Bevrijdingskind 1945-2015
Wim van Riet
Eerste druk: januari 2015 Uitgeverij: ACWA Roosendaal K. v. K 5385577 ISBN / EAN 9789080647701
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Beste lezer, Pogingen voorwoorden in een boek te plaatsen gaan vaak gepaard met uitnodigingen aan een bekend of bevriend persoon waar de schrijver met veel respect tegen op kijkt. Zo vroeg Frans de Clercq aan de bekende tekstschrijver Michel van der Plas voor zijn boek Door de tijd heen een voorwoord te schrijven. Toen dat niet lukte nodigde hij literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens uit. Per kerende post antwoordde Kees, vanachter zijn bureau bij de Volkskrant, geen liefhebber van korte verhaaltjes te zijn. Alle goede dingen in drieën dacht Frans en vroeg Michel Marijnen de burgemeester van Roosendaal het voorwoord te schrijven. Michel kon de oud kabinetschef van de burgemeester moeilijk weigeren om aan zijn vraag geen gehoor te geven, maar had meer problemen met de uitgever. Op diens vraag het 1e exemplaar van het door hem geschreven en uitgegeven boek met de titel Zonder oorlog, toch oorlog ! in ontvangst te nemen, had hij diplomatiek geantwoord dat niet zo`n goed idee te vinden. Hij gaf aan een van zijn ambtenaren opdracht een voorwoord in Door de tijd heen. te schrijven maar de goeie man kwam er niet uit en vroeg Frans het voorwoord voor en namens de burgemeester te schrijven. Die moeite om iemand uit te nodigen een voorwoord te schrijven, laat ik graag achterwege. Wel wil ik dit boek postuum aan Rein Welschen opdragen. Op zijn rouwkaart stond: Een betrokken, sociaal, inspirerend en groot man. Bij zijn afscheid als wethouder van Breda, de stad waar ik in 1945 geboren ben, leerde ik hem in 1987 kennen. In zijn functie van Brabants gedeputeerde heb ik hem in 1990 voor het gewestblad De rode loper mogen interviewen en maakte hij de weg vrij voor een interview met Frank Houben de Commissaris van de Koningin. Tijdens zijn burgemeesterschap van Eindhoven heb ik hem op afstand gevolgd. Mijn zwager woonachtig in Eindhoven, fervent CDA`er, vertelde dat hij niet anders kon zeggen dan dat Eindhoven met Rein Welschen een goede burgemeester had. Hij kreeg zaken voor elkaar die zijn voorganger, Jos van Kemenade, niet lukte zoals bijvoorbeeld het opzetten van een beleidsvormend bestuur. Dit leidde tot een Eindhovens bestuursmodel waar veel gemeenten met bewondering naar keken en gedeeltelijk kopieerden zoals Tilburg. De situatie die Rein bij zijn aantreden aantrof was met een routing waarbij het ambtelijk apparaat een bestuurlijke opdracht koos en voorbereidde. De gemeentesecretaris keurde als ambtelijke baas die opdracht goed. Vervolgens ging die zonder overleg in het college van B & W naar de gemeenteraad. Rein lukte wat voorganger Jos van Kemenade niet voor elkaar kreeg. Hij wijzigde het systeem en de gemeentesecretaris sneuvelde. Bij de afdeling grondzaken gingen bouwkavels als warme broodjes over de toonbank. Er werden vragen over integriteit gesteld. Minister Dales zette op een congres van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de toon met haar uitspraak “Een beetje integer kan niet.” Voor de gemeente Eindhoven werd Rein van dit proces de voortrekker. Over mijn 1e boek Zonder Oorlog toch Oorlog zei hij het een heel interessant boek te vinden en met plezier gelezen te hebben omdat het voor hem, als bestuurder, zo herkenbaar was. Hij constateerde tegelijkertijd dat het verhaal niet af was. Ik vertelde hem bezig te zijn mijn levensverhaal te schrijven. Helaas stond toen al vast dat hij die geschiedenis niet meer zou kunnen lezen. Hij vertelde over zijn kanker en de cadeau-tijd die hem na zijn strijd tegen de terroristen, zoals hij de kankercellen noemde, gegeven werd en dat zijn laatste chemo de oude kankercellen de baas waren maar de nieuwe niet. Tussen de verschillende chemo`s sportte Rein en gaf zich over aan krachttraining om de volgende chemo beter aan te kunnen. Op zaterdag 21 september hebben wij op uitnodiging tijdens een besloten dienst van dank en herinnering in de kerk van de Protestante Gemeente Ginneken afscheid van Rein genomen. Graag draag ik hem dit boek op.
