Benchmarkresultaten 2014 Rapportage en achtergrondinformatie
Inhoudsopgave Inleiding 3 Samenvatting 5 1. Benchmark CVA-zorgketens 1.1 Inleiding 1.2 Algemene kenmerken
6 6 7
2.
8 8 10 10 10 11 11 11 13 13
Benchmark indicatoren 2.1 Indicator trombolyse percentage/infarcten 2.2 Indicator deur tot naald tijd 2.3 Indicator begin tot deur tijd 2.4 Indicator deur tot lies tijd 2.5 Indicator percentage trombolyse binnen een uur 2.6 Indicator functionele gezondheidstoestand na opname: Barthel Index 2.7 Indicator mortaliteit 2.8 Indicator verblijfsduur 2.9 Indicatoren met lage vullingsgraad
Conclusies en discussie
Benchmarkresultaten 2014 Rapportage en achtergrondinformatie
15
Kennisnetwerk CVA Nederland Februari 2016
2
3
Inleiding
Vanaf de oprichting in 2006 heeft het Kennisnetwerk CVA Neder land bij de deelnemende ketens informatie verzameld over de kwaliteit van zorg voor de CVA-patiënt. Dit met als doel om deze zorg meetbaar te kunnen verbeteren. In de oorspronkelijke werkwijze (met terugwerkende kracht ’Benchmark 1.0’ genoemd) konden we alleen spiegelinformatie geven op groepsniveau. Tot en met 2013 hebben we jaarlijks laten zien wat de prestaties waren van de CVA-zorgketens op de verschillende kwaliteits indicatoren, afgezet tegen landelijke cijfers. Die jaarlijkse spiegel was niet zo precies, maar we konden wel ontwikkelingen zichtbaar maken. Deur-tot-naald tijden daal den, het mediane trombolysepercentage steeg en steeds meer uitkomsten werden inzichtelijk. 2014 werd voor de CVA Benchmark een ander jaar dan alle voorgaande. Per januari 2014 werd het mogelijk om gegevens over de kwaliteit van CVA-zorg te registreren per patiënt. Het Kennisnetwerk kon in een pilot van Zorgverzekeraars Nederland de samenwerking aangaan met het Dutch Institute for Clinical Auditing, DICA. De ‘CVAB 2.0’ was een feit. Helaas bleek al snel dat ‘ketenzorg’ niet zo gemakkelijk kon worden gevat in de systemen die op dat moment beschikbaar waren. Om te kun nen komen tot betrouwbare resultaten, moest er eerst heel wat worden gesleuteld. En dat terwijl er al volop werd ingevoerd. Het was geen ideale situatie. Heel lang was het dan ook niet mogelijk om een betekenisvolle rapportage te produceren; de gegevens waren onvolledig, de analyses niet betrouwbaar. Pas aan het eind van het jaar en aan het begin van 2015 lukte het om veel van de gevraagde data in te voeren. Informatie over de kwaliteit van zorg in vervolginstellingen (verpleeghuizen, revalidatiecentra) is in 2014 nog niet verzameld.
