Artikelen
Prof. mr. drs. C. Stuurman1
Ambient intelligence: een heerlijke nachtmerrie? 170 Na een kort overzicht van de diverse bijdrag en in dit nummer, wordt in dit artikel ing eg aan op een aantal reguleringsvragen die in relatie tot ambient intelligence kunnen worden g esteld. Daarbij komt onder meer de vraag aan de orde of er ruimte of noodzaak is voor nationale dan wel internationale benadering, en wordt ingegaan op regulering door middel van 'ambient code'. 1
2
Inleiding
Heerlijke nachtmerries bestaan uiteraard niet (behalve voor de liefhebbers van griezelfilms) maar toch geeft deze titel mijn ambivalente gevoelens bij het onderwerp goed weer. Zal ambient intelligence ons leiden naar een (sprookjesachtige) wereld vol met slimme, waakzame, proactieve, vriendelijke en zelfstandig handelende tech nologie of vormen (de meeste van) deze eigenschappen juist ingrediënten van een nachtmerriescenario? Hét antwoord op deze vraag bestaat uiteraard niet; het is een kwestie van smaak, opvatting en wellicht zelfs princi pes. Ambient intelligence 'gaat niet over recht'; het is een visie op een mogelijke technologische toekomst. Toch zullen rechtsregels een belangrijke rol spelen bij zowel de ontwikkeling, bouw en toepassing/gebruik van ambient intelligencetoepassingen. De mate waarin het recht grip zal krijgen op ambient intelligence is een vraag op zich. Uiteindelijk zal de toepassing plaatsvinden binnen het dan bestaande juridische kader, dat wellicht specifiek zal (moeten) worden aangepast aan die nieuwe technolo gie. Als we de lijnen in het verleden mogen doortrekken dan zal de verdere ontwikkeling van ambient intelligence in elk geval vanuit juridisch inhoudelijk, maar ook juri dischcommercieel perspectief zeker een sprookje kunnen worden. Ambient intelligence zal zich qua maatschappe lijke impact naar mijn inschatting kunnen meten met ontwikkelingen als de opkomst van mobiele communica tie en het internet. Ambient intelligence begrijp ik als een echte 'volgende stap' qua technologische ontwikke ling en effect op onze samenleving. Computers zullen niet langer (visueel) dominant aanwezig zijn in de fysieke omgeving, maar 'embedded' worden, verborgen in de omgeving. In plaats van mensonvriende lijke interfaces, zoals QWERTYtoetsenborden (ontwikkeld 1.
262
in de tijd van typemachines om de invoer van informatie te vertragen...) en machinegestuurde interfaces, zal de computer vriendelijker, toegankelijker en meer begripvol worden. Informatievoorziening zal gepersonaliseerd worden. Niet langer die ene standaard 'tooi' waaraan de mens zich moet aanpassen, maar gepersonaliseerde, behulpzame en vriendelijke technologische ondersteuning die ons zal helpen in het verkeer, de zorg, thuis etc.
Kees Stuurman is als hoogleraar verbond n ■ in h i Til JIIII' In ni"'i of Law, Technology and Society (TILT) aan tli UIII
II van lil.mi. en voorts werkzaam als partner bij Van DiHU ni n l n i t n e n nin.nn. n en fiscalisten te Amsterdam.
Juridisch kader
Ambient intelligence is een dermate brede (en eigenlijk ook vage) visie dat de juridische inkadering en duiding daarvan nog maar beperkt mogelijk is laat staan in het relatief korte bestek van een special, zelfs als het gaat om Computerrecht. Om het technologische concept van ambient intelligence voor een juridische beschouwing wat meer tastbaar te maken is er voor gekozen om een aantal concrete toepas singen als leidraad te nemen. Deze toepassingen op het terrein van wonen, zorg en verkeer worden beschreven in de inleidende bijdrage van Bibi van den Berg. Zij geeft daarin een overzicht van ambient intelligence als visie waarbij zij nader ingaat op de belangrijkste kernbegrippen van deze technologische visie: de alom tegenwoordigheid van de technologie, de technologie verborgen in de omgeving ('embedded'), de technologie levert gepersona liseerde diensten, en de technologie is adaptief, context gevoelig en zelfs proactief. Op basis van deze schets van wat ambient intelligence allemaal belooft te bieden, wordt vervolgens nader inge gaan op een aantal juridische invalshoeken. Voornaamste thema's daarbij zijn privacy, computercriminaliteit, aan sprakelijkheid en juridische aspecten van transacties in een ambient intelligenceomgeving. Daarmee wordt niet gepretendeerd een volledige tour d'horizon te geven maar wordt wel beschreven wat althans op dit moment de (potentieel) voornaamste issues lijken te zijn. In dit rijtje ontbreekt intellectuele eigendom; een bijzon derheid voor een overzichtbeschouwing op het terrein van nieuwe technologie De ontwikkeling en exploitatie van ambient intelligence /al ongelwiikkl een stevige IE componenl kennen. Ie denken valt ondei meer aan de bescheiming van piogiammatuui, databases, profielen, voiingeving etc De daaiaan veibonden IEpioblematiek 111let op dit moment echtci niet veel at ie wijken van lungeen ons thans bekend is. Ik reahseei mi| dat als we naai het veileden kijken dit een nskante inschatting is Wie over 10 ol 20 jaai óe?p special nog eens in handen heelt, /al mogelijk een glimlach niet kunnen onderdruk ken.
