Annulering door de reisorganisator
B. J. Broekema-Engelen*
1. Voorspel Het zal u maar overkomen: drie dagen voordat u per vliegtuig naar een appartement op Rhodos zou vertrekken, wordt u door de reisorganisator, bij wie u deze geheel verzorgde reis heeft geboekt, gebeld met de mededeling dat uw vakantie aldaar geen doorgang kan vinden. Wel biedt de reisorganisator u een tweetal alternatieven: u kunt twee weken later vertrekken of u kunt op de overeengekomen datum naar Madeira, alwaar de reisorganisator een prachtige villa voor u ter beschikking heeft. Beide voorstellen komen u weinig aantrekkelijk voor. Een later vertrek is niet mogelijk gezien het feit dat u aan de schoolvakantie van uw kinderen gebonden bent en omdat de reeds lang te voren door uw partner opgenomen vakantiedagen niet verschoven kunnen worden. En wat betreft de accommodatie op Madeira: speciaal met het oog op uw op Rhodos woonachtige suikertante had u al maanden eerder speciaal deze bestemming geboekt en ook uw recente cursus Grieks zou u op Madeira weinig van pas komen. U besluit derhalve de u geboden alternatieven te weigeren. Ook andere reisorganisatoren kunnen u - het is hoogseizoen op deze korte termijn niet aan een verblijf op Rhodos helpen, zodat u uiteindelijk uw vakantie doorbrengt met bezoeken aan de Efteling en Apenheul; uw kinderen vermaken zich uitstekend. De reden dat u niet naar Rhodos kon vertrekken was gelegen in het feit dat het door u geboekte appartement niet beschikbaar was. Dit kan diverse oorzaken hebben. Een drietal mogelijkheden:
Mevr. mr. B. J. Broekerna-Engelen is als universitair docent verbonden aan de afdeling burgerlijk recht van de Rijksuniversiteit te Leiden.
151
a) Ten gevolge van enorme - inmiddels gebluste - bosbranden is het appartement onbewoonbaar. b) De appartementseigenaar heeft overboeking gepleegd, hetgeen wil zeggen dat hij meer appartementen heeft verhuurd dan hij ter beschikking had; met andere woorden: uw bed is bezet. c) De reisorganisator is vergeten uw boeking aan de eigenaar van de appartementen door te geven; ook dit heeft het ongewenste gevolg dat u een vreemdeling in uw bed zult treffen. 2. Inleiding Partijen kunnen zich in beginsel niet eenzijdig onttrekken aan de verplichtingen die voor hen uit een overeenkomst voortvloeien: alle wettiglijk gemaakte overeenkomsten strekken dengenen die dezelve hebben aangegaan tot wet, aldus art. 1374 lid 1 BW. Uit lid 2 van datzelfde artikel blijkt dat overeenkomsten niet kunnen worden herroepen dan met wederzijdse toestemming of op grond van wettelijke redenen. Nu vermeldt art. 9 van de Reisvoorwaarden van de ANVR - welke voorwaarden op het merendeel van de in Nederland met Nederlandse reisorganisatoren gesloten overeenkomsten van toepassing zijn - dat gewichtige omstandigheden de reisorganisator het recht geven de reis te annuleren (lid 1). Onder gewichtige omstandigheden worden verstaan omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit of de uitvoering van de reis, inclusief overboeking en - indien zulks in het reisprogramma is vermeld - onvoldoende deelname (lid 2). De reisorganisator is verplicht tot onverwijlde kennisgeving van de annulering met opgave van redenen (lid 3). De bevoegdheid tot annulering wordt nader uitgewerkt in art. 10 lid 1 der voorwaarden: ,,Annulering vóór de aanvang van de reis Door kennisgeving van annulering geldt de reisovereenkomst als ontbonden. De reisorganisator zal echter gelijktijdig met deze kennisgeving een zoveel mogelijk gelijkwaardige alternatieve reis voor dezelfde reissom aanbieden. Wordt dit aanbod niet aanvaard dan wordt de reeds geheel of gedeeltelijk betaalde reissom terugbetaald. Bovendien wordt door de reisorganisator alsdan een
152
een vergoeding betaald gelijk aan 10% van de reissom maximum van f 100,- per reiziger), indien de kennisgeving, bedoeld in artikel 9 lid 3, eerst is ontvangen na de 28ste doch vóór de 7de dag (inklusief) vóór de dag van vertrek en gelijk aan 20% van de reissom (met en maximum van f 200,- per reiziger), indien de kennisgeving is ontvangen na de 7de dag vóór de dag van vertrek." Art. 9 lid 4 tenslotte, stelt dat de reiziger geen ander of meer recht heeft dan in art. 10 omschreven, behoudens in geval van wanprestatie van de reisorganisator1. Alle onder 1 genoemde redenen voor annulering lijken onder de hierboven gegeven, zeer ruime definitie van gewichtige omstandigheden te vallen. Of de oorzaak van de omstandigheid is gelegen binnen de invloedssfeer van de reisorganisator - zoals het achterwege laten van een reservering ter plaatse - of geheel daarbuiten - zoals de bosbranden - doet aan de bevoegdheid tot annuleren niet af; het feit dat het bed niet beschikbaar is, kan van invloed op de uitvoering van de geboekte reis. Hoogstens kan de oorzaak van de annulering van belang zijn voor de overige rechten van de reiziger zoals diens recht op schadevergoeding, waarover later. Het recht op nakoming vervalt echter, althans volgens de voorwaarden. Van een eenzijdig onttrekken aan diens verplichtingen door de reisorganisator kan men in gevallen als deze niet spreken. De reiziger is immers door ondertekening van het boekingsformulier met daarop een verwijzing naar de ANVR-voorwaarden, in beginsel aan deze voorwaarden gebonden2 . Daarmee heeft hij bij voorbaat zijn toestemming in de annulering door de reisorganisator vastgelegd; met andere woorden: de overeenkomst bevat een onherroepelijk aanbod aan de reisorganisator om - in geval van gewichtige omstandigheden - tot annulering over te gaan. Daarmee vindt de annuVoor de volledige tekst der voorwaarden zij verwezen naar de voorwaarden zelf: deze zijn bij vrijwel elk reisbureau, inclusief sommige banken en warenhuizen, voorradig. Annulering tijdens de reis wordt nader geregeld in art. 10 lid 2. Op grond van art. 9 heeft de reisorganisator ook het recht om de reis te wijzigen, hetgeen wordt uitgewerkt in de 23 leden van art. 11. 2. Ook wordt in de reisgidsen waarin de vakantiereizen worden gepresenteerd gewezen op deze voorwaarden, terwijl vele boekingskantoren - helaas niet alle - de voorwaarden bij boeking aan de klant overhandigen. 1.