In de loop van het jaar 2014 zijn nog vele verbeteringen aan gebracht, zowel in het systeem zelf als in de rekenregels die de resultaten berekenen. Met de cijfers in voorliggend rapport denken we de werkelijkheid vrij goed te benaderen. Indien hier over nog twijfels bestaan, wordt dit met een kanttekening bij de indicator weergegeven. Graag presenteren wij dit landelijke overzicht van de CVA Bench mark 2014. We kunnen hiermee laten zien wat de trends van het laatste decennium zijn in CVA-zorgresultaten, de landelijke behaalde deur-tot-naald tijden en trombolyse percentages, die tot de internationale top horen en daarmee ook recht doen aan al diegenen die die zorg in Nederland hebben verleend en aan al diegenen die zich zo ingespannen hebben om deze resultaten te registreren. De resultaten van de CVA Benchmark 2014 konden in kaart gebracht worden door de inzet van de ketencoördinatoren om de nieuwe wijze van registreren tot een succes te maken. Dankzij hun inspanningen kon dit rapport worden geschreven. Het rapport is tot stand gekomen in samenwerking met Nikki van Leeuwen, onderzoeker bij het Erasmus MC en met bijdragen en adviezen van Martien Limburg (neuroloog) en Raymond Wimmers (adviseur Hartstichting). Joyce Janssen (Kennisnetwerk CVA Nederland) heeft de opmaak van dit document verzorgd. Januari 2016 Ingrid Middelkoop Projectcoördinator Kennisnetwerk CVA Nederland
4
5
Samenvatting
In dit rapport vindt u een overzicht van resultaten van de CVA Benchmark over het jaar 2014, geregistreerd en verzameld door CVA-zorgketens en verwerkt door DICA in samenwerking met Kennisnetwerk CVA Nederland. Achtereenvolgens worden de landelijke resultaten getoond van zowel de algemene karakteris tieken van de CVA-patiënt alsook van de kwaliteitsindicatoren. De gebruikte cijfers zijn afkomstig uit de zogenaamde basis rapportage van de CVAB-registratie in DICA, welke eind 2015 beschikbaar kwam. In de overzichten zijn de resultaten ook voor voorgaande jaren weergegeven. In het oog moet worden gehouden dat ze niet vol ledig vergelijkbaar zijn. Immers in het jaar 2014 zijn we indivi duele patiëntengegevens gaan verzamelen, in tegenstelling tot de jaren ervoor toen het op groepsniveau verzamelde gegevens waren. Factoren die de betrouwbaarheid van de resultaten beïnvloe den zijn de volgende: volledigheid, vullingsgraad en wijze van verzamelen/analyseren. In een kanttekening per indicator wordt besproken welke factoren kunnen hebben meegespeeld bij het tot stand komen van het cijfer.
In totaal werden voor 2014 over 22.848 CVA-patiënten en over 9.370 TIA-patiënten gegevens ingevoerd, uit 67 Nederlandse ziekenhuizen. Van de CVA’s betrof het in 13% van de gevallen hersenbloedingen. Het percentage intraveneus getromboly seerde infarct patiënten was 18, ruim 80% werd binnen een uur na aankomst behandeld. De mediane deur-tot-naald tijd was 28 minuten. De begin-tot-deur tijd was 120 minuten, maar dit gegeven is van weinig patiënten bekend. Er zijn 30 patiënten geregistreerd die een intra arteriële behandeling ondergingen, met een mediane deur-tot-lies tijd van 85 minuten. De gemid delde verblijfsduur in het ziekenhuis was zeven dagen. Direct naar huis werd 48% ontslagen, naar het revalidatiecentrum ging 7%, 21% ging eerst naar geriatrische revalidatie en 3% werd naar een verblijfsplek in het verpleeghuis ontslagen. In het ziekenhuis overleed 8%. De overige uitkomstmetingen (sterfte en functio nele gezondheid) zijn zeer beperkt beschikbaar.
Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van algemene patiëntkenmerken zoals die in de afgelopen jaren door CVA-zorg ketens werden aangeleverd aan Kennisnetwerk CVA Nederland. In hoofdstuk 2 staan de resultaten gepresenteerd van het jaar 2014 naast die van voorgaande jaren. We eindigen met conclu sies en een aanzet tot discussie.
6
7 totalen gemiddelden medianen 22.848 cva patiënten
67 nederlandse ziekenhuizen
1.2
1
9.370 tia patiënten
Benchmark CVA-zorgketens
In de volgende paragrafen staat vermeld hoe de dataverzameling is verlopen en hoe de samenstelling is van de patiëntengroep waarover de data zijn verzameld. Vervolgens wordt per indicator ingegaan op achtergronden en resultaten.
