BasisBoekBeroepsCollege Een eerste uitwerking van het visiedocument om het cluster beroepsonderwijs toekomstbestendig te maken opgesteld door de werkgroepen onderwijs/zorg en personeel.
Iedereen zei dat het niet kon. Toen kwam iemand die niet wist dat het niet kon. En die deed het!
Leden van de werkgroep onderwijs/zorg: Guusje van den Boogaert Arno Buscher Hans Godderij Vera Heijenrath Ruud Heynen Christel Steijns Wiel Teunissen Niko Zentveld (voorzitter)
Leden van de werkgroep personeel: Frenk Crouzen Marie-José Diederen Marjon Epema Jeanne van Eijsden Yvonne Jongen Doreen Kersemakers (voorzitter) Henk Mohnen Frank Otten
Illustraties: Kim Ravers en Ruud Aarts
*
in deze notitie wordt met hij ook zij bedoeld en omgekeerd.
Preambule. Waarom deze notitie en wat willen we ermee? De basis van deze notitie ligt in het visiedocument zoals dat in januari 2011 aan het CVB is aangeboden en vervolgens als richtinggevend is vastgesteld voor een verdere onderwijskundige ontwikkeling binnen het VMBO en PRO. De redenen voor een veranderende kijk op deze vormen van onderwijs zijn talrijk. Een opsomming van de belangrijkste leert ons: 1. De wereld van vandaag en morgen is aan zeer snelle veranderingen onderhevig. Daar kan het onderwijs de ogen niet voor sluiten. 2. De leerlingen van vandaag en morgen vragen een op deze en de toekomstige tijd aangepaste vorm van pedagogisch en didactisch handelen. 3. Vergrijzing en ontgroening in de regio vraagt om een reactie van het onderwijsveld. 4. Het imago van beide onderwijsvormen verdient een verbetering, die gestuurd en geleid wordt vanuit het onderwijs zelf. 5. De kwaliteit van het aanbod vraagt om borging vanwege de betaalbaarheid. 6. Door de toename van zorgleerlingen, die niet langer in speciale voorzieningen zullen kunnen worden opgevangen, zal het werken in kleine teams een cruciale rol gaan spelen. Teamwerk is tevens noodzakelijk om het imago-probleem te verminderen en de gepersonaliseerde leerlijnen goed ten uitvoer te brengen. Kortom een interessante tijd om mee te gaan in een omslag. Dit Basisboek Beroepscollege wil niet meer en minder zijn dan de uitwerking van het Visiedocument Beroepscollege. Alle opsommingen, lijstjes en rijtjes dienen gelezen te worden als mogelijke uitwerkingen die passen in het Visiedocument. Er is niet gekozen voor een verandering waarbij gestreefd wordt een vooraf, vastgestelde blauwdruk te verwezenlijken, maar er is ruimte voor een traject waarbij door inzet van allen een evenwichtig, eigentijdse school voor VMBO/PRO ontstaat. Een school met een positief imago. De mate waarin e.e.a. gerealiseerd wordt en de omvang daarvan worden al werkend duidelijk. Met die duidelijke onduidelijkheid wordt medewerkers, ouders en leerlingen de gelegenheid geboden samen op weg te gaan. Het doel van deze notitie is dus richting te geven aan een noodzakelijke onderwijskundige verandering en een houvast op de weg om dat te realiseren. Uitgangspunt is dat die onderwijskundige verandering noodzakelijk is. Er zullen dus na het lezen van dit stuk meer vragen dan antwoorden zijn. Het vertrouwen dat we die antwoorden met elkaar vinden is groot als we maar op weg willen gaan om de omschreven en onderschreven ankerpunten uit te werken.
Basisboek Beroepscollege
2
Inhoudsopgave PREAMBULE HOOFDSTUK 1
INLEIDING ....................................................................................................... 3
HOOFDSTUK 2 FASERING ......................................................................................................... 5 2.1. INLEIDING ..................................................................................................................................... 5 2.2. LONKEND TOEKOMSTPERSPECTIEF (FASE 3) ................................................................................ 5 2.3. AFTRAP VAN HET BEROEPSCOLLEGE PER 01.08.2012 (FASE 2) ................................................... 6 2.4. ONDERWEG NAAR HET BEROEPSCOLLEGE PER 01.08.2011 (FASE 1). .......................................... 7 HOOFDSTUK 3 EEN LONKEND PERSPECTIEF .................................................................... 8 3.1. HOE ZIET HET ONDERWIJS ERUIT IN HET LONKEND PERSPECTIEF?............................................... 8 3.2. UITWERKING VAN DE ANKERPUNTEN ........................................................................................ 10 3.2.1. Ankerpunt 1: Een optimale doorstroom binnen 5 leerwegen. ............................................ 10 3.2.2. Ankerpunt 2: Samenwerking met het MBO......................................................................... 13 3.2.4. Ankerpunt 4: Visie op de leerling en het leren. .................................................................. 21 3.2.5. Ankerpunt 5: Een optimale zorgstructuur in het kader van passend onderwijs. ................ 24 3.2.6. Ankerpunt 6: Een directe en intensieve betrokkenheid van ouders. ................................... 26 3.2.7. Ankerpunt 7: Een school midden in de maatschappij......................................................... 28 3.2.8. Ankerpunt 8: Een cruciale rol van de nieuwe media en mediageletterdheid. .................... 31 3.3. BIG PICTURE EN REBOUND......................................................................................................... 33 Links http://www.bigpicturenederland.nl en http://www.bigpicture.org ................................. 34 HOOFDSTUK 4 AFTRAP VAN HET BEROEPSCOLLEGE PER 01.08.2012 .................... 35 4.1. DE ORGANISATIE ........................................................................................................................ 37 4.1.1. Organisatorische principes van de cultuur (de 4 V’s) ........................................................ 37 4.1.2. De vier V’s .......................................................................................................................... 38 4.1.3. Uitwerking naar structuur .................................................................................................. 40 4.1.4. Organogram Beroepscollege .............................................................................................. 40 4.1.5. Verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden ......................................... 41 4.2. COMPETENTIES EN PROFIELEN ................................................................................................... 45 4.2.1. Profiel docent...................................................................................................................... 45 4.2.2. Profiel Teamleider .............................................................................................................. 48 4.2.3. Profiel Onderwijsdirecteur ................................................................................................. 50 4.2.4. Profiel Directie ................................................................................................................... 51 4.3. DE VERANDERENDE PROFESSIE .................................................................................................. 52 HOOFDSTUK 5 ONDERWEG NAAR HET BEROEPSCOLLEGE PER 01.08.2011 .......... 54 5.1. ONDERWIJSKUNDIG .................................................................................................................... 54 5.2. ORGANISATORISCH .................................................................................................................... 55 5.3. MINDSET (DE VERANDERENDE PROFESSIE) ................................................................................ 55 5.4. Werving en selectie………………………………………………………………………... 56
HOOFDSTUK 6
Basisboek Beroepscollege
BIJLAGEN
3
Hoofdstuk 1
Inleiding
Het verhaal van de dierenschool (bijlage 2), waarmee het visiedocument “vorming Beroepscollege” opent, wil ons met de neus op het feit drukken dat ieder levend wezen uniek is, met zijn eigen specifieke kennis, vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten, samen COMPETENTIES genoemd. Het is het ontwikkelbaar vermogen van mensen waarmee ze in voorkomende situaties adequaat, gemotiveerd, proces- en resultaatgericht kunnen handelen.
Als ieder individu niet op zijn eigen competenties wordt aangesproken gebeuren er ongelukken zoals in het verhaal van de dierenschool en dat dient het individuele geluk van mensen niet. Dit geldt uiteraard ook voor onze leerlingen en professionals in het VMBO en PRO. Normen op iedereen van toepassing verklaren, over één-kam-scheren, standaardpakketten en standaardoplossingen zijn fenomenen waarop de dierenschool is gebouwd. In het verhaal van de dierenschool staan niet de individuele competenties, aanleg, wensen, ambitie en persoonlijke situatie (AWAS) centraal, maar de cultuur, organisatie of de ontwikkelde strategieën en externe eisen. Leren kan excessief winnen aan kracht als het individu zijn eigen ontwikkeling mee kan construeren, zoals pasgeborenen dat doen in het eerste, constructieve levensjaar. De pasgeborenen zijn de grootste veroveraars en ontdekkingsreizigers van onze planeet. Waar in hun leven raken ze die gedrevenheid en nieuwsgierigheid toch kwijt, is de vraag. Het antwoord dat het in ons onderwijs zou gebeuren dient voor professionals in het onderwijs onacceptabel te zijn. Mensen dienen in hoge mate betrokken te zijn en verantwoordelijk gehouden te worden voor hun eigen ontwikkeling. Dat geldt voor ieder mens, zijn hele leven lang. Dat heet: “begeleid eigenaarschap” en “een leven lang leren”. De start daarmee wordt gemaakt bij de geboorte en gaat continu, maar weliswaar eindig, door. Er zijn geen verstandig denkende mensen te vinden die steekhoudende argumenten kunnen bedenken om de stelling:
iedere leerling/medewerker is uniek tegen te spreken. Integendeel. We roepen vaak enthousiast: bij ons is dat zo!! Maar in ons handelen geven we vaak blijk van iets anders en daarom lijkt er een wereld te winnen.
Basisboek Beroepscollege
3
De totstandkoming van het Beroepscollege is een zoektocht naar wat de leerling anno 2012/2013 van het onderwijs mag verwachten om in de periode 2020-2070 als volwaardig burger te kunnen participeren. Het is tevens de zoektocht naar de beroepsvaardigheden van alle medewerkers in scholen die dat uitdagende proces mogen begeleiden. In die zin is er bij de totstandkoming van het Beroepscollege geen sprake van een fusie in klassieke zin, waarbij het beste van de fusiepartners leidt tot nieuwe wijn in oude zakken. Hier is sprake van een volledig herontwerpen van het VMBO/PRO. Een uitdagend traject waarvan de eerste schreden gezet zijn in het visiedocument “vorming Beroepscollege”. Er ligt voor alle betrokkenen een unieke en uitdagende taak om mede vorm te geven aan dit College.
Wat vindt u in deze notitie? - Een verdere concretisering van de 8 ankerpunten uit het visiedocument “vorming Beroepscollege”. - Uitgewerkt in een mindmap en een toelichting daarop. - De opzet van de onderwijsorganisatie (organisatieprincipes, organisatiestructuur, organisatiecultuur), competenties en profielen van de medewerkers, teamleiders en directieleden. - Een gefaseerd selectietraject om medewerkers met elan werkzaam te laten zijn in het Beroepscollege. - Een eerste aanzet voor gefaseerde invoering. - Voorstellen voor besluitvorming. Het concept Beroepscollege heeft de volgende 8 ankerpunten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
doorstroom in de 5 leerwegen samenwerking met mbo diploma en/of baangarantie ( d.w.z. dat je optimaal bent voorbereid op werken) visie op leerling en leren optimale zorgstructuur betrokkenheid van ouders/medewerkers/leerlingen een school midden in de maatschappij een cruciale rol voor de nieuwe media en mediageletterdheid.
Bij deze verdere vormgeving van het Beroepscollege zijn de bovenstaande 8 ankerpunten en de volgende zaken uit de notitie leidend geweest: 1. 2. 3. 4. 5.
De leerling centraal, d.w.z. het personaliseren van leerlingtrajecten Uitgangspunt is passie en ambitie Geen segregatie van vmbo/pro leerlingen Kleinschalig georganiseerd Alle sectoren en leerwegen aanwezig
Basisboek Beroepscollege
4
Hoofdstuk 2
Fasering
2.1. inleiding SVO|PL streeft ernaar om van diverse noden (daling basisgeneratie, afnemende belangstelling voor het vmbo, het slechte imago van het vmbo, de niet-altijd adequate jeugdzorg) een deugd te maken (werken aan het tot stand brengen van aansprekend en perspectiefrijk vmbo), door het realiseren van een nieuwe leeromgeving, waarbij de visie en doelen zoals geformuleerd in de notitie ‘Vorming Beroepscollege’ als uitgangspunt van denken en handelen genomen worden. Het is een te hoge ambitie te verwachten dat het onderwijskundig concept, zoals voorgesteld in het visiedocument, per 01.08.2012 in de volle omvang gerealiseerd is. Wij kiezen voor gefaseerde invoering: - om het onderwijskundig concept te kunnen ontwikkelen; - om leerlingen en medewerkers ruimte en tijd te geven om zich het nieuwe onderwijskundige concept eigen te maken; - om de bouwkundige maatregelen die nodig zijn voor het Beroepscollege te realiseren. Ondanks de gefaseerde invoering van het Beroepscollege, is een organisatorische herstructurering per 01.08.2012 noodzakelijk. De bedrijfsvoering vraagt om besluiten en er is geen ruimte voor uitstel. In deze notitie gaan we uit van drie fasen: 1. Lonkend toekomstperspectief (zie 2.2) 2. Aftrap van het Beroepscollege per 01.08.12 (zie 2.3) 3. Onderweg naar het Beroepscollege per 01.08.2011 (zie 2.4) Hoewel het gebruikelijk is om in chronologische volgorde het tijdspad af te lopen, kiezen we ervoor om aan het eind te beginnen. Bij een lonkend perspectief. Dit is slechts een beschrijving hoe het Beroepscollege in de toekomst eruit kan gaan zien. We hebben ervoor gekozen om het lonkend perspectief slechts te laten bestaan uit potloodschetsen, die onderweg uitgegumd kunnen worden en opnieuw gezet kunnen worden. Zodat alle betrokkenen (medewerkers, leerlingen en ouders) de nodige ruimte krijgen om invulling te geven aan het nieuwe concept.
2.2. Lonkend toekomstperspectief (fase 3) Deze notitie start met een blik op de toekomst, zodat we de richting van de trektocht weten. Het lonkend perspectief kan een nadere concretisering zijn van het concept Beroepscollege, zonder daarbij de zaken volledig dicht te timmeren. Mogelijk biedt het al antwoord op sommige vragen die gesteld zijn. Het traject dat we ingaan is een construerend proces waarbij er geen onwrikbare blauwdruk bestaat van het eindplaatje, maar de constructie van levensecht, betekenisvol leren voor jongeren van VMBO en PRO, maar ook van de aan de locaties verbonden medewerkers. Er blijft veel ruimte voor de invulling. Zo ontstaat een lerende gemeenschap. De ontwikkeling van één individu is de ontwikkeling van allen. Leerlingen en medewerkers beïnvloeden elkaar (peer-to-peer-leren).
Basisboek Beroepscollege
5
De richting is duidelijk, de route zal gelopen worden. De tempi zullen verschillen, evenals de te volgen route. Er leiden veel wegen naar Aken en Keulen. Rome is ook niet in één dag gebouwd.
Als iedereen dezelfde kant oploopt dan ontstaat de weg vanzelf
In hoofdstuk 3 staat dit lonkend toekomstperspectief beschreven. Hierin worden de onderwijskundige visie en de ankerpunten verder uitgewerkt, uitgesplitst naar de betekenis voor leerlingen, ouders, medewerkers en organisatie.
2.3. Aftrap van het Beroepscollege per 01.08.2012 (fase 2) Per 01.08.2012 zal het Beroepscollege formeel worden opgericht. Wij gaan ervan uit dat op 01.08.2012 het Beroepscollege op 5 plaatsen gehuisvest zal zijn: -
Heldevierlaan (breed vmbo); Spekhofstraat (breed vmbo); Graafstraat (breed vmbo); Mgr. Schrijnenstraat (lwoo); Sittarderweg (pro); “Broedplaats(en)” op bestaande locatie(s) (heterogene groepen van pro t/m vmbo/t).
Dit zal niet het definitieve huisvestingmodel zijn. Op alle locaties wordt met ingang van 01.08.2012 de missie en visie van het Beroepscollege uitgevoerd en zullen gedeelten van het onderwijskundig concept vorm gegeven worden. In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe het Beroepscollege bij de aftrap per 01.08.2012 is ingericht en wat van de medewerkers verwacht wordt.
Basisboek Beroepscollege
6
2.4. Onderweg naar het Beroepscollege per 01.08.2011 (fase 1). Vanaf 01.08.2011 gaan we samen onderweg in de richting van het lonkend perspectief met als eerste piketpaal de aftrap op 01.08.2012. In deze fase zullen de voorbereidingen plaatsvinden om de aftrap te kunnen maken. Het verstrekken van informatie aan leerlingen, ouders en stakeholders neemt een belangrijke plaats in. Daarnaast zal duidelijkheid verstrekken, vragen beantwoorden en enthousiasmeren tot de kernactiviteiten behoren. Alle medewerkers kunnen zich in deze periode oriënteren op de nieuwe missie en visie en vaststellen wat dat voor hun eigen ontwikkelproces betekent. Alle zittende medewerkers van het Beroepscollege oriënteren zich op het onderwijskundig model en de daarbij behorende competenties die nodig zijn op lange en korte termijn. Tevens zal in deze fase de werving, selectie en scholing van medewerkers plaatsvinden. De medewerkers van de broedplaats (team 1) zullen vanaf 01.08.2011 samen aan de slag gaan om de nieuwe onderwijsvoorziening optimaal voor te bereiden voor leerlingen en ouders. In hoofdstuk 5 wordt deze fase verder uitgewerkt.
