffende beplanting
Bouwverordening betreffende beplanting Gemeenteraadsbesluit van 7 juli 1998 Goedgekeurd door de Vlaamse Minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening op 16 november 1998 Toepassingsgebied Deze bouwverordening geldt onverminderd de bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 20 oktober 1996. Ze is van toepassing op de hierna genoemde beplantingen die bijdragen tot de fraaiheid van de bouwwerken, de installaties en hun omgeving en van de wegen, hun toegangen en hun omgeving. Definities Voor de toepassing van deze bouwverordening gelden volgende definities: 1. Weg : elke openbare weg met inbegrip van de bevaarbare waterwegen en spoorwegen; 2. Toegang :de ruimte nodig voor de ontsluiting van een aan een weg aansluitend of achterliggend perceel en/of bouwwerken en/of installaties; 3. Omgeving : de ruimte gelegen binnen een straal van 500 meter uit de as van de weg of de toegang tot de weg of rond het gebouw en/of de installatie; 4. Gewestplan : een goedgekeurd plan van aan leg zoals bedoeld in de Wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw; 5. Beplanting : hoogstammige bomen, knotbomen, bomenrijen, houtkanten, hagen, heggen, struwelen of hakhout; 6. hoogstammige boom : een houtige begroeiing die van nature één of enkele stammen vormt en waarbij de dwarsdoorsnede van de stam aan de gronde minstens 0,1 meter bedraagt en waarvan het gebruikelijke onderhoud bestaat uit het eventueel periodiek inkorten, maar niet geheel wegnemen van takken om de vruchtafzetting of de groei van andere takken te bevorderen; 7. Knotboom : een houtige begroeiing die van nature één of enkele stammen vormt en waarbij de dwarsdoorsnede van de stam aan de grond minstens 0,1 meter bedraagt en waarvan het gebruikelijk onderhoud bestaat uit het periodiek afzetten van de staken onder een schuine hoek tot aan de stam; 8. Bomenrij : een begroeiing van minstens drie hoogstammige bomen of minstens drie knotbomen die meestal in een rechte lijn staan; 9. Houtkant : een lijnvormige strook houtige begroeiing en kruiden met als gebruikelijk onderhoud het periodiek afzetten van de staken tot aan de grond; 10. Houtwal : een lijnvormige strook houtige begroeiing die op een verhoogde berm staat; 11. Haag : een lijnvormige strook houtige begroeiing met compacte structuur met als gebruikelijk onderhoud het periodiek snoeien; 12. Heg : een lijnvormige strook houtige begroeiing met compacte structuur met als gebruikelijk onderhoud het laten uitgroeien of het zeer beperkt periodiek snoeien; Gemeenteraadsbesluit van 7 juli 1998
1
Bouwverordening betreffende beplanting
13. 14. 15.
16.
Struweel : een begroeiing met een gesloten laag van houtige beplanting en kruiden met als gebruikelijk onderhoud het laten uitgroeien; Hakhout : een begroeiing met houtige beplanting en kruiden met als gebruikelijk onderhoud het periodiek afzetten van de staken tot aan de grond; Verwijderen van beplanting : vellen, rooien of eraan gelijkgesteld: schade toebrengen, verminken of vernietigen door onder meer ringen, ontschorsen, verschroeien, scheikundig bewerken, inkerven, benagelen, uitgraven; het bevestigen van afsluitingen aan beplantingen rond weiden of akkers geldt niet als het verwijderen van beplanting; Hogere wetgeving : de volgende wetgeving en haar wijzigingen of aanvullingen : het Veldwetboek van 7 oktober 1856; de Wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedenbouw; de Wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen; de Wet van 20 juli 1970 op de ruilverkaveling uit kracht van wet; het Decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten; de Pachtwet van 7 november 1988; het Decreet houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij van 21 december 1988, meer bepaald hoofdstuk 2, artikel 6 §2; het Bosdecreet van 13 juni 1990; het Decreet van 16 april 1996 houdende de bescherming van landschappen; het Decreet van 16 april 1996 betreffende de waterkeringen; het Besluit van 16 april 1996 tot instelling van een vergunningsplicht voor de wijziging van vegetatie en van lijn- en puntvormige elementen; het Decreet van 26 juli 1996 houdende de ruimtelijke planning; het Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; de wetgeving die de overheid verder nog zal uitvaardigen.
Verwijderen van beplanting / vervangingsplicht 1.
