Antony Beevor & Artemis Cooper, Parijs – Na de bevrijding 1944-1949 - Ambo 2010
12. Niemand wierp zo gretig en zo roekeloos stenen als de jonge intellectuelen na de bevrijding, die met hun herontdekte politieke en literaire spierballen rolden na de atrofie van de Pétainistische jaren. Zij zagen zichzelf als de spirituele afstammelingen van de revolutionairen van 1789. Pétainisme was in hun ogen de in een modern jasje gestoken versie van de monarcho-klerikale tegenbeweging, de Witten van het Oude Frankrijk. Ze aanbaden de communisten en het onverschrokken Rode Leger en verachtten de Amerikaanse militairen, die ze verwend en vercommercialiseerd vonden. Zodoende bracht de periode na de bevrijding op een fascinerende manier de spanningen van het verleden en van het heden bij elkaar: de guerre francofrançaise tussen Oud Frankrijk en antiklerikaal links; de strijd tussen intellectuele tradities; en het ressentiment tussen de Oude Wereld en de Nieuwe, met de Frans-Amerikaanse haat-liefderelatie. Met sommige van die spanningen hebben we vandaag de dag nog altijd te maken. 118. Voor iedereen in Europa die zoveel verloren had, leek progressisme de enige uitweg te bieden naar een nieuwe toekomst, een manier om zowel de morele ambiguïteit van de oorlogsjaren alsook de misère van de Depressie in de jaren dertig achter zich te laten. Maar conservatieven en politieke vrijdenkers die vraagtekens plaatsten bij deze premissen zagen het als een vorm van afglijden naar het communisme, Aldous Huxley, die vanuit Amerika het verwoeste Europa aanschouwde, meende dat een Pax Sovietica zich zou verspreiden over het gehele continent. Hij vreesde, net als vele anderen, dat het onmogelijk zou zijn 'om Humpty Dumpty weer in elkaar te zetten', behalve in een 'nachtmerrieachtige, totalitaire en verpauperde vorm'! 196. De dictatuur van de progressieve intelligentsia na de oorlog had verschillende oorzaken, maar was eigenlijk niet goed te praten, Al sinds de encyclopédistes halverwege de achttiende eeuw het idee naar voren hadden geshcoven dat denkers de massa zouden leiden naar de verlossing, genereerden revolutionaire en antiklerikale ideeën een eigen vorm van spirituele arrogantie. Het jakobinisme verheerlijkte jiet alleen politieke omwentelingen, waarbij geweld geromantiseerd werd, maar beschouwde de Revolutie als een verzelfstandigd wezen, een verschrikkelijk monster dat aanbeden diende te worden. In de verzetsjaren werd deze verheffing van theorie boven de burgermoraal verder doorgevoerd, De meedogenloosheid van de communisten, plus de professionaliteit waar de partij zich op beroemde, trok veel mensen aan die zich schaamden voor de
nederlaag van Frankrijk in 1940 en de collaborerende praktijken van Vichy. Nooit meer mocht rechts, dat het land had verraden, de macht krijgen, Nooit meer mocht Europa gruwelijkheden zoals die onder de nazi's plaatsvonden, laten gebeuren. Slechts één land was sterk en vastbesloten genoeg om de terugkeer van het fascisme tegen te gaan, en dat was de Sovjet- Unie, Communisten beweerden met klem dat ze materialisten waren, maar de bewuste blindheid voor de reële levensomstandigheden in de Sovjet-Unie kon alleen bestaan dankzij een blind, onvoorwaardelijk heilig geloof. Dit spirituele aspect van het communisme drong tot de Britse ambassadeur door toen een jonge priester hem aan het begin van de zomer van 1944 in Algiers opzocht. 'Deze uitgemergelde jonge priester,' schreef Duff Cooper in een verslag aan Churchills opvolger Clement Attlee, 'met de vurige blik in de ogen van een religieus fanaticus, verzekerde me dat hij, nu hij communisten zij aan zij met katholieken had zien sterven, niet anders kon dan geloven dat de communisten ook naar de hemel gingen, omdat, zoals hij zei, ze waren gestorven als martelaren voor hun geloof.' 