BIJLAGE BIJ DORPSVISIE HALLUM E.O. 2025 ONDERZOEK HISTORISCHE ONTWIKKELING HALLUM E.O.
Inleiding De bijna 9.000 inwoners van Ferwerderadiel wonen in 12 dorpen en 7 buurtschappen. Hallum is het grootste dorp (2.780 inwoners) en Jannum het kleinste (64 inwoners). Leeuwarden en Dokkum zijn de steden die door de wegen- en waterstructuur goed te bereiken zijn. De reeks dorpen langs de Waddenkust van Ferwerderadiel lijkt als een soort boog tussen voornoemde steden gespannen. De in 1963 gebouwde provinciale weg rijgt de (lijn-)dorpen aan elkaar. De Dokkumer Ee verbindt ook Leeuwarden en Dokkum over water. De dorpen van Ferwerderadiel zijn met de opvaarten als een soort infuus verbonden met die Dokkumer Ee. De Waddenzee lijkt ver weg, verscholen achter de in de 80-er jaren verhoogde deltadijk. De buitendijkse landaanwinning is tot de 70-er jaren een eeuwenlang harde handmatige activiteit geweest om vruchtbare grond aan de zee te onttrekken. Het Waddengebied buitendijks heeft nu de status “Unesco-werelderfgoed”.
De reeks dorpen ligt als een boog tussen Leeuwarden en Dokkum
1
De eerste bewoners Rond 500 v. Chr. is het noorden nog erg nat. Kreken en prielen steken diep het land in tot voorbij Burdaard. De nederzetting Hallum is rond voornoemde tijd ontstaan. De plekken die de vroegere bewoners kozen voor hun terpen, lagen op natuurlijke ruggen langs de oevers van grote kreken. De kreken gaven toegang tot de zee om te vissen en te reizen. Drinkwater werd opgevangen in dobben. Zij begonnen het aanliggende land te ontginnen, waardoor een kleinschalig agrarisch landschap begon te ontstaan.
Waterstaat Om het zoute water af te voeren en het zoete water vast te houden, was organisatie en samenwerking door en voor de bewoners noodzakelijk om het land te kunnen bewerken. In de 7e eeuw na Chr. was Hallum door haar directe verbinding met de zee belangrijker dan de toenmalige nederzetting Leeuwarden!
2
Rond 1100 zijn de terpen op de kwelderwal met elkaar verbonden en werd ook het kwelderland voorzien van dijken. De boeren kregen hulp van monniken. Gewapend met scheppen, kruiwagens en berries werd het landschap in relatief korte tijd ingrijpend en onomkeerbaar veranderd. Doordat het water de terpen niet meer bedreigde, konden op de terpen permanente bouwwerken worden gerealiseerd.
Historische ontwikkeling 300 na Chr. tot 1800 Periode 300-1050 na Chr. De archeologische opgraving op de dorpsterp in 2007, voorafgaand aan de bouw van het woon-/zorgcentrum Offingaburg, bracht een groot aantal belangwekkende en verrassende zaken uit de ontstaansgeschiedenis van de nederzetting Hallum aan het licht. Tot de vroegste bewijzen van bewoning behoort aardewerk uit de Romeinse tijd. Het werd gevonden in een sloot, waarin ook een koperdepot was begraven. Het is vermoedelijk niet later te dateren dan de 3e eeuw na Chr. Net als vele andere terpen in ons kustgebied wordt ook deze plaats hierna verlaten, wegens natuurlijke en sociale invloeden. De vroege vondsten uit de periode van hernieuwde bewoning dateren uit 425 na Chr. Kruisvormige fibulae wijzen op Angelsaksische aanwezigheid. Een deel van de verhoogde woonplaatsen wordt dan al tientallen jaren bewoond. Een tweede generatie van emigranten strijkt neer, vermoedelijk deels afkomstig uit Sleeswijk-Holstein. Behalve anders dan de materiële cultuur, introduceerden zij de kenmerkende zodenhuizen. Daarnaast breidden de bewoners de kernterp uit de Romeinse tijd uit in zuidwestelijke richting, waar een belangrijke open vaarweg naar zee heeft gelegen. De opgraving maakte het mogelijk de ontwikkeling van de nederzetting van de 5e eeuw tot in de 12e eeuw te bestuderen en te beschrijven. In de putten zijn twee woonerven aangetroffen, die tot 700 gehandhaafd bleven. Vanaf de Karolingische periode komen vervolgens gebouwen met wanden van vlechtwerk voor en mogelijke vakwerkconstructies. De economie was gedurende de volksverhuizingstijd en de hierop volgende Middeleeuwen gebaseerd op een gemengd boerenbedrijf, waarin de veeteelt zeer belangrijk was. 3