Onverminderd de toepassing van §2 van dit artikel is er in de gebieden die op het Gewestplan zijn aangeduid al: natuurgebied ; valleigebied ; parkgebied ; landschappelijk waardevol agrarisch gebied ; agrarisch gebied ; ontginningsgebied met nabestemming groengebied ; ontginningsgebied met nabestemming landbouw ; bosgebied, in de gebieden die niet bebost zijn ; in voorkomend geval agrarisch gebied met ecologische waarde of agrarisch gebied met bijzondere waarde ; natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat. een vergunning van het College van Burgemeester en Schepenen vereist voor: het verwijderen van beplanting; het kappen of rooien van bomen welke aan de grond een stamomtrek hebben van ten minste 30 cm ongeacht of ze alleen staan, dan wel behoren tot een rij of groep geheel of gedeeltelijk rooien of definitief verwijderen van houtkanten, houtwallen, hagen, struwelen, al dan niet bestemd voor houtproductie en bij de periodieke
Gemeenteraadsbesluit van 7 juli 1998
2
Bouwverordening betreffende beplanting
onderhoudskap of exploitatie meer dan 50 % van de houtige vegetatie ineens kappen; 2.
onverminderd de toepassing van de hogere wetgeving en tenzij waar plannen van aanleg, verkavelingsvergunningen, bouwvergunningen en milieuvergunningen dit anders stellen, is er geen vergunning volgens deze verordening vereist voor: het gebruikelijke onderhoud van beplanting; het verwijderen van beplanting op kadastrale percelen met vergunde gebouwen tenzij de beplanting een voorwaarde van de bouwvergunning was. Deze vrijstelling van vergunningsaanvraag geldt niet voor percelen met constructies zoals serres, stallen, weekendhuizen, chalets en caravans; het verwijderen van beplanting in de gebieden die op het Gewestplan zijn aangeduid als woongebied, als woongebied met landelijk karakter of als woonuitbreidingsgebied.
3.
Om het oorspronkelijke uitzicht van het landschap te herstellen dient de eigenaar in de in §1 van dit artikel bedoelde gebieden dode of verwijderde beplanting binnen het jaar te vervangen. Voor deze vervanging komen bij voorkeur de soorten vermeld in bijlage 1 bij deze verordening in aanmerking.
4.
Als de eigenaar binnen het jaar niet aan de in §3 van dit artikel bedoelde vervangingsplicht heeft voldaan, mag de gemeente of een door de gemeente aangestelde derde voor rekening van de eigenaar overgaan tot vervanging van de verwijderde beplanting.
Aanbrengen van beplanting 1. Onverminderd de toepassing van §2 van dit artikel is er in de gebieden die op het Gewestplan zijn aangeduid als: natuurgebied; valleigebied; parkgebied ; landschappelijk waardevol agrarisch gebied; agrarisch gebied; ontginningsgebied met nabestemming groengebied; ontginningsgebied met nabestemming landbouw; bosgebied, in de gebieden die niet bebost zijn; in voorkomend geval agrarisch gebied met ecologische waarde of agrarisch gebied met bijzondere waarde; natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat; Een vergunning van het College van Burgemeester en Schepenen is vereist voor: het aanbrengen van beplanting; het aanplanten of heraanplanten van naaldhout in natuurgebieden, reservaatsgebieden, bosgebieden (landschappelijk en ecologisch waardevolle) agrarische gebieden en recreatiegebieden; 2. Onverminderd de toepassing van de hogere wetgeving en tenzij waar plannen van aanleg, verkavelingsvergunningen, bouwvergunningen en milieuvergunningen dit anders stellen, is er geen vergunning volgens deze verordening vereist voor: het aanbrengen van beplanting op kadastrale percelen met vergunde Gemeenteraadsbesluit van 7 juli 1998
3
Bouwverordening betreffende beplanting
gebouwen. Deze vrijstelling van vergunningsaanvraag geld ook voor percelen met constructies zoals serres en stallen. het aanbrengen van beplanting in de gebieden die op het Gewestplan zijn aangeduid als woongebied, woongebied met landelijk karakter of als woonuitbreidingsgebied. 3. Onverminderd de toepassing van de hogere wetgeving, doet de in §2 van dit artikel bedoelde vergunningsplicht geen afbreuk aan de wettelijke exploitatievrijheid van landbouwers. Vallen niet onder de bepalingen van deze verordening 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
8.
9. 10.
11.
