J
.^uw:-^ ^'i>\
RLANOSCHL ^-.NTRALE VEREEN1G BESTRUbiNè DER TUBERGUliOS'
Ademhalingsgymnastlek DOOR
Mej. S. T R E S L I N G .
' s - G R A V E N H A G E , 1915.
De Avondpostdrukkerij — Den Haag
ADEMHALINGS GYMNASTIEK IN DE SCHOOL. Een woord aan ouders en opvoeders. Het was in het jaar 1882, dat R u b e r t K o c li aan de wereld verkondigde, dat de oorzaak der tuberculose is : een bacil, een levend wezentje, dat zóó klein is, dat er i.ooo.ooo.o()(j op i kubieken millimeter gaan. Dit kleine wezentje i> de drager \-an de kiem der besmetting. Nu is de leer van dv besmettelijkheid der tuberculose \-au \-eel vroegeren datum dan 1882, zij i^ zelf> zoo oud al- de gescliiedenis der geneeskunde zelve, en men mat; dan ook wd met f (j r n e t zeggen, dat, jui>t omdat men van de besmettelijkheid der tuberculose doordrongen was. men naar de oorzaak der Ix'smetting zocht, en zoo eindelijk den tuberkelbacil \-ond. Reeds voor de ontdekking van den tuberkelbacil ])egon in sommige landen het aantal sterfgevallen aan tuberculose te verminderen, daar de wetten der hygiëne beter werden toegepast. De sterke daling der tuberculose-.->terfte in de laatste 25 jaar zal zeker voor een deel met de ontdekking van K o c h samenhangen, doch om de woorden van R o s e n b a c h aan te halen : ,,niet alkstrijders in den levensstrijd bezitten reeds de bfste wapenen ter verdediging, voedsel, licht, lucht, rust en ontspanning. Deze verdedigingsmiddelen moet ieder in Ix'zit krijgen. Hier komt (Uware hygiëne tot haar recht." De hygiëne der toekomst zal trachten de lewnsomstandigluden van den mensch te verbeteren, hem daardoor sterker te maken voor den strijd tegen ziektekiemen. wij weten thans dat de bacillen ons lichaam kunnen Innnendringen 1. 2. 3.
door: de ademhalingswegen ; den spijsve^terings^^•eg ; de huid.
De lucht, die wij inademen is maar zelden gelieel zuiver. Het Is dus duidelijk, dat men langs dezen weg bacillen mee naar binnen kan krijgen, en deze kans is des te grooter, naar mate de lucht onzuiverder is en hoe meer men de gewoonte heeft, door den mond, in plaats van door de neus in te ademen. Wij kunnen in de tweede plaats bacillen naar binnen krijgen met onze voeding, vooral door het eten van ongekookte spijzen met vuile handen, en door het drinken van ongekookte dranken (mdk). Dan kunnen kleine kinderen bacillen opdoen l)ij het kruipen en liggen op den grond. Het is aangetoond, dat men in onzindelijke gezinnen, waar een lijder aan open tuberculose voorkomt, zeer dikwijls tuberkelbacillen in het stof der vertrekken vindt.
Fig. 1. Normale borstkas met longgrenzen (gestippelde lijn).
Ik geloof dat hier een groot gevaar hgt voor kinderen zoolang zij nog voortdurend N-ingertjes en handjes en alles wat zij maar zien, in den mond steken. Ook kunnen op deze \vijze de bacillen in de huid dringen. Volgens X a e g e 1 i ^'indt men bij 97 ""/o van alle menschen de overblijfselen van een tuberculeus baardje. Anderen als B u r kh a r d t , bevestigen deze uitspraak, al waren de door hen ge-
3 vonden cijfers iets lager. Toch sterft maar een veel kleiner deel der menschen aan tuberculose ; voor ons land kwam in de laatste jaren ongeveer '10.5 %• van het totaal aantal sterfgevallen op rekening der tuberculose. Dit cijfer is voorwaar nog hoog genoeg en nog sterk voor vermindering vatbaar, maar wij kunnen er toch de gevolgtrekking uit maken, dat de bacil niet de eenige oorzaak kan zijn om ons aan deze ziekte te doen heengaan, maar dat er nog andere factor.-n moeten bestaan. Reeds H i p p o c r a t e s sprak over den lichaamsbouw van hen, die aanleg hebben om tuberculeus te worden en R o b e r t
Fig. 2, Norinaie bovenste ribring.
