Examen VMBO-GL en TL
2007 tijdvak 2 dinsdag 19 juni 9.00 - 11.00 uur
aardrijkskunde CSE GL en TL
Dit examen bestaat uit 44 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 53 punten te behalen. Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.
700045-2-611o
Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. Open vragen Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.
Migratie en de multiculturele samenleving tabel 1 Vergelijking van het percentage allochtonen in Zwolle met het percentage allochtonen in de vier grote steden Zwolle
de vier grote steden
percentage allochtonen
15
A
hoogste concentratie allochtonen in een wijk (in %)
21,6
B
kaart 1 Spreiding van de allochtonen in Zwolle Legenda: minder dan 4,4 4,4 - 8,8 8,8 - 13,2 13,2 - 17,6 meer dan 17,6
ligging kaartfragment
Overijssel Zwolle
0 0
700045-2-611o
1,5
2
50 100 km
3 km
lees verder ŹŹŹ
1p
1
Uit het onderzoek van Linda blijkt dat op 1 januari 2004 van de Zwolse inwoners 15% allochtoon was. De hoogste concentratie allochtonen in een wijk was 21,6% (zie tabel 1). Yasmine, Sanne, Elvira en Youssef vergelijken deze cijfers met de gegevens over allochtonen in de vier grote steden in Nederland (in de tabel aangegeven met A en B). Welke leerling heeft gelijk? A Yasmine zegt: “A moet lager zijn dan 15% en B moet lager zijn dan 21,6%.” B Sanne zegt: “A moet hoger zijn dan 15% en B moet lager zijn dan 21,6%.” C Elvira zegt: ”A moet lager zijn dan 15% en B moet hoger zijn dan 21,6%.” D Youssef zegt: “A moet hoger zijn dan 15% en B moet hoger zijn dan 21,6%.” foto’s 1 en 2 Huisjesmelkerij een steeds groter probleem
tekst 1 Huisjesmelkerij een steeds groter probleem Huisjesmelkerij is een groot probleem in de vier grote steden van ons land. In Den Haag gaat het vooral om huisbazen die illegalen en tijdelijke arbeidskrachten uit Oost-Europa op grote schaal in oude panden onder brengen. Op foto 1 is te zien dat een woning is gesloten in verband met de brandveiligheid. Op foto 2 is de woonkamer van een aantal illegalen te zien.
2p
2
De foto’s 1 en 2 zijn genomen van een woonhuis in Den Haag dat gesloten werd omdat een huisjesmelker er te veel huurders had ondergebracht. Huisjesmelkerij leidt tot verpaupering van huizen en hele buurten. Æ Noem twee redenen waarom de huurders van deze huizen niet of nauwelijks zullen protesteren tegen de mensonwaardige omstandigheden waarin ze moeten wonen.
1p
3
De titel bij de foto’s 1 en 2 wijst erop dat het probleem van de huisjesmelkerij zich uitbreidt. Æ Leg uit hoe dit probleem zich verder kan uitbreiden.
700045-2-611o
3
lees verder ŹŹŹ
tekst 2 De veranderde Nederlandse samenleving De Nederlandse samenleving ziet er niet meer zo uit als vijftig jaar geleden. Onder invloed van verschillende maatschappelijke ontwikkelingen, zoals dekolonisatie en grootschalige migratie, is onze samenleving veranderd. Allochtonen hebben een belangrijke plek in onze samenleving ingenomen.
2p
4
De migrantengroepen worden allochtonen genoemd. Deze hebben een aantal kenmerken. Mogelijke kenmerken zijn: 1 Allochtonen nemen in het algemeen vaker een zwakkere sociaaleconomische positie in. 2 In Nederland wonende Duitsers behoren tot de groep niet-westerse allochtonen. 3 Allochtonen komen vooral uit Afrikaanse landen. 4 Allochtonen zijn personen die in een ander land zijn geboren en hier wonen en de kinderen van deze personen. Twee van deze kenmerken horen bij het begrip allochtonen. Æ Noteer de cijfers van deze twee kenmerken op het antwoordblad.