Afl.6 deteinbci ^010
Coivpiitenrecht
AMBIENT INTELLIGENCE: EEN HEERLIJKE NACHTMERRIE?
Een van de belangrijke randvoorwaarden om gepersonaliseerde dienstverlening mogelijk te maken, is dat ambient intelligence-technologieën de gebruiker goed 'leren kennen' en ook in zijn staat zijn de gedragingen aan te passen aan de wensen en behoefte van die gebruiker (adaptief). Vanuit privacyperspectief doemen hier direct een aantal interessante vragen op. Mireille Hildebrandt gaat in haar bijdrage 'Privacy en identiteit in slimme omgevingen' nader in op de vraag in hoeverre dergelijke adaptieve en proactieve systemen een aantasting van de privacy kunnen vormen. Biedt het traditionele privacybegrip nog wel bescherming in tijden van proactieve, slimme omgevingen? Hildebrandt behandelt de ontwikkeling die het privacybegrip doormaakt en met name het groeiende belang van de individuele autonomie daarbinnen. Zij gaat ook nader in op de toepassingsmogelijkheden van PETs (privacy enhancing technologies) en TETs (transparency enhancing tools). Een belangrijke conclusie in haar bijdrage is ten slotte dat privacyregels ook in de systemen zelf zullen moeten worden verankerd ('ambient law').
gen maar ook op de aansprakelijkheidsregels voor specifieke elektronische communicatie (provideraansprakelijkheid).
De ervaring leert dat nieuwe technologische mogelijkheden ook leiden tot nieuwe variaties van crimineel gedrag. In zijn bijdrage gaat Bart Schermer nader in op de mogelijkheden die de ambient intelligence-infrastructuur en toepassingen bieden voor 'high-tech' criminelen. Hij bespreekt daarbij allereerst welke specifieke kenmerken van ambient intelligence gebruikers mogelijk extra kwetsbaar maken voor high-tech criminaliteit. Vervolgens gaat hij nader in op een aantal mogelijke delicten die in een ambient intelligence-omgeving kunnen worden gepleegd en bespreekt hij de juridische kwalificatie daarvan. Daarbij komt oók de vraag aan de orde of de bestaande strafwetgeving wel in voldoende mate is toegerust om deze nieuwe uitdagingen aan te gaan.
Telkens als zich een nieuwe fase van technologische ontwikkeling aandient rijzen er vragen als die naar de hanteren maatstaf voor de juridische duiding daarvan, en (indien noodzakelijk) wijze van regulering. Deze vragen vormen de kern van menig wetenschappelijk onderzoeksprogramma; ook in relatie tot ambient intelligence kan (en wordt) deze traditie worden voortgezet.
