Beleidsregels activeringspremies gemeente Best Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand en als in de Re-integratieverordening van de gemeente Best. 2. In deze beleidsregels wordt verder verstaan onder: a. Uitkeringsgerechtigde: een persoon met een algemene bijstandsuitkering ingevolge de Wet werk en bijstand of een uitkering ingevolge de Ioaw of de Ioaz van de gemeente Best. Hoofdstuk 2 Soorten premies Artikel 2 Premie voor volledige uitstroom 1. De uitkeringsgerechtigde die algemeen geaccepteerde arbeid, anders dan volledig gesubsidieerde arbeid, aanvaart waarmee volledig in de kosten van het bestaan wordt voorzien, kan een premie tot maximaal het bedrag zoals genoemd in artikel 31 lid 2 sub j van de wet ontvangen. 2. De uitkeringsgerechtigde als genoemd in lid 1 heeft onmiddellijk voorafgaand aan het verrichten van de algemeen geaccepteerde arbeid ten minste 24 maanden ononderbroken een uitkering op grond van de WWB, de Ioaw of de Ioaz en/of een uitkering van de Uitvoeringsinstelling werknemersverzekeringen ontvangen of gedurende de genoemde periode gesubsidieerde arbeid verricht. 3. De premie als genoemd in lid 1 wordt verstrekt als ten minste 9 maanden volledig in de kosten van bestaan is voorzien als gevolg van het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid. 4. De premie moet zijn aangevraagd binnen 3 maanden nadat de periode genoemd in het derde lid is verstreken. 5. De premie als bedoeld in dit artikel wordt niet toegekend als de belanghebbende binnen een periode van 36 maanden voorafgaande aan de aanvang van het verrichten van de algemeen geaccepteerde arbeid al eerder een premie voor volledige uitstroom is verstrekt. 6. De premie voor gedeeltelijke uitstroom die binnen de periode als genoemd in lid 5 is ontvangen, wordt verrekend met de premie als bedoeld in dit artikel. Artikel 3 Premie voor deeltijdarbeid 1. De uitkeringsgerechtigde die algemeen geaccepteerde arbeid, anders dan volledig gesubsidieerde arbeid, aanvaart waarmee niet volledig in de kosten van het bestaan wordt voorzien, kan een premie ontvangen. 2. De premie bedraagt maximaal: a. € 250 bij een dienstverband tot 8 uur per week; b. € 500 bij een dienstverband van 8 tot 16 uur per week; c. € 750 bij een dienstverband van ten minste 16 uur per week. 3. De uitkeringsgerechtigde als genoemd in lid 1 heeft onmiddellijk voorafgaand aan het verrichten van de algemeen geaccepteerde arbeid ten minste 6 maanden ononderbroken een uitkering voor levensonderhoud ontvangen of gedurende de genoemde periode gesubsidieerde arbeid verricht. 4. De premie als genoemd in lid 1 wordt verstrekt als ten minste 9 maanden onafgebroken algemeen geaccepteerde arbeid is verricht. 5. De premie als bedoeld in dit artikel wordt niet toegekend als de belanghebbende binnen een periode van 36 maanden voorafgaande aan de aanvang van het verrichten van de algemeen geaccepteerde arbeid al eerder een premie voor volledige of gedeeltelijke uitstroom is verstrekt. 6. De premie als genoemd in dit artikel wordt niet toegekend, indien de uitkeringsgerechtigde bij aanvaarding van de dienstbetrekking recht heeft op een vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 31 lid 2 onderdeel o van de wet of voor zover belanghebbende recht heeft op een vrijlating van de aanvullende alleenstaande ouder korting, de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting als bedoeld in artikel 31 lid 2 onderdeel c van de wet. 7. De premie wordt alleen toegekend als de uitkeringsgerechtigde wegens gemotiveerde medische of andere belemmeringen niet in staat is om arbeid te aanvaarden waarmee volledig in de kosten van bestaan kan worden voorzien.