1p
5
Eén van de gevolgen van de in tekst 2 genoemde dekolonisatie was de komst van een groep migranten in Nederland rond 1951. Deze groep werd in het begin in aparte barakkenkampen opgevangen. Æ Wat was het herkomstland van deze groep migranten?
1p
6
Volgens tekst 2 is de samenstelling van de Nederlandse bevolking de laatste vijftig jaar veranderd. Zo zijn bijvoorbeeld scholen steeds vaker gemengd als gevolg van de multiculturele samenleving. Intussen zijn er echter naast witte scholen ook duidelijk zwarte scholen ontstaan. Het naast elkaar bestaan van witte en zwarte scholen is een voorbeeld van A segregatie. B inburgering. C integratie. D discriminatie.
700045-2-611o
4
lees verder ŹŹŹ
grafieken 1, 2, 3 en 4 Migratie van een aantal migrantengroepen naar Nederland 1965 - 2002 grafiek 1
grafiek 2
40.000
40.000
35.000
35.000
30.000
30.000
25.000
25.000
20.000
20.000
15.000
15.000
10.000
10.000
5.000
5.000
0
0
grafiek 3
grafiek 4 migratie van ...... naar Nederland, 1965 - 2002 40.000
35.000
35.000
30.000
30.000
25.000
25.000
20.000
20.000
15.000
15.000
10.000
10.000
5.000
5.000
0
0
7
19 6 19 5 6 19 8 7 19 1 7 19 4 7 19 7 8 19 0 8 19 3 8 19 6 8 19 9 9 19 2 9 19 5 9 20 8 01
migratie van ...... naar Nederland, 1965 - 2002 40.000
19 6 19 5 6 19 8 7 19 1 7 19 4 7 19 7 8 19 0 8 19 3 8 19 6 8 19 9 9 19 2 9 19 5 9 20 8 01 1p
19 6 19 5 6 19 8 7 19 1 7 19 4 7 19 7 8 19 0 8 19 3 8 19 6 8 19 9 9 19 2 9 19 5 9 20 8 01
migratie van ...... naar Nederland, 1965 - 2002
19 6 19 5 6 19 8 7 19 1 7 19 4 7 19 7 8 19 0 8 19 3 8 19 6 8 19 9 9 19 2 9 19 5 9 20 8 01
migratie van ...... naar Nederland, 1965 - 2002
Voorbeelden van de grootschalige migratie, zoals in tekst 2 genoemd, worden afgebeeld in de grafieken 1, 2, 3 en 4. Deze grafieken tonen in willekeurige volgorde de ontwikkeling van de migratie naar Nederland van Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en Arubanen. Welke grafiek stelt de migratie voor van Surinamers naar Nederland? A grafiek 1 B grafiek 2 C grafiek 3 D grafiek 4
700045-2-611o
5
lees verder ŹŹŹ
tekst 3 Drie basisscholen in de Bijlmer gaan samenwerken De islamitische basisschool As Soeffah in de Bijlmer (Amsterdam) gaat samen met de openbare basissschool De Bijlmerhorst en de levensbeschouwelijke basisschool de Polsstok. Vanaf oktober 2006 zullen de drie basisscholen gehuisvest zijn in één gebouw. Het is voor het eerst in Nederland dat een islamitische basisschool samenwerkt met andere basisscholen. Het overgrote deel van de leerlingen van de drie basisscholen komt uit een … 1 … milieu. In de buurt is er voor deze kinderen weinig aan … 2 …. Met de samenwerking wordt voor adjunct-directeur Blijleven van De Polsstok een droom werkelijkheid: “Iedereen heeft de mond vol van … 3 …, tegelijkertijd zijn velen bang voor islamitische basisscholen. Deze samenwerking moet alle barrières wegnemen.”