294. Communistische toespraken in de Nationale Vergadering namen de meeste tijd in beslag, niet vanwege hun inhoud, maar omdat hun afgevaardigden, die een claque vormden, bij elke adempauze in de speeches van hun leiders begonnen te applaudisseren. Een cynicus merkte eens op dat hun handen niet gehard waren door manuele arbeid, maar door al dat klappen, 301. Volgens Isaiah Berlin, die zich op instructie van Lord Franks bij de Britse delegatie had gevoegd, nam Europa ten aanzien van het aanbod van de Amerikanen een houding aan van 'hooghartige en veeleisende bedelaars die een bezorgde miljonair benaderen'. Ook had men de neiging te vervallen tot nationale stereotypen. Op een zeker moment riep de Italiaanse delegatie theatraal: ' Als we dit niet krijgen, zal er bloed vloeien door de straten van Rome!' 344. Het verraad der intellectuelen. Kort nadat de communistische ministers het kabinet hadden verlaten, riep Thorez op tot het vormen van een Front littéraire. De partij, die de politieke macht door haar vingers zag glippen, wilde nu de 'heersende toplaag' van kunstenaars en denkers voor zich winnen. Dat werd extra belangrijk omdat als gevolg van de desastreuze stakingen in 1947 en 1948 zoveel leden uit de arbeidersklasse zich van de partij hadden afgewend. Laurent Casanova, de volkscommissaris voor cultuur, deed een beroep op kunstenaars om nieuwe waarden te formuleren. (...) De intellectuelen werden bespeeld door een appèl te doen op hun idealisme en via morele chantage. Als je de partij ook maar enigszins teleurstelde, dan werd dat neergezet als verraad aan de toekomstvisie van 'de totale progressieve mensheid', Er
was vaak maar weinig pressie nodig, omdat de meeste communistische intellectuelen heel graag geaccepteerd wilden worden door de arbeidersklasse, en alleen engagement met de internationale arbeidersbeweging kon hen verlossen van hun bourgeois schuld. Toen hij terug was uit de Verenigde Staten merkte André Breton op: 'Het verachtelijke woord engagement, dat sinds de oorlog zo in de mode is, wasemt een onderdanigheid uit die rampzalig is voor po‘zie en kunst.'! Engagement hield in dat de waarheid de nek om werd gedraaid als dat de partij zo uitkwam. Paul Eluard bekende dat hij een gedicht dat hij had geschreven over de bombardementen op Hiroshima had teruggetrokken nadat Aragon hem had laten weten dat het niet conform de partijlijn was. Het beleid van de partij om intellectuelen in gezelschap te brengen van arbeiders was meer symboliek dan realiteit. Annie Besse, die verantwoordelijk was voor het Quartier Latin - een gebied waar het intellectuele leven en het leven van arbeiders elkaar overlapten rond de Place de la Contrescarpe en de rue Mouffetard - slaagde erin in de cellen zo'n gemengd gezelschap te bewerkstelligen. Misschien dat ze samen op de zondagmarktvan La Mouffe L'Humanité verkochten, maar het bleef altijd iets geforceerds houden. 346. Dat intellectuelen zich overgaven aan dogmatiek was voor een buitenstaander misschien verbijsterend, maar de partij speelde het slim, Men wist heel goed hoe je jonge schrijvers moest vleien. Maurice Thorez nam Pierre Daix eens apart na een bijeenkomst om hem te feliciteren met zijn roman La dernière forteresse. Voor een jonge communist was dat een hoogtepunt in zijn leven, Thorez' partner, Jeannette Vermeersch, zette Daix vervolgens op de cover van het vrouwenblad van de partij, Femmes françcaises. De partij wist ook hoe ze fellowtravellers moest vleien en sceptici manipuleren die nog van nut konden zijn, Georges Soria, een belangrijk journalist binnen de partij, legde in september 1948 op een bijeenkomst in het Kremlin uit dat Julien Benda, de auteur van La trahison des clercs, als nuttig werd beschouwd omdat 'hij, ondanks het feit dat hij tegen het marxisme en communisme is, het huidige beleid van de partij in Frankrijk steunt'. Soria legde verder nog uit dat ze verschillende tijdschriften hadden opgericht, 'vooral Pensée, om juist fellowtravellers als Benda aan te trekken', In de lente van 1948 gebeurde er iets dat voor het eerst sinds de oorlog de loyaliteit met het communisme daadwerkelijk op de proef stelde. Bijna van de ene op de andere dag werd maarschalk Tito, held en rolmodel van communistische leden van het Franse verzet, uitgeroepen tot verrader. De beschuldigingen jegens Tito omvatten zelfs 'een schuilplaats bieden aan Wit-Russische officieren