153
lering, overeenkomstig art. 1374 lid 2, met wederzijdse toestemming plaats3. De vraag is echter of het opnemen van een dergelijk beding, met het oog op de belangen van de (in het algemeen consument-) reiziger toelaatbaar moet worden geacht, en zo ja, of een beroep daarop onder alle (gewichtige) omstandigheden gerechtvaardigd is. Dit te meer nu de clausule niet expliciet wordt overeengekomen, maar is opgenomen in door de reiziger meestentijds niet of nauwelijks gelezen en - in elk geval voor de leek - moeilijk leesbare algemene voorwaarden. Nu er over annulering en annuleringsclausules weinig of geen literatuur voorhanden is lijkt het nuttig om, alvorens de bovenstaande vraag te beantwoorden, een blik te werpen op een qua gevolgen vergelijkbare rechtsfiguur. 3. Iets over opzegging, annulering en herroeping Hoewel diverse auteurs ten aanzien van bovenstaande begrippen verschillende definities hanteren4 , valt er een gemeenschappelijk element in de door hen gegeven omschrijvingen te ontwaren. Opzegging doet de overeenkomst slechts teniet gaan voor de toekomst met instandhouding van het verleden. De term wordt dan ook uitsluitend gehanteerd in verband met zogenaamde duurovereenkomsten: overeenkomsten die verbinden tot voortdurende of opvolgende prestaties, waarbij gebondenheid gedurende langere tijd deel uitmaakt van het overeengekomene. Splitsbaarheid in een in het verleden reeds uitgevoerd en een in de toekomst nog - of ten ge-
3. 4.
154
Men vergelijke omtrent de al dan niet eenzijdigheid van opzegging krachtens een opzeggingsclausule H.K Köster in Non sine causa (Scholten-bundel), Zwolle 1979, blz. 205 e.v. Men zie Contractenrecht IV (Makkinga), nr. 628 e.v. en de aldaar vermelde literatuur. Speciaal zij verwezen naar o.a. P.J.A. Clavareau, RM'Th 1943, blz. 119 e.v.; J.M. van Dunné, Normatieve uitleg van rechtshandelingen, Deventer 1971, blz. 40 e.v.; L.J. Hijmans van den Bergh, Preadvies NN 1952, blz. 122 e.v.; HofmannAbas, Groningen 1977, blz. 245 e.v.; J.F.M. Strijbos, Opzegging van duurovereenkomsten, Deventer 1985, blz. 15 e.v. en J.Ph. Suyling II-1, Haarlem 1934, nr. 265.
volge van opzegging niet meer - uit te voeren gedeelte wordt wel karakteristiek voor een duurovereenkomst genoemd5. Annulering daarentegen, doet de gehele rechtsbetrekking beëindigen en is denkbaar bij alle overeenkomsten, zowel voorbijgaande als voortdurendé. Of aan annulering al dan niet terugwerkende kracht moet worden toegekend - een vraag waaromtrent de in noot 4 genoemde auteurs ronduit tegenstrijdige meningen verkondigen kan in deze in het midden blijven: art. 10 der ANVR-voorwaarden bepaalt immers dat de reiziger zijn reissom geretourneerd krijgt. Waar uit de term annulering reeds moet worden afgeleid dat de reisorganisator zijnerzijds niet langer verplicht is om de reis te leveren, is de mededeling dat de reisovereenkomst als ontbonden geldt m.i. overbodig. HelToeping wordt meestal gebruikt als verzamelbegrip voor de termen annulering en opzegging of als identiek aan het begrip annulering7; de eerste opvatting lijkt beter aan te sluiten bij art. 1374lid 2. Annulering en opzegging hebben in elk geval één rechtsgevolg gemeen, te weten beëindiging van de overeenkomst voor de toekomst. Desalniettemin wordt ten aanzien van annulering steeds opgemerkt dat dit niet kan geschieden dan met wederzijdse toestemming, terwijl men in het algemeen ten aanzien van opzegging 5. 6.
7.
Zie omtrent het onderscheid tussen voortdurende en aflopende overeenkomsten Contractenrecht I (Den Tonkelaar), nr. 79 en de aldaar vermelde literatuur. Sommige auteurs - bijv. Hijmans van den Bergh t.a.p. en Van Dunné menen dat annulering uitsluitend ziet op (eenzijdige) beëindiging, voordat aan overeenkomst een begin van uitvoering (van enige betekenis) is gegeven. Hiermee zullen zij doelen op een begin van uitvoering door degeen die de prestatie moet leveren, dit i.t.t. degeen die daartegenover een geldsom dient te betalen. Dit laatste moet krachtens overeenkomst immers regelmatig vooraf geschieden - aldus ook art. 2 der ANVR-voorwaarden - doch mag als zodanig niet aan beë:indigir.tg van de overeenkomst in de weg staan. Heeft de "presteerder" daarentegen gedeeltelijk gepresteerd, dan zal al snel gesplitst kunnen worden in een reeds genoten en een nog te genieten gedeelte, in welk geval opzegging meer voor de hand ligt. Dit ligt anders indien de door de presteerder ontplooide activiteiten zijn gelegen in voorbereidende handelingen teneinde aan een voorbijgaande of voortdurende overeenkomst te voldoen: alsdan kan men echter niet van (een begin van) "uitvoering" spreken. Men vergelijke ook noot 26 hierna. Soms en met name in oudere literatuur wordt herroeping gezien als een derde wijze van beëindiging, ergens tussen annulering en opzegging in; vergelijk de literatuur in noot 4.
155
meer mogelijkheden ziet. Bestaat er een rechtvaardiging voor dit onderscheid? 4. De opzel?8ÏJlg nader bekeken Zoals gezegd wordt opzegging uitsluitend ter sprake gebracht in het kader van duurovereenkomsten. In het bijzonder indien partijen geen nadere voorziening hebben getroffen omtrent tussentijdse beëindiging van hun overeenkomst, doet zich de vraag voor of zij zich niet - anders dan bijvoorbeeld op grond van wanprestatie van de wederpartij of op grond van overmacht - eenzijdig aan hun verplichtingen kunnen onttrekken. Bij sommige benoemde overeenkomsten regelt de wet de bevoegdheid tot eenzijdige opzeggint. Ook buiten een expliciete wettelijke bevoegdheid acht men eenzijdige opzegging onder omstandigheden toelaatbaar en wel in het bijzonder indien het betreft duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd. In de literatuur bestaat verschil van mening tussen hen die menen dat opzegging in beginsel steeds kan geschieden - zij het met inachtneming van de goede trouw - en hen die opzegging uitsluitend dan toelaatbaar achten indien de wederpartij naar redelijkheid en billijkheid verdere nakoming niet mag verlangen. De Hoge Raad - en met hem een derde groep auteurs - gaat uit van een tussenstandpunt of opzegging 8.