Plaatselijk werden ambachten als spinnen, weven, ijzerbewerking en het bewerken van been en gewei uitgevoerd. Vlees, huiden en textiel werden geruild voor luxe aardewerk, handmolens, metaalwaar, hout of houtskool. In combinatie met de aangetroffen importen en de rijkdom aan bronzen sieraden, vormden de gevonden klinknagels een aanwijzing dat Hallum een welvarende nederzetting was, die op regionaal niveau destijds een centrale rol heeft gespeeld. Het blijkt dat Hallum rond 400 na Chr. een hoge economische en sociale status had. Periode 1050-1800 Die welvaart wordt weerspiegeld door het opmerkelijk aantal grote states en stinsen op het Hallumer grondgebied. Die rijkdom is het logisch gevolg van de ligging bij de monding van de Middelsee, de vruchtbare grond en de hoge opbrengsten. Deze opbrengsten kwamen echter grotendeels bij de elitaire adel terecht. Ook de aanwezigheid van het in 1163 gestichte klooster Mariëngaarde was een zeer belangrijke en stimulerende factor. De kloostertijd 1163-1580 Freark van Hallum en Mariëngaarde Frederik (Freark) van Hallum (1113-1175) was tot Norbertijner monnik gewijd en kreeg de goedkeuring van moederabdij Steinfeld (Eiffel) en de bisschop van Utrecht om klooster Mariëngaarde te stichten. In 1163 werd het grote klooster tegen de nieuwe zeewering gebouwd. Het klooster is in onze contreien en tot ver in het buitenland bekend geworden. Freark en zijn talrijke monniken hebben zich intensief ingezet voor de zeeweringen en het inrichten van het agrarisch landschap. Zij hebben zeer veel bijgedragen aan de ontwikkeling van deze regio. Deze activiteiten legden de basis voor de ontwikkeling van Hallum e.o. In de 12e en 13e eeuw, maar ook nog daarna, was er veel contact tussen de plaatselijke adel,
klooster Mariëngaarde en het vrouwenklooster Betlehem, dat Frederik in 1170 stichtte. Verscheidene adellijke zonen en dochters werden kloosterling en meestal was een belangrijke functie voor hen weggelegd. Velen brachten het tot abt of priorin. Het feit dat zij vaak een aanzienlijke “bruidschat” meenamen zal hier debet aan zijn geweest. Onder andere door deze schenkingen, aankoop van grond en een goed beheer, verwierf het Norbertijner klooster veel grondbezit, verspreid over onze regio en daarbuiten. Voorbeelden zijn onder andere de uithoven Jelsum, Bakkeveen en Westernijkerk. Verder bezat men de eilanden Marken en Griend, dat destijds bewoond was en waar de beroemde kloosterschool gevestigd was. Belangrijk werk was het bedijken van de Bildtlanden. Aan deze activiteiten is in het bijzonder de naam van de bekendste abt Siardus (Sjoerd, abt van 1194 – 1230) verbonden. Siardus verwierf de status van heilige. Als geestelijk centrum was Mariëngaarde ook van internationale betekenis. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de stichting van een mannen- en een vrouwenklooster begin 13e eeuw in Trepkow, dat nu in Polen ligt. Na de Reformatie in 1580 zijn de eigendommen geconfisqueerd en bleef er tenslotte niets meer van over. Een gedenksteen, geplaatst in 1963 bij de boerderij van de familie Jippes bij de 800-jarige herdenking, archeologische vondsten en vele geschriften zijn de enige zichtbare overblijfselen. Een borstbeeld, in 1978 gemaakt door beeldhouwer Frans Ram, houdt de zaligverklaarde Freark fan Hallum in ere.