Roosendaal, december 2013 Inleiding Soms lees je een tekst waarbij je in gedachte vraagtekens plaatst of waarvan leermeester Frans de Clercq zei, ‘schrijvers en dichters liegen de waarheid.’ Voor dit boek probeer ik, door mijn bril gezien, de waarheid zo goed mogelijk te achterhalen en waar nodig met dichterlijke vrijheid aan te vullen. Persoonsgegevens werden in Nederland bij gemeenten op akten van de burgerlijke stand en in het bevolkingsregister ondergebracht. Vanaf 1920 tot 1939 zijn deze gegevens op familiekaarten bijgehouden. Daarna is overgegaan tot invoering van persoonskaarten. Kinderen werden op de persoonskaart van de vader ingeschreven. Vanaf 1-10-1994 zijn persoonskaarten vervangen door digitale persoonslijsten in de gemeentelijke basisadministratie. Mijn overgrootvader van vaderszijde is afkomstig uit Overasselt en van moederszijde uit Beers. Twee dorpjes gelegen aan de provinciale grensrivier de Maas tussen Gelderland en Brabant met jaarlijks terugkerende overstromingsrampen. Beide families hebben begin vorige eeuw aan overlast van het maaswater meer dan natte voeten overgehouden. Voor vervoer in het eilandenrijk aan beide zijden van de Maas waren ze op roeiboten aangewezen omdat de wegen veelal ondergelopen waren. Overgrootvader Antoon Arts van vaderszijde werd geboren op 21 april 1841 in het Gelderse Overasselt waar hij grof- en hoefsmid was. Grootvader Laurensius Arts, geboren in 1876 op 10 maart, werd “Frans de smid” genoemd hoewel hij een boerenbedrijf startte en daar zijn hele leven gewerkt heeft. Volgens goed gebruik noemde Antoon zijn oudste zoon naar zijn grootvader Laurensius. Omdat Antoon de roepnaam Rens, van zijn opa, voor zijn oudste zoon en beoogd opvolger niets vond, werd de nieuwe pater familias van meet af aan Frans genoemd. In het dorp leefde de familie Rens en Antoon wilde niet dat zijn zoon met een achter- maar met een voornaam aangesproken werd. In de kamertjes boven de smederij was het, uit de wijde omgeving, een komen en gaan van smidsknechten en dienstmeiden die tegen kost en inwoning het vak mochten leren. De leerlingen kwamen o.a. uit Appeltern, Beugen, Beuningen, Escharen, Heesch, Kuik, Mill, Ravenstein, Uden en Wijchen. Allen waren volgens het bevolkingsregister inwonend. Kuik , het huidige Cuijk, staat volgens de in 1900 gehanteerde schrijfwijze in sierlijk schrift geschreven. Frans de smid die het allemaal gelaten over zich heen liet komen, voelde er niet veel voor om later smid te worden met al dat “vremd” volk over de vloer zoals hij zei. Hij voelde er weinig voor paarden te beslaan en ploegen of een hek te smeden. Hij hoopte te zijner tijd rustig zijn koeien te kunnen melken. Bij boer Valk hielp Frans dagelijks om 5.00 u. met melken omdat, zoals zijn vader dat in de smidse tegen zijn klanten zei, “hij loopt anders toch maar in de weg.” Achter de smederij aan de Schonenbergseweg startte hij op dertig jarige leeftijd onder aan de dijk op de grens tussen Over- en Nederasselt een eigen boerenbedrijf. Frans trouwt in 1908 op 32-jarige leeftijd met de 1 jaar jongere boerendochter Henrica Thijssen uit Malden. Uit hun huwelijk worden vijf zonen en twee dochters geboren. Oudjaar 1925 `s morgens om 7.00 u. brak over een breedte van 50 m. de dijk van de Maas op de grens van Over- en Nederasselt door. In het land van Maas en Waal werden door het stromende water en ijs ruim 3000 huizen beschadigd of verwoest.
