Blok H2.1 THIN3 Foto excursie
Beroepsproduct:
Oriëntatie rapport
Groep:
WH29B2
Periode:
Blok H2.1
Ingeleverd op:
Vrijdag 9 maart 2012 Luuk de Jong(10071482), Tomas Lenssen(10026347), Pieter de Lange(10044833), Jeroen Koeleman(10027505),
Projectleden
Maurits de Koning(10005021), Edwin van der Mijl(10041214), Maik Klijberg(10066543), Samuel Liem(09048790), Stefan Immerzeel(10056025)
Ingeleverd door:
Samuel Liem (09048790)
Tutor:
Dhr. T.A.P. Schyff
Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................... 4 Figuren lijst .............................................................................................................................................. 5 Tabellen lijst ............................................................................................................................................ 6 Hoofdstuk 1: Kaasmaken ......................................................................................................................... 7 1.1 Benodigde ingrediënten voor het maken van kaas....................................................................... 7 1.1.1 Jongekaas ............................................................................................................................... 7 1.1.2 Smeerkaas .............................................................................................................................. 7 1.2 Het proces van het maken van kaas .............................................................................................. 7 1.2.1 Kaas ........................................................................................................................................ 8 1.2.2 Smeerkaas .............................................................................................................................. 9 Hoofdstuk 2: Installatie ......................................................................................................................... 10 2.1 Flowchart Kaasmaak installatie ................................................................................................... 10 2.2 Functie en taak van machines ..................................................................................................... 11 2.2.1 Pasteur.................................................................................................................................. 11 2.2.2 Melk opslag tanks ................................................................................................................. 11 2.2.3 Wrongelbereider .................................................................................................................. 12 2.2.4 Draineerbak .......................................................................................................................... 13 2.2.5 Wei opslag ............................................................................................................................ 13 2.2.6 Kaasvormen .......................................................................................................................... 14 2.2.7 Kaaspers ............................................................................................................................... 14 2.2.8 Pekel bad .............................................................................................................................. 15 2.2.9 Plastificeer machine ............................................................................................................. 15 2.2.10 Plastic verwijderaar ........................................................................................................... 16 2.2.11 Smelt bad ........................................................................................................................... 16 2.2.12 vul en verpakkingsmachine ............................................................................................... 16 Hoofdstuk 3: Wetten en regelgeving .................................................................................................... 17 3.1 Hygiëne vereisten voor voedsel verwerkingsmachine ................................................................ 17 3.1.1 NEN-1672- Hygiëne vereisten ............................................................................................. 17 3.2 NEN-EN-ISO 14159 (EN) – Veiligheid ....................................................................................... 19 3.3 Richtlijn 98 37 EG..................................................................................................................... 21 3.4 Machinerichtlijnen Praktische Toepassing .............................................................................. 22 3.3.1 Richtlijn gastoestellen (90/396/EEG).................................................................................... 25 3.3.2 Richtlijn explosieveilig materieel (94/9/EG) ......................................................................... 25 2
3.3.3 Richtlijn medische hulpmiddelen (93/42/EEG) .................................................................... 26 Richtlijn persoonlijke beschermingsmiddelen (89/686/EEG)........................................................ 27 Hoofdstuk 4: Systeemgrenzen .............................................................................................................. 31 4.1 projectgrenzen ............................................................................................................................ 31 4.2 randvoorwaarden ........................................................................................................................ 32 Literatuurlijst en links ............................................................................................................................ 33 BIJLAGE I – PLAN VAN A ANPAK .................................................................................................................. 34
BIJLAGE I - Plan van Aanpak
3
Inleiding Het “Oriëntatie rapport” gaat over het krijgen van inzicht over het productie proces van een kaasfabriek. Alsmede het vooraf gaande onderzoek is het doel het inzicht krijgen in het verwerking/ productie proces van een kaasfabriek . Het onderzoek is in het rapport verwerkt. Het rapport bevat informatie ter voorbereiding op het ontwerpen van een machine in een kaas productielijn. Het rapport strekt zich over het gehele kaasproductielijn uit. Het onderzoek heeft van te voren een systeemgrens aangelegd en daarmee ook een flowchart gemaakt deze komt aanbod. Onderdelen als de ingrediënten van kaas, mogelijke benodigde machines, wetten en regelgeving (Hygiëne) komen ook aanbod. Het Oriëntatie rapport is een deel rapport van het eindrapport THIN3.
