Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming Titel III - Bijzondere bepalingen toepasselijk in zekere nijverheidstakken HOOFDSTUK II - Speciale maatregelen op sommige bedrijven toepasselijk. Afdeling II - Scheikundige nijverheden. Titel III, Hoofdstuk II uitgezonderd de bepalingen betreffende de arbeidsveiligheid, is opgeheven voor het Vlaamse Gewest A. Gebruik, aankoop, verkoop en vervoer van sommige giftige producten. Art. 393. § 1. De hierna opgesomde giftige stoffen en de producten die deze stoffen inhouden, mogen aan de in artikel 28 van dit reglement bedoelde personen, ondernemingen en instellingen uitsluitend onder verpakkingen geleverd worden waarop nauwkeurig, goed zichtbaar en goed leesbaar vermeld is dat zij zulke stoffen inhouden :
1. lood, loodlegeringen en loodverbindingen; 2. kwik, kwikamalgamen en kwikverbindingen; 3. witte fosfor en giftige fosforverbindingen; 4. arseen, cadmium, mangaan, thallium, vanadium, beryllium en hun verbindingen; 5. fluor en zijn verbindingen; 6. zwavelkoolstof; 7. benzeen, tolueen en xylenen; 8. homologen van benzeen, andere dan tolueen en xylenen; 9. alifatische koolwaterstoffen die bij gewone temperatuur niet gasvormig zijn; 10. petroleumbenzine en andere koolwaterstofoplosmiddelen die niet destilleren beneden 150° C; 11. gedenatureerde petroleumbenzine en andere gedenatureerde koolwaterstofoplosmiddelen waarvan maximum 10 pct. in volume destilleren beneden 155° C;
12. petroleumbenzine en andere koolwaterstofoplosmiddelen waarvan de destillatiekurve onder 150° C begint, d.i.:
a. gedesaromatiseerde petroleumbenzine en andere gedesaromatiseerde koolwaterstofoplosmiddelen. Onder deze benamingen worden verstaan de petroleumbenzine en andere koolwaterstofoplosmiddelen waarvan het gehalte aan aromatische koolwaterstoffen niet hoger is dan 1 pct. in volume en waarvan het gehalte aan benzeen alleen niet hoger is dan 0,25 pct. in volume;
b. petroleumbenzine en andere koolwaterstofoplosmiddelen die maximum 7 pct. in volume benzeen, tolueen en xylenen samen en maximum 0,25 pct. in volume benzeen alleen inhouden;
c. petroleumbenzine en andere koolwaterstofoplosmiddelen die maximum 1 pct. in volume benzeen inhouden;
13. naftaleen en zijn homologen; 14. styreen;
15. terpenen; 16. terpentijn en terpentijnolie; 17. pek, teer en andere bijproducten van steenkool; 18. polycylische koolwaterstoffen en hun derivaten; 19. carbazol en zijn derivaten; 20. bitumen, asfalt en ruwe paraffine; 21. radioactieve stoffen; 22. nitro- en halogeenderivaten van de aromatische koolwaterstoffen; 23. fenolen en hun nitro-, halogeen-, nitroso-, sulfon- of carboxylderivaten, alsmede de zouten van die producten;
24. aromatische aminen en hydrazinen alsmede hun halogeen-, fenol-, nitroso-, nitro- of sulfonderivaten;
25. synthetische organische kleurstoffen; 26. halogeen- en aminoderivaten van de alifatische koolwaterstoffen; 27. tetramethylthiuramdisulfide; 28. benzochinon; 29. methanal of formaldehyde; 30. formol; 31. methanol; 32. fosgeen; 33. chloor, broom, jood; 34. cyaanwaterstof en cyaniden; 35. cyaanzuur, cyanaten en isocyanaten; 36. oxaalzuur en oxalaten; 37. carbonylnikkel; 38. chroomzuur, natrium-, kalium- of ammoniumchromaten en -bichromaten; 39. streptomycine en zijn zouten. De verpakkingen moeten evenwel geen melding maken van:
a. de aanwezigheid, in producten die geen oplosmiddelen zijn, van benzeen, tolueen of xylenen, wanneer het oplosmiddel in die producten niet meer dan 1 pct. in volume van die koolwaterstoffen samen inhoudt;
b. de aanwezigheid in verven, vernissen en bedekkingsmiddelen, van stoffen hierboven bedoeld in 8°, 9°, 10°, 11°, 12° a, 15° en 16°;
c. de aanwezigheid, in om het even welke stoffen, van chloorderivaten van de alifatische koolwaterstoffen, wanneer deze aanwezigheid voortvloeit uit een door de Dienst der Accijnzen voorgeschreven denaturering en het gehalte van bedoelde producten aan deze chloorderivaten het door die dienst vereiste minimum niet overschrijdt;
d. de aanwezigheid, in om het even welke producten, van minieme hoeveelheden aromatische aminen of synthetische organische kleurstoffen die er worden aan toegevoegd zonder enige technische noodzaak, doch alleen om ze te kleuren met esthetische, decoratieve of publicitaire doeleinden of ter identificatie.