Basisboek Beroepscollege
7
Hoofdstuk 3
Een lonkend perspectief
Fase 3 schooljaar 20162016 2017 Lonkend perspectief
3.1. Hoe ziet het onderwijs eruit in het lonkend perspectief? In de beschrijving zou het eindplaatje er als volgt uit kunnen zien: Het onderwijs wordt op zo weinig mogelijk plekken aangeboden. Op die plekken wordt in de onderbouw een breed aanbod gedaan. In de bovenbouw kan specialisatie plaatsvinden.( aatsvinden.( bijv. Spekhofstraat: Spekhofstraat Z&W, H&A. Graafstraat: SDV en toerisme. Heldevierlaan: TN, Z&W, H&A, consumptief, mogelijk in de vorm van mini-ondernemingen mini * iedere andere indeling is mogelijk) Er zal maximaal ruimte zijn voor intersectorale programma’s programma’s en experimenteerruimte voor betrokkenen. De basisgroepen zijn ingedeeld in kleinschalige teams van 10 groepen van gemiddeld 20 leerlingen per groep. De sectordirecteur sectordirecteu (onderwijsdirecteur) geeft leiding aan teamleiders. Hij bewaakt en ontwikkelt het et onderwijskundig concept en is verantwoordelijk voor de kwaliteitscontrole,, middels ZEK (zelfevaluatiekader) en audits.. Hij legt verantwoording verantwoord af aan de algemeen directeur. De teamleiders sturen de basisteams aan. In een basisteam werken begeleiders samen. Een begeleider is verantwoordelijk voor het leerproces en schoolloopbaan van de leerling. Hij verzorgt ook lessen en loopt de hele schoolloopbaan of een gedeelte ervan met een basisgroep basis leerlingen mee. De aanloopfase 2011-2012-2013 2013 heeft dan inmiddels uitgewezen in hoeverre non-segregatie non in de basisgroepen haalbaar is. Alle (meng)vormen, maar ook de ultieme breedte (van VMBO-tt t/m PRO ) kunnen tot de mogelijkheden behoren. Ieder ochtend wordt gestart in de basisgroep, waarna rna de leerling zijn gepersonaliseerde gepersonal programma gaat volgen, volgen dat het best kan plaats vinden in groepen. Dat programma kan doorlopen worden in een workshop bestaande uit een heterogene groep, maar in voorkomende gevallen zal dat ook een homogene groep kunnen zijn die gezamenlijk leeractiviteiten iviteiten ontwikkelen. Iedere leerling loopt zijn eigen route/rooster. De begeleider van de groep is de organisator/stimulator organisator van de ontwikkeling van de leerling. De begeleider kan meerdere jaren aan een groep verbonden zijn om geen oponthoud in de
Basisboek Beroepscollege
8
loopbaan te veroorzaken. Het team bestaat uit medewerkers die breed inzetbaar zijn, d.w.z. tenminste in de onderbouw in staat zijn meerdere vakken te verzorgen. Dit om kleinschaligheid en herkenbaarheid van leerlingen te vergroten. In de bovenbouw zou er nagegaan moeten worden of een dergelijk uitgangspunt in alle gevallen haalbaar/wenselijk is. In de bovenbouw of bij flexibele doorstroming kunnen leerlingen naast onderwijs op de eigen locatie ook onderwijs volgen met de volgende mogelijkheden: 1. De leerling kiest voor de diplomalijn techniek en gaat naar Coriopolis (op het moment dat deze voorziening ook gerealiseerd zal zijn. In het traject met LVO en Arcus wordt nog bekeken waar de leerling staat ingeschreven. De verwachting is dat dat niet meer op het Beroepscollege is.) 2. De leerling kiest voor de diplomalijn en gaat naar de centraal georganiseerde interne miniondernemingen. Te denken valt o.a. aan een bakkerij, wasserij, body-shop, tuinonderhoud, auto-make-up, Kwik-Fit, productiewerk, schoonmaakbedrijf, winkel, restaurant, (tuin)meubelmakerij, metaalbedrijf en timmerfabriek. (en alles wat medewerkers in hun ondernemendheid, het liefst in samenwerking met het bedrijfsleven, willen ontwikkelen en waar leerlingen betekenisvol en met complexe opdrachten kunnen leren). 3. De leerling kiest voor arbeidsmarktgerichte leerlijn en gaat intern/extern stagelopen. Mogelijk zal de leerling een gedeelte van de week op een van de andere locaties verblijven, de rest van de week is hij terug op zijn eigen locatie. De werkgroepen hebben de 8 ankerpunten uit het visiedocument gebruikt om ideeën te ontwikkelen voor nadere invulling. Hier wordt dus geen blauwdruk geschreven waar we naar toe gaan werken, maar worden in brede zin suggesties gedaan die passen binnen het gedachtegoed zoals verwoord in het visiedocument. Het laat alle ruimte om tijdens de trektocht die we gaan ondernemen keuzes te maken. Het Beroepscollege zal in die zin nooit “af” zijn, maar continu de ontwikkeling zoeken.
Basisboek Beroepscollege
9
3.2. Uitwerking van de ankerpunten Het Beroepscollege heeft een achttal stevige ankerpunten om de verbondenheid met de leerling, ouders, regio en de maatschappij te garanderen. Deze ankerpunten geven houvast en richting. Ze zijn essentieel voor een het succes van iedere individuele leerling in het Beroepscollege. In de volgende paragrafen wordt het ankerpunt eerst kort toegelicht en daarna in de vorm van een mindmap met korte statements of kernbegrippen. Daarbij gaan we zoveel mogelijk uit van de indeling: leerlingen-ouders-medewerkers-onderwijs-organisatie. 3.2.1. Ankerpunt 1: Een optimale doorstroom binnen 5 leerwegen. Vooraf: Een optimale doorstroom binnen 5 leerwegen betekent dat de zone van persoonlijke, naaste ontwikkeling van de leerling en optimalisering van kansen centraal staan. Het Beroepscollege kent vijf leerwegen (arbeidsmarktgericht – theoretisch), negen sectoren en leidt op tot diploma of werk. Alle leerwegen omvatten theorie- en praktijklessen; deze lessen bestrijken 4 leergebieden: ambachtelijk, cognitief, persoonlijk, sociaal. Alle leerlingen volgen gepersonaliseerde leerlijnen door middel van lesblokken waarbij naast basisblokken (verplicht) ook talent- en ontwikkelblokken (keuze) aangeboden worden. Basisblokken zijn leerjaar- en stamgroepgebonden en zijn heterogeen; een talentblok kan heterogeen en leerjaaroverstijgend zijn en ontwikkelblok zal vooral examengericht zijn en vaak homogeen van samenstelling maar wel stamgroep overstijgend. Het (dynamisch) individueel ontwikkelplan (IOP) en bijbehorende coachingsgesprekken met een vaste begeleider zijn richtinggevend voor de ontwikkeling van de leerling en het telkens samenstellen van het gepersonaliseerd rooster. Dagelijks werken leerlingen aan Nederlandse taal en rekenen. Het lesaanbod wordt gedifferentieerd op -onder andere- leerstijlen.
Basisboek Beroepscollege
10
Leerlingen: - Het Beroepscollege laat leerlingen leer- en loopbaanvaardigheden verwerven en maakt ze stagebekwaam. Alle leerlingen lopen op enig moment stage naar de uitstroomrichting in de omvang die gewenst is. De vorm kan in de ontwikkelingsstadia variëren van maatschappelijke, snuffel-, beroeporiënterende, arbeidoriënterende- of plaatsingsstage. - Het Beroepscollege laat zijn leerlingen zich oriënteren op meerdere vervolgopleidingen en beroepen in diverse sectoren. - Leerlingen hebben keuzemogelijkheid in wat en hoe ze willen leren. - Leerlingen leren in gepersonaliseerde leerlijnen. - Leerlingen kunnen vakken volgen op verschillende niveaus. - Leerlingen zijn dagelijks bezig met taal en rekenen. - Het startniveau van iedere leerling wordt bij binnenkomst vastgesteld. - Leerlingen leren van en aan elkaar.(peer-to-peer-learning) - Op het Beroepscollege houden leerlingen zelf een portfolio bij voor het vervolgonderwijs. - De tijd tot het diploma is afhankelijk van het startniveau, diplomawens en voortgang van de leerling. - Het Beroepscollege begeleidt leerlingen bij de keuze voor en inschrijving op het vervolgonderwijs. Ouders: - zie hiervoor ankerpunt 6 Medewerkers: - zijn teamspelers, die in hun basisteam een eenduidige uitwerking van de visie hebben op de manier waarop de optimale doorstroom binnen de vijf leerwegen in praktijk toegepast wordt volgens de uitgangspunten van het Beroepscollege. - zijn breed inzetbaar. - zijn geïnteresseerd in de leefwereld van leerlingen. - zijn betrokken. - zijn alert op mogelijkheden van leerlingen in een hoger niveau en stimuleren hen om deze te benutten. - kennen de arbeidsmarkt. - begeleiden leerlingen bij de samenstelling van hun portfolio. - zijn in het bezit van een geactualiseerd portfolio. - zijn hoog en adequaat opgeleid. - Een vaste begeleider biedt leerlingen persoonlijke en groepsbegeleiding. Onderwijs: Het curriculum kent vier leergebieden: ambachtelijk- cognitief- persoonlijk- sociaal. In de aangeboden blokken keren de leergebieden steeds terug. - Een basisblok is leerjaargebonden, een talentblok en een ontwikkelblok zijn leerjaaroverstijgend. - Het curriculum bestaat uit theorie en praktijk, de mate is afhankelijk van de gekozen leerweg. - Het curriculum biedt gepersonaliseerde leerlijnen, met behulp van de nieuwe media en mediageletterdheid.
Basisboek Beroepscollege
11
-
-
Het curriculum is onderdeel van een doorlopende leerlijn. Het lesmateriaal sluit aan op het niveau, tempo, leerstijl en de beleving van de individuele leerling. Het Beroepscollege past zijn lesmateriaal aan aan nieuwe inzichten over (praktijk)leren en didactiek. Het lesmateriaal sluit aan op wetenschappelijke inzichten over de (hersen)ontwikkeling van de leerlingen en voldoet aan de eisen van de wetgever. Werken in een minionderneming en een stage maken deel uit van het onderwijs. - Het Beroepscollege stemt het aanbod van miniondernemingen af op behoeften van de maatschappelijke omgeving. Sport – cultuur – ICT – etc. zijn een vast onderdeel van het curriculum in het talentblok.
Organisatie: - Het Beroepscollege kent 5 leerwegen: * de arbeidsmarktgerichte leerweg * de basisberoepsgerichte leerweg * de kaderberoepsgerichte leerweg * de gemengde leerweg * de theoretische leerweg. - Het Beroepscollege zou in de bovenbouw kunnen bestaan uit de onderstaande sectoren / afdelingen: * Zorg en Welzijn – breed * Sport, dienstverlening & Veiligheid * Handel & Administratie * Consumptief – breed * Voertuigentechniek, transport en logistiek * Metalektro * Bouw – breed * ICT – route * Grafisch ( optioneel indien haalbaar) * Techniek, welzijn & innovatieve zorg. - Een dag op het Beroepscollege is ingedeeld in drie blokken: basisblok – talentblok – ontwikkelblok. In alle blokken komen de vier leergebieden aan bod.
Basisboek Beroepscollege
12
-
-
-
Het onderwijs op het Beroepscollege is in te delen in zes stappen: instroom – leerroute plannen – leren en toetsen – werken en toetsen – examineren – uitstroom. Op elke locatie wordt in basisteams gewerkt. Een basisteam bestaat uit begeleiders, lesgevenden, vakmensen, onderwijsondersteuners. Elke leerling van pro tot vmbo-t is ingedeeld in een basisteam. Het basisteam heeft de taak om de leerling te begeleiden in zijn gepersonaliseerde leerroute en te begeleiden in zijn leerproces. In de eerste twee leerjaren blijven de leerlingen op de eigen locatie. In de volgende twee leerjaren verblijven de leerlingen 2/3 dagen op de eigen locatie en gaan zijn zij 2/3 dagen per week in de minionderneming, stage of de techniekroute op Coriopolis aan de slag. Bij het gereedkomen van deze notitie wordt gesproken over e optie dat leerlingen die Coriopolis bezoeken uitgeschreven zullen worden bij het Beroepscollege. Elk team wordt aangestuurd door een teamleider. Elke locatie heeft een onderwijsdirecteur.
3.2.2. Ankerpunt 2: Samenwerking met het MBO. Vooraf: In het visiedocument “vorming Beroepscollege” is de ambitie neergelegd voortijdige uitval te voorkomen, en het maximale uit leerlingen te halen. Een warme overdracht en nauwe samenwerking met het MBO is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Het Beroepscollege laat de leerling die naar het MBO gaat niet los als deze een diploma heeft, maar blijft de leerling begeleiden totdat het vervolgonderwijs de verantwoordelijkheid voor de leerling daadwerkelijk heeft overgenomen. Gedurende het eerste jaar op het MBO is er structureel overleg tussen het Beroepscollege en het MBO met betrekking tot de voortgang en ontwikkeling van de schoolverlater. Het Beroepscollege en MBO stemmen de aansluiting tussen beide onderwijsvormen met betrekking tot ieders curriculum en zorg voor de leerling op elkaar af. VM-1: Arbeidsmarktgerichte leerweg en toch een diploma Voor leerlingen die op de arbeidsmarktgerichte leerweg aangewezen zijn en de ambitie hebben om een startkwalificatie te verwerven wordt een gepersonifieerde leerroute ontworpen. Nadat in samenwerking tussen het Beroepscollege en het ROC , niveau 1 met succes is bereikt, kan de leerling doorstromen naar niveau 2 om een startkwalificatie te behalen. De samenwerking Beroepscollege met ROC betreft bovenal de Beroepskwalificerende assistent-opleiding (BKA) daar deze opleiding passend is bij wat de leerling als arbeidscompetenties verworven heeft binnen de arbeidsmarktgerichte leerweg van het Beroepscollege. De samenwerking omvat dat de beroepsopleiding en examinering door het ROC verzorgd wordt en dat de coaching van de leerlingen bij het volgen van hun opleiding cq. stage door het Beroepscollege wordt ingevuld. Opbouw In een persoonlijk ontwikkelplan van de leerling wordt vroeg of laat vastgelegd of en hoe de route opleiding BKA zal lopen. Afhankelijk van de ambitie, wensen, aanleg en mogelijkheden van de leerling zal hij in samenspraak met zijn ouders en coach voortdurend keuzes maken welke arbeidscompetenties en kennis hij gaat uitbreiden dan wel zal uitdiepen. Sommige leerlingen zullen bij aanvang van hun schoolloopbaan bij het beroepscollege reeds
Basisboek Beroepscollege
13
duidelijk de wens te hebben om door te stromen naar niveau 2 MBO; bij anderen zal dat pas bij feedbackgesprekken tijdens een succesvolle externe stage naar voren komen. Als de wens doorstroming ais aangegeven, wordt er een ontwikkelingslijn doorstroom BKA ontworpen. Toetsing en reflecties op prestaties gedocumenteerd in een portfolio maken duidelijk hoever de leerling vordert in de ontwikkelingslijn BKA; gepersonifieerde coaching ondersteunt zowel leerling als ouders bij de uitvoering van het traject. Het zorgteam adviseert de leerling, ouders en coach in de ontwikkeling van de intellectuele mogelijkheden van de leerling door vooral te focussen op leermogelijkheden en veel minder op leermoeilijkheden. Een disharmonisch intelligentieprofiel is in deze zin eerder op te vatten als een zegen. De overgang van het Beroepscollege naar het ROC wordt gemarkeerd met een advies over de mogelijkheden na het behalen van niveau 1. Het advies gaat over de inschatting van het behalen van een startkwalificatie of terug leiding naar het arbeidsmarkt gekwalificeerd traject met 4 dagen stage. Kenmerken VMBO-MBO-traject: VM1-traject Een eerste stap is het werken aan een optimaal opleidings- en beroepsbeeld. In de onderbouw van het beroepscollege wordt bij de arbeidsgerichte leerweg gestart met de oriëntatie op arbeidscompetenties en daarop gerelateerde prestaties in met name de praktische vakken. Leerlingen maken een individueel ontwikkelingsplan, waarin wensen voor doorstroom naar het BKA-traject verwoord worden Warme overdracht van leerlingen. VM-2 en 3-traject. Een van de ambities van het Beroepscollege is de voortijdige uitval terug te dringen. Om dit te realiseren is naast de aanpak binnen het Beroepscollege zelf noodzakelijk samenwerking te zoeken met het vervolgonderwijs (MBO) in de regio. Samenwerking geeft ook een antwoord om een kaalslag van opleidingen in Parkstad tegen te gaan. Gebleken is dat de uitval bij de overgang van VMBO naar MBO het grootst is. Met name voor leerlingen van de basisberoepsgerichte leerweg blijkt de overstap naar het MBOonderwijs vrij moeilijk. Een ‘vreemde’ lesomgeving, andere docenten en een andere aanpak vormen vaak het struikelblok voor leerlingen, evenals het gebrek aan een goed opleidingsbeeld. Pilots van VM2-trajecten in den lande hebben ons de afgelopen jaren geleerd, dat de uitval van leerlingen wordt teruggedrongen en dat deze leerlingen zonder vertraging het MBOniveau 2 (startkwalificatie) behalen. Door te kiezen voor een VM2-traject vindt er een duidelijke concrete doorlopende leer- en begeleidingslijn plaats, die afgesloten wordt met een niveau 2-diploma. (Voor de VM2-trajecten is de werknaam ‘’Beroepscollege’’ nog helemaal zo gek nog niet; leerlingen starten in leerjaar 3 een VM2-traject en sluiten deze af met een beroepsopleiding op niveau 2 of zelfs niveau 3.) Een soortgelijke opleiding kan ook voor onze kaderleerlingen worden ontwikkeld – het VM3 traject. Docenten van pilots zijn enthousiast, doordat er een sterke band met de leerling en collega’s is ontstaan. De motivatie van leerlingen is enorm toegenomen.
Basisboek Beroepscollege
14
Opbouw. In leerjaar 1 en 2 van de onderbouw starten de leerlingen met praktische sectororiëntatie. Na de keuze voor de sector wordt kennisgemaakt met de diverse onderdelen en domeinen binnen een sector. In het vierde leerjaar wordt nader ingezoomd op een richting-afdeling. Hierbij komen ook al deelkwalificaties van het MBO aan bod. Het examen VMBO wordt “breed” afgenomen in de sectoren Zorg en welzijn, Economie en Techniek, met andere woorden het programma Zorg en Welzijn breed, Handel en Administratie, Consumptief breed of Techniek breed. Door het afleggen van het examen VMBO houden leerlingen de switchmogelijkheid naar andere ROC’s of andere opleidingen open. Het VM2-traject is met name bedoeld voor Basisberoepsgerichte leerwegleerlingen, die problemen hebben met de leermotivatie of nog geen goede keuze kunnen maken voor een opleiding. Ook leerlingen met een LWOO-indicatie kunnen in aanmerking komen voor dit traject. Zij leren voornamelijk door te doen; het onderwijs wordt verder verzorgd in een attractieve leeromgeving, bij voorkeur in 1 gebouw. Een belangrijk aspect binnen het VM2-traject is de aandacht voor de loopbaanbegeleiding. Leerlingen praten regelmatig met hun begeleider, reflecteren op hun vaardigheden en kijken naar de toekomst. Dit geeft leerlingen vertrouwen in hun kennis en vaardigheden en kunnen zo de juiste keuzes maken. Kenmerken VMBO-MBO-traject: VM2-traject 1. Een eerste stap is het werken aan een optimaal opleidings- en beroepsbeeld. In de onderbouw van het VMBO wordt hiervoor gestart met de oriëntatie op de sectoren in de bovenbouw. 2. Warme overdracht van leerlingen. 3. Inhoudelijk doorlopende leerlijnen op sector-afdelingsniveau, inclusief rekenen en taal. Hierdoor kan voor onze leerlingen tijdwinst worden geboekt. 4. Een gezamenlijk (stage)beleid, afgestemd op de eindtermen VMBO en de kwalificatiedossiers van het MBO. 5. Een gezamenlijke verantwoordelijkheid van VMBO-MBO voor de niveaus 1 en 2. 6. De leerling legt zijn ontwikkeling vast in een portfolio. 7. Leerlingen leren van (oudere) leerlingen. 8. Inzet van buddy’s bij begeleiding. 9. Het traject kenmerkt zich door veel aandacht voor de loopbaanoriëntatie en begeleiding hiervan. 10. Extra ruimte om buiten school te leren. 11. Samenwerking en uitwisseling van kennis en kunde van docenten VMBO en MBO, dus ook betere communicatie. 12. Docenten VMBO en MBO verzorgen het onderwijs. 13. Daadwerkelijke samenwerking van VMBO en MBO zorgt, dat doelstellingen van het Beroepscollege beter gerealiseerd worden. 14. Leerlingen krijgen de kans sneller door te stromen, zelfs naar een hoger niveau. Door het overeind houden van het huidige reguliere VMBO is er een terugval - vangnet gewaarborgd.