156
Men zie voor integrale overzichten Van Dunné a.w., blz. 41 e.v. en Strijbos a.w., blz. 82 e.v. Deze wettelijke opzeggingsbevoegdheden kunnen grofweg in vier categorieën worden verdeeld. (1) Naast bijzondere afgewogen regimes als die m.b.t. de arbeidsovereenkomst en de (ver)huur van woonruimte, (2) wordt ook in geval van vriendendiensten om niet soms een aparte regeling gegeven; zie AsserKleijn, Zwolle 1988, nr. 26 e.v. en 102 e.v. en Asser-Coehorst, Zwolle 1988, nr. 91 e.v. en 161 e.v. (3) Daarbuiten wordt opzegging soms toegestaan indien er sprake is van dwingende of wettige redenen. (4) Tenslotte wordt aan opzegging soms rechtsgevolg toegekend in die zin dat de overeenkomst wordt beëindigd doch niet dan tegen schadeloosstelling. Het betreft hier een bevoegdheid van degeen die een geldsom moet betalen ter verkrijging van een voortdurende prestatie. Reeds in 1918 heeft de Hoge Raad (HR 8 november 1918, NJ 1918, 1242) deze bevoegdheid geplaatst in de sleutel van het crediteursverzuim: de schuldeiser kan niet worden gedwongen de hem verschuldigde prestatie in ontvangst te nemen maar dat laat zijn verplichting tot het verrichten der tegenprestatie - onder aftrek van de door de schuldenaar bespaarde kosten - onverlet. Zie ook HR 24 september 1982, BR 1982, blz. 922 (L.D. Pels Rijcken); vergelijk Asser-Coehorst a.w., nr. 91 e.v.; Asser-Thunnissen, Zwolle 1988, nr. 614 e.v. en M.V. van der Woude, BR 1986, blz. 107 e.v.
rechtsgeldig kan geschieden hangt af van hetgeen de goede trouw naar de aard van de overeenkomst eist, zulks met inachtneming van de overige omstandigheden van het geval9. Betreft het een overeenkomst om baat, bij de voortzetting waarvan de wederpartij belang heeft, dan zoekt de Hoge Raad aansluiting art. 6.5.3.11 NBW. Uitsluitend indien zich onvoorziene - dat wil zeggen niet in de overeenkomst verdisconteerde - omstandigheden voordoen die zo ernstig zijn dat voortzetting van de overeenkomst naar re<1el11kl1elld en billijkheid niet langer kan worden gevergd, kan de overeenkomst - eventueel onder nadere voorwaarden - rechtsgeldig worden opgezegd. Deze toepassing van art. 1374 lid 3 is uitsluitend toegestaan, aldus de Hoge Raad, indien minder ingrijpende maatregelen geen oplossing bieden10. Ten aanzien van de mogelijkheid van eenzijdige opzegging van duurovereenkomsten, aangegaan voor bepaalde tijd, wordt in het algemeen nog terughoudender geoordeeld. Terecht merkt Van Oven11 echter op dat onvoorziene omstandigheden zich bij dergelijke overeenkomsten even goed kunnen voordoen, het wellicht minder snel omdat er minder tijdsverloop optreedt. Verdere gebondenheid kan ook eerder worden gevergd nu deze per definitie van beperkte duur is. Aldus inmiddels ook de Hoge Raad; anders dan overeenkomsten voor onbepaalde duur, waagt het college zich aan een beginselverklaring12: "Een voor bepaalde tijd gesloten overeenkomst kan, zo tussen9.
Men zie de literatuur in Contractenrecht IV, nr. 628 e.v., alsmede W.J.G. Oosterveen, Bb 1988, blz. 265 e.v. De Hoge Raad zoekt bij de vraag of een bepaalde overeenkomst rechtsgeldig kan worden opgezegd, aansluiting bij de wel in de wet geregelde gevallen. Zo wordt bij vriendendiensten om niet opzegging al snel toelaatbaar geacht, mits de opzegger daarbij enig belang heeft; zie HR 7 september 1984, NJ 1985, 32 (W.H.H.). Dit ligt anders indien de wederpartij zwaarwegende belangen heeft bij voortzetting van de overeenkomst; zie HR 15 april 1966, NJ 1966, 302 (G.J.S.) en vergelijk ook HR 13 februari 1976, NJ 1976, 343. Alsdan acht de Hoge Raad opzegging uitsluitend toelaatbaar o.g.v. onvoorziene omstandigheden. 10. HR 16 december 1977, NJ 1978, 156 (A.R.B.). Vergelijk ook HR 27 april1984, NJ 1984, 679 (G). 11. J.C. van Oven, NJB 1952, blz. 505 e.v. 12. HR 21 oktober 1988, RvdW 1988, 171, waarover W.J.G. Oasterveen t.a.p. (noot 9). In dit geval achtte de Hoge Raad opzegging van de overeenkomst, in het bijzonder ook in verband met haar beperkte duur, niet geoorloofd.
157
tijdse opzegbaarheid niet is bedongen, in beginsel niet eenzijdig tussentijds door opzegging worden beëindigd. Weliswaar is niet geheel uitgesloten dat op dit beginsel een uitzondering wordt aangenomen, maar een dergelijke uitzondering kan slechts haar grond vinden in onvoorziene - dat wil zeggen niet in de overeenkomst verdisconteerde - omstandigheden, die niet voor rekening van de opzeggende partij komen en die van zo ernstige aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst tot het overeengekomen tijdstip niet mag verwachten." Buiten deze door wet en goede trouw begrensde mogelijkheden is eenzijdige opzegging een slag is de lucht: de rechtsverhouding wordt ondanks de opzegging gecontinueerd en het niet-nakomen van de overeenkomst door de opzegger levert een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis op. Of deze tekortkoming ook toerekenbaar is - met andere woorden wanprestatie dan wel overmacht oplevert - hangt af van .de oorzaak van de tekortkoming, waarover later. Een andere mogelijkheid om de overeenkomst te beëindigen vormt de wederzijdse toestemming. Deze kan op twee manieren plaatsvinden. Allereerst is mogelijk dat partijen het na het sluiten (en gedeeltelijk uitvoeren) van de overeenkomst eens worden over beëindiging13. Tegen een dergelijke liberatoire overeenkomst bestaat - behoudens wilsgebreken e.d. - geen bezwaar. Ook doet zich de situatie voor dat partijen reeds vooraf de bevoegdheid tot opzegging hebben vastgelegd. Deze bevoegdheid kan variëren van zeer eng, in die zin dat de (beperkte) omstandigheden waaronder opzegging is toegestaan nauwkeurig zijn omschreven, tot zeer ruim, waarbij de opzegging door clausules als "te allen tijde" geheel aan het inzicht van de opzegger worden overgelaten. Hoewel een dergelijke ruime opzeggingsbevoegdheid in beginsel rechtsgeldig is 14, betekent dit niet dat de opzegger naar willekeur 13. Men vergelijke omtrent annulering van een (eenmalige) koopovereenkomst HR 17 februari 1961, NJ 1961, 437. 14. Vergelijk HR 8 januari 1954, NJ 1954, 249 (Ph.A.N.H.).
