Basiscursus cactusfotografie (zonder extra flitslicht): 1.
Inleiding Voor het fotograferen van cactussen is geen speciaal gerief vereist. Hoewel gespecialiseerde onderdelen in specifieke gevallen een groot voordeel kunnen zijn is de basis voor een goed resultaat nog steeds een basiskennis van fotografie en de kennis van je toestel waarmee je werkt! We gaan ervan uit dat je weet hoe je je camera bedient in manuele modus. Het nabewerken met software valt buiten de doelstelling van deze cursus, maar is natuurlijk een optie die dezer dagen niet meer weg te denken is, zeker nu de meeste mensen over een digitaal toestel en een computer beschikken. Maar even zeer voor de volharders in analoge fotografie is deze handleiding bijna identiek! .
2.
Voorbereiding van het onderwerp: * Verwijder stof, spinnenwebben, kalkresten, naamplaatjes en andere storende dingen die niet ter zaken doen. Zet de plant zonodig in een nieuwe pot, of vervang de toplaag door nieuwe grond of steenslag. De plant kan eventueel even ingegraven worden in steenslag. * Zorg voor een stabiele ondergrond! Elke beweging is nefast voor het resultaat. Ingraven in steenslag biedt het voordeel dat de plant lichtjes kan gekanteld worden indien nodig. * Vermijd een winderige omgeving wat tot bewegingsonscherpte kan leiden. * Indien de plant verplaatst wordt voor het fotograferen van bloemen, hou er dan rekening mee dat sommige bloemen zich zeer snel kunnen sluiten bij verandering van temperatuur! Plaats dus eerst alle benodigdheden en verhuis als laatste de plant. Geloof me vrij, de voorbereiding is 80 tot 90 % van het werk voor een goede foto!
3.
De achtergrond: Van cruciaal belang is niet alleen hoe goed je plant er op staat, maar ook op welke achtergrond deze wordt weergegeven. Een rommelige achtergrond met veel kleur- en lichtschakeringen leidt de aandacht af van het onderwerp, en da's nu juist nier de bedoeling! Hou daarom je achtergrond zo eenvoudig mogelijk. Vooral bij kalenders wordt veel beroep gedaan op een egaal zwarte, donker getinte en kleurloze of heel vage achtergrond. Maar hoe krijg ik dat? . Spelen met licht, enkele spelregels en feiten: De zwarte achtergrond: * ALLES waar GEEN licht op "valt" is of wordt zwart. Heel eenvoudig, je witte muur thuis ziet ook zwart als het helemaal donker is, en toch is hij nog steeds wit! Van dat principe maken we gebruik om de achtergrond mooi zwart te maken. Zet je onderwerp in de zon, hang erachter een zwart doek op waarop de zon NIET schijnt, liefst met een brede rand zodat het doek echt volledig in de schaduw valt. Ook een diepe aan de binnenzijde zwart geverfde doos kan hier wonderen doen...
* Plaats je onderwerp niet tegen het doek, maar minstens 0.5m ervan (sterk afhankelijk van de grootte van het onderwerp) * Zorg er natuurlijk voor dat camera en onderwerp zo is opgesteld dat het zwarte doek de hele achtergrond inneemt! * De achtergrond zal pas mooi zwart zijn indien het onderwerp sterk verlicht is (zon) en de achtergrond weinig of niet belicht is. Door het achtergronddoek 30° te kantelen van het licht weg (onderwerp => \ ), of onze doos "dieper" te maken wordt het resultaat aanzienlijk beter. . * Fotografeer niet met de zon in de rug, maar laat het licht onder een hoek van 30 à 45 ° invallen, het geeft een mooier effect op het onderwerp, en het licht valt niet recht op / in het doek / doos. * Fotograferen in directe zon rond het middaguur laat scherpe niet echt flatterende schaduwen na. Met een "reflector" kan je dat volledig uit de wereld helpen, en worden heel wat zwarte details opnieuw zichtbaar wat uw creatie zeker een meerwaarde geeft. Buiten de echte reflectoren kan dat ook perfect met een wit A4 blad, een stuk isimo of ander wit object. Positioneer de reflector zo dat het scherpe schaduwen opklaart. In principe, hoe groter en dichter de reflector, hoe sterker zijn effect. . De witte achtergrond: * Hier geldt het omgekeerde principe van de zwarte achtergrond. Als de achtergrond zo sterk belicht wordt dat het niet meer vatbaar is voor de film of camerasensor, wordt deze informatie als "wit" geregistreerd. In praktijk is een wit doek, witte muur of andere witte reflector bruikbaar. Het enige probleem is nu dat het eenvoudiger is om licht af te schermen dan bij te maken. Om mooi wit te worden hebben we ongeveer 4x meer licht nodig (2 stops) dan wat op het onderwerp gemeten wordt. In praktijk betekend dat er meestal gebruik zal worden gemaakt van extra lichtbronnen (flitslicht). . De wazige achtergrond: Het is niet altijd mogelijk om je onderwerp te verplaatsen. In dat geval ben je gebonden aan de plaatselijke omstandigheden en vervallen heel wat opties. Het is dan de bedoeling dat je onderwerp in de kijker staat, niet alles erom heen. Daar zijn een paar truukjes voor: * Gebruik een telelens, een macrolens, of zoom in met je compactcamera en ga zelf achteruit. * Maak steeds gebruik van een statief om bewegingsonscherpte te vermeiden (doe je eigenlijk best altijd) * Beperk je tot details van het onderwerp indien mogelijk, of zorg ervoor de je onderwerp het grootste deel van de foto inneemt, niet de achtergrond! * Door zelf van plaats te veranderen oefen je enige invloed uit op de lichtinval, waardoor je bleke of sterk gekleurde vlekken in de achtergrond kan vermeiden. * Gebruik een groot diafragma (klein diafragmagetal vb. f1.4, f2.8, f4.0 afhankelijk van de situatie en gebruikte materiaal) * Je kan hier nog steeds gebruik maken van de reflectoren om zo meer “diepte” te creëren. 4.
