Bijbel van Anjou ligt uit elkaar 12-10-2010 12:14 | Jan van Reenen
De Bijbel van Anjou ligt uit elkaar. Het kostbare veertiende-eeuwse boek zat te krap in de band die er in de twintigste eeuw omheen was gedaan. Geluk bij een ongeluk: het publiek kan in Museum M in Leuven voor het eerst én voor het laatst 66 schitterend verluchte pagina’s bekijken. Het is druk in de drie zalen waarin de uit elkaar gehaalde Bijbel van Anjou is te zien. Onder glas liggen de perkamenten foliopagina’s met Bijbelteksten en kleurige versieringen. De Bijbel is geschreven in het Latijn, de Bijbeltaal van de middeleeuwen. Op de ene pagina is de inkt duidelijk donkerder dan op de andere, waar het moeilijker is om de tekst met de gelijkmatige gotische letters te lezen. Het begin van elk Bijbelhoofdstuk is rijkversierd. De eerste letters –de initialen– zijn groot weergegeven en dragen prachtige, gekleurde voorstellingen die verband houden met het desbetreffende Bijbelboek. In de marge, met een doorloop naar de onderkant van de pagina, zijn eveneens versieringen en afbeeldingen van figuren geplaatst. Het boek Genesis begint met de initiaal I (”In principio creavit Deus caelum et terram”, luidt de Latijnse tekst). De letter wordt gevormd door zes scènes, waarvan de eerste drie verband houden met de schepping, de volgende twee met de zondeval en de zesde Kaïn en Abel toont. De illuminaties zijn voorzien van veel bladgoud. De rijke randversiering laat behalve kleurige geometrische figuren ook dieren, mensfiguren en muziekinstrumenten zien. De initiaalletter van het Romeinenboek, een P (”Paulus servus Christi”) toont een prekende Paulus die zich richt tot het volk dat tegenover hem zit. Vanaf deze initiaal loopt een lint van
kleurige figuren naar het begin en naar het einde van de pagina. Bovenaan zijn naast allerlei kunstig gedraaide figuren ook twee engelachtige wezens te zien. Onderaan ontvouwt zich een compleet jachttafereel, met een ridder te paard die zojuist een valk achter een koppel opvliegende eenden heeft aangestuurd. Een verliefd stelletje, waarvan de man een valk op de linkerhand houdt, staat erbij. In de randversieringen in de Bijbel van Anjou zijn allerlei dieren weergegeven: olifanten, kamelen, apen, leeuwen, steenbokken, struisvogels, pauwen, hanen, kraanvogels, en ook fantasiedieren, zoals een dier dat de kop heeft van een haas maar de poten en oren van een ezel, en een figuur dat half pauw en half mens is. Verder komen in de voorstellingen allerlei bezigheden voor die aan het koninklijk hof werden beoefend, zoals toernooien en schaakspelen. Ook zijn Sint-Joris en de draak te zien en de afbeelding van een gevecht van een Moor op een kameel met iemand met een punthoed op een leeuw. Dr. Lieve Watteeuw, projectcoördinator van de Bijbel van Anjou, wijst de initiaal van het boek Prediker aan, waar een voorstelling te zien is van koning Salomo op de troon. „Salomo heeft de trekken van Robert van Anjou, de koning die de opdracht gaf om deze Bijbel te maken. Hij beschouwde zichzelf als de nieuwe Salomo.” Ze zegt dat hij ook op andere plaatsen in de Bijbel opduikt en ook bekend is van muurschilderingen. De deskundige wijst op de vele kleuren –tien– die gebruikt werden om de miniaturen in te kleuren. „Dat was voor die tijd zeer bijzonder.” Ze laat ook zien dat er verschil is in de kwaliteit van de afbeeldingen, wat erop wijst dat er diverse kunstenaars aan gewerkt hebben. Op veel plaatsen is bladgoud gebruikt. „Dat gaf, zeker bij het kaarslicht in die tijd, een bijzondere schittering aan de illuminaties. Het is in alles duidelijk dat we met een zeer kostbaar werk te maken hebben.” De tentoonstelling ”Bijbel van Anjou, een koninklijk handschrift ontsluierd” is tot en met 5 december te zien in Museum M in Leuven. www.mleuven.be
Robert van Napels Napels was in de middeleeuwen een van de belangrijkste steden van Europa; het bruiste er van bedrijvigheid. Tijdens de eerste helft van de veertiende eeuw bestuurde de dynastie van Anjou zowel Napels als Sicilië. Koning Robert van Anjou haalde architecten, beeldhouwers en schilders naar het hof. Zo stond hij mede aan de wieg van de renaissance. Hij schreef zelf ook traktaten en sermoenen. Al tijdens zijn leven werd hij Robert de Wijze genoemd en zo zou hij ook de geschiedenis ingaan. In 1340 gaf hij aan de schrijver Iannutius de Matrice en aan de miniaturist Christophoro Orimina de opdracht om een grote prestigieuze Bijbel te schrijven en te verluchten. Het manuscript was bedoeld als geschenk voor zijn kleindochter Joanna, die koningin zou worden, en haar echtgenoot Andreas, broer van de koning van Hongarije. Zij zijn wellicht het verliefde koppel op de eerste pagina van het boek Romeinen.