1p
8
Naast bijvoorbeeld openbare, katholieke en protestants-christelijke basisscholen komen er tegenwoordig ook vaker islamitische basisscholen voor. Dat er echter niet altijd sprake hoeft te zijn van duidelijk gescheiden basisscholen op grond van levensbeschouwing, blijkt onder andere uit tekst 3. De tekst is echter niet volledig. Wat moet worden ingevuld bij respectievelijk 1, 2 en 3? 1 2 3 kansarm voorzieningen integratie A kansarm inburgering integratie B kansrijk inburgering segregatie C kansrijk voorzieningen segregatie D
700045-2-611o
6
lees verder ŹŹŹ
38,3
58,9
2,8
27,4
Marokkanen
42,2
54,9
2,9
26,0
Q
31,6
63,9
4,5
31,7
Arubanen
36,4
61,2
2,4
28,2
Afghanen
44,0
54,0
2,0
25,6
Iraniërs
29,2
68,5
2,3
31,1
R
46,8
52,3
0,9
22,6
37,4
60,7
1,9
27,1
niet-westers
37,4
59,8
2,8
27,9
autochtonen
23,5
61,1
15,4
40,1
totaal
24,5
61,5
14,0
39,0
leeftijd
20 t/m 64 jaar
P
gemiddelde
0 t/m 19 jaar
65 jaar of ouder
tabel 2 Leeftijdsopbouw van bevolkingsgroepen naar herkomstlanden in procenten, 1 januari 2005
Antillianen en
overig niet-westers totaal
2p
9
Tabel 2 heeft betrekking op de leeftijdsopbouw naar herkomstland per 1 januari 2005. In de tabel zijn drie herkomstlanden vervangen door letters. Æ Neem de letters P, Q en R over op het antwoordblad en schrijf er de juiste bevolkingsgroep achter. Kies daarbij uit Surinamers, Turken en Somaliërs.
1p
10
Wat is de invloed van al die migranten op de gemiddelde leeftijd voor de totale bevolking van Nederland? De gemiddelde leeftijd is A hoger geworden. B lager geworden. C gelijk gebleven.
700045-2-611o
7
lees verder ŹŹŹ
tabel 3 Enkele cijfers over ontwikkelingen in aantallen migranten naar herkomstland en autochtonen, 1996 - 2005 herkomstland
aantal personen per
aantal personen per
toename in
1 januari 1996
1 januari 2005
procenten tussen 1996 - 2005
Afghanistan
4.900
37.000
653
Angola
2.600
11.600
347
Brazilië
6.600
12.300
87
China
25.500
43.900
87
Egypte
11.600
18.500
60
Ethiopië
8.000
10.300
29
Filippijnen
7.800
13.000
68
Ghana
12.500
19.100
53
Hongkong
17.200
18.100
6
Irak
11.100
43.700
288
Iran
16.500
28.700
74
Kaapverdië
16.700
20.000
20
215.100
315.800
40
Ned. Antillen + Aruba
96.800
130.500
50
Pakistan
14.100
17.900
27
Somalië
20.000
21.700
8
280.600
329.400
17
Marokko
Suriname Thailand
5.600
12.400
122
271.500
358.800
32
14.900
18.000
39
niet-westers totaal
1.171.100
1.699.000
45
westers totaal (zonder
1.327.600
1.423.700
7
12.995.200
13.182.800
1
Turkije Vietnam
autochtonen) autochtonen
1p
11
Uit tabel 3 blijkt dat de aantallen migranten in ons land, uitgesplitst naar herkomstland, allemaal in aantal zijn toegenomen. De grootste toename in procenten sinds 1 januari 1996 zien we bij A de economische vluchtelingen. B de groepen uit de vroegere Nederlandse koloniën. C de groepen uit landen van buitenlandse werknemers. D de politieke vluchtelingen.
700045-2-611o
8
lees verder ŹŹŹ
1p
12
Hieronder staan twee uitspraken naar aanleiding van tabel 3. 1 In de periode 1980 - 1990 kwamen er alleen maar mensen uit westerse herkomstlanden naar Nederland. 2 Het belangrijkste motief om in de periode 1996 - 2005 naar Nederland te komen, was de gezinshereniging. Æ Neem de cijfers 1 en 2 over op het antwoordblad en zet erachter of deze uitspraak juist is of onjuist.