Stabiliteit van de camera: In deze discipline van fotografie is elke onscherpte door beweging ongewenst. Zorg dus voor
een goede camerastabiliteit, uit de hand fotograferen is risicovol! * In eerste instantie denken we aan een degelijk statief. Hierin bestaan verschillende soorten en maten, maar eentje met een “bal- of kogelkop” is heel handig. Je kan je camera dan handig kantelen als je van verticale naar horizontale positie of omgekeerd wenst over te gaan. Wie graag van bovenaf fotografeert is gebaad met een kantelbaar verlengstuk dat meestal apart op elke statief kan bevestigd worden. * Een ander alternatief is een zandzakje of kersepitje. Daarin kan je je camera stevig vastzetten en door met de pitten of aarde te spelen de gewenste positie verkrijgen. * Veel uit het oog verloren, maar beter dan niets is vb. een nabijgelegen muurtje, een stevige buis, of gelijk wat dat stevig vast staat 5.
Scherp stellen, scherpstelpunt en scherptediepte… Mensen spreken vaak van een “wazige” foto. Daarmee worden nogal eens verschillende dingen zaken bedoeld. Een scherpteprobleem kan ontstaan door 4 verschillende factoren: * Mijn onderwerp beweegt (vb wind, instabiele ondergrond, trillingen van buitenaf…) * De camera beweegt (geen statief, slechte opstelling of positie, wind…) * De scherptediepte is te klein waardoor belangrijke delen onvoldoende scherp zijn * Het scherpstelpunt is verkeerd (vb achtergrond is scherp, onderwerp niet) De eerste 2 problemen mogen zich nu eigenlijk niet meer voordoen daar je punt 2 reeds perfect hebt uitgevoerd ;-> Hierna begint een complexe zoektocht naar de juiste combinatie van instellingen aan je toestel. * Bij een te kleine scherptediepte verklein je het diafragma (groter diafragmagetal vb f16 i.p.v. f8) Je moet natuurlijk je sluitertijd evenredig aanpassen, en/of overschakelen naar een hogere lichtgevoeligheid (ISO) of een combinatie van de 2. * Een foutscherpstelpunt komt nogal eens voor wanneer het onderwerp niet in het midden staat. Handmatig scherpstellen heeft de voorkeur, zeker als je op statief werkt en/of zeer kort bij het onderwerp werkt (macrofotografie) Indien de semi-handmatige scherpstelling (vooral bij compactcamera’s) niet nauwkeurig werkt, kan je beter het onderwerp een tikkeltje verplaatsen dan tijd te verliezen en uiteindelijk toch niet te hebben wat je wil.
6.
Meten is weten! Zelf licht meten (op de juiste manier) Een onderwerp met uitsterven bedreigd! Tegenwoordig doet de camera zowat alles zonder interactie van de gebruiker en in 90% van de gevallen met bevredigend resultaat. Spijtig genoeg begeven wij ons als cactusliefhebbers op glad ijs, m.a.w. regelmatig werken wij in de zone waar de camera het moeilijk heeft, of zelfs volledig de mist in gaat! Daarom is een beetje hulp welkom, en dat is niet eens zo moeilijk. Onze camera krijgt het moeilijk bij ongewone situaties zoals: * Onderwerp is zeer klein en geplaatst op een volledig witte of zwarte achtergrond. * Onderwerp staat niet in het midden van het beeld * Het onderwerp zelf is spierwit of heel donker In bovenstaande gevallen zal de automatische belichtingsmeter niet correct meten, omdat hij “naast” het onderwerp meet, verblind wordt door de witte achtergrond of te weinig licht ziet door de zwarte achtergrond.