K o c h , ' de geniale ontdekker van den tuberkelbacil, verliest dezen aanleg ook niet uit het oog. Velen zijner volgehngen hebben wellicht te veel gedacht alleen aan het zoeken, het onderzoeken en afweren der tuberkelbacillen en beschouwden den aanleg van minder beteekenis, maar er waren er toch altijd die, ook na de ontdekking van den bacil, rekening hielden met den aanleg. De oorzaak der tuberculose mogen wij dus noch den bacil, noch den aanleg alléén noemen, want eerst het samenwerken van deze beide factoren brengt de bekende ziekelijke veranderingen in het lichaam te voorschijn.
4 Er is lang over gestreden, wat men onder tubercn.leu2en aanleg moet verstaan. Men sprak van een lange, smalle borstkas, u i tstekende schouderbladen, ingezonken borst, voorovergebogen gang, enz. Het was in de jaren 1858 en '59, dat de pas dokter geworden, latere professor W. A. F r e u n d, de aandacht vestigde op iets bijzonders, dat hij vond bij vele personen, die aan tuberculose leden of er aan waren te gronde gegaan. Hij vond n.l. dat het kraakbeen der bovenste rib bij verreweg de meesten van deze menschen of aan ééne kant of aan beide zijden bijzonder kort is. Ja, hij vond dikwijls een kraakbeen, dat niet langer was dan dat van een normaal kind van 10, van 8, van 6 jaren. De slotsom waartoe F r e u n d in i858-'59 kwam, wordt cioor hem na 50 jaren nog gehandhaafd en is nu, gesteund door onderzoekingen van anderen, tot meer erkenning gekomen. Dat het zoolang geduurd heeft, eer zijne ideeën tot hun recht
Fig. 3. Abnorma'e lengte van het kraakbeen en daardoor abnormale vorm van den ribrinc.
konden komen, is iets dat vaker gebeurt. Wij weten b.v. allen, dat de uitvinder der stoomboot voor krankzinnig werd verklaard, enz. Zoo moest ook de leer van F r e u n d , naar hij zelf zegt, als de sclioone slaapster tot nieuw leven worden gewekt en het schijnt
5 nu wel vast te staan, dat zij voortaan in de leer der tuberculose een plaats zal innemen. Verscheidene zijner volgelingen hebben deze onderzoekingen opnieuw gedaan, veelal aan de hand van Röntgenphotographieën, waarvan men zich in i858-'59 natuurlijk nog niet kon bedienen en allen komen tot hetzelfde resultaat. De figuren 2 en 3, ontleend aan een werk van H a r t en H a r r a s s, leerlingen van F r eu nd, geven een voorstelHng van de bedoelde vormverandering. Wanneer het waar is, wat F r e u n d en zijne aanhangers (H a r t, H a r r a s s , v o n H a n s e m a n n , M e n d e l s s o h n , e. a.) beweren, dat de veerkracht der eerste rib van het grootste belang is voor de normale verrichtingen van de geheele borstkas, dan is de gevolgtrekking gewettigd, dat, wanneer deze eerste rib door een te kort kraakbeen, of door beenige vergroeiingen met het borstbeen, haar veerkracht heeft verloren, dit ook nadeehg op de borstkas moet werken. Door een abnormalen bouw van den eersten ribring nu (zie fig. 3) missen de longtoppen de ruimte om zich voldoende te kunnen uitzetten. Bij een normale borstkas (fig. i) draait de eerste rib bij de inademing zoodanig, dat de borstkas zich naar voren en eenigszins naar boven beweegt. Bestaan evenwel de genoemde belemmeringen, dan is de bovenste borstkas in haar beweging belemmerd en kunnen, zooals gezegd, ook de