ASSERTIVE-COMMUNITY-TREATMENT OOK VOOR JEUGD? Dr. Joost J den Otter, arts M&G epidemioloog, Fred Verschuur, MSc psycholoog Drs. Patricia Schell, psycholoog MPH, Allen werkzaam bij Lucertis (voorheen Parnassia Bavo Groep), Kinder en Jeugdpsychiatrie, ACT Jeugd Ondanks meerdere problemen op verschillende levensgebieden kloppen jongeren uit zichzelf niet snel aan bij hulpverlenende instanties en zeker niet bij de geestelijke gezondheidszorg. Gebrekkige aansluiting bij hun leefwereld, te grote culturele verschillen, 'voor elk probleem een ander loket' zijn slechts enkele verklaringen waarom jongeren niet (meer) aankomen of juist wegblijven bij de hulpverlening. Reden voor Rotterdamse GGZ en maatschappelijke instellingen om in 2005 een nieuwe hulpverleningsvorm 'ACT-Jeugd' op te starten, gericht op juist die jongeren die nergens (meer) aankwamen bij de hulpverlening. Het assertive-community-treatment (ACT) zorgmodel, is geenszins nieuw. Voor volwassenen met een chronisch psychiatrische aandoening zijn de voordelen van deze evidence based methode helder beschreven. Minder heropnames en een grotere patiënttevredenheid zijn slechts enkele belangrijke voordelen. Voor de doelgroep jeugd is er met ACT nog niet veel ervaring en zeker nog geen bewijs middels gecontroleerde trials. Ook in dit artikel zult u die niet vinden. Wel beschrijven we u een viertal casus en waarom er in Rotterdam voor ACT Jeugd is gekozen en hoe er de afgelopen jaren vorm aangegeven is. Daarnaast waar die inkleuring tot nu toe heeft geleid en wat de opbrengst is, niet in de laatste plaats voor de jongeren. Inleiding Een relatief kleine (haalbaarheids)studie uit 1975 heeft een ware aardverschuiving veroorzaakt voor de zorg aan mensen met een chronisch psychiatrische aandoening. Zowel voor de plaats waar die psychiatrische zorg wordt verleend als ook de wijze waarop (Stein et al, 1975). Met deze studie hebben de auteurs de basis gelegd voor wat nu algemeen bekend staat als assertive community treatment, of kortweg ACT. Inmiddels hebben er legio studies plaats gevonden die de resultaten van de eerste studie hebben onderbouwd. Ook zijn er studies verricht om middels een (onafhankelijke) Cochrane review aan te tonen dat ACT geen eendagsvlieg is maar een bewezen effectief organisatiemodel van de zorg aan patiënten met chronisch psychiatrische problemen is. Enkele belangrijke uitkomsten zijn het hebben en houden van woonruimte, in contact blijven met de hulpverlening, reductie van het aantal klinische opnames en een toegenomen patiënt tevredenheid voor volwassenen met een ernstige (chronisch) psychiatrische aandoening (Marshall & Lockwood, 1998). De belangrijkste kenmerken van het ACT model zijn:een multidisciplinair samengesteld team dat 24 uur per dag, zeven dagen per week zorgdraagt voor een vaste groep cliënten. De caseload wordt klein gehouden(1 hulpverlener op 10 cliënten), zorg wordt op maat én op locatie geboden in een aan de ernst aangepaste frequentie zodat de cliënt zo zelfstandig mogelijk kan blijven functioneren. Alle benodigde diensten worden door het team zoveel mogelijk in eigen beheer uitgevoerd zodat er zo min mogelijk (door)verwezen hoeft te worden. Sinds een aantal jaren heeft deze manier van werken ook in Nederland zijn weg gevonden (Mulder & Kroon, 2006). Naast teams die zich richten op de klassieke ACT-doelgroep (cliënten met een chronisch psychiatrische stoornis zoals bijvoorbeeld schizofrenie, bipolaire stoornissen en zorgwekkende zorgmijders) ontstaan er inmiddels ook teams die zich specifiek richten op dubbeldiagnose SP maart 2009 | 15