Ambient intelligence belooft onder meer intelligente ondersteuning te bieden aan de gebruiker. Als de geboden ondersteuning naar het oordeel dan wel de beleving van de gebruiker echter minder 'intelligent' uitpakt, ofwel domweg niet, of niet goed functioneert, en schade veroorzaakt, rijst uiteraard de vraag wie daarvoor aansprakelijk is. Het niet voldoen van een omgeving aan de verwachtingen van de gebruiker is overigens geen nieuw fenomeen. Denk aan de weg waarop in de winter niet wordt gestrooid. Wegbeheerders trachten zich in te dekken door met borden te waarschuwen. Als het echter gaat om intelligente omgevingen kunnen de gevolgen van het niet-functioneren (ook) zeer verstrekkend zijn. Zal een enkele waarschuwing voldoende zijn? In hun bijdrage bespreken Steven De Schrijver en Marlies Maes de vraag of de huidige aansprakelijkheidsregels volstaan om de visionaire technische werkelijkheid van ambient intelligence het hoofd te bieden. Zij gaan daarbij nader in op onder meer de regelingen inzake productenaansprakelijkheid, algemene zorgvuldigheidsverplichtin-
Computerrecht
Ambient intelligence zal alleen tot ontwikkeling kunnen komen als het ook commercieel voldoende perspectief biedt. Dit veronderstelt ook dat er een solide juridische basis bestaat voor het verrichten van transacties in een dergelijke omgeving. De bijdrage van Joost Linnemann en Joost Schmaal is gericht op het juridisch analyseren van een tweetal voorbeeldtransacties, een uit de gezondheidszorg en een consumententransactie inzake digitale media. Op basis daarvan gaan zij na of het privaatrechtelijke kader, in het bijzonder het contractenrecht, is opgewassen tegen de komst van zelfhandelende systemen. Daarbij gaan zij ook nader in op de wijze waarop in een dergelijke context kan worden omgegaan met de informatieplichten die voortvloeien uit het Europese kader voor de elektronische handel. 3
Reguleringsvragen
Europese onderzoeksprogramma's op het terrein van ICT omvatten overigens ook juridisch onderzoek dat relevant is voor de ontwikkeling van ambient intelligence. Een belangrijk voorbeeld is het FIDIS-programma (Future of Identity in the Information Society), dat onderdeel vormt van het Europese Zesde kaderprogramma en is gericht op onderzoek naar de gevolgen van ambient intelligence op de inhoud en betekenis van het begrip identiteit, en op de mogelijkheden voor identiteitsmanagement en bescherming van de privacy.2 Ambient intelligence is meer een visie dan een concrete toepassing. Dit bepaalt in belangrijke mate ook de discussie over reguleringvragen. Ik beperk mij in het bestek van deze bijdrage tot het plaatsen van enkele kanttekeningen. 3.1 Wetgevingskader Op grond van de 'Aanwijzingen voor regelgeving' is in Nederland het toetsingskader zoals opgenomen in de uit 1998 stammende nota 'Wetgeving voor de elektronische
2.
Zie www.fidis.net/publications/fidis-publications/#c2560 voor een overzicht van publicaties.
Afl. 6 - december 2010
263
AMBIENT INTELLIGENCE: EEN HEERLIJKE NACHTMERRIE?
snelweg'3nog steeds bepalend voor het handelen van de wetgever. Binnen dit kader dient regelgeving (in afnemende volg orde van voorkeur) plaats te vinden op mondiaal, regio naal, dan wel EUniveau. Regelgeving op nationaal niveau kan worden overwogen als het voorgaande (nog) niet haalbaar is, dan wel ter bescherming van normen en waarden, ter versterking van de Nederlandse concurren tiepositie of als voorbeeld voor internationale rechtsont wikkeling. Als alternatief voor overheidsregulering dienen met name vormen van zelfregulering zo veel mogelijk te worden gestimuleerd. Dit in ieder geval zolang er geen sprake is van 'verdringing' van traditionele communicatie, en voorts in tijden van 'technologische turbulentie'. Overheidsoptreden is op grond van deze uitgangspunten ook in ieder geval aan de orde indien fundamentele nor men en waarden van de democratische rechtsstaat in het geding zijn (bescherming van klassieke grondrechten en in geval van ernstige inbreuk op de rechtsorde en staats veiligheid). Welke betekenis heeft dit kader voor de regulering van ambient intelligence? In het geschetste kader zijn in elk geval 'verdringing' en aantasting van grondrechten beslissende factoren voor overheidsinterventie. Dat geldt weliswaar ook voor ernstige inbreuken op de rechtsorde en staatsveiligheid, maar deze lijken mij niet op voorhand bepalend voor ambient intelligence