Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103”
2 april 2013
Ontwerp
Gemeente Lansingerland Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103”
Ontwerp
INHOUD: -
TOELICHTING PLANREGELS VERBEELDING
Identificatiecode: NL.IMRO.1621.BP0131-ONTW Werknummer: 124.305.00 Datum: 2 april 2013
KuiperCompagnons
Gemeente Lansingerland Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling
Procedureoverzicht datum
document
Concept
10-08-2012
Voorontwerp
28-11-2012
Overleg
Januari / februari 2013
Ontwerp
02-04-2013
Opmerkingen
Vaststelling
Projectleider gemeente: Projectleider KuiperCompagnons:
drs. Reint Honders / mr. Steven Wolhoff mr. Rogier Begheyn
TOELICHTING
Inhoudsopgave van de toelichting Deel A: Inleiding 1
Inleiding
1
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Aanleiding en doel van het plan Bij het plan behorende stukken Ligging en begrenzing plangebied Vigerend bestemmingsplan Leeswijzer
1 1 1 2 2
Deel B: Planbeschrijving
3
2
5
Planbeschrijving
2.1 Bestaande situatie 2.2 Ruimtelijke ontwikkelingen 2.3 Juridische aspecten 2.3.1 Inleiding 2.3.2 Planmethodiek 2.3.3 Regels 2.3.4 Geometrische plaatsbepaling / verbeelding
5 5 7 7 7 7 9
Deel C: Verantwoording
11
3
Beleidskader
11
3.1 3.2 3.3 3.4
Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid Conclusies
13 14 16 21
4
Natuur en landschap
23
4.1 4.2
Kader Onderzoek en conclusie
23 24
5
Water
29
5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.2 5.3
Kader Europees en rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal en gemeentelijk beleid Onderzoek Conclusie
29 29 30 31 32 34
6
Archeologie en cultuurhistorie
35
6.1 Archeologie 6.2 Cultuurhistorie
35 37
7 7.1 7.2 7.3. 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8
41 41 41 42 43 45 47 49 51
Milieu Algemeen Bodemkwaliteit Geluid Luchtkwaliteit Milieuzonering Externe veiligheid Overige belemmeringen Duurzaamheid
Deel D: Uitvoerbaarheid en procedure
55
8
57
Uitvoerbaarheid
8.1 Economische uitvoerbaarheid 8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 8.3 Handhavingsaspecten
57 57 57
9
59
Procedure
9.1 Voorbereidingsfase 9.2 Ontwerpfase 9.3 Vaststellingsfase
59 59 59
Bijlagen bij de toelichting Bijlage 1: Plangebied Noordeindseweg 103 en 105, gemeente Berkel en Rodenrijs; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., juli 2005. Bijlage 2: Verkennend bodemonderzoek Noordeindseweg 103 en 105, Berkel en Rodenrijs, BMA Milieu B.V., 28 juli 2005. Bijlage 3: Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103”, gemeente Lansingerland. Akoestisch onderzoek, KuiperCompagnons, 20 maart 2013. Bijlage 4: Toelichting ontheffingsaanvraag Berkel en Rodenrijs, Van der Goes en Groot, Ecologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2003. Bijlage 5: Nota overlegreacties bestemmingsplan “Noordeindseweg 103”, gemeente Lansingerland, d.d. 4 maart 2013. Bijlage 6: Ontwerpbesluit hogere waarden
Deel A: Inleiding
Afbeelding 1.1: Globale ligging plangebied in de omgeving
Afbeelding 1.2: Ligging plangebied
1
1
Inleiding
1.1
Aanleiding en doel van het plan Op het perceel aan de Noordeindseweg 103 te Berkel en Rodenrijs was voorheen een woning gesitueerd. Deze woning is een aantal jaren geleden gesloopt vanwege de toestand van de dijk langs de Noordeindsevaart, waarna het perceel als kavel voor een vrijstaande woning te koop is gezet. Omdat een nieuwe vrijstaande woning verder van de vaart moeten worden gebouwd, is de bouw op grond van de vigerende regeling niet toegestaan en wordt dit bestemmingsplan in procedure gebracht. Een mogelijke koper van deze kavel hoeft dan geen ruimtelijke procedure meer te doorlopen, maar kan direct een omgevingsvergunning voor het bouwen aanvragen. Momenteel wordt voor het perceel aan de Noordeindseweg 103 en de directe omgeving het bestemmingsplan “Lint Noord” opgesteld. Dit bestemmingsplan is een actualisatie van de vigerende regelingen en biedt een eenduidig en adequaat juridisch planologische kader. De voorgestane ontwikkeling is binnen het bestemmingsplan “Lint Noord” nog niet mogelijk. Omdat het nieuwe bestemmingsplan “Lint Noord” nog niet is vastgesteld, vigeert momenteel nog het bestemmingsplan “Noordeindseweg, 14e herziening”, dat op 31 oktober 1991 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 18 februari 1992 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland is goedgekeurd. Op grond van dit bestemmingsplan is de voorgenomen ontwikkeling niet realiseerbaar. Daarom dient er, los van het bestemmingsplan “Lint Noord”, een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken.
1.2
Bij het plan behorende stukken Het bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald1 door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
1.3
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied is gelegen aan het bebouwingslint Noordeindseweg, ten noorden van de kern Berkel en Rodenrijs. Globaal wordt het plangebied begrensd door: het perceel Noordeindseweg 105 aan de noordkant; de Noordeindsevaart aan de oostkant; de Robbenstraat en het perceel Noordeindseweg 101 aan de zuidkant, en; een agrarisch perceel aan de westkant. De afbeeldingen 1.1 en 1.2 geven de ligging van het plangebied weer.
1
Geografische coördinaten volgens het Rijksdriehoekstelsel bepalen de ligging van een bestemming. Met gebruikmaking van de coördinaten kan exact de plaats van een object in een gebied worden bepaald. Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
2
1.4
Voorgaand bestemmingsplan Met voorliggend bestemmingsplan wordt het voorgaande bestemmingsplan “Noordeindseweg, 14e herziening” gedeeltelijk vervangen. Strijdigheid met het bestemmingsplan “Noordeindseweg” Op het perceel aan de Noordeindseweg 103 te Berkel en Rodenrijs was voorheen een woning gesitueerd. Deze woning is een aantal jaren geleden gesloopt vanwege de toestand van de dijk langs de Noordeindsevaart, waarna het perceel als kavel voor een vrijstaande woning te koop is gezet. Omdat een nieuwe vrijstaande woning verder van de vaart moeten worden gebouwd, is de bouw op grond van de vigerende regeling niet toegestaan en wordt dit bestemmingsplan in procedure gebracht. Een mogelijke koper van deze kavel hoeft dan geen ruimtelijke procedure meer te doorlopen, maar kan direct een omgevingsvergunning voor het bouwen aanvragen. Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan “Noordeindseweg, 14e herziening” de bestemming ‘Agrarische doeleinden (A)’. De gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor de uitoefening van agrarische bedrijven, met uitzondering van intensieve veehouderijen. Ter plaatse mogen uitsluitend niet voor bewoning bestemde agrarische bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, alsmede ten hoogste één agrarische bedrijfswoning per bedrijf. Binnen deze bestemming zijn geen burgerwoningen toegestaan. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van één vrijstaande burgerwoning. Omdat het vigerende bestemmingsplan enkel de bouw van agrarische bedrijfsgebouwen en één agrarische bedrijfswoning toestaat, is de beoogde ontwikkeling in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Er dient daarom een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Bestemmingsplan “Lint Noord” Momenteel is een herziening van het vigerende bestemmingsplan “Noordeindseweg, 14e herziening” in voorbereiding: het bestemmingsplan “Lint Noord”. Dit bestemmingsplan is een actualisatie van de vigerende regelingen en biedt een eenduidig en adequaat juridisch planologisch kader. De voorgestane ontwikkeling is binnen het bestemmingsplan “Lint Noord” nog niet mogelijk. In het bestemmingsplan “Lint Noord” is ter plaatse van het plangebied de bestemming ‘Agrarisch’ met de aanduiding ‘bedrijfswoning’ opgenomen, met een wijzigingsbevoegdheid naar ‘Wonen', 'Tuin', 'Water', 'Groen' en/of 'Verkeer'. Daarmee is wel reeds geanticipeerd op de onderhavige (her)ontwikkeling van het perceel.
1.5
Leeswijzer Deze toelichting bestaat uit vier delen. Voorliggend deel, deel A, bevat een aantal algemene en inleidende planaspecten. Hierna volgt deel B. Daarin vindt de planbeschrijving plaats en wordt tevens een toelichting gegeven op de bestemmingsmethodiek. Deel C vormt de achterliggende onderbouwing voor de keuzes die in deel B worden gemaakt ten aanzien van, onder andere, ruimtelijke ordening, natuur en landschap, water, archeologie en cultuurhistorie en milieu. In deel D, tenslotte, wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan en op het overlegtraject.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
3
Deel B: Planbeschrijving Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
4
Afbeelding 2.1: Voorbeeld kavelinrichting (aanzicht vanaf Robbenstraat)
Afbeelding 2.2: Voorbeeld kavelinrichting
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
5
2
Planbeschrijving
2.1
Bestaande situatie Het plangebied is gelegen aan de Noordeindseweg, een oud bebouwingslint met een bijzonder gevarieerde ruimtelijke structuur. Het bebouwingsbeeld van het lint wordt afwisselend bepaald door oude boerderijcomplexen, kassenpercelen en bedrijfsbebouwing met daartussen fragmenten woonbebouwing. Kenmerkend is daarnaast de Noordeindsevaart, die de basis heeft gevormd voor het ontstaan van het huidige bebouwingslint. Het plangebied ligt ingeklemd tussen de woningen aan de Noordeindseweg 101 en 105 en wordt aan de achterzijde ontsloten op de Robbenstraat. Aan de westzijde grenst het plangebied aan een agrarisch perceel, waardoor er sprake is van een wijds uitzicht op het omliggende landschap. Op het perceel aan de Noordeindseweg 103 was voorheen een agrarische bedrijfswoning gesitueerd. Na de sloop van deze woning in 2005 is het plangebied braak komen te liggen.
2.2
Ruimtelijke ontwikkelingen
2.2.1 Programma Het beoogde bouwplan heeft betrekking op de inpassing van één vrijstaande woning op het perceel aan de Noordeindseweg 103. Om het voor het lint typerende vrijstaande karakter te waarborgen, is door de gemeente Lansingerland een aantal stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Op basis van deze randvoorwaarden dient het bouwvlak minimaal drie meter aan weerszijden van de perceelsgrens te liggen, waardoor een bouwvlak van 14 meter breed ontstaat. De maximale voorgevelbreedte van het hoofdgebouw naar de Noordeindseweg bedraagt 11 meter, vrij te schuiven binnen dit bouwvlak. Ook erfbebouwing als garages en andere eenlaagse aan- en bijgebouwen dienen binnen dit vlak te worden gerealiseerd. Hierdoor ontstaan wisselende maten tussen de hoofdgebouwen, zoals eigen is aan het lint. Het perceel buiten het bouwvlak wordt als tuin ingericht, teneinde het vrijstaande karakter verder te waarborgen en te voorkomen dat het doorzicht bebouwd wordt. De goothoogte van de woning mag maximaal 4,5 meter bedragen en de nokhoogte 10 meter. De woning dient te worden afgedekt met een kap. De kaprichting is vrij. De bebouwing oriënteert zich zowel op de Noordeindseweg als de Robbenstraat. De belangrijkste voorgevel is echter gesitueerd aan de Noordeindseweg. Ontsluiting van het perceel vindt plaats vanaf de Robbenstraat. Ter plaatse van de aanduiding bij de entree mag een carport gerealiseerd worden met een hoogte van maximaal 2,5 meter. De carport dient transparant vormgegeven te zijn, bestaande uit een draagconstructie met een plat, bij voorkeur groen ingericht, dak. Deze carport mag 6 bij 6 meter worden, mits de doorlopende lijn van de perceelgrens met de Noordeindseweg 101 niet wordt overschreden en de afstand tot de Robbenstraat zo groot mogelijk is. Bij voorkeur is deze afstand meer dan één meter, indien deze ruimte fysiek aanwezig is. Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
6
De hiervoor genoemde stedenbouwkundige randvoorwaarden vormen het uitgangspunt voor de verdere uitwerking van het bouwplan. 2.2.2 Ruimtelijke inpassing Op de aangrenzende percelen aan de Noordeindseweg 101 en 105 is reeds bebouwing aanwezig, waardoor de beoogde woning op subtiele wijze kan worden ingepast in het bestaande bebouwingslint. De voorgevel van de woning wordt in een lijn met de aangrenzende bebouwing gesitueerd en zal qua maatvoering eveneens aansluiten bij de bestaande bebouwing in de omgeving. De woning wordt bovendien zodanig gepositioneerd dat het bestaande zicht op het achterliggende landschap niet volledig wordt weggenomen, waarmee recht wordt gedaan aan de karakteristiek van het bebouwingslint met de beeldbepalende doorzichten op het achterland. Voor wat betreft de architectonische uitwerking van de woning, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de karakteristiek van het bebouwingslint. 2.2.3 Ontsluiting en parkeren Ontsluiting De ontsluiting van de nieuwe woning vindt plaats vanaf de Robbenstraat, aan de westzijde van de woning. De Robbenstraat takt via de Oesterstraat aan op de Noordersingel. Deze wegen garanderen de bereikbaarheid van de nieuwe woning. De gemiddelde verkeersaantrekkende werking van een woning is circa zes motorvoertuigen per etmaal. De capaciteit van de hiervoor genoemde wegen is meer dan voldoende om de extra verkeersbewegingen op te vangen. Bovendien was er in het verleden al een (bedrijfs)woning aanwezig, waardoor er feitelijk geen sprake is van een extra toename. Parkeren Parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost. Op de kavel mag een carport die ruimte biedt aan twee parkeerplaatsen gebouwd worden. Ten aanzien van het parkeren is in het visiedocument verkeer en vervoer 2009-2020 vastgelegd dat bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan de aanbevelingen in de ASVV 2004. De ASVV 2004 bevat ervaringscijfers voor de benodigde parkeerplaatsen bij woningen, winkels en bedrijven. Voor een woning in het dure segment geldt een minimale parkeernorm van 2 parkeerplaatsen. Dat betekent dat in dit plan voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd. 2.2.4 Beeldkwaliteit Voor de bouw van de nieuwe woning is nog geen definitief bouwplan opgesteld. Op basis van de kaders die in dit bestemmingsplan worden gegeven, zal het plan de komende tijd architectonisch verder worden uitgewerkt. Daarbij moet de welstandsnota als richtlijn worden gehanteerd. In de welstandsnota worden architectonische zaken aangegeven zoals de gewenste mate van detaillering, materiaal- en kleurgebruik en dergelijke. Het plangebied is in de welstandsnota aangeduid als ‘bijzonder gebied van welstand’. Bij dit welstandsniveau is de welstandsbeoordeling gericht op het stimuleren van de beeldkwaliteit, in alle facetten. De gemeente wil hier duidelijke regie voeren op de ruimtelijke kwaliteit.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
7
De bestaande karakteristiek van het polderlint Noordeindseweg vormt het uitgangspunt bij de nadere uitwerking van het bouwplan. De nieuwe woning zal zich als vanzelfsprekend in de bestaande structuur voegen, waarbij de onbebouwde ruimte tussen de hoofdgebouwen in stand wordt gehouden. Dat betekent dat bijgebouwen achter het hoofdgebouw worden gesitueerd. De woning wordt uitgevoerd in een eenvoudige en heldere hoofdvorm en een herkenbare kapvorm die kan afwijken van de aangrenzende woningen. De voorgevel van de woning is uitgesproken en nadrukkelijk op de Noordeindseweg gericht. Voor wat betreft de architectuur van de woning wordt aansluiting gezocht bij de karakteristiek van het polderlint. Een divers materiaal- en kleurgebruik is mogelijk, mits dit aansluit op het bebouwingslint als geheel. 2.3
Juridische aspecten
2.3.1 Inleiding Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld conform de gemeentelijke standaard, met inachtneming van de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd. 2.3.2 Planmethodiek Bestemmingsmethodiek Het uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het mogelijk maken van een woning aan de Noordeindseweg 103. Voor de juridische regeling is het handboek van de gemeente Lansingerland leidend (Modelplanregels gemeente Lansingerland, versie 2.2), aangevuld met specifieke regelingen. Bij de opzet van het plan is gekozen voor eindbestemmingen. Op basis van de bepalingen van een eindbestemming kan direct een omgevingsvergunning worden afgegeven, indien het bouwplan past binnen de regels die gelden bij de bestemming. 2.3.3 Regels De regels bestaan uit vier hoofdstukken: Inleidende regels (hoofdstuk 1) Bestemmingsregels (hoofdstuk 2) Algemene regels (hoofdstuk 3) Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4) Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende artikelen. Hoofdstuk 1 Inleidende regels In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard, dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
8
regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Hierna volgt een toelichting per artikel. Tuin De gronden aan weerszijden van de woning en de gronden aan de voorzijde, hebben de bestemming ‘Tuin’ gekregen. Binnen deze bestemming is geen bebouwing toegestaan, waardoor de zichtlijnen op het achterliggende landschap gewaarborgd worden. Binnen de bestemming ‘Tuin’ is de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – carport’ opgenomen, teneinde de bouw van een carport mogelijk te maken, met een maximale bouwhoogte van 2,5 meter. Wonen Voor de beoogde woning is de bestemming ‘Wonen’ opgenomen. Bouwen is alleen toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Voor de woning geldt een maximale gooten bouwhoogte van respectievelijk 4,5 en 10 meter en een maximale frontbreedte van 11 meter. Daarbij moet worden opgemerkt dat vanaf 2 meter achter de voorgevel aanbouwen in één laag zijn toegestaan tot een maximale breedte van 14 meter. Waarde – Archeologie (dubbelbestemming) De bestemming “Waarde – Archeologie” geldt binnen het hele plangebied en is gebaseerd op het gemeentelijke archeologiebeleid. De dubbelbestemming borgt de eventueel aanwezige archeologische waarden in de bodem. Dit gebeurt met een verplichting tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning bij aanlegactiviteiten. Deze wordt pas afgegeven, als (bijvoorbeeld uit onderzoek) is gebleken dat de archeologische belangen niet onevenredig worden geschaad. Waterstaat – Waterkering (dubbelbestemming) De bestemming is opgenomen voor de gronden die een waterkerende functie hebben. Voor de bestemming is sprake van een zogenoemde dubbelbestemming waarbij de waterkerende functie primair is gesteld ten opzichte van de andere aangegeven bestemmingen. Op deze gronden is tevens de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing. Ontwikkelingen binnen de bestemming zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering. Het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen is afhankelijk gesteld van een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning voor afwijken. Alvorens bij omgevingsvergunning afwijking te verlenen wordt ten aanzien van de waterhuishoudkundige aspecten advies ingewonnen bij het hoogheemraadschap. Naast de bepalingen van het bestemmingsplan zal, op grond van de keurbepalingen, bij het oprichten van bebouwing dan wel het uitvoeren van een aantal werken en/of werkzaamheden tevens een watervergunning van het hoogheemraadschap nodig zijn.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
9
Hoofdstuk 3 Algemene regels In hoofdstuk 3 worden enkele algemene regels gegeven, zoals de anti-dubbeltelregel. Ook wordt de aanvullende werking van de Bouwverordening uitgesloten, behalve voor onderwerpen die met naam genoemd worden (waaronder parkeergelegenheid; er moet dus altijd worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid). Ook worden algemene gebruiksregels gegeven en wordt gesteld dat bestaande bouwwerken, die niet voldoen aan de regels in het plan, als toelaatbaar mogen worden beschouwd. Daarnaast worden enkele algemene afwijkings- en wijzigingsregels gegeven die de flexibiliteit van het plan vergroten. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald. 2.3.4 Geometrische plaatsbepaling / verbeelding Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een GBKN-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor onder meer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar. De gegevens zijn digitaal raadpleegbaar. Via de digitale portal waarop het plan wordt gepubliceerd kan, door te klikken op een bepaalde locatie, de bijbehorende bestemmingsregeling worden opgeroepen.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
10
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
11
Deel C: Verantwoording
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
12
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
13
3
Beleidskader
3.1
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma’s. De SVIR doet geen specifieke uitspraken met betrekking tot het plangebied. Het bouwplan wordt desondanks passend geacht binnen het beleid van het Rijk om inbreidingslocaties zoveel mogelijk te benutten. Daarmee is de beoogde ontwikkeling niet in strijd met de SVIR. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als AMvB Ruimte, de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-)AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds wordt het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu (SVIR). Op 31 december 2011 is het Barro voor wat betreft de eerste aspecten in werking getreden. In het Barro zijn onder meer rijksvaarwegen, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, buisleidingen, primaire waterkeringen, erfgoederen, kustfundamenten en diverse concrete nationale ruimtelijke projecten zoals het Project Mainportontwikkeling Rotterdam aangewezen als nationaal belang. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
14
gebieden moeten zijn ingericht. Indien vigerende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkingtreding van het besluit zijn aangepast. Met betrekking tot het plangebied van voorliggend bestemmingsplan gelden geen nationale ruimtelijke belangen. Doorvertaling van het Barro is daarom niet van toepassing. 3.2
Provinciaal beleid Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Provinciale Staten stelden op 2 juli 2010 de provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte (de realisatie van de structuurvisie, zie ook hierna) en de Uitvoeringsagenda vast. Een eerste herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte zijn op 23 februari 2011 vastgesteld door Provinciale Staten. Ook worden jaarlijks actualiseringen vastgesteld.. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Het plangebied is op de functiekaart (afbeelding 3.1) van de provinciale structuurvisie aangewezen als ‘Stads- en dorpsgebied’. Dit betreft een aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Op de kwaliteitskaart (afbeelding 3.2) heeft het plangebied de aanduiding ‘Kwaliteit in stads- en dorpsgebied’. Gestreefd wordt om bij nieuwe ontwikkelingen de bestaande identiteit te waarborgen en voort te bouwen op karakteristieke structuren en de ligging aan en in het landschap. Daarnaast heeft het plangebied in de kwaliteitskaart de aanduiding ‘Kwaliteit van stads- en dorpsrand’. De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen; de nabijheid van voorzieningen gecombineerd met het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap. De provincie onderscheidt drie ambities ten aanzien van randzones: 1. De kwaliteit van het front (contrast): een scherpe rand tussen bebouwing en land; 2. Contactkwaliteit: bebouwd gebied en landschap zijn verbonden door zichtbare en begaanbare doorlopende structuren, zoals wegen, paden, dijken, lanen, linten of waterlopen; 3. De kwaliteit in de overlap (contact): tussen bebouwd gebied en landschap is een geleidelijke overgang. Tot slot is een klein deel van het plangebied aangeduid als ‘Droogmakerij als herkenbare structuur’. Nieuwe ontwikkelingen dienen passend te zijn bij de grote maat en rationele opzet van de droogmakerij. Bovendien worden nieuwe ontwikkelingen in de droogmakerij vormgegeBestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
15
ven als eigentijdse objecten aan de ontginningslijnen, binnen de strakke verkaveling, grootschalig, met strakke groene omzoming en behoud van doorzichten. De voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders die door de provinciale structuurvisie zijn gesteld. De woning wordt op een passende wijze ingevoegd in het bestaande bebouwingslint. Daarbij is aandacht besteed aan het behoud van zichtlijnen op het achterliggende landschap doordat gebouwd wordt op nagenoeg dezelfde plek als de voormalige agrarische bedrijfswoning. Bovendien is de maatvoering en positionering van de woning afgestemd op de omliggende bebouwing, waarmee wordt aangesloten bij de ruimtelijke karakteristiek van het bebouwingslint en het achterliggende landschap.