Basisboek Beroepscollege
15
Leerlingen: - Iedere leerling heeft een portfolio. * Een portfolio bevat presentaties van ambitie en passie van de leerling, zijn loopbaanontwikkeling, behaalde resultaten, evc’s. - Mogelijkheid tot VM2. * voor leerlingen die die tot hun 18e op het vmbo blijven en met een startkwalificatie op niveau 2 de school verlaten. * meerdaagse stage is een wezenlijk onderdeel van de opleiding. Ouders: - zie hiervoor ankerpunt 6 Medewerkers: - Medewerkers spelen in op de steeds veranderende eisen van de vervolgopleidingen, de samenleving en het beroepenveld. - Uitwisseling docenten. - Uitwisseling gastlessen VMBO-ROC. - ROC betrekken bij examens VMBO. - Zorgt voor doorlopende personaliseerde leerlijnen o.a. door een warme overdracht. - Onderhouden het eerste jaar regelmatig contact met de schoolverlater en roc. - Medewerkers kennen het mbo en gaan jaarlijks een aantal dagen naar het mbo om de binding te vergroten. - Medewerkers weten wat het mbo verwacht van leerlingen en zorgen ervoor dat de leerling goed voorbereid naar het mbo gaan. Onderwijs: - Wat verwacht het mbo van onze schoolverlaters? - Competentiegerichtheid. - 2F-niveau. - Breed profiel en beroepenoriëntatie: * Interessetesten * PSO (praktische sector oriëntatie) * Excursies * Beroepscollege biedt mogelijkheid tot duo-stages
Basisboek Beroepscollege
16
* Stages (snuffel-, passie-, ervarings-, en beroepsgerichte stages) * Langlopende stages (bijv. 1 dag in de week gedurende 2x 4 maanden) Organisatie: - Afstemming doorlopend loopbaanprofiel. - Informatie uitwisseling bij warme overdracht. - Portfolio-overdracht. - Een oriëntatiefase op het MBO direct na diplomering vmbo in mei/juni/juli. - Meerdere instroommomenten; voor pro leerling naar BBL gekoppeld aan arbeidscontract en leerwerktrajecten en Big Picture leerlingen. - Het Beroepscollege werkt nauw samen met ROC’s, regionale bedrijven, overheidsinstellingen zoals UWV, Alcander, MEE, gemeente: jongerenloket, VSV en BJZ. - De organisatie is flexibel, hetgeen terug te vinden is in de nauwe samenwerking met MKB, Kamer van Koophandel en UWV-werkbedrijf i.v.m. afstemming van vraag van de arbeidsmarkt en hiermee gerelateerde aanpassing van het onderwijsaanbod.
3.2.3. Ankerpunt 3: Diploma- en/of baangarantie, ( d.w.z. dat je optimaal bent voorbereid op
werken) Vooraf: Gelet op de hoge werkeloosheid onder jongeren zonder startkwalificatie is het wenselijk dat leerlingen van het Beroepscollege met een diploma of met werk de school verlaten. Uitgangspunt is om alle leerlingen een passend traject aan te bieden dat aansluit bij hun mogelijkheden. Er wordt gestreefd naar het hoogst haalbare, rekening houdend met de belangstelling en passie van de leerling. Het Beroepscollege maakt de leerling bewust van zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot zijn eigen ontwikkeling en leerproces. Hierin wordt nauw samengewerkt met de ouders/verzorgers. Het Beroepscollege biedt leerlingen alle kansen om met diploma of baan de school te verlaten, hiertoe wordt een netwerk met verschillende partners opgebouwd. Diploma lijn op het Beroepscollege De onderbouw Alle leerwegen starten met een praktische sectororiëntatie in de onderbouw. Het eerste leerjaar staat in het teken van gewenning en een eerste kennismaking met alle sectoren in het beroepsonderwijs. In de arbeidsmarktgerichte leerweg kan de praktische sectororiëntatie langer duren dan 1 schooljaar. In het tweede leerjaar bezoeken alle leerlingen de sectoren / afdelingen / intrasectorale programma. Ze krijgen les in de praktijklokalen van de bovenbouw of Coriopolis om zich zo een goed beeld te kunnen vormen van de opzet en de inhoud van het beroepsgerichte vak. In de arbeidsmarktgerichte leerweg staat de tweede leerperiode in het teken van interne stage en het volgen van beroepsgerichte vakken.
Basisboek Beroepscollege
17
Hoe de praktische sectororiëntatie precies uit gaat zien in de onderbouw, moet door een werkgroep verder uitgewerkt worden. Deze werkgroep moet beslissen hoe de lessen in de beroepsgerichte vakken er in leerjaar 1 en leerjaar 2 verder uit moet komen te zien en hoe de verdeling gemaakt gaat worden. Tevens moet de werkgroep beslissen of de leerlingen in leerjaar 2 ook nog alle beroepsgerichte vakken volgt of na leerjaar 1 al een keuze maakt.
De bovenbouw Het derde leerjaar Alle leerlingen van de t/g volgen in leerjaar 3 een beroepsgericht vak. Dit beroepsgerichte vak volgen de leerlingen vier lesuren per week en bestaat uit een koppeling van praktijk en theorie. Aan het einde van leerjaar 3 kiest de t/g leerling of hij het vak ook in leerjaar 4 wil volgen (gemengde leerweg) of dat hij dit beroepsgerichte vak in leerjaar 4 laat vallen (theoretische leerweg). Een leerling kan aan het einde van leerjaar 3 ook voor een extra vak kiezen (tg+). Dit extra vak kan het beroepsgerichte vak zijn om de doorstroom naar het mbo zo optimaal mogelijk te maken, maar kan ook een extra theorievak zijn om de doorstroom naar de havo niet uit te sluiten. De kader en basis leerlingen volgen in leerjaar 3 ongeveer 16 lesuren het beroepsgerichte vak. De koppeling tussen theorie en praktijk is voor deze twee leerwegen optimaal. Via werkplekkenstructuur / mini ondernemingen verdiepen de leerlingen zich via theorie in het onderwerp, waarna ze het direct in de praktijk kunnen toepassen. Vervolgens maakt de leerling een toets over dit onderwerp. Deze toets bestaat ook uit zowel praktijk- als theorieopdrachten. Het beroepsgerichte vak kan zijn: SD&V, zorg en welzijn breed, handel en administratie, consumptief. Voor de sector techniek volgen de derde jaars leerlingen basis en kader drie beroepsgerichte vakken (bouw breed, metalektro, voertuigen/transport). Deze drie vakken worden 1/3 van het schooljaar gevolgd. In tegenstelling tot de andere sectoren maken de leerlingen van de sector techniek pas aan het einde van de derde klas een keuze voor het beroepsgerichte examenvak. Deze invulling voor de sector techniek bestaat totdat Coriopolis gerealiseerd is. Per sector / afdeling kunnen de leerlingen een interne en / of externe stage lopen. In de arbeidsmarktgerichte leerweg gaat de leerling in de derde leerperiode (of vanaf 15 jaar mist er een contra indicatie aanwezig is) twee / drie dagen per week extern stage lopen. De leerling wordt op de overige dagen gecoacht en kan beroepgerichte vakken kiezen. Tijdens deze periode kan de leerling op niveau 1 / 2 van het mbo een bka-opleiding volgen om zijn uitplaatsingsmogelijkheden te vergroten. Het vierde leerjaar De leerlingen van de theoretische leerweg volgen in leerjaar vier alleen theorievakken. De leerlingen van de gemengde leerweg volgen in leerjaar vier, naast de theorievakken, ook voor vier lesuren het beroepsgerichte vak. De leerlingen die een extra vak gekozen hebben (tg+) volgen dus vier lesuren het beroepsgerichte vak of volgen een extra theorievak. Zoals reeds gezegd is voor deze tg+ leerlingen is de doorstroom naar mbo optimaal, terwijl ook de doorstroom naar de havo mogelijk blijft. Voor de leerlingen van de kader en basisberoepsgerichte leerweg zijn in leerjaar vier 7 beroepsgerichte vakken mogelijk, afhankelijk van de gekozen sector / afdeling aan het einde van leerjaar 2 of het einde van leerjaar 3 (sector techniek). Dit zijn de afdelingen bouw breed,
Basisboek Beroepscollege
18
metalektro, voertuigen/transport, consumptief, handel en administratie, SD&V en zorg en welzijn breed. Ook in leerjaar 4 volgen de leerlingen dit beroepsgerichte vak ongeveer 16 lesuren per week. Een doorstroom naar het mbo is hierdoor optimaal. Alle leerlingen van de t/g/k/b leerweg volgen in leerjaar 4 een externe stage. De lengte van deze stage is afhankelijk van de leerweg en de gekozen sector / afdeling. In de arbeidsmarktgerichte leerweg gaat de leerling in de vierde leerperiode vier dagen per week extern stage lopen en wordt de leerling uitgeplaatst op de arbeidsmarkt. Op de terugkomdag wordt de leerling gecoacht. Het is voor alle leerlingen mogelijk een of meerdere vakken op een hoger niveau te volgen en hierin examen te doen. Dit betekent dat een leerling van bijvoorbeeld de basisberoepsgerichte leerweg het vak Duits op het niveau van de kaderberoepsgerichte leerweg kan volgen en alle SE toetsen maakt van de basis- en de kaderberoepsgerichte leerweg en examen Duits maakt van de basis- en de kaderberoepsgerichte leerweg. De leerling ontvangt een diploma van de basisberoepsgerichte leerweg en ontvangt voor het vak Duits een certificaat voor de kaderberoepsgerichte leerweg.
Figuur 1
Overzicht van de leerwegen met beroepsgericht vak
Basisboek Beroepscollege
19
Figuur 2
Overzicht van de sectoren / intrasectoraal programma, onderverdeeld in afdelingen
Basisboek Beroepscollege
20
Leerlingen: - Passend traject voor alle leerlingen. - Het Beroepscollege streeft naar zo hoog mogelijk vervolgonderwijs. - Het Beroepscollege biedt ondersteuning van leerlingen op ambachtelijk, cognitief, persoonlijk en sociaal vlak. - Leerlingen die gediplomeerd het Beroepscollege verlaten voldoen aan de 2F-norm voor rekenen en taal. - Het Beroepscollege biedt de gelegenheid om individueel vakken op verschillende niveaus te volgen. - Het Beroepscollege biedt de leerling de gelegenheid tot het maken van keuzes in het onderwijsprogramma. - Differentiatie en maatwerk waar mogelijk, aansluiten bij de belangstelling, ambitie, passie. - Het Beroepscollege biedt en stimuleert daar waar mogelijk de kans op opstroom. - Het Beroepscollege biedt leerlingen alle kans om de school gediplomeerd en/of met een baan te verlaten. - Het behalen van een AKA/BKA-diploma behoort tot de mogelijkheden. - De leerling is eigenaar van zijn eigen leerproces en derhalve medeverantwoordelijk voor zijn eigen ontwikkeling. Ouders: - Het Beroepscollege legt rechten en plichten van de school vast en betrekt ouders/verzorgers nadrukkelijk bij het loopbaantraject. - Zie verder ankerpunt 6. Medewerkers: - De begeleider coördineert het zorgtraject van de leerling in nauwe samenwerking met het zorgteam. - De begeleider bewaakt de schoolloopbaan. - De begeleiding speelt in en sluit aan bij de vraag van de leerling. - Het Beroepscollege besteedt veel aandacht aan werknemersvaardigheden en arbeidsethos. Onderwijs: - Het Beroepscollege ontwikkelt een programma waarin leerlingen gestimuleerd worden in het zoeken en vinden van stage- of arbeidsplekken ---succeservaring. Organisatie: - het Beroepscollege biedt leerlingen in alle omstandigheden een passende leerweg middels leren en werken. Deze route leidt toe naar arbeid, een combinatie van leren en werken (duaal traject), mogelijk ook tot een diploma. Terugkeer via een timeoutvoorziening. Tevens kan de Big Picture afdeling een rol spelen. 3.2.4. Ankerpunt 4: Visie op de leerling en het leren. Vooraf: Hoe zien wij in het Beroepscollege de leerling en welke visie hebben wij op leren? Uitvoering van de visie zal in de praktijk voor een groot deel afhankelijk zijn van de medewerkers. Onderwijs is en blijft immers mensenwerk.
Basisboek Beroepscollege
21
Het doel van ons onderwijs is het op gang brengen en gaande houden van een proces van begeleid eigenaarschap en zichzelf ontwikkelen. Presteren is het veroveren van een tot dan toe onbeheerst gebied. Iedere prestatie vergroot de kans op een succesvolle loopbaan. Op het Beroepscollege is het onderwijs gericht op elk van de vier leergebieden: ambachtelijk, cognitief, persoonlijk en sociaal.
Leerling: - De vragen, behoeften en mogelijkheden van de leerling staan centraal. - De leerling kan werken vanuit intrinsieke motivatie, passie, ambitie en talent. - De mening van de leerling over de school, docenten en lesmateriaal wordt serieus genomen. - Actief luisteren, interesse tonen, hulp vragen, houden aan afspraken, nieuwsgierigheid zijn onmisbare vaardigheden. - Leerlingen komen graag naar school waardoor verzuim en voortijdige schooluitval wordt geminimaliseerd. - De leerlingen krijgen de mogelijkheid om meer uren dan gangbaar per week aan schoolactiviteiten deel te nemen. - De leerling is een autonoom en zelfstandig persoon. - Leerlingen wordt de kans geboden vakken op verschillende niveaus te volgen. - De leerling wordt uitgedaagd het beste in zichzelf naar boven te brengen door hoge verwachtingen en vertrouwen naar elkaar toe uit te spreken. - Leerlingen worden ondersteund bij problemen op persoonlijk, sociaal en cognitief vlak. - De leerlingen leren van elkaar.(peer-to-peer-lessen) - De leerling krijgt passende autonomie. - De leerling is medeverantwoordelijk voor zijn leertraject, d.w.z. dat de leerling een keuzemogelijkheid heeft in wat, op welk moment en in welke leerstijl hij leren wil. - De leerling wordt ook bewust gemaakt van andere leerstijlen en uitgenodigd worden ook die toe te passen en te ontwikkelen. - De leerling en zijn ouders zijn betrokken bij het persoonlijk ontwikkelingsplan.
Basisboek Beroepscollege
22
-
De leerling is mede verantwoordelijkheid voor de cultuur in de school. De rechten en plichten van leerling en school liggen vast. Leerlingen zijn betrokken bij besluitvorming middels een actieve leerling advies raad. De leerlingen oriënteren zich breed op meerdere opleidingsmogelijkheden of op meerdere beroepen in diverse sectoren. - Gevorderde leerlingen hebben meer verplichte leer-en werkuren dan beginnende leerlingen. Ouders: - Er worden nauwe contacten met ouders onderhouden. - De rechten en plichten van ouders liggen vast. - zie verder ankerpunt 6. Medewerkers: - Medewerkers en leerlingen zijn eerlijk en open, gaan uit van het goede in elkaar, spreken met elkaar in termen van oplossingen, complimenteren elkaar bij positief gedrag en goede prestaties, spreken elkaar aan op ongewenst gedrag. - Er is een vaste schoolloopbaanbegeleider gedurende de hele schoolloopbaan. - De medewerkers zijn pedagogisch-didactisch sterk, vakbekwaam, doelgericht en kostenbewust. - De medewerkers zijn intrinsiek gemotiveerd voor de doelgroep vmbo-leerlingen. - Een vaste begeleider gedurende de hele schoolloopbaan biedt leerlingen individuele begeleiding. - Medewerkers zijn kritisch op hun eigen werk en zijn bereid hun eigen handelen te veranderen. - De medewerkers vormen een afspiegeling van de (culturele) diversiteit in de directe omgeving. - De medewerkers doorleven (de visie en missie van) de school. - Medewerkers zorgen in hun basisteam voor een krachtige leeromgeving waarin persoonlijke ontwikkeling en competentiegroei van de leerling centraal staat, door structurele en intensieve samenwerking in een multidisciplinair team. - Het basisteam wordt zodanig ingericht dat tussen leerlingen gedifferentieerd kan worden. Medewerkers in het basisteam zijn in staat om het onderwijsaanbod te flexibiliseren zodat goed ingespeeld kan worden op de verschillende kenmerken, capaciteiten, ambities en persoonlijke situatie van de leerling. - Medewerkers ontdekken samen met de leerlingen de leervragen, activeren de leervragen en monitoren dit. Onderwijs: - Er is een schoolloopbaanbegeleidingsstructuur voor leerlingen. - Er is veel tijd voor kennismaking en de opbouw van relatie. - De leeromgeving is flexibel en efficiënt, mede dankzij de inzet van ict. - Het onderwijs is betekenisvol en praktijkgericht. - De mate van zelfstandigheid wordt afgestemd op de ontwikkeling van de leerling. - Het Beroepscollege gebruikt de omgeving (fysiek en sociaal) als betekenisvolle leeromgeving. (o.a. MaS.) - Er is veel aandacht voor normen en waarden in het kader van burgerschap. - De onderwijsdiensten worden als meetbare resultaten gedefinieerd. - Het start- en eindniveau van leerlingen wordt gemeten. - Er worden leerlingevaluaties gehouden i.k.v. het persoonlijk ontwikkelingsplan. - Het curriculum kent twee gelijkwaardige hoofdroutes: een praktijkroute en een theorieroute.
Basisboek Beroepscollege
23
-
Het Beroepscollege laat leerlingen leer- en loopbaanvaardigheden verwerven en maakt ze stage bekwaam en arbeidsvaardig. - Het curriculum bestaat uit leren en werken. - Het curriculum kent vier leergebieden: ambachtelijk, cognitief, persoonlijk en sociaal. - De cognitieve en ambachtelijke leerdoelen worden breed (sector overstijgend) gedefinieerd. - Het curriculum biedt gepersonaliseerde leerlijnen, met behulp van e-learning. - Het curriculum is onderdeel van een doorlopende leerlijn (PO-vmbovervolgonderwijs). - Sport en cultuur zijn vast onderdeel van curriculum. - De leerlingen zijn dagelijks bezig met de referentieniveau’s rekenen en taal. - Het lesmateriaal sluit aan op het niveau, tempo, leerstijl en de beleving van de individuele leerling. - Het lesmateriaal sluit aan op wetenschappelijke inzichten over de hersenontwikkeling van de leerlingen. - Het lesmateriaal wordt voortdurend aangepast aan nieuwe inzichten over (praktijk) leren en didactiek. Organisatie: - Er is een lerende en innovatieve organisatie waarbij geleerd wordt van fouten. - De faciliteiten (gebouw en ICT) stellen iedereen in staat storingsvrij te werken. - De leeromgeving is veilig en uitdagend voor leerlingen en medewerkers. - Het Beroepscollege biedt zekerheid met betrekking tot schooltijden. - De organisatie is dienstbaar aan de leerlingen. - Het Beroepscollege volgt de leerling na schoolverlaten gedurende 1 leerjaar. - Vakanties lopen parallel met de regiovakanties. - Het aantal leer- en werkuren is groter dan 1000 uur. 3.2.5. Ankerpunt 5: een optimale zorgstructuur in het kader van passend onderwijs. Vooraf: Het Beroepscollege heeft een structuur nodig voor het geval leerlingen en onderwijsmedewerkers behoefte hebben aan extra begeleiding en zorg. De eerste en tweede lijn is binnen het Beroepscollege georganiseerd, via de begeleider en de zorgcoördinator. De derde lijn zorg is extern en wordt, indien nodig, door de zorgcoördinator ingeschakeld. De begeleider is voor leerlingen, ouders en onderwijsmedewerkers de centrale spil in de zorg. Het IOP is een belangrijk hulpmiddel bij het bieden van de juiste zorg voor iedere leerling. Ook begeleiders hebben extra ondersteuning nodig, zodat zorgleerlingen zo lang mogelijk aan het reguliere onderwijsproces kunnen deelnemen. Coachen en ondersteunen van de onderwijsmedewerkers bij de interactie met de leerling is voor de zorgcoördinator dan ook een speerpunt.