4
Sint-Luciavloed In 1278 vond een stormvloed plaats met ongekende hevigheid, die vooral Friesland trof. Dit was niet alleen rampzalig voor de bewoners, maar had een enorme invloed op het (cultuur-)landschap. De Zuiderzee ontstond; de Waddenzee kwam definitief open te liggen waardoor de (Wadden-)eilanden ontstonden.
Veel dorpen zijn door de overstroming in Friesland en Groningen weggespoeld.
Stinsen en States De belangrijkste adelijke verblijven stonden op of nabij de dorpsterp: - Offingaburg, gebouwd in de 11e eeuw. Afgebroken in 1738 - Goslinghastate. Afgebroken in 1860 - Sythiemastate - Aebingastate. Afgebroken in 1874
Buiten de dorpskern de states en stinsen met de namen: Banga, Donia, Feitsma, Jayma, Gerbada,Jongema, Ondersma, Oldersma en Wierdsma, Lunia en Schierstins. Al deze in de 17e eeuw gebouwde opstallen werden in een korte periode in de 19e eeuw afgebroken. Het vrijkomende materiaal werd hergebruikt voor agrarische gebouwen en woningen. De bewoners van de genoemde states en stinsen bekleedden vrijwel zonder uitzondering hoge militaire, politieke of andere maatschappelijke functies bij het Stadhouderlijk Hof. Ook hadden zij grote invloed op het maatschappelijk en kerkelijk leven binnen de dorpsgemeenschap. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in een publicatie van 1759 Hallum als aanzienlijker en welvarender werd beschouwd dan de Hanzesteden Hindeloopen, Stavoren, Workum en IJlst. De verdwijning van de states en stinsen hangt ten nauwste samen met het vertrek van de Nassaus uit Friesland naar Den Haag in 1731. In hun kielzog verhuisden talloze adviseurs mee, die meestal uit de adellijke kringen kwamen. De lasten voor onderhoud waren niet meer te dragen en daarom is het merendeel van de adellijke huizen in ons gewest gesloopt. Vaak kwam er een boerderij voor in de plaats, die werd gebouwd met het sloopmateriaal van de gesaneerde state of stins. De ligging van Offingaburg is er de oorzaak van dat het verloop van de ringweg hoekig is. Tot omstreeks 1550 woonden er Offinga’s en tot ongeveer 1700 Aebinga’s. In 1738 is de state afgebroken. Toen de grond in 1831 vrij kwam, kocht de Doopsgezinde gemeente een gedeelte voor de bouw van een pastorie. De afbraak van de poort moet in de periode 1820-1840 zijn geweest.
5
die ook eigenaar van Waltastate te Bozum was. Die state liet hij vervolgens slopen. Maar daar werd bezwaar tegen gemaakt, want er rustte een ‘fidei commis’ 1) op. Walta móest herbouwd worden. Daarvoor is Sythiema opgeofferd. Het poortgebouw over de gracht is in 1899 afgebroken. Bouwresten zijn in 1977 aangetroffen toen het terrein bouwrijp werd gemaakt voor dorpsuitbreiding.