Tijdens deze dijkdoorbraak stonden Frans met Rica en hun 5 zonen, 2 dochters en 1 boerenknecht in de vrieskou op de hooizolder rillend van de kou en angstig te kijken naar het woest kolkende maaswater dat rietendakbedekking en hooi het natuurgeweld als een veertje meenam. Harry, het jongste zesjarige zoontje, gleed van het hooi het stromende water in. Broer Piet wist ternauwernood zijn jongste broertje, zoals hij tot op hoge leeftijd vol trots vertelde, voor de ogen van zijn moeder bij zijn lurven te pakken, uit het water te trekken en terug op het hooi te zetten en van een wisse verdrinkingsdood te redden. Moeder Henrica stierf 6 jaar later in 1931 op ruim 53 jarige leeftijd. Haar oudste zoon Antoon van 22 werkte als leerling boekhouder in Nijmegen, zoon Wim in Bemmel als leerling bij een vriend van smid opa Antoon in Bemmel en Jacques leerde timmeren en het aannemers vak in Overasselt. Zoon Piet leerde van vader Frans het landbouwer en boer zijn. Kleinzoon Louis zette later het gemengde bedrijf om in een varkensbedrijf. Harry, mijn vader, bij overlijden van zijn moeder 12 jaar en zijn jongste zusje Rie van nog geen 10 zaten op de gemengde dorpsschool van Overasselt. Oudste, 14 jarige, dochter Toos kreeg terwijl ze op de huishuidschool zat een moederrol in de schoot geworpen. Door hard op de boerderij en voor ieder dubbeltje buitenhuis te werken, wist de familie zich ternauwernood staande te houden. De oudste dochter ging in 1942 op 25 jarige leeftijd in het centrum van Nijmegen bij een huisarts voor dag en nacht in dienstbetrekking. De jongste dochter Rie verhuisde op amper 10 jarige leeftijd van Overasselt naar een familie in Oss. Harry werkte van juni 1939 tot en met maart 1944 als assistent boekhouder / jongste bediende bij ijzerwaren handel gebroeders van Campen in Nijmegen en van 19 oktober 1944 tot januari 1946 bij Dickmans paraplu fabrieken als boekhouder.
Overgrootvader Antoon van Riet van moederskant geboren 29 juni 1853 in het Brabantse Beers, oefende ook twee beroepen uit, namelijk molenaar en bakker. Door vader Wilhelmus was hij van zijn 17 ᵉ tot 20 ᵉ levensjaar als bakkersleerling naar Veghel gestuurd. Het malen van meel en het bakken van brood in 1 hand, daar zag mulder Antoon wel brood in. Zijn grootvader Wilhelmus, geboren te Volkel als zoon van Meester-schoenmaker, kocht op 22 juli 1852 de Beerse Molen voor een bedrag van fl. 8.030,00. Zijn vader Willem moet ook een vermogend man zijn geweest. Hij schonk elk van zijn 3 zonen een molen. Een van zijn kleinzonen, mijn opa, Wilhelmus van Riet werd ook in Beers op de molen geboren op 15 mei 1886. Helm zoals mijn grootvader in Beers genoemd werd, was voorbestemd om als derde molenaar “van Riet” de molen te runnen. Maar zoals Bredero zei, “het kan verkeren.” Hoewel een foto van Helm`s verloofde, de oudste dochter van een herenboer uit een naburig dorp op het dressoir in de beste kamer pronkte, lonkte hij naar de nog maar kort in dienst getreden dienstmaagd Antonia wat niet zonder gevolgen bleef. De niet uitgesproken, maar voor de hand liggende planning van familieopvolging werd hiermee compleet onderuit gehaald. Vader Antoon spande zonder op de molenaarsleerling te wachten, vloekend en zuchtend het hitje voor de sjees en reed in galop naar de pastorie. Normaal gesproken, behoorde het rijklaar maken tot een van de taken van de jongste bediende Gradje, maar daar kon hij niet op wachten. Hij wilde zo snel mogelijk met mijnheer pastoor in crisisoverleg en liep zonder groeten de forse pastoorsmeid Anna omver, hoewel die hem met een brede glimlach wél begroette terwijl zij voor hem de antieke zware hardhouten voordeur met een brede zwaai opende. Over de voordeur van de pastorie vertelde mijnheer pastoor trots aan eenieder die het horen wilde dat hij die uit een van de kastelen van Lodewijk XIV uit Zuid Frankrijk had weten te bemachtigen net als de meubels in zijn kamer. Zouden de dorpsroddels die Anna opgevangen had dan toch waar zijn? Mijnheer de mulder en kerkmeester had ze nog nooit zo kwaad en overstuur, zonder te kloppen, de kamer van mijnheer pastoor zien binnenstormen zonder op het bekende “entree”