Basisboek Beroepscollege
24
Leerlingen: - Leerlingen met een gelijksoortige zorgvraag volgen (deels) samen het aangepaste onderwijsaanbod. Ouders: - Ouders worden betrokken bij het IOP. - Ouders worden betrokken bij zorgleerlingbesprekingen. - Ouders worden betrokken bij besluiten tot inzet van speciale zorgroutes. - Zie verder ankerpunt 6. Medewerkers: - Het Beroepscollege heeft een zorgteam, dat bestaat uit deskundigen (orthopedagogen, maatschappelijk werkers, etc.) en een zorgcoördinator. - De zorgcoördinator is verantwoordelijk voor het zorgbeleid. - De zorgcoördinator ontwikkelt de interne zorgkaart (wie doet wat in de zorg voor de leerling?). - De begeleider signaleert de zorgbehoefte van leerlingen bij de start d.m.v. het Individueel Ontwikkelingsplan (IOP). - De begeleider signaleert gedurende de hele schoolcarrière veranderingen in de zorgbehoefte. - De onderwijsmedewerkers informeren de begeleider over bijzonderheden. - De begeleider is het centrale aanspreekpunt voor de leerling, ouders en onderwijsmedewerkers. - De begeleider werkt samen met ouders en leerlingen bij het begeleiden van de leerling. - De begeleider houdt het digitaal leerlingvolgsysteem up to date met de zorginformatie.
Basisboek Beroepscollege
25
-
De begeleider geeft onderwijsmedewerkers de voor hen relevante leerlingzorginformatie. De onderwijsmedewerkers ontwikkelen voortdurend een houding waarbij gedragsproblemen ook vanuit het perspectief van de leerling bekeken worden. De onderwijsmedewerkers kennen de interne zorgkaart. De begeleider schakelt indien nodig de zorgcoördinator in. De zorgcoördinator schakelt indien nodig externe begeleiding in. De zorgcoördinator kent de sociale kaart van zorg- en welzijnsinstellingen in de regio. De zorgcoördinator zit het overleg met het ZAT voor. De zorgcoördinator blijft op afstand betrokken bij zorgleerlingen met externe begeleiding.
Onderwijs: - Het Beroepscollege heeft een professionele zorgstructuur gebaseerd op reeds afgesproken professionele momenten ontworpen, waardoor geen leerlingen uitvallen. - Het Beroepscollege houdt zorgleerlingen waar mogelijk in het reguliere proces met aanpassingen in de individuele leerlijn. Organisatie: - Het zorgteam werkt niet alleen leerlinggericht, maar is vooral gericht op het coachen en ondersteunen van de onderwijsmedewerkers in het primaire proces en bij de interactie met de leerling. - Het Beroepscollege heeft een Reboundvoorziening, voor de tijdelijke opvang van leerlingen met gedragsproblemen. Het programma is individueel gericht en heeft een flexibele in- en uitstroom. - Het Beroepscollege heeft voor groepen van 15 leerlingen een Big Picture School.
3.2.6. Ankerpunt 6: een directe en intensieve betrokkenheid van ouders. Vooraf: Het Beroepscollege wil alle leerlingen een eerlijke kans op een succesvolle loopbaan bieden. Dit betekent dat ook de ouders een essentiële rol spelen bij het onderwijs van hun kind en dat er sprake is van partnerschap tussen ouders en school. Het Beroepscollege wil samen met ouders afspraken maken over hun rol en legt deze afspraken vast. Door het geven van cursussen, bijvoorbeeld op pedagogisch gebied, wil het Beroepscollege ondersteuning bieden bij de eigen ontwikkeling van de betrokken ouders. Tevens wil het Beroepscollege een bijdrage leveren aan processen van gemeenschapsvorming tussen ouders onderling en tussen school en ouders.
Basisboek Beroepscollege
26
Leerlingen: - Zie ankerpunt 4. Ouders : - De ouders sluiten een contract met het Beroepscollege waarin wederzijdse verantwoordelijkheden en verplichtingen zijn vastgelegd. - De ouders helpen hun zoon/dochter bij het plannen van zijn leerroute. - De ouders ondersteunen hun zoon/dochter bij het leren onder meer door actief in schoolverband betrokken te zijn en deskundigheid in te brengen. - De ouders helpen hun zoon/dochter bij het kiezen van het vervolgonderwijs. - De ouders werken samen met de begeleider in de begeleiding van hun zoon/dochter. - Overgang vanuit het P.O. - Ouders en leerlingen van groep 8 kunnen een ( paar) dag (en) meelopen in het B.C. - Overgang naar het MBO /HAVO. - Ouders worden betrokken bij het overleg omtrent overgang naar MBO/HAVO. - Ouders worden betrokken bij de overgang naar arbeid. - Ouders spelen een actieve rol bij het zoeken naar het juiste vervolg na het BC. Medewerkers: - De begeleider maakt afspraken met ouders over de verbeteracties omtrent het functioneren en de resultaten van hun zoon/dochter. - Medewerkers informeren de ouders actief (online?) over de resultaten van de leerling - Medewerkers houden zich aan de afspraken zoals vastgelegd in het contract - Medewerkers nemen ouders echt serieus. - Medewerkers gebruiken feedback die van ouders wordt verkregen. Onderwijs: - Het Beroepscollege ondersteunt ouders bij de ontwikkeling van hun zoon/dochter. - Het Beroepscollege betrekt ouders bij het onderwijs aan hun kind. - Het Beroepscollege biedt ouders voortdurend inzicht in de ontwikkeling van hun kind. - Het Beroepscollege geeft duidelijk aan wat van ouders verwacht wordt m.b.t. de schoolloopbaan van de leerling en zijn/haar IOP. Organisatie: Het Beroepscollege: - legt de rechten en plichten van ouders en school vast. - biedt ouders zekerheid m.b.t. schooltijden. - werkt samen met ouders bij maatschappelijke vraagstukken op school. - vraagt ouders naar hun mening over de school.
Basisboek Beroepscollege
27
-
-
-
-
-
beschouwt ouders als serieuze partners in de opvoeding. houdt nadrukkelijk rekening met (culturele) achtergronden, wensen en verwachtingen van ouders. staat open voor elkaars culturele en religieuze achtergronden. zal moeilijk bereikbare ouders uitdagen een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van de school en daarmee hun verantwoordelijkheid voor de leerlingen, school en samenleving tot uitdrukking brengen. zal ondersteuning bieden in het vinden van wegen om problemen van ouders te erkennen en wellicht hulp verlenen bij de oplossing of op zoek gaan naar de juiste hulpverlener en doorverwijzen. Ter bevordering van ouderbetrokkenheid en/of participatie van allochtone ouders, worden allochtone collega’s en/of een allochtone maatschappelijk werker geraadpleegd. evalueert de contractafspraken met de ouders. verbetert zich op basis van input van ouders via evaluaties. verbetert zich op basis van klanttevredenheidonderzoek onder ouders. publiceert een kwaliteitszorgverslag en een jaarverslag. geeft ouders online inzicht in de prestaties van hun kind. communiceert over zijn prestaties zoals in het contract met de ouders vastgelegd. publiceert data over de resultaten van oud-leerlingen in het vervolgonderwijs. werft ouders als cursisten voor diverse cursussen. zorgt dat de opzet van de cursus rendement biedt voor ouders en kind. organiseert de cursus op een voor de ouders geschikt tijdstip. laat cursisten van andere opleidingen een dag op school meelopen. geeft ouders de mogelijkheid tijdens openingsuren gebruik te maken van het Multimediaal centrum. zet ouders en leerlingen in bij het beheer van het Multimediaal centrum. biedt ouders de gelegenheid om (door de leerlingen) gemaakte producten te kopen en /of aangeboden diensten in te kopen (bijv. het laten organiseren van verjaardagsfeestjes, producten gemaakt bij diverse praktijkgerichte vakken zoal Kersten Paas-artikelen, zelfgemaakte maaltijden, gebak, het manicuren van nagels etc.). verzorgt workshops/cursussen voor docenten, ter bevordering van de ouderbetrokkenheid van moeilijk bereikbare ouders. organiseert ouderactiviteiten rond cultuur en waarden en normen.
3.2.7. Ankerpunt 7: een school midden in de maatschappij. Vooraf: Om dit doel te kunnen bereiken, onderhoudt het Beroepscollege contacten met ouders, buurtbewoners, gemeente, bedrijven, maatschappelijke organisaties, verenigingen en scholen in het basis-, voortgezet en vervolgonderwijs. Ouders, bedrijven en oud-leerlingen worden betrokken bij de voorlichting over opleiding en beroep; (zelfgemaakte) producten worden te koop aangeboden. Bedrijven hebben een belangrijke rol bij stages en examinering van beroepsoriënterende aspecten
Basisboek Beroepscollege
28
Naast het reguliere onderwijs biedt het Beroepscollege trainingen/cursussen aan op het gebied van vrije tijd. Specifieke scholing voor leerlingen, ouders en medewerkers, evenals voor medewerkers uit het Bedrijfsleven, wordt eveneens verzorgd door gekwalificeerde docenten. De gemaakte afspraken worden regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Een school midden in de maatschappij wil ook inhoud geven aan een maximaal gebruik van het schoolgebouw voor leerlingen, ouders en de omgeving. Te denken valt aan ontbijt- en maaltijdservice of naschoolse opvang en cursussen voor leerlingen. Daarnaast kan de school thema-avonden organiseren en oudergespreksgroepen. Maar ook alfabetiseringscursussen of ict-kennis overdragen aan ouders en de buurt. Mogelijk biedt een locatie goede gelegenheid om theatervoorstellingen te organiseren. Ouders kunnen workshops verzorgen over hun passie of hun reizen of andere prestaties. Sportverenigingen/dansverenigingen zullen wekelijks clinic’s kunnen verzorgen om interesse in vrije tijdsbesteding te bevorderen. Film-,boeken-, en gameclubs kunnen er hun basis vinden. Leerlingen kunnen prestaties leveren of lessen verzorgen voor groepen uit de samenleving zoals padvinderij, ouden van dagen en allochtonen. In de vakanties kunnen vakantiecursussen worden georganiseerd en verdieping van vaardigheden en kennis worden aangeboden. Natuurlijk zullen hier meerdere maatschappelijke organisaties en ook ouders intensief zijn betrokken kunnen worden. Leerlingen: - Leerlingen van het Beroepscollege bieden leerling-producten/diensten aan voor de verkoop. - Leerlingen nemen in en buiten het schoolgebouw actief deel aan maatschappelijke activiteiten. - Leerlingen zijn begaan met groepen en gebeurtenissen in de maatschappij. - Leerlingen hebben relevante kennis van de sociale kaart. Ouders: - Zie ankerpunt 6. Medewerkers: - Medewerkers van de beroepsgerichte vakken lopen op gezette tijden stage in het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. - Het Beroepscollege geeft docenten van andere scholen of docenten in opleiding de mogelijkheid om stage te lopen. - Het Beroepscollege huurt zo nodig andere professionals in als gastdocent. - Medewerkers van het Beroepscollege zijn ondernemend en onderhouden contacten in de omringende maatschappij. - Medewerkers zijn gedetailleerd op de hoogte van de sociale kaart.
Basisboek Beroepscollege
29
Het onderwijs: Het beroepscollege: - biedt na de reguliere lesprogramma’s voldoende (fysieke) ruimte om andere programma’s en doelstellingen te realiseren. - biedt opleidingen en trainingen tijdens en buiten schooltijden voor leerlingen, ouders, docenten, buurt en andere partners. - begeleidt en beoordeelt leerlingen in de praktijk. - laat leerlingen van de eigen school de “schoolwinkel” runnen. - gebruikt de fysieke en sociale omgeving van de school ook als leeromgeving. De organisatie: Het Beroepscollege: - is ingebed in de buurt en in de samenleving. Hiervoor werkt het Beroepscollege samen met bedrijven, maatschappelijke organisaties, scholen in het basis- en vervolgonderwijs en gemeentelijke instellingen. - heeft een actieve rol in de regio bij voorlichting over opleiding en beroep, over producten, diensten en activiteiten. - anticipeert op nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij en past het beleid zo nodig hierop aan. - zoekt in samenwerking met andere organisaties wederzijds voordeel. - betrekt relevante partners vanaf het begin bij nieuwe ontwikkelingen. - zoekt nieuwe organisaties om mee samen te werken. - heeft een duidelijke code voor samenwerking met partners. - stelt contracten met partners op, waarin verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen het B.C. en de partner duidelijk vastliggen. - houdt alle contacten met partners bij in een database. - vermeldt in een overzicht dat zicht geeft op wie wat doet in relatie tot welke partner. - onderhoudt regelmatig contact met partners, zoals stagebedrijven. - zoekt samen met de gemeente naar mogelijkheden in de binnenstad van Heerlen, waar producten en diensten van het Beroepscollege aangeboden kunnen worden. - stemt met de gemeente af wat de speerpunten zijn voor de regio. (bijv. toerisme, Zorg en Welzijn…..) - is een veilige plek voor ouders, medewerkers, leerlingen. - is goed bereikbaar met openbaar vervoer, heeft voldoende parkeermogelijkheden. - communiceert zijn resultaten actief aan de buurtbewoners en andere partners. - evalueert de contractafspraken met partners, evalueert de kwaliteit van zijn producten en diensten en werkt planmatig aan verbetering. - vervult een buurtfunctie en levert diensten aan de buurt, bedrijven, organisaties, collega-scholen.
Basisboek Beroepscollege
30
-
is bij uitstek de plek voor de 1 loketfunctie (zorg, politie, maatschappelijk werk); zo verbindt het B.C. de verschillende instellingen. werkt nauw samen met bedrijven en maatschappelijke instellingen. stelt met partners contracten op voor bepaalde tijden over de samenwerking en de opbrengsten daarvan. verhuurt ruimtes aan organisaties die activiteiten aanbieden op het gebied van onderwijs, vorming, zorg en begeleiding. laat ouders, buurtbewoners, leerlingen, oud-leerlingen gebruik maken van het multimediaal centrum, op tijden dat het B.C. geopend is. verhuurt ruimtes aan commerciële organisaties in ruil voor geboden diensten/geld. betrekt - waar mogelijk en in overleg - het bedrijfsleven bij toetsing en examinering. stemt waar mogelijk het aanbod van producten en diensten af op de behoeften in de buurt. betrekt het bedrijfsleven, ouders, oud-leerlingen bij de voorlichting over opleiding en beroep. Het bedrijfsleven werkt mee aan een bedrijvendatabase voor leerlingen. Jaarlijks wordt door de directie vastgesteld of de samenwerking wordt gecontinueerd of wordt beëindigd. Het bedrijfsleven zorgt voor voldoende stage/snuffelplekken voor leerlingen en voor docenten.
3.2.8. Ankerpunt 8: een cruciale rol van de nieuwe media en mediageletterdheid. Vooraf: De wereld van ICT en sociale media verandert in een ontzagwekkend tempo. Om niet achterop te raken en optimaal gebruik te maken van de nieuwe mogelijkheden dient het Beroepscollege de ontwikkelingen nauwkeurig te volgen en leerlingen voor te bereiden op het gebruik van deze mogelijkheden. Dit zal gepaard gaan met nieuwe normen en waarden en (n)etiquette. De school zal een belangrijke plaats zijn waar mensen elkaar in de reële wereld kunnen ontmoeten. De school als plaats waar socialisering plaats vindt zal meer op de voorgrond komen te staan. ICT is de ondersteuner van de gepersonaliseerde leerlijnen. Dit lukt alleen als medewerkers in teamverband werken en van elkaars deskundigheid gebruik maken.
Leerlingen: Leerlingen maken in hun leerproces maximaal gebruik van de beschikbare communicatiemiddelen.
Basisboek Beroepscollege
31
-
Leerlingen leren nettiquette door zelf heldere gedragscodes op te stellen en uit te voeren. Leerlingen zijn adequaat opgeleide en kritisch ingestelde internetgebruikers. Leerlingen kunnen ook aan de hand van foto/films hun competenties bewijzen. Elders verworven vaardigheden kunnen worden ingebracht. De school laat leerlingen beschikken over geavanceerde (mobiele) hardware die ingezet kan worden voor het onderwijs. De leerling maakt gebruik van een scala aan softwareprogramma’s. De computer ondersteunt de leerling bij het leren van vakinhoudelijke kennis. De computer volgt en begeleidt de vorderingen van de leerling. De computer wordt ingezet bij toetsing en feedback-momenten van de voortgang van de leerling. De computer wordt ingezet bij signalering dat het tijd is voor een toets of als er een deadline nadert. De computer kan bij de leerling toetsen/examen afnemen door simulaties of serious gaming. De computer speelt een rol voor de leerling om wekelijks de voortgang op zijn stageplek bij te houden en het vastleggen van behaalde competenties.
Ouders: Aan ouders worden relevante ICT-cursussen aangeboden. De computer speelt een rol bij het informeren van de ouders over de voortgang van hun zoon/dochter. Zie ankerpunt 6. Medewerkers: Medewerkers doen aantoonbaar alle moeite geen ict-achterstand op de leerlingen op te lopen. Medewerkers passen zich snel aan aan veranderende omstandigheden. Medewerkers gebruiken de beschikbare digitale presentatiemiddelen in hun les- en workshop-programma’s. Medewerkers leveren een bijdrage aan digitaal lesmateriaal voor zichzelf en hun collega’s. Onderwijs: De leeromgeving is flexibel en efficiënt, mede dankzij inzet van ICT. Er is een handzame ELO met POP-module, feedback-module en portfolio. De computer seint eerste de leerling in bij onvoldoende presteren en vervolgens de begeleider indien prestaties alsnog achterwege blijven. Organisatie: Lesroosters zijn per leerling digitaal en online beschikbaar voor alle betrokkenen. De school heeft een FAQ-module. De school volgt kritisch de ontwikkelingen en past zich snel aan aan gewenste ontwikkelingen. Overal in de school kan gebruik gemaakt worden van internet en intranet. De computer bevat een bestand dat inzicht biedt in het bedrijvendatabestand. De computer wordt ingezet bij het vastleggen van de vorderingen, de aanwezigheid van leerlingen en zijn beschikbaar voor ouders. LVS webbased en toegankelijk voor alle betrokkenen.