1.1 Inleiding
Algemene kenmerken … In tabel 1 wordt de verhouding mannen/vrouwen getoond van de patiëntengroep waarover in een bepaald jaar data werden aan geleverd. In de tabel staat het percentage mannen genoteerd. In 2014: ingevuld voor 32.176 patiënten (vullingsgraad: 99,99%).
vg 99,99%
tabel 1 // man/vrouw (% mannen) registratie jaar gemiddelde
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 51.6 52.0 49.8 51.0 51.0 50.0 51.0
In tabel 2 wordt de mediane leeftijd getoond waarop een CVA optreedt. In 2014: ingevuld voor 32.161 patiënten (vullingsgraad: 99,8%).
vg 99,8%
tabel 2 // leeftijd waarbij het cva optreedt registratie jaar mediaan
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 72.0 71.4 72.1 72.0 72.1 72.0 73.0
In tabel 3 staat het totaal aantal CVA- en TIA-patiënten vermeld waarover in betreffend jaar data zijn aangeleverd.
… Over het jaar 2014 konden data worden ingevoerd op patiënt niveau. Pas in de loop van het jaar 2015 raakte het systeem goed gevuld. In totaal werden over 22.848 CVA-patiënten en over 9.370 TIA-patiënten gegevens ingevoerd over het jaar 2014. Het ging om patiënten uit in totaal 67 Nederlandse ziekenhuizen. Voor alle indicatoren geldt dat de resultaten van 2014 niet verge lijkbaar zijn met die van voorgaande jaren, omdat zowel de wijze van verzamelen als de analyse op een andere manier plaats vond. Over eerdere jaren stuurde elke keten de eindresultaten per indicator naar het kennisnetwerk. Uit al deze totalen werden gemiddelden en medianen berekend. Over 2014 werden de cij fers per patiënt over heel Nederland verzameld, waarna over dit totaalgetal een mediaan of gemiddelde kon worden berekend. 2014 moeten we daarom beschouwen als een nieuw ijkpunt voor de CVA Benchmarkregistratie.
tabel 3 // verhouding bloeding/infarct * jaar totaal cva bloeding bloeding in % infarct infarct in % tia
2009
2010
2011
2012
2013
2014
14074 17993 21794 23164 24734 22848 1909
2325
2851
3146
3366 2961
14
13
13
14
13
11298
15083 18889 20012 21031 19887
80
84
87
86
5075
9638
11414
10645 11464
86
13 87 9370
* Het aantal infarcten en bloedingen is door een aantal ketens niet separaat aangegeven. Hierdoor kan het aantal ‘totaal CVA’ afwijken van de optelsom ‘bloedingen’ en ‘infarcten’.
8
9
figuur 2 // funnelplot percentage trombolyse bij infarct (2014) ziekenhuizen gemiddelde/norm 95% BI
100
trombolyse in %
2
80
Benchmark indicatoren
60
40
20
0 0 100 200 300 400 500 600 700 aantal patiënten Funnelplot voor de verschillen tussen ziekenhuizen in percentage patiënten dat intraveneuze behandeling (trombolyse) onderging, als fractie van alle opgenomen patiënten met een herseninfarct.
In de volgende paragrafen worden de indicatoren zoals vastgelegd voor de benchmark uitgelicht. Achtereen volgens tonen we per indicator de resultaten over de afgelopen kalenderjaren in grafieken met daarbij kant tekeningen indien van toepassing. In 2014 registreerden de CVA-zorgketens de gegevens voor het eerst per patiënt en niet meer op groepsniveau, zoals in eerdere jaren. De resultaten van dit jaar kunnen dan ook niet worden vergeleken met die van voorgaande jaren.