van mijnheer pastoor te wachten. Alleen zijn kapelaans en de dienstmeid klopten sporadisch op de deur van mijnheer pastoors museumachtige kamer met Lodewijk XIV meubels en een heuse “van Gogh” aan de muur. De kapelaans om hun preek voor zondag af te geven en Anna om de maaltijden te verzorgen. Mijnheer pastoor had de gewoonte om voorafgaand aan de lunch te brevieren. Gelukkig was het nog geen 11.00 uur stelde de pastoorsmeid met een blik op het koekoeksklokje in de woonkeuken geruststellend vast. Na een ½ uurtje werd er 3 keer gebeld om aan te geven dat een kan koffie voor mijnheer pastoor en zijn bezoek met een tweetal kopjes en het zilveren roomstelletje naar binnen gebracht mochten worden. Mijnheer pastoor had besloten te proberen iets aan zijn lijn te doen dus de speculaasjes konden achterwege blijven. Met een buiginkje zette Anna het dienblad op het eikenhouten bureaublad voor bezoekers aan de rechterzijde. Vanuit de persoon achter het bureau gezien was dit aan de linkerzijde boven de rij laden. In een paneel aan de voorzijde werd het bureau opgesierd met een gebeeldhouwde Heilige Geest. Midden voor de Heilige Familie en in het rechtse paneel het familiewapen de Quay de familie van mijnheer pastoor. Menig bezoeker kreeg bij het bestuderen van de fraai gebeeldhouwde afbeeldingen op het imposante meubelstuk de overtuiging dat mijnheer pastoor belangrijker was dan burgemeester Thijssen. De jonge Thijsen was in 1899 zijn vader als burgemeester opgevolgd. Zijn vader die 43 jaar burgemeester was geweest werd bij zijn afscheid, kort voor zijn overlijden, door koning Willem III geridderd vanwege “ langdurige trouwe plichtsvervulling als die van burgemeester “, aldus het Boxmeers Weekblad van 2 september 1899. De familie Thijssen was van adellijke afkomst, bezitter / verpachter landgoed De Berendonk en fervente jagers. In het boekje Beers in oude ansichten lezen we: “ Onder de jagers waren
nogal wat belangrijke personen, zoals burgemeester Thijssen, de commissaris van de Koningin uit de provincie Limburg en baron Van Heuvel.” Toegegeven moet worden de familie de Quay is Beers steeds trouw gebleven. Ook oudministerpresident Jan de Quay is op het kerkhof in Beers begraven. Hij kreeg van Wim Kan de opdracht zijn gevallen kabinet met zijn allen te lijmen en dan te carnavallen. Lijmen was een gave die ook de heeroom van Jan de Quay als geen ander bezat. Overgrootvader Antoon van Riet moest mijnheer pastoor gelijk geven dat Helm en tegelijkertijd zijn hele familie een gang naar Canossa bespaard zou blijven, als zijn besluit opgevolgd werd. Het paar moest in de parochiekerk van de bruid, de H. Martinus kerk, in Cuijk en niet in Beers trouwen. Eerlijk is braaf, ook mijnheer pastoor vond dat een geruststellende gedachte. Hij zou het vervelend vinden als, zo waren de regels nu eenmaal, voor het bruidspaar niet de 2 bidstoelen door de koster op het priesterkoor klaargezet konden worden. Bij een 1e klas trouwmis hoorden immers de zojuist door de Bossche meubelmaker van de St. Jan afgeleverde meubelstukken klaargezet te worden. Maar een hoog zwangere bruid, ook de aanstaande schoondochter van zijn kerkmeester, zou knielend in de 1e kerkbank de trouwringen, na het jawoord, aangereikt krijgen. Deze bank werd, normaal gesproken, gereserveerd voor leden en hun familie van het kerkbestuur. Voor de dokter en hoofdonderwijzer / koordirigent, wiens kinderen hij ook als het enigszins mogelijk was in zijn kerk trouwde, was de 2e kerkbank gereserveerd . Mijnheer pastoor beloofde met een bevriende pastoor in het Duitse Niedermörmter kontakt op te nemen om te vragen of hij geen mogelijkheid zag het toekomstige jonge echtpaar binnen zijn parochie aan woonruimte en Helm aan werk te helpen. Helm had niet zoals zijn vader een bakkersopleiding gevolgd, maar zich in de elektronica verdiept. Zo had hij de molen van binnen van elektriciteit inclusief verlichting voorzien en een radio wereld ontvanger gebouwd waarmee hij met de radioantenne boven in de molen een grenzeloze ontvangst had. Naar leerling elektriciens was ook in Duitsland voldoende vraag dus dat beloofde geen te zijn.