in de breedte. Van 'verdringing' is in dit toetsingskader sprake als het onmogelijk is als burger te functioneren zonder toegang te hebben tot de meest voorkomende elektronische infrastructuren en diensten, doordat de traditionele middelen aan betekenis hebben verloren.4 Het uitgangs punt van de Nota is 'nevenschikking'. Toegepast op ambient intelligence betekent dit een situatie waarbij ambient diensten en infrastructuren een grote maatschap pelijke en economische betekenis hebben, maar waarin geen verdringing optreedt van traditionele voorzienin gen.5 Verdringing? Bij de introductie van ambient intelligence lijkt mij het risico van verdringing nadrukkelijk aanwezig. Denk bij voorbeeld aan de toegang tot hulpverleners, bijvoorbeeld de huisarts. De mogelijkheden voor online medische zorg groeien snel. Gekoppeld aan vergrijzing en de nood/aak tot bezuinigen zou dit heel goed kunnen leiden tot een 'online eerst' strategie voor (delen van) de zorg Hoe
Zie Aanwijzing 7a: 'Bij het voorbereiden van een regeling die • nhinil houdt met ontwikkelingen inde informatieen communicati' iLihuo logie wordt het toetsingskader uit de nota 'Wetgeving voor de i II 11 n nische sn i \.' i i ' ./ I 1 1 'l"< "i SSO m 2 > f- • Ih in acht ge
iin n
Nota Wet .. in
up t l
Nota Wet i
»p il
ui
passagev.uini
l.'inniihi
ni-l
<.niiili'n< ii u m i n i u n i
kan m.i. e n b i n h u
e
e i . ' n u n i - i l u M I lv><-
proactief, embedded en vriendelijk de technologie ook zal worden, persoonlijk contact blijft in de zorg echter onder bepaalde omstandigheden onmisbaar. Op naar een basisrecht voor een direct (en offline), persoonlijk contact met een zorgverlener? Een ander voorbeeld is de communicatie tussen burger en overheid. Zowel in Nederland als in België wordt veel aandacht gegeven aan het vergroten van de mogelijkhe den voor elektronische communicatie met de overheid. Hoewel dit tal van positieve effecten kan hebben voor de burger5, groeit ook, zeker voor wat de overheidsdienstver lening betreft, het risico op verdringing van de mogelijk heden van persoonlijk contact (ook in termen van termij nen, reistijd etc). We zien immers nu al dat in tal van andere sectoren met behulp van websites, spraakherken ning, verplicht mailcontact etc. barrières worden opge worpen tegen directe menselijke interactie. De ontwikke ling van slimme technologie zal deze trend waarschijnlijk verder versterken. Daar waar wezenlijke rechten van burgers in het geding zijn zal er echter een basisrecht moeten blijven bestaan om met redelijke inspanningen (en met algemeen beschikbare technologische middelen) direct contact te kunnen leggen met een medewerker van de overheid, zorginstelling e.d. De wetgever zal de vinger aan de pols moeten houden. Regelgeving: nationaal of internationaal? Als we het internet nemen als metafoor voor de huidige stand van zaken op het terrein van ICT dan is met name de mogelijkheid van communicatie het leidend kenmerk; communicatie tussen mensen, maar ook tussen machines onderling en tussen mens en machine (bijv. websites). Als er regels gesteld moeten worden is in deze context direct duidelijk dat dit op internationaal niveau moet gebeuren. Bij ambient intelligence is het communicatieaspect ook van groot belang (en zelfs een essentiële schakel) maar niet het primaire doel. Bij ambient intelligence wordt ICT op een heel andere wijze ingezet; er worden 'omgevingen' mee gecreëerd die ons comfort, luxe, veiligheid, zorg etc. moeten brengen. De interactie tussen de mens en de omgeving staat daarbij centraal. Op het eerste gezicht leidt dit niet direct tot de noodzaak van regulering op inrci nationaal niveau. Adaptiel veimo°,cn steil althans de noesten van ons als ïegel goed in Maal om in te spelen op de (soms signifi cante! velschillen in de 'omgevingen' (verkeer, zorg, ondei wiis) waai in wij ons begeven, bijvoorbeeld bij bui tenlandse reizen. Naarmate de technologie ons in het dagelijks leven meer ondcisicunl kan ik mij voorstellen dat dit menselijk aanpassingsvi'i mogen onder druk zal
l> ■* P I li ÜL ln-'ii'ItL-iirii
iln m i i M i l i M '
HM d f i n n t c x r
o |. ..PI. « U IJ L I I .ilo'liul fnM.v,ii'i,luicn
„„,.,,„„ , . t J ' ' " l 1 "'i^hedenvoordemocratische p.wninp.Uie A MwiK's ui, ,„ i „ . , , , „ . ...... .„„. , „ . ' " " i n I edemocratische burger'.
diensten)
2M
AO.6 december 2010
Computerrecht
AMBIENT INTELLIGENCE: EEN HEERLIJKE NACHTMERRIE?