2.1 Indicator trombolyse percentage/ infarcten
figuur 1 // trombolyse percentage/infarcten 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
… Nevenstaande grafiek toont de gemiddelde trombolyseper centages (Y-as) bij patiënten met een infarct over de afgelopen zeven kalenderjaren. Bij deze uitkomsten zijn enkele kant tekeningen te plaatsen. Om te beginnen zijn de groepen waarover werd gemeten per jaar verschillend, omdat er steeds nieuwe stroke services deelnamen aan de registratie. Ook kan de wijze van verzamelen van invloed zijn geweest op het resultaat. Met name in 2014 kan de trombolyse van sommige patiënten tweemaal geregistreerd zijn vanwege een onvolkomen heid in de vraagstelling (op de vraag: ‘is deze patiënt getrom bolyseerd?’ kon ‘ja’ worden geantwoord, ook als de trombolyse in een ander ziekenhuis plaatsvond). Tenslotte was de analyse van de cijfers over 2014 anders dan die over eerdere jaren. In 2014 is het gemiddelde trombolysepercentage bepaald over alle CVA-patiënten met een infarct. In eerdere jaren is het percentage bepaald per ziekenhuis en zijn vervolgens het landelijke gemid delde en de landelijke mediaan berekend.
Funnelplot Bovenstaand wordt het trombolyse percentage voor 2014 weergegeven in een funnelplot. Een funnelplot is een grafische methode om afwijkingen op te sporen bij het vergelijken van resultaten van verschillende oorsprong. De verdeling van de punten in deze grafiek dient een trechter vorm (in het Engels noemt men dit een 'funnel') te vertonen, waarbij de spreiding groter wordt naarmate de steekproefgrootte afneemt. Dit is normaal, want als het aantal waarnemingen afneemt, dan zal er een grotere kans op toevalligheden in de dataset sluipen. De funnelplot toont op de horizontale as het totaal aantal CVA-patiënten per ziekenhuis, en op de verticale as het percentage patiënten dat intraveneuze behandeling (trom bolyse) onderging als fractie van alle opgenomen patiënten met een herseninfarct. Als je alle gegevens van de Nederlandse ziekenhuizen op een hoop gooit, kun je een gemiddelde berekenen. Bijvoorbeeld voor het bepalen van het trombolyse percentage: je neemt het
totaal aantal trombolyses en je deelt dit aantal door het totaal aantal CVA-patiënten dat werd opgenomen met een hersenin farct. Je krijgt zo het percentage CVA-patiënten dat daadwerkelijk trombolyse ontving. In de illustratie is dit de horizontale lijn die ter hoogte van 18% loopt. Bij dit Nederlandse gemiddelde moet wel een kanttekening bij geplaatst worden: er is altijd de factor toeval die de resultaten kan beïnvloeden. Vandaar dat er een betrouwbaarheidsinterval wordt berekend. In onderstaande fun nelplot wordt een betrouwbaarheidsinterval van 95% getekend (in de illustratie zijn dat de blauwe lijnen). Dit betekent dat als we herhaaldelijk zo'n betrouwbaarheidsinterval zouden bereke nen (steeds nieuwe steekproeven uit dezelfde set gegevens), we mogen verwachten dat 95% van de zo berekende intervallen het resultaat zullen bevatten. De gegevens die binnen het blauwe interval te vinden zijn, dienen niet als 'afwijkend' beschouwd te worden.
10
figuur 3 // deur-tot-naald tijd (in minuten) mediaan
11
figuur 4 // begin-tot-deur tijd (in minuten) mediaan
70
140
60
120
50
100
40
80
30
60
20
40
10
20
figuur 5 // % tromb <1 uur 14
100 90
13,5
80 70
13
60 12,5
50
0
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
0
figuur 6 // barthel index
40
12
30 20
11,5
10 0
2011 2012 2013 2014
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
11
2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
2.2 Indicator ‘deur-tot-naald’ tijd
2.3
2.5
2.6
Indicator ‘begin-tot-deur’ tijd
Indicator percentage trombolyse < 1 uur
… In bovenstaande grafiek worden waarden weergegeven van de deur-tot-naald tijd in minuten (Y-as) over de afgelopen zeven kalenderjaren. Het resultaat over 2014 is voor deze indicator on vergelijkbaar met dat van eerdere jaren. Over 2014 is het totaal van alle tijden in de noemer geplaatst en vervolgens is de medi ane tijd berekend. In eerdere jaren is de mediaan bepaald over alle per ziekenhuis aangeleverde gemiddelde tijden. De mediaan van 28 minuten in 2014 is een betrouwbaar resultaat, omdat in 92% van de gevallen betrouwbare data zijn aangeleverd.