Offingaburg 1722
Goslingha State lag direct ten zuiden van de dorpskom op een terrein dat rondom van een gracht was voorzien en met ‘fraaie plantages’ omringd. In 1860 werd de state op afbraak verkocht nadat er boelgoed was gehouden. De nieuwe eigenaar, timmerman Jan Weering, maakte van de schuur een stelpboerderij. Wat rest is een natuurstenen vaas in de tuin. De zuilen en het ijzeren hek uit 1773 zijn in de jaren negentig vervangen. Op de voormalige ‘plantage’ heeft Dorpsbelang een dierenpark met speeltuin gerealiseerd. Sythiemastate lag ten oosten van de kerk op een rechthoekig en van een gracht voorzien terrein. Er liep een privépad, een ‘trans’, tot aan de ringweg om het kerkhof. De straatnaam Trânse’ herinnert hier nog aan. Door vererving komt de State in handen van Minno Frans van Burmania,
Ondersma State, genoemd naar de buurtschap Ondersmaburen, lag iets ten noorden van Hijum, dicht bij de gemeentegrens. Rond 1640 bouwde Pieter Allard Jongstal een huis op de Ondersmaterp. Hij was een man van aanzien vanwege zijn functies als advocaat te Leeuwarden, als raadsheer aan het Hof van Friesland en als afgevaardigde bij de vredesonderhandelingen met Engeland. Het huis heeft zich door verbouwing en uitbreiding ontwikkeld tot een zeer luxe buitenplaats. Zo stond er bijvoorbeeld op het dak een groot aquarium. De eigenaars hadden zich echter verkeken op de enorme onderhoudskosten. Vandaar dat het als bijnaam ‘Huis van Berouw’ kreeg. Het werd waarschijnlijk rond 1741 afgebroken. Gerbada of Douma State stamt uit medio 1600. Het oudste gedeelte was waarschijnlijk een stins en is 16e-eeuws. De state lag ongeveer een kilometer ten zuiden van het dorp. Rond 1640 werden de omliggende huizen en boerderijen van Denia en Unia bij het landgoed Douma gevoegd. Unia was oorspronkelijk eigendom van het klooster Nazareth. Eén van de bewoners, Epo van Douma, grietman van Ferwerderadeel, verleende in 1648 octrooi voor het graven van de Hallumer Trekvaart.
1)
goed of beschikking waarvan in een testament is vastgelegd dat daarover niet in een volgend testament kan worden beschikt, maar dat het een aangewezen erfgenaam moet toevallen.
6
Deze verbinding met de Dokkumer Ee is belangrijk geweest voor de economische ontwikkeling van Hallum. In 1794 moet de voornoemde state zijn afgebroken. Een andere bron noemt 1850. Ontwikkeling van de regio vanaf 1500 In het begin van de 16e eeuw kwam Friesland onder Habsburgs gezag en aan het einde van de 16e eeuw werd het onderdeel van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Die republiek markeert het begin van een bloeiperiode, de Gouden Eeuw. Dokkum kreeg een groot belang als vestiging van de Friese Admiraliteit. Leeuwarden groeide snel door de aantrekkingskracht van het Stadhouderlijk Hof van de familie van Nassau en Franeker ontwikkelde zich als een zeer belangrijke universiteitsstad, mogelijk gemaakt door de middelen die vrij kwamen na de confiscatie van de Roomse goederen in 1580. In deze regio ontwikkelde ook Hallum e.o. zich dynamisch, vooral op het gebied van landbouw en veeteelt. Door de aanleg van trekvaarten annex jaagpaden, tussen 1600-1700, kreeg de economie een enorme impuls. De twee helften van de Ee tussen Burdaard en Tergracht werden verbonden, waardoor een belangrijke handelsroute tussen Leeuwarden en Dokkum ontstond, waar ook Hallum sterk van profiteerde. De Hallumer Trekvaart werd in 1648 gegraven, het jaagpad werd in 1664 aangelegd. Kerk en samenleving Tot de Reformatie in 1580 werd het maatschappelijk, economisch leven door de Katholieke macht bestierd. Na de Reformatie werden alle Roomse eigendommen geconfisqueerd door de Staten van Friesland. De Friese kloosters bezaten 20% van alle landbouwgronden, veelal van de beste kwaliteit. Deze gronden werden verkocht dan wel verpacht. De ontstane Nederlands Hervormde kerkgemeenschap werd rijk, mede door haar