4
Figuren lijst 1.2.1 1.2.2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 3.1 3.2
Het kaasproductie proces Het smeerkaasproductie proces Flowchart kaas maak installatie Doorstroom pasteur Een voorbeeld van een wrongel bereider Een voorbeeld van een dreineerbak Voorbeelden van kaasvormen Voorbeeld van een kaaspers Voorbeeld van een pekelbad Example of tool for the risk estimation - Risk ranking Schematic risk assessment procedure
Pagina 8 9 10 11 12 13 14 15 15 17 20
5
Tabellen lijst 1.1.1 1.1.2 3.2.1
Ingrediënten en kwantiteiten recepten kaas Ingrediënten en kwantiteiten recept smeerkaas Categorization of machinery and associated equipment for intended use Hygiene level Description
Pagina 8 8 28
6
Hoofdstuk 1: Kaasmaken Er wordt 50.000kg aan kaas geproduceerd waarvan 2/5 jong belegen, 1/5 belegen en 2/5 smeerkaas is. Dit houd in dat er op jaarbasis 20.000kg jong belegen, 10.000kg belegen en 20.000kg smeerkaas geproduceerd moet worden. De smeerkaas wordt weer gelijk verdeeld over kuipjes van 100g en 200g. Dit houd in dat er 10.000kg in kuipjes van 100g, en 10.000kg in kuipjes van 200g gemaakt moet worden.
1.1 Benodigde ingrediënten voor het maken van kaas 1.1.1 Jongekaas Bij totale hoeveelheid van de ingrediënten wordt rekening gehouden met het feit dat de productie van jong belegen, en belegen kaas even veel ingrediënten nodig heeft. Echter is voor de productie van de smeerkaas ook kaas nodig, wat betekend dat de totale productie van 50.000kg in kaas gemaakt moet worden voordat er een deel omgezet kan worden naar smeerkaas. De totale hoeveelheid van de ingrediënten is dus voor de productie van 50.000kg kaas. (Tabel 1.1.1) Ingrediënten en kwantiteiten recept kaas Naam: kg/l per kg kaas:
Totaal kg/L:
1 2 3 4 5
500.000 Liter 800 Liter ? ? 125L
Koemelk Zuursel Nitraat Kleurstof Stremsel
10 Liter 16ml ? ? 2,5ml
Verder is er nog een pekel bad nodig waarin de kazen meerdere dagen kunnen zouten. Het volume van dit bad is afhankelijk van het aantal kazen dat tegelijk aanwezig moet kunnen zijn, en het volume van elke kaas apart. Voor het plastificeren is voldoende kunststofnodig om de oppervlakte van de kazen van een voldoende dikte te voorzien.
1.1.2 Smeerkaas De smeerkaas heeft uiteraard even veel kaas nodig als dat er smeerkaas gevraagd wordt. Voor 20.000kg smeerkaas is dus ook 20.000kg aan kaas nodig. Verder is er ook smeltzout nodig. (Tabel 1.1.2) Ingrediënten en kwantiteiten recept smeerkaas Naam: kg/L per kg smeerkaas:
Totaal kg/L:
1 2
20.000kg ?
Kaas Smeltzout toevoegen (trinatriumfosfaat (E339) of polyfosfaten (E452))
1 kg ?
1.2 Het proces van het maken van kaas Het maken van kaas loopt via een vast proces dat pas varieert bij de laatste stap: het rijpen. Voor het maken van Jong belegen, en belegen kaas zijn dus dezelfde stappen nodig. Het verschil is te vinden in het rijpingsproces en gaat enkel over het aantal weken dat dit proces duurt. Het schema in figuur 1.2.1 geldt dus voor zowel jong belegen, als belegen kaas. 7
1.2.1 Kaas (Figuur 1.2.1) Het kaasproductie proces Pasteuriseren Levering koemelk
Opslag
Opslag Opslag
Opslag
Verwarming (72°C) Snel afkoelen
Wei aftappen
Lekbakken [3 uur]
Wei aftappen
Samenpersen en verzamelen Wrongel
Scheiden door rotatiemessen
Stremsel toevoegen [25ml / 100l] [Chymosine]
kleurstoffen toevoegen [ / ] [caroteen of anatto]
Nitraat toevoegen [ / ]
Zuursel toevoegen [40ml / 250l]
Wrongelbereider Op stremseltemperatuur brengen van 30°C
Indikken
Verkoop Opslag
Kunststof
Deksels aanbrengen en in vorm persen [1/ 1½ uur]
Kaasbakken
Rijkskaasmerk toebrengen
waterbad
Pekelbad [1 uur / kg]
Plastificeren
Opslag en rijpen 12 - 15°C hoge luchtvochtigheid 2 weken per levering Regelmatig draaien
8
Verkoop
Inpakken voor distributie
1.2.2 Smeerkaas Voor het produceren van smeerkaas is eerst kaas nodig. (Figuur 1.2.2) Het smeerkaasproductie proces Vloeibare smeerkaas
Ontplastificeren
Smeltbad
Kunststof
Kaas
Smeltzout toevoegen (trinatriumfosfaat (E339) of polyfosfaten (E452))
“Spuitgieten in bakjes”
Lopende band kuipjes
Inpakken voor distributie
Verkoop
Deksel plaatsen
Afsluiten
Aanvoer Kuipjes
9
Hoofdstuk 2: Installatie Voor het produceren van kaas is er een behoorlijke installatie nodig. In dit hoofdstuk wordt er beschreven hoe de kaasmaak installatie eruit ziet en wat de functie en taak van de diverse onderdelen zijn. Eerst wordt er in een flowchart een schematische weergave van de installatie gegeven. In deze flowchart wordt er per onderdeel van de installatie weergegeven wat er in gaat en wat eruit komt. Verderop in het hoofdstuk wordt er per onderdeel van de installatie weergegeven wat de functie en taken van de onderdelen zijn.