Afbeelding 3.1: de functiekaart behorende bij de provinciale structuurvisie
Afbeelding 3.2: de kwaliteitskaart behorende bij de provinciale structuurvisie
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
16
Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in het Barro ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving. Het plangebied is gelegen binnen de bebouwingscontouren van Berkel en Rodenrijs (kaart 1 van de verordening). Buiten deze contouren is in principe geen verstedelijking mogelijk. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de SER-ladder, die voorschrijft dat inbreiding vóór uitbreiding gaat. Onderhavige ontwikkeling vormt een verdichting van het bestaande bebouwingslint, hetgeen in overeenstemming is met het inbreidingsprincipe van de SER-ladder. Tot slot is de Noordeindseweg aangeduid als primaire en regionale waterkering (kaart 8 van de verordening). Primaire en regionale waterkeringen dienen als zodanig bestemd te worden. In de regels van dit bestemmingsplan is daarom een dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ opgenomen ten behoeve van de onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de waterkering. Voor het overige heeft het bestemmingsplangebied geen aanduidingen op de verschillende kaarten uit de verordening. De eerste herziening en de actualisering 2011 van de verordening hebben geen betrekking op gronden binnen het onderhavige bestemmingsplangebied. 3.3
Gemeentelijk beleid Structuurvisie Lansingerland Op 18 februari 2010 is de Structuurvisie Lansingerland vastgesteld door de gemeenteraad van Lansingerland. Lansingerland wil 'aantrekkelijk wonen, werken, recreëren en leven' sturen met een eigen visie. Binnen de gemeente staat een groot aantal ontwikkelingen op stapel wat betreft woningbouw, bedrijventerreinen en maatschappelijke voorzieningen. Om deze en andere ruimtelijke ontwikkelingen en ruimtelijk beleid te verankeren, heeft de gemeente een structuurvisie opgesteld, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De gemeente voldoet hiermee aan de verplichting uit de Wro om voor haar grondgebied een structuurvisie op te stellen. De koers voor de gemeente Lansingerland is: aantrekkelijk suburbaan wonen; leefbaar, zorgzaam en met eigen identiteit; ontspannen groene en recreatieve gemeente; Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
17
-
een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven en het verder ontwikkelen van de greenport.
Duurzaamheid en een goede ontsluitingsstructuur zijn daarbij randvoorwaarden. Lansingerland is een essentieel onderdeel van de Zuidvleugel van de Randstad en bovendien centraal gelegen. De Randstad behoort tot de vijf belangrijkste stedelijke gebieden van Noordwest-Europa. Als schakel in de Zuidvleugel is de toekomst van Lansingerland sterk vervlochten met die van de Randstad. Lansingerland is duidelijk onderdeel van een groter geheel. In de structuurvisie wordt het plangebied aangemerkt als ‘Kwaliteitsverbetering bestaand stedelijk gebied’ (zie afbeelding 3.3). Beheer en kwaliteitsverbetering van het suburbane woonen leefklimaat in de bestaande woongebieden staat voorop. Met 'zorgzame wijken' wil Lansingerland wijken bieden met een passend aanbod van woningen, voorzieningen, activiteiten en diensten die erop gericht zijn ervoor te zorgen dat iedereen zo lang mogelijk zelfstandig in een eigen huis of leefomgeving kan blijven wonen. Een compleet aanbod van goed bereikbare voorzieningen is hierbij uitgangspunt. Kwaliteitsverbetering van openbaar groen met voldoende speelplaatsen en voldoende parkeerplaatsen verdient ook extra aandacht. Binnen het stedelijk gebied wordt de komende jaren een aantal woningbouwlocaties afgerond. Daarnaast is incidenteel herstructurering van verouderde delen van de woningvoorraad aan de orde. Waar mogelijk worden kansen benut voor het uitplaatsen van (milieu)hinderlijke bedrijven en functies (die qua schaal en of activiteit niet meer passen in de stedenbouwkundige structuur) uit de kernen. Bij inbreiding wordt gewaakt voor teveel verdichting, om het landelijke groene (suburbane) karakter van de gemeente te behouden. De opgaven voor wonen uit de visie zijn de volgende: De woningvoorraad sluit aan op de bevolkingssamenstelling. Het woningaanbod is voldoende gedifferentieerd. Er zijn voldoende levensloopbestendige woningen. Werken en wonen zijn waar mogelijk beter gemengd. Na 2025 is de bebouwde kom niet verder uitgebreid. Vanaf 2020 ligt de nadruk meer op herstructurering van oudere woonwijken. Duurzaamheid in de woonwijken is verbeterd. Leefbaarheid in de wijken is verbeterd door kwaliteitsverbetering van openbaar (gebruiks)groen. Veiligheid in de woonwijken is gewaarborgd en waar nodig verbeterd. Lokale voorzieningen zijn uitgebreid.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
18
Afbeelding 3.3: uitsnede kaart Structuurvisie Lansingerland
Ter plaatse van het plangebied staat het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van het (landelijk) lint voorop. De linten, waaronder de Noordeindseweg, zijn belangrijke dragers van de identiteit van Lansingerland. Behoud en versterking van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de linten is uitgangspunt. Dit houdt onder andere in dat de diversiteit aan functies, bebouwingsvormen en de openheid behouden moeten blijven. Daar waar functies zijn gevestigd die qua aard of schaal als niet meer passend moeten worden beschouwd, is ontwikkeling en of transformatie mogelijk. De voorgenomen ontwikkeling past binnen deze uitgangspunten. De woning wordt op een passende wijze ingevoegd in het bestaande bebouwingslint. De maatvoering en positionering van de woning is afgestemd op de omliggende bebouwing, waarmee wordt aangesloten bij de ruimtelijke karakteristiek van de Noordeindseweg. Bovendien is aandacht besteed aan het behoud van doorzichten op het achterliggende landschap. Hiermee vormt de structuurvisie geen belemmering voor de haalbaarheid van dit plan. ‘Structuurvisie Het Lint’ De “Structuurvisie Het Lint” is door de toenmalige gemeenteraad van Berkel en Rodenrijs vastgesteld op 18 juli 2002. De structuurvisie schetst het kader voor toekomstige ontwikkelingen aan de Noordeindseweg en doet beleidsuitspraken op een hoger abstractieniveau dan een stedenbouwkundig plan of een bestemmingsplan. De geschetste kaders zijn verder uitgewerkt in onderhavig bestemmingsplan. Het lint van Berkel en Rodenrijs strekt zich met een lengte van zo'n 8 kilometer uit van Zoetermeer in het noorden tot de Oude Bovendijk in het zuiden. Dit lint, dat bestaat uit de Noordeindseweg en de Rodenrijseweg, vormt de belangrijkste structuurlijn in Berkel en Rodenrijs. In het noorden en in het zuiden lopen de Noordersingel, de Zuidersingel en de Westersingel parallel aan het lint. Het gebied tussen deze zogenaamde onderweg en het lint maakt deel uit van het plangebied van de structuurvisie. Dit plangebied bevindt zich afwisselend tussen open polders, kassencomplexen en woonwijken en vormt een rijkgeschakeerde strook van woonbebouwing, tuinen, kassen, bedrijven en allerhande agrarische functies. De structuur-
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
19
visie legt een toekomstperspectief vast, waarbij het lint door de snelle verstedelijking van het aangrenzend gebied meer en meer de rol krijgt van een langgerekte, veelkleurige en parkachtige enclave in een verstedelijkt gebied. De structuurvisie legt de nadruk op een groene ruimte en mikt op het behoud en de versterking van de karakteristieken van het lint. In het hele gebied is het bouwen van woningen en bedrijven alleen toegestaan in relatief lage dichtheden. De verkeersfunctie van het lint wordt, waar mogelijk, teruggedrongen ten gunste van de verblijfskwaliteit en het langzaam verkeer. Noordeindseweg Het gebruik langs de Noordeindseweg wordt gekenmerkt door een mozaïek van agrarische functies (weilandjes en kassen), bedrijven, werkplaatsen en detailhandel. Daarnaast wordt er uiteraard ook gewoond in dit deel van het lint. Alles bij elkaar heeft het gebruik van het lint in dit gedeelte de karakteristiek van een langgerekte strip met typisch perifere bedrijvigheid. Een vijftal plekken tussen de Noordeindseweg en de Noordersingel die in de toekomst uitzicht bieden op het waterlandschap van de Groen-Blauwe Slinger wordt vrij gehouden van bebouwing. Door middel van enerzijds tien meter brede zichtlijnen en het niet bebouwen van delen van de huidige glastuinbouwkavels wordt dit vrije uitzicht op het toekomstige landschap van de Groen-Blauwe Slinger mogelijk gemaakt. Deze afwisseling van open ruimte en bebouwing resulteert in een ruimtelijk patroon van schering en inslag. De schering wordt gevormd door de Noordeindseweg en de Noordersingel en de inslag door de afwisseling van bebouwing en open doorzichten. Voor de te ontwikkelen woningbouw geldt hier een aantal algemene voorwaarden: • Het parkeren dient altijd op eigen terrein plaats te vinden, waarbij de opstelplaatsen achter de voorgevelrooilijn moeten worden gerealiseerd; • Er mogen geen nieuwe bruggen vanaf het lint worden toegevoegd; • Langs de Noordersingel wordt bij nieuwe ontwikkelingen, daar waar de bermsloot niet meer aanwezig is, het herstel van deze erfafscheiding verplicht gesteld. De ‘Structuurvisie Het Lint’ schetst een kader voor de realisatie van een woning op het perceel aan de Noordeindseweg 103. Bij de ruimtelijke inrichting van het perceel is rekening gehouden met het behoud van zichtlijnen op het achterliggende landschap, door een maximale frontbreedte op te nemen, alsmede een bebouwingsvrije strook aan weerszijden van de woning. Hiermee wordt recht gedaan aan het ruimtelijk patroon van schering en inslag, dat kenmerkend is voor het bebouwingslint. Bovendien was op het perceel tot voor kort een agrarische bedrijfswoning gesitueerd, dit bestemmingsplan maakt een burgerwoning op dezelfde locatie mogelijk. Hierdoor zullen de zichtlijnen op het achterliggende landschap behouden worden. Daarnaast wordt parkeren op eigen terrein opgelost en wordt de woning aan de achterzijde - via de Robbenstraat - ontsloten. Hierdoor hoeft er geen nieuwe brug te worden toegevoegd. Woonvisie 2009 - 2013 Op 17 december 2009 heeft de gemeenteraad van Lansingerland de woonvisie 2009 - 2013 vastgesteld, getiteld ‘Samen bouwen aan een groen en duurzaam Lansingerland’. Hoofddoel van Lansingerland is de aantrekkelijke mix van de drie kernen voor de toekomst veilig te stellen. Deze missie is vertaald naar drie beleidsdoelen: 1. het vergroten van keuzevrijheid en een gevarieerd woningaanbod; 2. het bieden van gevarieerde en veilige woonmilieus; en 3. het versterken van een duurzame woon- en leefomgeving.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
20
Binnen het doel ‘vergroten van de keuzevrijheid en een gevarieerd woningaanbod’ is het de bedoeling extra aandacht te creëren voor ouderen, (koop)starters, huishoudens met een laag inkomen en bijzondere doelgroepen. Enkele relevante uitvoeringsmaatregelen zijn het laten voldoen van zoveel mogelijk nieuwe woningen aan de WoonKeur en het aangeven in nieuwe bestemmingsplannen met woningbouwlocaties hoeveel sociale huur- en/of koopwoningen en/of kavels voor particulier opdrachtgeverschap bedoeld zijn. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in één kavel ten behoeve van particulier opdrachtgeverschap. Binnen het doel ‘bieden van gevarieerde en veilige woonmilieus’ is het de bedoeling om levensloopbestendige, leefbare, veilige, bereikbare en groene woonmilieus te realiseren. Er moeten woonservicezones worden gerealiseerd en bij de uitwerking van bouwplannen binnen de bebouwde kom moet ervoor worden gezorgd dat de openbare ruimte is afgestemd op het gebruik door ouderen en dat wordt voldaan aan de veiligheidseisen. De ingezette verbetering van de bereikbaarheid van bushaltes en versterking van het OV moet worden voortgezet en er moet worden geïnventariseerd in welke wijken zich parkeerproblemen voordoen. Er moet wijkgericht worden gewerkt en er moet worden gedefinieerd aan welke groeneisen nieuwe woningbouwplannen moeten voldoen. Dergelijke uitvoeringsmaatregelen worden niet geregeld in het voorliggende bestemmingsplan. Welstandsnota Het welstandsbeleid dat in de welstandsnota (vastgesteld d.d. 26 april 2012) wordt uiteengezet, is bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Lansingerland te behouden en te stimuleren. Elk bouwplan moet, zowel op zichzelf, als in relatie tot zijn omgeving voldoen aan de redelijke eisen van welstand, volgens criteria die zijn vastgesteld in de gemeentelijke welstandsnota. Bovendien mogen bestaande bouwwerken niet in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, ook weer volgens de criteria in de welstandsnota. Alleen als de gemeenteraad een gebied of een object als ‘welstandsvrij’ aanwijst, vervalt de preventieve welstandsbepaling. In Lansingerland wil de gemeente echter bij een deel van de vrije gebieden een vangnet behouden in de vorm van een paar summiere criteria om excessen te voorkomen. Gesproken wordt daarom van ‘vrij met excessenregeling’. Het welstandsbeleid van Lansingerland is uitgewerkt op basis van vier welstandsniveaus: welstandsvrij; vrij met excessenregeling; licht; bijzonder. Het onderhavig plangebied valt binnen het welstandsniveau “Bijzonder”. Bij dit welstandsniveau is de welstandsbeoordeling gericht op het stimuleren van de beeldkwaliteit, in alle facetten. De gemeente wil hier duidelijke regie voeren op de ruimtelijke kwaliteit. Dit welstandsniveau is toegekend aan de kernen met hun voorzieningen- en winkelgebieden, de infrastructuur en daarbij behorende civieltechnische objecten (kunstwerken), en de gebieden die de kwalificatie ‘bijzonder’ hebben gekregen, zoals de linten Noordeindseweg en Rottekade. Het onderhavig plangebied valt binnen het gebiedstype ‘historische polderlinten’. Binnen de linten is van oudsher een enorme diversiteit aan individuele bebouwing, die onderling sterk verschilt in kwaliteit. De samenhang van het gebied wordt bepaald door het landschappelijk
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
21
raamwerk, en niet zozeer door de bebouwing. Aan de Noordeindseweg is het vooral van belang behoedzaam om te gaan met de doorzichten voorzover die nog aanwezig zijn, en met de kwaliteiten van de bestaande bebouwing. Dit lint vormt de context voor nogal wat (potentiële) monumenten. Aan de Noordeindseweg geldt daarom een bijzonder welstandstoezicht (zie afbeelding 6.3). Bij dit welstandsniveau is de welstandsbeoordeling gericht op het stimuleren van de beeldkwaliteit, in alle facetten. De gemeente wil hier duidelijke regie voeren op de ruimtelijke kwaliteit. In onderhavig bestemmingsplan is nadrukkelijk rekening gehouden met het behoud van doorzichten op het achterliggende landschap. Bovendien is de woning vanuit stedenbouwkundig oogpunt op een passende wijze ingevoegd in het bestaande bebouwingslint. Het bouwplan wordt in het kader van de omgevingsvergunningprocedure getoetst aan de welstandsnota van de gemeente Lansingerland.
Afbeelding 3.4: welstandsniveaus gemeente Lansingerland met globale ligging plangebied
3.4
Conclusies Het bestemmingsplan voor het perceel aan de Noordeindseweg 103 draagt bij aan de nationale en provinciale opgave om aan groene woonwensen tegemoet te komen en zuinig ruimtegebruik toe te passen. Daarnaast past de ontwikkeling binnen de gemeentelijke structuurvisie, de structuurvisie ‘Het Lint’ en de woonvisie.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
22
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
23
4
Natuur en landschap
4.1
Kader Soortenbescherming De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen Huismuis, Bruine en Zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd. De Ffw gaat uit van het “nee, tenzij”-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten. Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien, dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen. De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën. Meer algemene soorten (tabel 1 Ffw): voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Andere, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffw), met uitzondering van beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Strikt beschermde soorten (tabel 3 Ffw): voor deze soorten dient in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling altijd ontheffing te worden aangevraagd van de Ffw. Ontheffing wordt alleen verleend indien er geen alternatief is en geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten in tabel 3 die ook op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen, wordt ontheffing echter alleen nog maar verleend indien er daarnaast een dwingende reden van groot openbaar belang is; dit is het gevolg van een uitspraak van de Raad van State2. Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese Vogelrichtlijn (VR). Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn volgens een uitspraak van de Raad van State3 geen reden om ontheffing te verlenen.
2
Zie ABRS 21 januari 2009, zaak nr. 200802863/1
3
zie ABRS 13 mei 2009, zaak nr. 200802624/1 Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
24
Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de VR zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn. Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht. Dit houdt in dat “voldoende zorg” in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Gebiedsbescherming Het voormalige ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Bescherming van (natuur)gebieden heeft daarnaast ook plaats middels de Natuurbeschermingswet. Daaronder vallen de volgende typen gebieden: Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden); Beschermde Natuurmonumenten; Wetlands. Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. 4.2
Onderzoek Soortenbescherming De Toets Ffw start met een globaal onderzoek (quickscan), waarin gekeken wordt of er een reële kans is op het al dan niet voorkomen van beschermde soorten in of net buiten het plangebied. Indien blijkt dat die kans aanwezig is, zal een uitgebreid veldonderzoek moeten plaatshebben op het moment dat er kans is op (negatieve) effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten als gevolg van werkzaamheden die voortvloeien uit het plan. Als daarbij wordt aangetoond dat inderdaad beschermde soorten aanwezig zijn, zal een effectenstudie moeten worden gedaan. Indien daaruit blijkt dat er handelingen gaan plaatshebben die nadelige gevolgen hebben voor de aanwezige beschermde soorten, is mogelijk een aanvraag om ontheffing ex artikel 75 van de Ffw aan de orde. Daarbij moet in beeld worden gebracht hoe de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke gevolgen niet of in mindere mate zullen optreden. Het plan heeft betrekking op de bouw van één woning. Daarvoor kan in eerste instantie volstaan worden met een quickscan. Deze quickscan is integraal in deze toelichting opgenomen (er is dus geen afzonderlijk onderzoeksrapport). Op het moment dat er beschermde soorten in
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
25
het plangebied worden verwacht, zal mogelijk vervolgonderzoek in het veld moeten plaatshebben om te onderzoeken óf en onder welke voorwaarden de ontwikkeling doorgang kan vinden. Ten behoeve van de quickscan naar het voorkomen van beschermde soorten is een bureauonderzoek uitgevoerd. Aan de hand van verspreidingsgegevens (internet, inventarisatieatlassen) en habitateisen van beschermde flora en fauna, in combinatie met terreinkenmerken en de ligging van het plangebied in zijn omgeving, is een inschatting (expert judgement) gemaakt van het voorkomen van beschermde soorten. Grondgebonden zoogdieren In het plangebied komen naar verwachting alleen algemene beschermde soorten grondgebonden zoogdieren voor (tabel 1 Ffw). Het kan bijvoorbeeld gaan om soorten zoals (spits)muizen, mol en egel. Voor deze soorten geldt een vrijstelling van de Ffw bij ruimtelijke ontwikkeling. Juridisch zwaarder beschermde soorten worden niet in het plangebied verwacht. Vleermuizen De kans bestaat dat in het plangebied vleermuizen voorkomen. Alle Nederlandse vleermuizen zijn strikt beschermd middels tabel 3 van de Ffw en Bijlage IV van de HR. Mogelijk zijn jachtgebieden aanwezig van vleermuizen zoals gewone dwergvleermuis en Grootoorvleermuis. De eventuele functie van het plangebied als (onderdeel van een) jachtgebied komt door de voorgenomen ontwikkeling niet in gevaar. Daarnaast zijn vaste verblijfplaatsen van vleermuizen strikt beschermd, deze kunnen worden aangetroffen in aanwezige bebouwing en (oude) bomen met spleten en holen. Indien bebouwing wordt verbouwd of gesloopt en/of bomen worden gekapt met holtes/spleten, dient (vooraf) in het veld onderzocht te worden of vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Door de afwezigheid van bebouwing en bomen in het plangebied zijn vaste verblijfsplaatsen niet te verwachten. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Naast vaste verblijfsplaatsen is ook het foerageergebied beschermd mits het van significant belang is. Het geldt als significant belangrijk indien bij aantasting de functionaliteit van een verblijfplaats (in de omgeving) in het geding komt. Het plangebied is echter voor het grootste gedeelte vrij onbeschut en de verwachting is dan ook dat het plangebied hooguit van marginale waarde is als foerageergebied. Bovendien is voldoende geschikt foerageergebied aanwezig in de omgeving. De meervleermuis gebruikt mogelijk de Noordeindsevaart als jachtgebied; deze soort jaagt namelijk op brede wateren. De Noordeindsevaart is echter vrij smal voor de soort en naar verwachting daarom hooguit van marginaal belang. Bovendien wordt de Noordeindsevaart niet aangetast. Vogels Hoogstwaarschijnlijk broeden er vogels in het plangebied. Alle broedende vogels zijn strikt beschermd door de Ffw. De huidige interpretatie van de Ffw verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Dit betekent dat niet met verstorende werkzaamheden begonnen mag worden in het broedseizoen, tenzij op dat moment door een deskundige is vastgesteld dat ter plaatse geen broedvogels aanwezig zijn. Het broedseizoen is soortspecifiek, maar loopt ongeveer van half maart tot half juli. Ontheffing wordt niet verleend. Buiten het broedseizoen zijn er geen verplichtingen vanuit de Ffw. Vaste verblijfplaatsen van enkele vogelsoorten (bijvoorbeeld sommige roofvogel- en uilennesten, roekenkolonies, ooievaars-, huismus- en gierzwaluwnesten) vormen hierop een uitzondering; deze zijn het hele jaar door beschermd.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
26
Aangezien het plangebied braak ligt en er geen hoog opgaande beplanting aanwezig is, worden vaste verblijfplaatsen van enkele van deze soorten (zoals van huismus en/of gierzwaluw) niet verwacht in het plangebied. Amfibieën Alle inheemse amfibieën zijn beschermd middels de Ffw. In het plangebied komen waarschijnlijk enkele algemeen voorkomende amfibiesoorten voor, zoals kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker, middelste groene kikker en/of meerkikker (tabel 1 Ffw). Voor deze soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Het voorkomen van de zwaar beschermde rugstreeppad (tabel 3 Ffw / Bijlage IV HR) wordt op basis van verspreidingsgegevens en op basis van de uitkomsten van vrij recent verricht veldonderzoek in de directe omgeving van het plangebied niet verwacht. Het voorkomen van andere juridisch zwaar beschermde soorten (tabellen 2 en 3 Ffw / Bijlage IV HR) wordt op basis van terreinkenmerken en/of verspreidingsgegevens evenmin verwacht. Reptielen Op basis van verspreidingsgegevens kan het vóórkomen van reptielen in het plangebied worden uitgesloten. Er zijn derhalve geen verplichtingen aangaande reptielen. Vissen In de Noordeindsevaart kunnen beschermde vissoorten voorkomen. Het kan daarbij gaan om de soorten bittervoorn (tabel 3 Ffw) en kleine modderkruiper (tabel 2 Ffw). Omdat bij de voorgenomen ontwikkeling de Noordeindsevaart niet wordt vergraven en/of gedempt, is nader onderzoek niet noodzakelijk. Ongewervelden Er zijn slechts enkele soorten ongewervelden juridisch zwaar beschermd (tabellen 2 en 3 Ffw / Bijlage IV HR). Deze soorten zijn over het algemeen zeer zeldzaam en gebonden aan zeldzame biotopen en zijn derhalve niet te verwachten in het plangebied. De platte schijfhoren (tabel 3 Ffw / Bijlage IV HR) vormt hierop een uitzondering. Dit kleine waterslakje zou voor kunnen komen in de watergangen nabij het plangebied. Omdat bij de voorgenomen ontwikkeling de Noordeindsevaart niet wordt vergraven en/of gedempt, is nader onderzoek niet noodzakelijk. Vaatplanten In het plangebied komt mogelijk de zwanenbloem voor (tabel 1 Ffw). Voor deze soort geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Gezien de terreinkenmerken en gezien de uitkomsten van eerder verricht veldonderzoek4 (zie bijlage 4) in de directe omgeving van het plangebied, worden juridisch zwaar beschermde soorten vaatplanten (tabellen 2 en 3 Ffw / Bijlage IV HR) niet verwacht in het plangebied. Verplichtingen zijn derhalve niet aan de orde. Gebiedsbescherming Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de EHS. Het plangebied is evenmin onderdeel van een gebied dat onder de Natuurbeschermingswet 1998 valt. Ook in de directe omgeving zijn dergelijke gebieden niet aanwezig.