Iannutius de Matrice kreeg de opdracht om een Bijbel met 340 folio’s te maken. Daarvoor waren 169 grote vellen perkament nodig, die gemaakt werden van huiden van volwassen geiten. De kopiist maakte katernen van twintig bladzijden. Na het snijden van het perkament en het vouwen van de bladen, bakende hij de bladspiegel af waarbinnen de tekst moest komen en trok de schrijflijnen. Tijdens het schrijven van de Latijnse bijbeltekst liet hij voldoende plaats over voor de initialen en andere versieringen. Orimina, de miniaturist, begon op de open plaatsen met het maken van voorbereidende tekeningen. Voor een aantal daarvan gebruikte hij bestaande modellen. Zo is in de Bijbel van Anjou talrijke keren eenzelfde profeet met banderol aanwezig. Hierna werden het bladgoud en de overige kleuren aangebracht. Ten slotte maakte de miniaturist de contourlijnen zwart. Kenmerkend voor het werk van Orimina zijn de lange figuren met zware, vaak in profiel geschilderde, gezichten en het oog voor detail, zoals de plooien van de kleding. Voordat de Bijbel af was, werd Andreas vermoord en vluchtte Joanna in 1346 maar de Provence. Het handschrift kwam in handen van Nicolò d’Alife, hun secretaris, die de Bijbel liet afwerken. In 1402 kwam het boek voor in de inventaris van Jean, duc de Berry, broer van de Franse koning Karel V. Deze vermaarde verzamelaar had in de Bijbel laten aantekenen dat het boek zijn eigendom was. Aan het eind van de negentiende eeuw werd over deze tekst titaniumpoeder gesmeerd, waardoor de letters verdwenen. Met behulp van moderne technieken zijn de letters echter weer zichtbaar gemaakt. Vermoedelijk via bisschop Nicolaas Ruterius van Atrecht kwam het manuscript in 1547 in het Atrechtcollege in Leuven terecht, waar het bleef tot rond 1800. Vanaf het begin van de negentiende eeuw behoorde het tot de collectie van het grootseminarie van Mechelen en sinds 1974 wordt het bewaard in de Maurits Sabbebibliotheek van de faculteit godgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Leuven. Op 10 maart 2008 werd de Bijbel van Anjou erkend als Topstuk van de Vlaamse Gemeenschap.
De Bijbel van Anjou De Bijbel van Anjou bevat in totaal 338 rijkverluchte perkamenten folio’s. Behalve twee volbladminiaturen zij er ook nog 160 initiaalversieringen. De kunstwerkjes verwijzen naar Bijbelteksten, maar ook naar het hofleven van Anjou. Na enkele omzwervingen in koninklijke kringen kwam het boek in 1509 in het hertogdom Brabant terecht. Daar raakte het in de vergetelheid, om bijna 500 jaar later ‘herontdekt’ te worden. In 2008 begon een internationaal onderzoeks- en conservatieproject, waaraan wetenschappers uit België, Nederland, Zwitserland, Italië, Groot-Brittannië meewerkten. De boekband die in de twintigste eeuw was aangebracht zat veel te strak en maakte plooien in het perkament. Bovendien waren er zorgen over de kwaliteit van de kleuren van de illustraties en over het bladgoud.