2.1 Flowchart Kaasmaak installatie Rauwe melk
Rauwe melk
Gepasteuriseerde melk
Pasteuriseer installatie
koppelpunt
Opslag
Gepasteuriseerde melk
Wrongelbereider
Afvoer
Dampcompressor
Wei
Stempel
Deksel pers
Kaasbakken
Pers
Droogrek
Wrongel
Stremsel Nitraat zuursel
Opslagtank
Waterbad
Pers
koppelpunt
Lekbakken Wei
Pre kaas
Pre kaas Geplastificeerde gerijpte kaas
Geplastificeerde kaas
Tijdelijke opslag
Opslagtank
Deksel pers
Pekelbad Kaas
Plastificeer apparaat
Droogrek
Opslag voor rijpen
Inpakken
Opslag voor distributie
Kaas
Voorraad kunststof Gesmolten gerijpte kaas
Spuitgietmachine
Kuipjes
Geplastificeerde gerijpte kaas
Kaas in Vormbakken
Afvoer
Klimaat installatie Gerijpte kaas
Smelt bad
Ontplastificeer apparaat
Kuipjes
Opslag kuipjes Figuur 2.1 flowchart kaas maak installatie
Aanvoer
Lopende band Verpakkingsapparaat Kuipjes met smeerkaas
Verpakte kuipjes met smeerkaas
Inpakken
Opslag voor distributie 10
2.2 Functie en taak van machines Nu er bekend is welke onderdelen er in de installatie aanwezig zijn kan er verder ingegaan worden op de functie en taak van de onderdelen. In deze paragraaf wordt per onderdeel eerst een omschrijving gegeven en daarna wordt de functie en taak van het onderdeel omschreven.
2.2.1 Pasteur De pasteur zorgt ervoor dat de melk langer houdbaar wordt. Rauwe melk is zo’n 24 uur houdbaar en na pasteurisatie is de melk ongeveer 7 dagen houdbaar. De installatie behandeld de melk volgens een bepaald proces waarbij de melk 15 tot 20 seconden verwarmt wordt tot 72 graden C en daarna snel wordt afgekoeld tot 4 graden. Functie De functie van de pasteuriseer installatie is het langer houdbaar maken van de melk. Taak De installatie maakt de melk langer houdbaar door het voor 15 tot 20 seconden te verwarmen tot 72 graden C en het daarna snel af te koelen tot 4 graden C. Figuur 2.2 Doorstroom pasteur
2.2.2 Melk opslag tanks In de installatie zijn 3 opslagtanks opgenomen die ieder genoeg melk bevatten voor de productie van één dag. Niet alle tanks zijn altijd gevuld met melk. Eén bevat de melk die in de morgen is aangeleverd. Een ander bevat de melk van 1 dag oud en de laatste die is leeg zodat deze schoongemaakt kan worden. Op deze manier is er een buffer aanwezig zodat de fabriek niet gelijk stil licht als er één dag geen melk geleverd wordt. Het nadeel is wel dat de melk die gebruikt wordt altijd minimaal 1 dag oud is. Functie De functie van de melk opslag tanks is het opslaan en het koel bewaren van de melk. Taak De tanks kunnen de melk opslaan doordat deze vloeistof dicht zijn. Het koel bewaren kan doordat de tanks een koelelement met thermostaat bevatten waarmee de temperatuur van de melk geregeld kan worden.
11
2.2.3 Wrongelbereider De wrongelbereider is een van de belangrijkste onderdelen van de installatie. De wrongelbereider bestaat uit twee hoofdcomponenten. De tobbe, over het algemeen een ronde dubbelwandige bak met daaraan gemonteerd het roermechanisme. De bak is voor het zuuringsproces af te sluiten met een deksel. Door de dubbele wand wordt warm water gepompt waardoor de melk opgewarmd kan worden tot de juiste temperatuur die voor bepaalde stappen in het proces nodig zijn. Het roermechanisme bestaat uit een arm waaraan de messen zijn gemonteerd. De messen worden over het algemeen aangedreven door een elektromotor. De messen hebben 2 functies: Het snijden van de wrongel. Dat gebeurt met de scherpe kant van de messen. En het roeren/wassen van de wrongel.
Figuur 2.3 Een voorbeeld van een wrongel bereider
Functie van de tobbe De functie van de tobbe is het vasthouden en op temperatuur brengen/houden van de melk Taken van de tobbe De tobbe houdt de melk vast door vloeistof dicht te zijn. Het op temperatuur brengen/houden van de melk gebeurt door het pompen van warm water door de dubbele wand. De temperatuur wordt ingesteld met een thermostaat. Functie van het roermechanisme De functie van het roermechanisme is het snijden en wassen van de wrongel Taken van het roermechanisme Het snijden van de wrongel gebeurt door de messen met de scherpe kant naar voren te laten draaien. Het wassen van de wrongel gebeurt door de messen met de botte kant naar voren te laten draaien.