158
mag handelen: het opzeggingsrecht wordt beheerst door art. 1374 lid 3 en dient aldus in overeenstemming met de goede trouw te worden uitgeoefend15 . Dit verwondert niet: de goede trouw kan onder omstandigheden immers steeds een beroep op de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten beperken16 • Wat betekent dit alles voor de annulering van overeenkomsten? De annulering nader bekeken 5. Eenzijdige annulering heeft in beginsel geen gevolgen, althans voorzover deze niet door de wederpartij - eventueel onder voorwaarden - is geaccepteerd17. Toch lijkt het niet onmogelijk dat - zij het zoals steeds bij wijze van uitzondering - onvoorziene omstandigheden het vervallen van de gehele rechtsverhouding rechtvaardigen. Zeker indien de prestatie pas op termijn geleverd behoeft te worden - men denke aan een door de verkoper nog te bestellen verkocht object of aan een boeking van een reis die pas maanden later zal plaatsvinden - is het mogelijk dat zich tussentijds zodanig ernstige omstandigheden voordoen dat gebondenheid aan (een ongewijzigde instandhouding van) de overeenkomst naar redelijkheid en billijkheid niet langer kan worden gevergd18. Voorziet de overeenkomst in een min of meer uitgebreide annuleringsclausule dan zal het beroep daarop - zoals ook bij de opzegging - getoetst moeten worden aan de goede trouw. Van onvoorziene omstandigheden kan men bij een ruime opzeggingsbevoegdheid overigens nauwelijks spreken, nu een en ander in de overeenkomst is geregeld. 15. Zie HR 16 november 1949, NJ 1950, 73 en - iets minder duidelijk - HR 28 mei 1952, NJ 1953, 394. Ph.A.N. Houwing verzet zich in diens noten onder beide arresten tegen deze opvatting van de Hoge Raad. Vergelijk ook HR 24 september 1976, NJ 1977, 155 omtrent een clausule welke volgens annotator P. Zonderland neerkomt op een opzeggingsbevoegdheid. 16. Zie Contractenrecht N, nr. 389 e.v. en recentelijk omtrent de beperkingen die de (lagere) jurisprudentie stelt aan de ruime opzeggingsbevoegdheid van de kredietgever M.B.P. Kuitenbrouwer, Advocatenblad 1988, blz. 490 e.v.; B.F.P. Lhoëst en M. van Leeuwen, AA 1988, blz. 442 e.v. en W.L. Valk, Bb 1988, blz. 241 e.v. 17. Zie HR 7 mei 1925, NJ 1925, 997 en HR 17 februari 1961, NJ 1961, 437, beide t.a.v. koopovereenkomsten. 18. Bij niet-commerciële overeenkomsten is er wellicht reden eenzijdige annulering - evenals opzegging - eerder toelaatbaar te achten, mits de bijzondere belangen van de wederpartij zich hier niet tegen verzetten.
159
Met andere woorden: er is geen reden om de beginselen die bij opzegging een rol spelen - in het bijzonder die met betrekking tot duurovereenkomsten voor bepaalde tijd - niet overeenkomstig toe te passen op annulering. Annulering buiten deze grenzen komt neer op een weigering de overeenkomst na te komen. 6. De reisovereenkomst en de gevolgen van annulering De reisorganisator is degeen die vooraf diverse vervoerders en accommodatieverschaffers contracteert, op basis daarvan reizen samenstelt en deze - in het algemeen zeer aantrekkelijk verpakt aan het publiek aanbiedt. Hoewel de reisorganisator dus veelal niet zelf het vervoer en het verblijf verzorgt - derhalve slechts als "tussenpersoon" tussen publiek en reisdienstleverancier fungeert wordt hij desalniettemin verdergaand aansprakelijk gehouden dan voor een tussenpersoon gebruikelijk is. Niet alleen in art. 8.2.6.6 Ontwerp-NBW19, maar ook in art. 12 van de ANVR-voorwaarden, wordt de reisorganisator - behoudens overmacht - aansprakelijk gehouden indien de reis niet overeenkomstig de verwachtingen wordt uitgevoerd. Hoewel niet met zoveel woorden gezegd, moet men uit deze bepalingen vermoedelijk tweeërlei afleiden: de reisorganisator is in beginsel aansprakelijk, niet alleen wanneer de reis niet overeenkomstig de verwachtingen is uitgevoerd, maar ook indien deze geheel geen doorgang heeft gevonden. Men vergelijke in dit verband de verplichtingen van de verkoper: niet alleen dient het geleverde aan de overeenkomst te beantwoorden (art. 7.1.2.7) 20, maar ook moet de zaak feitelijk en juridisch worden geleverd (art. 7.1.2.1). Kan men deze verplichtingen van de reisorganisator aanmerken als verplichtingen van voortdurende aard? Nu de uitvoering van de reis als zodanig tot centrale verplichting van de reisorganisator is 19. Men zie, na het oorspronkelijke ontwerp in de Groene Boeken, WO 14 049 (Boek 8, eerste stuk), gevolgd door WO 17 493 (Reisovereenkomst). 20. De verkoper wordt daarmee - evenals de reisorganisator - aansprakelijk gehouden voor de kwaliteit van de prestaties van zijn contractanten, zij het - i.v.m. de rechtstreekse aanspraken die de koper in de toekomst op de producent kan uitoefenen - in beginsel slechts in beperkte mate (art. 7.1.3.7). Een rechtstreekse vordering van de reiziger ligt veel moeilijker, m.n. jegens de accommodatieverschaffer.