cliënten of op 'forensische' cliënten (Klaver et al, 2008). Voor jeugdige cliënten is er minder beschreven. Een zoekactie in PUBMED met de volgende zoekstrategie ("assertive community treatment" AND psychiatry and adolescent) levert minder dan 20 artikelen op over de afgelopen 10 jaar, waarvan het merendeel toch over volwassenen gaat. Kortom, er is nog niet veel beschreven over ACT jeugd. Dat was vanzelfsprekend niet beter toen men nog geen vijf jaar geleden in Rotterdam begon met het opstarten van een ACT-jeugdteam. Aanleiding was een studie naar het aantal dakloze jongeren in Rotterdam. Daaruit bleek dat er in Rotterdam naar schatting tussen de 300 en 700 zwerfjongeren tot 25 jaar zijn met meervoudige problemen die dakloos zijn of in opvang verblijven (Algemene Rekenkamer, 2004). In een reactie op het rapport noemen de bewindspersonen van VWS de zwerfjongerenproblematiek één van de graadmeters voor het welslagen van het algemene jeugdbeleid. In het recent verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid wordt helder samengevat hoe de zorg voor 'overbelaste' leerlingen is geregeld. De zorg voor jongeren in Nederland is georganiseerd, zo vat het rapport samen, volgens het 'zo, zo, zo'-principe: zo licht mogelijk, zo kort mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis. Dat betekent in de praktijk dat na de ouders, de school als eerste wordt aangesproken om zorg te bieden, zeker wanneer problemen zich manifesteren in de vorm van voortijdig schoolverlaten. Veel lichte vormen van zorg zijn dan ook breed beschikbaar binnen scholen. Echter, jongeren die zwaardere zorg nodig hebben, vinden die over het algemeen later, pas na diverse verwijzingen, en verder van huis. Juist bij die 'overbelasten' die zwaardere of complexere zorg nodig hebben, treedt daardoor soms een mismatch op tussen de jongere en de professionals die hulp zouden kunnen bieden (WRR, 2009). ACT jeugd lijkt succesvol in het matchen van juist deze jongeren. Het eerste ACT-Jeugd team startte in 2005 in samenwerking met het Centrum voor Dienstverlening en richtte zich vooral op jongeren zonder postcode met als belangrijkste doel om hen te vinden, 'te boeien en te binden'. Middels een subsidie van het transitieprogramma in de langdurende zorg lukte het om een eerste team te realiseren dat in de Schiehaven, midden in de Rotterdamse haven, in een loods wordt gehuisvest. Met vallen en opstaan zijn de inmiddels vijf teams van de grond gekomen! De huidige werkwijze van de teams, de manier waarop de zorg georganiseerd is, de manier waarop jongeren in zorg kunnen komen wordt u hieronder gepresenteerd. Tot slot wordt er ook aandacht besteed aan de organisatorische en financiële obstakels rondom deze zorgvorm. De huidige werkwijze Jongeren die de 'normale' weg, naar de psycholoog, de huisarts of maatschappelijk werk kunnen vinden, moeten dat ook blijven doen. Jongeren met complexe problemen op meerdere levensgebieden die het op de een of andere manier niet lukt die weg te bewandelen, komen niet vanzelf naar de hulpverlening. Ook niet naar een ACT-Jeugd team, al hoewel er ook wel eens een enkele zelfmelder komt via de 'word of mouth'. De manier waarop ze wel naar ons toekomen? Jongeren komen in contact met ACT-Jeugd via veel verschillende personen en instellingen uit het sociale netwerk van die jongeren. Alle aanmeldingen komen samen op een centrale aanmeldpunt. Daar vindt meestal (telefonisch) overleg plaats met de aanmelder. De aanmelder kan ook verwijzer zijn, maar veel vaker is het een (in)direct betrokkene uit het netwerk van de jongere. Naast reguliere verwijzers zoals bijvoorbeeld bureau jeugdzorg of de huisarts treden bijvoorbeeld ook school maatschappelijk werkers, wijkagenten, DOSA-regisseurs [1] op als aanmelders. Jongeren die voldoen aan de criteria worden toegewezen aan één van de teams die zo spoedig mogelijk met een kennismaking begint. Voor dak- of thuisloze jongeren wordt een vergelijkbare procedure opgestart via het mobiele diagnostiek consultatie en expertise team (MDCE-team). 16 | SP maart 2009