grote eigendommen in land en onroerend goed. De adoleantie (afscheiding) in 1834, ontstaan als kerkelijke beweging, heeft uiteindelijk geleid tot zelfstandige Gereformeerde kerken, naast de Nederlands Hervormde kerk. De afscheiding heeft grote invloed gehad op de vorming van de moderne Nederlandse samenleving. Ook voor Hallum was dit een uiterst roerige periode. Onderwijs en samenleving Traditioneel viel de verantwoordelijkheid voor onderwijs onder de kerkorde, oorspronkelijk de Rooms-Katholieke en na 1580 de Hervormde, zo ook in deze regio. Zo is verklaarbaar dat de openbare lagere school voortkwam uit de Nederlands Hervormde kerk. Het vroegere schoolgebouw op de terp (zijde Rondweg) stond op het grondgebied van de kerk. In 1820, onder koning Willem 1, neemt het Rijk de zorg voor het onderwijs over. In 1861 wordt op initiatief van het Nutsdepartement een bewaarschool opgericht. Wegens de hoge kosten neemt de Nederlands Hervormde kerk het bouwplan over. Het werd in feite een Hervormde school. In 1905 werd een Nutsbewaarschool opgericht. Reeds in 1912 kreeg deze school een eigen gebouw, genaamd “It Noegjend Sté”. Het was een “algemene” school, die werd bezocht door kinderen van “alle gezindten”. In 1953 werd een nieuw schoolgebouw geopend aan het Spokepaed, op grond die was aangekocht van de Nederlands Hervormde kerk. In 1976 kwam er een nieuwe schoolwet, waarin werd bepaald dat er geen scheiding meer mocht zijn tussen kleuter- en lager onderwijs, te weten de basisschool.
7
Begrijpelijk dus dat de openbare school uit de Nederlands Hervormde kerk voortkwam. De school met de bijbel kwam na de adoleantie in 1834 voort uit de Gereformeerde kerk. -
Openbare school Rondweg/Grote en Kleine Streek: Openbare school Finne: Openbare school Finne: Bijzondere school Langebuorren/Blikkelân: Christelijke school Blikkelân: Christelijke school Offingawei: Christelijke school Offingawei:
1912-1953 1953-1979 1979-heden 1872-1909 1909-1960 1960-1993 1993-heden
Infrastructuur Naast de waterwegen ontwikkelde zich een eenvoudige infrastructuur op het land door halfverharde en onverharde karrenpaden. De kaart van Schotanus van 1700 laat een gemeente zien die nagenoeg dezelfde structuur heeft als tegenwoordig. Het is de eerste kaart waarop het landschap gedetailleerd is afgebeeld. Kaart Ferwerderadeel omstreeks 1700
Tot het grondgebied van Ferwerderadiel behoorde toen het NieuwMonnikenbildt en Oude Leye. Noemenswaardig is het feit dat de Nederlands Hervormde kerk financieel bijdroeg aan de verharding van de infrastructuur en de aanleg van een dobbe in de bebouwde kom van Hallum. De naam van de openbare basisschool herinnert hieraan. De aanleg van de Leeuwarderweg in 1963, die de dorpen ontlastte en de ruilverkaveling van 1975-1985 hebben bijgedragen tot een betere ontsluiting en economische ontwikkeling van de regio.
It Dockumer Lokaeltsje Het station Hallum 2e en 3e klasse werd op 22 april 1901 geopend. Tot 1936 konden passagiers reizen over dit enkele spoor tussen Leeuwarden en Dokkum. Het station werd in 1940 gesloten, maar tot 1975 vond er nog vrachtverkeer plaats op dit treintraject. In het kader van de integrale ruilverkaveling werden de rails en fundaties (helaas) in 1979 verwijderd.