komen te staan. Wie bijvoorbeeld gewend is zich te 'laten' rijden in een intelligente auto zal voorbij het bordje 'no smartness provided' niet al te snel zelf weer achter stuur (durven) kruipen. Indien er tussen landen grote verschillen zouden ontstaan in de mate van ondersteuning die de technologie biedt, dan kan dat het onderlinge verkeer en de samenwerking in bredere zin beïnvloeden. Dat kan op zich al een reden zijn om primair te kiezen voor internationale coördinatie. De krachtsverhoudingen en marktafbakeningen in de ICT-industrie wijzen uiteraard ook al in die richting. Er is ook nog een meer fundamentele benadering mogelijk. Al jaren wordt er op Europees niveau harmonisatie nagestreefd van onderwijs, zorg, verkeer etc. (mede) om de fundamentele Europese vrijheden (vrij verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal en de vrijheid van vestiging) te waarborgen. Divergerende technologische ontwikkelingen kunnen de mogelijkheid om van deze vrijheden gebruik te maken onder druk zetten. Door middel van internationale coördinatie kan dit risico worden beperkt.7 Als slotsom lijkt er derhalve toch een valide reden om ook voor wat de regelgeving betreft primair op internationaal niveau in te steken. 3.2
Ambient code en ambient law?
Bij de opkomst van ambient intelligence zal - zelfs meer dan voorheen - aandacht ingeruimd moeten worden voor het regulerend effect en de reguleringsmogelijkheden van deze nieuwe ontwikkeling. Daarvoor zijn twee redenen: ten eerste is het aannemelijk dat de 'code' als zodanig significante juridische relevantie zal blijken te hebben, ten tweede is het waarschijnlijk noodzakelijk om met behulp van de technologie (derhalve actief) juridische waarborgen in te bouwen in de te ontwikkelen toepassingen. Ambient code Al sinds enkele tientallen jaren is bekend dat de door technici gemaakte (afspraken inzake) ontwerpkeuzes in hoge mate juridisch relevant kunnen zijn.8 Op het terrein van de informatietechnologie heeft het juridisch belang van de wijze waarop technologische ontwikkelingen tot 7.
8.
Het is uiteraard een reële vraag of dit risico zich überhaupt wel significant zal manifesteren; daarvan lijkt eerst (mogelijk) sprake te zijn als ambient intelligence ons dagelijks leven verregaand domineert en de gebruikers van de systemen daarvan sterk afhankelijk zijn geworden voor hun dagelijks functioneren. Of dat een reëel perspectief is valt uiteraard nog te bezien. Met name in de Duitse literatuur is daar al veel, en vroeg, over geschreven. Zie onder meer: P. Marburger, Die Regelen der Technik im Recht, Carl Heymans Verlag, Köln 1979), E. Denninger (m.m.v. K.H. Holm), Verfassungsrechtlige Anforderungen an die Normsetzung im Umwelt- und Technikrecht, Nomos, Baden-Baden, 1990 en R. Wolf, Der Stand der Technik, Westdeutscher Verlag, Opladen 1986. Voor Nederland verwijs ik onder meer naar mijn eigen proefschrift (C Stuurman, Technische normen en het recht. Beschouwingen over de interactie tussen het recht en technische normalisatie op het terrein van informatietechnologie en telecommunicatie, diss. VU, 1995).
Computerrecht
stand komen zich lange tijd aan het oog van de meest juridische waarnemers onttrokken. Door het werk van met name Reidenberg ('Lex Informatica'), Mitchell ('Code is the law') en Lessig ('Code as law')9, is het juridische belang van 'code' vanaf midden jaren negentig echter in bredere kring in zicht gekomen. Ook bij de ontwikkelingvan ambient intelligence verdient dit aspect nadrukkelijk aandacht. De voor een belangrijk deel nog te maken technische (ontwerp)keuzes zullen in hoge mate bepalen hoe ambient intelligence-toepassingen zich zullen 'gedragen'. Dit bijvoorbeeld in de zin van de informatie die zij verzamelen of verstrekken, de invloed op gedrag van de gebruikers etc. Op deze wijze kunnen niet alleen 'gedragregels' ontstaan maar kan ook afbreuk worden gedaan aan de bescherming van (grond)rechten van burgers. Kortom, hier betreedt 'de techniek' het terrein van de wetgever (althans de overheid). Een democratische rechtsstaat dient waarborgen te bieden voor de wijze van totstandkoming, inhoud en handhaving van 'maatschappelijk spelregels'. De moderne technologische ontwikkelingen leiden er toe dat het kader waarbinnen dit proces zich afspeelt steeds meer door techniek en technici wordt bepaald. Dat mag echter geen reden zijn voor de overheid om te wijken. Daar waar het gaat om normstelling zal zij actief bij dit proces betrokken moeten blijven, dan wel tenminste moeten waarborgen dat een adequate participatie daarin mogelijk is vanuit de relevante maatschappelijke geledingen. Technoregulering De door Franken geformuleerde 'beginselen van behoorlijk ICT-gebruik'10 (waaronder beschikbaarheid, integriteit, authenticiteit, vertrouwelijkheid en transparantie) geven beknopt de belangrijkste fundamentele normen weer die in relatie tot ICT-gebruik in acht (zouden) moeten worden genomen. Gezien de complexiteit van de technologie en de (beoogde) mate van autonomie van de toepassingen daarvan, zal regulering door middel van tot personen gerichte 'instructies' (gedragscodes, wetgeving) waarschijnlijk onvoldoende waarborgen verschaffen voor naleving. In een ambient intelligence-omgeving zijn ICT-toepassingen niet (langer) met name instrumenteel voor menselijk handelen, maar zullen zij een hoge mate van autonomie kennen en zal de menselijke sturing meer op afstand komen te staan. Voorts zal de juridische relevantie van dat automatische handelen veel groter zijn. Als we denken 9.