4
Toelichting ontheffingsaanvraag Berkel en Rodenrijs, Van der Goes en Groot, 2003. Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
27
4.3.
Conclusie Soortenbescherming In het plangebied komt waarschijnlijk een aantal door de Ffw beschermde soorten voor. Het betreft waarschijnlijk vooral algemene beschermde soorten (tabel 1 Ffw). Voor deze soorten geldt echter een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling. Wel is de zorgplicht van toepassing op deze (en alle andere in het wild levende) planten- en diersoorten. Daarnaast bestaat de kans dat in en nabij het plangebied enkele juridisch zwaarder beschermde soort(groep)en voorkomen (tabellen 2 en 3 Ffw / Bijlage IV HR): de vissoorten kleine modderkruiper en bittervoorn, het waterslakje platte schijfhoren en/of verschillende soorten vleermuizen (waarschijnlijk gewone dwergvleermuis en/of laatvlieger, maar mogelijk ook andere soorten). De leefgebieden van deze beschermde soorten worden niet aangetast door de voorgenomen ontwikkeling. Tenslotte komen in het plangebied zeer waarschijnlijk vogels tot broeden. Alle inheemse vogels zijn beschermd door de Ffw. Mogelijk komen ook jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen voor van één of meerdere vogelsoorten. Andere juridisch zwaarder beschermde soorten (tabellen 2 en 3 Ffw / Bijlage IV HR) zijn niet te verwachten in het plangebied. Hieronder wordt aangegeven hoe met het eventueel voorkomen van beschermde soorten dient te worden omgegaan bij het uitvoeren van de werkzaamheden opdat overtreding van de Ffw wordt voorkomen. In het plangebied komen hoogstwaarschijnlijk vogels tot broeden. Voor alle inheemse vogelsoorten (dus ook die soorten die geen jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen hebben) geldt dat ze zijn beschermd door de Ffw en dat rekening dient te worden gehouden met het broedseizoen. Er mag in geval van eventuele toekomstige ruimtelijke ontwikkeling niet met verstorende werkzaamheden worden begonnen in het broedseizoen, dat ongeveer van half maart tot half juli loopt (soortspecifiek), tenzij door een deskundige is vastgesteld dat op dat moment ter plaatse van de werkzaamheden geen vogels broeden.
4.3.2. Gebiedsbescherming Daar het plangebied geen onderdeel uitmaakt van de EHS, is een zogenaamde Planologische Natuurtoets niet aan de orde. Omdat het plangebied evenmin onderdeel is van een gebied dat onder de Natuurbeschermingswet 1998 valt en ook in de directe omgeving dergelijke gebieden niet aanwezig zijn, is een Habitattoets niet aan de orde.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
28
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
29
5
Water
5.1
Kader Er is een groot aantal beleidsstukken dat betrekking heeft op de waterhuishouding. Hieronder wordt één en ander uiteengezet.
5.1.1 Europees en rijksbeleid Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan is gedetailleerder dan de SVIR en blijft als uitwerking van de SVIR bestaan. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld. Waterwet De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen. Nationaal Bestuursakkoord Water (actueel) In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
30
In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. Kaderrichtlijn water Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Zo dienen alle waterlichamen in 2015 een “goede ecologische toestand” (GET) te hebben bereikt en dienen sterk veranderende c.q. kunstmatige wateren in 2015 een “goed ecologisch potentieel” (GEP) te hebben bereikt. De chemische toestand dient in 2015 voor alle wateren (natuurlijk en kunstmatig) goed te zijn. Waterbeheer 21e eeuw (WB21) In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en instandhouden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd. 5.1.2 Provinciaal beleid Provinciaal Waterplan Op 1 januari 2010 is het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 in werking getreden. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: 1. waarborgen waterveiligheid; 2. zorgen voor mooi en schoon water; 3. ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening; 4. realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem. In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. In de Verordening Ruimte (2010) is regelgeving opgenomen voor de regionale en primaire waterkeringen. Voor bestemmingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkerin-
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
31
gen mogelijk maken, Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort bij de waterkeringen zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen. 5.1.3 Regionaal en gemeentelijk beleid Hoogheemraadschap van Delfland Op 20 november 2009 is het Waterbeheerplan 2010 - 2015 vastgesteld. Het plan beschrijft de strategische keuzes van het Hoogheemraadschap van Delfland, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap spreidt de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied. Waterplan Lansingerland Op 29 april 2010 is het visiedeel van het Waterplan vastgesteld. Het doel van het Waterplan is het maken van afspraken, waarmee een robuust, veilig en duurzaam watersysteem gerealiseerd kan worden. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en moet gebaseerd zijn op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschappen. Onderdelen hiervan zijn: een samenhangende beschouwing van de ambities, ruimtelijke ontwikkelingen en (water)problemen; een integrale (ruimtelijke) visie op het grondwater, oppervlaktewater en de riolering; een concreet maatregelenpakket voor de realisatie van maatregelen. De doelgroep van het stedelijk Waterplan bestaat uit bestuurders (van de gemeente en de hoogheemraadschappen), bewoners, beleidsmakers en beheerders. Het Waterplan heeft geen wettelijke status, maar fungeert als koepelplan en integraal kader voor afspraken over water maatregelen tussen gemeente en hoogheemraadschappen. Het maatregelenprogramma tot 2015 is vastgesteld in de eindrapportage van het Waterplan die op 30 juni 2011 is vastgesteld. Gemeentelijk rioleringsplan In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2013 (GRP), dat op 6 november 2008 is vastgesteld, staat beschreven hoe de gemeente omgaat met afvalwater, hemelwater en grondwater. In het GRP zijn niet alleen maatregelen opgenomen voor het voorkomen van water op straat, maar ook om emissie vanuit de riolering naar het oppervlaktewater te reduceren. Daarnaast heeft de gemeente aanvullende maatregelen opgenomen ter verbetering van de waterkwaliteit (het ‘waterkwaliteitsspoor’). De gemeente is voornemens in de planperiode een afkoppelplan op te stellen. De gemeente stelt in de komende planperiode van het GRP een meetplan op voor de monitoring van de riolering en voert deze monitoring ook uit. De intentie van het GRP is gericht op samenwerking en afstemming binnen de (afval) waterketen tussen gemeente en de twee hoogheemraadschappen. De maatregelen uit het GRP die leiden tot verbetering van waterkwaliteit maken ook integraal onderdeel uit van het maatregelenprogramma uit de eindrapportage van het Waterplan die op 30 juni 2011 is vastgesteld.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
32
5.2
Onderzoek
Afbeelding 5.2: Overzicht watergangen in de omgeving van het plangebied Planbeschrijving Op het perceel aan de Noordeindseweg 103 was voorheen een agrarische bedrijfswoning gesitueerd. Na de sloop van deze woning in 2005 is het plangebied braak komen te liggen. Op het perceel is één nieuwe vrijstaande woning voorzien. Waterberging In het plangebied zijn geen voorzieningen opgenomen voor waterberging. De omliggende watergangen zijn alle noodzakelijk voor de waterberging. De waterbergingscapaciteit dient mede voor de (tijdelijke) retentie van water binnen het gebied, ook in tijden van extreme of langdurige neerslag. Bij de toetsing van het te realiseren oppervlaktewater aan de ABC-bergingsnormen van Delfland kan de volgende opstelling worden gemaakt. Tabel 5.1 Overzicht waterberging in plangebied h(m) Bruto oppervlak
A (ha)
Inhoud per oppervlakte (m³/ha)
0,0922
Bergingsnorm HHD
325
Oppervlaktewater
0
Toegestane peilstijging
0,35
Benodigde bergingsoppervlakte naar bergingseis
29,97 m
3
HHD
Uit bovenstaande blijkt dat voor het plangebied, niet voldaan wordt aan de geldende norm. Bij een beschermingsniveau van 1 x 100 jaar zijn de woningen voldoende beschermd tegen wateroverlast. Dit beschermingsniveau is doorvertaald naar werknormen voor waterberging. Bij Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
33
een beschermingsniveau van 1 x 100 jaar hoort een waterbergingsnorm van 325 m3/ha (bruto plangebied). Om het aantal m3 te vertalen naar m2 moeten deze worden gedeeld door de maximaal toelaatbare peilstijging. In het gebied is een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,35 m aanwezig. De hoeveelheid aan oppervlaktewater dat aanwezig moet zijn is dus: 29,97 m3 : 0,35 = 85,6 m2 Omdat het benodigde oppervlaktewater niet past in het plangebied van Noordeindseweg 103 dient de initiatiefnemer te regelen dat dit elders in het peilgebied wordt gegraven. Het Hoogheemraadschap heeft aangegeven dat als zij voor het ter inzage gaan van het ontwerpbestemmingsplan over een getekende overeenkomst beschikken over hoe de watercompensatie opgelost zal worden beschikken, er wordt ingestemd met het plan. Tevens is op grond van de keurbepalingen, bij het oprichten van bebouwing dan wel het uitvoeren van een aantal werken en/of werkzaamheden tevens een watervergunning van het hoogheemraadschap nodig. Veiligheid Het plangebied van is binnen de beschermings- of kernzones van waterkeringen gelegen. Hiertoe is een dubbelbestemming opgenomen. Voor de (bouw)werkzaamheden is een ontheffing van de keur noodzakelijk. Riolering Afvalwater zal worden afgevoerd via het gemeentelijk riool (droogweerafvoer; DWA). Hemelwater dat op daken, parkeerverharding en opritten valt, moet worden afgekoppeld van het DWA en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Hemelwater dat op wegen valt, dient via bodempassages te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Volksgezondheid Door het afkoppelen van hemelwater van de DWA worden vuilwateroverstorten (in de omgeving) tegengegaan. De risico’s van watergerelateerde ziekten en plagen worden hierdoor geminimaliseerd. Waterkwaliteit Het toepassen van niet-uitloogbare bouwmaterialen voorkomt dat het hemelwater, dat wordt afgekoppeld naar het oppervlaktewater, wordt vervuild. In verband hiermee worden eisen gesteld aan de bij de daken, goten en leidingen te gebruiken materialen. Er mogen geen (sterk) uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of geïmpregneerde beschoeiingen gebruikt worden op delen die met hemelwater in contact komen, zoals de dakbedekking, goten en pijpen of er moet voorkomen worden dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben). Afkoppeling van hemelwater zorgt ervoor dat het aantal riooloverstorten laag is. Ook dit komt de waterkwaliteit (in de omgeving) ten goede.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
34
Beheer en onderhoud Het beheer en onderhoud van het inzamelings- en transportstelsel van afvalwater, kortom de riolering, ligt bij de gemeente. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor de zuivering van het aangeleverde afvalwater. 5.3
Conclusie Het aspect water vormt in principe geen belemmering voor dit bestemmingsplan, mits de initiatiefnemer overeenstemming met het Hoogheemraadschap bereikt over de benodigde watercompensatie elders in het peilgebied. In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt dit bestemmingsplan aan het Hoogheemraadschap voorgelegd.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
35
6
Archeologie en cultuurhistorie
6.1
Archeologie
6.1.1 Kader Wet op de archeologische monumentenzorg In de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De Wamz wijzigde een deel van de Monumentenwet 1988, waardoor deze wet het volgende regelt: de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Gemeentelijk archeologiebeleid De gemeente Lansingerland beschikt over eigen archeologiebeleid. Op basis van dit archeologiebeleid kan worden bepaald wat de verwachtingswaarde van een bepaald gebied is.
Afbeelding 6.1: Uitsnede archeologische beleidskaart Lansingerland
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
36
Volgens de beleidsadvieskaart ligt het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachting (Zone III), waarvoor bij een oppervlakte van meer dan 100 m² en een voorgenomen verstoringsdiepte van minimaal 0,5 m onder maaiveld archeologisch vooronderzoek uitgevoerd dient te worden (zie afbeelding 6.1). Tevens is het plangebied gelegen binnen een onderzoeksgebied met onderzoeksnummer 121. 6.1.2 Onderzoek Omdat de beoogde ontwikkeling een oppervlakte van meer dan 100 m2 beslaat, heeft in 2005 ter plaatse van het plangebied een bureau- en inventariserend veldonderzoek5 plaatsgevonden (zie bijlage 1). Het onderzoek is, ofschoon niet actueel, nog altijd representatief, omdat in het plangebied sindsdien geen verstorende of andere activiteiten hebben plaatsgevonden. Hieronder worden de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Op grond van de resultaten van het bureauonderzoek gold bij aanvang van het veldonderzoek voor het plangebied, voor zover gelegen in de droogmakerij, een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Voor het deel van het plangebied nabij het bewoningslint gold een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen vanaf de Late Middeleeuwen. De bodem in het plangebied is tot circa 0,5 m –Mv verstoord. Eventuele archeologische resten in de Afzettingen van Calais zijn afgedekt en zijn naar verwachting goed bewaard gebleven. Het veldonderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van vondstrijke nederzettingen. Omdat de bodemopbouw relatief gaaf is, valt niet uit te sluiten dat vondstarme nederzettingen of zeer lokale archeologische resten aanwezig zijn. Waarschijnlijk zijn de afzettingen onder de bovenste laag Hollandveen te nat geweest voor (permanente) bewoning. Op basis van het gemeentelijke archeologiebeleid is in dit bestemmingsplan evenwel een dubbelbestemming “Waarde – Archeologie” opgenomen, die erop ziet dat bij bodemverstorende activiteiten archeologisch onderzoek wordt gedaan. Als de plannen met betrekking tot de verstoringsdiepte in de verdere uitwerking nog wijzigen, dan waarborgt de archeologische dubbelbestemming de archeologische belangen. In de dubbelbestemming is een regeling opgenomen die er toe verplicht dat een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten wordt aangevraagd. Deze wordt pas afgegeven als is gebleken dat de (eventueel) aanwezige archeologische belangen niet onevenredig worden verstoord. 6.1.3 Conclusie Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van vondstrijke nederzettingen tot 0,5 m –Mv wordt geadviseerd graafwerkzaamheden tot deze diepte zonder beperkingen uit te laten voeren. Vervolgonderzoek wordt alleen noodzakelijk geacht indien graafwerkzaamheden groter dan 100 m2 zijn en dieper dan 0,5 m –Mv. gaan.
5
Eijk, J.H.M. van, 2005. Plangebied Noordeindseweg 103 en 105, gemeente Berkel en Rodenrijs; archeologisch
vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. RAAP-notitie 1244. Weesp. Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
37
6.2
Cultuurhistorie
6.2.1 Beleid Visie erfgoed en ruimte ‘Kiezen voor karakter’ In de Visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter' (juni 2011) zet het Rijk uiteen hoe cultureel erfgoed wordt geborgd in de ruimtelijke ordening voor de periode 2011-2015. De moderne monumentenzorg is ontwikkelings- en gebiedsgericht. Bovendien vindt het Kabinet samenwerking met publieke en private partijen van belang. In de Visie wordt het karakter van Nederland gevat in vier kenmerkende eigenschappen: waterland, stedenland, kavelland en vrij land. De gebiedsgerichte omgang met erfgoed vergt dat deze karakteristieken worden verbonden met opgaven uit andere sectoren en dat de economische, sociaal-culturele en ecologische kracht van het erfgoed beter wordt uitgebaat. Veranderingen in de monumentenzorg en de ruimtelijke ordening geven burgers en bedrijven meer ruimte en geven decentrale overheden meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Iedere overheidslaag staat voor de taak zijn belangen zo veel mogelijk vooraf kenbaar te maken en waar nodig met regels te borgen. Het rijk is daarnaast verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel. Provincies krijgen een centrale rol in de gebiedsgerichte belangenafweging en gemeenten verbinden gevolgen aan een gebiedsgerichte analyse van erfgoedwaarden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Het Rijk heeft gekozen voor vijf prioriteiten van het gebiedsgerichte erfgoedbeleid in de komende jaren: 1. werelderfgoed: de samenhang borgen en de uitstraling vergroten; 2. eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren; 3. herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: met focus op groei en krimp; 4. levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie en ecologie; 5. en wederopbouw: het tonen van een tijdperk. Regioprofielen Cultuurhistorie De provincie Zuid-Holland wil waardevolle cultuurhistorische elementen behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit richting te geven, zijn Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld. De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de provinciale Structuurvisie.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
38
Afbeelding 6.2: Uitsnede van de provinciale culturele verwachtingskaart
Nota Cultuurhistorie Plus - Lansingerland De gemeente Lansingerland heeft de ambitie om uit te groeien tot een aantrekkelijke parkstad waarin het goed wonen, werken en recreëren is. Om die ambitie te verwezenlijken voert de gemeente een uitgesproken ruimtelijk kwaliteitsbeleid. Als onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid is de Nota Cultuurhistorie Plus (vastgesteld d.d. 26 april 2012) opgesteld. 6.2.2 Onderzoek en conclusie Cultuurhistorische hoofdstructuur Op basis van de cultuurhistorische hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland zijn in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aangetroffen(zie afbeelding 6.2). Cultuurhistorische waarden zijn enkel gelegen ten noordoosten van het plangebied: het bebouwingslint Noordeindseweg is gewaardeerd als een landschappelijke lijn met een redelijk hoge waarde. Deze waarde wordt met de realisatie van de woning niet aangetast en een vertaling in een bestemmingsplanregeling is derhalve niet benodigd. Nota Cultuurhistorie Plus In deze nota wordt de Noordeindseweg als een bijzonder historisch polderlint omschreven. Dergelijke polderlinten vinden hun oorsprong in de ontginningsassen in het veengebied. Vanaf ca. 1000 n. Chr. werd het veengebied ontwaterd door vanuit een ontginningsbasis sloten te graven. Het gebied werd daardoor geschikt voor agrarisch gebruik. De ontginningsbasis functioneerde tegelijkertijd als weg, waarlangs in de 12de en 13de eeuw boerderijen werden gebouwd. In de 17de, maar vooral vroeg in de 18de eeuw werd in het gebied veen gewonnen, zo diep dat de polderlinten met de bebouwing erlangs te midden van uitgestrekte veenplassen Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
39
kwamen te liggen. Die werden vanaf 1772 tot in de 19de eeuw drooggemalen, zodat het niveau van het maaiveld daar enkele meters lager kwam te liggen. De ontginningsassen met de bebouwing erlangs staken vanaf dat moment uit boven de droogmakerijen in de omgeving. Tussen de boerderijen verrezen tuinders- en arbeiderswoningen en bedrijfjes, vooral na 1850. Die verdichting gaat tot nu toe door. Aan de Noordeindseweg zijn in eerste instantie aan de oostkant van de weg boerderijen gebouwd, de vaart lag aan de westkant. Vanaf het midden van de 19de eeuw werden westelijk van de vaart vooral tuinderswoningen gebouwd, veelal met een toegangsbrug. Het lint heeft het oorspronkelijke karakter goed behouden. Langs de Noordeindseweg is er nog relatief veel tussenruimte tussen de bebouwing. Aan de westkant grenzen nu achter de vaart aangelegde nieuwbouwwijken aan het lint. Deze bebouwing is niet op het lint georiënteerd, een brug ontbreekt dan ook. Aan de Noordeindseweg staan relatief veel historische boerderijen, soms met een nieuwe functie. Daartussen staan (historische) woonhuizen, bedrijfsgebouwen, nieuwbouw en een gemaal. Nogal wat panden worden dan ook op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. Naar het noorden toe is meer bedrijfsbebouwing aanwezig in de vorm van loodsen en kassen. Soms is nieuwbouw, bijvoorbeeld villa’s, in series gebouwd. De bebouwing is dan ook uiterst divers. Wel volgt de meeste bebouwing de richting van de kavelsloten, waardoor de panden met de voorgevel op de weg zijn georiënteerd. Typerend is dat er meestal pand voor pand is gebouwd, door of in opdracht van de eigenaren zelf. Daardoor zijn de panden onderling heel verschillend. Ze dateren uit verschillende tijden, zijn in verschillende stijlen gebouwd, de grootte verschilt en de dakcontour verspringt. Ook de kaprichting varieert, zowel parallel aan als haaks op de weg komt voor. Het gaat om boerderijen, tuinderswoningen, allerlei soorten woonhuizen en bedrijfsgebouwen. Ook materiaal- en kleurgebruik kan per pand verschillen. Diversiteit is daarmee karakteristiek voor dit gebiedstype. De Noordeindseweg heeft beter dan andere linten zijn oorspronkelijk karakter behouden. Er zijn nog betrekkelijk veel doorzichten op het achterland en er is meer historische, verspreid gelegen, bebouwing bewaard gebleven dan in de andere polderlinten. Conform het beleid uit de Nota Cultuurhistorie Plus voor het bijzondere polderlint in Berkel en Rodenrijs, zijn de mogelijkheden tot het ‘dichtbouwen’ van de kenmerkende doorzichten vanaf het hogere lint naar het lagere achterland, in dit bestemmingsplan zoveel mogelijk beperkt. Dit wordt bewerkstelligd door aan weerszijden van de woning een tuinbestemming op te nemen. Bijgebouwen kunnen daardoor alleen achter de woning worden opgericht. Hiermee wordt de cultuurhistorische waarde en karakteristieken van het bebouwingslint - met de doorzichten op het achterliggende landschap gewaarborgd. Conclusie Het aspect ‘cultuurhistorie’ vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van het plan.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
40
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
41
7
Milieu
7.1
Algemeen In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke (on)mogelijkheden vanuit diverse milieuaspecten inzichtelijk gemaakt. Waar nodig moet een vertaling plaatsvinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen.