Indien nodig wordt er voor deze groep ook naar een passende verblijfplaats gezocht in een lokale opvang. Verdeeld over Rotterdam zijn vijf teams actief. Zij zijn gehuisvest in respectievelijk een Centrum voor Jeugd en Gezin, in een wijkcentrum, in een Reboundcentrum en het scholenteam dat wegens ruimtegebrek niet meer in een school maar er vlakbij verblijft. De eerste periode van 12 weken staat in het teken van contactleggen met de jongere. Bij een aantal van hen lukt het in die periode om een volledige intake af te ronden, bij anderen komen we in die periode niet verder dan een voorzichtig contact met betrokkene en iets meer zicht in de aanwezige psychiatrische stoornis. Na een afronding van de intake, volgt net als in de reguliere zorg het opstellen van een behandelplan en start de behandeling. Op papier klinkt het redelijk simpel en helder. In de dagelijkse praktijk heeft het wat meer voeten in de aarde, waarover later meer. John, een 16-jarige jongen van Angolese afkomst, is door school aangemeld bij ACT Jeugd nadat hij tijdens de werkweek zijn mentor verbaal bedreigd heeft. John heeft een grote mond, luistert slecht, is verbaal dreigend naar medeleerlingen, leeft regels niet na en zijn werkhouding is wisselend. Hij spijbelt vaak. School heeft de indruk dat hij niet goed in zijn vel zit, maar hij weigert met iemand te praten. John heeft allebei zijn ouders verloren in Angola door oorlogsgeweld en vanwege ziekte. Samen met zijn broers is hij gevlucht naar Nederland. In het asielzoekerscentrum is hij echter zijn oudste broer kwijtgeraakt en heeft hem sindsdien nooit meer gezien of gesproken. John woont nu samen met zijn andere broer in Rotterdam. Zijn grootste zorg is zijn verblijfsstatus. Omdat hij nog geen achttien is, kunnen ze hem nog niet het land uitzetten, maar zodra hij achttien wordt, krijgt geen verlenging van zijn verblijfsstatus. Dit geeft John een erg hopeloos gevoel. Hij is niet gemotiveerd voor school, slaapt slecht, heeft nachtmerries en is erg eenzaam.
Dagelijkse gang van zaken 's Morgens start het team met een briefing of ochtendoverleg. Daarbij worden alle ingeschreven jongeren kort genoemd en is er tijd en ruimte om bij een klein aantal jongeren extra stil te staan. Elk team, van 10 FTE's heeft rond de 100 jongeren in zorg. Om de jongeren met hun (on)mogelijkheden goed te kunnen bijstaan zijn de teams multidisciplinair én multicultureel samengesteld. Na de briefing gaan de hulpverleners op pad om zowel intensieve psychiatrische zorg ook hulp te bieden op de andere leefgebiedengebieden zoals verslaving, huisvesting, financiën & schulden, school, werk en algemene dagelijkse activiteiten. Door de 'outreachende' werkwijze van het ACT model worden de jongeren zoveel mogelijk in hun eigen omgeving opgezocht en ook daar de hulp geboden. Outreachend betekent ook werkelijk outreachend. De jongere is leidend, met hem of haar worden bezoeken gebracht aan allerlei instanties die nodig zijn om het leven weer op de rails te krijgen. Dat kan zijn door langs een of meerdere scholen te gaan om een geschikte leer- werkplek te regelen, maar ook door middel van een bezoek aan de Gemeentelijke Kredietbank om te kijken of en hoe de schulden het beste gesaneerd kunnen worden. Of door een bezoek te brengen aan de klantmanager van SoZaWe, een bezoek aan de tandarts, de advocaat, de politie, de verslavingszorg, de gevangenis, de reclassering, de medisch specialist of bij wie dan ook. De jongere leert al doende en de hulpverlener ziet in verschillende situaties wat de jongere (nog) niet lukt of mogelijk niet zal leren. Een goede combinatie van leren en behandeling in de dagelijkse situaties waar de jongere bij geholpen wil worden. Naast de bezoeken met de jongeren vindt er ook veel overleg plaats over de jongeren met dezelfde organisaties, waarbij veel