12
2.2.4 Draineerbak Als de wrongel uit de wrongelbereider komt dan bevat deze nog wei. Om het laatste beetje wei uit de wrongel te verwijderen wordt een draineerbak gebruikt. Er bestaan diverse vormen van draineer bakken. Van handmatige tot geautomatiseerde systemen, maar allen werken ze volgens hetzelfde principe. De wrongel wordt in de draineerbak gepompt. Vervolgens wordt de wrongel door verplaatsbare zeven naar een kant van de bak geperst. Hierdoor verdwijnt er al een groot deel van de wei. Vervolgens wordt er nog van bovenaf op de wrongel geperst om de laatste beetjes wei uit de wrongel te verwijderen. Als de voorgaande stappen afgerond zijn kan de wrongel gesneden worden en in de kaasbakken gedaan worden. Functie De draineerbak moet het laatste beetje wei uit de wrongel verwijderen. Figuur 2.4 Een voorbeeld van een draineerbak
Taak De draineerbak verwijderd de laatste beetjes wei uit de wrongel door de wrongel samen te persen tussen een aantal zeven.
2.2.5 Wei opslag In de installatie is een opslag tank voor de wei opgenomen zodat de wei opgespaard kan worden totdat deze opgehaald wordt. Deze tank kan ongeveer 10.000 liter wei bevatten. Aan het eind van iedere week wordt de wei opgehaald. Wei kan gebruikt worden als ingrediënten voor bijvoorbeeld frisdranken en medicijnen. Functie De functie van de wei opslag tank is het opslaan en het koel bewaren van de wei. Taak De tank kan de wei opslaan doordat deze vloeistof dicht is. Het koel bewaren kan doordat de tank een koelelement met thermostaat bevat waarmee de temperatuur van de wei geregeld kan worden.
13
2.2.6 Kaasvormen De kaasvormen zorgen er voor dat de kaas in een bepaalde vorm kan worden geperst. Ook kan het laatste beetje wei uit de wrongel geperst worden omdat er gaatjes in de onderkant van de mal zitten. Functie De functie van de kaasvorm is het vorm geven aan de kaas en het mogelijk maken van het afvoeren van het laatste beetje wei Figuur 2.5 Voorbeelden van kaasvormen
Taak De kaasvorm brengt de kaas in vorm door een bepaalde vorm te behouden. Het afvoeren van de wei gebeurt door gaatjes in de bodem van de vorm.
2.2.7 Kaaspers Zodra de wrongel in de kaasvormen gedaan is wordt de kaasvorm gesloten wordt deze voor 1 a 1,5 uur onder de pers geplaatst. Deze tijd is afhankelijk van het gewicht en de soort van de kaas. Tijdens het persen wordt de wrongel zoveel mogelijk tot een homogene massa geperst waarbij ook het laatste wei uit de wrongel geperst wordt. Door het persen begint zich ook een korst te vormen. Functie De functie van de kaaspers is het samenpersen van de wrongel zodat er een homogene massa ontstaat. Taak Door een druk op de kaas uit te oefenen die een aantal maal groter is dan het gewicht van de kaas zelf.
Figuur 2.6 Voorbeeld van een kaaspers
14
2.2.8 Pekel bad Het pekel bad is een bad waarin een pekeloplossing zit. Deze oplossing bevat 20% zout per liter water. Dit komt overeen met 20 graden Baumé. Door de kazen in het pekel bad onder te dompellen krijgen de kazen meer smaak en een hardere korst. Er zijn 2 mogelijkheden voor het pekelen. Bij het ene proces drijven de kazen in grote ondiepe bassins en moeten de kazen halverwege de “pekeltijd” omgedraaid worden. En bij het andere proces, diep pekelen genaamd, worden de kazen in een rek gestapeld en met rek en al in een diep bad onder gedompeld. Functie pekel bad De functie van het pekel bad is het vast houden van de pekeloplossing. Taak pekel bad Door vloeistof dicht te zijn kan het bad de pekel vasthouden Functie rek De functie van het rek is het vast houden van meerdere kazen zodat deze niet verschuiven of gaan drijven tijdens het pekel proces.
Figuur 2.7 Voorbeeld van een pekel bad
Taak Het rek voorkomt dat de kazen gaan schuiven of drijven door deze in te klemmen. Het gewicht van het rek zorgt dat het geheel niet boven komt drijven.
2.2.9 Plastificeer machine De plastificeermachine brengt een dunne, in water oplosbare, coating aan op de kaas zodat de korst van de kaas beschermd is tegen schimmels. De coating is poreus waardoor de kaas nog wel kan blijven “ademen” Functie De functie van de plastificeermachine is het aanbrengen van een coating op de kazen. Taak Het aanbrengen van het laagje kan op verschillende manieren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan spuiten, kwasten en onder dompellen.
15
2.2.10 Plastic verwijderaar Voor het maken van smeerkaas dient de beschermende coating weer van de kaas verwijderd te worden. Functie De plastic verwijderaar dient de coating van de kaas af te halen Taak Het verwijderen van de coating kan op verschillende manieren. Denk hierbij aan het oplossen van de coating in water, De coating eraf snijden en het eraf borstelen van de coating.
