Stressincontinentie
Behandeling met TVT, TVT/O of TVT/Abbrevo
Inleiding Deze folder geeft u informatie over stressincontinentie, de behandeling ervan en wat u van de operatie (TVT, TVT/O of TVT/abbrevo) kunt verwachten.
Stressincontinentie Stressincontinentie betekent ongewild urineverlies dat optreedt bij (lichamelijke) activiteiten zoals lopen, opstaan, sporten, lachen, niezen en hoesten. Het is een veel voorkomend probleem. In Nederland heeft ongeveer 30 procent van de vrouwen last van urineverlies, van wie 5 procent er veel last van heeft. In ongeveer de helft van de gevallen gaat het om stressincontinentie.
Oorzaken stressincontinentie Het urineverlies bij stressincontinentie ontstaat omdat de afsluitdruk in de plasbuis bij inspanning onvoldoende toeneemt. Terwijl de druk in de blaas, die in de buikholte ligt, door de inspanning fors toeneemt. De druk in de blaas wordt dan hoger dan de afsluitdruk in de plasbuis, waardoor urineverlies optreedt. De afsluitdruk in de plasbuis neemt onvoldoende toe door: 1. Onvoldoende werking van de bekkenbodemspieren. 2. Onvoldoende ondersteuning van de plasbuis. 3. Een te geringe activiteit van de sluitspier zelf. De behandeling richt zich vooral op deze 3 oorzaken. De behandeling van de derde oorzaak is nog in ontwikkeling.
Behandelingsmogelijkheden Bekkenfysiotherapie Met deze behandeling, waarbij de bekkenbodemspieren worden geoefend, leert u de bekkenbodemspieren goed te ontspannen in rust. Ook leert u ze aan te spannen bij een (lichamelijke) inspanning. Deze behandeling kunt u het beste volgen bij een gekwalificeerde bekkenfysiotherapeute. De resultaten van de bekkenfysiotherapie hangen onder meer af van uw motivatie en van de ernst van het urineverlies. 60 tot 70 procent van de patiënten die deze behandeling volgt, heeft er baat bij.
Bij 40 procent van de patiënten treedt een sterke verbetering op en 20 tot 30 procent van de patiënten wordt dankzij deze behandeling geheel continent (en heeft dus geen ongewild urineverlies meer). Operatieve behandeling Als de bekkenfysiotherapie onvoldoende of geen effect heeft, kunt u alsnog kiezen voor een operatieve behandeling. Verderop in deze folder vindt u hier meer informatie over. Gebruik speciale vaginale tampon Als u vooraf weet op welke momenten u last heeft van urineverlies, kunt u ook kiezen voor het gebruik van een speciale vaginale tampon, die de plasbuis goed ondersteunt. Dit kan bijvoorbeeld uitkomst bieden bij sporten.
De operatieve behandeling Bij de operatieve behandeling wordt een kunststof steunbandje van ongeveer 1 centimeter breed onder het midden van de plasbuis gelegd. Het kunststof wordt prima door het lichaam verdragen en blijft na het aanbrengen soepel en spanningsvrij zitten onder de plasbuis. Operatietechnieken Er bestaan meerdere technieken om het kunststof steunbandje te plaatsen: in Nederland worden de Tensionfree Vaginal Tape (TVT), de Tensionfree Vaginal Tape/Obturatorius (TVT/O) en de TVT/Abbrevo het meest toegepast. Uw specialist bespreekt met u welke techniek hij bij u zal gebruiken. In het HagaZiekenhuis werken de urologen voornamelijk met de technieken TVT/O en de opvolger daarvan, de TVT/Abbrevo (Abbrevo betekent ‘kort’). Bij deze technieken is er minder kans op bloedingen. Ook is de kans dat de blaas wordt geraakt tijdens de operatie, nagenoeg afwezig. Een nadeel van de TVT/O is dat er iets meer pijnklachten na de operatie kunnen optreden dan bij de TVT. Deze klachten zijn meestal na 2 weken weer verdwenen. Met de TVT/Abbrevo worden dezelfde resultaten behaald als bij de TVT/O, maar zijn er aanzienlijk minder pijnklachten.
Voorbereiding op de operatie U moet nuchter zijn voor de operatie. Dit betekent dat u vanaf 24.00 uur de avond voor de operatie niet meer mag eten. Tot 2 uur voordat u zich moet melden in het ziekenhuis, mag u alleen heldere vloeistoffen (water, thee zonder suiker en/of melk) drinken. Er wordt aangeraden enkele dagen voor de operatie niet meer te roken. Voor patiënten in de overgang is het raadzaam om 4–6 weken voor de operatie hormoonzetpillen te gebruiken. De ervaring leert dat de resultaten van de operatie daarmee verbeteren.
De operatie (TVT/O en TVT/Abbrevo) De operatie gebeurt in dagbehandeling. Dit betekent dat u dezelfde dag naar huis mag, als alles goed gaat. De operatie wordt gedaan onder narcose (volledige verdoving) of via een ruggenprik (plaatselijke verdoving). Welke verdoving u krijgt, bepaalt u vooraf in overleg met de anesthesioloog (specialist op gebied van verdoven). In de operatiekamer komt u op de operatietafel te liggen. Eerst wordt een zogenaamde ‘time-out-procedure’ gedaan: dit is een veiligheidsprocedure waarmee wordt gekeken of de juiste patiënt op de operatietafel ligt voor de juiste ingreep en of alle materialen aanwezig zijn. Voor de ingreep krijgt u via een infuus (slangetje in een bloedvat) antibiotica toegediend om infecties te voorkomen. Vervolgens worden uw benen in de beensteunen gebracht. Na het desinfecteren (schoonmaken) van het operatiegebied en het met steriele (bacterievrij) doeken afdekken van het operatiegebied, wordt een katheter (buigzaam dun buisje) in de blaas gebracht. Hiermee wordt uw blaas geleegd en kan de arts de lengte van de plasbuis meten. Vervolgens maakt de arts een klein sneetje van ongeveer 1 centimeter in de voorkant van de huid van de schede, ter hoogte van het midden van de plasbuis.