1
Artikel 4 Activeringspremie 1. De uitkeringsgerechtigde die naar het oordeel van het college gedurende minimaal 6 maanden belangrijke vorderingen heeft geboekt op het gebied van re-integratie of maatschappelijke participatie kan een premie ontvangen. 2. De hoogte van de premie wordt afgestemd op de mate van de vorderingen en de individuele omstandigheden en mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde. 3. De premie zoals genoemd in dit artikel bedraagt maximaal € 250. Hoofdstuk 3 Uitvoering Artikel 5 Algemene verplichtingen, uitsluitingen en voorwaarden 1. De uitkeringsgerechtigde is verplicht het college onmiddellijk mededeling te doen van feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de toegekende premie, onder overlegging van bewijsstukken. 2. Er bestaat geen recht op premie als de uitkeringsgerechtigde niet voldoet aan de verplichtingen als genoemd in lid 1. 3. Indien belanghebbende een onkostenvergoeding heeft ontvangen als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k van de wet, bestaat er geen recht op de premie(s). Artikel 6 Middelen Alle in deze beleidsregels opgenomen premies worden voor wat betreft de vaststelling van het recht op algemene en bijzondere bijstand niet tot de middelen gerekend. Artikel 7 Cumulatie Het totaal dat in een kalenderjaar op grond van deze beleidsregels aan premies wordt verstrekt bedraagt maximaal het bedrag zoals genoemd in artikel 31 lid 2 onderdeel j van de wet. Artikel 8 Samenloop premies gehuwden en samenwonenden 1. Gehuwden en samenwonenden kunnen, elk apart, aanspraak maken op de premies zoals genoemd in deze beleidsregels. 2. Het totaal van de premies per echtpaar of samenwonend paar bedraagt maximaal het bedrag zoals genoemd in artikel 31 lid 2 onderdeel j van de wet. Artikel 9 Samenvoeging 1. De in één kalenderjaar opgebouwde rechten op een of meerdere premies als bedoeld in deze beleidsregels worden in voorkomende gevallen samengevoegd tot een een- of tweemalige premie, welke een of twee maal per jaar wordt uitbetaald. 2. Indien de uitkering gedurende het kalenderjaar wordt beëindigd, wordt de in het eerste lid bedoelde premie uitbetaald bij de beëindiging van de uitkering. Artikel 10 Terugvordering Het college vordert verstrekte premies terug als blijkt dat deze op grond van onjuiste of onvolledige informatie zijn uitgekeerd. Hoofdstuk 4 Slotbepalingen Artikel 11 Indexering Het college kan jaarlijks de hoogte van de premies opnieuw vaststellen. Artikel 12 Onvoorziene omstandigheden In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college. 2
Artikel 13 Citeertitel en inwerkingtreding 1. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels activeringspremies gemeente Best. 2. Deze beleidsregels treden vanaf 1 januari 2008 in werking. 3. Relevante feiten die dateren van voor 1 januari 2008, worden betrokken bij de vaststelling van premies op grond van deze beleidsregels. 4. Voor zover dit voor belanghebbenden nadelige gevolgen heeft, wordt met betrekking tot de uitvoering van deze beleidsregels rekening gehouden met besluiten die dateren van voor 1 januari 2008.
3
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Begripsbepalingen Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 2 Premie voor volledige uitstroom Indien uitkeringsgerechtigden een baan aanvaarden dienen zij veelal in verband daarmee extra kosten te maken. Te denken valt aan kosten op het terrein van representatie (kleding, schoeisel) of de aanschaf van een fiets. De in dit artikel genoemde premie dient er toe dat uitkeringsgerechtigden niet in een situatie komen te verkeren dat het moeten maken van deze kosten verhinderen dat een baan wordt aanvaard. In het algemeen is de premie bedoeld als extra stimulans voor hen die een lange weg te gaan hebben richting aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid. De premie is ook toegankelijk voor mensen die er in slagen uit de uitkeringsituatie te geraken door het starten van een bedrijf of andere vormen van algemeen geaccepteerde arbeid. Om voor een premie in aanmerking te komen moet de uitkeringsgerechtigde allereerst gedurende een aaneengesloten periode van 24 maanden op een uitkering ingevolge WWB, Ioaw of Ioaz zijn aangewezen. Een aan de uitkering op grond van de WWB, Ioaw of Ioaz voorafgaande uitkeringsperiode via de Uitvoeringsinstelling werknemersverzekeringen telt mee voor de vaststelling van de termijn van 24 maanden. Dit betekent dat mensen die gedurende een periode van 24 maanden zijn aangewezen op een uitkering van de gemeente en/of het UWV in aanmerking komen voor de premie. In het algemeen wordt hiermee