Basisboek Beroepscollege
32
3.3. Big Picture en Rebound Leerdoelen De vijf leerdoelen van Big Picture scholen vormen een samenhangend, integraal raamwerk waarmee leerlingen met een empirische, kwantitatieve en communicatieve bril naar de wereld leren kijken en deze leren interpreteren. Het is de basis voor het persoonlijk leerplan. Dit leerplan is gekoppeld aan hun interesses en het buitenschools project dat ze gaan exploreren. De leerdoelen vormen de leidraad waarmee de leerlingen zich als persoon ontwikkelen. • • • • •
Empirisch redeneren : Hoe bewijs ik dit? Kwantitatief redeneren : Hoe kan ik dit meten, vergelijken of weergeven? Communicatie : Hoe kan ik informatie inwinnen/verkrijgen en uitdrukken? Sociaal redeneren : Wat zijn de perspectieven van anderen hierop? Persoonlijke kwaliteiten : Wat breng ik mee in dit proces?
Kenmerken ‘Big Picture-scholen’ onderscheiden zich door kleinschaligheid, persoonlijke aandacht en een aantal samenhangende onderwijskenmerken. De mate van succes van deze scholen hangt samen met de wijze waarop zij de kenmerken in de schoolorganisatie weten te integreren. Elke leerling heeft een persoonlijk ontwikkelingsplan Op basis van de persoonlijke talenten, interesses en behoeften van de leerling wordt een leerplan gemaakt. In dit leerplan zijn de 5 leerdoelen geïntegreerd. Dit plan wordt ieder kwartaal geëvalueerd en opnieuw samengesteld in overleg met de leerling, zijn of haar ouders, de begeleider en eventueel de externe begeleider. Leren in de levensechte praktijk 'Leren door doen' in buitenschoolse projecten en stages, is een tweede belangrijk kenmerk. Leren doe je snel in de praktijk. Twee dagen per week werkt de leerling in een buitenschool project. Het is cruciaal dat de keuze voor het project voortkomt uit de belangstelling van de leerling. Een goede externe begeleider is onmisbaar. De leerling verwerft op authentieke wijze de gewenste expertises. Ook wordt gebouwd aan contacten en netwerken voor het leven. De praktijkprojecten dienen niet alleen voor het verwerven van competenties op het terrein van arbeids- of beroepsvoorbereiding. Ook de meer algemene competenties zijn van belang. Authentiek beoordelen Geen proefwerken en cijfers, maar voortgangscriteria die volledig zijn aangepast aan het persoonlijk leerplan van de individuele leerling. Met een scala aan middelen (wekelijkse gesprekken, kwartaaltentoonstellingen, portfolio) wordt voortdurend in de gaten gehouden hoe de leerling zich ontwikkelt. Kleinschalige schoolorganisatie Scholen (units) zijn niet groter dan 150 leerlingen. De leerlingen zijn verdeeld over leergroepen die uit maximaal 15 leerlingen bestaan. Alleen dan kan iedere leerling zich gezien en gekend voelen. Iedere school vormt een kleine zelfstandige leergemeenschap met als
Basisboek Beroepscollege
33
belangrijkste taak te bouwen aan een sterke band met de leerlingen, de ouders, de docenten en externe begeleiders. De leergroep Het wordt ook wel het ‘thuis’ of ‘tweede familie’ genoemd: elke leerling maakt meerdere jaren deel uit van een vaste leergroep. De vaste leergroep is de kerneenheid voor de onderwijsorganisatie. De leergroep heeft een begeleider die vier jaar lang ‘meegaat’. De leergroep is een aanduiding voor de groep van leerlingen, maar ook de ruimte waar die groep ‘thuis’ is. Schoolcultuur Betrokkenheid van de leerlingen bij het schoolbeleid wordt als heel wezenlijk beschouwd. Een open en gelijkwaardige cultuur dragen bij aan het succes van de school. Er is veel ruimte voor reflectie en doorlopende ontwikkeling van leerlingen en medewerkers. Er wordt veel aandacht besteed aan de organisatie en communicatie van gedragsregels, kunstzinnige activiteiten en maatschappelijke activiteiten. De eigen schoolcultuur is voortdurend in ontwikkeling. Betrokkenheid van familie De familie van de leerling wordt nadrukkelijk betrokken bij het leren op de Big Pictureschool. Niet alleen tijdens de regelmatige ‘presentaties’, waar de leerling laat zien wat hij de afgelopen tijd heeft gepresteerd, maar ook bij de opstelling van het persoonlijk leerplan en tijdens vieringen en bijeenkomsten. Van ouders wordt verwacht dat zij ook andere ouders stimuleren bij de betrokkenheid rond de school. Big Picture scholen Er zijn intussen 70 Big Picture-scholen, verspreid over Noord-Amerika. Dennis Littky en Eliot Washor zijn de initiatiefnemers van deze onderwijsfilosofie. In Nederland werken de scholen die bezig zijn met de invoering van BPL samen in de vereniging Big Picture Nederland. Links http://www.bigpicturenederland.nl en http://www.bigpicture.org
Rebound. Voor leerlingen die het regulier programma even niet kunnen volgen, vanwege multi-problematiek, beschikt de school over een eigen rebound voorziening. Het zorgteam speelt een rol bij de toewijzing van leerlingen aan deze voorziening. Doel is gericht op even time out en drukverlaging, in kaart brengen en oplossen of verminderen van de problemen, om zo terugkeer naar de gewone werkplek weer mogelijk te maken. Speciale programma’s met externen kunnen daarbij een rol spelen. Op deze wijze werken we aan het ankerpunt: geen uitval van leerlingen in het BC.
Basisboek Beroepscollege
34
Hoofdstuk 4
Aftrap van het Beroepscollege per 01.08.2012
Fase 2 01.08.2012 Aftrap van het Beroepscollege
Per 01.08.2012 zal het Beroepscollege formeel worden gevormd. Wij gaan ervan uit dat op 01.08.2012 het Beroepscollege op 5 plaatsen gehuisvest zal zijn: - Heldevierlaan (breed vmbo); - Spekhofstraat (breed breed vmbo); vmbo - Graafstraat (breed vmbo); vmbo - Mgr. Schrijnenstraat (lwoo); en - Sittarderweg (pro).
Basisboek Beroepscollege
35
-
“Broedplaats(n)” op bestaande locatie(s) (heterogene groepen van pro t/m vmbo/t);
Dit zal niet het definitieve huisvestingsmodel zijn. Op alle locaties wordt met ingang van 01.08.2012 de missie en visie van het Beroepscollege leidend zijn en zullen gedeelten van het onderwijskundig concept vorm gegeven worden. Per 01.08.2012 wordt gelijktijdig een nieuwe leeromgeving gerealiseerd (“broedplaats”), waarbij de visie en doelen zoals geformuleerd in de notitie ‘Vorming Beroepscollege’ als uitgangspunt van denken en handelen genomen worden. Een van de belangrijke uitgangspunten van ons denken en handelen is het werken aan het versterken van het imago van het vmbo. De organisatie wordt zodanig ingericht dat de missie en visie uitgevoerd kan worden met een doorontwikkeling op alle locaties naar het lonkend perspectief (zie hoofdstuk 3). In de broedplaats wordt het nieuwe concept vanaf 01.08.2012 in volle omvang neergezet. Op de overige locaties van het Beroepscollege wordt vanaf dat moment vooralsnog het onderwijs in meer traditionele vorm aangeboden, waarbij de missie en visie van het Beroepscollege leidend is en zo breed mogelijk wordt toegepast. Een kleine groep medewerkers, team 1 en leerlingen (van wie de ouders daarvoor kiezen en daadwerkelijk mee willen werken) gaan aan de slag in de broedplaats. Daar wordt het concept gezamenlijk verder ontwikkeld. Vervolgens zal dit ontwikkelde concept verder uitgerold worden over de overige locaties. Een dergelijke aanpak heeft het voordeel dat snel gestart kan worden (zonder eerst oeverloos te moeten blijven praten en overwegen), dat er voor leerlingen, ouders en medewerkers iets te kiezen blijft (en dat is altijd sterk) en dat leerlingen, ouders en medewerkers op korte termijn kunnen ervaren wat een dergelijke aanpak voor alle betrokken (voor goeds) betekent. Op alle overige locaties van het Beroepscollege wordt maximaal binnen meer traditionele structuren vorm gegeven (aan delen van) de nieuwe missie en visie. Dit betekent concreet dat onder het Beroepscollege op 1 augustus 2012 twee soorten onderwijsorganisaties ressorteren: • Team 1, waarin het nieuwe concept in volle omvang wordt neergezet. • Een meer traditionele vorm van vmbo, waarin in toenemende mate uitvoering gegeven wordt aan het gedachtegoed van het Beroepscollege. Teamvorming is essentieel in het Beroepscollege (zowel in de “broedplaats” als de overige locaties). Onderwijs is geen individuele aangelegenheid van een (vak)docent, maar vraagt om een integrale benadering van medewerkers die bereid en in staat zijn over de grenzen van hun eigen vak heen te kijken en die zich verantwoordelijk voelen voor de opleiding en vorming van een groep leerlingen. Teamvorming is nodig omdat de individuele onderwijsmedewerker niet in zijn eentje het antwoord kan geven op enerzijds maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen en anderzijds de ontwikkelvragen van leerlingen; een team is in staat om zodanige verbindingen te maken dat het geheel meer is als de som der delen. In de organisatie worden de krachten van individuele onderwijsmedewerkers gebundeld in de basisteams. Teamvorming en ontwikkeling van het daarbij behorende leiderschap is essentieel
Basisboek Beroepscollege
36
om de organisatie en de 8 ankerpunten goed vorm te geven. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het policy governancemodel van Carver (waarbij verantwoordelijkheden laag in de organisatie liggen).
4.1. De organisatie In het visiedocument “vorming Beroepscollege” zijn de contouren van de organisatie van de het Beroepscollege geschetst. In het visiedocument staat dat de organisatie zodanig zal worden ingericht dat ruimte bestaat voor teams van professionals om te ondernemen, te vernieuwen en de missie en het daarop gebaseerde onderwijskundige concept uit te voeren. Een duidelijke verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zal hierbij leidraad zijn. In navolging op het visiedocument, wordt in dit hoofdstuk de organisatie van het Beroepscollege beschreven. Hierbij wordt opgemerkt dat in de “broedplaats” alleen uitvoering gegeven wordt aan de beschreven principes als dit past binnen de ontwikkelingsgang. Om te komen tot een weloverwogen keuze voor een organisatiestructuur heeft de werkgroep personeel de organisatorische principes benoemd die in de definitieve organisatiestructuur een plek zouden moeten krijgen. 4.1.1. Organisatorische principes van de cultuur (de 4 V’s) Deze schijnbare tegenstrijdigheid behoeft enige uitleg. Het Beroepscollege zal ondanks de stelligheid van de beleidsuitspraken en de voornemens uit het (nog op te stellen) implementatieplan gekenmerkt worden door een zekere behoefte aan flexibiliteit. Deze flexibiliteit mag echter nooit leiden tot het loslaten van de visie, missie en zeker niet van de ambities van het Beroepscollege. Het Beroepscollege heeft dus behoefte aan een (organisatie)cultuur die recht doet aan het onder alle omstandigheden vast houden aan de doelen op de lange termijn; zowel bij nieuwe en onverwachte uitdagingen op weg naar de inrichting van de school, als tijdens het operationeel zijn van het Beroepscollege bij niet voorziene ontwikkelingen op werkvloerniveau. Er is op hoofdlijnen een aantal uitgangspunten voor de organisatiestructuur van het Beroepscollege opgesteld: Platte organisatie Kleine teams met veiligheid voor leerlingen en medewerkers Duidelijke missie en visie waardoor een grote verbondenheid ontstaat Alle stakeholders zijn tevreden en krijgen kwaliteit Autonomie voor medewerkers binnen het basisteam met een duidelijke en transparante verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden De organisatiestructuur is duidelijk, helder en transparant Professionele aanspreekcultuur De school is voor én van de leerlingen Begeleid eigenaarschap van leerlingen en medewerkers Elke medewerker werkt in een basisteam en heeft één leidinggevende
Basisboek Beroepscollege
37
Zeggen wat je doet, doen wat je belooft Je willen verantwoorden Gebundeld leveren deze een meer logisch geheel op voor de principes van de organisatiestructuur van het Beroepscollege. Er dient sprake te zijn van: 1. Verbondenheid De missie en visie van het Beroepscollege zijn leidend voor de inrichting van de organisatiestructuur. Die missie en visie bindt leerlingen en professionals met elkaar. Door middel van de organisatiestructuur kan aan de missie en visie, waarin het leerlingbelang leidend is, invulling gegeven worden. Gedeelde Visie is hierbij een kernbegrip. 2. Transparantie De organisatie van het Beroepscollege is duidelijk, helder en transparant. Dit wordt gerealiseerd door een platte organisatie waarin veel verantwoordelijkheid laag in de organisatie bij de basisteams ligt. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn duidelijk verdeeld, waardoor autonomie en begeleid eigenaarschap voor leerling, professional en basisteam ontstaat op elk niveau. Het geven van Vertrouwen en het nemen van Verantwoordelijkheid zijn hierbij kernbegrippen. 3. Teamvorming Het Beroepscollege vormt teams rondom leerlingen. Professionals werken zoveel mogelijk in vaste teams. De teams worden aangestuurd door een teamleider waardoor elke medewerker één leidinggevende heeft. In de teams is een professionele aanspreekcultuur. Het nemen van Verantwoordelijkheid en het afleggen van Verantwoording zijn hierbij kernbegrippen. 4. Kwaliteit Het Beroepscollege voert uit wat beloofd is aan alle stakeholders. De tevredenheid van stakeholders is hierbij graadmeter. Het Beroepscollege evalueert voortdurend de kwaliteit en werkt planmatig aan verbetering. Het afleggen van Verantwoording is hierbij een kernbegrip.
4.1.2. de vier V’s Om in deze, zoals al eerder aangegeven, nog niet uitgekristalliseerde structuren en processen de eerste jaren de koers te bewaken wordt gekozen voor het ordenende principe van : Visie Vertrouwen Verantwoordelijkheid Verantwoording
Basisboek Beroepscollege
38
Er dient een door alle stakeholders bewust uitgesproken commitment met de visie te zijn die concreet zichtbaar wordt in houding en handelen. Alle medewerkers van het Beroepscollege, alle leerlingen en ouders, branches en bedrijven, alsmede de Inspectie en de gemeenten, dienen vanuit het eigen perspectief achter de uitgangspunten en de idealen te staan. Vanuit dat commitment dient met een positieve instelling aan de verwezenlijking van de doelen van het Beroepscollege gewerkt te worden. Omdat allen die, betrokken zijn bij het Beroepscollege, de uitgangspunten en idealen delen is er ook ruimte voor het geven van vertrouwen; aan onderwijsmedewerkers en basisteams die nog moeten zoeken naar de juiste en de beste wijze om een en ander op de werkvloer echt vorm te geven en aan leerlingen die moeten wennen aan een ander onderwijsconcept, een andere cultuur, een nieuwe leeromgeving. Maar ook ouders en branches moeten het Beroepscollege hun vertrouwen schenken en vanuit een positieve grondhouding het nieuwe (en soms onzekere) tegemoet treden. In zo’n omgeving dient het nemen van verantwoordelijkheid een tweede natuur te zijn. Vanuit het genoten vertrouwen van leerlingen, ouders en schoolleiding kiezen alle onderwijsmedewerkers vanuit een gedragen visie en onderwijsconcept bij onverwachte en nieuwe obstakels en uitdagingen voor oplossingen, voor kwaliteit en voor creativiteit. Het probleem van een ander bestaat niet, oplossingen worden immers door iedereen gezocht en aangedragen. Het aanspreken op verantwoordelijkheid hoort in deze cultuur zeker thuis. Als er echter feitelijk sprake is van een gedeelde visie en van het zelf tijdig nemen van verantwoordelijkheid, zal dit aanspreken op de eigen verantwoordelijkheid tot de uitzonderingen kunnen behoren. Het afleggen van zowel horizontale als verticale verantwoording is het sluitstuk van deze organisatiecultuur. Het genieten van vertrouwen en dus regelvrijheid en een zekere mate van autonomie vindt immers haar legitimering in de af te leggen verantwoording. Verantwoording afleggen in zowel hiërarchische zin (naar bijvoorbeeld de leidinggevende) als in functionele zin (naar collega’s en leerlingen). Niet het falen wordt primair bekritiseerd, maar het niet
Basisboek Beroepscollege
39
proberen wordt als negatief gezien. Niet de gestelde doelen niet halen wordt kritisch geanalyseerd, maar de effectiviteit van het handelen wordt bekeken. Dat alles geldt in gelijke mate voor alle stakeholders van het Beroepscollege, van algemeen directeur tot leerwerkbedrijf en van docent tot kritische ouder. Doel van verantwoording is ook niet het “afrekenen” met elkaar, maar het behouden van het goede en het gaan voor het betere. 4.1.3. Uitwerking naar structuur Bij het opstellen van een feitelijke (functie- en organisatie)structuur (management en overige medewerkers en de onderlinge verhoudingen) en bij het vormgeven van medezeggenschap (formeel in een MR en informeel in vormen van werkoverleg op het Beroepscollege), alsmede bij het inrichten van het functiehuis worden de 4 V’s geïncorporeerd.
4.1.4. Organogram Beroepscollege
Basisboek Beroepscollege
40
directie Directiefuncties
staf/oop
Onderwijs directeur Heldevierlaan
Team leiders
Team leiders
Team leiders
Team leiders
Team leiders
Team leiders
Basis teams
Basis teams
Basis teams
Basis teams
Basis teams
Basis teams
Docentfuncties
Onderwijs directeur Spekhofstraat
Onderwijs directeur Bekkerveld
Onderwijs directeur Sittarderweg
Onderwijs directeur Graafstraat
Onderwijs directeur Team 1
Dit is een ontwikkelmodel en geeft slechts de start per 1 augustus 2012 weer. Voor team 1 geldt dat hiervan afgeweken kan worden als dit uit de ontwikkelingsgang blijkt. De verwachting is dat gaandeweg de traditionele functies zoals onderstaand weergegeven herijking behoeven om het gedachtegoed van het Beroepscollege in volle omvang te kunnen uitdragen. Dat zal overigens niet alleen voor organogram en functies het geval zijn; ook arbeidsrechtelijke en arbeidsvoorwaardelijke aspecten behoeft aanpassing. De verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn in de volgende paragraaf weergegeven.