SP maart 2009 | 17
aanhouden noodzakelijk is om de juiste persoon te pakken te krijgen. Wat veel jongeren zelf nog niet lukt, lukt een aanhoudende professional vaak wel: de weg te vinden in de Nederlandse bureaucratie. Alles met als uiteindelijk doel dat de jongeren wat steviger in hun schoenen komen te staan zodat ze hun opleiding af maken, een baantje vinden en uiteindelijk en een 'normaal' leven kunnen leiden zoals iedereen. Dat betekent dat ze óf geen last meer hebben óf adequaat hebben leren omgaan met hun psychiatrische problemen. Uiteindelijk wil iedereen gewoon huisje, boompje, beestje. Dat is dan ook waar ACT-Jeugd in de dagelijkse praktijk op inzet. Desiree, een 18-jarig meisje van Nederlandse afkomst, wordt bij ons aangemeld door haar vriend (die zelf reeds in behandeling is bij ACT Jeugd) omdat zij vaak last heeft van woede-uitbarstingen en erg snel geïrriteerd is. Ze heeft snel ruzie met anderen, op straat en op het werk en heeft dan de neiging om te slaan. Soms doet zij dit ook, maar andere keren onderdrukt ze haar drang door zichzelf te pijnigen. Desiree heeft vaak last van heftige emoties en weet hier niet mee om te gaan. Desiree woont al enkele jaren samen met haar vriend en samen hebben ze een grote schuld opgebouwd. Sinds ze samen is met haar vriend is ze begonnen met blowen. Inmiddels blowt ze voor 5 euro per dag. Desiree is ontslagen bij de bloemenkiosk waar zij werkte en zit nu de gehele dag thuis, samen met haar vriend. Ze voelt zich erg ongelukkig; wil graag stoppen met blowen, maar dat is het enige wat haar rustig maakt. Ze wil graag weer naar school, ze wil met kinderen werken, maar begrijpt dat ze dan eerst haar emoties onder controle moet krijgen.
Gebruikte methodieken Binnen ACT jeugd werd aanvankelijk vooral vanuit de presentietheorie gewerkt. Inmiddels wordt ook en steeds meer gebruik gemaakt van o.a. systeemtherapeutische modellen, cognitief gedragstherapeutische modellen en motivationele gesprekstechnieken. Via samenwerking met reguliere afdelingen kunnen ook behandelingen met eye movement desensitization and reprocessing (EMDR), psychomotore therapie en dialectische gedragstherapie worden geboden ook wanneer de behandeling bij ACT-jeugd nog loopt. Daarnaast wordt binnen een aantal teams inmiddels ook de broodnodige ervaringsdeskundigheid ingebracht door 'Begeleider Geestelijke Gezondheidszorg met ervaringsdeskundigheid'. Afsluiting van de zorg Wanneer kan het contact met een jongere worden afgesloten? Net als in de reguliere zorg wordt de behandeling beëindigd zodra de jongere meent dat de gewenste behandeldoelen zijn gerealiseerd. Over het algemeen is er echter veel tijd nodig om de gewenste behandeldoelen te bereiken. De diagnostiek kost de nodige tijd maar ook normale processen die met de puberteit samenhangen spelen daarbij een rol. Een andere reden om de zorg af te sluiten is de verhuizing van de jongere buiten het zorggebied. Als we weten waar de jongere zijn nieuwe habitat heeft verkozen, trachten we de zorg elders te continueren. Veel vaker komt het echter voor dat een jongere een aantal maanden 'uit het zicht verdwijnt' zonder dat er op enige wijze contact mogelijk is. Een aantal van hen komt 'als van zelf' weer in beeld en dan ook weer in zorg. Als de tussentijd langer is dan 3 maanden wordt de zorg administratief afgesloten, maar blijven de ogen en oren van de hulpverleners geopend. Bij jongeren die niet langer ACT-Jeugd zorg nodig hebben, maar nog wel andere zorg nodig hebben, zorgen we voor een warme overdracht naar een gepaste zorgvorm in overleg met de jongere. Verder komt het natuurlijk ook voor dat een jongere onze doelgroep ontgroeit.