7.2
Bodemkwaliteit
7.2.1 Kader Wet bodembescherming De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (landof water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd. Besluit bodemkwaliteit Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw) De inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, 1 oktober 2010) heeft effect op de Wbb en de Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften dienen in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
42
Gemeentelijk bodembeleid De gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart geeft een beeld van de diffuse bodemkwaliteit (ook wel achtergrondkwaliteit genoemd) van de gemeente. In het daaraan gekoppelde Bodembeheerplan is aangegeven welke regels gelden met betrekking tot grondverzet binnen de gemeente. Ook moet in dat kader rekening worden gehouden met de door gemeente Lansingerland vastgestelde bodembeleidsnotitie, als het gaat om grensoverschrijdend grondverzet. 7.2.2 Onderzoek Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is in 2005 een bodemonderzoek6 uitgevoerd (zie bijlage 2). Op grond van de resultaten van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat de opgestelde hypothese ‘niet-verdacht’ formeel niet juist is. Ter plaatse zijn in de grond en het grondwater overschrijdingen van de streefwaarde vastgesteld. Voor de lichte verontreinigingen hoeft geen ander onderzoek te worden aanbevolen De EOX bepaling vervult een zogenaamde ‘trigger’ functie en wordt gebruikt om een indicatie te krijgen of individuele halogeen verbindingen mogelijk overschreden worden. In onderhavig onderzoek wordt de triggerwaarde van 0,3 mg/kg ds. overschreden. Conform de NEN 5740 wordt het pas zinvol geacht om boven een concentratie van 3 mg/ks ds. individuele concentraties te meten. In onderhavig onderzoek wordt de concentratie van 3 mg/kg ds. niet overschreden. Gelet op het bovenstaande beleid is geen nader onderzoek nodig. 7.2.3 Conclusie In het algemeen heeft een bodemonderzoek een houdbaarheid van 5 jaar. Bovenstaand onderzoek heeft echter plaatsgevonden in 2005. De resultaten van het onderzoek geven aan dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de beoogde woonfunctie. Omdat er na de onderzoeksperiode geen werkzaamheden meer hebben plaatsgevonden in het plangebied, die deze resultaten mogelijkerwijs zouden kunnen beïnvloeden, kan het onderzoek als historisch onderzoek gezien worden om een indicatie van de bodemkwaliteit te geven. Daarmee is de haalbaarheid van dit plan in voldoende mate aangetoond. 7.3.
Geluid
7.3.1 Kader Behalve langs 30 km/uur-wegen en woonerven bevindt zich volgens de Wet geluidhinder (Wgh) aan weerszijden van iedere weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Voordat nieuwe woningen binnen deze zone kunnen worden geprojecteerd dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan. Het plan is gelegen in de zone van de Noordeindseweg, waarvoor een rijsnelheid van 50 km/uur van toepassing is. Daardoor is vanuit de Wet geluidhinder een onderzoek naar wegverkeerslawaai verplicht. Omdat de nieuwe woning niet is gelegen in de zone van een spoorlijn of een gezoneerd industrieterrein is onderzoek naar railverkeers- en industrielawaai niet aan de orde.
6
Verkennend bodemonderzoek Noordeindseweg 103 en 105 Berkel en Rodenrijs, BMA Milieu, d.d. 28 juli 2005. Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
43
Voor de Noordersingel en de Robbenstraat is een wettelijke rijsnelheid van 30 km/uur van toepassing. Voor dergelijke wegen is de Wet geluidhinder niet van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn deze wegen wel meegenomen in het onderzoek naar wegverkeerslawaai. In het onderzoek naar wegverkeerslawaai is berekend of aan de gestelde grenswaarden van de Wet geluidhinder wordt voldaan. 7.3.2 Onderzoek en conclusie Uit het onderzoek blijkt dat het verkeer op Noordeindseweg leidt tot een maximale geluidsbelasting van 56 dB. Daardoor wordt de voorkeurswaarde van 48 dB overschreden, maar overschrijdt het de maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet. Indien er geen geluidsreducerende maatregelen worden getroffen om de geluidsbelasting tot de voorkeurswaarde te reduceren is het vaststellen van een hogere waarde nodig om de nieuwe woning te realiseren. De vast te stellen hogere waarde bedraagt 56 dB als gevolg van het verkeer op de Noordeindseweg. Door het verkeer op de Noordersingel en Robbenstraat bedraagt de maximaal berekende geluidsbelasting respectievelijk 22 dB en 37 dB. Daardoor leveren deze wegen geen belemmering op voor de realisatie van de nieuwe woning. Met het vaststellen van een hogere waarde voor de Noordeindseweg is het mogelijk om de nieuwe woning te realiseren. Het ontwerpbesluit tot vaststelling van de hogere waarde moet gelijktijdig met dit bestemmingsplan ter inzage worden gelegd. De hogere waarde wordt door het college van Lansingerland vastgesteld. Opgemerkt moet worden dat de karakteristieke geluidswering zodanig moet zijn dat een binnenwaarde gegarandeerd kan worden van 33 dB in verblijfsgebieden. De onderzoeksrapportage naar wegverkeerslawaai8 is opgenomen als bijlage 3 bij deze toelichting. 7.4
Luchtkwaliteit
7.4.1 Kader Wet luchtkwaliteit De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren. Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemid8
KuiperCompagnons, Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Gemeente Lansingerland, Akoestisch onderzoek, werknummer 124.305.00, 20 maart 2013 Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
44
delde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 aangepast. Voor PM10 is dat 11 juni 2011 en 1 januari 2015 voor NO2. Naast de introductie van het NSL is het begrip ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toeneemt dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen. Een ruimtelijke ontwikkeling vindt volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang als ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan: - de ontwikkeling is opgenomen in het NSL; - de ontwikkeling wordt aangemerkt als een NIBM-project; - de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit worden niet overschreden; - projectsaldering kan worden toegepast. Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit niet nodig. 7.4.2 Onderzoek In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën betreffen landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een combinatielocatie van woningbouw en kantoren. In de regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daardoor is de realisatie van één woning op het perceel aan de Noordeindseweg 103 aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en is toetsing aan de grenswaarden niet nodig. In de omgeving van Noordeindseweg 103 is het mogelijk meer woningen te realiseren. Die woningen worden middels een wijzigingsbevoegdheid in het nog vast te stellen bestemmingsplan ‘Lint Noord’ toegestaan. De woning aan de Noordeindseweg 103 samen met de mogelijke woningen van de wijzigingsgebieden van het bestemmingsplan “Lint Noord” zal het maximaal toegestane aantal van 1.500 woningen zeker niet overschrijden. Daardoor is het te beschouwen als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit is niet nodig. Goede ruimtelijke ordening Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is beoordeeld of ter plaatse van het plangebied, mogelijke hogere concentraties luchtverontreinigende stoffen aanwezig zijn. Langs wegen zijn met name de stoffen NO2 en PM10 van belang.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
45
In het CarII-rekenmodel, webbased versie 11.0, zijn voor het gehele grondgebied van Nederland de achtergrondconcentraties ingevoerd (vaste parameters) en onderverdeeld in vlakken van 1 km bij 1 km. De bepaling hiervan vindt plaats aan de hand van de x, y-coördinaten. Voor dit plan zijn de coördinaten x=92750 en y=449200 van belang. De bijbehorende jaargemiddelde achtergrondconcentratie NO2 en PM10 in het jaar 2012 bedraagt respectievelijk 26 µg/m3 en 18 µg/m3. Voor de beide stoffen is dat ruim lager dan de gestelde grenswaarde. Bij de achtergrondconcentratie voor PM10 is rekening gehouden met de geldende correctie voor zeezout. Voor de gemeente Lansingerland is deze correctie 6 µg/m3. De trend is dat de emissies en achtergrondconcentraties voor de beide stoffen in de toekomst afnemen. In de toekomst zijn dan ook geen hoge concentraties te verwachten Gezien de lage achtergrondconcentraties worden dan ook geen overschrijdingen van de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 verwacht ter plaatse van de nieuwe woning. 7.4.3 Conclusie Met dit bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt om ter plaatste van de voormalige agrarische bedrijfswoning een nieuwe woning te realiseren. De bouw van één woning is ruim lager dan de cijfermatige kwantificatie voor een woningbouwlocatie. Daardoor is deze ontwikkeling aan te merken als een project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit is dan ook niet nodig. Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor de voorgenomen ontwikkelingen in dit bestemmingsplan (artikel 5.16, lid 1 aanhef en onder c Wm). Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van het plan de jaargemiddelde achtergrondconcentraties NO2 en PM10 bepaald. Deze waarden zijn veel lager dan de gestelde grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. Een overschrijding van de grenswaarden is dan ook niet te verwachten. 7.5
Milieuzonering
7.5.1 Kader Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. 7.5.2 Onderzoek In de VNG-publicatie wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
46
gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Categorie
Afstand
Grootste
Gevaar
Geluid
Stof
Geur
In de directe omgeving van het plangebied zijn de volgende bedrijven aanwezig: 1. Noordeindseweg 107-107a, ecologische winkel Agro Turismo De Lotto; 2. Noordeindseweg 109, Bekkers-Plant V.O.F.; 3. Noordeindseweg 426, V.O.F. J.A. van der Burg.
1.
Fokken en houden van overige graasdieren
50
30
30
0
50 (30)
3.1
2.
Teelt van groenten, bloemen en champignons
30
10
30
10
30 (10)
2
De bedrijfsactiviteiten van Agro Turismo aan de Noordeindseweg 107-107a vallen in de categorie ‘Fokken en houden van overige graasdieren’. Voor dergelijke activiteiten geldt een indicatieve richtafstand van 50 meter. De afstand van de nieuwe woning in het plangebied tot de perceelgrens van het bedrijf bedraagt circa 28 meter, waarmee niet aan de richtafstand van 50 meter wordt voldaan. Het plangebied en de omgeving wordt op basis van de brochure van de VNG aangemerkt als ‘gemengd gebied’ . Een ‘gemengd gebied’ is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Indien er sprake is van het omgevingstype 'gemengd gebied' kan de richtafstand terug worden gebracht met één afstandsstap. Omdat is van een verstoring van het gebied ten opzichte van een rustige woonwijk kan in dit geval de richtafstand tot het bedrijf aan de Noordeindseweg 107-107a worden teruggebracht tot 30 meter. Ook aan deze gereduceerde richtafstand kan echter niet worden voldaan. Aan de Noordeindseweg, op circa 5 meter ten zuiden van de inrichtingsgrens van het bedrijf Agro Turismo, bevindt zich een woning, die geen functionele, technische of organisatorische binding heeft met dit bedrijf. Deze woning ligt in dezelfde richting en de directe nabijheid van de geprojecteerde woning. Formeel betekent dit dat deze woning maatgevend is voor de geluidsen geurproductie van het bedrijf en dat de nieuwe woning op grotere afstand dus niet beperkend zullen zijn voor de bedrijfsvoering van Agro Turismo. Derhalve kan voldaan worden aan een goed woon- en leefklimaat en wordt het bedrijf niet onevenredig beperkt in de bedrijfsvoering. Bovendien komt de geprojecteerde woning op een locatie van een bestaande woning, die weliswaar reeds enige jaren geleden gesloopt is, maar planologisch gehandhaafd is. De geprojecteerd woning is daarom een vervangende woning. Aan de overzijde van de Noordeindseweg is de rozenkwekerij J.A. van der Burg gesitueerd. Het kweken van rozen of bloemen valt op basis van de VNG-brochure binnen de categorie ‘Teelt van groenten, bloemen en champignons, waarvoor een indicatieve richtafstand van 30 meter geldt. In een gemengd gebied kan deze richtafstand worden teruggebracht tot 10 meter. De afstand van het plangebied tot de bedrijfsgebouwen en kassen van de rozenkwekerij bedraagt ruim 60 meter. Derhalve wordt voldaan aan de richtafstanden.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
47
Aan de Noordeindseweg 109 is een vergelijkbaar bedrijf gesitueerd, dat eveneens valt binnen de categorie ‘Teelt van groenten, bloemen en champignons’. De afstand tot dit bedrijf bedraagt meer dan 50 meter, waarmee aan de indicatieve richtafstand van 30 meter kan worden voldaan. 7.5.3 Conclusie De omgeving van het plangebied heeft een gemengd karakter, waardoor de richtafstanden gereduceerd mogen worden. De beoogde woning wordt echter binnen de gereduceerde richtafstand van het bedrijf Agro Turismo gerealiseerd. Omdat er op kortere afstand van het bedrijf al een woning aanwezig is, is deze woning maatgevend voor de geluids- en geurbelasting, veroorzaakt door het bedrijf. Derhalve kan gesteld worden dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse en dat de bestaande bedrijvigheid niet onevenredig wordt beperkt in hun bedrijfsvoering. Bovendien komt de geprojecteerde woning op een locatie van een bestaande woning, die weliswaar reeds enige jaren geleden gesloopt is, maar planologisch gehandhaafd is. De geprojecteerd woning is daarom een vervangende woning. Het milieuaspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. 7.6
Externe veiligheid
7.6.1 Kader Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour. Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord. Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
48
Besluit externe veiligheid inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uit 2004 legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico’s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken. Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen, water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS). Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een eventuele wettelijke verankering van de risiconormen en is gewijzigd per 31 juli 2012. In 2013 treedt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. Hierin staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev zijn de Basisnetten Weg, Spoor en Water als bijlage bij de cRNVGS opgenomen. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is. Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). 7.6.2 Onderzoek Op basis van de provinciale Risicokaart kan worden geconcludeerd dat er in de nabijheid van het projectgebied een tweetal externe veiligheidsbronnen aanwezig is. Dit betreffen: 1. Het tankstation Elan aan de Pastoor Verburghweg; 2. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N470.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
49
Tankstation Elan Ten zuiden van het plangebied is aan de Pastoor Verburghweg een LPG-tankstation gesitueerd. Dit tankstation wordt in het kader van externe veiligheid gezien als een risicovol object door het verladen en opslaan van brandbare vloeistoffen en gassen (LPG). De plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6 contour) van het tankstation bedraagt 45 meter vanaf het vulpunt. De PR 10-6 contour reikt daarmee niet tot het plangebied. Een woning wordt aangemerkt als een kwetsbaar object. Omdat door de voorgenomen ontwikkeling niet binnen het invloedsgebied (150 meter) van het LPG-tankstation wordt gerealiseerd, is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk en gelden er vanuit deze risicobron geen belemmeringen voor de planvorming. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft wel aangegeven dat er zorg moet worden gedragen voor de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorzieningen conform de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Dergelijke aspecten zijn niet in een juridisch-planologische regeling te vertalen, maar zullen wel in ogenschouw worden gehouden bij de voorgenomen ontwikkeling. N470 Ten noordwesten van het plangebied is de N470 gesitueerd. Op een deel van deze weg vindt, volgens de risicokaart, wegtransport plaats van gevaarlijke stoffen, namelijk categorie LF1 en LF2 (brandbare vloeistoffen) en circa 73 transporten met de stofgroep GF3 (brandbare gassen, bijvoorbeeld LPG). Voor deze weg geldt geen PR 10-6 contour. Uit berekeningen met het programma RBM II blijkt dat de waarde van het groepsrisico lager is dan 0,1x de oriëntatiewaarde. Het invloedsgebied van een transportroute wordt bepaald door de getransporteerde stofgroepen over deze weg. Het invloedsgebied van de stofgroepen LF1 en LF2 bedraagt 45 meter. Voor de stofgroep GF3 bedraagt het invloedsgebied 355 meter, gemeten vanaf het midden van de weg. Beide invloedsgebieden reiken niet tot het plangebied. Omdat de woning buiten het invloedsgebied is gelegen, is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet benodigd. 7.6.3 Conclusie Er gelden vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. 7.7
Overige belemmeringen Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke. Luchthaven Rotterdam The Hague Airport Radarnavigatiesysteem Ten behoeve van de luchtverkeersbeveiliging van de luchthaven Rotterdam The Hague Airport zijn technische installaties en systemen op en in de omgeving van het luchtvaartterrein
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
50
aanwezig. Deze zogenaamde Communicatie, Navigatie en Surveillance (CNS)-infrastructuur maakt gebruik van radiogolven die uitgezonden en/of ontvangen worden door antennesystemen. Obstakels, zowel vast (gebouwen, windmolens, et cetera) als mobiel (bouwkranen, heistellingen, et cetera) vormen in potentie een bedreiging voor de goede werking van de apparatuur omdat ze de uitgezonden radiosignalen kunnen verstoren. Verstoring van de apparatuur maakt de CNS-apparatuur minder betrouwbaar of zelfs geheel onbruikbaar waardoor direct de veiligheid van het luchtverkeer wordt beïnvloed. Het is daarom in het belang van de veiligheid van de luchtvaart alles in het werk te stellen om de diverse systemen tegen verstorende obstakels te beschermen. Aan de hand van de internationale burgerluchtvaartcriteria dient beoordeeld te worden of de voorgenomen bouwplannen en werktuigen van invloed zijn op de correcte werking van CNS hulpmiddelen. Het plangebied bevindt zich binnen een toetsingsvlak van de CNS-apparatuur (zie afbeelding 7.1), namelijk in die van 70 tot 80 meter ten opzichte van NAP. In het bestemmingsplan worden echter geen gebouwen en bouwwerken van die hoogtes mogelijk gemaakt. Het is daarom niet noodzakelijk dat er voor de radartoetsingsvlakken een beschermende regeling in het plan wordt opgenomen. Geluid Bij de luchthaven “Rotterdam The Hague Airport” speelt ook het aspect ’geluid’ een rol. De maatgevende contour, waarbinnen geen geluidgevoelige bebouwing (zoals woningen) mogen worden gerealiseerd, is weergegeven middels de zogenaamde 35 Ke-contour. Deze 35 Kecontour valt niet over het onderhavige bestemmingsplangebied en levert derhalve geen beperkingen op. Invliegfunnel Bij de luchthaven “Rotterdam The Hague Airport” hoort een aanvliegroute (invliegfunnel). In verband met de vliegveiligheid geldt er binnen de aanvliegroute een hoogtebeperking voor gebouwen en andere bouwwerken. Het plangebied ligt niet binnen de aanvliegroute van Rotterdam The Hague Airport. Het is daarom niet noodzakelijk dat er voor de invliegfunnel een beschermende regeling in het plan wordt opgenomen.