voorkomen dat een korte werkloosheidsduur (steeds opnieuw) wordt beloond. De premie kan ook toegekend worden bij volledige uitstroom uit een gesubsidieerde baan. Omdat het niet alleen gaat om het verkrijgen van het werk maar ook om het behouden daarvan, is een termijn gesteld van 9 maanden dat men gewerkt moet hebben alvorens de premie kan worden aangevraagd. Het premie-instrument is immers gericht op het aanvaarden van meer duurzame vormen van arbeid. De premie wordt daarom slechts verstrekt indien er sprake is van een langdurend dienstverband. Nadat de termijn van 9 maanden is verstreken kan men derhalve de premie aanvragen. Dat moet wel binnen 3 maanden na het verstrijken van de vereiste arbeidsperiode gebeuren. Het later aanvragen van de premie is niet gewenst omdat het oorzakelijk verband tussen de aanvaarding en behouden van het werk en het toekennen van de premie verloren gaat. Moet men nadien ter voorziening in de kosten van levensonderhoud opnieuw een beroep op de wet doen, dan kan pas na een periode van 36 maanden, gerekend vanaf het moment van uitstroom weer een premie worden verstrekt. De premie is uitdrukkelijk niet bedoeld als inkomensondersteunende maatregel maar als een stimuleringsmiddel. Indien een dergelijke beloning in een korte periode vaker bij dezelfde klant wordt toegepast, verliest het middel aan kracht. Hoewel gesubsidieerde arbeid ook algemeen geaccepteerde arbeid is, wordt bij het aanvaarden van een op grond van de Re-integratieverordening toegekende volledig gesubsidieerde baan geen premie verstrekt. De premie is wel mogelijk bij het aanvaarden van een gedeeltelijk gesubsidieerde baan. Artikel 3 Premie voor deeltijd arbeid Op grond van artikel 31 lid 2 onderdeel o WWB kunnen de inkomsten van uitkeringsgerechtigden gedurende 6 maanden gedeeltelijk worden vrijgelaten. Vanzelfsprekend kan gedurende deze periode geen premie deeltijdarbeid worden verstrekt. In voorkomende gevallen kunnen uitkeringsgerechtigden na de periode van 6 maanden, waarin hun inkomsten op grond van artikel 31 lid 2 onderdeel o WWB zijn vrijgelaten, in aanmerking komen voor het ontvangen van een premie deeltijdarbeid. De WWB kent naast artikel 31 lid 2 onderdeel o nog een bepaling ter stimulering van het aanvaarden van deeltijdarbeid. Dit is de vrijlating van de aanvullende alleenstaande ouderkorting, de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting voor alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar. Het vrijlaten van deze fiscale tegemoetkoming is bedoeld om het verlies van de inkomstenvrijlating ten gevolge van de invoering van de WWB voor alleenstaande ouders gedeeltelijk op te vangen en het werken in deeltijd niet te zeer te ontmoedigen. Het is dan ook gerechtvaardigd te achten de premie met deze fiscale tegemoetkomingen te verlagen. 4
De premie voor deeltijd arbeid wordt alleen verstrekt als de uitkeringsgerechtigde aantoonbaar en gemotiveerd niet in staat kan worden geacht om arbeid te aanvaarden waarmee volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien. De reden van het niet volledig kunnen accepteren van arbeid waarmee volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien, dient te worden aangetoond middels een objectief medisch of andersoortig onderzoek. Aan het verstrekken van een premie voor deeltijd arbeid dient dus altijd een dergelijk onderzoek vooraf te gaan. Artikel 4 Activeringspremie Dit artikel fungeert als containerinstrument. Het college kan in voorkomende gevallen bepalen dat ten behoeve van de arbeidsinschakeling van een uitkeringsgerechtigde een activeringspremie gepast is. Als voorwaarde voor het verstrekken van de premie dienen de vorderingen die de uitkeringsgerechtigde gemaakt heeft gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Een premie als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub j WWB omvat immers een toekenning of een vrijlating (als anderen betalen dan de gemeente) als het college vindt dat die premie bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Te denken valt aan het succesvol afronden van een scholingstraject, het maken van vorderingen binnen een leerwerktraject of het verrichten van vrijwilligerswerk. Indien het college besloten heeft dat er geen sprake is van een voorziening richting arbeidsinschakeling en de uitkeringsgerechtigde is vrijgesteld van de arbeids- en sollicitatieplicht kan er dus geen sprake zijn van een toe te kennen premie. Gemaakte vorderingen dragen dan enerzijds niet bij aan de arbeidsinschakeling (want anders was vrijstelling niet aan de orde) en anderzijds is er geen voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Of