18 | SP maart 2009
Dan wordt er met de jongere gezocht naar een passende nieuwe plek waar de gewenste zorg kan worden gecontinueerd. Vaak zal dat een ACT-volwassenteam zijn. Teamsamenstelling Binnen de ACT-Jeugd teams werken psychiaters, verpleegkundigen, SPV-en, maatschappelijkwerkenden, psychologen, GZ-psychologen, pedagogen, systeemtherapeuten, sociaalpedagogisch hulpverleners, verslavingsdeskundigen, arbeidsdeskundigen, ervaringsdeskundigen en meewerkende teamleiders. Binnen het team vindt idealiter nauwelijks personeelsverloop plaats, is er een heldere gedragen gemeenschappelijk behandelvisie, worden parallelprocessen tijdig herkend en hebben de teamleden voldoende aandacht voor elkaar om een paar belangrijke waarden te noemen. De dagelijkse praktijk is iets minder ideaal, maar gaat wel die kant op. Wat in Rotterdam erg goed gelukt is, is om multiculturele teams samen te stellen. Het aantal cliënte in zorg bij de ACT-Jeugd teams laat veel meer culturele diversiteit zien dan de zorg die geboden wordt binnen de reguliere GGZ, waar vooral autochtone Nederlandse jongeren worden bediend. Blijkbaar is het ons op deze wijze gelukt om aan een deel van de voorwaarden te voldoen aan voor een toegankelijke GGZ zoals Minas (2007) die beschrijft. Enkele belangrijke kenmerken daarvan zijn nabijheid in de woonomgeving, geen ingewikkelde verwijsprocedures, betaalbaar, psychologisch toegankelijk in de zin van niet stigmatiserend en cultureel toegankelijk. Leon, een 19-jarige jongeman van Kaapverdiaanse afkomst, wordt via de acute dienst van de BAVO Europoort aangemeld bij ons ACT Jeugdteam. Hij heeft last van stemmen die hem opdrachten geven om zichzelf iets aan te doen. Vooral de stem van zijn oudere broer die zegt dat hij voor de metro moet springen, maakt hem erg angstig. Hij durft hierdoor niet meer zelfstandig buiten te komen. Leon woont thuis bij zijn moeder en stiefvader samen met zijn oudere broer en zus. Hij volgt een opleidingstraject tot timmerman in de bouw. Hiervoor moest hij geregeld stage lopen op verschillende bouwplaatsen in de regio, maar door de stemmen kon hij dit niet meer opbrengen. Vooral het reizen maakte hem erg angstig. Hij heeft zich ziek gemeld en nu blijft hij thuis, speelt vooral met de spelcomputer en kijkt tv. Zijn moeder, stiefvader, broer en zus zijn maar gedeeltelijk op de hoogte van zijn problemen en dat houdt Leon het liefst zo om te voorkomen dat ze zich te veel zorgen gaan maken. Hij doet zich naar hen veel beter voor dan dat hij zich voelt. Leon heeft een vriendin, maar hij heeft haar al enkele maanden niet gezien en houdt het contact af omdat hij haar niet durft te vertellen over zijn problemen. Hij voelt zich erg ongelukkig, hij wil weer gewoon zijn zoals hij enkele jaren geleden was.