Na de tentoonstelling in Leuven wordt de Bijbel weer ingebonden en verdwijnt hij weer voorgoed in de kluis van de Maurits Sabbebliotheek van de faculteit godgeleerdheid van de Katholieke Universiteit Leuven. Gelukkig is de Bijbel intussen volledig gedigitaliseerd. Alle folio’s van de Anjoubijbel zijn online op de te raadplegen op bijbelvananjou.be .
VCD STAAT ALS ENIGE PARTIJ OPENLIJK ACHTER DE UITSPRAKEN VAN MGR. LÉONARD. 15 oktober 2010 Mgr. Léonard : ‘Ik zie deze epidemie dus niet als een straf, hoogstens een soort immanente gerechtigheid. Een beetje zoals op het ecologische vlak, soms de rekening gepresenteerd krijgen, voor wat we het milieu aan doen.’ ‘Homoseksualiteit is een verkeerde vorm van seksualiteit.’ VCD staat achter de uitspraken van Mgr. Léonard. Seksualiteit hoort thuis binnen het huwelijk, in een levenslange trouwe relatie tussen man en vrouw. We pleiten evenzeer voor een hechte band tussen seksualiteit en liefde. De promiscuïteit, namelijk volledig vrij seksueel verkeer, zorgt ervoor dat men eigen grenzen en de grenzen van anderen overschrijdt en dat aids toeslaat bij de betrokkenen. Bovendien heeft dat als gevolg dat er veel onschuldige slachtoffers meelijden, denk maar aan de vrouwen die verkracht worden en de kinderen die het virus via het bloed meekrijgen. Ook het lichaam heeft zijn grenzen aan, overschrijdt men die dan zal ziekte toeslaan. Zowel de vele buitenechtelijke relaties van heteroseksuelen als homoseksuelen zijn broeihaarden van aids en andere seksueel overdraagbare ziekten. Dat is een natuurlijk gegeven dat door de wetenschap wordt geconstateerd. Daar is geen transcendente tussenkomst in de vorm van straf voor nodig. Het evangelie heeft nooit straffen voor overspel en homoseksuelen opgelegd zoals in de Islam. Wel staan Kerken klaar om paren te ondersteunen in duurzame relaties en om mensen met homoseksuele neigingen bij te staan in het bespreekbaar stellen van dit probleem, in het herstel van hun relaties in het algemeen en de heteroseksuele beleving in het bijzonder. Homoseksualiteit praktiseren is een keuze van iemand. Men heeft trouwens tot nu toe nog niet kunnen bewijzen dat dit erfelijk is. We hebben erop gewezen dat de gayparades enkel leiden tot promiscuïteit en perversie. We hebben gevraagd aan schepen Heylen om van Antwerpen niet de holebihoofdstad te maken van België en Europa. Het doel van de gayparades is om homoseksualiteit te normaliseren binnen maatschappij en wetgeving. Deze norm moet niet opgedrongen worden, want velen geloven in een andere norm en hun mening is evenwaardig. Holibi’s zullen aan
geloofwaardigheid winnen als ze aanzetten tot het uitbouwen van duurzame relaties. Dit is in de praktijk eerder een zeldzaamheid. We hebben ook eerder opgemerkt dat de seksuele vorming door Sensoa gebracht ondermaats is. Op de site van Sensoa gaat men anale seks promoten als een aangename ervaring die men even moet uitproberen. We geloven dat seksualiteit als doel heeft de eenmaking tussen man en vrouw. De geslachtsorganen van man en vrouw zijn hier volledig op ingesteld. Anale seks past niet binnen die eenwording, is alles behalve hygiënisch en is een zwak surrogaat. Het opent enkel de poort naar homoseksualiteit, wat Sensoa maar al te graag heeft. Het is aan de christelijke en conservatieve partijen om te waken over goed onderwijs. Als men Sensoa volop gaat subsidiëren, toegang geeft tot scholen, aanbeveelt in verenigingen en niet zorgt voor een waardig alternatief, dan zal de promiscuïteit blijven toenemen en ook het aantal aidsgevallen. Dan zijn de acties die ondernomen worden om gelden in te zamelen om aids te bestrijden, dweilen met de kraan open, zolang men de oorzaak ervan niet durft aan te pakken, namelijk de promiscuïteit. Wat onderwezen wordt, wordt voor waar aangenomen en wordt de richtlijn voor de handelingen. Gewezen minister van welzijn Inge Vervotte heeft er indertijd erop gewezen dat bepaalde voorlichtingscampagnes hun doel missen. Zij is onvoldoende gesteund geweest door haar achterban