4.1.5. Verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Directie: -
-
Positie: de directie geeft leiding aan het Beroepscollege en is verantwoording schuldig aan het bestuur. Samenstelling: de directie bestaat uit zeven/acht leden en kent twee functieniveaus (conform functieboek SVOPL; sectordirecteur en directeur). De directieleden verdelen onderstaande taken. De eindverantwoordelijkheid wordt belegd bij de algemeen directeur in een collegiale directiestructuur. Taken van de directie: o Op basis van het directiestatuut uitvoeren van door het CvB gemandateerde taken
Basisboek Beroepscollege
41
-
-
-
o Integraal management van de school (onderwijsbeleid, financiële, huisvestings-, personeel en organisatiebeleid, kwaliteitszorg). o Geeft leiding aan de onderwijsdirecteuren. Bij de (strategische) beleidsontwikkeling en uitvoering wordt de directie bijgestaan door: o onderwijsdirecteuren voor de organisatie en coördinatie van het onderwijs binnen de basisteams. o afdeling (beleids)ondersteuning voor het beheer en de bedrijfsvoering van de school. Verantwoordelijkheid: De directie is integraal eindverantwoordelijk. Bevoegdheid De directie neemt besluiten op het gebied van voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de beleidsterreinen binnen de door het bestuur vastgestelde beleidskaders en het bestuursen directiereglement. De algemeen directeur is integraal eindverantwoordelijk. Overleg: de directie voert periodiek overleg met de onderwijsdirecteuren.
Onderwijsdirecteur: -
-
-
-
Positie: een onderwijsdirecteur geeft leiding aan een locatie en is verantwoording schuldig aan de directie. Samenstelling: De school heeft 5 locaties: (“Broedplaats(en)”, Spekhofstraat, Heldevierlaan, Sittarderweg, Graafstraat, Mgr. Schrijnenstraat. Een locatie omvat 1 of meerdere basisteams. Taken van de onderwijsdirecteur: o Coördineren van activiteiten inzake uitvoering van onderwijs en leerlingbegeleiding binnen de locatie. o Leidinggeven aan de teamleiders. o Zorgdragen voor de invulling en uitvoering van het vastgestelde onderwijskundig beleid en personeelsbeleid binnen de locatie. o Bijdragen aan de ontwikkeling van het onderwijs- en personeelsbeleid van de school o Deelnemen aan het overleg van het managementteam. o In voorkomende gevallen (mede) uitvoeren van de zorgcoördinatie. o Het uitvoeren van toegewezen managementtaken. Verantwoordelijkheid: De onderwijsdirecteur is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en de leerlingbegeleiding binnen de locatie. Bevoegdheid De onderwijsdirecteur neemt besluiten over de uitvoering van onderwijs en begeleiding binnen de vastgestelde beleidskaders. Overleg: de onderwijsdirecteur voert periodiek overleg met teamleiders.
Teamleiders:
Basisboek Beroepscollege
42
-
-
-
-
Positie: een teamleider geeft leiding aan een basisteam. De teamleider voert het dagelijks beheer en heeft de dagelijkse leiding van een basisteam en legt hierover verantwoording af aan de onderwijsdirecteur. Samenstelling: de school heeft teamleiders per locatie. Elke locatie heeft meerdere basisteams. Taken: o Uitvoering geven aan het onderwijskundig concept. o Coördineren van activiteiten inzake uitvoering van onderwijs en leerlingbegeleiding binnen het basisteam. o Leidinggeven aan het basisteam. o Geeft invulling en uitvoering aan het door de (onderwijs)directie vastgestelde onderwijskundig beleid en personeelsbeleid binnen het basisteam. o Het voeren van de BIO-gesprekkencyclus (pop, functioneren en beoordelen). o Het uitvoeren van toegewezen managementtaken. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden: De teamleider is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en de kwaliteit van de begeleiding van de leerling binnen het basisteam en neemt besluiten over de uitvoering van onderwijs en de begeleiding van leerlingen binnen het basisteam conform de vastgestelde kaders. De teamleider is verantwoordelijk voor het dagelijks beheer en de dagelijkse leiding van een basisteam en legt hierover verantwoording af aan de directeur. Overleg: De teamleider voert periodiek overleg met het basisteam.
Basisteams: -
Positie: het basisteam verzorgt het onderwijs en begeleidt de leerling in zijn schoolloopbaan. Samenstelling: basisteams bestaan uit een multidisciplinair team van onderwijsmedewerkers die verantwoordelijk zijn voor het onderwijs en de begeleiding van de leerlingen in het basisteam
Basisboek Beroepscollege
43
-
-
-
Taken: o Verzorgen van het onderwijs en eerstelijns begeleiding aan leerlingen. o Mede verzorgen van buitenschoolse activiteiten en projecten. o Bijdragen aan de professionele ontwikkeling van het team en de teamleden. o Bijdragen aan de ontwikkeling en vernieuwing van het onderwijs. o Het onderhouden van contacten met ouders. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden: De basisteams zijn verantwoordelijk voor de verzorging van het onderwijs, de begeleiding van de leerlingen en het uitvoeren van onderwijsondersteunende werkzaamheden voor het onderwijs aan de toegewezen leerlingen. De basisteams zijn bevoegd binnen de vastgestelde beleidskaders beslissingen te nemen over de inrichting en uitvoering van het onderwijs. Overleg: De basisteams overleggen periodiek. Het overleg staat onder voorzitterschap van de teamleider.
Zorgteam - Positie: Het zorgteam valt onder verantwoordelijkheid van de directie en wordt ingezet in de basisteams. Medewerkers van het zorgteam vallen onder de directie van de school. - Samenstelling: het zorgteam kan bestaan uit een zorgcoördinator, leerlingbegeleider, orthopedagoog/psycholoog, schoolmaatschappelijk werker, psychologisch medewerker. Het zorgteam kan met (externe) gespecialiseerde medewerkers worden uitgebreid (ZAT). - Taken: o Geven van inhoudelijke en gespecialiseerde ondersteuning aan docenten en basisteams. o Doen of laten doen van psychodiagnostisch en psychologisch onderzoek. o Geven van advies over de individuele ontwikkeling van leerlingen. o Intake van leerlingen. - Verantwoordelijkheden en bevoegdheden: Het zorgteam is verantwoordelijk voor inhoudelijke en gespecialiseerde ondersteuning van docenten en basisteams bij intake, diagnose, plaatsing en aanpak van specifieke leer- en gedragsproblemen. Medewerkers van het zorgteam zijn bevoegd om beslissingen te nemen over de inhoud van hun advisering en bij de uitvoering van hun werkzaamheden. - Overleg: Medewerkers van het zorgteam overleggen periodiek onder voorzitterschap van een zorgcoördinator.
Staf en ondersteuning: -
Positie: Medewerkers met een onderwijsondersteunende taak staan onder leiding van een sectordirecteur. Samenstelling: Tot de staf en ondersteuning behoort: onderhoud en beveiliging van het gebouw, de logistieke processen (waaronder receptie, secretariaat, (tuin)onderhoud, huishoudelijke dienst, kantinebeheer, reproductie), leerlingen-, personeels- en financiële
Basisboek Beroepscollege
44
-
-
-
administratie en systeem- en netwerkbeheer, advisering P&O en financiën. Taken: o Verlenen van onderwijsondersteunende en onderwijsassisterende diensten ten behoeve van het onderwijsleerproces. o Verrichten van overige werkzaamheden die ondersteunend en complementair zijn voor het onderwijsleerproces. o Verlenen van secretariële, administratieve en facilitaire ondersteuning op voorkomende werkgebieden. o Advisering aan de directie en het aangeven van verbeterpunten over het beleid inzake personeel, financiën, organisatie en inrichting van de administratieve facilitaire ondersteuning. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden: Medewerkers van de staf en ondersteuning leggen verantwoording af aan de directie over de kwaliteit van de administratieve en facilitaire ondersteuning en nemen beslissingen over de organisatie en inrichting van de facilitaire en administratieve ondersteuning binnen de vastgestelde kaders. Medewerkers leggen verantwoording af aan de sectordirecteur over de uitvoering van hun werkzaamheden. Overleg: Medewerkers van de staf en ondersteuning overleggen periodiek onder leiding van een sectordirecteur.
4.2. Competenties en Profielen 4.2.1. Profiel docent Aangepast docentprofiel in het kader van “het Beroepscollege” De toevoegingen zijn het resultaat van de inbreng van leerlingen (L) en docenten (D) op de expertmeeting van 15 april 2011. De gestelde vraag aan leerlingen en docenten was de volgende: “ Hoe ziet de ideale leraar er volgens jou uit?” Nieuwe aspecten zijn aangeduid in geel. Zowel leerlingen als medewerkers geven aan deze competenties belangrijk te vinden. 1 INTERPERSOONLIJK COMPETENT IN HET WERKEN MET LEERLINGEN
Basisboek Beroepscollege
45
1
2
Ik treed leerlingen tegemoet op een wijze die bij mij past en die daardoor door anderen voor mij als authentiek (echt / oorspronkelijk / waarachtig) wordt beschreven. Hierbij verlies ik de overige onderstaande uitingen van gewenst gedrag niet uit het oog. (“toegevoegd”) Ik ga respectvol met leerlingen om, laat ze in hun waarde en probeer een vertrouwensrelatie op te bouwen. Inlevingsvermogen (D) Geeft vertrouwen en is betrokken (D) Geeft vertrouwen en is te vertrouwen (L)
3
Ik geef blijk van positieve verwachtingen met betrekking tot leerlingen. Spreekt complimenten uit (L)
4
Ik toon oprechte interesse in de leerlingen. Luistert naar de mening van de leerling en doet er iets mee (L) Toegankelijk en bereikbaar (D) Ook echt bereikbaar zijn (D) Het hart op de goede plaats hebben (D) Toont echt interesse in leerlingen (echt persoonlijk contact) (L)
5 6 7
Ik ben vertrouwd met verschillen in hun leefwereld, hun verwachtingen en culturele geaardheid en laat merken dat ik ze begrijp en er rekening mee houd. Ik maak duidelijke afspraken die begrepen worden door de leerlingen. Ik spreek leerlingen aan op het naleven van gemaakte afspraken. Spreekt leerlingen aan op ….. (L) Is consequent (D)
8 9
Ik maak de leerlingen (op deze manier) medeverantwoordelijk voor de sfeer in de groep en een veilige leeromgeving. Ik ben mij er, bij mijn optreden naar leerlingen toe, terdege van bewust dat men uitingen van humor bij een docent als zeer waardevol kwalificeert en waar mogelijk en bij mijn authenticiteit passend handel ik daarnaar. (“toegevoegd”)
2 PEDAGOGISCH COMPETENT IN HET WERKEN MET LEERLINGEN 1
Ik maak leerlingen bekend met waarden en normen, en stuur hierop. Respect hebben voor elkaar en de wereld (D)
2 3 4
Ik draag zelf deze normen en waarden uit en bewaak de interactie tussen de leerlingen. Ik maak in woord en gedrag duidelijk op welke momenten samenwerking of zelfstandig werken gewenst is. Ik stimuleer leerlingen actief mee te denken over vraagstukken en problemen. Stimuleert dat je zelf dingen doet (L)
3 VAKINHOUDELIJK EN DIDACTISCH COMPETENT IN HET WERKEN MET LEERLINGEN 1
Ik differentieer mijn manier van coachen naar de behoeften van de individuele leerling. Hij helpt me als dat nodig is (L) Voldoende vakkennis en goede uitleg (D)
Basisboek Beroepscollege
46
Geeft goede uitleg (L)
2
Ik vorm me een goed beeld van de mate waarin de leerlingen zich ontwikkelen en/of de leerinhoud beheersen. Ik maak effectief gebruik van alle beschikbare leermiddelen. Mediageletterdheid (D) Creatief in de breedste zin van het woord (D) Niet alleen uit boek werken (L)
3 4
Ik ben in staat van elke leerling de ontwikkeling (op cognitief gebied) te beschrijven en aan te geven hoe ik die probeer te bevorderen. Ik analyseer systematisch mijn didactische aanpak.
5 6
Ik pas, indien nodig, mijn aanpak aan. Ik zorg ervoor dat leerlingen mijn vak leuk vinden.(“toegevoegd”)
Vakdidactiek (D)
Vindt zijn eigen vak leuk en zorgt ervoor dat de leerling dit ook vindt (L)
4 ORGANISATORISCH COMPETENT IN HET WERKEN MET LEERLINGEN en het voeren van een goed klassenmanagement (D) 7 8 9
Ik maak een planning op lange termijn en vertaal deze naar de juiste dag- en weekplanning. Ik heb een goed evenwicht tussen groepsgerichte en individuele aandacht. Ik handel in onverwachte situaties op een professionele manier. Relax (L) Niet meteen flippen (L) Blijft rustig, ook als het spannend wordt (L)
10 Ik houd het lokaal/werkplek overzichtelijk en ordelijk. 11 Ik bied structuur en duidelijkheid aan. Biedt structuur (D) Houdt zich aan de regels (L) Zorgt dat er geen chaos is (L)
12 Ik voer de afgesproken administratieve taken adequaat uit. 5 COMPETENT IN HET SAMENWERKEN MET COLLEGA’S 13 Ik zorg voor een goede communicatie met (vak)collega’s. 14 Ik maak gebruik van de informatie, die ik van collega’s krijg. 15 Ik werk met collega’s (onderzoeksmatig) samen aan de ontwikkeling en de verbetering van mijn school. 16 Ik stel mij loyaal op en houd rekening met de belangen en meningen van collega’s en de gehele schoolorganisatie. 17 Ik lever een constructieve bijdrage aan verschillende vormen van overleg en samenwerking op school. 18 Ik werk volgens de geldende procedures, regels en gemaakte afspraken. Mag passen maar boycot niet (D) *
19 Ik spreek collega’s aan op hun gedrag, verantwoordelijkheden en afspraken. 20 Ik toon persoonlijke betrokkenheid.
Basisboek Beroepscollege
47
(*) Docenten mogen en kunnen incidenteel aangeven dat ze bepaalde (nieuwe) taken nog niet aankunnen of bepaalde (nieuwe of gewijzigde) vaardigheden nog onvoldoende beheersen. Docenten geven daarbij tegelijkertijd mogelijkheden voor compensatie op andere gebieden aan. Het streven van docent en school blijft echter (waar mogelijk en redelijk) gericht op het zo snel mogelijk opheffen of verkleinen van de aangegeven deficiënties.
6 COMPETENT IN HET SAMENWERKEN MET DE OMGEVING VAN DE SCHOOL
21 Ik informeer ouders, verzorgers, (educatieve) partners en de omgeving op een adequate manier. 22 Ik onderhoud op een open en constructieve manier contacten met ouders, verzorgers en andere belanghebbenden. Interesse in de hele leerling (ook in de omgeving + thuis) (D)
23 Ik verstrek de benodigde informatie aan relevante instellingen. 24 Ik benut relevante informatie die de instellingen leveren. 7 COMPETENT IN REFLECTIE EN PROFESSIONELE ONTWIKKELING 25 Ik analyseer systematisch en met enige regelmaat eigen functioneren. 26 Ik houd relevante vakkennis bij en sta open voor nieuwe ontwikkelingen. Staat open voor verandering en scholing (D) Hij bereidt je voor op later (L)
27 Ik toets eigen werk aan geldende procedures, regels en afspraken. Voorbeeldfunctie (kleding en gedrag) (L) Voorbeeldfunctie (D)
28 Ik stem mijn eigen ontwikkelingsdoelen af op het beleid van de school. Wil groeien en verbeteren (D) De school mag echt eisen stellen, ondergrens, maar moet ook een bovengrens bewaken (D)
29 Ik sta open voor feedback, suggesties, kritiek en ideeën van anderen. Staat open voor feedback (D)
30 Ik geef en ontvang collegiale consultatie en intervisie. 8 HEEFT HART VOOR LEERLINGEN, ONDERWIJS, SCHOOL EN VAK (D) (“toegevoegd”) 31 Ik toon werkelijke betrokkenheid bij mijn leerlingen op een zodanige wijze dat ze dat desgevraagd (aan anderen) zullen bevestigen. 32 Ik toon betrokkenheid bij mijn school op een zodanige wijze dat mijn bijdrage aan het functioneren van de school merkbare en positieve effecten sorteert. 33 Ik toon betrokkenheid bij het onderwijs op een zodanige wijze dat daaruit voor anderen blijkt dat ik mijn professionele voldoening (“beroepstrots”) uit deze werkzaamheden haal. 34 Ik toon betrokkenheid bij mijn vak op een zodanige wijze dat dat leerlingen aantoonbaar boeit, motiveert en inspireert.
4.2.2. Profiel Teamleider
Basisboek Beroepscollege
48
1. Persoonlijkheidsschets teamleider Enthousiast en ondernemend, met praktische kennis van, ervaring in en liefde voor het beroepsonderwijs, van praktijkonderwijs tot vmbo-t/gl. Heeft een helder zicht op de gewenste onderwijskundige vernieuwing(en) en onderschrijft het uit te voeren onderwijsconcept van het Beroepscollege. Levert in woord en daad een significante bijdrage aan het op de kaart zetten zijn team (teamontwikkeling) en van het Beroepscollege. Is een open en toegankelijk persoon, zichtbaar in de school voor teamleden en externe partners. Is een echte teamspeler, klaart de klus graag samen met zijn/haar teamleden en durft mensen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden. Gaat bij de verwezenlijking van het bovenstaande uit van de 4V’s (zie 4.1.1.) . Weet coachend zijn/haar teamleden te stimuleren in hun professionele ontwikkeling en is in staat om (in potentie) aanwezige competenties van teamleden verder te ontwikkelen en optimaal (te laten) inzetten. Is iemand met ambitie, weet ruimte te vinden voor nieuwe ideeën en weet passie en gedrevenheid te combineren met humor en relativeringsvermogen. Heeft, gezien de specifieke positie in de organisatie, mentaal uithoudingsvermogen en kan omgaan met werkdruk. Gaat resultaatgericht te werk, is gericht op kwaliteit en beschikt over een gezonde dosis aan zelfreflectie. Weet samen met de teamleden een uitdagende leeromgeving te creëren voor de leerlingen van zijn/haar team. 2. Kennis, ervaring en beroepshouding teamleider -
De kandidaat heeft een HBO werk- en denkniveau; De kandidaat beschikt over een onderwijsbevoegdheid; De kandidaat heeft minimaal 5 jaar ervaring binnen het (beroeps)onderwijs/vakgebied en kent de belevingswereld van docenten en leerlingen; - De kandidaat heeft aantoonbare ervaring in het geven van leiding; - De kandidaat heeft kennis van en ervaring met gangbare managementtechnieken en teamvorming; - De kandidaat beschikt over goede communicatieve en sociale vaardigheden en zoekt continue de dialoog met leerlingen, docenten en ouders; - De kandidaat draagt in woord en daad bij aan de profilering en positionering van het Beroepscollege en toont hierin ondernemerschap; - De kandidaat inspireert, motiveert en stimuleert zijn/haar teamleden en weet daarbij het principe van de 4 V’s in de praktijk te brengen; - De kandidaat kan goed organiseren, is flexibel, maar ook stressbestendig; - De kandidaat kan omgaan met tegengestelde belangen en geeft mede vorm aan een professionele aanspreekcultuur. 3. Competenties teamleider -
Vermogen tot het handelen op basis van de in de missie vastgelegde CAR-principes (Competentie, Autonomie en Relatie); Vermogen tot het uitdragen van visie in woord en daad binnen zijn/haar team; Vermogen tot het inspireren en ondersteunen van medewerkers bij de uitvoering van hun werk; Vermogen tot het oog hebben voor de verschillende (potentiële) competenties van medewerkers en deze weten te benutten; Vermogen tot het zich kunnen inleven in de werksituatie van de medewerkers en het tegelijkertijd kunnen nemen van voldoende afstand;
Basisboek Beroepscollege
49
-
Vermogen tot het zichtbaar én toegankelijk zijn voor medewerkers; Vermogen tot het aanspreken van mensen op hun gedrag en het geven van duidelijke feedback; Vermogen tot besluitvaardig, taak- en resultaatgericht, maar ook persoonsgericht handelen.