Boomkwekerijen; Laagstamboomgaarden; Bossen waarop het bosdecreet van 13 juni 1990 van toepassing is; Gebieden waarvoor een beheersplan werd goedgekeurd in uitvoering van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 21 oktober 1997; Landschappen of monumenten beschermd in uitvoering van hetzij de wet van 7 augustus 1931 op het behoud van monumenten en landschappen, hetzij het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten; Gebieden waarvoor het college van burgemeester en schepenen een beheersplan, dat de beplanting regelt, heeft goedgekeurd na gunstig advies van de Afdeling Milieu van AMINAL van de Vlaamse gemeenschap; Gebieden waarvoor een landschapsplan werd opgemaakt in uitvoering van de wet van 2 augustus 1978, voor de periode begrepen tussen de instelling van het ruilverkavelingscomité en het verlijden van de aanvullende ruilverkavelingsakte, en voor zover conform met het goedgekeurd landschapsplan of andere beslissingen van het ruilverkavelingscomité en mits het landschapsplan werd meegedeeld aan de gemeente; Gebieden waarvoor een landinrichtingsplan werd goedgekeurd in toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 1990, houdende de nadere regelen betreffende de landinrichting voor de periode tussen de goedkeuring en de beëindiging van het landinrichtingsplan en voor zover conform met het goedgekeurde landinrichtingsplan; Werken en handelingen waarvoor een bouwvergunning werd afgeleverd in uitvoering van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996; Werken en handelingen waarvoor een vergunning werd afgeleverd door de bevoegde overheid in het kader van het Besluit van de Vlaamse Regering van 4 december 1991 tot instelling van een vergunningsplicht voor de wijziging van vegetatie en van lijn- en puntvormige elementen; Aanplantingen van bossen waarvoor, in het kader van artikel 35bis van het veldwetboek, reeds een vergunning werd verkregen.
Procedure voor de vergunningen 1. Bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag vraagt het College van Burgemeester en Schepenen het advies van de Gemeentelijke milieudienst. 2. Bij de beoordeling van de vergunningsaanvraag houdt het College van Burgemeester en Schepenen rekening met de landschappelijke en ecologische maatstaven, zoals die Gemeenteraadsbesluit van 7 juli 1998
4
Bouwverordening betreffende beplanting
ook zijn vastgelegd in het Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan Nevele. 3. De vergunning bekomen volgens deze verordening kan bijzondere bepalingen over de aan te brengen beplanting omvatten. Die bijzondere bepalingen kunnen onder meer slaan op de soort, de hoeveelheid, de kwaliteit en de diameter van het plantmateriaal en op de manier en het tijdstip van aanplanten. Inbreuken De inbreuken op deze bouwverordening worden bestraft zoals bepaald in de artikelen 64 en volgende van de Wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw.
Gemeenteraadsbesluit van 7 juli 1998
5
Bouwverordening betreffende beplanting
Soortenlijst beplantingen
Acer campestre (Veldesdoorn) Alnus glutinosa (Zwarte els) Alnus incana (Grauwe els) Betula pendula (Ruwe berk) Betula pubescens (Zachte berk) Carpinus betulus (Haagbeuk) Castanea sativa (Tamme kastanje) Corylus avellana (Hazelaar) Crataegus monogyna (Eénstijlige meidoorn) Cytisus scoparius (Brem) Euonymus europaeus (Kardinaalsmuts) Fagus sylvatica (Beuk) Fraxinus excelsior (Gewone es) Hedera helix (Klimop) Ilex aquifolium (Hulst) Juglans regia (Okkernoot) Ligustrum vulgare ( Gewone liguster) Lonicera periclymenum (Wilde kamperfoelie) Populus alba (Witte abeel) Populus canescens (Grauwe abeel) Populus tremula (Ratelpopulier) Prunus avium (Zoete kers) Prunus spinosa (Sleedoorn) Quercus petraea (Wintereik) Quercus robur (Zomereik) Rhamnus catharticus (Wegedoorn) Rhamnus frangula (Sporkehout) Rosa canina (Hondsroos) Rosa rubiginosa (Egelantier) Rubus, sectie Rubus (cfr Rubus fruticosus) (Braam) Salix alba (Schietwilg) Salix aurita (Geoorde wilg) Salix caprea (Waterwilg) Salix cinerea (Grauwe wilg) Salix fragilis (Kraakwilg) Salix viminalis (Katwilg)
Sambucus nigra (Gewone vlier) Sorbus aucuparia (Lijsterbes) Tilia cordata (Kleinbladige linde) Tilia platyphyllos subsp. cordifolia (Grootbladige linde) Ulmus minor complex (Gewone iep) Viburnum lantana (Wollige sneeuwbal) Viburnum opulus (Gelderse roos)
Gemeenteraadsbesluit van 7 juli 1998
6