Oplossing? Heel eenvoudig. De anciens onder ons zullen vast de grijskaart nog kennen, maar het kan eenvoudiger. We lossen dit probleem op door ons onderwerp even te vervangen door de grijskaart, of als je die niet hebt, door je handpalm. Hou daarbij je handpalm of grijskaart 45° schuin t.o.v. de lens. * Maak eerst een foto in volautomatische modus. * Vervang het onderwerp door de grijskaart / handpalm, of plaats juist ervoor. * Meet het licht met je toestel (de ontspanknop half ingedrukt) op je handpalm / kaart. * Noteer gemeten diafragma en sluitertijd. * Stel je camera nu in de handmatige modus (M) * Stel gemeten sluitertijd en diafragma in. * Maak de foto van je onderwerp * Vergelijk even met de voorgaande Opmerking: Op de meeste toestellen kan je ook kiezen voor een punt- of spotmeting. In sommige gevallen kan dit een oplossing bieden maar dat is niet altijd het geval. 7.
Kleurbalans en witbalans:
Originele, levendige kleuren zijn een paradepaardje als het om cactusbloemen gaat. Laat je foto waaraan je inmiddels zo lang hebt gewerkt niet verpesten door een onjuiste wit- of kleurbalans. Kort en bondig, licht is niet zo maar licht, maar heeft ook meestal een “kleur”. Perfect daglicht is neutraal wit (5600K), alles daaronder wordt “warm”, zo zal een gezellig theelichtje een geel, bijna oranje licht geven, terwijl de moderne autoverlichting gebruik maakt van Xenonlampen of led-verlichting die wel eens durft op te lopen tot 9000K, waardoor ze een blauwachtige uitstraling krijgen. Het is dus belangrijk daarmee rekening te houden, want je mooie witte bloem, gefotografeerd onder een halogeenlamp ziet geel! Sommige digitale toestellen hebben daarvoor een aparte instelling met symbolen (zon, bewolkt, schaduw enz...), soms hebben ze ook een manuele instelling waar je de kleurtemperatuur zelf kan instellen. In bovenstaande tabel vind je enkele richtwaarden, een beetje experimenteren is de boodschap. Deze instelmogelijkheid is overigens een reusachtig voordeel ten opzichte van de analoge camera’s waar je gebonden bent aan de film die je gebruikt. Daar moet dan gecorrigeerd worden met filters, waar we hier niet gaan over uitweiden.
Je foto in de zon zal er dus anders uit zien dan wanneer je dezelfde opname maakt bij bewolkt weer of in de schaduw!
Verklarend woordenlijst: Diafragma modus: (Diafragmavoorkeuze, “Av” Canon, “A” Nikon) Diafragma: De grootte van de opening in de lens waarmee de foto wordt gemaakt. Hoe groter deze opening, hoe meer licht de sensor bereikt. Met een grotere opening kan je foto in dezelfde omstandigheden dus sneller genomen worden maar wordt de scherptediepte kleiner. Je beïnvloedt hiermee dus rechtstreeks sluitertijd en scherptediepte.
ISO: Lichtgevoeligheid. Wie graag bij kaarslicht fotografeert zal merken dat dat zonder extra flitslicht veel bewogen beelden oplevert. Met de flitser is alle gezelligheid verdwenen. Daarom is het mogelijk de lichtgevoeligheid te “versterken” waardoor met de zelfde instellingen je sluitertijd terug sneller wordt, en de bewegingsonscherpte verminderd of verdwijnt. Groot voordeel, maar nadeel is dat je algauw last krijgt van “ruis” en kleurverschuiving. Vergelijkbaar met het gebruik van een “gevoelige” analoge film (400 800 1600 ASA) Moderne professionele digitale camera’s gaan tegenwoordig tot 51200 ASA en zelfs meer! Voor onze cactusfotografie blijft je best in de veilige zone tussen 50 en 400 ASA, afhankelijk van je toestel.
Kleurtemperatuur: De kleurtemperatuur wordt meestal uitgedrukt in kelvin (K). Licht met een lage kleurtemperatuur wordt als "warmer" ervaren dan licht met een hoge kleurtemperatuur.
Manuele modus: (“M” Canon + Nikon) Hier kan je alle instellingen, zelf bepalen zonder dat je camera ingrijpt, ook al denkt hij dat de belichting niet juist is.
Sluitertijd: De tijd die je camera nodig heeft om een foto te maken. Gaat meestal in fracties van seconden, maar kan oplopen tot een halve seconde en meer indien onvoldoende licht aanwezig is.
Sluitertijd modus: (“Tv” Canon, “S” bij Nikon) De camera-instelling waar jij de sluitertijd bepaald, de camera corrigeert de andere instellingen zodanig dat de belichting OK is. (in de mate van het mogelijke)
Witbalans: Bij digitale opnamen moet de witbalans (“WB” Canon) worden ingesteld. Moderne apparatuur kan dit ook automatisch. Als bij het fotograferen de kleurgevoeligheid niet goed op de kleurtemperatuur van de lichtbron is afgestemd, zal dit tot onnatuurlijke kleuren leiden.