Met de trein van Cuijk naar Nijmegen en via Kleef of Gogh was Nieder-mörmter op 1 dag goed te bereizen. Mijnheer pastoor zou een brief schrijven en vragen of hij met zijn kerkmeester bij collega- pastoor op audiëntie kon komen en 1 nacht op de pastorie slapen. Bij een vorig soortgelijk bezoek had hij eerder in een grote kamer geslapen met in een kast voldoende drank voor een hele week. Frau Müller had hem op de bovenste plank, naast een extra kussen, op de sigaren en de flessen drank gewezen. Enigszins opgelucht dat mijnheer pastoor, zoals gewoonlijk, nagenoeg voor alle problemen een oplossing had, liet overgrootvader Antoon zijn paard in sukkeldraf naar de bakkerij teruggaan. Hij hoefde de leidsels niet te gebruiken omdat het paard de weg naar de molen kende. Hij besloot, terwijl hij zijn hoed voor de slager, met zijn onafscheidelijk peukje sigaar in zijn linker mondhoek, aantikte ook een sigaar op te steken. Met een klik knipte hij het hoekje uit het mondstuk en met duim en wijsvinger kraakte hij de kop van de sigaar. Hij besloot onderweg niet in het dorpscafé “de huiskamer van Beers” gelegen naast het patronaat een welverdiende borrel te drinken. Hiermee werd voorkomen dat hij aan José de cafébaas moest uitleggen wat hij op de pastorie was wezen doen. Om dit met Gerrit de postbode als toehoorder te vertellen, daar zag hij tegen op want dan kon je er vergif op innemen dat binnen 48 uur het hele dorp het wist. Hij vond het al erg genoeg dat hij zijn vrouw Maria moest gaan vertellen dat Helm in dezelfde kerk ging trouwen als waarin zij zelf getrouwd waren. Vorige week had Maria nog wel tegen hem gezegd “als ik niet beter wist, zou ik denken dat Tonnie in verwachting is.” Maar dat zoonlief de vader zou zijn, kon ze zeker niet bedenken. Maria`s broer Frans was destijds een zeer jonge hulpkoster in de kerk waar zij trouwde. Gelukkig zou hij in de vooravond om sla uit de moestuin komen dan zou ze hem het verschrikkelijke nieuws vertellen en hoefde hij het niet van een ander te horen. Nu maar hopen dat mijnheer pastoor haast zou maken met het schrijven van zijn brief. Eigenlijk wilde hij de volgende morgen al naar Duitsland vertrekken en zelf de regie in handen nemen. Met de trein vanuit Cuijk naar Nijmegen en vandaaruit met de trein naar het Duitse Kleef of Gogh was zo`n 60 km. en dat moest binnen 4 uur gepiept zijn. Daarbij had hij rekening gehouden met een uur wachttijd op een aansluitende trein in Nijmegen en het passeren van de douane. Ook bij het passeren van de douane werd “ der Herr Mulder “ meestal snel geholpen door met een sigaar op zijn paspoort naar de juiste persoon te gaan.
Een tiental jaren later schreef hij zijn, 2 in Tilburg woonachtige, zonen dat mijnheer pastoor gestorven was en het land onder water stond. In het familiearchief zaten naast 2 met potlood geschreven bijna honderd jaar oude brieven ook 1 met kroontjespen geschreven verslag van een bijeenkomst van het molenaarsgilde. Om deze brieven en het verslag voor het nageslacht veilig te stellen heb ik ze, zomer 2013, persoonlijk bij de FotoArchiefDienst in Cuijk afgegeven. In een bedankbrief sprak voorzitter Jos Janssen hierover zijn erkentelijkheid uit. Hij beloofde de gift met grote zorgvuldigheid te behandelen en te zorgen dat ze toegankelijk blijven voor de bezoekers van het museum. Om de originele brieven en het verslag te bewonderen zult u naar Cuijk moeten reizen. Voor de lezer van dit boek heb ik de tekst zo zorgvuldig mogelijk overgeschreven.