zich daaronder bevindende organen, de longen, zich niet als onder normale omstandigheden bewegen en ontplooien. Vroeger was men het er niet over eens of de borstkas den \'orm der longen bepaalde, of wel dat de longen den vorm der borstkas aangaven. Door onderzoekingen van V i r c h o w is gebleken, dat de beenige borstkas den vorm der longen bepaalt. Zoodra nu verkortingeu aan de borstkas plaats hebben, begrijpen wij, dat dit weer eenige uitwerking en wel eene nadeehge u.itwerking moet hebbeu op de daaronder gelegen longen. Daar deze niet ten volle uitgezet kunncni worden, heeft de lucht-
6 verversching er in veel mindere mate plaats dan in normalen toestand. De bloedsomloop en de lymphe-omloop kunnen niet voldoende plaats hebben, volgens de wet, dat elke belemmering der ademhaling ook naar verhouding een nadeel aan den bloed- en lymphe-omloop met zich brengt. Ontvangen de longen nu door zoo'n gebrekkigen bloedsomloop '^minder bloed dan voor een goede
Vergroeiing van de borstkas, hals- en bovenste borstwervels,
werking noodig is, dan moeten zij, zooals elk orgaan en lichaamsdeel, dat niet voldoende van bloed wordt voorzien, op den duur zwakker worden en hun weerstandsvermogen tegen schadelijke invloeden verliezen. En komen nu in dergelijke zwakke, zich weinig bewegende longtoppen tuberkelbacillen, dan ^worden deze gemakkelijk vastgehouden, woekeren voort en tasten het weefsel aan. Eventueel kan de tweede rib de functie van de eerste overnemen, maar het komt voor, dat het kraakbeen ook van de tweede en zelfs van de derde rib verkort is of beenige vergroeiingen met
7 het borstbeen aangaat. Het laat zicli liooren, dat de beweeglijkheid dan nog veel minder is, dan wanneer de afwijkingen zich alleen tot de bovenste rib bepalen. Het is eigenaardig, dat de longtoppen bij kinderen zich t o t a a n de bovenste rib uitzetten. In den kinderleeftijd is de vernauwing der bovenste rib daarom nog niet aan de longen merkbaar. Dit is oolc waarschijnlijk een der redenen, waarom de tuberculose bij kinderen niet in de longtoppen begint. Maar zoodra het Idnd de ontwikkelingsjaren bereikt, ontwikkelen zicli de longen naar alle zijden en ook naar boven.
Nu eerst wordt het merkbaar of de toppen zich door de geringe beweeglijkheid of zelfs onbeweeglijkheid der bovenste rib (of der bovenste ribben) niet voldoende kunnen uitzetten; er ontstaat zelfs'-(volgens S c h m o r l ) aan den achterbovenkant van den iongtop een groeve, omdat de bovenste lib zicli in de long af-
8 drukt en alle genoemde schadelijke momenten van slechten bloedsomloop, slechte luchtverversching, enz. worden dmdelijk merkbaar en het is hierdoor zeker wel verklaarbaar, dat m zulke longtoppen de tuberkelbacil welig tieren kan. Men meent nu dat de slechte vorm van de borstkas, zooals wi] dien beschreven, evenals andere eigenschappen : vorm van gezicht, gang en houding, van de ouders op de kinderen zou kunnen overgaan, dat in dit opzicht van een erfelijken aanleg voor tuberculose mag worden gesproken. Behalve dezen erfelijken aanleg, hebben we den v e r w o r v e n en wel hoof dzakehjk den op school verworven aanleg. Deze ont;^dkkelt zich ook buiten de schooluren bij degenen die altijd in schecve of kromme houding zitten of staan.