4.2.3. Profiel Onderwijsdirecteur 1. Persoonlijkheidsschets onderwijsdirecteur Enthousiast en ondernemend, met praktische kennis van, ervaring in en liefde voor het beroepsonderwijs, van praktijkonderwijs tot vmbo-t/gl. Weet de vastgestelde visie van het Beroepscollege middels de 4 V’s (zie 4.1.1.) handen en voeten te geven binnen de eigen locatie, weet te motiveren en te inspireren. Weet centraal strategisch beleid door te vertalen naar praktische locatieoplossingen die werken. Vertoont eigenaarschap voor de eigen ontwikkeling en voor de ontwikkeling van zijn/haar medewerkers op de locatie en weet hen voortdurend te prikkelen tot verbetering en innovatie. Is zichtbaar op de werkvloer en weet medewerkers (teamleiders) te binden aan zijn/haar schoollocatie en geeft bij kritische zelfreflectie en relativerend vermogen zelf het goede voorbeeld. Heeft gevoel voor het stimuleren van een prettige werksfeer, weet in alle contacten en gesprekken de juiste toon te vinden en brengt een boodschap op een begrijpelijke en geaccepteerde wijze over aan anderen. Is iemand die duidelijk en consequent is en is iemand die een goede balans weet te vinden tussen organisatiegerichtheid en mensgerichtheid. 2. Kennis, ervaring en beroepshouding onderwijsdirecteur -
-
De kandidaat heeft een academisch/hbo werk- en denkniveau; De kandidaat heeft praktische kennis en ervaring van het beroepsonderwijs en heeft weet van relevante maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot het beroepsonderwijs; De kandidaat heeft een duidelijke visie op onderwijs en zorg;
Basisboek Beroepscollege
50
-
De kandidaat heeft kennis en ervaring op het gebied van onderwijs, personeelsbeleid en personeelszorg, bedrijfsvoering en kwaliteitszorg; De kandidaat heeft kennis van en ervaring met gangbare managementtechnieken die werken binnen de eigen locatie; De kandidaat is vaardig in het aansturen van professionals (i.c. teamleiders) en weet daarbij het principe van de 4 V’s in de praktijk te brengen; De kandidaat vertoont situationeel leiderschap, kan coachen en sturen, enthousiasmeren, stimuleren en motiveren; De kandidaat beschikt over goede communicatieve en sociale vaardigheden; De kandidaat richt zich op betrokkenheid en draagvlak en wekt en schenkt hierbij vertrouwen; De kandidaat is besluitvaardig, daadkrachtig, maar ook geduldig en heeft daarbij aandacht voor resultaat en relatie.
3. Competenties onderwijsdirecteur - Vermogen tot het handelen op basis van de in de missie vastgelegde CARprincipes (Competentie, Autonomie en Relatie); - Vermogen tot het beïnvloeden van de beroepshouding bij teamleiders en overige (onderwijs)medewerkers; - Vermogen tot het vergroten van het leervermogen bij teamleiders en overige (onderwijs)medewerkers; - Vermogen tot het leidinggeven aan veranderingsprocessen op de locatie; - Vermogen tot inspirerend en resultaatgericht leiding en sturing geven; - Vermogen tot het ontwikkelen van eigenaarschap voor de eigen ontwikkeling bij medewerkers; - Vermogen tot het integer, betrouwbaar en betrokken zijn; - Vermogen tot het besluitvaardig en diplomatiek zijn als het moet; - Vermogen tot het open en direct zijn als het kan.
4.2.4. Profiel Directie Het directieprofiel is vooralsnog beschreven vanuit de aanname dat er een tweehoofdige directie voor het Beroepscollege komt, zoals opgenomen in het visiedocument. De kenmerken zijn (nog) niet voorgesorteerd op Algemeen directeur en Lid directie, maar dit profieloverzicht zal voor beide functionarissen voor een groot gedeelte geldigheid bezitten. Het kan in de toekomst zeker opportuun zijn elementen bij voorrang aan een van beide functieprofielen toe te bedelen. 1. Persoonlijkheidsschets directeur Enthousiast en ondernemend, met een gedegen kennis van, veel ervaring in en liefde voor het beroepsonderwijs, van praktijkonderwijs tot vmbo-t/gl. Een innovator, die toch zodra dat kan een stabiele werkomgeving weet te creëren. Om dan van daaruit weer verder te bouwen. Vertoont eigenaarschap voor de eigen ontwikkeling. Weet de visie van het Beroepscollege middels de 4 V’s (zie 4.1.1.) handen en voeten te geven, weet te motiveren en te inspireren, maar ook de visie in de structuur te integreren en te borgen.
Basisboek Beroepscollege
51
Weet alle medewerkers te binden aan het Beroepscollege en geeft bij kritische zelfreflectie en relativerend vermogen zelf het goede voorbeeld. Is de leider (het boegbeeld) van het Beroepscollege. Naar binnen toe de verpersoonlijking van de missie, visie en ambities van de school, naar buiten toe de netwerker en ambassadeur voor de regio. Specifieke aanvullende kennis van de secundaire processen (bv. financiën / huisvesting / personeel / ICT / kwaliteitszorg) die ontbreekt wordt bij anderen intern en extern benut en voor de organisatie geborgd.
2. Kennis, ervaring en beroepshouding directeur -
-
De kandidaat heeft ervaring met het als (eind)verantwoordelijke leidinggeven aan een complexe school voor beroepsonderwijs; De kandidaat heeft veel kennis van en ervaring met deelname aan onderwijsexperimenten, pilots, projecten en ziet daarin steeds weer een uitdaging; De kandidaat is vaardig in het aansturen van professionals en weet daarbij het principe van de 4 V’s in de praktijk te brengen; De kandidaat is enthousiast en inspirerend, maar weet ook te luisteren naar de gerechtvaardigde belangen van medewerkers; De kandidaat is besluitvaardig, zet de eenmaal ingeslagen weg voort, weet de resultaten te borgen, maar heeft ook aandacht voor verantwoording naar medewerkers; De kandidaat beschikt over een aantoonbaar professioneel regionaal netwerk (inclusief branches en politiek-bestuurlijk) dat relevant is bij de opbouw en de uitbouw van het Beroepscollege; De kandidaat is te omschrijven als “maatschappelijk verantwoord ondernemer”.
3. Competenties directeur Onderstaand een aantal competenties op hoofdlijnen. Een en ander gezien de bijzondere uitdagingen waar het Beroepscollege (in personeelsopzicht / qua personele bemensing) zich voor gesteld gaat zien. -
Vermogen tot het handelen op basis van de in de missie vastgelegde CAR-principes (Competentie, Autonomie en Relatie); Vermogen tot het beïnvloeden van de beroepshouding bij (onderwijs)medewerkers; Vermogen tot het vergroten van het leervermogen bij (onderwijs)medewerkers; Vermogen tot het leidinggeven aan veranderingsprocessen; Vermogen tot concretisering en borging van visie op onderwijs, personeel en organisatie; Vermogen tot eigen beleidsontwikkeling en –uitvoering; Vermogen tot inspirerend en resultaatgericht leiding en sturing geven. Vermogen tot het ontwikkelen van eigenaarschap voor de eigen ontwikkeling bij medewerkers.
4.3. De veranderende professie Het omarmen van de nieuwe (pedagogische) opdracht van het Beroepscollege, vraagt om een nieuwe kijk op de professie. In het lonkend perspectief (hoofdstuk 3) staat beschreven wat van medewerkers verwacht wordt bij het specifieke ankerpunt. Een meer algemene en integrale
Basisboek Beroepscollege
52
benadering is dat de professional in het Beroepscollege eigenaar is van zijn professionaliteit en zijn leervragen formuleert van zijn leerproces. Hierbij zijn de volgende speerpunten belangrijk: - De bijdrage van de professional aan de teamontwikkeling. - Hoe krijg ik zicht op mijn persoonlijke, professionele ontwikkeling? - Kennis van nieuwe media . - Het betrekken van de omgeving (ouders, bedrijfsleren, cultuur) bij het leren. - Begrip van de professional van de manier waarop leerlingen leren. - Het toepassen van activerende vakdidactiek. - Het coachen en begeleiden van leerlingen. - Passie en ambitie van de professional. Het middenkader (teamleiders) zijn de drijvende kracht om de professionalisering van medewerkers aan te zetten en in gang te houden.
Basisboek Beroepscollege
53
Hoofdstuk 5
Onderweg naar het et Beroepscollege per 01.08.2011
Fase 1 01.08.2011 tot 01.08.2012 Onderweg naar het Beroepscollege
Vanaf 1 augustus 2011 zijn we onderweg naar het Beroepscollege. Het schooljaar voorafgaand aan de vorming van de nieuwe school zal in het teken staan van voorbereiding om per 1 augustus 2012 van start te kunnen gaan. ergegeven wat op onderwijsinhoudelijk en organisatorisch vlak zou moeten Onderstaand is weergegeven gebeuren.
5.1. Onderwijskundig Op basis van het overleg met de externe klankbordgroep dinsdag 17 mei 2011 is geadviseerd om aan de hand van de geformuleerde uitgangspunten in het visiedocument visiedocument Beroepscollege met een kleine groep medewerkers (op basis van vrijwilligheid) en leerlingen (van wie de ouders daarvoor kiezen) te starten. Deze groep, team 1, ontwikkelt een gezamenlijk concept onder begeleiding van een visie-leider-Beroepscollege, visie lege, de initiatiefnemer en de procesverantwoordelijke van de “broedplaatsen” SVO|PL verder uit binnen de scholen van de SVO|PL. De leerlingenpopulatie van deze groep, op basis van vrijwillige keuze, is zo samengesteld, dat er sprake is van non-segregatiee en dus van een evenwichtige opbouw qua intellectuele mogelijkheden (bijvoorbeeld in de verhouding 5 pro – 5 bk – 10 t/g). Medewerkers is de mogelijkheid geboden om kenbaar te maken dat zij mee willen doen en een tiental is geselecteerd om van start te gaan, g teneinde de start per 1-8-2012 2012 inhoudelijk en qua zorg en pedagogisch klimaat samen mogelijk te maken. Vanaf het schooljaar 12-13 12 worden zij belast met het uitvoeren en begeleiden van het ontwikkelontwikkel en zorgproces van iedere leerling die aangemeld wordt wordt voor de eerste invoeringsgroep en voor de externe contacten met bijvoorbeeld VSV, MKB en gemeenten. Elke betrokken medewerker medewerker krijgt gedurende het schooljaar 2011/12 naast de reguliere taak de beschikking over faciliteiten in tijd en ondersteuning. Deze groep mensen vormt team 1 van het Beroepscollege; Beroepscollege zij nemen na Basisboek Beroepscollege
54
verloop van tijd team 2 mee in denken en handelen (bereiden team 2 voor, dat het jaar daarna ook aan de slag gaat enz). Er wordt naar gestreefd dat vanaf het schooljaar 2012-13 binnen het Beroepscollege de nieuwe wijze van werken op 1 van de locaties breed kan worden doorgevoerd, terwijl de andere vmbo-locatie voorlopig volgens een meer traditionele (maar wel aangepaste) opzet verder werkt (of misschien wel zo verder blijft werken, zodat er blijvend voor ouders wat te kiezen blijft – maar dat is mede aan de directie en het team van het Beroepscollege). De nieuwe wijze van werken zowel voor team 1 als voor de meer traditionele vmbo-locatie wordt vervat in een schoolplan, dat gedurende het aanloopjaar opgesteld wordt. Tevens zal in deze fase een kwaliteitszorgsysteem worden opgesteld.
5.2. Organisatorisch In het aanloopjaar zal de organisatie op de scholen die samen het Beroepscollege vormen op elkaar afgestemd worden: - Eenduidig taakbeleid dat voldoende mogelijkheden biedt om te kunnen werken conform het gedachtegoed van het Beroepscollege. Het zou goed zijn om in overleg met vakcentrales voor team 1 geen taakbeleid te ontwikkelen, maar om samen een nieuwe manier van werkverdeling te ontwikkelen passend bij deze nieuwe kijk op onderwijs. - Het inrichten van een nieuwe beheersorganisatie op administratief, personeel, financieel en facilitair gebied met een goede planning en controlcyclus. - Opstellen van het functiebouwwerk met een formatieplanning. - Formuleren van beleidsuitgangspunten op onderwijskundig, personeel, financieel en facilitair gebied. - Opstellen van criteria voor werving en selectie
5.3. Mindset (de veranderende professie) In de scholen die het Beroepscollege gaan vormen zal in het aanloopjaar iedere medewerker zich oriënteren op zijn rol en het onderwijskundig concept in het Beroepscollege. In teambijeenkomsten (studiedagen) wordt volop aandacht besteed aan het gedachtegoed van het Beroepscollege en wat dit betekent voor de professional. Tevens zal in het aanloopjaar teamontwikkeling speerpunt van beleid zijn voor zowel teamlid als teamleiders. In deze periode kunnen medewerkers hun leervragen formuleren en aangeven wat zij nodig hebben om te voldoen aan het docentprofiel (zoals beschreven) en kunnen zij aan de slag om invulling te geven aan de concrete uitwerking van de missie en visie. In deze fase kunnen collectieve of individuele scholingstrajecten opgestart worden. Verder maken medewerkers in het komende schooljaar een portfolio ten behoeve van de werving- en selectieprocedure. Voor de zittende en/of toekomstige teamleiders kan een opleidingstraject starten om hen voor te bereiden op hun nieuwe taak. In deze 1e fase zal vanuit leidinggevenden vooral gestuurd moeten worden op de ontwikkeling van medewerkers met het einddoel van het Beroepscollege voor ogen. Iedere medewerker
Basisboek Beroepscollege
55
mag zijn eigen ontwikkelroute kiezen op basis van geformuleerde leervragen. De route moet wel leiden tot een effectieve bijdrage aan de missie en de visie van de school. De grote omslag (paradigma shift) zal vooral plaatsvinden op de pedagogische didactische competentie. In het startjaar van het Beroepscollege zal 1 middag per week roostervrij zijn. Deze ruimte kan gebruikt worden om vorm te geven aan het verandertraject door middel van het opstellen en uitvoeren van teamplannen/afdelingsplannen en hiervan afgeleide persoonlijke ontwikkelplannen. Deze plannen worden gemonitord door leidinggevenden. Medewerkers worden door de leidinggevenden gecoacht.
5.4. Werving en selectie Per 1 augustus 2012 worden alle medewerkers (werkzaam op 1 van de scholen van het Beroepscollege) ontheven uit hun functie. Zij mogen solliciteren op de nieuwe functies in het Beroepscollege (conform nieuw functiebouwwerk). Hierbij moeten zij een portfolio overleggen, waaruit blijkt: • • • • • • • • •
Bekwaamheid 360° feedback Ontwikkelpunten/leervragen Motivatie wat ze willen bijdragen aan de nieuwe organisatie Kennis van nieuwe media Teamrol belbin Welke bijdrage zij willen leveren aan een professionele, lerende teamcultuur Reflectieverslag Etc.
Basisboek Beroepscollege
56
Per 1 augustus 2012 worden alle teams opnieuw samengesteld. Bij de werving en selectie van medewerkers van het Beroepscollege wordt een strikt tijdpad gehanteerd. Werving, selectie en benoeming van de directie is een bevoegdheid van het CvB. Dit zou eind 2011 afgerond moeten worden, zodat de nieuwe directie de voorbereidingen kan uitvoeren. Vervolgens kan de nieuwe directie de leidinggevenden werven en selecteren op basis van het gemaakte portfolio (medio februari 2012). Samen met de leidinggevenden wordt vervolgens invulling gegeven aan de selectieprocedure voor docenten/oop op basis van het gemaakte portfolio (medio mei 2012).
Basisboek Beroepscollege
57
Hoofdstuk 6
Bijlagen
Bijlage 1
Gebruikte afkortingen
AKA AWAS BBL BJZ BKA CVB ELO EVC’s FAQ G H&A ICT IOP KBL MaS MBO MKB PO POP PRO PPL PSO ROC SDV T TN UWV VM2 VMBO VSV ZAT ZEK Z&W
Arbeidsmarkt gekwalificeerde assistent Aanleg, wensen, ambitie, situatie Basisberoepsgerichte leerweg Bureau Jeugdzaken Beroeps gekwalificeerde assistent College van Bestuur Elektronische Leeromgeving Eerder (of elders) verworven competenties Frequent asked questions Gemengde leerweg Handel en administratie Informatie en communicatie technologie Individueel ontwikkelingsplan Kader beroepsgerichte leerweg Maatschappelijke stage Middelbaar beroepsonderwijs Midden- en klein bedrijf Primair onderwijs Persoonlijk ontwikkelingsplan Praktijkonderwijs Praktijkonderwijs Parkstad Limburg Praktische sector oriëntatie Regionaal opleidingscentrum Sport, dienstverlening en recreatie Theoretische leerweg Techniek Uitvoeringsorgaan werkgevers verzekeringen VMBO/MBO traject niveau 2 Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Voortijdig schoolverlaten Zorg- & adviesteams Zelfevaluatiekader Zorg en welzijn
Begripsomschrijvingen: Begeleider:
Basisboek Beroepscollege
in feite onderkennen we drie soorten begeleiders: ieder medewerker die met leerlingen te maken krijgt maakt deel uit van het totaal concept; daarnaast worden leerlingen in hun ontwikkeling begeleid door onderwijsgevenden en tenslotte wordt dit begrip ook gebruikt voor de mentor die verantwoordelijk is voor de loopbaan van een leerling. De tekst geeft aan welke betekenis bedoeld is.
58
Eigenaarschap:
het besef van zelfbetrokkenheid en verantwoordelijkheid voor de eigen persoonlijke ontwikkeling en de uitvoering en concretisering daarvan. We spreken graag over “begeleid eigenaarschap.” Mini bedrijf: een gesimuleerde leer/werksituatie die maximaal lijkt op een bedrijf en waar in de verhouding meester/gezet of baas/knecht gezorgd wordt voor ontwikkeling. Leerjaar: de tijd die een leerling nodig heeft om de ontwikkeling behorend tot een schooljaar te doorlopen. Coriopolis: samenwerking VMBO/ROC Parkstadbreed voor de bovenbouw techniek van het VMBO gehuisvest op de onderwijsboulevard. Eerste lijnszorg in de school: zorg op het niveau van de begeleider in een kernteam. Tweede lijnszorg in de school: zorg op het niveau van begeleider en zorgteam. Derde lijnszorg in de school: zorg op het niveau van instanties buiten de school. Kleinschaligheid: kenmerkt zich door herkenbaarheid, zich gezien, gekend en gehoord voelen in een kleine groep, welkom voelen en het aangaan van relaties. “Broedplaatsen”: plekken en situaties waarin nieuwe ontwikkelingen uitgeprobeerd worden en vorm krijgen en van waaruit de rest van de organisatie geïnspireerd wordt.