Afbeelding 7.1: Uitsnede kaart toetsingsvlakken ILS 24’ met globale ligging plangebied Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
51
7.8
Duurzaamheid
7.8.1 Kader Nationaal klimaatbeleid Teneinde de Kyotodoelstellingen te realiseren, is landelijk klimaatbeleid geformuleerd. De korte termijn doelstelling voor Nederland is de uitstoot van de belangrijkste broeikasgassen in de periode van 2008 - 2012 met 6% terug te dringen ten opzichte van 1990. Op de lange termijn wil de overheid de overgang naar een duurzame energiehuishouding bereiken (een aandeel van twintig procent duurzame energie in 2020) en verdere beperking van de CO2-uitstoot realiseren (30% in 2020 ten opzichte van 1990). Dit is verwoord in het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4). De Nederlandse overheid wil de helft van de nodige emissiereductie behalen met binnenlandse maatregelen en de andere helft uit het buitenland met behulp van de flexibele instrumenten uit het Kyotoprotocol. Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu zodat kan worden voorzien in de behoefte van de huidige generatie zonder dat voor toekomstige generaties de mogelijkheid wordt ontnomen om ook in hun behoeften te kunnen voorzien. Duurzaam bouwen is daarmee onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Gemeentelijk beleid De gemeente Lansingerland heeft de ambitie vastgesteld om in 2025 een klimaatneutrale gemeente te zijn. Duurzaamheid maakt bij de gemeente Lansingerland onderdeel uit van de ambities uit het collegeprogramma en wordt gehanteerd als leidend principe, of het nu gaat om energiegebruik, woningbouw of sociale structuren. 7.8.2 Afweging en conclusie Bij nieuwbouw bestaan er kansen voor duurzaamheid met betrekking tot energie. Door bijvoorbeeld rekening te houden met bijvoorbeeld een zongerichte situering van de woning, kan al in een vroeg stadium van een planontwikkeling worden bewerkstelligd dat de mogelijkheden voor efficiënt gebruik van energie en de inzet van nieuwe energiebronnen kunnen worden benut. Hierbij moet gedacht worden aan: zongericht bouwen: Het zodanig positioneren van de woning dat zoveel mogelijk passieve en actieve zonne-energie wordt benut. Dit kan passief bijvoorbeeld door opwarming door de zon van het gebouw of actief. Voorbeelden van het actief benutten van zonne-energie zijn zonnepanelen voor elektriciteitsopwekking en zonneboilers voor warmwater. compact bouwen: Hierbij wordt gekozen voor een bouwvorm, waarbij de verhouding tussen het gebruiksoppervlak (vloeroppervlak) en het verliesoppervlak (gevels en daken) zo gunstig mogelijk is en de transmissieverliezen klein zijn.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
52
warmtelevering door gebruik van restwarmte: Een voorbeeld hiervan is het gebruik in woningen of bedrijven van restwarmte die vrijkomt bij elektriciteitscentrales, industrie en afvalverbranding. warmteopwekking door een kleinschalige warmte-krachtinstallatie. Dit betreft het gebruik maken van overige duurzame energiebronnen, bijvoorbeeld aardwarmte, koudeof warmteopslag in de bodem, zonne-energie, biomassacentrales en warmtepompen. Verder kunnen stedenbouwkundige eisen worden opgenomen, die tevens bijdragen aan een ‘energiebewust' plan. Hieronder staan enkele voorbeelden genoemd. Het is mogelijk om als randvoorwaarde vast te leggen dat de bebouwing, dakhelling, nokrichting in zuidelijke richting zijn georiënteerd. Dit kan bijvoorbeeld door de rooilijnen vast te leggen. Op deze manier kan passieve zonne-energie beter benut worden. De onderlinge oriëntatie van bebouwing kan zo worden vorm gegeven dat beschaduwing wordt vermeden. De bijgebouwenregeling kan het bouwen van serres (tot de hoogte van de woning) toelaten. Om dit soort maatregelen te benutten moet het energiethema in een vroeg stadium van de planontwikkeling worden meegenomen. In het voorliggende plan is waar mogelijk rekening gehouden met het voorgaande, al was het vanwege de omgeving (tweezijdige oriëntatie op de weg en stedenbouwkundige inpassing) niet mogelijk om alle uitgangspunten in het ontwerp mee te nemen. Materiaalgebruik Bij materiaalgebruik kan gestreefd worden naar vernieuwbare bronnen. De nadruk ligt daarbij op een verantwoorde productiewijze. Zo is voor het gebruik van hout het FSC-keurmerk ontwikkeld en moet het gebruik van uitloogbare metalen zoveel mogelijk voorkomen worden. Daarnaast kunnen er milieuvriendelijkere alternatieven worden gebruikt. Bijvoorbeeld schapenwol in plaats van steenwol. Grondstoffen Grondstoffen zijn eindig of beperkt voorradig. Waterbesparing kan er voor zorgen dat er toch voldoende water voor iedereen beschikbaar is. Terwijl systeembouw leidt tot een optimaler gebruik van grondstoffen en minder productie van afval. Uitloogbare materialen Onder het toepassen van uitloogbare materialen worden materialen verstaan zoals zink, lood en koper. Onder invloed van weersomstandigheden treedt er corrosie op bij deze materialen. In Lansingerland wordt het hemelwater zoveel mogelijk losgekoppeld van de riolering en geloosd op het oppervlaktewater. Dit zou betekenen dat deze materialen uitspoelen in het oppervlakte water en neerslaan in het slib. Dit slib raakt dan verontreinigd. Hierdoor brengt het afvoeren van dit slib hoge kosten met zich mee. Er zijn de volgende alternatieven op de markt voor deze materialen: polyester, staal/hout met EPDM-folie (goot), gecoat staal, gecoat zink, PPC (polypropyleen copolymeer, PP (polypropeen), PVC met hergebruikgarantie, PE (polyetheen) en PA .
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
53
FSC-hout FSC is het enige keurmerk voor bosbeheer dat echt onafhankelijk, internationaal en operationeel is. FSC is met haar 10 principes eenduidig in de definiëring van wat goed beheerd bos is. Een product dat het FSC-keurmerk draagt, is daarom gegarandeerd vervaardigd uit hout afkomstig uit goed beheerd bos. FSC is de enige organisatie die een certificeringschema heeft opgesteld voor alle soorten bossen en plantages dat wereldwijd kan worden toegepast. De succesformule van het onafhankelijke FSC-keurmerk schuilt erin dat zowel alle grote milieu- en ontwikkelingsorganisaties in de wereld als het (internationale) bedrijfsleven zich achter het FSCkeurmerk scharen. FSC heeft 10 principes voor goed bosbeheer opgesteld: 1. Het bosbeheer moet de nationale wetten evenals internationale afspraken en overeenkomsten, en de principes en criteria van FSC respecteren. 2. Het gebruik en eigendom van het bos zijn vastgelegd en rechtsgeldig. 3. De rechten en gebruiksrechten van inheemse volkeren worden erkend en gerespecteerd. 4. Bosbeheer is gericht op het handhaven of verbeteren van het lange termijn welzijn van bosarbeiders en lokale gemeenschappen in sociale en economische zin. 5. De bosproducten en -diensten moeten efficiënt gebruikt worden, opdat de economische, ecologische en sociale voordelen worden veiliggesteld. 6. De ecologische functies en biodiversiteit van het bosgebied worden beschermd. 7. Er is een duidelijk beheerplan op schrift, waarin doelen en middelen uiteengezet zijn. 8. De sociale, economische en ecologische gevolgen van de activiteiten in het bos worden regelmatig gecontroleerd. 9. Bossen met hoge natuurwaarde moeten behouden en op hun waarde geschat worden. 10. Plantages moeten een aanvulling vormen op natuurlijke bossen, maar mogen natuurlijke bossen niet vervangen en moeten in overeenstemming met principes 1 t/m 9 beheerd worden. Bij de nieuwbouw wordt toepassing gegeven aan de wettelijke verplichtingen op dit gebied. Diverse uitvoeringsaspecten zoals hierboven omschreven kunnen niet worden geregeld in een bestemmingsplan.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
54
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
55
Deel D: Uitvoerbaarheid en procedure
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
56
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
57
8
Uitvoerbaarheid
8.1
Economische uitvoerbaarheid Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens moeten, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken (bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten) deze kosten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld. Met betrekking tot de realisatie van woning aan de Noordeindseweg 103 is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten. Het kostenverhaal is hiermee anderszins verzekerd en het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk. Gezien het bovenstaande wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht.
8.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Met dit bestemmingsplan wordt voorzien in een kavel voor particulier opdrachtgeverschap. De woning wordt op een gepaste wijze ingevoegd in de bestaande stedenbouwkundige structuur. Bovendien was er tot voor kort reeds een woning op het perceel gesitueerd. Daarmee wordt verondersteld dat er voldoende draagvlak is. Daarnaast wordt in de bestemmingsplanprocedure de mogelijkheid geboden om zienswijzen in te dienen. Gezien het bovenstaande wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd geacht.
8.3
Handhavingsaspecten Inleidend Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Woningwet (Ww) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakeBestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
58
lijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking. De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels. Vertaling naar bestemmingsregeling Bij het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan zijn de gronden zo gedetailleerd mogelijk bestemd. Binnen de bestemmingen is weinig flexibiliteit, veel rechtszekerheid en daarmee weinig kans op interpretatieverschillen. Ook zijn de verbeelding, de regels en de toelichting zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering zo veel mogelijk worden voorkomen.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
59
9
Procedure
9.1
Voorbereidingsfase Vooraankondiging Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voorafgaand aan een procedure van een bestemmingsplan, waarin een ruimtelijke ontwikkeling wordt gefaciliteerd, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden. Deze vooraankondiging heeft voor dit plan plaatsgevonden op 16 januari 2013. Overleg Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader is het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan diverse instanties. De ontvangen overlegreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota overlegreacties bestemmingsplan “Noordeindseweg 103”, welke als bijlage bij de toelichting is gevoegd.
9.2
Ontwerpfase Na afronding van het vooroverleg is de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De aanpassingen en/of aanvullingen die volgden uit de overlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op de ontwerpbesluiten in te dienen. Ook moeten de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties worden toegezonden (artikel 3:13 Awb), of er moet worden aangegeven waar de (digitale) stukken te vinden zijn (elektronische kennisgeving).
9.3
Vaststellingsfase Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Tegen de genoemde besluiten staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking en kunnen vergunningen worden afgegeven.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Toelichting Ontwerp, 2 april 2013
BIJLAGEN
Bijlage 1: Plangebied Noordeindseweg 103 en 105, gemeente Berkel en Rodenrijs; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek, RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., juli 2005.
Bijlage 2: Verkennend bodemonderzoek Noordeindseweg 103 en 105, Berkel en Rodenrijs, BMA Milieu B.V., 28 juli 2005.
Bijlage 3: Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103”, gemeente Lansingerland. Akoestisch onderzoek, KuiperCompagnons, 20 maart 2013.
Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ Gemeente Lansingerland
Akoestisch onderzoek
KuiperCompagnons Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap B.V. Atelier RO / milieu / JS werknummer: 124.305.00 Rotterdam, 20 maart 2013 datum afdruk:
20-03-2013
File: j:\124\305\00\3 projectresultaat\milieu\doc\ak_bp noordeindseweg 103_maart 2013.docx
Inhoudsopgave
blz.
1.
Inleiding.............................................................................................................................. 1
2.
Wettelijk kader ................................................................................................................... 3 2.1. Wet geluidhinder ....................................................................................................... 3 2.2. Hogere waardebeleid gemeente Lansingerland ....................................................... 4
3.
Uitgangspunten geluidsberekeningen............................................................................ 7 3.1. Wegverkeersgegevens ............................................................................................. 7 3.2. Berekeningsmethode ................................................................................................ 7
4.
Berekeningsresultaten ..................................................................................................... 9 4.1. Noordeindseweg ....................................................................................................... 9 4.2. Noordersingel............................................................................................................ 9 4.3. Hogere waarde ....................................................................................................... 10
5.
Conclusies ....................................................................................................................... 11
Inhoudsopgave bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Overzicht gehanteerde verkeersgegevens Overzicht rekenmodel Berekeningsresultaten Computeruitdraaien ingevoerde items rekenmodel
1
1.
Inleiding Omschrijving planontwikkeling Het voornemen is om op de kavel van het adres Noordeindseweg 103 een nieuwe woning te realiseren. Op dit moment is dat kavel onbebouwd. Deze nieuwe woning wordt juridisch-planologisch mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van dat bestemmingsplan weergegeven.
Afbeelding 1: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’.
Geluidhinder Behalve langs 30 km/uur-wegen en woonerven bevindt zich volgens de Wet geluidhinder (Wgh) aan weerszijden van iedere weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Voordat nieuwe woningen binnen deze zone kunnen worden geprojecteerd dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan. Het plan is gelegen in de zone van de Noordeindseweg, waarvoor een rijsnelheid van 50 km/uur van toepassing is. Daardoor verplicht de Wet geluidhinder (Wgh) het om een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uit te voeren. De nieuwe woning is niet in de zone van een spoorlijn of een industrieterrein gelegen. Om die reden is in dit akoestisch onderzoek het aspect spoorweg- en industrielawaai buiten beschouwing gelaten. Leeswijzer In de volgende hoofdstukken worden achtereenvolgens het wettelijk kader, de uitgangspunten van de berekening, de berekeningsresultaten en de conclusies behandeld.
Akoestisch onderzoek – Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ 20 maart 2013
2
Akoestisch onderzoek – Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ 20 maart 2013
3
2.
Wettelijk kader
2.1.
Wet geluidhinder Op grond van hoofdstuk VI ‘Zones langs wegen’ Wgh is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. In het onderzoek zijn de Noordeindseweg, de Noordersingel en de Robbenstraat betrokken. Onderzoekszone Behalve langs 30 km/uur-wegen en woonerven bevindt zich overeenkomstig artikel 74 Wgh aan weerszijden van een weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Voordat nieuwe woningen binnen deze zone kunnen worden geprojecteerd dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wgh wordt voldaan. De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied). De definities van stedelijk en buitenstedelijk gebied zijn opgenomen in artikel 1 Wgh. Deze definities luiden: - stedelijk gebied: het gebied binnen de bebouwde kom (bepaald door komgrensborden) met uitzondering van het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg; - buitenstedelijk gebied: het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de bebouwde kom dat is gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. Langs de Noordeindseweg is een zone aanwezig van 200 m (2x1 rijstrook, stedelijk gebied). De zone wordt gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook. Onderzoek naar de geluidsbelasting door het verkeer op wegen met een 30 km/uur-regime is in de zin van de Wgh niet noodzakelijk. Vanuit een goede ruimtelijke ordening zijn de Noordersingel en de Robbenstraat meegenomen in dit onderzoek. Normstelling In het geval een nieuw woning wordt gerealiseerd binnen een zone van een weg, dan mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk te zijn of op zwaarwegende bezwaren te stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard dan is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland (het college van Lansingerland) bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden. In tabel 1 is aangegeven wat de voorkeurswaarde en de maximale ontheffingswaarde is voor nieuwe woningen in stedelijk gebied door wegverkeerslawaai. Bron
Voorkeurswaarde
Maximale ontheffingswaarde
Nieuwe woning
48 dB (art. 82, lid 1 Wgh)
63 dB (art. 83, lid 2 Wgh)
Tabel 1: Normenstelling wegverkeerslawaai.
Akoestisch onderzoek – Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ 20 maart 2013
4
Reductie geluidsbelastingen wegverkeerslawaai Volgens artikel 110g Wgh juncto artikel 3.6 van het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG 2006) mag op grond van de verwachting dat de geluidproductie van motorvoertuigen in de toekomst zal afnemen, de berekende geluidsbelastingen op de gevels worden gereduceerd met 2 dB bij wegen met een rijsnelheid van 70 km/uur en hoger en met 5 dB bij wegen met een rijsnelheid van lager dan 70 km/uur. Gelet op de rijsnelheid, welke op alle onderzochte wegen lager is dan 70 km/uur, is een reductie van 5 dB van toepassing. Bouwbesluit 2012 In het Bouwbesluit 2012 is aangegeven wat de karakteristieke geluidswering moet zijn om een binnenwaarde, bij gesloten ramen, te garanderen voor verblijfsgebieden van een nieuwe woning. De geluidsbelasting door wegverkeerslawaai mag in verblijfsgebieden (gebruiksgebied of een gedeelte daarvan voor het verblijven van personen) niet hoger zijn dan 33 dB. 2.2.
Hogere waardebeleid gemeente Lansingerland De gemeente Lansingerland heeft nadere criteria en voorwaarden gesteld bij het verlenen van hogere waarden. Deze criteria/voorwaarden zijn vastgelegd in de ‘Beleidsnota Hogere Waarden’, versie 3 van mei 2009. In de beleidsnota is beschreven dat met een hogere waarde-procedure voor nieuwe woningen alleen kan worden gestart als aan minimaal één van de volgende criteria kan worden voldaan: - de nieuwe woningen verspreid worden gesitueerd; - de nieuwe woningen zijn opgenomen in een dorps- of stadsvernieuwingsplan; - de nieuwe woningen vervullen een akoestische afschermende functie; - de nieuwe woningen noodzakelijk zijn vanwege grond- of bedrijfsgebondenheid; - de nieuwe woningen een open plaats opvullen tussen aanwezige bebouwing; - de nieuwe woningen dienen ter vervanging van bestaande bebouwing. Voor woningen met een geluidsbelasting van 53 dB of hoger als gevolg van wegverkeer dient, op grond van de beleidsnota, ten minste één geluidsluwe zijde aanwezig te zijn. Bij voorkeur dient aan deze zijde een buitenverblijfsruimte te worden gesitueerd. Onder een geluidsluwe gevel wordt verstaan die zijde van de woning, waarbij de geluidsbelasting per weg afzonderlijk niet hoger is dan de voorkeurswaarde. Als er geen buitenruimte aanwezig is, wordt met de aanwezigheid van minimaal één geluidluwe gevel voldoende kwaliteit gerealiseerd. De geluidsbelasting ter plaatse van de buitenruimte mag in principe niet meer dan 5 dB hoger zijn dan bij de geluidluwe zijde. Voor woningen met een geluidsbelasting van 53 dB en hoger gelden vanuit het gemeentelijk hogere waarde de volgende eisen. - geen situering van verblijfsruimte aan hoogst belaste gevel tenzij er overwegende bezwaren zijn van stedenbouw of volkshuisvesting; - aanwezigheid geluidsluwe gevel en dito buitenverblijfsruimte, tenzij dit niet haalbaar is: dan dient de buitenruimte afsluitbaar te zijn.
Akoestisch onderzoek – Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ 20 maart 2013
5
Onder een geluidluwe gevel of buitenruimte wordt verstaan een cumulatieve geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai van 53 dB of lager, waarbij geen rekening is gehouden met de reductie volgens artikel 110g Wgh. Bij het vaststellen van een hogere waarde wordt op grond van artikel 110a Wgh rekening gehouden met cumulatie van geluid. In het beleid is aangegeven dat de cumulatieve geluidsbelasting per aanvraag wordt beoordeeld.
Akoestisch onderzoek – Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ 20 maart 2013
6
Akoestisch onderzoek – Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ 20 maart 2013
7
3.
Uitgangspunten geluidsberekeningen Hierna worden de uitgangspunten voor de berekeningen van het wegverkeerslawaai beschreven. Het gaat om de gehanteerde verkeersgegevens en de gebruikte berekeningsmethode.
3.1.
Wegverkeersgegevens Door de gemeente zijn de van belang zijnde verkeersgegevens aangeleverd. De gehanteerde etmaalintensiteiten zijn afkomstig uit het prognose-intensiteiten, behorende bij het ‘Voorontwerp-bestemmingsplan FES-gebied’, uitgevoerd door Goudappel Coffeng van 14 november 2011 met kenmerk PAR053/Blg/0277. In die verkeersstudie zijn voor verschillende jaren de prognose-intensiteiten bepaald. In dit onderzoek zijn de gegevens voor het prognosejaar 2025 gehanteerd, rekening houdend met realisatie van het FES-gebied. In dit verkeersmodel zijn de intensiteiten voor de Noordeindseweg en de Noordersingel opgenomen. De overige verkeersgegevens (zoals het gemiddelde dag-, avond- en nachtuur, de samenstelling van het verkeer) zijn niet in die verkeersstudie opgenomen. Deze gegevens zijn afkomstig uit het verkeersmodel 2020 afkomstig uit de Regionale VerkeersMilieuKaart (versie 2.2). De Noordersingel is niet opgenomen in de RVMK. Daarom is een aanname gedaan voor de etmaalintensiteit op deze weg. Voor de Noordersingel zijn dezelfde gegevens aangehouden als die van de Munnikenweg. Volgens google streetview geldt op deze weg een 30 km/uur regime. Voor de Robbenstraat zijn eveneens geen verkeersgegevens opgenomen in de RVMK. Voor deze weg zijn de intensiteiten bepaald aan de hand van het aantal aanwezige woningen langs deze weg. In totaal worden ongeveer 25 woningen ontsloten via deze weg. Met een verkeersgeneratie van 7,4 verkeersbewegingen per etmaal per woning (kengetal uit de CROW-publicatie 317). Voor de overige gegevens wordt net als voor de Noordersingel de gegevens van de Munnikenweg aangehouden. De gehanteerde wegverkeersgegevens voor de onderzochte wegen zijn opgenomen in bijlage 1 ‘Overzicht gehanteerde verkeersgegevens’.
3.2.
Berekeningsmethode Voor de bepaling van de geluidsbelastingen door het wegverkeer zijn berekeningen uitgevoerd met Standaardrekenmethode II overeenkomstig het RMG 2006. In het rekenmodel zijn de bronnen (weg), bodemgebieden (akoestisch hard/zacht), objecten (gebouwen enz.), hoogtelijnen en toetspunten ingevoerd. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het rekenprogramma Geomilieu, versie 1.91. Op basis van de GBKN-ondergrond is het rekenmodel ontwikkeld. De hoogte van de gemodelleerde bebouwing en de hoogteligging van de weg ten opzichte van de nieuwe woning zijn bepaald op hoogte-informatie uit het Actueel Hoogtebestand Nederland en streetview van Google Earth. Het ontwikkelde rekenmodel is weergegeven in bijlage 2 ‘Overzicht rekenmodel’. In bijlage 4 zijn computeruitdraaien van de ingevoerde items opgenomen. Akoestisch onderzoek – Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ 20 maart 2013
8
Berekeningswijze wegverkeerslawaai Bij toetsing aan de normen voor wegverkeer wordt in de Wgh gewerkt met een jaargemiddelde etmaalwaarde van het geluidsniveau (Lden) over alle perioden, te weten de dagperiode (van 07.00 tot 19.00 uur), de avondperiode (van 19.00 tot 23.00 uur) en de nachtperiode (van 23.00 tot 07.00 uur).
Akoestisch onderzoek – Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ 20 maart 2013
9
4.
Berekeningsresultaten In bijlage 3 ‘Berekeningsresultaten’ is een overzicht van de berekende geluidsbelastingen weergegeven door het verkeer op de onderzochte wegen. Op de hierna besproken resultaten is de toegestane reductie volgens artikel 110g Wgh reeds toegepast.
4.1.
Noordeindseweg (50 km/uur) Door het verkeer op de Noordeindseweg is een geluidsbelasting berekend van 28 dB tot maximaal 56 dB. Daardoor wordt de voorkeurswaarde van 48 dB overschreden. De overschrijding van de voorkeurswaarde vindt plaats op de noord-, oost- en westzijde van het bouwvlak. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Bronmaatregelen Bij bronmaatregelen kan onder andere worden gedacht aan het verlagen van de rijsnelheid, het weren van vrachtverkeer of het toepassen van een geluidsreducerend asfalttype. Gelet op de ontsluitende verkeersfunctie van de Noordeindseweg is het verlagen van de rijsnelheid en het weren van vrachtverkeer geen reële maatregel. Daardoor zijn deze maatregelen niet in dit onderzoek meegenomen. Het aanleggen van een geluidsreducerend asfalt is wel onderzocht. In dit onderzoek is een ‘dunne deklaag type B’-verharding doorgerekend. Uit de berekening blijkt dat het geluid wordt gereduceerd tot een maximale geluidsbelasting van 52 dB. De voorkeurswaarde wordt alsnog overschreden. Het vaststellen van een hogere waarde is nodig om deze woning te kunnen realiseren. Daarnaast zal het aanleggen van een geluidsreducerend asfalt voor slechts één nieuwe woning omwille van financiële redenen niet haalbaar zijn. Overdrachtsmaatregelen Als bronmaatregelen onvoldoende resultaat opleveren is het mogelijk om via overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting terug te dringen. Daarbij kan gedacht worden aan het vergroten van de afstand tussen de weg en de nieuwe woning of het oprichten van een geluidsscherm. De afstand vergroten tussen de Noordeindseweg en het bouwvlak is gelet op de beschikbare ruimte niet mogelijk. Daarnaast is het onwenselijk om in een stedelijke omgeving een geluidsscherm te realiseren. Deze geluidsmaatregel is dan ook niet in dit onderzoek opgenomen.
4.2.
Noordersingel en Robbenstraat (30 km/uur) Door het verkeer op de Noordersingel en de Robbenstraat is een maximale geluidsbelasting berekend van respectievelijk 22 dB en 37 dB. Voor deze wegen is de Wgh niet van toepassing. Worden de berekende geluidsbelastingen vergeleken met de grenswaarden van de Wgh, wordt de voorkeurswaarde niet overschreden. Daardoor levert het verkeer op de Noordersingel en Robberstraat geen belemmering op voor de realisatie van de nieuwe woning.