2.2.11 Smelt bad In het smelt bad wordt de kaas gesmolten en worden er diverse ingrediënten aan toegevoegd om de smaak aan te passen en de kaas smeerbaar te houden. Het smeltbad bevat ook een roer werk om de gesmolten kaas en andere ingrediënten van de smeerkaas met elkaar te mengen. Functie van het smelt bad De functie van het smelt bad is het vasthouden en smelten van de kaas Taken van het smelt bad Het smelt bad houdt het kaasmengsel vast door vloeistof dicht te zijn. Het op temperatuur brengen/houden van de kaas gebeurt bijvoorbeeld door het pompen van warm water door de dubbele wand. De temperatuur wordt ingesteld met een thermostaat. Functie van het roerwerk Het roerwerk zorgt ervoor dat de diverse ingrediënten met elkaar gemengd worden Taken van het roerwerk Door spatels door de ingrediënten te roeren worden de diverse ingrediënten gemengd tot een homogene massa.
2.2.12 vul en verpakkingsmachine De vul en verpakkingsmachine voert de lege kuipjes aan, spuit de juiste hoeveelheid kaas in de kuipjes, dekt de kuipjes af met folie en plaats vervolgens een dekseltje op de kuipjes. Functie De vul en verpakkingsmachine vult de kuipjes met smeerkaas en dekt deze vervolgens af met zilverfolie en een dekseltje Taak De taak van de vul en verpakkingsmachine kan op meerdere manieren uitgevoerd worden en is daardoor niet eenvoudig te omschrijven.
16
Hoofdstuk 3: Wetten en regelgeving 3.1 Hygiëne vereisten voor voedsel verwerkingsmachine In de normen worden de hygiëne vereisten gedefinieerd voor voedsel verwerkingsmachines. De normen worden hieronder kort samengevat en speciale aandachtspunten worden toegelicht. Onderdelen die van toepassing zijn op de groep b2 zijn eruit gehaald. Deze delen van de NEN zijn in het Engels omschreven. De volle versie van de normen kan worden gevonden via de bronnenlijst.
3.1.1 NEN-1672- Hygiëne vereisten NEN-1672 [N1] Volgens punt 5.1.2 is het belangrijk te weten wat de limieten zijn van de machine. Aspecten als de LCC, het juist gebruiken van de machine als wanneer er een fout kan optreden, het verwachtte niveau van de bediener en wat voor soort bediener in leeftijd, gender en dominante hand. De buitenkant van de machine moet van een materiaal zijn dat niet roest, smaak afgeeft en niet giftig is. Punt 5.2 gaat in op algemene vereisten van het oppervlakte en voedsel omgeving. In het ontwerpen moet goed gekeken worden dat het machine goed schoongemaakt kan worden punt 5.3 zal daarop ingaan. In hoofdstuk 6 is een tabel waarin allerlei aspecten instaan. Deze tabel verwijst naar de punten per aspect in de norm.
18
3.2 NEN-EN-ISO 14159 (EN) – Veiligheid In de “NEN-EN-ISO 14159 (EN)” [N2] norm speelt veiligheid een grote rol. Veiligheid wordt hier gebruikt als preventieve maatregelen tegen schadelijke stoffen die kunnen ontstaan in het gebruik van de machine. Hierin worden de hygiëne vereisten gedefinieerd voor het ontwerpen van een voedsel verwerkings machines. Hoofdstuk 5 beschrijft de vereisten en maatregelen. Paragraaf 5.1.3 geeft een aantal punten of elementen aan over risico’s. Voorbeelden zoals wordt de machine gebruikt voor één product of over een brede scala van producten, is de machine voor bewerken van de product of is het voor aan het eind van de proces. Paragraaf 5.2 gaat nader op in het hygiënisch ontwerpen. Bepaalde metalen en niet-metalen worden met eisen beschreven, vooral het in aanraking komen met de materiaal. Er moet goed worden opgelet voor dode ruimtes, soorten verbindingen, coating , interne hoeken en groeven. In hoofdstuk 6 wordt hygiëne niveau gedefinieerd per niveau. De 5 niveaus zullen een waarde geven aan de kwaliteit van product.
Categorization of machinery and associated equipment for intended use Hygiene level Description Hygiene level
Description
1
Machinery which, following a hygiene risk assessment, needs only to partially conform with the requirements of this International Standard to meet the identified risk(s) and to produce a safe product.
2
Machinery which, following a hygiene risk assessment, conforms with the requirements of this International Standard, but requires planned disassembly for cleaning.
3
Machinery which, following a hygiene risk assessment, conforms fully with this International Standard and can be cleaned without disassembly.
4
Machinery which, following a hygiene risk assessment, conforms fully with this International Standard and has been designed for a specified heat, chemical or physical treatment to free the machinery from relevant micro-organisms.
5
Machinery which, following a hygiene risk assessment, conforms fully with this International Standard, will prevent microbial ingress and has been designed for a specified heat, chemical or physical treatment to free the equipment from elevant micro-organisms.