DIOCESAAN MOLENAARSGILDE GEVESTIGD TE `s – BOSCH
BEERS, den 18 januari 1920
Waarde Zonen en familie, Het zal u zeker wel benieuwen geen tijding van ons te ontvangen. De reden is dat hier alle verkeer stil staat! De Maas is zooals we gister hoorden in Cuijk aan 13 Meter boven A.P.! Terwijl in het rampzalige jaar 1880 de peilschaal aldaar stond aan 12,37! Het ziet er hier dan ook allerverschrikkelijkst uit. Vrijdagnacht kregen wij het water in huis en is tot nu, zondag 2 uren, steeds blijven wassen. Het staat bij ons ongeveer 40 cm. in de keuken, wij hebben tot gisteren, zaterdag, nog ondergehuisd, en zijn dezen zondagmorgen pas naar boven vertrokken. De koe hebben we op de Hoef gebracht, waar alles uit is en een paard in staat. Vandaag is er in Beers gene Mis geweest, wijl de wegen diep overstroomd zijn. Ook bij W Jans zitten ze er diep in doch Marie floddert er maar tot aan de knieën door heen om te melken en te voederen. Onze jongens zijn aanhoudend in de weer om zoveel mogelijk hulp te bieden. Gisteren waren ze bij A. Verbergen waar 2 vette varkens van ieder 300 kilo en twee kleine verdronken zijn. Op andere plaatsen is het nog erger, doch dit zal later eerst blijken als alles weer bekend raakt. Er is geen de minste gemeenschap met de dieren wijl ieder meer dan genoeg met zich zelf te doen heeft. Het is een aanhoudend hulpgeroep doch wijl wij alléén in de hele Vianen een boot hebben is het onsend gelijk iets van betekenis te helpen. Vrijdag brak de Leuvenstraatse dijk bij Herm. Driessen door, overal had men uit alle macht gekeerd, doch ten laatste ging het water over of door de dijken. De menschen hadden in de dijkbroek meer dan 1000 Zakken zand geworpen doch niets afgedaan, ook wijl het tenslotte toch overal onderliep! Dezen morgen kwam hier een boot voorbij waarin de nieuwe secretaris van de Bond de Hootsmans (Bijenman) welke mij toeriep dat de Maasdijk te Cuijk en ook de spoordijk tussschen Cuijk en
Catwijk doorgebroken zijn. In Cuijk zaten ze reeds zaterdag in de geheele Groote straat in het water, ook bij tante Miek en bij de koster doch daar hebben we verder niets meer van gehoord. Ge kunt wel begrijpen hoe het er in Cuijk zal uitzien daar ze meer dan 3 kwart meter hooger water hebben dan in `80! Ik zit hier op den zolder met potlood te schrijven wijl mijn schrijfgereedschap in de kamer staat en ik daar niet bij kan komen. Een dragend varken hebben we geplaatst op de opkamer aan het voeteneind van ons bed. De andere twee, vette, voor het raam van de bakkerij op den voorstal. De geit en de konijnen op de zolder, hond en kat dito. We hadden een 30 kippen doch weten niet wat hun lot is, we hooren geen haan kraaien, doch kunnen er niet bijkomen om te zien hoe het er mee staat, de bijen staan op de bovenste plank, doch staan zoowat halfweg in `t water; wat dit geven zal weten we evenmin. Er is in Beers, zoo ik denk geen 100 □ Meter land meer bloot en van de huizen geen 20 die het water niet binnenliep. Gisteren is Pastoor de Quay gestorven doch kan natuurlijk niet begraven worden, wijl het kerkhof ook onder water staat. Ge begrijpt hoe ellendig het is zoo te zitten, doch wat moet het voor die arme menschen wel zijn die in het hooi of op een wrakke zolder zitten met het vee tot aan den buik in het water en niets of niet veel te eten hebben! Er schijnen meer doorbraken te zijn want het water stroomt tusschen het huis en de molen door met het geweld van eene groote rivier en komt van Cuijk of Oeffelt en niet vanaf Linden zooals anders en loopt ook over den grindweg in de richting naar Linden waar het anders vandaan komt. Tusschen Beers en Cuijk staat de grindweg overal onder water. In Cuijk moet het allerverschrikkelijkst zijn! Wijl het meeste water maar tot de spoorlijn kan en dus eene groote diepte moet overbruggen. Op het oogenblik(circa 3 uur) meenen wij dat het iets begint te vallen, ook vertelde Slootsmans dat er overal val gemeld werd. 4 uur. Zodeven komt hier weer een boot voorbij en riepen de inzittenden ons toe dat er tusschen Cuijk en Katwijk meer dan 60 Mtr. Spoordijk was weggeslagen zoodat treinenloop geheel stilstaat. Bij Henri Loefen zijn 3 runderen en een varken verdronken. Paul en G Arntz zijn zoo even thuis gekomen en brachten een verdronken varken mede van ongeveer 100 kilo van wie het is weten wij niet, doch zullen het den