Akoestisch onderzoek – Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ 20 maart 2013
10
4.3.
Hogere waarde In het geval het treffen van geluidsmaatregelen onvoldoende doeltreffend is of stuit op bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijk, verkeerskundige en/of financiële aard, is het noodzakelijk een hogere waarde vast te stellen om de nieuwe woning te realiseren. Zonder het treffen van geluidsmaatregelen dient een hogere waarde te worden vastgesteld van 56 dB als gevolg van het verkeer op de Noordeindseweg. Als ontheffingsgrond voor deze hogere waarde kan het opvullen van een open plaats tussen de bestaande woningen worden aangevoerd. Het ontwerpbesluit tot vaststelling van de hogere waarde moet gelijktijdig met het (ontwerp)bestemminsplan ‘Noordeindseweg 103’ ter inzage worden gelegd. Deze hogere waarde wordt door het college van Lansingerland vastgesteld. Aangezien de vast te stellen hogere waarde door het verkeer op de Noordeindseweg hoger is dan 53 dB, vereist het gemeentelijk hogere waardebeleid dat de woning moet beschikken over geluidluwe gevel/buitenruimte. Oftewel een gevel/buitenruimte waar de cumulatieve geluidsbelasting niet hoger is dan 53 dB. Uit de berekeningen blijkt dat de westzijde van het bouwvlak een maximaal cumulatieve geluidsbelasting ondervindt van maximaal 37 dB. Daardoor is deze zijde als geluidsluw aan te merken. Aan deze zijde is ook de achtertuin gelegen. Zodoende wordt aan de eisen uit het gemeentelijk hogere waardebeleid voldaan.
Akoestisch onderzoek – Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ 20 maart 2013
11
5.
Conclusies Op het adres Noordeindseweg 103 is het voornemen om een nieuwe woning te realiseren. Deze woning is gelegen binnen de zone van de Noordeindseweg. Om die reden is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de Noordersingel en de Robbenstraat meegenomen in het onderzoek. Uit het onderzoek blijkt dat het verkeer op Noordeindseweg leidt tot een maximale geluidsbelasting van 56 dB. Daardoor wordt de voorkeurswaarde overschreden, maar de maximale ontheffingswaarde niet. Indien er geen geluidsreducerende maatregelen worden getroffen is het vaststellen van een hogere waarde voor de Noordeindseweg nodig om de nieuwe woning te realiseren. De vast te stellen hogere waarde bedraagt 56 dB. Door het verkeer op de Noordersingel en Robbenstraat is de geluidsbelasting maximaal respectievelijk 22 dB en 37 dB. Deze wegen leveren geen belemmering op voor de realisatie van de nieuwe woning. Opgemerkt moet worden dat de karakteristieke geluidswering zodanig moet zijn dat een binnenwaarde gegarandeerd kan worden van 33 dB in verblijfsgebieden.
Akoestisch onderzoek – Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ 20 maart 2013
Bijlagen >>>
Bijlage 1 Overzicht gehanteerde verkeersgegevens
Tabel: Verkeersgegevens, bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103'. Wegvak Intensiteit Rijsnelheid Wegdek2025 type [mvt/etm] [km/uur] Noordeindseweg 9.700 50 fijn asfalt Noordersingel 500 30 fijn asfalt Robbenstraat 185 30 klinkers
(in keperverband)
Tabel: Verkeersgegevens, bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103'. Dagperiode Wegvak Gem. uur Licht Middel [%] [%] [%] Noordeindseweg 6,41 93,27 3,55 Noordersingel 6,41 95,60 2,20 Robbenstraat 6,41 95,60 2,20
Zwaar [%] 3,18 2,20 2,20
Tabel: Verkeersgegevens, bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103'. Avondperiode Wegvak Gem. uur Licht Middel [%] [%] [%] Noordeindseweg 3,67 95,27 2,50 Noordersingel 3,70 96,94 1,53 Robbenstraat 3,70 96,94 1,53
Zwaar [%] 2,23 1,53 1,53
Tabel: Verkeersgegevens, bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103'. Nachtperiode Wegvak Gem. uur Licht Middel [%] [%] [%] Noordeindseweg 1,05 90,02 5,11 Noordersingel 1,04 93,20 3,40 Robbenstraat 1,04 93,20 3,40
Zwaar [%] 4,87 3,40 3,40
Gemeente Lansingerland 01 Inkomende Post d.d. 06/12/2011
adviseurs 111.54918
Gemeente Lansingerland Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling T.a.v. deheer R.Honders Postbus1 2650AA BERKELEN RODENRIJS
2december 2011 prognose-intensiteiten LRL038/Blg/0328 1/1
Geachte heer Honders, Bijgaand ontvangt uop uw verzoek eenoverzicht van prognose-intensiteiten dierecentelijk in het kader van de FES-studiezijn opgesteld.Uit dit overzicht waarin verschillende prognosejaren envarianten zijn opgenomen,kunt udewegvakken selecteren dievooru relevant zijn. Ikhoop umet het toezenden vandeze informatie van dienst tezijn geweest. Dekosten voor het leveren vandeze informatie zullen door middel vaneenaparte factuur bij uin rekening worden gebracht. Met vriendelijke groet, Goudappel CoffengBV k?-o-
ing. G.J. Bruil senior adviseur modeltoepassingen
co m ora CM >
0
0 0 0 0 poo0 0o 0o 0o 0o 0o 0o o ooo l \-J
<—> U
O
O
O
O
o
O
o
O
o
O
o
O
t o co
0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 o0 g0 o P.9PP o o o o o O—o 0Oo) COoO CO\ I OLoO O^oJ ;OCoOOo o oNONoOqouOj O :•
;::: ;:.; o
:;
;.•
C
J
O
O
O
O
l~J l~J <~J
o CN
O
o
O
o
O
o
o
O
r- « i r
O
O
O
O
O
O O Oo Oo Oo Oo Oo Oo Oo Oo Oo O o Oo O O O O O O O O O O r - cO 5J- unLcoor o - r - a i c M C N c o - ' f r c o o cd * t i r i
O
O0 O0 O0 O0 O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O r i c q c o t r t D N q i n o D ' ï c q c o t N i r i n ' *
V
(O CM
-
o o o O O O co o 10 " * o
« >
• o o o l O O O • • -.or*-
O O 'T-
O
T
o
-
O
o
o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O h - T - O C T ) c o c o o c D c o c o T - v - CD CO O CM
i
O
T-
o o o o o o o o o O O O O O O O O r- i n CMco co r - co co v - r o TJ- i n
CM
O O O O O O O O O O o c n c o c M C D ^tcMcdcM
T - T -
o
~
o
o O l D T -
o O r ' c
O ~
o o o o o o o o o o O O O O O O O O O c N p c N c N c o " * r a p N c *-* * -^ x^ Tr ^ T - T -
o
o o o o o o o O O O O O O O ixi n tsi t o T - i n t -
o
O
T-
CN
)
O O
o o O o T r
O
O O O O O O O O O O O CM co co r~- a> co CM a> a i CM
o
o
o
o
O O O O O O O O O O O O O O O O O o N ^ N q q s q w ^ q s O > T - -*-' T ~ O T - CN CO • * co
O O O O O O O O O O O O O O O O o i n n s t o c O ' - i n
O O O O O O O O O O O O O O O O n c N ^ c o i D N o q CM TTT-
O
O
O O O o o o o o o o o o o o o O i _Oj i _OJ CO- ) O O' i _ O J iOw i O OC -O) 0 O U i _ JOt _ O Ji— c _ jOi _ J 00 iLno IcMN:•:c o^ .c M f i Oi n r i lc N O ït nc D o. r ^— rar * i --c r^ j ) TI M - hm -cMcn T^cN-^-cdcdcdcMcM T ^ T ^: fr ^ a i
o
O
O O O O O O O O N - c o o c n ra a i (O
o
o
O
-
^
O
• O O i O O i [\i cn iricM T
O
O O O O CO-^T CM
O
O
( T - c N c o ^ i o c o r ^ c o o ) '
o
O
o
T
-
C
N
C
N
O
O O q PO' T
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O t N q t N i i f l c q T f a i as t o CN' cd cd
-
T
-
T
-
o
-
C
O
C
M
m
1— T-
T— •»—m
O
T
-
C
0
T
-
T
-
T
O O q a i -
CM
O O O O O O O O O O O O O O I D t \ i 10 N « t i o c N c o cd T
-
C
0
C
M
O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O oco-^-cor— o h - o i O T - c o r - c o o T - c o c M i o c o - « r O T - c M O T - ^ - c o LUn^ cVV d oSJJi c JT^ JUiJ o fcj MUcJ d cOi— m ••—•.— »-• iM T-TT -T-' T-mCO! \C
O
o O q n d ^ T - T T-
O O O O O O O O O O O O O O O O a j i n f O D f f l o i r i n r r T^ T^ r r
T
O
o O
o O N - c
o o O O c o c d c v i
o o o O O O o n c N c o c v i C O T -
O O O O O O O O O O O O O O O O O f O O T - i £ i o i n N * i o i N i t D cd
o o o o o o o O O O O O O O N c o n n w ^ ^ c i r i c o N ^ d d c d T i t l - f - T - C M T -
o o o o o o O O O O O o s q i f l s t ' - ' d o C O C O
o o o o o o o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O O O O O O t-~OS CO CD f * ; CO[CO lO CO CD f » ; CN t O 'N- p O tti t r t ai r t N o t s n o J i r i d s u i o a i i ' - i f i T
O
O O O O O O p ! 0 ^ ( aiT-:T-T-
O
T
O O O O O O D i D q dT-csj C
O
-
^
T
-
T
-
T
-
T
—
T
-
C
O
o o o o o O O O O O H) 9 a> C
O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O s c n i ß r - a ) N n q ( \ q ( N | i n a : ' t cd'rcdLOcdaiaiLncNcd cd -
C
-
C
O
T
-
T
-
T
-
T
-
O
O
C
M
o
o o o oj ^ o j o t ^ o- o ^ Uo t oj to - oJ to j oL Jo Oo O g O gO O O O O O O O O O O O O O O O O O OO O OOO O O k O_ >Oi _ Oi v O _ JO i _ iOi _ O> wO O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O T— CM O T > CO' Tt - cOO P-v - C NO Oi m cnr n- r^- w > t nI NN co rs T-; CO Ox ' o r ;CMq lO r >O . CrO \T -j iT f i-g l q UpJ U ) J T UJ- I< t N q q q i n q ^ cd T ^ c N t O T ^ c N a i T j c d d ^ a i c d i o c N c d
O O O O O O O O O O O CM CNcOCDr-CO-sJ-lri CM
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O o i q o a > a ï c M c o c o i n u q T - T - r - . T c O T - c o c d d c M T^cöcN v T v -
o o o o o o o o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O O O O O O O ra cn ra o i * - t ü i o o v - t o t o c n c M T - T - ^ ) CD'tCN CN i n f O V- CN T - ^ r -r-
C
O O M u1)
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O q n x r i ß © co s ffl i n q co q q T ^ d ^ ' r - T - d d c N c d ^ c d i r i c d a i
CMT-
O O O O O O O O O O O O O O ~ 0 0 O O O O O O O O O O m N N r - O C n ' J c O C O C O C O C O , If) ' t TT - T ^ C D c d d c N T^COT-1 T - T TT-
-
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O t O T t D t O O S O J l f l r O S n O t N f D N i n i X ) ' * • d r - N c d ^ r i i r i o o i o J i r i c N c o
C
O
T
O
CO
'
-
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O q o i ; i n i f i c q s c p i f i q o i N o i T - ' - t - d d c N c o ' j n i r i r i c n c n
o o o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O O N COr OLOCNCDCMCDOCO d cd T— T ^ T ^ T ^ T ^ TT-
V
V
o
C
O
-
o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O i - - c o O " 3 - a ) c o c N c o c o t o o i o c o ' t c D c o c o m i o - < r CM o cN co co m co •
C
O O O O O O O O co cn cn co
T
o
o o o o o o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O O O O CM i n q ^ t CO r g s t q i o r c i r a i •»- c d CM T ~ CM' CM'T-TCO
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O L O C O p C O O O C M C O C O C O p l O C O C O p T ^ T ^ T ^ c M c b ^ t d c M v d - J a i a i T-'
i
O
O
o o o o o o O O O O O O c o c v t t n i f l ^ ^ c d t*
CM
O t/j CN MJ
C
o o o o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O O O O o q i n i n c p N ' t f f i ^ q i n e o i n i n T - c d a i c N c d c d i r i c d T ^ r - ^ L O T ^ r -
T-CM
o o o o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O O O O ^ l O l O C N " ï , J C O O ) ' t C O l O r v | T d i d c d c D ^ c d c N T ^ c d h - d T-
T-T-
l
o
N
rO-i—
T-
o o o o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O O O O O c o c O ' s i - ' ^ ' j o c n i r j N N n v i f i c t - c M c N c M c d ^ d c M r^ T ^ i n o a i T-TTC M " ! -
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O i D n o i n o o i n B n r o w i f l T t i i n n ^ s i r i T - s c o r^
C
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O c D - ^ - r o o c M O ' ^ r i o p c q c o r * - : c o N n m c n c D c q c o N T ^ c d r t o S a i T - c M c M c d d c d c N CM T**-
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O i— u ) q i o n q q T - n ( D q o ) i f l s q q v - T - i- cN c d " * Ö CM t - c j i ^ f o S c d T -
o
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O co co CM co CM m CM N n q ^ n q N m T-' T~' s ^ ^ ^ c o c ß N r i p
CM
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O L O T - o c o o a i a i c M c o t o t O L O o c M O c o - t f
t
^
O O O O O O O O Q O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O CM CDCNOlO-d-CDLOcOCOCDOT-lO
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O m c q c q c o p o c N c o c o r - p c o N - t o p T - ^ ^ t s i l D ^ Ö N r O Tf 05 CO r^
O O O O O O O O L o r v j o c o T-'T-dcN-
O o Oo Oo Oo O o O o O o O o O o O o O o O o O o O o O o O o O o O o O o O O O - O- O O O O O O O O O O OO OO OO OO OO OO OO OO OO OO J O s w o i O T - c o c N t M ' i D N O i n c o ' t c D t o o j i n i n ' t ; w q i q r ; c q c v i ' ^ ( f l N o i f l t i i ' j ( D r t ( N W i o ^
CN
o o o o o o o o o o o o o o o o o o o O O O O O O O O O O O O O O O O O O q ^ N o i q c s j ( D ( D c q q N - Ï ' t in T - co co r T ^ T-^ i d CM o i CM T^tdcsi CM' CM CM' i r i c\i t n
T-T-
O
T-
O O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O t o e q c o co p p t N co co CD p i q cp co p CM s t o q m q i n - ï N i o q - r i f i T-:T-:T-:cMCDTj:dcM T - d - t a i ra* T-^ cd a i cd T ^ r-1 TT - T - T ^
l i
O o
O
CN
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O T-;cvjf*-; ra^racqcTiCNtocor^a) i n m N c q c N j N [ \ ] T - ; 0 3 10 ^ o d T- 1 L OCN' cd CM ^ d -r 1 CN CM CM CM LÓ cd LO i-
o ra CN >
o
O
o
T - T - CO CO O
CM
<—/ U
• O O ' t C O C D C O C O C O co cd d CM'
;
O
o
O
O O O O O O o q oi CMCD CM
o o o o o o o T - N . hcor--
CO
T - T -
V - V - C O C N
O
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O r-t 05 CMCM CD ^ CO O S M O i n r ; f f l C , J ^ ; q N q i n c O ' t q c O N i n i f ) ^ v-1 T^ T^ T-' N T - T - r - C Ó 0 3 C N i c O c n i r i c O r ' ' N l r i T ; N C O r-^ C N C O v - T - T - T - C N C N
O
O O O O O O O O O O O O O O O O N p c o N ' - ^ m ' TTT- 1 T-
o
O
O O O O O O ' t c o a > p i*c N
O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O o r - - ^ p r ^ r ^ i O ' t h - : r - - ' t p c q L n c M O i c M c o c d c D c M t - r ^ L O T - c D T C M C O t - t — T-T-CMCM
o o o o o o o o o o o o o g o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o i n N i D t s j i o c ' j s c n c n q c ' j N i n r ' r N c v i o i N ' - i D ' t i f l TTV - CN a i T r ra P J t o r j co' K T - (N O 83 CM CM
o
O O O O O O c o T t r^
o o o o o o o o co cn i n q q O T -
o o
Bijlage 2 Overzicht rekenmodel
Bijlage 3 Berekeningsresultaten
Bijlage 4 Computeruitdraaien ingevoerde items rekenmodel
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Rapport: Model:
KuiperCompagnons Rekenparameters rekenmodel
Lijst van model eigenschappen basis
Model eigenschap Omschrijving Verantwoordelijke Rekenmethode Modelgrenzen Aangemaakt door Laatst ingezien door Model aangemaakt met Origineel project
basis jkr RMW-2006 (91365,20, 446759,70) - (94341,27, 450480,52) jkraaijeveld op 5-9-2011 joel op 13-3-2013 Geomilieu V1.90 Niet van toepassing
Originele omschrijving Geïmporteerd door Definitief Definitief verklaard door
Niet Niet Niet Niet
Standaard maaiveldhoogte Rekenhoogte contouren Detailniveau toetspunt resultaten Detailniveau resultaten grids
0 4 Bronresultaten Groepsresultaten
Standaard bodemfactor Zichthoek [grd] Meteorologische correctie C0 waarde Maximum aantal reflecties
1,00 2 Standaard RMW-2006, SRM II 3,50 1
Reflectie in woonwijkschermen Aandachtsgebied Max. refl.afstand van bron Max. refl.afstand van rekenpunt Luchtdemping
Ja ---Standaard RMW-2006, SRM II
Luchtdemping [dB/km]
0,00; 0,00; 1,00; 2,00; 4,00; 10,00; 23,00; 58,00
Geomilieu V1.91
van van van van
toepassing toepassing toepassing toepassing
13-3-2013 15:08:46
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
Naam 1 2 3 4 19 18
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Omschr.
Bf 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Geomilieu V1.91
13-3-2013 15:05:29
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Naam 2000 2001 2002 2003 2004
Omschr.
Hoogte 7,00 7,00 7,00 7,00 7,00
Maaiveld 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
HDef. Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
Cp dB dB dB dB dB
Zwevend False False False False False
Refl. 63 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 125 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 250 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
2005 2006 2007 2008 2011
7,00 7,00 7,00 7,00 7,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
2020 2022 2023 bestaand bestaand
7,00 0,00 7,00 7,00 7,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
bestaand bestaand bestaand LWPOLYLINE LWPOLYLINE
_bestaande _bestaande _bestaande _bestaande
bebouwing bebouwing bebouwing bebouwing
7,00 7,00 7,00 7,00 7,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE
_bestaande _bestaande _bestaande _bestaande _bestaande
bebouwing bebouwing bebouwing bebouwing bebouwing
7,00 7,00 7,00 7,00 7,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE
_bestaande _bestaande _bestaande _bestaande _bestaande
bebouwing bebouwing bebouwing bebouwing bebouwing
7,00 7,00 7,00 7,00 7,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
LWPOLYLINE LWPOLYLINE bestaand bestaand bestaand
_bestaande bebouwing _bestaande bebouwing
7,00 0,00 6,00 6,00 6,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand
6,00 6,00 6,00 6,00 6,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
bestaand bestaand bouwvlak best best
bestaande woning bestaande woning
6,00 6,00 10,00 9,00 9,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
best best best best best
bestaande bestaande bestaande bestaande bestaande
woning woning woning woning woning
9,00 9,00 9,00 9,00 3,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
best best best
bestaande woning bestaande woning bestaande woning
6,00 9,00 6,00
0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief
0 dB 0 dB 0 dB
False False False
0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80
Geomilieu V1.91
13-3-2013 15:05:29
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Naam 2000 2001 2002 2003 2004
Refl. 500 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 1k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 2k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 4k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 8k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
2005 2006 2007 2008 2011
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
2020 2022 2023 bestaand bestaand
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
bestaand bestaand bestaand LWPOLYLINE LWPOLYLINE
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE LWPOLYLINE
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
LWPOLYLINE LWPOLYLINE bestaand bestaand bestaand
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
bestaand bestaand bouwvlak best best
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
best best best best best
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
best best best
0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80
Geomilieu V1.91
13-3-2013 15:05:29
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
Naam 11 10 14 13 12
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Toetspunten, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Omschr.