Tabel 3.2.1 - Categorization of machinery and associated equipment for intended use Hygiene level Description
19
Figuur 3.2 – Schematic risk assessment procedure 20
3.3 Richtlijn 98 37 EG In de “Richtlijn 98 37 EG”[N3] staan fundamentele richtlijnen van het ontwerpen van de bouw van machine. Gezondheid –en veiligheidseisen staan voorop en worden hierin vernoemd. Delen die van toepassing zijn voor de groep b2 worden onder samengevat. Even lezen OPMERKINGEN VOORAF 1. De verplichtingen vervat in de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen zijn alleen van toepassing indien het desbetreffende gevaar bij de betrokken machine aanwezig is wanneer deze op de door de fabrikant bedoelde wijze wordt gebruikt. De eisen van de punten 1.1.2, 1.7.3 en 1.7.4 zijn in elk geval van toepassing op alle onder de richtlijn vallende machines. 2. De in de richtlijn vermelde fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen zijn dwingend. Gezien de stand van de techniek is het evenwel mogelijk dat de gestelde doelen niet kunnen worden bereikt. In dat geval moeten deze doelen bij ontwerp en bouw van de machine zoveel mogelijk worden nagestreefd. 3. De fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen zijn gegroepeerd naar de risico's waartegen zij gericht zijn. De machines hebben een reeks risico's die in verscheidene hoofdstukken van deze bijlage kunnen worden genoemd. De fabrikant heeft de plicht een risicoanalyse te verrichten om na te gaan welke risico's voor zijn machine gelden; bij het ontwerp en de constructie van de machine moet hij vervolgens rekening houden met zijn analyse. 1. FUNDAMENTELE VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSEISEN Verder in de norm wordt een tal van algemene richtlijnen gegeven. Deze norm gaat vooral om het algemene machinebouw. Onder veiligheid 1.1.1-… moet gedacht worden aan beveiliging, het hanteren ervan, alarmfuncties, stopinrichtingen etc. Gebruiksgemak maar ook het veilig kunnen bedienen van de machine is zeer belangrijk zie 1.2 voor bediening. In het ontwerpen moet al gekeken worden naar preventie maatregelen 1.3 er zal moeten worden gedacht aan gevaren voor vallende of wegschietende deeltjes, oppervlakken, scherpe kanten, hoeken, gevaren in verband met gecombineerde machines etc. In 1.4 wordt nog eens de eigenschappen van de schermen en beveiliging inrichtingen vastgesteld. Naast gevaren voor montagefouten 1.5.4 zijn er ook gevaren die machine op langer termijn kunnen aanrichten vanaf 1.5.6 worden ontploffingsgevaren, geluidsoverlast, trillingen, straling etc. Paragraaf 1.6 gaat over de onderhoud van de machine dit paragraaf is belangrijk.
21
3.4 Machinerichtlijnen Praktische Toepassing In het dictaat:” Machinerichtlijnen Praktische Toepassing”[N4] is informatie te vinden over de richtlijnen waar je rekening mee moet houden als een machinelijn ontworpen wordt. De delen die voor groep b2 van toepassing zijn, zijn eruit gehaald en worden hieronder samengevat. Dit dictaat gaat over de praktische toepassingen in een machinerichtlijn. Waarschuwingen of mogelijke gevolgen zoals hieronder worden goed toegelicht. Een wet kan niet zonder handhavingsbeleid. Het is verboden om een product op de markt te brengen of in bedrijf te nemen, tenzij conform de eis van betreffende richtlijn(en): • Dit voldoet aan de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen; • Een EG-verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) is afgegeven; • De CE-markering of andere in de richtlijn vermelde markering op de juiste wijze is aangebracht. Hieronder volgen nog meer nuttige richtlijnen maar die niet zozeer van toepassing op de het hygiënisch ontwerpen.
22
23
Richtlijnen die voor dit project van toepassing zijn, zijn: • Richtlijn gastoestellen (90/396/EEG) [N5] • Richtlijn explosieveilig materieel (94/9/EG) [N6] • Richtlijn bouwproducten (89/106/EEG) • Richtlijn ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten (2005/32/EG) • Richtlijn rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centraleverwarmingsketels (92/42/EEG) • Richtlijn medische hulpmiddelen (93/42/EEG) [N7] • Richtlijn persoonlijke beschermingsmiddelen (89/686/EEG) [N8] • Richtlijn drukapparatuur (97/23/EG) • Richtlijn drukvaten van eenvoudige vorm (87/404/EEG) • Richtlijn afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (2002/96/EG) De samenvatting van elke richtlijn bestaat uit: • volledige titel van de richtlijn; • eerdere uitgave; • werkingssfeer; • uitzonderingen; • voorbeelden;
24
3.3.1 Richtlijn gastoestellen (90/396/EEG) Volledige titel Richtlijn 90/396/EEG [N5] van de Raad van 29 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake gastoestellen, gewijzigd door Richtlijn 93/68/EEG, vastgesteld op 22 juli 1993 Werkingssfeer Onder een gastoestel wordt verstaan een gastoestel dat, indien van toepassing, een normale watertemperatuur heeft van maximaal 105°C en bestemd is voor koken, verwarmen, warmwaterproductie, koeling, verlichting of wassen. Eveneens: • ventilatorbranders en met dergelijke branders uitgeruste warmtegeneratoren; • beveiligings-, controle- en regelapparatuur en onderdelen die apart op de markt worden gebracht voor professioneel gebruik en die bedoeld zijn om in een gastoestel te worden ingebouwd of te worden samengebouwd tot gastoestel. Uitzonderingen Van de richtlijn zijn uitgezonderd: • gastoestellen die specifiek bestemd zijn voor toepassing in industriele processen in industriële bedrijven.