700045-2-611o
9
lees verder ŹŹŹ
figuur 1 Kans om te mogen blijven, ingedeeld naar land van herkomst en migratiemotief, 2004 gezinsvorming
land van herkomst VS/Canada (1) EU15 Iran (3) Joegoslavie (2) Nieuw EU rest Afrika rest Europa China Suriname Turkije Marokko
gezinshereniging
land van herkomst VS/Canada (1) EU15 rest Afrika (2) Nieuw EU rest Europa China (3) Joegoslavie Suriname Iran Turkije Marokko gemiddeld
gemiddeld 0
20
40
60
80
arbeid
land van herkomst VS/Canada
0
100 %
20
(1) EU15 rest Afrika China rest Europa Turkije (3) Joegoslavie Marokko gemiddeld
60
80
100 %
80
100 %
studie
land van herkomst (1) EU15 (2) Nieuw EU VS/Canada Iran rest Afrika Turkije rest Europa (3) Joegoslavie China Suriname Marokko
(2) Nieuw EU
40
gemiddeld 0
land van herkomst VS/Canada
20
40
60
80
100 %
0
20
40
60
overige migratiemotieven
(1) EU15 (2) Nieuw EU rest Afrika Turkije Suriname Marokko rest Europa (3) Joegoslavie gemiddeld 0
20
40
60
80
100 %
1)
Dit zijn de eerste 15-EU-landen.
2)
Nieuw EU: dit zijn alleen de 10 nieuwe lidstaten die in 2005 zijn toegetreden.
3)
Bedoeld zijn de landen die voorheen de federatie Joegoslavië vormden.
700045-2-611o
10
lees verder ŹŹŹ
1p
13
Uit figuur 1 blijkt dat de kans dat een immigrant voorgoed in Nederland mag blijven, sterk verschilt per migratiemotief. Bij welke groep is de kans om te mogen blijven gemiddeld het kleinst als je kijkt naar het migratiemotief? A bij de arbeidsmigranten B bij de gezinsherenigers C bij de studenten D bij huwelijksmigranten
2p
14
Hieronder staan twee uitspraken over figuur 1. 1 De kans dat migranten die vanwege gezinshereniging naar Nederland komen om in Nederland te mogen blijven is gemiddeld meer dan 70%. 2 De kans dat de Marokkaanse immigranten zich hier blijvend mogen vestigen is bij alle diagrammen het hoogst. Æ Neem de cijfers 1 en 2 over op het antwoordblad en zet erachter of deze uitspraak juist is of onjuist.
700045-2-611o
11
lees verder ŹŹŹ
diagram 1 Het onderwijsniveau van de bevolking van 15 - 64 jaar bij verschillende bevolkingsgroepen, 2000 - 2002 100 % 80 60 40 20 0
1
2
Marokkanen
Legenda: Basisonderwijs, VMBO
1p
15
HAVO, VWO, MBO
3
overig nietwesters allochtonen HBO, WO
Bovenstaand diagram geeft een overzicht van het onderwijsniveau van de bevolking van 15 - 64 jaar bij verschillende bevolkingsgroepen in de periode 2000 - 2002. In het diagram zijn de namen van drie bevolkingsgroepen weggelaten. Welke bevolkingsgroep moet er op de plaatsen 1, 2 en 3 worden ingevuld?
A
1 autochtonen
B
autochtonen
C
E
Surinamers en Antillianen Surinamers en Antillianen Turken
F
Turken
D
700045-2-611o
2 Surinamers en Antillianen Turken
3 Turken
Turken
Surinamers en Antillianen autochtonen
autochtonen
Turken
Surinamers en Antillianen autochtonen
autochtonen
12
Surinamers en Antillianen
lees verder ŹŹŹ
1p
16
Veel asielzoekers doen een aanvraag in meer dan één land (dubbele asielaanvraag). Asielzoekers doen dit omdat ze denken zo hun kans op een verblijfsvergunning te vergroten. In verband met het streven van de EU naar één Europees asielbeleid gaat deze redenering echter niet op. Welke maatregel heeft de EU gemaakt voor een dubbele asielaanvraag? A Wie een dubbele asielaanvraag indient, gaat terug naar het land van herkomst. B Wie een dubbele asielaanvraag indient, gaat terug naar het land waar het eerst om asiel is gevraagd. C Wie een dubbele asielaanvraag indient, krijgt in géén van de betreffende landen meer asiel. D Wie een dubbele asielaanvraag indient, verliest het asielrecht.