… In bovenstaande grafiek wordt de mediane begin-tot-deur tijd in minuten (Y-as) weergegeven vanaf 2011, toen deze indicator voor het eerst werd uitgevraagd. In 2011, 2012 en 2013 is de mediane begin-tot-deur tijd bepaald voor alleen de getrombolyseerde patiënten. Over 2014 is het resultaat gemeten van alle patiënten (wel en niet getrombolyseerd). Daardoor is dit getal niet verge lijkbaar met dat van de drie voorgaande jaren. Overigens was het in 2014 maar voor 45% van de geregistreerde patiënten mogelijk om deze indicator op een betrouwbare wijze te meten. Van belang is verder dat het mogelijk is dat er in 2014 patiënten zijn geregistreerd met een opname in een ander ziekenhuis (waardoor de begin-tot-deur tijd is verlengd), doordat er een intra-arteriële behandeling heeft plaatsgevonden.
… In bovenstaande grafiek wordt zichtbaar welk percentage van de getrombolyseerde patiënten (Y-as) binnen een uur na optreden van het CVA is getrombolyseerd. In 2014 is voor 8% van de getrombolyseerde patiënten aangegeven dat dit onbekend is. In eerdere data verzamelingen was het niet mogelijk om de onbe kende data te registreren. Dit maakt het resultaat van 2014 niet goed vergelijkbaar met dat van eerdere jaren.
Indicator functionele gezondheids toestand na opname: Barthel Index
2.4 Indicator ‘deur-tot-lies’ tijd
85 minuten
… In Nederland zijn 17 centra die intra-arteriële behandelingen uitvoeren. Deze centra konden registreren wat de tijd was tussen het arriveren van de patiënt bij het ziekenhuis (‘deur’) en het moment dat de behandeling van start ging (‘lies’). Voor 76% van alle patiënten die intra-arterieel behandeld zijn, is de deur-totlies tijd geregistreerd. De mediane deur-tot-lies tijd voor deze groep (bestaande uit 30 patiënten) was 85 minuten. 2014 was het eerste jaar waarin gegevens over de deur-tot-lies tijd zijn verzameld.
… Bovenstaande grafiek laat zien dat er in de loop der jaren een stijgende trend te zien is in de Barthel Index (Y-as). Dit kan betekenen dat er gemiddeld minder patiënten met een zware beroerte werden opgenomen, maar kan ook geheel worden verklaard uit andere factoren, zoals de steeds toenemende en daarmee veranderende groep stroke services/ziekenhuizen, een toename in compleetheid van de registratie, een verkorting van de opnameduur waardoor patiënten niet op dag 3 maar eerder gescoord werden en natuurlijk de veranderde gegevensverzame ling voor het jaar 2014.
2.7 Indicator mortaliteit … Mortaliteitspercentages (één maand of drie maanden na het CVA) zijn niet te bepalen, omdat van deze indicator 55% van de data onbekend is. Dit maakt de uitkomsten van deze indicator onbetrouwbaar. De indicator ‘mortaliteit in het ziekenhuis’ is beter gevuld, maar deze indicator kan niet goed worden geïnterpreteerd door ver schillend beleid van ziekenhuizen ten aanzien van bijvoorbeeld tijd tot ontslag. Bijvoorbeeld: ziekenhuizen waarvan patiënten al na twee dagen ontslagen worden en waarvan veel patiënten bui ten het ziekenhuis sterven, zouden er op die manier onterecht ‘goed’ uitkomen.