3.3.2 Richtlijn explosieveilig materieel (94/9/EG) Volledige titel Richtlijn 94/9/EG [N6] van het Europees parlement en de Raad van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen Uitzonderingen Van de richtlijn zijn uitgezonderd: • Medische hulpmiddelen bedoeld voor gebruik op medisch gebied; • Apparaten bedoeld voor huishoudelijke en niet commerciele sfeer; • Persoonlijke beschermingsmiddelen (89/686/EEG); • Zeeschepen en mobiele offshore-installaties; • Vervoermiddelen, dat wil zeggen voertuigen en aanhangwagens daarvan die uitsluitend zijn bestemd voor het vervoer van personen in de lucht, via het wegen- of spoorwegnet of op het water, en vervoermiddelen, voor zover deze zijn ontworpen voor het vervoer van goederen in de lucht, via het wegen- of spoorwegnet of op het water.
25
3.3.3 Richtlijn medische hulpmiddelen (93/42/EEG) Volledige titel Richtlijn 93/42/EEG [N7] van de Raad van 19 februari 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake actieve implanteerbare medische hulpmiddelen, gewijzigd door Richtlijn 93/68/EEG, vastgesteld op 22 juli 1993.
Uitzonderingen Deze richtlijn is niet van toepassing a. op hulpmiddelen die voor in-vitrodiagnose zijn bestemd; b. op actieve implanteerbare hulpmiddelen waarop Richtlijn 90/385/EEG van toepassing is; c. op geneesmiddelen waarop Richtlijn 65/65/EEG van toepassing is; d. op cosmetische producten waarop Richtlijn 76/768/EEG (18) van toepassing is; e. op menselijk bloed, producten van menselijk bloed, menselijk bloedplasma of bloedcellen van menselijke oorsprong of op hulpmiddelen die, op het moment waarop ze in de handel worden gebracht, dergelijke bloedproducten, dergelijk bloedplasma of dergelijke bloedcellen bevatten; f. op transplantaten, weefsels of cellen van menselijke oorsprong, of op producten die weefsels of cellen van menselijke oorsprong bevatten of daarvan zijn afgeleid; g. op transplantaten of weefsels of cellen van dierlijke oorsprong, tenzij een hulpmiddel is vervaardigd met gebruikmaking van dierlijk weefsel dat niet-levensvatbaar is gemaakt dan wel van niet-levensvatbare producten die zijn afgeleid van dierlijk weefsel. Deze richtlijn is niet van toepassing op de persoonlijke beschermingsmiddelen die onder de toepassing van Richtlijn 89/686/EEG vallen. Bij het beoordelen of het product aan de genoemde richtlijn, dan wel aan de onderhavige richtlijn is onderworpen, wordt met name rekening gehouden met de voornaamste bestemming van het product.
Opmerkingen (artikel 1, lid 7) Deze richtlijn is een bijzondere richtlijn in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 89/336/EEG.
26
Richtlijn persoonlijke beschermingsmiddelen (89/686/EEG) Volledige titel Richtlijn 89/686/EEG [N8] van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen, gewijzigd door Richtlijn 93/68/EEG, vastgesteld op 22 juli 1993, en de Richtlijn 93/95/EEG
Uitzonderingen (Artikel 1, lid 4 en Bijlage I) Buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen: • •
beschermingsmiddelen die vallen onder een andere richtlijn met dezelfde doelstellingen ten aanzien van het in de handel brengen, het vrije verkeer en de veiligheid als de onderhavige Richtlijn; ongeacht de bovengenoemde reden van uitsluiting van het toepassingsgebied, de in de lijst met uitzonderingen van bijlage I genoemde soorten beschermingsmiddelen.
Bijlage I: Limitatieve lijst van soorten beschermingsmiddelen die niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen:
1. Beschermingsmiddelen die speciaal zijn ontworpen en vervaardigd voor de strijdkrachten of de ordehandhaving (helmen, schilden enz.). 2. Beschermingsmiddelen voor zelfverdediging tegen aanvallers (spuitbussen, individuele afschrikkingswapens enz.). 3. Beschermingsmiddelen die zijn ontworpen en vervaardigd voor particulier gebruik ter bescherming tegen: • bepaalde weersomstandigheden (hoofdbedekking, seizoenkleding, schoenen en laarzen, paraplu’s enz.); • vocht, water (afwashandschoenen enz.); • hitte (handschoenen enz.). 4. Beschermingsmiddelen die bestemd zijn voor het beschermen of redden van personen aan boord van schepen of luchtvaartuigen en die niet permanent worden gedragen.