160
verheven, kan men het feit dat hij reeds vooraf enige - voornamelijk administratieve - handelingen dient te verrichten, niet kwalificeren als voortdurend; hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de verkoper die de verkochte zaak nog moet bestellen of afroepen. Wel is er sprake van een verplichting die pas op termijn behoeft te worden uitgevoerd en deze opschortende termijn kan maanden beslaan. Ook kan men de reis als zodanig als een voortdurende ver·puchtmg zien, zij het van zeer korte duur. Indien men het echter voorwaarde voor een duurovereenkomst acht - zie paragraaf 3 hierboven dat deze splitsbaar is in diverse tijdseenheden, wordt dit achtig. Veel reizen bestaan uit een vervoers- en een verblijfscomponent. Het vervoersgedeelte is daarbij relatief kostbaar: dezelfde (vlieg-)reis is voor één week per week heel veel duurder dan voor twee of meer weken. De prijs van de totale reis is derhalve niet proportioneel aan de duur daarvan gerelateerd. Wat daarvan zij, nu het hoogstens een overeenkomst van zeer beperkte duur betreft, kan de reisorganisator in beginsel niet eenzijdig herroepen. Gesteld dat een afwijkend beding niet was overeengekomen, onder welke omstandigheden zou de reisorganisator diens overeenkomst dan bij wijze van uitzondering eenzijdig kunnen oet~m
161
reisorganisator de overeenkomst niet had herroepen maar eenvoudigweg niet was nagekomen, zou hem dit dan in de gegeven omstandigheden kunnen worden toegerekend? Zo ja, dan had hij de overeenkomst ook niet rechtsgeldig kunnen beëindigen. Dit brengt ons terug bij het voorspel. Indien bosbranden het appartement onbewoonbaaar hebben gemaakt en een minder ingrijpende oplossing in de vorm van een andere, voor de reiziger acceptabele accommodatie niet mogelijk is22, mag de reisorganisator annuleren. Sterker nog: de goede trouw die de verhouding tussen contractspartijen beheerst, brengt met zich mee dat de reisorganisator ook móét annuleren of althans de reiziger van de situatie op de hoogte behoort te stellen. Het gaat niet aan dat hij de reiziger tevergeefs laat vertrekken om zich vervolgens op overmacht te beroepen. Wel rechtvaardigt een dergelijke - in beginsel overmachtige - situatie dat, zoals ook bij overmacht het geval is, beide prestatieplichten vervallen: de reisorganisator behoeft geen reis meer te leveren en de reiziger dient zijn reissom gerestitueerd te krijgen23. Zo de oorzaak van het niet beschikbaar zijn van de accommodatie te wijten is aan schuld van de reisorganisator, bijvoorbeeld ten gevolge van het niet doorgeven van de boeking, is een beroep op onvoorziene omstandigheden niet toegestaan. Annulering heeft alsdan juridisch geen gevolg en het niet uitvoeren van de reis leidt derhalve tot een - in dit geval toerekenbare - tekortkoming. Indien nakoming niet mogelijk is - enige inspanning en druk van de zijde van de reisorganisator wil nog wel eens wonderen verrichten - rest de reiziger een vordering tot ontbinding en volledige schadevergoeding. Deze schadevergoeding lijkt potentieel zeer omvangrijk: gederfd loon tijdens de tevergeefs opgenomen vakantiedagen, de kosandere gronden) voor diens rekening komt". Vergelijk ook art. 6.3.1.1lid 3. 22. Vakantie op een ander tijdstip is voor de reiziger vaak geen aanvaardbaar alternatief; (tijdrovende) wijziging via de rechter, zoals art. 6.5.3.11 voorschrijft, lijkt zo kort voor vertrek dan ook geen praktische oplossing. 23. Dit ligt wellicht anders in gevallen van wederzijdse overmacht zoals t.a.v. de reizen naar de omgeving van Tsjemobyl t.t.v. de kernramp. Vergelijk Geschillencommissie Reizen, 9 januari 1987, Tijdschrift voor Consumentenrecht 1988, blz. 128 e.v. (W.J.H.T. Dupont).
162
ten van diverse achteraf nutteloze verzekeringen, koersverlies omdat reeds Grieks geld is aangeschaft etc. Ook (annulering ten gevolge van) overboeking levert wanprestatie op. Hoewel niet aan schuld van de reisorganisator te wijten, wordt overboeking in het algemeen toch voor zijn rekening gebracht24. Hierbij zij opgemerkt dat overboeking inderdaad minder vaak behoeft voor te komen dan thans het geval is25 . De meeste contracten met accommodatieverschaffers bevatten opties: de reisorganisator heeft een bepaalde hoeveelheid bedden ("allotment" in vaktermen) tot zijn beschikking en uitsluitend de door hem gevulde bedden behoeven betaald te worden. Omdat de praktijk leert dat niet alle bedden gevuld zullen worden, verleent de accommodatieverschaffer meer opties dan hij bedden heeft, met alle gevolgen van dien. Het kan anders en wel met behulp van zogenaamde garantiecontracten: de bestelde bedden worden zonder meer ter beschikking van de reisorganisator gehouden maar hij dient deze dan ook allemaal - gevuld of niet - te betalen. Daarnaast eisen veel verblijfsverschaffers een zelfde gegarandeerde afname in voor- en naseizoen als in het hoofdseizoen. Men kan zich voorstellen dat dit een niet geringe opwaartse invloed heeft op de door de consument te betalen prijs. Onder toepassing van de ANVR-voorwaarden verloopt dit alles anders: de reisorganisator mag in de bovengenoemde omstandigheden steeds annuleren, waarbij de reiziger - naast teruggave van de reissom - maximaal f 200,- schadevergoeding ontvangt. Is dit redelijk26? 24. Aldus Geschillencommissie Reizen 15 augustus 1984 en Geschillencommissie Reizen 18 maart 1985, Tijdschrift voor Consumentenrecht 1986, blz. 301 en 303 (WJ.H.T. Dupont); Ktg Rotterdam 30 september 1986, Praktijgids 1987, 2623 (blz. 45). Zo ook het Voorstel voor een Europese Richtlijn betreffende pakketreizen (COM(88) 41 def., Pb EG, 88/C 96/06), art. 4, lid 6. 25. Zie L.HJ. Mölenberg en P.T. van der Sluijs, Tijdschrift voor Consumentenrecht 1988, blz. 259 e.v. 26. Bij annulering tijdens de reis ontvangt de reiziger minder, nl. uitsluitend de door de reisorganisator bespaarde kosten, aldus art. 10 lid 2. Zelfs in geval van overmacht is dit minder dan uit het reguliere recht voortvloeit: t.g.v. overmacht vervallen immers beide prestaties met terugwerkende kracht. Voorzover reeds genoten, dienen zij geretourneerd. Indien dit niet mogelijk is - zoals bij een gedeeltelijk genoten reis - moeten zij op geld gewaardeerd worden en verrekend
163
7.