700045-2-611o
13
lees verder ŹŹŹ
foto 3 Katrina zet New Orleans onder water
kaart 2 Ondergelopen delen van New Orleans
N
Lake Pontchartrain Lakeview
Jefferson French Quarter i ipp iss s s Mi
Lower Ninth Ward Algiers
St. Bernard Parish
Gretna Orleans Parish
New Orleans
Legenda: dijken dijkdoorbraak ondergelopen gedeelten van de stad hoofdweg
0
2,5
5 km
Ligging kaartfragment
VS New orleans
0
1000 2000 km
tekst 4 Katrina zet New Orleans onder water Eind augustus 2005 zette orkaan Katrina de straten van New Orleans compleet onder water. Blanke randgemeenten sloten soms letterlijk hun deuren voor de vluchtelingen uit de zwarte stad. Van de inwoners van New Orleans bestond 67% uit Afro-Amerikanen. Discriminatie en racisme kwamen hiermee boven drijven.
700045-2-611o
14
lees verder ŹŹŹ
tabel 4 Enkele sociaal-economische kenmerken van vier stadsdelen van New Orleans, 2000 Lakeview
Lower Ninth
French
St. Bernard
Ward
Quarter
Parish
bevolking (%): - zwart
0,7
98,3
4,3
7,6
- blank
94,0
0,5
89,7
84,3
- eigendom
69,5
59
75,4
74,6
- huren
30,5
41
24,6
25,4
4,9
36,4
10,8
13,1
95,1
63,6
89,2
86,9
wonen (%):
armoede (%): - onder de armoedegrens - boven de armoedegrens
1p
17
Na de ramp in New Orleans, zoals genoemd in tekst 4, werd door de commissie ‘Bring New Orleans Back’, het volgende bepaald: “Als duidelijk is dat bewoners niet in staat zijn hun huis, straat of wijk op te bouwen en tot leven te wekken, dan zullen hun huizen worden gesloopt en zal het terrein tot moeras worden omgevormd.” Welk van de stadsdelen uit tabel 4 loopt het grootste risico om tot moeras te worden omgevormd (zie ook kaart 2)? A French Quarter B Lakeview C Lower Ninth Ward D St. Bernard Parish
2p
18
Velen moesten zich na de ramp in New Orleans in andere steden vestigen en zijn daar gebleven. Een half jaar na de ramp was pas eenvijfde van de oorspronkelijke 500.000 Afro-Amerikanen teruggekomen. Door veel blanken, maar ook een aantal Afro-Amerikanen, wordt dit als een ‘zegen’ gezien voor New Orleans. Æ Noem eerst een reden waarom veel blanken dit als een ‘zegen’ zien. Æ Noem vervolgens een reden waarom een aantal Afro-Amerikanen dit eveneens als een ‘zegen’ zien.
700045-2-611o
15
lees verder ŹŹŹ
tekst 5 Hoe meer vluchtelingen, hoe hoger de hekken Terwijl Fort Europa de buitengrenzen sluit, gaan steeds meer arme Afrikanen op zoek naar een beter bestaan. Ze doen een wanhopige poging door de laatste gaten in de Europese verdedigingslinie te glippen. Europa reageert met nog meer en nog hogere hekken.
kaart 3 Illegale immigratie van Noord-Afrika naar Europa (2004)
700045-2-611o
16
lees verder ŹŹŹ
1p
19
Tekst 5 verwijst naar een dieptepunt in de strijd van de Europese Unie tegen vluchtelingen uit Afrika in oktober 2004. Nachten achtereen bestormden honderden Afrikanen de hekken rondom de enclavesteden Ceuta en Melilla (Spaans grondgebied in Marokko). De Europese Unie probeert deze vluchtelingen hoe dan ook te weren, met het argument dat het asielrecht niet geldt voor de meeste van deze vluchtelingen. Æ Noem de reden waarom het asielrecht niet geldt voor de meeste van deze vluchtelingen.
2p
20
Geef met behulp van kaart 3 twee redenen waarom van de EU-landen met name Spanje en Italië zo populair zijn bij de Afrikaanse vluchtelingen.