Fig. 8. Ademhalingsoefeningen.
Fig. 9.
Maar de grootste schuld van den verkregen aanleg is toch te wijten aan de school. Het is daarom ook phcht der school weer goed te maken wat zij heeft misdaan. Het spelen in de frissche lucht, zingen, zwemmen, roeien, hardloopen en de gewone gymnastiek zijn natuurlijk van groot nut voor de kinderen. Zij moeten nog veel meer worden aangemoedigd dan tot dusver geschiedt ; zij zijn eene verkwikking voor lichaam en c^eest Maar deze alleen, zonder systematische ademhalmgsoefeningeuzijn voor de meesten niet voldoende om den scheeven groei en zwakkiui aanleg tegen te gaan,
9
.
Als de borstkas zwak ontwikkeld is en er dus oppervlakkig incn uitgeademd wordt en de beweeglijkheid van den eersten ribring te gering is, laat men met goed gevolg ademoefeningen doen. Worden deze dagelijks stelselmatig gedaan, dan kan men bij den één veel kwaad herstellen, bij den ander veel kwaad voorkomen. De ademhalings- of longgymnastick behoort in alle scholen en vacantiekolonies te worden ingevoerd. Het moet niet meer mogelijk zijn, dat het kind op de school eene houding opdoet, die zijn borstkas, zijn hals- en bovenste borstwervels doet vergroeien (zie fig. 4 en 5). Het zon het beste zijn, dat de kinderen op school altijd een goede en rechte houding aannamen, maar daartoe kan men hen niet dwingen, doch wel kunnen zij door zekere ademoefeningen
Ademhalingsoefeningen.
te doen (even plichtmatig als lezen en schrijven en andere vakken), hun borstkas versterken, hun spierkracht doen toenemen, kortom, hun geheele weerstandsvermogen vergrooten. Overal in het buitenland verheffen zich stemmen om voor dat doel de adem.halingsgymnastiek in de scholen in te voeren, en op verscheidene plaatsen gebeurt dit reeds met goed gevolg. Het ziekenfonds te Stettin drukt zich al bijzonder sterk uit in een schrijven aan den Minister : „Wij zijn de vaste overtt^iging toegedaan, dat uwe Excellentie het best in staat zijt haast alleen daardoor de longtering te doen verdwijnen, door onderwijzers en onderwijzeressen aan te manen, tijdens de ventijatit- der sf-liool-
10 lokalen met de kinderen ademgymnastiek te doen, en dit verplichtend te maken". Dit is natuurlijk te kras uitgedrukt, maar er scliuilt toch een groote waarheid in deze woorden. In Nederland is o.a. op de beteekenis van de ademhalingsgymnastiek, als een der middelen tot bestrijding der tuberculose bij het kind, gewezen door Dr, H. K l i n k e r t uit Rotterdam, bij de opening van het paviljoen van het kindersanatorium te Katwijk aan Zee. Bij het uitzoeken van geschikte oefeningen houden we ons aan de volgende punten : I. Daar men meer een houding vindt volgens fig. 6a dan volgens fig. 6 en daar we, na al het gezegde, de houding van fig. 6 zooveel mogelijk nabij moeten komen, leeren wij het bovenste deel der borstkas goed uit te zetten, borst en rugspieren te versterken. II. Een platte borstkas gaat meestal hand aan hand met zwak ontwikkelde borst- en armspieren ; wij zullen dus tevens die spieren dienen te versterken. III. Ook mag de oefening van middenrif en buikspieren niet over het hoofd worden gezien,want het is altijd een zeker teeken van een gezonde en krachtige ademhaling wanneer bij de inademing niet alleen de borst maar ook de buikwand zich naar voren welft. O t t o H o f f m a n n (Lubeck) vond slechts bij lo van de loo leerlingen, die hij onderzocht deze krachtige