12
13
tabel 4 // verblijfsduur voor ontslag (in dagen) verblijfsduur mediaan n =
2010 2011 2012 2013 2014 8.0
7.0
6.0
5.0
7.0
50 60 58 64 43
2.8
2.9
Indicator verblijfsduur
Indicatoren met lage vullingsgraad
…
… Over de volgende indicatoren zijn over 2014 onvoldoende ge gevens verzameld om hier betekenisvol te presenteren: ➺ Functionele toestand (mRS) na drie maanden (voor 52% van de patiënten ingevuld); ➺ Verblijfplaats na drie maanden (voor 40% van de patiënten ingevuld); ➺ Mortaliteit na een maand/na drie maanden (voor 45% van de patiënten ingevuld); ➺ Slikscreening (voor 68% van de patiënten ingevuld); ➺ Verblijfsduur in de revalidatie (hierover hebben we geen gegevens); ➺ Tijdigheid TIA-diagnostiek is over 2014 niet betrouwbaar te be palen, want deze indicator werd onvolledig ingevuld. Dit heeft onder meer te maken met een fout in het registratiesysteem die pas in oktober van 2014 werd hersteld.
Verblijfsduur voor ontslag in dagen Tabel 4 toont de mediane verblijfsduur voor ontslag in dagen voor de afgelopen vijf kalenderjaren. In het jaar 2014 was de mediane verblijfsduur zeven dagen, waar de verblijfsduur in de jaren daarvoor lager was. Er is echter sprake van een andere berekening die een andere mediaan oplevert.
tabel 5 // verblijfsduur in het ziekenhuis voor ontslag (in dagen) jaar 2009 2010 2011 2012 2013 2014
opgenomen dagen mediaan n= mediaan n= mediaan n= mediaan n= mediaan n= mediaan n=
eigen woon revalidatie- cva unit permanent in overig omgeving centrum verpleeghuis verpleeghuis 6.0
19.0
15.0
18.0
8.0
30
27
29
21
28
Verblijfsduur in het ziekenhuis (in dagen) voor ontslag
5.9
16.0
13.0
16.7
8.8
40
39
38
30
30
5.0
16.0
11.5
18.0
7.0
In tabel 5 wordt de verblijfsduur verder uitgewerkt voor de verschillende vervolginstellingen. In 2014 is deze indicator voor 94% van de geregistreerde patiënten genoteerd.
52
50
59
38
46
4.0
13.0
10.5
12.5
6.0
50
52
50
40
41
4.0
12.0
9.0
10.0
5.0
58
59
54
47
51
5.0
9.0
9.0
12.0
5.0
64
64
64
64
64
Percentage CVA-patiënten dat vanuit het ziekenhuis uitstroomt naar eigen woonomgeving of vervolginstelling of overlijdt In tabel 6 wordt de uitstroom van patiënten uit het ziekenhuis verder uitgewerkt voor de verschillende vervolginstellingen. In 2014 is deze indicator voor 57,4% van de geregistreerde patiën ten genoteerd.
tabel 6 // percentage cva-patiënten dat vanuit het ziekenhuis uitstroomt naar eigen woonomgeving of vervolginstelling of overlijdt jaar 2011 2012 2013 2014
% uitstroom % uitstroom revalidatiecentrum thuis gemiddelde n= gemiddelde n= gemiddelde n= gemiddelde n=
% uitstroom cva unit verpleeghuis
% uitstroom verpleeghuis permanent
% overig % overleden in ziekenhuis
54
6
21
5
7
9
50
50
48
40
46
48
54
6
21
4
7
8
55
55
53
47
51
53
54
7
21
3
7
7
62
62
60
54
60
62
48.2
7.2
21.1
3.1
7.2
7.9
64
64
64
64
64
64
14
15
Conclusie en discussie
Bij de resultaten over het jaar 2014 vallen veel kanttekeningen te plaatsen. Desondanks is rapportage van landelijke resultaten noodzakelijk om de kwaliteitscyclus in de CVA-zorg te onder steunen en te stimuleren. Wel wordt duidelijk dat er nog veel werk moet gebeuren. Van de kant van de CVA-zorgketens vraagt het inspanning om over zoveel mogelijk kwaliteitsindicatoren ge gevens te verzamelen en deze zo correct mogelijk in te voeren in het registratiesysteem. Belangrijke voorwaarde is een goed func tionerend systeem: dit moet zodanig