Algemene voorwaarden en goede trouw
De goede trouw kan de rechten die voor een partij uit een overeenkomst voortvloeien onder omstandigheden beperken. Speciaal bedingen die door middel van algemene voorwaarden deel zijn gaan uitmaken van een overeenkomst en die de rechten van de wederpartij beperken ten opzichte van wat zou gelden zonder die bedingen, worden kritisch bekeken: de rechter kijkt reeds thans met meer dan een schuin oog naar de Wet algemene voorwaarden (afdeling 6.5.2A NBW) 27 . Indien een beding naar NBW als onredelijk bezwarend moet worden aangemerkt - hetgeen in beginsel zal afhangen van alle omstandigheden van het geval (art. 6.5.2A.2a sub a) - en mitsdien vernietigbaar is, zal een beroep daarop thans al snel in strijd zijn met de goede trouw. Indien het een consumententransactie betreft en het beding waarop de gebruiker van de algemene voorwaarden zich beroept op de grijze of zwarte lijst voorkomt, geldt dit des te sterker28. Omstandigheden die een rol spelen bij de vraag of een beding - en dan met name een beding als volgt uit de art. 9 en 10 lid 1 van de ANVR-voorwaarden - al dan niet onredelijk bezwarend is, zijn de volgende: a) De wijze waarop de algemene voorwaarden tot stand zijn gekomen: zijn deze in overleg en in overeenstemming met (een) met wat er aan geld terug ontvangen wordt. Dit laatste zal • ondanks het ontbreken van terugwerkende kracht aan de ontbinding, die naar NBW ook in geval van overmacht moet plaatsvinden - niet veranderen; zie art. 6.5.4.15, waarover Asser-Rutten-Hartkamp II, Zwolle 1985, nr. 531. Zoals hierboven al gesteld zal de waarde van de prestatie voor de consument niet overeenstemmen met hetgeen de reisorganisator al dan niet heeft uitgegeven, zeker indien het wel genotene uitsluitend uit het verveersgedeelte bestaat. Vermoedelijk zal de rechter hiermee rekening houden en in elk geval krijgt de reiziger een deel van zijn reissom retour. Het lijkt ook nogal willekeurig om de rechten van de reiziger afhankelijk te stellen van de vraag of de reisorganisator de moeite neemt om bij voorschakels of andere instanties verhaal te halen. Niet annuleren • zoals sommige auteurs in deze blijkbaar wenselijk achten (zie noot 6) - maar opzeggen lijkt i.v.m. het ontbreken van proportionaliteit geen eenvoudiger weg. 27. Zie Contractenrecht IV, nr. 389 e.v. en speciaal HR 25 april 1986, NJ 1986, 714 (G) en HR 16 januari 1987, NJ 1987, 553 (G). 28. Hoewel de bedingen op de zwarte lijst (art. 3) - anders dan die op de grijze (art.4) -vernietigbaar zijn zonder enige toets aan de overige omstandigheden en de rest van de overeenkomst, kan de rechter een dergelijke ongenuanceerde afwijzing thans - zonder wettelijke grondslag - niet rechtvaardigen: ook de overige omstandigheden van het geval zullen bij dit oordeel betrokken moeten worden.
164
representatieve organisatie(s) van toekomstige ontstaan dan zijn ze wellicht niet onredelijk. b) De hoogte van de prijs die voor de van de van de An1nT'l nrr<:•n prestatie werd betaald. c) Indien er een in de voorwaarden is opgenomen kan dit van invloed zeker indien dit beding verband houdt met het bekritiseerde, kan dit eventueel de onredelijkheid van het laatste opheffen. d) Speciaal in verband met exeneraties zullen onder meer een rol blijven spelen de aard en de ernst van de voorzienbare schade en in hoeverre de overeengekomen beperking van de aru1SJ:IraJkelijkheid in enige verhouding staat tot de omvang van die voorzienbare schade; verzekeringskwesties zijn van en overigens dient een exoneratie voor schuld wellicht anders beoordeeld te worden dan een exoneratie voor niet goed controleerbare derden (bijvoorbeeld in het van wie de gebruiker zich bedient. e) Voor de wederpartij niet kenbare de afhankelijkheid van voorschakels, mogen geen rol conP•IPn-' Daar komt bij dat vennoed wordt het beding dat de gebruiker van zijn aan de overeenkomst bevrijdt of hem de gelegenheid daartoe anders dan op in de overeenkomst vermelde gronden welke van dien aard dat gebondenheid niet meer van hem kan worden gevergd 6.5.2A.4 sub d). Omtrent deze bepaling wordt in de Parlementaire Geschiedenis opgemerkt dat men deze het liefst op de zwarte had getJla;::~.tst maar dat men de bepaling daartoe niet nauwkeurig genoeg heeft kunnen formuleren. Thans dient de gebruiker - op straffe van het vermoeden van onredelijk bezwarendbeid - zo de beëindigingsgronden aan te geven en bovendien op verlangen van de wederpartij aan te tonen dat verdere gebondenheid niet te ver1
29. Aldus uit WO 16 983 ad a): MvT (nr. 3), blz. 24; MvA (nr. 5), blz. 7; Nota naar aanleiding van het eindverslag (nr. 8), blz. 11 en MvA I (nr. 76), blz. 3; ad MvT, blz. 24; ad c): MvT, blz. 24 en 47; ad d) HR 20 februari 1976, NJ 1976, (G.J.S.) en MvT, blz. 24,49 en 50; ad e): MvT, blz. 24.