om een grondige wijziging of alternatief door te voeren. Kamerlid Alexandra Colen heeft deze promiscuïteit binnen gayparades ook meermaals aangeklaagd, maar ook zij wordt door haar partij hierin niet gesteund. Ze zijn bang dit debat te moeten aangaan, omdat hiermee geen stemmen worden gewonnen. De ethicus Wouter Beke en de kerkjurist Rik Torfs hebben beiden een ontwijkend antwoord gegeven op de vragen van de pers. Blijkbaar durft men niet de vinger op de wond leggen. VCD vraagt een waardig alternatief voor Sensoa, opdat er een goede seksuele vorming zou worden gegeven, waarbij vooreerst de duurzaamheid van trouwe relaties ondersteund wordt en niet het seksueel experimenteren. We zien dat jongeren reeds in hun jeugdjaren daardoor verwond raken, zodat ze geen trouwe relatie meer durven aan te gaan. Daarnaast kan men het vruchtbaarheidsbewustzijn, anticonceptie en preventie van overdraagbare ziekten doceren, doch op een serene manier, zodat men niet aanzet tot experimenteren. Niet Léonard opent het debat over de kerkbelasting, zoals de Standaard op 16 oktober meldt, maar Gwendolyn Rutten van Open VLD. Blijkbaar willen ze de RKK niet enkel kortwieken door de Kerk in een kwaad daglicht te plaatsen, maar ook door in haar financiën te snoeien. Dan moet men ook consequent zijn en alle ondersteuning van linkse groeperingen achterwege laten, want dat is de nieuwe religie van deze eeuw. We willen Mgr. Léonard danken voor zijn vrijmoedigheid. Het lijkt misschien een donderslag bij heldere hemel. Hij spreekt niet om te veroordelen, maar om een duidelijk richtsnoer te geven aan de Kerk en de maatschappij. Men is blijkbaar het paslood kwijt. Dat dit nog steeds gedragen wordt door een grote achterban is een feit, maar die opinies worden uit de media geweerd. Mgr. Léonard kan men gelukkig niet weren, wel kan men zijn woorden uit de context halen en dat doet men ook gretig. Men beweert dat Mgr. Léonard hardvochtig is en medogenloos. Dat zegt althans Sensoa. Het is echter medogenloos en hardvochtig te zien dat iemand de afgrond zal instorten en die niet te waarschuwen. Mgr. Léonard wil waarschuwen
voor nog meer catastrofes. Hierbij willen we hem citeren ‘Slecht omgaan met de diepere aard van de menselijke liefde, mondt tenslotte uit in catastrofes op alle niveaus’. A.J. Het citaat van Léonard geeft een werkelijkheid weer die niet alleen geldt voor aids, maar voor alle SOA's en zelfs voor elk verkeerd menselijk handelen, binnen en buiten het seksueel gebeuren. Immanente gerechtigheid betekent gerechtigheid die in de logica der dingen zelf aanwezig is en waaraan noch Mgr. Léonard, noch politieke statements iets kunnen veranderen. Alles heeft immers zijn gevolgen en degene die hiervoor blind is en zijn fouten toedekt is niet alleen verantwoordelijk voor zijn eigen daden, maar ook voor deze die zullen begaan worden door anderen die zijn voorbeeld volgen. De Belgische partijen en autoriteiten dragen een immense verantwoordelijkheid ten aanzien van de moraliteit van de opgroeiende jeugd. Sommige autoriteiten stimuleren en subsidiëren obscene gayparades en seksuele voorlichtingen die aanzetten tot geslachtsbetrekkingen, los van een stabiele binding, alsof het over vrijblijvende spelletjes gaat. De negatieve moraal die aldus verspreid wordt leidt wiskundig zeker naar een verhoogd aantal aidsgevallen, tienerzwangerschappen en abortussen. Dáár moet over gedebatteerd worden en niet over een citaat dat in feite een logisch besluit is en dat ons erop wijst dat onze daden niet vrijblijvend zijn, maar verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Die gevolgen kunnen ook anderen treffen, zoals kinderen en verplegend personeel. Het zijn degenen die het nalaten de mensen te wijzen op hun relationele en maatschappelijke plichten in de omgang met seksualiteit, die mee de schuld dragen voor het lijden van onschuldige slachtoffers en niet Mgr. Léonard, die integendeel de mensen de ogen opent en wijst naar de ernstige gevolgen van een ontspoorde seksualiteitsbeleving. I.V.H.