ademhahng. IV. Niet alleen op de inademing, maar vooral ook op de uitademing dient te worden gelet. V. Tenslotte moet op de functies van het geheelc lichaam gelet worden. In 1914 werd voorliet eerst dagelijks longgymnastiek gedaan door de kinderen van de ,,stads-gezondheidskolonie" te Scheveningen, aanvankelijk 10 minuten, later nog bovendien een paar keer per dag 5 min. steeds in langzaam tempo. Dr. P i g e a u d, de schoolarts, woonde deze oefeningen herhaaldelijk bij en zegt daarover in het jaarverslag : „juist voor onze patientjes met hun nauwe borstkastjes en zwakke longen waren deze oefeningen in de open lucht een ware zegen. Zij hadden goede
n gevolgen (jp den omvang van borstkas en diepte van ademhaling". Het mag daarom zijn nut hebben eenige der eenvoudigste van deze oeteningen te noemen. Wij laten oefenen in staande houding en beginnen elke beweging met eene tiiladeniing, waarbij de annen naar %'oren en beneden worden gel^racht. Daarna worden de \-olgende bewegingen uitgevoerd; I. Armen voorwaarts hoog heffen en daarbij inademen, voorwaarts naar beneden brengen bij het uitademen (hetaantal keeren zij aan leider of leidster overgelaten). II. Armen zijwaarts hoog heffen bij het inademen, zijwaarts naar beneden brengen bij het uitademen (zie figuur 7). III. Armen bij het inademen voor^vaarts hoog rollen, bij het uitad(;men achterwaarts naar l)ened(-H rollen (fig. 8). lY. Hetzelfde, maar beginnen achterwaarts naar boven rollen, enz. Y. Bij liet inademen schouderheffen, bij het uitademen schouders naar beneden brengen (niet met een .-^chok) (fig. 9). Yl. Armen naar vcjren brengen en bij het inademen uit eenslaan, bij het uitademen naar elkaar toebrengen (fig. 10). Yll. Rompbuig(;n ^'Oor^^'aarts (uitademen) rompopheffen (inademen), fig I I . VIII. IX en X. Rompbuigen zijwaarts, rcjmpdraaien en romprollen. XI en XII halve en (Uepe kniebuiging (bij het buigen uitademen, bij het strekken inademen) enz. (fig. 12). Bij een groote klasse kan men natuurlijk niet zoo individueel te werk gaan als bij het privaatonderwijs, maar de oefeningen kunnen toch zoo worden uitgezoclit, dat de krachtige en de zwakke borstkas beide worden gebaat. Wij zijn er \-oc>r, indien eenig^zin^ mogelijk, de krachtigsten en de minder sterken in afz(;nderl)jke groepen te laten samenwerken. De bewegingen moeten den kinderen in vleesch en bloed ovi-rgaan en liun moet geregeld op het nut er van worden gewt'Zen. Zij zullen ze dan ook onwillekeurig toepassen bij hun spelen in de
VI vrije lucht, bij wandelingen enz., en het zal hun ten ?lotte niet anders mogelijk zijn dan onder alle omstandigheden goed adem te halen. Daar de ontwikkeling eerst om en bij het twintigste jaar tot een einde komt en het er zooals wij gezien hebben, juist op aan komt in de ontwikkelingsjaren het 'weerstandsvermogen van het hchaam te versterken, zoo behooren deze oefeningen ook minstens tot dezen leeftijd te worden volgehouden. En niet alleen bij kinderen met hun elastisclic; borstkas, maar ook bij volwassenen kan men door stelselmatige ademhalingsoefeningen verbetering in de houding, in in- en uitademing, kortom in de geheele longwerkzaamheid brengen. H a r r a SS zegt daarover: ,.\'ooral de door kortheid van het kraakbeen bemoeilijkte inademing kan door ademhalings-oefeningen en de daaruit voortvloeiende versterking der hefspieren \-an de bovenste ribben tot een zekeren graad overwonnen worden".