8
De dorpsnaam Hallum werd reeds in de 13e eeuw genoemd Een aantal typerende kenmerken van het terpdorp is in de ruimtelijke structuur aanwezig, zoals vermeld op een kadastrale minuutkaart van 1832.
en tegen het zuidwestelijke deel van de terp, wat veroorzaakt is door de aanleg van de trekvaart en de haven (ca. 1650), waarvan het laatste deel is gedempt, de Gedempte Haven. Rond dit gebied vonden de meeste economische activiteiten plaats, daar vrijwel al het handelsverkeer over water plaatsvond. De wegenstructuur was toen zeer beperkt. Hallum werd midden 18e eeuw een groot en volkrijk dorp genoemd. Bekend is dat in de 30-er jaren op zijn minst 3000 mensen in de kern woonden. Door haar ligging tussen de steden Leeuwarden en Dokkum heeft Hallum met name vanaf de 60-er jaren een forse groei in woon- en industrievolume doorgemaakt die begin 2000 (sterk) is afgenomen. Belangrijkste industriële ontwikkelingen Hellema In 1861 als bakkerij aan de Langebuorren gestart, waarna een grootschalige fabrieksmatige ontwikkeling ontstond, die tot begin 2000 duurde. In 1974 bouwde Hellema een nieuwe fabriek aan de Doniaweg, waar nu het gehele bedrijf is gevestigd.
Kaart Hallum 1830-1850
Van der Meulen In 1910 op de locatie Mounebuorren met de productie van beschuit gestart. Midden jaren 70 is de toastfabriek aan de Doniaweg gebouwd.
Dit is de ringweg rond het kerkhofterrein en de lager gelegen ringweg (Langebuorren, Rondweg en Offingaweg). De ligging van Offingaburg binnen de ringweg en die van de states Goslingha en Sythiema daarbuiten, wekken de indruk dat de twee laatstgenoemden oorspronkelijk van jongere datum zijn en zijn aangelegd nadat de terp al grotendeels volgebouwd was. Het zwaartepunt van de bebouwing ligt op
Oreel In 1860 als loodgieterij begonnen. De fabrieksmatige ontwikkeling in metaalwaren startte aan de Langebuorren in een voormalige school. Daarna werd een fabriek aan de Goslinghastrjitte gebouwd, waar met name melkbussen werden gemaakt en verzinkt. Begin jaren 80 is het gehele bedrijf naar de Meekmawei verplaatst. 9
Helwa In 1987 brandde de fabriek van Helwa in Leeuwarden af, waarna het bedrijf een nieuw bedrijfspand aan de Doniaweg realiseerde. De Vries Het aanvankelijk aan de Gedempte Haven gevestigde transportbedrijf is verplaatst naar het industrieterrein aan de Meekmawei en heeft dankzij haar distributiecentrum en de dynamiek van het bedrijfsleven in Hallum een wagenpark van meer dan 50 vrachtwagencombinaties. De grootste deel van de werkgelegenheid in Hallum e.o. is met name te danken aan de bedrijven Hellema, Van der Meulen en Helwa. Zij zijn mondiale marktleiders. Ook indirect dragen zij bij aan werkgelegenheid, zoals de machine-industrie en de transportsector. Naoorlogse ontwikkeling Mede door de mechanisering in de agrarische sector en de ontwikkeling van de plaatselijke industrie ontstond behoefte aan woningen. Ook de in 1963 aangelegde provinciale weg heeft hieraan mogelijk bijgedragen.
70-er jaren. Groene Hartplan, Stjurmanstûn, Snikke, Skûtsje, Tsjalk, Aek, Boeier, Pypke, Goudkamp, Finne, Stins, Twa Brêgen, De Koarte Five, Grote en Kleine Streek. 80-er jaren. Uitbreidingsplan Hallumervaart (100 woningen). 90-er jaren tot nu. Uitbreidingsplan Oer de Feart (110 woningen), Blikkelân. Ruilverkaveling De eis tot schaalvergroting resulteerde in de 70-er jaren tot een integrale ruilverkaveling. Vanuit een eenzijdig economisch voortgangsmodel zijn helaas talloze historische structuren verdwenen, zoals landschap, paden en het tracé “Dockumer Lokaeltsje”. Ook is er toen op geen enkele wijze aandacht besteed aan behoud en ontwikkeling van recreatieve en toeristische activiteiten. De infrastructuur is weliswaar uitgebreid en gemoderniseerd, maar voldoet helaas niet meer aan de grootschalige machinerie, vooral direct en indirect gerelateerd aan de agrarische sector.