die de moeders en vaders van bolsjewieken tijdens de Revolutie hebben gemarteld en vermoord'. Het partijleiderschap in Frankrijk had een heldere visie op de situatie en haastte zich om de instructies vanuit Moskou te volgen, Maar sommige partijleden, zoals Louis Teuléry, voormalig lid van Tillons ministerraad, lieten duidelijk weten dat ze vonden dat Tito onrecht was aangedaan. De prijs die ze voor die opvatting moesten betalen was dat ze per direct uit de partij werden gezet. Teuléry werd nog gewaarschuwd door een vriend:' Ze gaan je ervan beschuldigen een trotskist te zijn. Nadat hij uit de partij was gegooid, weigerden zijn kameraden, waarvan sommigen oude vrienden waren uit het verzet, met hem te spreken – of hun vrouwen met zijn vrouw; meer dan dertig jaar lang. Honderden leden van de Franse Communistische Partij werden geroyeerd. De romanschrijfster Marguerite Duras stapte in die tijd zelf op, Daix slikte de grove wending in het partijbeleid omdat mannen waar hij respect voor had, zoals Charles Tillon, het zonder morren geaccepteerd hadden. 'Je moet goed kunnen knarsetanden, had Casanova tegen hem gezegd. De knieval van sommige intellectuelen voor de partij leverde soms situaties op die alle satire voorbij waren.
357. Camus reageerde op 30 juni op het stuk. Hij negeerde Jeanson en richtte zijn brief aan Sartre - als 'Monsieur Ie Directeur'. Hij bekritiseerde met name 'de intellectuele methode en houding'! van het stuk. Zijn argumenten waren misschien filosofisch gezien niet heel precies geformuleerd, maar hij poneerde genoeg scherpe vragen om zijn tegenstanders zich zeer ongemakkelijk te doen voelen. 'De waarheid van denkbeelden hangt er niet van af of ze links of rechts zijn.' Hij wees erop dat het een fundamentele tegenstrijdigheid was dat existentialisten een systeem rechtvaardigden dat volkomen tegen de idee van individuele verantwoordelijkheid inging. 'Zo'n polemiek,' merkte Raymond Aron op, 'zal buiten Frankrijk en Saint Germaindes-Prés nauwelijks begrepen worden.' Daar, meer dan waar ook, bleven progressieve intellectuelen de ogen sluiten voor stalinistische methodes. Sommigen zagen ze wel, maar rechtvaardigden ze. Anderen, zoals Simone de Beauvoir, zagen ze maar vonden ze irrelevant. Ze redeneerde dat als je er een probleem van maakte, je wel een aanhanger van het Amerikaanse kapitalisme moest zijn, Hoewel ze Kravtsjenko niet mocht, accepteerde ze wel dat de rechtszaak zonder meer bewezen had dat er werkkampen waren in de Sovjet-Unie. Maar uit een passage waarin ze de Amerikaanse schrijver Richard Wright beschreef, bleek duidelijk hoe ze erover dacht: 'Met ogen die glommen van misplaatst fanatisme vertelde hij ademloos over
clandestiene arrestaties, veraad en liquidaties - ongetwijfeld waar - maar men vraagt zich af wat zijn punt is en wat het belang is van wat hij zegt.' Deze nieuwe trahison des clercs paste heel goed binnen de jakobijnse traditie: een intellectueel terrorisme dat fysieke terreur rechtvaardigt. Stalins regime mocht dan wel meedogenloos zijn, zo redeneerden zijn apologeten, maar álle revoluties waren van een gruwelijke grootsheid. Belangrijk was dat Sovjetfilosofie zich sterk maakte voor menselijke rechtvaardigheid. Daartegenover boden de Verenigde Staten geen enkele ideologie of sociaal programma, anders dan economische vrijheid, wat simpelweg neerkwam op de vrijheid om anderen uit te buiten.