§ 2. De bepalingen van dit artikel zijn niet toepasselijk op:
1. de stoffen en producten die deze inhouden, geleverd los op wagons, vrachtwagens of schepen, of geleverd in tankwagens, -wagens of -schepen. In dit geval echter moet de leveringsfactuur die aan de werkgever overgemaakt wordt de aard van deze stoffen vermelden op dezelfde manier als deze voorgeschreven in § 3;
2. de ertsen; 3. de niet-radioactieve ruwe en bewerkte metalen; 4. de voor dierenvoeding bestemde bereidingen; 5. de artikels voor gewoon bureauwerk; 6. de petroleumbenzine en de andere koolwaterstoffen uitsluitend bestemd voor de voeding van motoren of voor verwarming;
7. de smeeroliën; § 3. De in § 1 voorgeschreven vermelding moet de giftige stoffen opgeven met dezelfde benaming als die welke voorkomt in die paragraaf. Indien die benaming een soortnaam is als "loodverbinding" "homoloog van benzeen, ander dan de tolueen en xylenen", "alifatische koolwaterstof", "halogeenderivaat van alifatische koolwaterstof", "cyanide", mag zij worden vervangen door een specifieke chemische benaming die met ten minste evenveel klaarheid en zekerheid de chemische aard van de stof bepaalt, zoals "loodsulfaat", "éthylbenzeen", "hexaan", "trichloorethyleen", "kaliumcyanide". Indien het evenwel om stoffen gaat zoals bedoeld in § 1, 12°, moet als de vermelding de volgende tekst worden gebruikt, waarin het woord "petroleumbenzine" in voorkomend geval mag worden vervangen door het woord "koolwaterstofoplosmiddel":
a. voor de stoffen bedoeld in 12°, a: "gedesaromatiseerde petroleumbenzine":
b. voor de stoffen bedoeld in 12°, b: "petroleumbenzine met in volume maximum 7 pct. benzeen, tolueen en xylenen samen en maximum 0,25 pct. benzeen alleen";
c. voor de stoffen bedoeld in 12°, c: "petroleumbenzine met in volume maximum 1 pct. benzeen". Indien het gehalte van benzeen, tolueen en xylenen samen van de in 12°, c, bedoelde stoffen hoger is dan 1 pct. in volume, moet de aanwezigheid van tolueen en xylenen erbij worden vermeld. In de vermeldingen, bedoeld in het derde lid, b en c, mogen de maximumgehalten worden vervangen door het juiste gehalte aan tolueen en xylenen samen.