Drempels op organisatieniveau Om de juiste zorg te kunnen leveren worden er van buiten en binnen de organisatie allerhande eisen aan de organisatie en haar professionals gesteld. Terecht. Echter, de eisen die er zijn om modelgetrouw te werken zijn zeker voor een organisatie in ontwikkeling hoog. De DACTS wat voluit staat voor de Dartmouth Assertive Community Treatment Scale is een instrument waarop per item weergegeven kan worden hoe modelgetrouw men werkt (Winter & Calsyn, 2000]. Enkele voorbeeld items zijn: contactfrequentie met de cliënt, teamsamenstelling, outreachend werken en personeelsverloop. Sinds kort is het in Nederland mogelijk om een keurmerk te ontvangen als (F)ACT team. Dit wordt verstrekt door het Centrum Certificering ACT en FACT. Een team met een keurmerk voldoet aan bepaalde standaards en werkt via een modelgetrouwe, goed omschreven werkwijze (Stichting CCAF). SP maart 2009 | 19
Daarnaast is elke GGZ-organisatie er om andere redenen bij gebaat dat er een certificering plaats vindt waaruit blijkt dat hun kwaliteitsmanagementsysteem voldoet aan eisen die vanuit de sector, de financiers, patiënten & consumenten en de overheid worden gesteld. Zo'n systeem heeft een organisatie ongetwijfeld nodig om kwaliteit goed te kunnen managen, maar heeft als groot gevaar dat alles in protocollen en standaarden gegoten dient te worden en enorme bergen output. Los van bovenstaande keurmerken die de organisatie om haar moverende redenen graag binnenhaalt dient zij daarnaast ook nog aan allerhande andere voorschriften, registraties te voldoen voor o.a. het zorgkantoor, de zorgverzekering en de overheid. Helaas moeten ook die data komen van de werkvloer en dragen zij slechts zelden bij tot het primair proces en het werkplezier van de professionals. Tijdsinvestering Het kost de nodige tijd om met de jongere oplossingen te zoeken voor hun schulden, scholing en huisvesting. Wachten in een wachtruimte op de afspraak met de klantmanger van SoZaWe kan heel nuttig en nodig zijn voor het contact met de jongere, maar als dat wachten alles bij elkaar een hele ochtend duurt, betekent dat er geen tijd is voor de andere zaken die de organisatie van je vraagt. Minstens zo belangrijk is de zorg aan jongeren die formeel nog niet in zorg zijn. Te denken valt aan probleemjongeren die nog wel hun school bezoeken, maar waar veel zorgen om zijn. Het bezoeken van scholen, spreken van docenten, maatschappelijk werkenden en deelname aan Zorg Advies Teams behoort zeker ook tot het werk van de ACT-teams. Echter on-ingeschreven cliënten zijn geen cliënten voor het zorgkantoor. Dat dient uit de WMO te komen. Wanneer een jongere in zorg is bij een van de ACT teams en om welke redenen dan ook in het gevang belandt, is het van belang dat het contact wordt gecontinueerd. Dat gaat gepaard met een forse tijdsinvestering wanneer iemand in de gevangneis wordt bezocht. Naast de voorbereidingen om uit te zoeken waar een jongere verblijft, vraagt de feitelijke toegang tot de penitentiaire instelling waar de jongere verblijft veel geduld en tijd. En het zal de eerste keer niet zijn dat als alles goed geregeld leek, de jongere onvindbaar bleek voor de mensen bij de entree van de penitentiaire instelling. Een probleem dat de nodige tijd vraagt is het ontbreken van mogelijkheden voor een zinvolle dagbesteding. Tussentijds op- of overstappen naar een andere school of leer/werktraject is om allerhande redenen vaak niet mogelijk. Ook voor jongeren die redelijk instromen in andersoortige programma's zoals 'Back on Track' of "Back to your future' maar de zorg van ACT-Jeugd nog niet kunnen missen is het schier onmogelijk om een passende dagbesteding te vinden. Huisvesting Een obstakel wat vooral speelt voor dak- en thuisloze jongeren, is het vinden van geschikte huisvesting. Voor veel van de voorzieningen geldt dat ze er door hun leeftijd, tussen de 18 en 23 jaar, niet overal terecht kunnen. En mochten ze qua leeftijd wel ergens terecht kunnen, dan is er vaak