165
gen is30 . Hoewel deze beëindigingsgronden soms slechts op globale wijze kunnen worden aangegeven, acht de wetgever "onder voorbehoud van levering bij enige stoornis of anderszins" te vaag. Wel toelaatbaar acht men het beding dat de reis geen doorgang zal vinden bij onvoldoende deelname 31 . Het lijkt erop dat art. 9 der ANVR-voorwaarden, als te vaag, naar NBW vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn: iedere omstandigheid die van invloed kan zijn op de reis geeft de reisorganisator immers het recht om te annuleren. Bovendien zij opgemerkt dat, hoewel sommige belemmeringen wellicht uitvoering van de reis moeilijk of onmogelijk maken, dit nog niet betekent dat gebondenheid aan de overeenkomst niet meer van de reisorganisator gevergd kan worden. Immers, accepteert men annulering op grond van de clausule als rechtsgeldig, dan heeft de reisorganisator de grenzen van het contractueel toelaatbare niet overschreden32 • Alsdan kan men van een tekortkoming niet spreken en komt men aan vragen als overmacht of wanprestatie en aan ontbinding en/of schadevergoeding niet meer toe. Dit lijkt, met name indien de belemmering voor rekening van de reisorganisator komt, onredelijk. Hoewel derhalve uit art. 6.5.2A.4 een vermoeden van onredelijk bezwarendbeid voortvloeit, valt hiertegen het nodige in te brengen. Allereerst hebben de ANVR en de Consumentenbond overeenstemming bereikt over de onderhavige voorwaarden en wel binnen de Commissie voor Consumentenaangelegenheden van de SER, hetgeen sterk voor de redelijkheid van de bepalingen pleit (vergelijk hierboven sub a). 30. Nota naar aanleiding van het eindverslag, blz. 19; omtrent de bewijslast nog anders MvT, blz. 48. 31. Respectievelijk MvA, blz. 24 en MvT, blz. 48. Wellicht zou een toets voor de redelijkheid van een dergelijk beding zijn, de vraag of de reiziger dezelfde voorwaarde als opschortende zou accepteren: bij een beding als voldoende deelname - hetgeen met kostencalculaties te maken heeft - zal dit i.h.a. het geval zijn. Men vergelijke ook de extreem goedkope stand-by-tickets: het feit dat de vlucht pas plaats vindt indien er een stoel leeg blijft wordt door sommige reizigers bewust geaccepteerd. De reiziger zal echter niet snel accepteren dat zijn lang geplande vakantie - hoe goedkoop ook - niet zal worden uitgevoerd dan wanneer zich geen enkele mogelijk belemmerende omstandigheid voordoet. 32. Vergelijk MvT, blz. 47.
166
De reissom die de reiziger moet betalen is in het algemeen veel lager dan wanneer hij de afzonderlijke onderdelen van de reis zelf zou reserveren; ook de kosten en inspanning die met het samenstellen van een dergelijk pakket gepaard gaan, worden hem bespaard (vergelijk sub b). Weliswaar is het bekritiseerde beding ongunstig indien de oorzaak van de annulering aan de reisorganisator kan worden toegerekend maar daar staat tegenover dat de reisorganisator in geval van overmacht meer betaalt dan waartoe hij op grond van het reguliere recht verplicht is (sub c). De belangrijkste schadepost die zich bij annulering zal voordoen is gederfd loon in verband met tevergeefs opgenomen vakantiedagen. Indien men echter al niet in staat is de vakantie alsnog te verschuiven, kan men nog niet beweren dat deze dagen geheel nutteloos zijn besteed: weliswaar was de vakantie niet geheel zoals men zich die had voorgesteld maar het was wel een vakantie, terwijl men bovendien de reissom geretourneerd krijgt en daar later alsnog van kan genieten33 • De overige schadeposten zullen in tijk in veel gevallen door de maximale schadevergoeding gedekt blijken: de reisverzekering kan voor vertrek alsnog worden geannuleerd; het reeds aangeschafte waspoeder is ook elders dan op Rhodos bruikbaar; de annuleringsverzekering heeft gewerkt in die zin dat een eventuele annulering door de reiziger - voordat de reisorganisator tot annulering overging - gedekt was; veel vreemd neemt men tegenwoordig niet meer mee zodat de koersschade beperkt zal zijn. Het verschil tussen de werkelijk geleden schade en de door de reisorganisator te betalen vergoeding is derhalve in praktijk veelal geringer dan zo op het eerste gezicht lijkt. Daarbij komt dat de oorzaak van de annulering vaak gelegen zal zijn - zo al niet aan overmacht - aan fouten van door de reisorganisator moeilijk te controleren derden in het buitenland. Dit 33. Terzijde zij opgemerkt dat deze schadepost soms ook gedeeltelijk door de aan de reiziger bij boeking aangeboden annuleringsverzekering wordt gedekt: zo indien een van buiten komend voorval - anders dan een kernramp of oorlog - de geboekte accommodatie ongeschikt maakt voor verblijf. Per niet genoten vakantiedag vergoedt de verzekeraar (aldus de voorwaarden van Unigarant) f 25,- per persoon per dag met een maximum van f 250,- per verzekeringsbewijs.
167
ligt anders bij schuld van de reisorganisator zelf of diens employé(e)s in Nederland. Vermoedelijk is dat ook de bedoeling van het curieuze onder 2 weergegeven art. 9 lid 4: de rechten van de reiziger worden niet door art. 10 beperkt indien er sprake is van wanprestatie door de reisorganisator. Nu men bij bevoegde annulering niet aan een tekortkoming - laat staan aan overmacht of wanprestatie - toekomt, kan deze bepaling niet anders worden uitgelegd dan dat men met de term "wanprestatie'; "schuld" bedoeld heeft: nakoming kan in dergelijke gevallen veelal niet gevorderd worden - want feitelijk onmogelijk " maar ontbinding en volledige schadevergoeding wèl34 (vergelijk sub d). Tenslotte zal het (zie sub e) - gezien Konsumentenbus en alle overige publiciteit in verband met stakingen van luchtverkeersleiders, overboekingen e.d. - de doorsnee Nederlander inmiddels niet zijn ontgaan dat de reisorganisator bij de uitvoering van de reis in meer of mindere mate van anderen afhankelijk is. Al met al leidt dit m.i. tot de conclusie dat een beroep op art. 9 jo. art. 10 lid 135 in beginsel in overeenstemming is met de goede trouw: schuld van de reisorganisator wordt in de bepaling zelf al van de regeling uitgesloten. Is de oorzaak van de gewichtige omstandigheid niet aan schuld van de reisorganisator te wijten, dan 34. Overigens volgt er dan een andere exoneratie en wel in art. 12 lid 4: geen vergoeding van schade waarvoor de gebruikelijke reis- en annuleringsverzekeringen dekking plegen te geven, alsmede voor schade in het kader van de uitoefening van beroep of verblijf geleden. Deze uitleg van art. 9 lid 4 strookt ook met de regeling aangaande overboeking als schuldloos maar aan de reisorganisator toe te rekenen falen. Zou men overboeking aanmerken als "wanprestatie" in de zin van art. 9 lid 4 dan worden de rechten van de reiziger niet beperkt door de regelingen van de art. 10 en 11. Art. 11 bevat juist een uitgebreide regeling omtrent (wijziging t.g.v.) overboeking, die dan dus nooit van toepassing zou zijn. Nu de regeling aangaande overboeking aanvankelijk het grote breekpunt vormde tussen Consumentenbond en ANVR en het in de onderhavige voorwaarden bereik· te compromis juichend in de pers werd aangekondigd, komt het buitenspel zetten van deze bepalingen derhalve evident niet overeen met de bedoeling van reisbranche en consumenten. 35. T.a.v. lid 2 zou men anders kunnen oordelen: dit wijkt in alle opzichten ten nadele van de reiziger af van het reguliere recht (zie ook noot 26), terwijl de schadeposten van de reiziger alsdan veel hoger zullen zijn: tevergeefs op en neer vliegen kost bijvoorbeeld wel - volledig nutteloos bestede -vakantiedagen.