Woningbouw in de 50-er en 60-er jaren. Goslinghastrjitte, Finne, Sythiemastrjitte, Grienedyk, Juffer Frederikestrjitte. Door urbanisatie, de naoorlogse geboortegolf en woonforensisme ontstond in de 70-er jaren een explosieve groei.
10
De Deltadijk Na een onvoorstelbaar hevige strijd waar de Deltadijk moest liggen, variant A of D, werd in de 90-er jaren de dijk over het bestaande dijktracé, conform de A-variant opgeleverd. Mede daardoor heeft de Waddenzee nu de status Unesco-werelderfgoed. Hierdoor zijn er talloze kansen op natuur-recreatieve ontwikkelingen, die het toerisme in deze regio kunnen bevorderen.
Blikkelân, 12 seniorenappartementen
Verpaupering De focus op expansie leidde tot verwaarlozing van het historisch erfgoed. Talloze verkrotte panden (waaronder vele rijksmonumenten), talloze bedrijven, die qua schaal, maat en milieu overlast veroorzaakten en de historisch rijke structuur van de kern zeer negatief beïnvloedden, zorgden voor een volstrekt verwaarloosde infrastructuur. Dit landelijke aspect leidde eind 70-er jaren tot een herbezinning inzake de kwaliteiten van de historische kern. Eind jaren 70 en begin jaren 80 zijn voor de kern van Hallum integrale herstructurerings- en rehabilitatieplannen ontwikkeld, om de historische kern tot een kloppend, aantrekkelijk hart te maken. Naast de dorpen Ferwert, Burdaard, Hegebeintum en Jannum, kreeg ook Hallum in 1983 de status beschermd dorpsgezicht. Hierdoor kwamen rijks- en provinciale subsidies voor dorpsvernieuwing beschikbaar. Bedrijfsverplaatsingen, restauraties en infrastructurele verbeteringen konden op grootschalige wijze worden gefinancierd en uitgevoerd, waar de gemeente Ferwerderadiel een sterk regisserende rol in vervulde. De eerste restauratieprojecten werden rond de Nederlands Hervormde kerk en de Hegebuorren uitgevoerd.
Offingaburg: (woon)icoon van Hallum
11
De volgende milieuhinderlijke bedrijven werden in de afgelopen dertig jaar verplaatst dan wel gesaneerd, deels naar het in 1975 opgestarte industrieel uitbreidingsplan aan de Doniaweg. 1
Metaalbedrijf Oreel
2
Transportbedrijf De Vries
3
Boerderij Bolhuis
4
Boerderij De Jong
5
Boerderij Dijkstra
6
Boerderij Bosch
7 8
Piccolobar Hegebuorren, voorheen slagerij Pasma Transportbedrijf De Jong
9
Koekfabriek Hellema
10
Bouwbedrijf Bloemsma
11
Trefpunt Blikkelân
Van Goslingastrjitte en Langebourren naar Doniaweg. Na sloop 47 nieuwe woningen Van Gedempte Haven naar Doniaweg. Na sloop nieuwbouw winkel. Kerkpad. Bedrijf gesaneerd. Bedrijfsruimte gesloopt. 3 nieuwe woningen. Voorhuis gerestaureerd Verplaatst naar Piebewei. Gesloopt. 3 nieuwe woningen Pypke. Gesaneerd. Verkocht als woonboerderij. Van Rondweg naar Piebewei . Verkocht als woning annex dierenartsenpraktijk Gesaneerd. Gerestaureerd tot woning Van gedempte haven naar Doniaweg. Gesloopt. Nieuwe bedrijfsruimte. Van Langebuorren naar Doniaweg. Gesloopt. Woonzorg-centrum Offingaburg Van Gedempte haven naar Doniaweg. Reservering voor woningbouw afgebroken. 12 seniorenappartementen
Naast grootschalige rioolrenovaties is in 2005 vanuit historisch perspectief de gehele binnen- en buitenring gerenoveerd. === 12