Reis naar Rome 500 jaar geleden, in november van 1510, reisde Maarten Luther naar Rome. In november te voet over de Alpen is bepaald geen plezierreisje. Voor zijn plezier waren de jonge monnik en zijn medebroeder ook niet op weg naar Rome. De ordeoversten van de Augustijnen Eremieten hadden hen op weg gestuurd in het belang van de orde. In zijn bagage had Luther de toen gewoonlijke “reisgids” voor een dergelijke reis bij, de “Mirabilia urbis Romae”, een religieus boek. Luther reisde met grote verwachtingen naar Rome. Daar lagen immers de graven van enkele apostelen en hun opvolgers, daar was de aarde doordrenkt met het bloed van martelaren. Wat hij dan in Rome tegenkomt, zal hij later zeer kritisch de “Jaarmarkt van de Paus” noemen. Met ernst en ijver volgde hij de vrome gewoonten van zijn tijd. Om zijn grootvader Heine Luder uit het vagevuur vrij te bidden, ging hij bijvoorbeeld op zijn knieën de 28 treden van de Pilatustrap
omhoog, op elke trede een Onzevader biddende. Boven aangekomen, zo herinnerde hij zich later, zou hij gedacht hebben; “Wie weet of het waar is?” Nog erger treft hem de manier waarmee de erediensten in Rome worden afgewerkt. Toen hijzelf de mis las, viel hem op, dat priesters aan andere altaren vlug gedaan hadden. Hijzelf was juist met volle aandacht bij de lezing van het Evangelie, toen de priester aan het altaar ernaast hem toeriep: “Passa, passa, schiet op, ga daar weg …” De lokale priesters zouden zich over het heilig Avondmaal laatdunkend hebben uitgelaten: “Brood zijt gij, en brood zult ge blijven …” Zijn herinneringen tonen, dat wat zijn vroomheid betreft hij in Rome als jonge monnik traumatische ervaringen had opgedaan. In de geschiedenis moet men de uitdrukking: “Wat zou er gebeurd zijn, indien …” vermijden. Echter naar Luthers Romereis blikkend denk ik: “Wanneer alleen maar één van deze ongelofelijke corrupte Renaissance- en Medicipausen een vrome theoloog geweest zou zijn, wat zou de kerk en de mensheid dan veel leed bespaard gebleven zijn.” Daarover bestaat ook in de Rooms-katholieke kerk vandaag geen twijfel meer. Daarom moet men Luther en de Reformatie tot op heden dankbaar zijn, dat zij niet hebben toegegeven hebben aan de gewoonten van hun tijd, maar het Woord van Christus en het Altaarsacrament weer in het centrum geplaatst hebben. De reis naar Rome van Luther is zo ook één van de vele mozaïekstenen in het totale beeld van een zich steeds vernieuwende kerk. Hans-Körg Voigt in: Feste Burg Kalender 2010