27
28
29
30
Hoofdstuk 4: Systeemgrenzen Binnen dit hoofdstuk zullen de grenzen en randvoorwaarden voor dit project worden benoemd. Met de projectgrenzen zal er worden aangegeven wat tot de verantwoordelijkheid van dit project hoort en wat daarbuiten valt. De randvoorwaarden zullen de voorwaarden bevatten die nodig zijn om dit project te kunnen laten slagen.
4.1 projectgrenzen De opdracht, het ontwerpen van een kaasfabriek, is een erg ruim begrip. Om deze opdracht duidelijk af te bakenen is het belangrijk dat de grenzen van het project duidelijk kenbaar zijn. • • • • • • • • • • • • •
WH29B2 is verantwoordelijk voor de gehele installatie van de melk tot de kaas in de fabriek. Hierbij hoort de opslag van de melk. De installatie verwerkt de grondstoffen tot het eindproduct. Eventuele afvalstoffen zullen worden opgeslagen. De inkoop van grondstoffen en de opslag van deze grondstoffen (uitgezonderd melk) behoort niet tot de opdracht. De melk wordt dagelijks aangevoerd in de juiste hoeveelheid die dagelijks benodigd is. De verdere grondstoffen zijn voldoende aanwezig. De afzet van de uiteindelijke producten en afvoer van afvalstoffen behoort niet tot de opdracht. De afvalstoffen zullen worden opgeslagen waarna de opdrachtgever voor verdere verwerking zorg zal dragen. Het transport van de producten en grondstoffen behoort niet tot de opdracht. Bij het ontwerpen van de installatie word uitgegaan van een voldoende kwaliteit van grondstoffen. De kwaliteit van de grondstoffen wordt niet gecontroleerd. Wel zullen er in de fabricagelijn kwaliteitscontroles plaats vinden. Het verpakken van de smeerkaas valt binnen de grenzen. De verpakking wordt aangeleverd en het vervaardigen en transporteren hiervan behoort tot de opdracht. De installaties die benodigd zijn voor bepaalde producten als stoom, verwarmd water, perslucht en dergelijke die nodig zijn in de fabriek behoren binnen de grenzen van dit project. De energiebehoefte van de te ontwerpen installaties zal worden berekend maar niet worden verzorgd. Het fabriekspand zal ontworpen worden met oog op en, indien nodig, aangepast worden aan de door WH29b2 te ontwerpen installatie. Het ontwerp van het pand met bijbehorende klimaatinstallaties behoort niet tot de opdracht. WH29B2 richt zich niet op alle zaken omtrent het personeel van de fabriek. De kantine, hygiëne-eisen aan werknemers en andere arbeidsgerelateerde zaken vallen niet onder de verantwoordelijkheid van WH29B2. Het laboratorium, benodigd voor de kwaliteitscontrole, behoort niet binnen de projectgrenzen.
31
4.2 randvoorwaarden Om dit project tot een goed einde te laten komen zijn er een aantal voorwaarden die voldaan moeten worden. Deze voorwaarden zijn: • De projectopdracht is duidelijk. • Het gehele team van WH29B2 toont zijn volledige inzet. • Er is voldoende tijd beschikbaar. • Het gehele team heeft voldoende kennis van het project alsmede van de theorie. • Er is voldoende feedback van de tutor en opdrachtgever op de producten. • De benodigde theorie word voldoende behandeld in de colleges.
32
Literatuurlijst en links Links www.wikipedia.nl
http://www.bontegeiten.nl/weblog/pivot/entry.php?id=36 http://www.laude.nl/home http://www.brouwland.com/ http://www.deconsult.nl/Tekst/el_mdc.htm
http://www.jumo.nl/nl_NL/branches/Voedingsmiddelen/toepassing en/melkproductie/melkverwerking/kaasproductie.html http://www.scribd.com/doc/10132165/Zuivelproductenmelk http://eten-en-drinken.infonu.nl/producten/31280-smeerkaas-watis-het.html http://www.rietdairy.nl/home/ NEN 1672 [N1] NEN 14159 [N2] Richtlijn 98 37 EG [N3] Machinerichtlijnen Praktische Toepassing [N4] Richtlijn 90/396/EEG [N5] Richtlijn 94/9/EG [N6] Richtlijn 93/42/EEG [N7] Richtlijn 89/686/EEG [N8]
Meertalige online encyclopedie waarvan de inhoud vrij beschikbaar is De officiele methode van kaas maken Kaasmallen Kaas maak benodigdheden Beschrijving van het mechanische dampcompressie? Proces van kaasproductie Houdbaarheid van melk Smeerkaas Zuivel technologie Hygiëne vereisten Veiligheid Algemene machinebouw Machinelijn richtlijnen
33
BIJLAGE I – PLAN VAN AANPAK
34
BIJLAGE II – SAMENWERKINGSCONTRACT
35