§ 4. De in § 1 voorgeschreven vermelding moet, wat de vorm, kleur of uitzicht betreft, scherp afsteken tegen de achtergrond waarop zij is aangebracht, zodat zij dadelijk en zo levendig mogelijk in het oog springt. Indien aan de verpakking een kant voorbehouden is waarop zij normaal wordt neergezet, moet de vermelding aangebracht op een der andere kanten, bij voorkeur op de grootste. § 5. [opgeheven bij KB 09-04-1980] § 6. Indien het een radioactieve stof betreft moet de vermelding beantwoorden aan de bepalingen ter zake van het koninklijk besluit van 28 februari 1963 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van de ioniserende stralingen. § 7. Voor de toepassing van de voorschriften van dit artikel moeten als verpakkingen worden aangezien, de recipiënten, bussen, flessen, dozen, zakken, builtjes, enz., die de bedoelde stoffen of producten rechtstreeks inhouden en niet de voorlopige omhulsels die dienen om de recipiënten, bussen, flessen, dozen, zakken, builtjes, enz. te beschermen of om ze samen te houden tijdens hun verblijf in magazijn of tijdens hun vervoer. De in § 1 voorgeschreven opgave moet niet op de voorlopige omhulsels worden aangebracht behalve indien het radioactieve stoffen betreft of producten die deze stoffen inhouden. Wanneer evenwel in dit artikel bedoelde niet-radioactieve stoffen of producten die deze stoffen inhouden afgeleverd worden onder verpakkingen van klein volume, in originele dozen waarop, langs buiten, alle handels- en technische aanduidingen betreffende het merk, de benaming, het gebruik, enz., zijn vermeld welke op die verpakkingen voorkomen, moet niet op elk van die verpakkingen, maar alleen op de dozen die, in dat geval, zullen worden aangezien als verpakking in de zin der bepalingen van voorgaand lid, gewezen worden op de aanwezigheid van deze stoffen of producten. Indien aan de andere kant, de verpakking die rechtstreeks de beoogde stof of het beoogde product inhoudt, van zeer beperkte afmetingen is, zodat het praktisch niet mogelijk is er bij dit artikel voorgeschreven aanduidingen op aan te brengen moeten deze vermeldingen en aanduidingen voorkomen op een verpakking die over de voorgaande is aangebracht en die zoveel mogelijk bestemd is om het in het bezit te blijven van het ondernemingshoofd ten einde de bescherming van de eerste verpakking en van haar inhoud te verzekeren. § 8. Indien het nodig is, zullen de werkgevers hun leveranciers wijzen op de verplichtingen die deze laatsten ingevolge dit artikel moeten nakomen. De werkgevers zullen eveneens de aandacht van hun personeel vestigen op de giftigheid van de bovenbedoelde stoffen en producten, alsmede op de noodzakelijkheid ze behoedzaam te behandelen en te gebruiken. § 9. Kunnen worden aangezien als etiketten in de zin van dit artikel, de gelijkaardige en dezelfde mogelijkheden tot chemische identificatie biedende aanduidingen die, ingevolge andere wettelijke bepalingen, op de verpakking van sommige stoffen of producten moeten voorkomen ten behoeve van degenen die ze gebruiken. § 10. De bepalingen van dit artikel zijn niet toepasselijk op de gevaarlijke stoffen en preparaten bedoeld in het artikel 723bis 8 van dit reglement. Art. 394. [opgeheven, KB 3-10-1973] Fosfor Art. 395 en 396. [opgeheven, KB 11-3-2002] Loodhoudend email Art. 397. Omtrent het gebruik van loodhoudend email wordt hieronder een verbod of beperking opgelegd in navermelde bedrijven, voor de daartegenover bepaalde industriële bewerkingen. Bedrijven: Werkplaatsen voor het emailleren van ijzer en ruwijzer. Industriële bewerkingen: Het gebruik van loodhoudend email voor het zogenaamd "stofemailleren" is verboden.