Basisboek Beroepscollege
59
Bijlage 2
De school der dieren
Op een dag kwamen de dieren uit het bos bijeen en zeiden: "Wij moeten een school stichten. Een school voor dieren om echt Dier te kunnen worden". En zij vroegen een klein groepje uit hun midden om een leerplan te maken voor de school. De commissie ging meteen aan het werk. Het konijn stond erop dat "hardlopen" in het programma werd opgenomen. De torenvalk vond "kunstig vliegen" het belangrijkste. De karper maakte duidelijk dat "geruisloos zwemmen" erbij moest en de eekhoorn maakte zich sterk voor het onderdeel "klimmen tegen de kaarsrechte stammen van torenhoge bomen". En zo geschiedde. De school werd opengesteld. De schoolleiding zei dat de dieren zich in alle vakken moesten bekwamen om echt Dier te kunnen zijn. Toen ging er iets verschrikkelijk fout. Het konijntje was wereldkampioen hardlopen. Geen dier kon zo snel wegsprinten en haken slaan als hij. De schoolleiding vond dat het voor het konijntje belangrijk was, voor lichaam en geest, dat hij zich ook bekwaamde in het vliegen. Men zette het konijntje op een hoge tak en zei: "Leer vliegen, konijntje". Het arme dier sprong, tuimelde naar beneden, brak een achterpoot en viel een gat in zijn hoofd dat nooit meer overging. Zo kwam het dat hij voor het hardlopen toch niet meer dan een 6 kreeg in plaats van een 10. Maar voor vliegen kreeg hij een 3 in plaats van een 1, want hij had het toch maar geprobeerd. De schoolleiding was zeer tevreden. Met open mond zagen de dieren hoe de torenvalk zijn acrobatische kunsten in de lucht vertoonde. Toch merkte de schoolleiding op, dat het voor een valk van grote waarde was als hij, net als het konijn, holen kon graven in de grond. De valk nu deed zijn uiterste best, brak echter jammer genoeg zijn snavel en kneusde zijn vleugels. Waardoor hij nauwelijks nog vliegen kon en in plaats van met een 10, met een 5 eindigde. Maar op holen graven haalde hij een 4 in plaats van een 1. En evenzo verging het alle andere dieren.
Om een goede selectie te kunnen maken, krijgen jullie allemaal dezelfde opdracht: “klim in de boom!”.
En wie haalde tenslotte de beste cijfers? Dat was de hersenloze kwal, die zwibbelend en zwabbelend alle proeven redelijk wist te doorstaan. Zijn botten breken kon hij niet - hij had er immers geen. En zo werd hij, zwibbel de zwabbel, tot beste van de klas uitgeroepen.
Bron: The animal school: the administration of the school curriculum with references to individual differences, by George H. Reavis (1938)
Basisboek Beroepscollege
60
Bijlage 3
verslag van de expertgroep (leerlingen en personeel)
Op vrijdag 15-04 zijn we met een aantal leerlingen en docenten van de PPL, Herle, de Thermen, Brandenberg en Campus naar het zonovergoten Sportpark Imstenrade getrokken om daar te ontdekken welke kwaliteiten het ideale onderwijsmens moest bezitten. Om 13 uur werd er gestart met een groep van 17 leerlingen (4 van Brandenberg, 4 van Campus, 4 van PPL, 3 van Herle en 2 van de Thermen). Na wat gedronken te hebben en een broodje en/of een stuk vlaai gegeten te hebben werd de groep door Tjeu Seeverens via een drietal vragen/opdrachten bevraagd naar de kwaliteiten die de ideale onderwijsmens zou moeten bezitten. Als eerste werd de leerlingen gevraagd welke les van de afgelopen week ze zich nog herinnerden. Bij een positieve les werd gevraagd waarom die les zo leuk was, bij een negatieve les werd gevraagd wat er anders zou moeten gaan om er een leuke les van te maken. Vervolgens gingen de leerlingen in groepjes van 4 aan de slag met het ontwerpen van een game of aan app over de ideale leraar. Er moest in het spel gescoord kunnen worden door goede en slechte eigenschappen van een docent te benoemen. Ze mochten dit spel zelf maken en hier kwamen verrassend goede dingen in naar voren. De uitwerking van deze opdracht vindt u verder in de tekst. Tot slot mochten de groepen nog een “foto” maken van de ideale docent. In de nabespreking werd door de leerlingen vooral de nadruk gelegd op het “goed uitzien” van de docent en het geven van het goede voorbeeld (o.a. wat betreft kleding), echte interesse tonen, humor, vertrouwen geven etc. Alle door middel van de 3 opdrachten gevonden antwoorden werden vervolgens in een tekening gezet waardoor de eerste blauwdruk van de ideale onderwijsmens ontstond. Om 14.45 uur eindigde dit eerste deel van de middag. De leerlingen gaven stuk voor stuk aan het heel leuk te hebben gevonden hieraan deel te hebben genomen. Ze hebben heel intensief gewerkt en de aandacht er steeds heel goed bijgehouden. Hierna werden ze door medewerkers van hun school weer opgehaald of naar school teruggebracht waarna ze aan hun vrije weekend konden beginnen. Vanaf 15.00 uur werd een afvaardiging van docenten van de verschillende scholen verwelkomd (2 van Brandenberg, 2 van PPL, 1 van Campus, 1 van Thermen en 2 van het Herlecollege). Deze groep werd na een drankje, een broodje en/of een stuk vlaai door Tjeu Seeverens eveneens bevraagd over de eigenschappen die de “onderwijsmens” zou moeten bezitten. Hierbij ontstonden interessante discussies over onder andere: • Het “bereikbaar” zijn voor leerlingen. Dit werd door de aanwezigen heel verschillend geïnterpreteerd. De een vindt dat de leerling over het telefoonnummer van de docent moet kunnen beschikken om deze zo nodig ook in het weekend bij problemen te kunnen bereiken. De ander vindt dit toch echt te ver gaan en wil wel per mail bereikbaar zijn. • Ict vaardigheden van docenten. Er was nog wel verschil van mening over welke vaardigheden er wel en niet absoluut aanwezig moesten zijn en welke als pre konden gelden.
Basisboek Beroepscollege
61
• •
Het “passen” of “boycotten” van werkzaamheden, wanneer laat je toe dat iemand “past”? Pauzetoezicht: wel of niet door docenten uitvoeren
Bij de groep docenten viel op dat er toch wel verschillen zijn in denken over de ideale docent tussen de scholen van de PPL en de overige VMBO scholen. Dit betrof vooral het omgaan met leerlingen en de te stellen regels. De aanwezigen gaven aan het heel belangrijk be te vinden dat er door de organisatie een absolute ondergrens wordt aangegeven van wat er minimaal wordt verwacht, maar dat er daarnaast ook en bovengrens wordt benoemd om zo medewerkers ook te beschermen. Verrassende uitkomst (of toch niet??) was dat de uitkomst van de blauwdruk die de groep docenten uiteindelijk maakte nauwelijks afweek van wat de leerlingen belangrijk vonden. Uiteindelijk werd de middag rond 17.30 uur (een uur later dan gepland) afgesloten en konden ook deze docenten gaan genieten ten van een zonnig weekend.
Marie-José Diederen Jeanne van Eijsden Resultaat: In de expertmeeting op 15 april 2011 hebben leerlingen en medewerkers aangegeven wat zij een goede docent vinden. Hieronder vindt u het concrete resultaat.
Basisboek Beroepscollege
62
Leerlingen vinden… Hoofd - zorgt dat er geen chaos is - houdt zich aan de regels - luistert naar de mening van leerlingen en doet er iets mee - geeft goede uitleg - stimuleert dat je zelf dingen doet - relax - niet alleen uit boek werken, bv projecten - spreekt complimenten uit Hart -
Spreekt leerlingen aan op…. Toont echte interesse in leerlingen (echt persoonlijk contact) Vindt zijn eigen vak leuk en zorgt ervoor dat de leerling dit ook vindt Hij helpt me als dat nodig is Geeft vertrouwen en is te vertrouwen Hij bereidt je voor op later Is zichzelf humor
Handen en voeten - Voorbeeldfunctie (kleding en gedrag) - Niet meteen flippen - Blijft rustig, ook als het spannend wordt Docenten vinden… Hoofd - Goed klassenmanagement o Biedt structuur o Vakdidactiek o Is consequent o Creatief zijn in de breedste zin van het woord - Voldoende vakkennis + goede uitleg - Media geletterdheid - Is een persoonlijkheid - Heeft uitstraling - Staat open voor veranderingen en scholing - Staat open voor feedback - Wil groeien en verbeteren Hart -
Toegankelijk zijn en bereikbaar Inlevingsvermogen Interesse in de hele leerling (ook in de omgeving + thuis) Ook echt bereikbaar zijn Geeft vertrouwen en is betrokken Heeft hart voor leerlingen, onderwijs, school en vak Passie Humor
Basisboek Beroepscollege
63
-
Authentiek zijn Het hart op de goede plaats hebben
Handen en voeten - De school mag echt eisen stellen, ondergrens, maar moet ook een bovengrens bewaken - Mag passen, maar boycot niet - Respect hebben voor elkaar en de wereld - Voorbeeldfunctie - Het moet op je lijf geschreven zijn De door de expertgroep genoemde eigenschappen van de onderwijsmens is door vertaald in de 7 (SVO|PL) BIO-competenties. Deze zijn terug te vinden in hfst. 4.2.1 opgenomen
Basisboek Beroepscollege
64
Bijlage 5
Sollicitatieformulier
Sollicitatieformulier Beroepscollege
Praktische informatie:
Naam medewerker
: …………………………………………………………………………….
Geboortedatum
: …………………………………………………………………………….
School
: ……………………………………………………………………………….
Betrekkingsomvang : …..............…………………………………………………………………. Functie (oop/op/bevoegdheid): …………………………………………………………………….
Werkervaring:
Motivatie: Motiveer beknopt waarom je graag in team 1 van het Beroepscollege wil werken:
Basisboek Beroepscollege
65
Wat zou je willen bereiken, tot stand willen laten komen binnen het Beroepscollege en ga daarbij in op de acht ankerpunten?
1. Een optimale doorstroom binnen 5 leerwegen (arbeidsgerichte, basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte, gemengde en theoretische leerweg) waarin de zone van persoonlijke, naaste ontwikkeling van de leerling en optimalisering van kansen centraal staat. 2. Een goede samenwerking met het MBO. 3. Een diploma en/of baangarantie voor alle leerlingen. 4. Een heldere en transparante visie op de leerling en het leren. 5. Een optimale zorgstructuur. 6. Een directe en intensieve betrokkenheid van ouders. 7. Een school midden in de maatschappij. 8. Een cruciale rol van de nieuw media en mediageletterdheid bij het onderwijsleerproces.
Basisboek Beroepscollege
66
Welke kwaliteiten en ervaring maken jou geschikt voor deze taak?
Portfolio: Laat enkele voorbeelden uit jouw praktijk zien die illustreren dat jij in staat bent om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het Beroepscollege. Werk daarvan tenminste één voorbeeld nader uit. (Voeg zo nodig materiaal toe.)
Basisboek Beroepscollege
67
BIJLAGE 6: Resultaat klankbordgroep van de werkgroep onderwijs/zorg. Verslag klankbordgroep 7 juni 2011 Aanwezig: CMC Brandenberg: Lenny Cals; Vera Heijenrath, Natasja Jacobs CMC Campus: Rob Riedl, Jo Haan, Hans Godderij, Ger Erens Herle College: Gerda Overmans, Isis Agouzoul, Jo Hendrix, Louk Bus, Ruud Heijnen, Guusje van den Boogaert, Anin Elouazghari Herle College loc. Thermen: Bram Jacobs, Frank Beurskens, Christel Steijns PPL: Caroline Adema, Arno Buscher, Michiel Ploum, Marianne Belleflame, Wiel Teunissen, Niko Zentveld. Inleiding door Niko Zentveld: De werkgroep heeft bij het bepalen van haar standpunten gekozen voor een benadering vanuit het expeditie model en niet het reizigersmodel. In dat laatste loopt alles via vooropgezet plan, zijn reistijden, tussenstops en eindbestemming klaar en duidelijk. Bij het expeditie model gaat het om de trektocht zelf, waarbij je inhaakt op (on)verwachte en (on)verhoopte gebeurtenissen en voortdurend bijstuurt al naar gelang de ontwikkelingen in het krachtenveld. Dat betekent niet dat de expeditie zonder doel is; de ankerpunten zijn richtinggevend. Niet alles wat in het visiestuk staat zal in de volle omvang in het Beroepscollege gerealiseerd gaan worden. Onderweg wordt telkens besloten wat wel en niet mogelijk is. Het College van Bestuur heeft na het horen van een klankbordgroep van externe deskundigen voorgenomen om de invoering van het Beroepscollege te faseren over 3 momenten: ingang 1e fase 01-082011 ; ingang 2e fase 01-08-2012 en de ingang van de 3e fase op 01-08-2013. Iedereen neemt deel aan de 1e fase maar niet op dezelfde wijze en mate. Er komt in deze fase een groep die voorbereidend werk gaat verrichten om het Beroepscollege het opvolgende schooljaar in de vorm van een pilot op een andere dan bestaande locatie te starten. Hiertoe komt er een sollicitatieprocedure. Status van het stuk is dat er nog geen besluiten zijn genomen en dat de stakeholders geïnformeerd zijn en positief gereageerd hebben. De gestelde vragen zijn te verdelen onder 5 rubrieken: • Organisatorisch aspecten rondom de leerling • Consequenties voor het personeel • De zorgstructuur • De schoolomgeving Organisatorisch aspecten rondom de leerling: • Is er bij het dagelijks aanbieden van rekenen en taal uitgegaan van de referentieniveaus? ja • Is het de bedoeling dat alle leerlingen van het praktijkonderwijs het referentieniveau 2F halen? Nee, hooguit aka, bka, niveau 1 Ja
Basisboek Beroepscollege
68
•
• • • •
•
Is er een tegenspraak tussen verplichte lesblokken aan de ene kant en het creëren van gepersonaliseerde leerlijnen anderzijds ? Basisblokken zijn verplicht om een bep. diploma te kunnen behalen, in de talent- en ontwikkelblokken zitten de keuzemomenten. Gaan alle leerlingen intern en/of extern stage lopen? Is afhankelijk van de gekozen richting. Kunnen leerlingen alles kiezen wat ze willen? Nee, de keuzes worden meebepaald door de begeleider en ouder(s); de begeleider organiseert op basis van het individueel ontwikkelplan. Hoe wordt de kleinschaligheid georganiseerd en gegarandeerd? Kleinschaligheid zit hem in de mate waarin de leerling zich erkent voelt. Organisatie: Vaste begeleider; vaste stamgroep Worden de leerlingen in homogene of heterogene groepen geplaatst? Bij Rolduc is men –rekening houdend met de wensen van de ouders- teruggekomen op het aanbieden van alle leerwegen op één locatie. Discussie; de mate van heterogeniteit binnen de groepen is en blijft een belangrijk discussiepunt Waarom wil men juist complexe opdrachten? Is dit niet in tegenspraak met het uitgangspunt van de zone van de naaste ontwikkeling? discussie
Consequenties voor het personeel • Hoe gaat de (om)scholing van het personeel in zijn werk: Volgens de principes van AWAS en BIO. Awas: aanleg, wensen, ambitie en persoonlijk situatie; bij bio via de weg van ontwikkelplan en functioneringsgesprek naar een scholingsvraag. • Hoe kan de expertise bij het pedagogisch klimaat zoals die op loc. Thermen worden ingezet? PPL sluit zich hierbij aan. Scholing door interne (ervarings)deskundigen is een optie • Wat te doen als iemand zich niet kan vinden in de visie en werkwijze van het Beroepscollege? Elke collega die zich niet kan vinden in het Beroepscollege zal de keuze moeten maken om zich aan te passen of te gaan solliciteren. De leidinggevende gaat dit niet initiëren; hij komt pas in actie bij disfunctioneren. • Hoe staat het met de facilitering en inperkingen vanuit de diverse locaties om het gedachtengoed van het Beroepscollege uit te kunnen voeren? Alles is mogelijk… maar altijd geldt: de leerling centraal • In welke mate gaat Herle College loc. Thermen op in het Beroepscollege? Loc. Thermen neemt in zijn geheel deel aan het Beroepscollege; visieontwikkeling en bepalen invulling volgen. • Gaan begeleiders hun leerlingen gedurende alle leerjaren begeleiden ongeacht hun gekozen richting en niveau? Zoveel mogelijk.
Basisboek Beroepscollege
69
De zorgstructuur • Hoe wordt de Big picture school binnen het Beroepscollege gepositioneerd? De bedoeling is om ook de leerlingen van de BPschool op te leiden tot een diploma. Het voornemen is er dat de BPschool gelijktijdig in 01-08-2012 start met de pilot • Aanbeveling: de rol van de zorg coördinator en zorgteamleden dient uitgeschreven te worden, waarbij met name de coaching op het primaire proces vastgelegd gaat worden • Komt er voor alle leerlingen van het Beroepscollege nazorg? ja • Wat wordt bedoeld met 3e lijns zorg? In de begrippenlijst komt een toelichting van de 3 zorglijnen; dit om verwarring met de zorgmomenten/zorg niveaus te voorkomen De schoolomgeving • Wordt er gedacht over het uitwerken van oudercontracten? Ja. Want leerlingen leren ook veel buiten de school en dus ook thuis. Er wordt gewerkt naar gedeelde verantwoordelijkheid, bijv. bij individueel ontwikkelgesprek samen met ouder, oma etc. • Aanbeveling: zorg voor een goede communicatie met de basisscholen • Aanbeveling: doe marktonderzoek naar wenselijke stageplekken • Is er een wetenschappelijke onderbouwing van het onderliggende concept van het Beroepscollege. Nee, en daar is ook niet voor gekozen. Iets nieuws kan nog niet van te voren wetenschappelijk onderzocht zijn… • Is er niet teveel aandacht voor normen en waarden in het kader van burgerschap. Leidt dit niet mogelijk snel tot waardenconflicten? Bedoeld is het geëmancipeerd participeren van de doelgroep aan de samenleving • Opmerking: de term leergebieden wekt verwarring op met uitleg zoals die bij de basisvorming wordt gegeven Naar betere termen wordt gezocht • Wat is Coriopolis In samenwerking met het Arcus college zal techniek aangeboden worden aan alle leerlingen die gekozen hebben voor techniek. Hierover is nog geen definitief besluit genomen. Evaluatie: Mooie droom, spannend, afwachten, mooi, ambitieus en binnen het kader van het oorspronkelijke visiedocument, benieuwd naar het vervolg, is Limburg hier klaar voor?, wenselijk en uitdagend, super een kans, doorgaan, ik raak enthousiast en nieuwsgierig
Basisboek Beroepscollege
70
Basisboek Beroepscollege
71