weer een ander exclusiecriterium zoals een dubbele diagnose, druggebruik of een eerder incident waardoor ze buiten de boot vallen bij de (crisis)opvangvoorzieningen van de maatschappelijke opvang. Abdul, 18 jaar wordt aangemeld door de reguliere GGZ omdat hij niet op gemaakte afspraken komt en dakloos is. Verwijzer heeft veel zorgen en vraagt outreachende begeleiding en behandeling. Abdul is aangeraden zich bij de Eijk, een crisis maatschappelijke opvang voor jongeren (CMOJ), te melden. Met Abdul is afgesproken dat ACT daar met hem contact zal leggen. De eerste week wordt dagelijks contact opgenomen met de Eijk, waar Abdul helaas niet aangekomen is. 20 | SP maart 2009
Eerste contact is er als Abdul zich bij het Jongeren Loket meldt voor een uitkering. Het Crisis Centrum belt ACT een week later: Abdul is daar kort geweest, maar vertrokken omdat hij niet kon blijven. Daags erna belt een medewerker van de Eijk: Abdul is gearriveerd maar vertoont ernstige gedragsproblemen die te zwaar zijn voor de Eijk, hij kan dus niet blijven. Nu lukt het om Abdul daar te spreken. Hij vertelt dat hij moeilijk met mensen om kan gaan die niet naar hem luisteren en hem slechts vertellen wat hij moet doen. Hij gaat al een tijd niet meer naar school omdat hij dakloos is. Zijn moeder is opgenomen in een psychiatrische kliniek en vader is alcoholist. Abdul komt depressief over, is te mager erg bleek en heeft forse kringen onder zijn ogen. Hij weet niet of hij verzekerd is. Hij vertelt desgevraagd af en toe te blowen. Hij wil graag hulp bij het vinden van huisvesting en het regelen van zijn financiën en verzekering, en hij wil graag weer naar school. Na het bellen met vijf andere CMOJ's lukt het uiteindelijk om hem in een buurgemeente tijdelijk onder te brengen bij het Leger des Heils.
Samenvattend De afgelopen jaren is het met vereende krachten gelukt om een nieuwe vorm van jeugd GGZ op te bouwen die in staat lijkt om jongeren te vinden, te boeien en te binden. Daarin zijn we succesvoller dan de reguliere jeugd GGZ. Zeker als gekeken wordt naar het succesvol in zorg krijgen en houden van ook zorgvragers van niet-Nederlandse afkomst. Binnen en buiten de eigen organisatie is er inmiddels royaal aandacht voor dit initiatief, mede doordat de methodiek verdiend beloond is met de hoofdprijs binnen de eigen instelling. Afgemeten naar het aantal dakloze jongeren, zijn we nog niet succesvol genoeg: het laatste rapport van de Algemene Rekenkamer laat zien dat het aantal dak en thuisloze jongeren in Rotterdam niet af maar toegenomen is (Algemene Rekenkamer, 2007). Literatuur • Algemene Rekenkamer Opvang zwerfjongeren. 2004 (te raadpelegen via http://www.rekenkamer.nl/9282000/d/p351_rapport2_zonder_bijlagen.pdf • Klaver, J., J. van Marle & F. Bovenberg, Eerste ervaringen met een forensisch ACT-team in Drente. SP 2008 (87) 15-22 • Marshall, M. & A. Lockwood, Assertive community treatment for people with severe mental disorders. Cochrane Database of Systematic Reviews 1998, Issue 2. Art. No.: CD001089. • Mulder, C.L.& H. Kroon, Assertive Community Treatment. Amsterdam:Boom, 2006. • Minas H., Developing mental-health services for multicultural societies (PP 388-401) In Textbook of Cultural Psychiatry. Bhugra, D and, Bhui, K (Eds) New York 2007 Cambridge University Press ISBN: 0521856531 • Otter JJ den. Adolescent Health. CMG 2007 4 (3) 174-177 • Stein, L. I., M.A.Test & A.J. Marx, Alternative to the hospital: a controlled study. American Journal of Psychiatry 132:517-522, 1975 • Stichting CCAF zie http://www.ccaf.nl/nl/home/index.htm • Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Vertrouwen in de school. Over de uitval van 'overbelaste' jongeren. WRR/Amsterdam University Press, Den Haag/Amsterdam, 2009 • Winter, J. P. & R.J., The Dartmouth Assertive Community Treatment Scale (DACTS). A generalizability study. Eval Rev. 2000 Jun;24(3):319-38 Correspondentie Joost den Otter Twentestraat 96 3083 WD Rotterdam
[email protected]
SP maart 2009 | 21