Burgemeester laten weten om zoo het kan den eigenaar weer te geven. Hoe later het wordt hoe meer treurige berichten binnenkomen. Bij Jans was alles nogal goed doch wijl wij zaterdag niet konden bakken kregen ze honger, wij hadden hun nog een halve mik kunnen brengen en brood hadden ze nog wel. De treinen rijden, zoo men zegt, tot aan de dijkbroek, de bielzen hangen over eene groote lengte in de lucht en de passagiers moeten met booten overgebracht worden. Cor en Vincent en Jo hadden een vlot gemaakt en zijn even naar de kippenkooi geweest, doch konden niets uitvoeren wijl het water te diep was. Vincent zag er drie voor het raam zitten, die leefden in ieder geval toch nog. Morgen als de boot thuis is, zullen we wel nader onderzoek instellen. Bij Hent Martens is, zoo men zegt, het huis ingevallen, doch zijn zoover men weet, geen ongelukken voorgekomen. Wat nogal meevalt is, dat het niet vriest of hard waait, dan zou het nog erger zijn. Dan was het zeker dat vele van die zwakke huisjes omverwaaiden. Maandag 8 uur. Dezen nacht is het water iets gevallen, zoowat 3 cm. zoodat we weer wat asem krijgen. We hebben in de kippenkooi gekeken en was alles in orde er was maar een haan verdronken. Mijn plan is om vandaag naar Nijmegen te gaan om een of meer booten te kopen doch weet nog niet of ik er zal kunnen komen. Ik zal zoodra mogelijk weer zien te schrijven met dan wel weer meer nieuws. Ik zal dezen brief meenemen dan kan ik hem hier of daar op post doen. Laat dezen ook Toos enz. lezen en hebt ge een bevriend krantenuitgever, die ook, wie daaruit een goed krantenartikel zou kunnen halen. Denk niet dat ik in iets overdrijf! Het is véél, véél erger! Als we hier op Uwe slaapkamer of boven op den molen zitten en rondkijken zien we een onafzienbare oceaan met hier en daar een huis tot aan het dak in het water en boomen soms tot aan de kruin in het water. Ik zal maar eindigen, de jeremiades worden te lang. Na vele groeten van ons allen die het nog zéér goed maken (behalve de waterellende natuurlijk) blijf ik Uw vader enz. AJvRiet.
Verslag bijeenkomst van het molenaarsgilde.
Op woensdag 2 April stond in de Echo v.h. Land van Cuijk eene advertentie van de Kooper van de motermalerij van den Heer van Sambeek. L. Willems. L. Willems commissionair in kunstmeststoffen waarin hij aanbood voor eventueele klanten te malen voor 2 ½ cent per zak, terwijl de molenaars van Cuijk en omstreken voor dezelfde hoeveelheid 4 ct. berekenen, zoodat al het loon dus met bijna 40% verminderde. Daar de molenaars van Cuijk op de eerste plaats, zich hierdoor ten zeerste in hun bestaan bedreigd zagen, verzochten zij aan het Bestuur van onze Molenaars Gilde eene spoedeisende Algemeenevergadering op te roepen om te trachten deze zaak in orde te brengen. Deze vergadering had plaats op Zondag 6 April bij den Heer M. Jansen, molenaar te Haps, en werd bezocht door 25 leden molenaars, welk druk bezoek wel bewees van hoe groot belang zij de zaak in kwestie, voor den molenaarsstand beschouwden. Na langdurige discussie werd door den voorzitter voorgesteld om twee afgevaardigden welke niet onmiddellijk in de zaak betrokken waren, naar de Zeer Eerw. Heer Pastoor Sengers (te Cuijk) Geestelijk Adviseur van de Ha.. te Cuijk te zenden, met de opdracht zijn Zeer Eerw. teneinde ene bemiddeling in deze zaak te willen bereiken welk voorstel met algemeene stemmen werd