168
heeft hij het recht de overeenkomst te annuleren, zij het tegen vergoeding van maximaalf 200,- per reiziger. Het lijkt ook redelijk om het moeizaam tot stand gekomen compromis tussen reiswereld en ANVR een kans te geven. Wel zij dit voorzien van de kanttekening dat ook hier van toepassing is hetgeen op grond van art. 6.5.3.11 zou gelden: indien een minder ingrijpende oplossing, zoals een voor de reiziger acceptabele wijziging van de reis, mogelijk is, dan dient de reisorganisator deze weg te bewandelen. Art. 10 lid 1 schrijft dan ook terecht voor dat er een alternatief moet worden aangeboden. Het lijkt daarbij van praktische zin te getuigen om - gezien de korte termijnen waarbinnen een en ander zijn beslag moet krijgen - de oplossing niet aan de rechter over te laten, zoals art. 6.5.3.11 voorschrijft. Door de annuleringsbevoegdheid ruim te formuleren - namelijk in alle (gewichtige) omstandigheden - gebeurt dit ook: er is immers in alle omstandigheden "voorzien". 8. Annulering en het Nieuw BW Hoewel de besproken ANVR-voorwaarden de toets der (on)redelijkheid vermoedelijk zullen doorstaan, is het de vraag of zij naar NBW nog rechtsgeldig in de overeenkomst kunnen worden opgenomen. Zoals reeds vermeld, wordt de reisorganisator in art. 8.2.6.6 aansprakelijk gehouden indien het vervoer of verblijf niet overeenkomstig de verwachtingen wordt uitgevoerd, tenzij dit niet te wijten is aan zijn schuld noch krachtens de Nederlandse wet of de in het verkeer in Nederland geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Ieder van deze bepaling afwijkend beding leidt tot door de reiziger in te roepen vernietigbaarbeid daarvan. Het summum van een niet overeenkomstig de verwachtingen uitgevoerde reis lijkt een in het geheel niet uitgevoerde reis. Moest de reiziger hier rekening mee houden? Hetgeen de reiziger met betrekking tot de reis mocht verwachten, dient beoordeeld te worden naar de in Nederland geldende opvattingen (art. 8.2.6.1 lid 3). De formulering van het aanbod van de reisorganisator zal daarbij een belangrijke rol spelen. Wanneer daarin expliciet vermeld staat dat de reis geen doorgang zal vinden indien zich niet een minimum
169
aantal deelnemers aanmeldt, zal de reiZiger zijn verwachtingen daarop (moeten) afstemmen. Dat hij ook rekening moet houden met het feit dat de reis geen doorgang vindt omdat de reisorganisator of de door hem gecontracteerde (al dan niet controleerbare) derden fouten hebben gemaakt, lijkt teveel gevraagd. In dat geval dient het niet (overeenkomstig de verwachtingen) doorgaan van de reis in elk geval aan de reisorganisator te worden toegerekend. Hoewel derhalve feitelijk een toets plaatsvindt als die ten aanzien van art. 6.5.2A.4 sub d, gebeurt dit binnen de dwingende regeling van art. 8.2.6.6. Waar ook hier nakoming niet gevorderd kan worden indien deze onmogelijk is, heeft de reiziger, in geval van een aan de reisorganisator toerekenbare niet-nakoming (inclusief overboeking derhalve), recht op ontbinding en volledige schadevergoeding. Aan een genuanceerde beoordeling van de overige omstandigheden van het geval, zoals binnen afdeling 6.5.2A, komt men echter niet toe, aldus ook de ontwerper van die afdeling36. De beperking van de schadevergoeding is in geval van wanprestatie zonder meer vernietigbaar. De reisbranche zal onder die omstandigheden niet langer bereid zijn om in geval van overmacht schadevergoeding uit te keren, hetgeen voor de reiziger niet onverdeeld gunstig is. Nu de besproken ANVR-voorwaarden wellicht de toets der kritiek kunnen doorstaan en zij bovendien tot stand gekomen zijn in samenwerking met een representatieve consumentenorganisatie als de Consumentenbond, dient men zich in gemoede af te vragen of de wetgever - mede in verband met diens streven naar zelfregulering van marktpartijen - deze regeling niet beter in stand kan laten. Ook de dwingende regeling inzake consumentenkoop kan bij standaardregeling opzij worden gezet (art. 7.1.1.4a) en - zoals reeds in het vorige BW-krant jaarboek opgemerkt37 - binnen de SER tot stand gekomen tweezijdige algemene voorwaarden zijn wellicht bij 36. MvT, WO 16 983 (nr. 3), blz 24 en MvA (nr. 5), blz. 1. Zie ook WO 16 979 (Koop
en ruil), MvT (nr. 3), blz. 14 e.v. en MvA (nr. 8), blz. 5, met de redenen waarom soms aan dwingend wetgeving de voorkeur wordt gegeven boven de (eveneens dwingende) regelingvan afd. 6.5.2A. 37. BJ. Engelen, BW-krant jaarboek, Leiden 1988, blz. 200 e.v.
170
uitstek geschikt om tot standaardregeling in de zin van art. 6.5.1.2 te worden verheven. 9. Het doek valt Waar het voorspel zich onder huidig recht afspeelde, heeft de reisorganisator - zo de oorzaak van het niet beschikbaar zijn van het appartement gelegen is aan bosbranden of overboeking - de reis terecht geannuleerd. Wel heeft de reiziger, overeenkomstig art. 10 lid 1 van de ANVR-voorwaarden, recht op teruggave van de reeds betaalde reissom en een vergoeding van 20% daarvan, met een maximum van f 200,- p.p. In geval van schuld van de reisorganisator is de reiziger aan dit maximum niet gebonden; wel dient in dat geval de werkelijk geleden schade te worden aangetoond. Daarnaast stelt art. 12 lid 4 van de voorwaarden weer nieuwe beperkingen aan de omvang van de schadevergoeding. Deze exoneratie dient weer apart op haar merites beoordeeld te worden, maar daarover gaat deze bijdrage niet.
171