390. Communisten die uit de partij werden gestoten tijdens alle opwinding rond Tito's ketterij waren als dolende zielen. Automatisch waren ze de grote meerderheid van hun vrienden kwijt, want ze hadden er niet veel gehad of gemaakt buiten de partij. En ze hadden elk gevoel van richting in hun leven verloren, samen met het gevoel van kameraadschap dat een gemeenschap bood die onder druk stond. Een ware communist zei altijd dat hij van plan was te sterven met zijn lidmaatschapskaart in zijn zak - mourir la carte dans la poche. Het was bijna even zwaar voor de mensen die besloten weg te gaan omdat ze niet langer de leugens konden slikken en serrer les dents. Voor sommigen kwam dat moment met de schijnprocessen in Oost- Europa, voor veel anderen was dat in 1956. Chroesjtsjov veroordeelde Stalins misdaden op 26 februari op het Twintigste Congres, maar toch probeerde de Communistische Partij, die nog steeds onverbeterlijk stalinistisch was, te doen alsof er niets was gebeurd. Over het nieuws werd met geen woord bericht in L'Humanité, terwijl alle andere kranten er vol van stonden.
399. Over politiek geëngageerde intellectuelen in Frankrijk – zij het Drieu, Brasillach, Malraux of Sartre – heeft professor Judt opgemerkt dat hun fascinatie voor geweld een 'quasi-erotische lading' had. Het onderstreept het feit dat terwijl het lange tijd gemakkelijk was om Hemingway belachelijk te maken, dc ijdelheid van Franse intellectuelen, hoewel verfijnder, een hooghartige onverantwoordelijkheid liet zien die veel gevaarlijker en oneerlijker was, Sartre probeerde het existentialisme in overeenstemming te brengen met zijn nieuwe fase van revolutionaire toewijding, maar zoals te verwachten was, werd dat niet meer dan woordacrobatiek. Aan het eind van zijn leven begon hij zelfs terroristische acties te rechtvaardigen. Saint-Germain-des-Prés en het Quartier Latin bleven in de jaren vijftig en zestig een vruchtbare voedingsbodem voor 'ismes'. De nouveau roman-beweging, met de romans van Nathalie Sarraute, Michel Butor en Alain Robbe-Grillet, bracht zelfs
chosisme of 'dingisme' voort: de uitputtende beschrijving van niet-bezielde voorwerpen, om te benadrukken hoe gedepersonaliseerd de moderne wereld was geworden. Maar de materialistische vijand was al binnen de poorten. Les Deux Magots verkocht zichzelf aan de toeristenhandel als het rendez- vous des intellectuels, Goedkope kledingwinkels en hamburgerbars flankeerden al snel de hele Boulevard Saint-Michel, en in de krantenkiosken op de Boulevard Saint-Germain had Playboy Les Temps modemes verdrongen, 'En op die manier,' schreef Marc Doelnitz, 'gaat men over van de cultus van het hoofd naar de cultus van de kont.' Net als de rest van de wereld was Frankrijk begonnen zijn culturele onafhankelijkheid te verliezen na vurige achterhoedegevechten, een strijd die werd uitgevochten door communisten en traditionalisten uit verschillende motieven. Maar of het 'Amerikaanse probleem' nu begon op 6 juni 1944 in Normandië of in 1948 met de definitieve handtekening onder het Marshallplan, de culturele zuiverheid van Frankrijk moest op de lange termijn wel worden bedreigd. De linkse idealen van de bevrijding, samen met de intellectuele omgeving waarin ze hadden gedijd, hadden maar weinig kans. 'Besmet geld', zoals afkomstig van de grootschalige handel in wapens, moest uiteindelijk wel triomferen.
401. Op die middag van zijn radiotoespraak, 30 mei 1968, kwamen de aanhangers van de generaal juichend bij elkaar op de Place de la Concorde en de ChampsÉlysées. 'De Gaulle is niet alleen!' riepen ze. Vanuit menigtes van bijna een miljoen mensen stegen vele andere slogans op. Favoriet was de mantra 'Le communisme ne passera pas!' Ongetwijfeld waren hier veel mensen aanwezig die aanhanger van maarschalk Pétain waren geweest; maar de grote meerderheid beschouwde zichzelf als een gemiddelde Fransman, die genoeg had van politieke stakingen en chaos in het Quartier Latin. De sartriaanse weg naar vrijheid liep dood. Radicale ideeën hadden niet gezegevierd over de bourgeoisie.