10.
J.R. Reidenberg, Lex Informatica: The Formulation of Information Policy Rules Through Technology, Texas Law Review 1998, p. 553-593, W,J, Mitchell, City of Bits: Space, Place and the Infobahn, Cambridge Mass., MIT Press 1995 en L. Lessig, Code and Other Laws of Cyberspace, Basic Books, New York, 1999. H. Franken, 'Kanttekeningen bij het automatiseren van beschikkingen', in: H. Franken, l.Th.M. Snellen, J. Smit en A.W. Venstra, Beschikken en automatiseren, VAR-reeks 110, Alphen aan den Rijn 1993, p. 7-50.
Afl. 6 - december 2010
265
AMBIENT INTELLIGENCE: EEN HEERLIJKE NACHTMERRIE?
aan ambient intelligence-toepassingen in de zorg en het verkeer dan wordt duidelijk dat bijvoorbeeld de bescherming van de menselijke integriteit en veiligheid veel meer dan nu in de handen van machines zal komen te liggen. Ook op informationeel vlak zal de mate waarin fundamentele waarden worden beschermd veel meer door machines worden bepaald. Onder die omstandigheden zal inbedding van de te beschermen belangen in het ontwerp- en bouwproces van systemen waarschijnlijk een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het realiseren van effectieve waarborgen. Koops en Hildebrandt" spreken in dit verband over de noodzaak om te komen tot ontwikkeling van 'ambient law', 'as a novel way to articulate legal norms'. Zij wijzen daarbij met name op privacyrelevante toepassingen als PETs en TETs. Dit kan uiteraard breder worden getrokken; ook voor het waarborgen van bijvoorbeeld de fysieke veiligheid van personen in slimme omgevingen kan regulering, mede M. Hildebrandt en B.J. Koops, 'The Challenges of Ambient Law and Legal Protection in the Profiling Area', the Modern Law Review, 73 (3) p. 460.
266
door middel van (verplichte) technologische toepassingen, een belangrijk instrument zijn. Geheel nieuw is een dergelijke 'technoregulering' overigens geenszins, denk bijvoorbeeld aan arbo-regels voor het omgaan met machines, maar ook aan de verplichte airbag in auto's.12 Tot slot Ambient intelligence is een spannende visie, niet alleen technologisch maar ook sociaal-maatschappelijk en juridisch. Wat zullen de gevolgen zijn als de technologie zich zo ver heeft ontwikkeld; sprookje of nachtmerrie? We zullen zien. In bepaalde toepassingen toont de technologie nu al voorzichtig 'ambient'-kenmerken. Denk bijvoorbeeld aan de technische snufjes in de nieuwste generaties auto's en het (opmerkelijk snel) naar de achtergrond verdwijnen van de pc als een separaat object. Dat geeft de mogelijkheid ervaring op te doen, ook op juridisch terrein. In deze special wordt een overzicht geboden van de naar huidig inzicht voornaamste juridische invalshoeken. Veel leesplezier gewenst. 12.
Zie over technoregulering onder meer: R.E. Leenes, Harde lessen. Apologie van technologie als reguleringsinstrument, Oratie Universiteit van Tilburg, 2010.
Afl. 6 - december 2010
Computerrecht