zijn ingericht dat analyse van de ingevoerde gegevens leidt tot resultaten die de werkelijk heid correct weergeven. Inzet en inspanning bij de partijen die verantwoordelijk zijn voor optimalisatie van het systeem is een absolute vereiste voor het tot stand komen van een betrouwbare CVA Benchmark. Juist de netwerkbenadering en -registratie is belangrijk. Immers, registratie van zorgkenmerken in alle onderdelen kan tot optima lisatie van de zorg in die onderdelen leiden, terwijl het resultaat voor de patiënt verre van optimaal kan zijn. Stel bijvoorbeeld dat gewenste zeer korte intramurale verblijven geassocieerd zijn met een slechtere functionele of verblijfstoestand, dan mogen opnameduren wel kort zijn, de zorg in het geheel is dan niet optimaal. Het benaderen van het geheel van de zorg zoals een patiënt die ervaart, is een uitgangspunt om tot relevante kwaliteitsverbete ringen te komen. Een ketenregistratie geeft inzicht in dit geheel, kan regionale variatie laten zien die verklaring behoeft en waaruit geleerd kan worden. Nu de acute zorg in een stroomver snelling is gekomen, is het zinvol om ruimer te kijken dan alleen naar de prestaties van de zorgketens. Patiënten worden lang niet altijd in het lokale ziekenhuis opgenomen. Zij worden na een ingreep in een endovasculair centrum direct naar huis of naar geriatrische revalidatie overgeplaatst. De gegevens van de CVAkwaliteitsregistratie kunnen witte plekken op de Nederlandse
zorgkaart laten zien. Daar waar relevante variatie zichtbaar is, zullen de partners van de zorgnetwerken met elkaar in gesprek moeten gaan om te begrijpen wat er aan de hand is en acties te ondernemen. Dit is altijd het uitgangspunt van Kennisnetwerk CVA Nederland geweest bij de ketenregistratie. Sinds oktober 2015 is het Kennisnetwerk niet meer betrokken bij de CVA Benchmark registratie. Dit betekent dat het nu geen beschikking heeft over de resultaten en de cijfers en daarmee geen rol meer kan spelen in de terugkoppeling ervan naar de CVA-zorgketens. Cijfers verzamelen is nooit het doel geweest van het Kennis netwerk, maar wel het middel om de kwaliteit van de CVA-zorg te verbeteren. Hiermee bestaat het risico dat de kwaliteitscyclus niet meer wordt gemonitord. Wil de CVA-zorg op een zinvolle wijze geanalyseerd, gespiegeld en verbeterd worden, dan moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: ➺ Een technisch perfect registratiesysteem dat gegevens gebruikt uit bronregistratie en slechts minimale handmatige gegevensinvoer nodig heeft; ➺ Participatie van de relevante zorgschakels zodat de gehele patiëntenreis in ogenschouw genomen kan worden; ➺ Zeer regelmatige terugkoppeling aan de participanten voor analyse en verbetering van de zorg; ➺ Faciliterende structuur die terugkoppeling levert, analyse daarvan uitvoert en lokale zorgnetwerken helpt bij spiegelbij eenkomsten; ➺ Participatie van de relevante medische wetenschappelijke verenigingen en in tweede instantie alle paramedische disciplines. Op basis van wat het laatste decennium is opgebouwd in de CVA Benchmark zijn alle elementen nu aanwezig en kan het systeem verder ontwikkeld worden.
Grafisch ontwerp Ontwerpburo Bertus, Maastricht Drukwerk Drukkerij Walters, Maastricht © Maastricht 2016
postadres p/a MUMC+ Patiënt & Zorg
Postbus 5800 | 6202 AZ Maastricht telefoon +31 (0) 43 387 44 28 email
[email protected]
www.kennisnetwerkcva.nl