in een dergelijke situatie een premie kan worden toegekend is dus mede afhankelijk van het definitief zijn van de vrijstelling. Indien er enige hoop of zicht is op arbeidsinschakeling (al is het maar theoretisch) dan kan een premie worden toegekend. In dergelijke gevallen zal het toekennen van de premie dan gemotiveerd moeten worden met het argument dat de vorderingen bijdragen aan (toekomstige) arbeidsinschakeling. Artikel 5 Algemene verplichtingen, uitsluitingen en voorwaarden Volgens artikel 11b van de Wet op de Loonbelasting wordt de premie belast, zodra de uitkeringsgerechtigde een onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk heeft ontvangen. Dit betekent dat bij samenloop van deze vergoeding en de premie, de premie gevolgen heeft voor alle inkomensafhankelijke regelingen. Ter voorkoming hiervan bestaat er in deze gevallen geen recht op de premie(s). Wanneer toepassing van artikel 5 lid 2 onbillijkheden of klaarblijkelijke hardheid tot gevolg heeft, kan dit met verwijzing naar artikel 12 worden gecorrigeerd. Artikel 6 Middelen Hoofdregel is dat alle middelen meetellen voor de beantwoording van de vraag of er recht op algemene bijstand bestaat en tot welk bedrag. Artikel 31 lid 2 WWB wijkt hier van af door een aantal middelen op te noemen die bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van de algemene bijstand worden vrijgelaten. Een eenmalige jaarlijkse premie wordt, voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan arbeidsinschakeling van belanghebbende, vrijgelaten bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van de algemene bijstand (artikel 31 lid 2 onderdeel j WWB). Deze vrijlating is in beginsel niet van toepassing bij de vaststelling van het recht op en de hoogte van de bijzondere bijstand (artikel 35 lid 1 WWB). Het college kan echter van deze regel afwijken door te bepalen dat een of meer van de middelen genoemd in artikel 31 lid 2 WWB ook in het kader van de bijzondere bijstand worden vrijgelaten. Artikel 8 regelt deze vrijlating voor de premies zoals genoemd in de beleidsregels. Artikel 7 Cumulatie Artikel 31 lid 2 onderdeel j van de wet regelt dat een premie in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling tot een jaarlijks te indexeren maximum in het kader van de middelentoets niet tot de middelen van de uitkeringsgerechtigde wordt gerekend. Qua maximering wordt in deze beleidsregels daarbij aangesloten.
5
Artikel 8 Samenloop premies gehuwden en samenwonenden Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 9 Samenvoeging In artikel 31 lid 2 onderdeel j van de wet is bepaald dat er per kalenderjaar slechts een- of tweemalig een premie kan worden toegekend (tot 1 januari 2009 kon een premie zonder gevolgen te hebben voor inkomensondersteunende vergoeding overigens slechts een maal per jaar worden toegekend). Tevens kan in het kader van de fiscale wetgeving jaarlijks onbelast maximaal twee maal een premie worden verstrekt (ook met betrekking hiertoe kon tot 1 januari 2009 de premie slechts een maal per jaar worden toegekend). Daarop aansluitend wordt in artikel 9 geregeld dat, indien tijdens een kalenderjaar ingevolge meerdere artikelen een premie wordt verstrekt, deze premies maximaal in twee termijnen worden uitbetaald. In principe spaart de belanghebbende op deze manier gedurende het kalenderjaar voor de premie. Wanneer in een jaar twee keer een premie wordt toegekend, kan deze dus wel direct worden uitgekeerd. Mocht in dat geval een derde premie in het zelfde jaar worden toegekend, dan dient ter voorkoming van belasting van de premie de uitbetaling te geschieden in het jaar volgend op de tweede premieverstrekking. Indien de uitkering gedurende een kalenderjaar wordt beëindigd, wordt de eenmalige premie uitbetaald bij de beëindiging. Indien de belanghebbende later in hetzelfde kalenderjaar wederom een uitkering ontvangt en recht heeft op een of meerdere premies, dienen deze premies gereserveerd te worden tot een jaar later. Artikel 10 Terugvordering Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 11 Indexering Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 12 Onvoorziene situaties Indien zich in de praktijk situaties voordoen welke niet gelijk zijn doch naar aard en strekking vergelijkbaar zijn aan de beschreven situaties uit deze beleidsregels of wanneer in een concreet geval bij strikte toepassing van de beleidsregel onbillijkheden voordoen, kan het college hierover op individuele basis een afzonderlijk gemotiveerd besluit nemen. Artikel 13 Citeertitel en inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen toelichting.
6