aangenomen. Bij acclamatie werden hiervoor gekozen de Heeren G. H. Verhofstad te Vierlingsbeek en de Heer Jos Reijnen te Wanroy. Welke heeren zich bereid verklaarden om aan deze opdracht te voldoen. Reeds de volgenden dag begaven beide Heeren zich naar de Pastorie en verkregen na uiteenzetting van onze grieven de toezegging dat de Zeer Eerw, Heer Pastoor zoveel in zijn vermogen was in ons belang zou medewerken. Op de daarna onmiddellijk volgende samenkomst, met den Heer L. Willems stemde deze dadelijk met het voorstel van onze commissie in, en beloofde onvoorwaardelijk, voor het zelfde loon te zullen malen als de andere molenaars, zoodat de kwestie geheel van de baan was. Het bleek echter spoedig dat wij ons ten zeerste in Willems vergist hadden, daar hij niet wilde voldoen aan zijne belofte om de Advertentie in de Echo van h. L. v. Cuijk te wijzigen of terug te nemen terwijl hij voortging met voor het mindere loon te malen. Na vergeefsch verzoek om hiermede op te houden en zijne belofte na te komen, verzocht hij om eene Algem. Verg. te beleggen waarop hij zijn standpunten zou verklaren. Deze
Verg. werd aanstonds door het bestuur uitgeschreven en gehouden op Donderdag 17 April in St. Josefs Vereniging te Cuijk. Aanwezig waren 27 Leden molenaars, terwijl de Zeer Eerw Heer Pastoor eveneens tegenwoordig was. De heer Willems had een brief aan onze vereeniging gericht, welke door den Zeer Eerw. Heer Pastoor ontvangen was. In dezen brief deelde Willems mede niet op de vergadering te kunnen komen enz. terwijl hij voorstellen deed, die door een der leden met een soort flesschentrekkerij vergeleken werden. (Brief voorlezen) Daar geen der leden zin had aan zijn onzinnigen eisch te voldoen werd besloten, te trachten op te sporen wie de principalen waren waar achter hij zich verborg, om zoo mogelijk daarmede te kunnen onderhandelen. De commissie hiermede belast, is hierin niet kunnen slagen, zoodat het bleek onmogelijk verder te kunnen komen wijl Willems zijn woord niet nakwam en de Principalen niet wilde noemen. Daar de Verg. veder niets kan uitrichten, werd besloten aan het Bestuur nader op te dragen onderzoek in te stellen. Op 20 Ap. had eene bespreking plaats tusschen den Zeer Eerw. Heer Pastoor, den Voorzitter en de Molenaars van Cuijk, en werd goedgevonden een schrijven aan Willems te zenden waarin hij verzocht werd op te houden met voor particulieren te malen, terwijl, bij niet voldoen aan dit verzoek de Molenaars van Cuijk en omstreken zouden beginnen met handel in kunstmeststoffen, als zijnde ons eenig middel van verweer. Antwoord werd verzocht op Dond. 24 Ap. 4 uur terwijl eene bestuursverg. op den zelfden dag werd gehouden een uur na de aan Willems gestelden tijd . Tegenwoordig waren 3 best. Leden, De Heer Reijnen verhinderd wegens ziekte, De Zeer Eerw. Heer Pastoor en de molenaars van Cuijk waren eveneens tegenwoordig. Daar van Willems geen antwoord was ingekomen, werd op die Verg. besloten , in beginsel, om met dien kunstmesthandel te beginnen. Daar het Bestuur overtuigd is, dat de Vereeniging in deze zaak correct is opgetreden en het gevaar voor loonsverlaging , voor de molenaars in het geheele land van Cuijk eene groote ramp blijft bestaan, weet niet beters voor te stellen om, althans in Cuijk vooreerst, den meststoffenhandel te beginnen, terwjl de Molenaars van Cuijk beloven om het maalloon op het oude peil te houden, indien de leden van onze Gilde aan deze zaak den noodigen steun willen verleenen, om de oprichting van dezen handel mogelijk te maken, daar wij het als ons laatste middel van verweer beschouwen. Om de zaak verder uit te werken en zoo mogelijk haar beslag te doen krijgen is hoofdzakelijk het doel van deze Vergadering. Zoo ik meen
zal de Zeer Eerw. Heer Pastoor wel even het woord nemen, ten einde ons misschien nog te wijzen om tot ons doel te kunnen geraken.
02012014