Het toepassingsgebied van de bepalingen van dit artikel zal, op advies van de Diensten voor de Technische en medische Arbeidsbescherming, bij ministeriële besluiten mogen gewijzigd of aangevuld worden. Dit artikel is van toepassing op het emailleerwerk dat onder de als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk ingedeelde inrichtingen gerangschikt is. Art. 397bis. [Opgeheven, KB 3-10-1973] Loodwit, loodsulfaat en andere witte loodhoudende pigmenten Art. 398 tot 400 [Opgeheven, KB 5-11-1999] Art. 401. [Opgeheven bij KB 22-12-1970] B. [Opgeheven bij KB 1-7-1952] Art. 402 tot 408. [Opgeheven bij KB 1-7-1952] C. Bereiding van loodverbindingen Algemene voorwaarden Art. 409. De voorschriften van deze littera zijn van toepassing op de bereiding van loodverbindingen, op de bereiding van loodwit en op de bereiding van loodchromaten en van loodchromaathoudende verfstoffen die onder de als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk ingedeelde inrichtingen gerangschikt zijn. Ze zijn eveneens van toepassing op de personen, ondernemingen en instellingen bedoeld in artikel 28 van dit reglement. Art. 410. Alle dagen, onmiddellijk na de schorsing van 't werk, moeten de vloer der werkplaatsen, de toestellen en het gereedschap zorgvuldig met veel water grondig gereinigd worden. Op 't einde van elke week, moeten de muren, het timmerwerk, enz., en over 't algemeen, al de plaatsen waar loodhoudend stof ligt, afgewassen worden. Het schoonmaken zonder water is volstrekt verboden. Art. 411. Bij elke behandeling van loodverbindingen worden de nodige maatregelen getroffen om te vermijden dat de handen met die producten in aanraking komen, er stof ontstaat en die producten in de ruimte verspreid worden. Art. 412. De handvatten van het gereedschap en al de door de werklieden te hanteren voorwerpen moeten in volkomen reine staat gehouden worden. Het stof zal opgezogen worden op de plaats zelf waar het voortgebracht wordt en zal in kamers of gepaste toestellen samengebracht worden. Bijzondere voorwaarden aangaande het bereiden van loodwit. Art. 413. Het lood moet gesmolten worden in een bijzonder lokaal, onder een rookvang, derwijze opgesteld dat de werkman-smelter zich buiten het bereik van alle uitwasemingen bevindt. Tijdens het aftappen van het lood mag er in de rookvang slechts een opening zijn, welke voor die verrichting volstrekt noodzakelijk is. Buiten de smelttijd moet hij gans kunnen gesloten of op de smeltkroes nedergelaten worden. Een machinale ventilator moet een voortdurende en sterke luchtstroom onder de rookvang verzekeren. Art. 414. De nodige maatregelen moeten genomen worden om te vermijden dat het wegnemen van de roosters, de plaatjes of de mest het minste stof zou veroorzaken. Desnoods, zullen die roosters, plaatjes of elke mestbed op voldoende wijze bevochtigd worden. Art. 415. Het afkloppen, afbijten en zeven met de handen is verboden. Art. 416. De niet in het water gedompelde machinale bijt- of verbrijzeltoestellen moeten voorzien zijn
van goed dicht gesloten metalen bekledingen, welke verbonden zijn aan krachtig werkende opzuigingstoestellen, derwijze geplaatst dat het loodhoudend stof niet naar buiten kan vliegen. De toestellen zullen slechts geopend worden na het volkomen neerslaan van het stof; dit zal desnoods verzekerd worden door een straal waterdamp of verstoven water. Art. 417. Van af het afbijten van de roosters tot na het einde van het verbrijzelen met water, moet het loodwit machinaal van het ene toestel naar het andere worden overgebracht. De werklieden mogen niet in de ovens binnendringen om er het droog loodwit uit te halen, alvorens deze lokalen verkoeld zijn. Art. 418. De loodwitbroodjes moeten machinaal verbrijzeld worden en de verbrijzel-, maal- en builtoestellen zullen derwijze geplaatst