Maaiveld 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Geomilieu V1.91
HDef. Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
Hoogte A 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50
Hoogte B 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
Hoogte C 7,50 7,50 7,50 7,50 7,50
Hoogte D ------
Hoogte E ------
Hoogte F ------
Gevel Ja Ja Ja Ja Ja
13-3-2013 15:05:29
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
Naam 18 23 3
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Omschr. Noordeindseweg Noordersingel Robbenstraat
Geomilieu V1.91
ISO H 0,00 0,00 0,00
ISO M 0,00 0,00 0,00
HDef. Relatief Relatief Relatief
Invoertype Verdeling Verdeling Verdeling
Hbron 0,75 0,75 0,75
Helling 0 0 0
Wegdek W0 W0 W49a
V(MR) 50 30 30
V(LV) 50 30 30
V(MV) 50 30 30
13-3-2013 15:05:29
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
Naam 18 23 3
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
V(ZV) 50 30 30
Totaal aantal 9700,00 500,00 185,00
Geomilieu V1.91
%Int.(D) 6,41 6,41 6,41
%Int.(A) 3,67 3,70 3,70
%Int.(N) 1,05 1,04 1,04
%Int.(P4) ----
%MR(D) ----
%MR(A) ----
%MR(N) ----
%MR(P4) ----
%LV(D) 93,26 95,60 95,60
13-3-2013 15:05:29
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
Naam 18 23 3
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
%LV(A) 95,27 96,94 96,94
%LV(N) 90,02 93,20 93,20
Geomilieu V1.91
%LV(P4) ----
%MV(D) 3,55 2,20 2,20
%MV(A) 2,50 1,53 1,53
%MV(N) 5,11 3,40 3,40
%MV(P4) ----
%ZV(D) 3,18 2,20 2,20
%ZV(A) 2,23 1,53 1,53
%ZV(N) 4,87 3,40 3,40
%ZV(P4) ----
MR(D) ----
MR(A) ----
13-3-2013 15:05:29
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
Naam 18 23 3
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
MR(N) ----
MR(P4) ----
Geomilieu V1.91
LV(D) 579,86 30,64 11,34
LV(A) 339,15 17,93 6,64
LV(N) 91,69 4,85 1,79
LV(P4) ----
MV(D) 22,07 0,71 0,26
MV(A) 8,90 0,28 0,10
MV(N) 5,20 0,18 0,07
MV(P4) ----
ZV(D) 19,77 0,71 0,26
13-3-2013 15:05:29
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
Naam 18 23 3
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006 ZV(A) 7,94 0,28 0,10
Geomilieu V1.91
ZV(N) 4,96 0,18 0,07
ZV(P4) ----
LE (D) 63 86,54 75,47 76,39
LE (D) 125 92,37 76,58 73,42
LE (D) 250 98,64 84,40 82,01
LE (D) 500 102,05 85,12 84,38
LE (D) 1k 107,45 90,81 89,09
LE (D) 2k 105,90 90,30 85,78
LE (D) 4k 98,20 82,72 78,43
13-3-2013 15:05:29
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
Naam 18 23 3
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
LE (D) 8k 90,91 78,21 74,56
LE (A) 63 83,85 72,94 73,86
Geomilieu V1.91
LE (A) 125 89,46 73,62 70,45
LE (A) 250 95,45 80,89 78,50
LE (A) 500 99,04 82,23 81,48
LE (A) 1k 104,79 88,19 86,47
LE (A) 2k 103,32 87,74 83,22
LE (A) 4k 95,53 80,05 75,76
LE (A) 8k 88,13 75,32 71,67
13-3-2013 15:05:29
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
Naam 18 23 3
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
LE (N) 63 79,11 67,80 68,72
LE (N) 125 85,22 69,56 66,39
Geomilieu V1.91
LE (N) 250 91,81 77,98 75,59
LE (N) 500 95,05 78,01 77,26
LE (N) 1k 99,98 83,31 81,60
LE (N) 2k 98,29 82,69 78,17
LE (N) 4k 90,72 75,27 70,98
LE (N) 8k 83,59 71,08 67,43
LE (P4) 63 ----
13-3-2013 15:05:29
Bestemmingsplan 'Noordeindseweg 103' Gemeente Lansingerland Model: Groep:
Naam 18 23 3
KuiperCompagnons Ingevoerde items rekenmodel
basis wegverkeer_maart 2013 - BP Noordeindseweg 103 (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
LE (P4) 125 ----
Geomilieu V1.91
LE (P4) 250 ----
LE (P4) 500 ----
LE (P4) 1k ----
LE (P4) 2k ----
LE (P4) 4k ----
LE (P4) 8k ----
13-3-2013 15:05:29
Bijlage 4: Toelichting ontheffingsaanvraag Berkel en Rodenrijs, Van der Goes en Groot, Ecologisch onderzoeks- en adviesbureau, 2003.
Bijlage 5: Nota overlegreacties bestemmingsplan “Noordeindseweg 103”, gemeente Lansingerland, d.d. 4 maart 2013
Nota overlegreacties bestemmingsplan “Noordeindseweg 103”
Identificatiecode: NL.IMRO.1621.BP0131-VONT 15 maart 2013 T13.02338
Nota overlegreacties Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103”
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1
1.1 1.2 1.3
Blz.
Overleg
2
Inleiding Overlegreacties en gemeentelijke reactie en conclusie per overlegreactie Eindconclusie overleg
2 2 6
Nota overlegreacties bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” 1
1.
OVERLEG
1.1
Inleiding Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is gelegenheid tot overleg geboden met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan “Noordeindseweg 103”. Op 16 januari 2013 zijn de volgende instanties per mail benaderd met het verzoek voor 14 februari 2013 te reageren. Provincie Zuid-Holland; Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond; DCMR; Politie Rotterdam-Rijnmond, wijkteam Lansingerland; Gemeente Pijnacker-Nootdorp; Gemeente Zoetermeer; Stadsregio Rotterdam; LTO-Noord; Ministerie van Rijkswaterstaat; Dunea Duin en water; N.V. Nederlandse Gasunie; KPN; Hoogheemraadschap van Delfland; Stedin B.V.; Tennet TSO B.V. Hieronder ziet u een weergave van de overlegreacties en een gemeentelijke reactie op deze overlegreacties, waarbij gemotiveerd wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het bestemmingsplan is overgegaan (§ 1.2) en een eindconclusie (§ 1.3).
1.2
Overlegreacties en gemeentelijke reactie en conclusie per overlegreactie De volgende overlegreacties zijn ontvangen: 1.
Provincie Zuid-Holland Postbus 90602 2509 LP Den Haag E-mail d.d. 16 januari 2013, I13.02351
2.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Postbus 9154 3007 AD Rotterdam E-mail d.d. 18 januari 2013, I13.02911 & I12.23931
3.
N.V. Nederlandse Gasunie Postbus 19 9700 MA Groningen E-mail d.d. 21 januari 2013, I13.03034.
Nota overlegreacties bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” 2
4.
DCMR Milieudienst Rijnmond Postbus 843 3100 AV Schiedam E-mail d.d. 14 februari 2013, I13.06902
5.
Hoogheemraadschap van Delfland Postbus 3061 2601 DB Delft E-mail d.d. 14 februari 2013, I13.07112
De ontvangen reacties zijn hieronder (ambtshalve) kort samengevat en voorzien van een gemeentelijk commentaar en conclusie. 1.
Provincie Zuid-Holland
Samenvatting De Provincie Zuid-Holland concludeert in haar reactie op het ingevulde e-formulier dat er geen sprake is van strijdigheid van het bestemmingsplan met provinciale belangen. In dat geval hoeft het plan niet naar de provincie te worden opgestuurd. Reactie De overlegreactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Conclusie De overlegreactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. 2.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
Samenvatting De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) verwijst in haar reactie naar haar overlegreactie betreffende het voorontwerpbestemmingsplan “Lint Noord”. De reactie wordt hieronder zodanig samengevat dat alleen wordt ingegaan op de punten die specifiek betrekking hebben op de Noordeindseweg 103 en omgeving. De Noordeindseweg 103 ligt op aanzienlijke afstand van alle risicobronnen waarnaar in de reactie op het voorontwerpbestemmingsplan “Lint-Noord” wordt verwezen. Aangezien het perceel buiten de invloedsfeer van deze risicobronnen ligt zullen de effecten van de bijbehorende incidentscenario’s niet tot het plangebied reiken. In het bestemmingsplan wordt dan ook niet nader ingegaan op de risicobronnen en incidentscenario’s. Advies De relevante adviezen van de VRR,teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten zijn: 1.
Het plangebied laten voldoen aan de bluswatervoorziening conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Leg dit ter goedkeuring voor aan de afdeling Brandveiligheid van de Regionale Brandweer RotterdamRijnmond District Noord.
Nota overlegreacties bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” 3
2.
3.
Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie aan de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand". Bestuurlijke overweging. Tot slot wijst de VRR erop dat voor het beoordelen van het ruimtelijk plan er een gemotiveerde afweging gemaakt moet worden tussen de overwegingen met betrekking tot externe veiligheid en de toegevoegde waarde van het ruimtelijk plan. De beschouwde risicobronnen zijn een beperking voor de ruimtelijke ordening. De genoemde maatregelen leiden tot een verbetering van de veiligheidssituatie.
Reactie 1. In de toelichting zal in § 7.6.2 conform de toelichting van “Lint Noord” ingegaan worden op brandveiligheid. 2.
De campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand” is gepubliceerd op de website van de gemeente Lansingerland.
3.
Op het gebied van externe veiligheid vindt er geen significante wijziging plaats ten opzichte van het vorige ruimtelijke plan voor het gebied. De bereikbaarheid en ontsluiting van het plangebied zijn in dit plan gewaarborgd. Voorlichting, zelfredzaamheid en rampbestrijding vallen buiten de reikwijdte van een bestemmingsplan waarbij opgemerkt wordt dat de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand” reeds gepubliceerd is op de gemeente website. Het advies van de VRR zal in de bijlage van de toelichting worden opgenomen.
Conclusie De overlegreactie geeft aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan op het volgende punt: i. In de toelichting zal in § 7.6.2 conform de toelichting van “Lint Noord” nader worden ingegaan op brandveiligheid. 3.
N.V. Nederlandse Gasunie
Samenvatting Het plangebied van voorontwerpbestemmingsplan ”Noordeindseweg 103” valt buiten de 1% letaliteitgrens van de meest dichtbijgelegen leiding van de Nederlandse Gasunie. De meest dichtbijgelegen leiding heeft geen invloed op verdere planontwikkeling. Reactie De overlegreactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Conclusie De overlegreactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. 4.
DCMR Milieudienst Rijnmond
Samenvatting 1. In de toelichting zijn op bladzijde 43, onder ‘Onderzoekzones’, abusievelijk de Trambaan/Julianastraat, de Oude Havenweg en de Schoolstraat opgenomen. In plaats hiervan had gekeken moeten worden naar de Noordeindseweg (50 km/u) de Noordersingel (30 km/u) en de Robbenstraat (30 km/u). 2. In het akoestisch onderzoek is de Robbenstraat niet beoordeeld. 3. De procedure voor het hogere waarden besluit moet gelijk met de plan procedure lopen. Nota overlegreacties bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” 4
4.
5.
De afstand tot het bedrijf Agro Turismo bedraagt circa 30 in plaats van 47 meter. Hiermee wordt maar net aan de richtafstand voor een gemengd gebied voldaan. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en in verband met klachten over dit bedrijf moet daarom beter worden gemotiveerd waarom de bouw van een woning op deze afstand mogelijk is. Er wordt gesteld dat de PR 10-8 contour van de N470 van 63 meter een indicatie zou zijn van het invloedsgebied. Dit is onjuist. Het invloedsgebied voor GF3 bedraagt 355 meter (tabel 41, bijlage 6 HART). Het plangebied ligt hier dus net buiten.
Reactie 1. De verwijzing naar de Trambaan/Julianastraat, de Oude Havenweg en de Schoolstraat in Rotterdam zal uit § 7.3.1 van de toelichting worden verwijderd. In plaats hiervan zullen de Noordeindseweg, Noordersingel en de Robbenstraat opgenomen worden en zal onderzocht worden wat hun invloed op het plangebied is. 2. In bijlage 3 van de toelichting (Akoestisch onderzoek) zal de Robbenstraat opgenomen en beoordeeld worden. In § 7.3.2 dient de Robbenstraat eveneens opgenomen te worden. 3. Het hogere waarden besluit zal tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. Na vaststelling zal het besluit als bijlage bij het bestemmingsplan worden toegevoegd. 4. De in § 7.5.2 opgenomen afstand tot aan het bedrijf Agro Turismo is onjuist.. De afstand zal worden aangepast in de toelichting en daarnaast zal nader worden ingegaan op de vraag waarom de bouw van een woning op deze afstand mogelijk is. 5. De verwijzing naar de PR 10-8 contour is correct. Dit betreft vastgesteld beleid. Er is weliswaar nieuw beleid waarin deze contour gewijzigd is maar dit beleid is nog niet vastgesteld. In de toelichting zal in § 7.6.2 op bladzijde 49 vermeld worden dat de invloedsgebied voor GF3, 355 meter bedraagt en dat het plangebied hier net buiten ligt. Conclusie De overlegreactie geeft aanleiding tot aanpassingen van het voorontwerpbestemmingsplan op de volgende punten: i. In § 7.3.1 en § 7.3.2 van de toelichting zullen de juiste straatnamen worden opgenomen en de effecten van deze straten op het plangebied inzichtelijk worden gemaakt. ii. De Robbenstraat zal in bijlage 3 van de toelichting (Akoestisch onderzoek) worden opgenomen en ook in § 7.3.2. iii. In § 7.5.2 zal de juiste afstand tussen de woning en Agro Turismo worden opgenomen en zal nader worden ingegaan op de vraag waarom de bouw van een woning op deze afstand tot dit bedrijf mogelijk is. iv. In de toelichting zal op bladzijde 49, onder § 7.6.2, in de tweede alinea opgenomen worden dat de invloedsgebied voor GF3, 355 meter bedraagt en dat het plangebied hier net buiten ligt.
5.
Hoogheemraadschap van Delfland
Samenvatting In het bestemmingsplan dient vermeld te worden dat voor het daadwerkelijk graven een watervergunning vereist is. Voor het overige zijn er geen op- of aanmerkingen op het plan. Reactie
Nota overlegreacties bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” 5
Deze informatie staat reeds vermeld in de toelichting in de laatste alinea van bladzijde 8. De informatie zal daarnaast worden toegevoegd aan de derde alinea op bladzijde 33 van de toelichting. Conclusie De overlegreactie geeft aanleiding tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan op het volgende punt: i. In de toelichting zal in de derde alinea van bladzijde 33 vermeld worden dat voor het daadwerkelijk graven op de locatie een watervergunning vereist is.
1.3
Eindconclusie overleg De overlegreacties geven aanleiding tot aanpassingen van het voorontwerpbestemmingsplan op de punten: i. ii. iii. iv.
v.
vi.
In de toelichting zal in § 7.6.2 conform de toelichting van “Lint Noord” nader ingegaan worden op brandveiligheid. In § 7.3.1 en § 7.3.2 van de toelichting zullen de juiste straatnamen worden opgenomen en de effecten van deze straten op het plangebied inzichtelijk worden gemaakt. De Robbenstraat zal in bijlage 3 van de toelichting (Akoestisch onderzoek) worden opgenomen en in § 7.3.2. In § 7.5.2 zal de juiste afstand tussen de woning en Agro Turismo worden opgenomen en zal nader worden ingegaan op de vraag waarom de bouw van een woning op deze afstand tot dit bedrijf mogelijk is. In de toelichting zal op bladzijde 49, onder § 7.6.2, in de tweede alinea opgenomen worden dat de invloedsgebied voor GF3, 355 meter bedraagt en dat het plangebied hier net buiten ligt. In de toelichting zal in de derde alinea van bladzijde 33 vermeld worden dat voor het daadwerkelijk graven op de locatie een watervergunning vereist is.
Nota overlegreacties bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” 6
Bijlage 6: Ontwerpbesluit hogere waarden
Ontwerpbesluit hogere waarden Wet geluidhinder Inzake het bestemmingsplan Noordeindseweg 103 te Berkel en Rodenrijs
Besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland.
Bouwplan Het bestemmingsplan biedt de bouwmogelijkheid van één woning aan de Noordeindseweg 103 te Lansingerland (Berkel en Rodenrijs).
Procedure Op de voorbereiding van het hogere waardenbesluit is de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Algemeen toetsingskader De Wet geluidhinder beoogt de burger te beschermen tegen een te hoge geluidbelasting. In de Wet geluidhinder, en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen, zijn normen opgenomen voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van onder meer wegverkeer, spoorwegverkeer en industrieterreinen. De regelgeving gaat daarbij uit van ten hoogste toelaatbare geluidbelasting en hogere waarden dan de ten hoogste toelaatbare waarden. Een geluidbelasting onder de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting wordt zonder meer als aanvaardbaar geacht, terwijl een geluidbelasting boven de maximale hogere waarden niet is toegestaan. Indien de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden, moeten er maatregelen worden getroffen om de geluidbelasting te verlagen tot de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting. In bepaalde situaties kunnen er echter geen of onvoldoende maatregelen worden getroffen, omdat deze maatregelen stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. In die situaties kunnen er hogere waarden worden toegestaan tot aan de maximale hogere waarde. Daarbij moet in ieder geval worden voldaan aan de eisen die gelden ten aanzien van de binnenniveaus in verblijfsruimten van woningen en andere geluidgevoelige gebouwen. Wegverkeerslawaai Het plangebied bevindt zich binnen de bebouwde kom van Berkel en Rodenrijs. Het bouwplan bevindt zich binnen de zone van de Noordeindseweg. Binnen zones langs wegen is de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor woningen 48 dB. Voor nieuwe woningen langs een bestaande weg
bedraagt de maximale hogere waarde 63 dB. De maximaal toelaatbare binnenwaarde in een verblijfsgebied van een woning bedraagt 33 dB en in een bedgebied 28 dB. Railverkeerslawaai Het plangebied ligt buiten de zone van enige spoorweg. Industrielawaai Het plangebied bevindt zich buiten de zone van enig industrieterrein. Luchtvaartlawaai Voor luchtvaart geldt het Besluit Geluidbelasting Grote Luchtvaartterreinen (BGGL) en het Besluit Geluidsbelasting Kleine Luchtvaart (BKL) als wettelijk kader. De grenswaarden die hierbij van belang zijn, zijn de 35 Ke-contour voor grote luchtvaart en de 47 Bkl-contour voor kleine luchtvaart. Het plangebied bevindt zich buiten deze contouren. Cumulatie Indien de woningen zich binnen de zones van meerdere geluidbronnen bevinden, moet onderzoek worden verricht naar de totale (gecumuleerde) geluidbelasting. Het bouwplan ligt niet in meerdere geluidzones, waardoor er in de zin van de Wet geluidhinder geen sprake is van cumulatie van geluid. De cumulatie van geluid tengevolge van verkeer op de wegen Noordeindseweg en Noordersingel moet wel worden berekend om te kunnen toetsen aan het gemeentelijke hogere waardenbeleid (zie hieronder).
Gemeentelijk toetsingskader Ons college heeft de Beleidsnota Hogere Waarden op 2 september 2009 vastgesteld. Dit hogere waardenbeleid geldt voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Het beleid is ontwikkeld om enerzijds de mogelijkheid te vergroten om de leefomgevingskwaliteit te verbeteren en anderzijds als onderbouwing voor de hogere waardenbesluiten.
Akoestisch onderzoek De resultaten van het onderzoek naar de geluidbelasting op de geplande woning zijn weergegeven in het rapport “Bestemmingsplan ‘Noordeindseweg 103’ Gemeente Lansingerland Akoestisch onderzoek” (kenmerk 124.305.00) van 10 september 2012 van KuiperCompagnons. Het akoestisch onderzoek voldoet aan de bepalingen van de Wet geluidhinder en de Beleidsnota Hogere Waarden.
Motivering besluit Wegverkeerslawaai ten gevolge van de Noordeindseweg Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge de Noordeindseweg de geluidbelasting op de woning maximaal 56 dB bedraagt en derhalve de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting overschrijdt. Bronmaatregelen, zoals het verlagen van de rijsnelheid, zijn vanwege de aard van de weg (stroomfunctie) niet mogelijk. Overdrachtsreducerende maatregelen, zoals het plaatsen van een geluidscherm, zijn vanuit verkeerskundig en stedenbouwkundig oogpunt (barrièrewerking) niet wenselijk. Daarnaast is de maatregel niet doelmatig vanwege de hoge kosten van een scherm. De
Blad 2 van 4
maximale hogere waarde van 63 dB wordt evenwel niet overschreden, zodat een hogere waarde voor de woning kan worden vastgesteld. Geluidluwe gevels en buitenverblijfsruimten Met betrekking tot geluidluwe gevels wordt in paragraaf 3.4.2 van de Beleidsnota Hogere Waarden het volgende gesteld: Indien het noodzakelijk is een hogere waarde vast te stellen, worden er eisen gesteld aan de aanwezigheid van geluidluwe gevels en buitenverblijfsruimten. Afhankelijk van de geluidbron moet daar aan de betreffende voorkeursgrenswaarde worden voldaan. Eén van de toetsingscriteria van het gemeentelijke hogere waardenbeleid is derhalve het creëren van minimaal één geluidluwe gevel. Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan moet deze bij voorkeur zijn gelegen aan de geluidluwe zijde. Het geluidniveau op een als geluidluw te beschouwen gevel mag door wegverkeer (van alle wegen tezamen) niet hoger zijn dan 53 dB (zonder aftrek). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de woning over één geluidluwe gevel beschikt (de zuidwestgevel). De woning beschikt tevens over een buitenruimte aan deze zijde van de woning. Derhalve wordt voldaan aan het gestelde in paragraaf 3.4.2 van de Beleidsnota Hogere Waarden. Compenserende factoren Met betrekking tot compenserende factoren wordt in paragraaf 3.3.3 van de Beleidsnota Hogere Waarden het volgende gesteld: De gemeente wil bij de beoordeling van een hogere waardeverzoek compenserende factoren – zowel akoestisch als niet-akoestisch – meewegen. De geluidluwe tuin waarover de woning beschikt, wordt als een akoestisch compenserende factor gezien. Derhalve wordt voldaan aan het gestelde in paragraaf 3.3.3 van de Beleidsnota Hogere Waarden. Ontheffingsgronden In paragraaf 3.4.1 van de Beleidsnota Hogere Waarden zijn meerdere ontheffingsgronden geformuleerd, waarvan er één of meer van toepassing moeten zijn op de situatie waarvoor een hogere waardenbesluit wordt vastgesteld. In onderhavig geval is sprake van een woning binnen de bebouwde kom, die een open plaats (door de sloop van een woning) tussen aanwezige bebouwing opvult. Derhalve wordt voldaan aan het gestelde in paragraaf 3.4.1 van de Beleidsnota Hogere Waarden.