Daarna maakt de arts met behulp van een schaar, van links naar rechts, een tunneltje onder de huid van de schede. Door dit tunneltje brengt de arts vervolgens de naald, waar het kunststof steunbandje aan is verbonden, via de lies naar buiten. Het kunststof steunbandje dat in de lies naar buiten komt, wordt net onder het niveau van de huid afgeknipt, en is niet zichtbaar. Er is in de lies alleen een klein steekgaatje te zien, dat wordt bedekt met een pleistertje. Soms wordt bij de TVT-techniek de naald net voor het schaambeen naar buiten gebracht, waardoor een steekgaatje in de buikwand ontstaat. Dit wondje wordt dan gehecht met oplosbare hechtingen, die vanzelf verdwijnen. De operatie duurt ongeveer 20-30 minuten.
Na de operatie De katheter blijft in de blaas totdat u goed wakker bent, u uw benen weer goed kunt bewegen en zelf kunt staan. Als de katheter is verwijderd en u krijgt aandrang om te plassen, kunt u zelf naar het toilet gaan. Als u nog pijn in de benen heeft en/of nog last van een stijf gevoel in de benen, kunt u de verpleging vragen u te ondersteunen op de weg naar het toilet. Bij het plassen is het van het grootste belang dat u op de juiste manier op het toilet gaat zitten en ontspannen plast. U mag hierbij niet persen. Na het plassen mag u, in overleg met de verpleging, naar huis.
Complicaties Bij TVT/O De meest voorkomende bijwerking van de operatie TVT/O is pijn in de liezen en in het been. Meestal zijn deze pijnklachten gering en bijna altijd zijn ze binnen 2 weken verdwenen. Bij circa 5 procent van de patiënten zijn de pijnklachten heftig.
Bij TVT/Abbrevo De operatie TVT/Abbrevo geeft duidelijk minder pijn. In zeldzame gevallen (bij minder dan 1 procent van de patiënten) komt het spontane plassen na de operatie niet op gang en moet de blaas 2 tot 3 keer per dag met behulp van een katheter worden geleegd. Meestal is dit tijdelijk. Het is dan mogelijk met een tijdelijke katheter naar huis te gaan. Als het plassen ook in de weken na de operatie niet op gang komt, wordt met u besproken het bandje weer door te knippen. Bij TVT Bij de TVT-operatie gaat de naald langs de blaas en kan de blaas worden geraakt (aangeprikt). Dit is niet erg. De arts zal de naald dan opnieuw inbrengen en ervoor zorgen dat die goed komt te liggen, zodat het steunbandje goed kan worden geplaatst. Als de blaas geraakt is, is het verstandig om gedurende 24 uur na de operatie een katheter in de blaas te laten zitten, zodat het prikgaatje in de blaas rustig kan genezen. Het is ook mogelijk dat er een beetje bloed in de plas zit na de operatie, maar dit is niet ernstig en verdwijnt vaak vanzelf. Bij alle TVT-operaties Er is 50 tot 60 procent kans dat uw aandrangklachten van voor de operatie, geheel verdwijnen na de operatie. Na de operatie is er ongeveer 5 procent kans dat u de plas moeilijker kunt ophouden als u aandrang voelt. U heeft dan geen urineverlies meer bij inspanning, maar als u aandrang voelt, is het moeilijker het plassen uit te stellen. Soms kan dan urineverlies optreden. In zeldzame gevallen kan een bloeding optreden of kunnen seksuele klachten ontstaan, zoals pijn bij het vrijen. Het steunbandje kan gedeeltelijk worden verwijderd bij ernstige klachten.
Resultaten van de operatie 80 tot 90 procent van de patiënten die geopereerd zijn, is geheel droog. Bij 5 procent treedt een verbetering op en bij 5 procent van de patiënten heeft de operatie geen effect en is het mislukt.
Er kunnen verschillende oorzaken zijn voor het mislukken van de operatie. Zo kan het zijn dat het steunbandje te los onder de plasbuis is gelegd, of niet goed in het midden van de plasbuis. Het kan ook zijn dat er andere oorzaken zijn voor het urineverlies, die niet met een steunbandje te verhelpen zijn.
Naar huis Zodra u geplast heeft na de operatie, kunt u in overleg met de verpleging naar huis. U krijgt een afspraak mee voor een controle op de polikliniek, 4-6 weken na de operatie. Het is verstandig de eerste 4 weken na de operatie geen zware lichamelijke bezigheden/werk te doen, of te persen bij eventuele ontlastingproblemen. Het steunbandje moet eerst goed vastgroeien. Na circa 4 weken is het eventuele wondje in de vagina goed genezen en kunt u weer geslachtsgemeenschap (seks) hebben.
Vragen Mocht u na het lezen van deze folder nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met het Bekkenbodemcentrum: Maandag – donderdag, tussen 8.00 en 16.30 uur: (070) 210 6787. E-mail:
[email protected]
HagaZiekenhuis Locatie Leyweg, Leyweg 275, 2545 CH Den Haag Locatie Sportlaan, Sportlaan 600, 2566 MJ Den Haag H08.026-03