zijn dat het loodwit automatisch van het een in het ander toestel komt. Die toestellen, in een bijzonder lokaal geplaatst, moeten voorzien zijn van goede metalen bekledingen, zo dat er niet het minste loodwit uit kan komen. Zij moeten voorzien zijn van machinale opzuigingstoestellen en mogen slechts geopend worden na volledige neerslag van het poederachtige stof. Art. 419. Het verpakken van droog loodwit moet machinaal en derwijze geschieden dat hoegenaamd geen stof ontsnappen kan. Art. 420. Het loodwitpoeder zal derwijze door middel van een toestel in de laadrechter van de pletmachine met olie gebracht worden dat er hoegenaamd geen stof kan ontstaan. De trechter zal voorzien zijn van een bekleding, waaronder, gedurende de ganse werktijd, de lucht door middel van een krachtige mechanische ventilator zal opgezogen worden. Art. 421. Het mengen van het droog loodwit met de olie alsook de eerste verbrijzelverrichting moeten in een volkomen dicht gesloten toestel geschieden. Van dit toestel zal het loodwitdeeg automatisch naar de verschillende pletrollen gebracht worden. Bijzondere voorwaarden aangaande het bereiden van loodoxyde: massicot, loodlit, menie Art. 422. De nodige voorzorgen dienen genomen opdat, tijdens het roeren en het uit de oven halen, de werklieden niet aan damp en stof worden blootgesteld. Staan de ovens niet in open lucht, dan moeten, boven de deuren rookvangen met krachtige luchtstroom geplaatst worden. Art. 423. Het tot poeder stampen en builen zal in luchtdicht gesloten toestellen worden verricht, die slechts zullen geopend worden na volledige neerslag van de poederachtige stof. Art. 424. Bij het overgieten, in vaten doen en samendrukken, zullen de nodige voorzorgen genomen worden om het opjagen van het stof volkomen te verhinderen. Bijzondere voorwaarden aangaande het bereiden van loodchromaat en van de verven die er bevatten Art. 425. Het tot poeder stampen, builen, samendrukken en verpakken, moeten derwijze geschieden dat hoegenaamd geen stof ontsnapt. Die verrichtingen moeten geschieden hetzij onder krachtig werkende opzuigtoestellen, hetzij in luchtdicht gesloten toestellen, die slechts zullen geopend worden nadat de poederachtige stof volledig is neergeslagen. Bijzondere voorwaarden aangaande het bereiden van loodarseniaat Art. 426. De invretende vloeistoffen dienen mechanisch te worden vervoerd en overgegoten. Art. 427. De vaten en recipiënten die voor de reacties en de behandelingen dienen, zullen uit materiaal worden vervaardigd dat door de aangewende stoffen niet kan worden aangetast. Art. 428. Het tot poeder stampen, het builen, het samendrukken, het inpakken en alle andere behandelingen van de grondstoffen of van het bereid product moeten derwijze geschieden dat er zich in de werkplaatsen geen stof kan verspreiden. Art. 429. Buiten vermelde voorschriften en die hoofdzakelijk ten doel hebben lood- en andere vergifti-
gingen te voorkomen, moeten de fabrikanten navermelde maatregelen nemen, om de andere bezwaren van hun bedrijf te voorkomen. Art. 430. Mesthopen en carbonatatiekamers mogen niet opgericht worden nabij de woningen, die aan derden toebehoren. De nodige voorzorgen zullen genomen worden opdat het water der naburige putten niet besmet wordt door de met de organische stoffen van de mest beladen vloeistoffen. Art. 431. Water waarin lood- of arseenverbindingen opgelost zijn of waarin deze zweven, mag alleen in openbare riolen aflopen; het is verboden het in de grond te laten dringen of het buiten de inrichting te laten wegvloeien. Art. 432. Alle brandbare stof moet van de droogplaatsen worden verwijderd. Art. 433. De tijdens het bereiden voortgebrachte schadelijke gassen zullen derwijze worden gecondenseerd of opgeslorpt dat ze noch de werklieden noch de buren zouden kunnen hinderen.