Blad 3 van 4
Besluit Gelet op de artikelen 83, lid 2 en 110a van de Wet geluidhinder, besluiten burgemeester en wethouders van Lansingerland voor het bestemmingsplan ‘’Noordeindseweg 103” te Berkel en Rodenrijs de hogere waarden voor wegverkeerslawaai als volgt vast te stellen: Bestemming Omschrijving Woning
Geluidbron Aantal 1
Noordeindseweg
Hogere waarde in dB 56
Overige regels en wetten Het onderhavige besluit betreft een ontheffing op grond van de Wet geluidhinder. Dit besluit laat onverlet dat er voor realisering van het bouwplan mogelijk rekening gehouden dient te worden met andere wettelijke bepalingen. Het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland,
drs. ing. Ad Eijkenaar Secretaris
Ewald van Vliet Burgemeester
Blad 4 van 4
REGELS
Inhoudsopgave van de regels HOOFDSTUK 1 Artikel 1 Artikel 2 HOOFDSTUK 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 HOOFDSTUK 3 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 HOOFDSTUK 4 Artikel 13 Artikel 14
INLEIDENDE REGELS
1
Begrippen Wijze van meten
1 8
BESTEMMINGSREGELS
9
Tuin Wonen Waarde - Archeologie Waterstaat - Waterkering
9 11 16 19
ALGEMENE REGELS
21
Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Nadere eisen
21 22 23 25 27 28
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
29
Overgangsrecht Slotregel
29 30
Bijlagen bij de regels Bijlage 1
Staat van bedrijfsactiviteiten voor aan huis gebonden bedrijven en beroepen
1
HOOFDSTUK 1
Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: plan: het bestemmingsplan Noordeindseweg 103 van de gemeente Lansingerland. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1621.BP0131-ONTW met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen). Verdere begrippen in alfabetische volgorde: aan- en uitbouw: een uitbreiding van het hoofdgebouw die qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw. aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. achtergevel: de gevel exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, aan de achterzijde van een gebouw. achtergevelrooilijn: de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen. ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde. antennedrager: een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. antenne-installatie: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
2
archeologische waarde: de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. bedrijf aan huis: het, onder voorwaarden, uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
die in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als milieucategorie 1, voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving; en geen horeca of detailhandel zijnde; geen sterke publieksaantrekkende werking hebben; in de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie. bedrijfsmatige activiteiten: een activiteit, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen. bedrijfsvloeroppervlakte: de totale oppervlakte van alle bouwlagen van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, zoals werkkasten, kantine, toiletten en douches. bedrijfsmatige werkruimte: een werkruimte waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatig diensten worden verleend - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke en/of verzorgende bedrijvigheid plaatsvindt, overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving. beroep aan huis: het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
3
beroepsmatige activiteiten: het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, die door de aard (qua milieuplanologische hinder) en de omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving. beroepsmatige werkruimte: een werkruimte waarbinnen beroepsmatig diensten worden verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving. bestaand bouwwerk: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald. bestaand gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. bijgebouw: een al dan niet vrijstaand, niet voor bewoning bestemd gebouw, dat in functioneel opzicht en qua afmeting ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. bouwgrens: de grens van een bouwvlak.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
4
bouwlaag, laag: de begane grond of een verdieping van een gebouw, een onderhuis en een zolder worden hier niet onder begrepen. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. bouwperceelsgrens: een grens van een bouwperceel. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. carport: een overkapping ten behoeve van het stallen van auto's zonder tot de constructie behorende wanden. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen, het uitstallen ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet begrepen webwinkels waar geen sprake is van uitstallen ten verkoop en geen sprake is van het ter plaatse leveren en afhalen van goederen. erf: het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw. erfafscheiding: schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst. erfbebouwing: de bij een hoofdgebouw behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
5
geluidsgevoelig object: een geluidsgevoelige gebouw, terrein en/of ruimte zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder. hogere grenswaarde: de krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde hogere maximaal toegestane geluidbelasting. hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken. kantoor: een gebouw of een deel van een gebouw welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden (al dan niet met een baliefunctie). kap: een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken. milieucategorie: een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de als bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten. onderhuis: een complex van ruimten met een hoogte van ten hoogste 1.50 meter ten opzichte van het peil welke gesitueerd is onder de eerste bouwlaag van een gebouw en als zodanig niet wordt aangemerkt als bouwlaag. openbaar gebied openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer; overkapping: een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats met maximaal twee aaneengesloten wanden (al dan niet tot de constructie behorend). peil: 1. voor binnen het bouwvlak: de hoogte van de (Noordeindse)weg; 2. voor buiten het bouwvlak: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein. Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
6
perceel: zie 'bouwperceel'. perceelsgrens: zie 'bouwperceelsgrens'. prostitutie: het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon; 2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven; 3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven; 4. een seksclub of parenclub; al dan niet in combinatie met elkaar. sekswinkel: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotisch-pornografische aard plaatsvindt. verbeelding: de kaart van het bestemmingsplan "Noordeindseweg 103", bestaande uit één kaartblad. voorgevel: de gevel of gevels, exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, die georiënteerd is (zijn) op het openbaar gebied. voorgevel(bouw)grens: de grens van een bouwvlak aan de zijde(n) vanwaar een gebouw of ander bouwwerk hoofdzakelijk toegankelijk is en/of aan de zijde(n) die op openbaar gebied georiënteerd is (zijn). voorgevelrooilijn: de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de voorgevel van een gebouw, tot aan de perceelsgrenzen. Wet geluidhinder: de geldende wet houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
7
woning: een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
8
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: de afstand tussen bouwwerken onderling: waar deze afstand het kleinst is, inclusief ondergeschikte bouwdelen. de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens: vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het gebouw tot die perceelsgrens op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens, inclusief ondergeschikte bouwdelen. de bebouwde oppervlakte: van een bouwperceel, bouwvlak of ander terrein wordt gemeten buitenwerks en 1 m boven peil, met dien verstande, dat de grondoppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken worden opgeteld. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. de breedte (lengte of diepte) van een gebouw: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 meter boven peil). Wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat. de bedrijfsvloeroppervlakte: binnenwerks als het totaal van alle vloeroppervlakten ten dienste van kantoren, winkels en/of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
9
HOOFDSTUK 2
Artikel 3 3.1
BESTEMMINGSREGELS
Tuin
Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, erven en ongebouwde parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde bestemmingen met de daarbij behorende andere bouwwerken, werken en werkzaamheden.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Gebouwen en overkappingen a. Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen, carports of andere overkappingen worden gebouwd. b. In afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - carport' een carport worden gebouwd, waarbij geldt dat: 1. de bouwhoogte van de carport niet meer mag bedragen dan 2,5 m gemeten vanaf de hoogte van de Robbenstraat; 2. de lengte niet meer mag bedragen dan 6 m; 3. de breedte niet meer mag bedragen dan 6 m; 4. de afstand tot de perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 1 m. Andere bouwwerken Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat de hoogte niet meer mag bedragen dan: a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn; b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel; c. 3 m voor overige andere bouwwerken achter de voorgevel.
3.2.2
3.2.3
3.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en positie van gebouwen en andere bouwwerken, ten behoeve van het behoud of het herstel van het doorzicht naar het achterland.
3.4
3.4.1 3.4.2
Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor: Andere bouwwerken De bouw van overige andere bouwwerken voor de voorgevel tot 3 m. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijking bij een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits:
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
10
a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu. 3.5
Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 9 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik: a. van gronden en/of bouwwerken voor prostitutie; b. van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; c. van onbebouwde terreinen voor de opslag van caravans, boten en overige zaken; d. van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
11
Artikel 4 4.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maximaal één woning, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep; b. tuinen en erven; c. parkeervoorzieningen; d. water.
4.2
Bouwregels
4.2.1
4.2.3
Algemeen Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Hoofdgebouwen a. Een hoofdgebouw (de woning) mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd; b. de maximale frontbreedte van het hoofdgebouw (de woning) bedraagt 11 m; c. voor zover binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven mag de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in meters niet meer bedragen dan is aangegeven. Dakkapellen
4.2.4
De goothoogte van een dakkapel gebouwd aan het voordakvlak of een ander naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak van het hoofdgebouw wordt buiten beschouwing gelaten voor zover voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: a. In het dakvlak waarop de dakkapel is voorzien nog geen dakkapel aanwezig is; b. de hellingshoek van het dakvlak waarop de dakkapel is voorzien minimaal 30 graden bedraagt; c. de afstand van de bovenzijde boeiboord of daktrim tot de daknok minimaal 0,5 m bedraagt d. de afstand van de voet van de dakkapel tot de verdiepingsvloer minimaal 0,5 m en maximaal 1 m bedraagt e. de afstand van de zijkant van een dakkapel tot de binnenkant van de scheidingsmuur/-muren en/of de zijdelingse dakrand(en) minimaal 1 m bedraagt; f. de breedte van de dakkapel maximaal 3 m bedraagt; g. de hoogte van de dakkapel maximaal 1, 75 m bedraagt, gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde boeiboord of daktrim; h. de dakkapel plat is afgedekt. Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
4.2.2
a. bij iedere woning mogen binnen het aangegeven bouwvlak aanbouwen, al dan niet vrijstaande bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij: 1. de afstand tot: de voorgevelrooilijn van de woning minimaal 2 m zal bedragen; de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 m zal bedragen;
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
12
4.2.5
4.2.6
4.3
2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m indien aan de woning wordt aangebouwd; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m indien niet aan de woning wordt aangebouwd. Andere bouwwerken Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij buiten het bouwvlak de hoogte niet meer mag bedragen dan: a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn; b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel; c. 3 m voor overige andere bouwwerken. Bestaande bouwwerken Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 2.1 t/m 2.5, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering. Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en positie van gebouwen en andere bouwwerken, ten behoeve van het behoud of het herstel van het doorzicht naar het achterland.
4.4
Afwijken van de bouwregels
4.4.1
Afwijken Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor: a. de bouw van een kap op een aangebouwd bijgebouw op voorwaarde dat: 1. dit aangebouwd bijgebouw gebouwd is tussen (het verlengde van) de zijgevels van de woning; 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m; 3. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4 m; b. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw op voorwaarde dat: 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m; 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m; c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen op een aangebouwd bijgebouw op voorwaarde dat: 1. dit aangebouwd bijgebouw gebouwd is tussen (het verlengde van) de zijgevels van de woning; 2. de bouwhoogte van het andere bouwwerk maximaal 1 m is, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak van de aanbouw. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels
4.4.2
De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
13
a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu. 4.5
Specifieke gebruiksregels
4.5.1
Strijdig gebruik Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 9 lid 1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van: a. een vrijstaand bijgebouw en/of garagebox voor bewoning; b. een gebouwde parkeervoorziening en/of garageboxen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf; c. gronden en/of bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf; d. gronden en/of bouwwerken voor prostitutie; e. gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; f. gronden voor de opslag van caravans, boten en overige zaken; g. gronden en/of bouwwerken voor/als bedrijfsmatige werkruimte; h. gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk; i. gronden en/of bouwwerken voor detailhandel. Beroep aan huis
4.5.2
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 9 lid 1, wordt gerekend het gebruik van gedeelten van de woning, aanbouwen en/of bijgebouwen voor een beroep aan huis, voor zover niet aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan: a. de woonfunctie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven (met name ingeval de beroepsmatige werkruimte in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd) b. de beroepsmatige activiteiten dienen te geschieden door degene die op het perceel woonachtig is; c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 50 m²; d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving; e. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden; f. er mogen geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht plaatsvinden; g. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
14
h. op eigen terrein dient te worden voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie; i. binnen de bestemming worden uitsluitend functies toegestaan met een maximale milieucategorie 1 zoals bedoeld in als bijlage 1 opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten', voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald. 4.6
Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1
Bedrijf aan huis Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik van gedeelten van de woning, aanbouwen en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd; b. de effecten van het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals: 1. ambachtelijke en/of verzorgende bedrijven genoemd in milieucategorie 1 van de in bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten', voor zover de bedrijven in de bedoelde lijst niet zijn doorgehaald, of daarmee naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen bedrijven/bedrijfsactiviteiten; 2. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die, op basis van de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, niet vergunningplichtig zijn; c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel niet meer dan 25% bedraagt met een maximum van 50 m²; d. de bedrijfsactiviteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is; e. het bedrijf / de bedrijfsactiviteiten geen verkeersaantrekkende werking hebben; f. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie; g. er detailhandelsactiviteiten mogen plaatsvinden op voorwaarde dat: 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd; 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering; 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente. Detailhandel bij een beroep aan huis
4.6.2
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het medegebruik van een beroepsmatige werkruimte bij woningen voor detailhandelsactiviteiten, op voorwaarde, dat: 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd; 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering; 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
15
4.6.3
Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het gewenste voorzieningenniveau; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu; c. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving; d. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
16
Artikel 5 5.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
5.2
Bouwregels Op de in lid 5.1 bedoelde gronden is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover geen bouwwerkzaamheden dienen te worden verricht die dieper reiken dan 0,50 m beneden het maaiveld en die een grondoppervlakte bestrijken die groter is dan 100 m2 en tevens wordt voldaan aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
5.3
Afwijken van de bouwregels
5.3.1
Afwijken Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en). Voorwaarden De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan de archeologische (verwachtings)waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in alle redelijkheid niet kan worden geweigerd; b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende archeologisch deskundige; c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en). In afwijking van het bepaalde onder a en b kan de afwijking bij een omgevingsvergunning worden verleend indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 5.4 is verleend en voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde onder c.
5.3.2
5.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1
Verbod Het is verboden op of boven de in lid 5.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m2;
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
17
5.4.2
b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen; c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; d. het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen, met uitzondering van heipalen; e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; g. het aanleggen van geluidswallen; h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand. Uitzonderingen
5.4.3
Het verbod als bedoeld in lid 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning; d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 5.3. Toelaatbaarheid
5.4.4
De in lid 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien op basis van een schriftelijk advies van een archeologische deskundige, gebleken is dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot onevenredige aantasting van de archeologische waarden. Nadere voorwaarden Voor zover de in lid 5.4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal kan in afwijking van het bepaalde in 5.4.3 de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de omgevingsvergunning de volgende nadere voorwaarden worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken en werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
18
5.5
Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1
Wijziging Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstige het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' te wijzigen door de bestemmingsvlakken aan te passen, toe te voegen en/of te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat er (geen) sprake (meer) is van te beschermen archeologische waarde(n). Voorwaarden Alvorens toepassing te geven aan het bepaalde in 5.5.1 winnen burgemeester en wethouders advies in bij een archeologische deskundige.
5.5.2
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
19
Artikel 6 6.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a. waterkering; b. de waterhuishouding.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een maximale hoogte van 1 m.
6.3
Afwijken van de bouwregels
6.3.1
Algemeen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels. Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, indien de waterstaatsbelangen dit gedogen. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.
6.3.2
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
20
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
21
HOOFDSTUK 3
Artikel 7
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
22
Artikel 8
Algemene bouwregels
8.1
Ondergeschikte bouwdelen
8.1.1
Hoogte Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van goot- en bouwhoogten worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, opbouwen voor technische systemen, zonnepanelen en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter of 10%, buiten beschouwing gelaten. Bouw- en bestemmingsgrenzen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen en bij de bepaling van het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals: a. plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, balkons, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 0,5 meter; b. luifels bij winkels waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt; buiten beschouwing gelaten.
8.1.2
8.1.3
Bestaande ondergeschikte bouwdelen Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in lid 8.1.1 en 8.1.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.
8.2
Aanvullende werking bouwverordening De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van de stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstellen van stedenbouwkundige bepalingen; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, voor zover in dit bestemmingsplan niet anders is bepaald; f. de ruimte tussen bouwwerken.
8.3
Bouw van geluidsgevoelige objecten De bouw van geluidsgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan, indien voldaan kan worden aan de in de Wet geluidhinder geldende normen of vastgestelde hogere waarden.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
23
Artikel 9 9.1
Algemene gebruiksregels
Bestaand gebruik Het gebruik van gronden dat niet voldoet aan de gebruiksregels, niet zijnde bouwregels, van dit plan is toegestaan en mag worden voortgezet, mits: a. het gebruik bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, en; b. het gebruik in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime; c. de omvang van het gebruik niet mag worden vergroot.
9.2
Gebruik van onbebouwde gronden
9.2.1
Algemeen verbod Het is verboden de in het plan begrepen gronden voor zover en zo lang zij onbebouwd blijven te gebruiken voor doeleinden, welke in strijd zijn met de in het plan gegeven bestemmingen. Specifiek verbod Onverminderd het bepaalde in lid 9.2.1 is het in elk geval verboden de gronden te gebruiken voor: a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen; b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan; c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan; d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens. Uitzonderingen
9.2.2
9.2.3
Het bepaalde in lid 9.2.2 is niet van toepassing op: a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 9.3, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt; b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming. 9.3
Gebruik van bouwwerken
9.3.1
Algemeen verbod Het is verboden de in het plan begrepen bouwwerken te gebruiken voor doeleinden, welke in strijd zijn met de in het plan gegeven bestemmingen. Specifiek verbod Onverminderd het bepaalde in lid 9.3.1 is het in ieder geval verboden: a. de woningen te gebruiken voor/als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, zulks met uitzondering van het bepaalde in lid 4.5 van artikel 4 aangaande het (mede)gebruik van woningen als beroepsmatige werkruimte; b. de in het plan toegestane bouwwerken te gebruiken voor/als seksinrichting; c. de bouwwerken, welke zijn gebouwd na een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de omgevingsvergunning werd verleend;
9.3.2
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
24
d. de bouwwerken waarvan het gebruik slechts mogelijk was na een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor de afwijking werd verleend. 9.4
Ondergeschikte bouwdelen Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwdelen zoals bedoeld in lid 8.1 niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
25
Artikel 10 10.1
Algemene afwijkingsregels
Algemeen Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van: a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m3 mag bedragen; b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde kunstobjecten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen; c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) met ten hoogste 10%; e. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwdelen zoals bepaald in artikel 8, leden 8.1 en 8.2 waarbij de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter; f. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de hoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op: 1. een landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische inpassing van deze voorzieningen waarbij geldt dat geen onevenredige afbreuk mag plaatsvinden van de visuele kwaliteit van gebouw en omgeving en landschappelijke gebieden, open landschappen en monumenten zoveel mogelijk vrij moeten blijven van bebouwing; 2. een situering bij voorkeur bij sportcomplexen, op of aan de randen van bedrijventerreinen, aan de randen van woonwijken en in de tussengebieden tussen woonwijken en bedrijventerreinen; 3. een maximale "site sharing" en gebruik van bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is; g. de bouw van andere bouwwerken tot 5 m.
10.2
Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits: a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
26
b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
27
Artikel 11 11.1
Algemene wijzigingsregels
Algemeen Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op: a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m; b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken, aanduidingen en/of aanwijzingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd; c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.
11.2
Algemene randvoorwaarden voor wijzigen Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een wijziging van het plan, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de verkeersveiligheid; 3. de sociale veiligheid; 4. het aantal parkeervoorzieningen; 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; 7. het milieu: b. voldaan wordt aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen: 1. luchtkwaliteit; 2. parkeerbehoefte; 3. mobiliteitstoets; 4. bodemkwaliteit; 5. watertoets; 6. archeologie; 7. externe veiligheid (afweging van het groepsrisico); 8. ecologie, toetsing Flora- en faunawet; 9. economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
28
Artikel 12 12.1
Nadere eisen
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ten behoeve van: a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. de verkeersveiligheid en verkeersaantrekkende werking; c. de sociale veiligheid; d. het behoud van parkeervoorzieningen; e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen; f. de bouwmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken; g. het milieu.
12.2
Procedureregels bij het stellen van nadere eisen Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eisen is de volgende procedure van toepassing: a. het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de onder a bedoelde terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen; d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijke zienswijzen indienen tegen het ontwerpbesluit; e. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed; f. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
29
HOOFDSTUK 4
Artikel 13 13.1
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een (omgevings)vergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2
Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
30
Artikel 14
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Noordeindseweg 103.
Bestemmingsplan “Noordeindseweg 103” Regels Ontwerp, 2 april 2013
Bijlagen bij de regels
Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten voor aan huis gebonden bedrijven en beroepen
-
58 581 1814 182 31 9524 35 35 46 461 47 47 471 4722, 4723 4724 4773, 4774 4778 952 55 5510
561 563 5629 50, 51 50, 51 52 5222 791 5229 53 61 61 61 61 64, 65, 66
-
22 221 2223 223 36 361 40 40 51 511 52 52 5211/2,5246/9 5222, 5223 5224 5231, 5232 5249 527 55 5511, 5512
553 554 5551 61, 62 61, 62 63 6322, 6323 633 634 64 642 642 642 642 65, 66, 67
nummer
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen (kantoren) Grafische afwerking Reproduktiebedrijven opgenomen media VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 Gasdistributiebedrijven: - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Detailhandel voor zover n.e.g. Supermarkten, warenhuizen Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel Apotheken en drogisterijen Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra
Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. 1 Café's, bars Kantines - VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT A Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) Reisorganisaties Expediteurs, cargadoors (kantoren) - POST EN TELECOMMUNICATIE A Telecommunicatiebedrijven B0 zendinstallaties B2 - FM en TV B3 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) - FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
-
A
2 D0 D3 -
A
-
OMSCHRIJVING
GEUR 0
0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0
0 10 0 10
10
0 0 0 10 0 0 0
0
0
0 0 10 10 0 0 0
10
0 0 0
STOF
0
0 0 0
GELUID 0 C 0 C
10 C
10 10 10
10
10 C 10 C 10 C
10
10 10 10 10 C 0 10 10
10
10 C
10
10 10 10
10 10
0
0 0 0
0
10 10 10
10
0 10 10 10 10 10 V 10
0
10
0
0 0 0
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS
10 10
10
10 10 10 D
10
10 10 10 D
10
10 10 10 10 10 10 10
10
10
10
10 10 10
GROOTSTE AFSTAND
SBI-2008 CATEGORIE 1 1
1
1 1 1
1
1 1 1
1
1 1 1 1 1 1 1
1
1
1
1 1 1
VERKEER P P P P P P P
1 P 1 P
1 P
2 P 1 P 1 P
2 P
2 P 2 P 1 P
2 P
1 2 1 1 1 1 1
1 P
1 P
1 P
1 P 1 G 1 G
INDICES
2 2
1
1 1 1
1
1 1 1
1
1 1 1 1 1 1 1
1
1
1
1 1 1
VISUEEL
SBI-1993
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
BODEM
Bijlage 1
LUCHT
8512, 8513 8514, 8515 91 9111 92 9251, 9252 926 926 926 93 9301.3 9302 9303 9303 9303 9305
74 7484.4 75 75 85
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 82992 84 84 86 8621, 8622, 8623 8691, 8692 94 941, 942 59 9101, 9102 931 931 931 96 96013 9602 9603 9603 96031 9609
722 63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82
732
74
64, 65, 66 41, 68 41, 68 62 62 72
-
65, 66, 67 70 70 72 72 73
-
nummer
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED Verhuur van en handel in onroerend goed COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
0 1 2 B
H 0 2 B
-
-
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven Consultatiebureaus DIVERSE ORGANISATIES Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) CULTUUR, SPORT EN RECREATIE Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. Golfbanen Schietinrichingen: - binnenbanen: boogbanen OVERIGE DIENSTVERLENING Wasserettes, wassalons Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten Begrafenisondernemingen: - uitvaartcentra - begraafplaatsen Persoonlijke dienstverlening n.e.g.
A Overige zakelijke dienstverlening: kantoren Veilingen voor huisraad, kunst e.d. - OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN A Openbaar bestuur (kantoren e.d.) - GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
-
A A A -
OMSCHRIJVING
0 0
0 0
0 0 0
0
0
0 0 0
0 0
0 0 0
0
0 0
0
0
0 0
0 0
0 0
0
0
0 0
0
0
GEUR 0
STOF
0
GELUID 10 10 10 C
10 10
10 C
10 10
10
10 10
10
10 10
10
10
10
10 C
0 0 0
0 0
10
0 0
0
0 0
0
0 0
0
0
0
0
GEVAAR
AFSTANDEN IN METERS
10 10 10 D
10 10
10
10 10
10
10 10
10
10 D 10
10
10
10
10
GROOTSTE AFSTAND
SBI-2008 CATEGORIE 1 1 1
1 1
1
1 1
1
1 1
1
1 1
1
1
1
1
VERKEER 2 P 2 P 1 P
1 P 1 P
1 P
2 P 2 P
1 P
2 P 1 P
2 P
2 P 2 P
1 P
1 P
1 P
1 P
INDICES
1 1 1
1 1
1
1 1
1
1 1
1
1 1
1
1
1
1
VISUEEL
SBI-1993
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
BODEM
Bijlage 1
LUCHT
VERBEELDING