700045-2-611o
17
lees verder ŹŹŹ
tekst 6 Nederlandse ministers willen Afrikanen in Afrika houden Twee Nederlandse ministers bezochten in januari 2006 een vluchtelingenkamp in Kakuma in Kenia. De gevluchte Afrikanen kregen van de ministers te horen dat ze beter naar hun eigen land kunnen terugkeren. De Somaliërs, Ethiopiërs en vooral Sudanezen in Kakuma hoorden hen met stijgende verbazing aan. (…) Door te wijzen op de risico’s tijdens de vlucht hopen de bewindslieden duidelijk te maken dat Europa niet eenvoudig te bereiken is. (…)
kaart 4 Deel van Afrika Legenda: conflictgebieden
U
D
A
N
E
S
ligging kaartfragment
L
I
ETHIOPIE
O
M
A
Kakuma
K E N I A
S
0 0
700045-2-611o
150
18
1200 2400 km
300 km
lees verder ŹŹŹ
1p
21
Ook Nederland probeert Afrikaanse vluchtelingen te weren. Dit bleek onder andere bij het bezoek van twee Nederlandse ministers aan een vluchtelingenkamp in Kenia in januari 2006 (zie tekst 6). Het vluchtelingenkamp in Kenia is een voorbeeld van A opvang van vluchtelingen in het eigen land. B opvang van vluchtelingen in de regio. C opvang van vluchtelingen die allemaal naar Europa willen. D opvang van vluchtelingen die allemaal terug moeten naar hun eigen land.
1p
22
Uit tekst 6 blijkt dat de vluchtelingen in Kakuma met stijgende verbazing luisteren naar de boodschap van de Nederlandse ministers. Æ Verklaar deze stijgende verbazing van de vluchtelingen in Kakuma.
1p
23
In tekst 6 wordt gezegd dat de Nederlandse ministers de vluchtelingen duidelijk proberen te maken dat Europa niet eenvoudig te bereiken is. Æ Geef aan de hand van kaart 3 een voorbeeld waaruit blijkt dat vluchtelingen onderweg veel risico lopen.
700045-2-611o
19
lees verder ŹŹŹ
Leefbaarheid en zorg in stedelijke en landelijke gebieden
foto’s 4, 5, 6 en 7 Soorten woningen foto 4
foto 5
foto 6
foto 7
Jolanda en Petra maken een posterpresentatie over het wonen in een grote stad. Zij gebruiken hierbij de foto’s 4, 5, 6 en 7. Jolanda maakt bij elke foto een beschrijving van de afgebeelde wijk. Hieronder staan twee van deze beschrijvingen. Beschrijving 1 De eerste bewoners van deze wijk aan de rand van de stad waren erg blij met hun nieuwe woning. De woningen zijn redelijk groot en dat betekende voor veel mensen een belangrijke vooruitgang. De aanwezigheid van centrale verwarming en goed sanitair waren andere pluspunten. Dat de woningdichtheid erg hoog genoemd mag worden, namen de bewoners op de koop toe. De huren waren tenslotte niet al te hoog. Inmiddels heeft de wijk echter veel minder aantrekkingskracht. Nieuwe bewoners zijn nu veelal mensen met een laag gemiddeld inkomen.
700045-2-611o
20
lees verder ŹŹŹ
Beschrijving 2 De wijk is ruim opgezet met veel groen en brede trottoirs. De woningen zijn over het algemeen groot. Het is een plezierige woonwijk, zeker voor gezinnen met kinderen. Die gezinnen moeten dan wel over een behoorlijk inkomen beschikken. De wijk bestaat bijna alleen uit koopwoningen, die behoorlijk duur zijn. 1p
24
Welke foto hoort bij beschrijving 1? foto 4 foto 5 foto 6 foto 7
A B C D 1p
25
Welke foto hoort bij beschrijving 2? A foto 4 B foto 5 C foto 6 D foto 7
1p
26
Petra heeft uitgezocht omstreeks welk jaar de wijken gebouwd zijn. Wat is de juiste bouwperiode van de wijk op foto 5? A omstreeks het jaar 1910 B omstreeks het jaar 1940 C omstreeks het jaar 1970 D omstreeks het jaar 2000
700045-2-611o
21
lees verder ŹŹŹ
kaart 5 Regionale centra in Nederland Legenda: primair regionaal centrum secundair regionaal centrum tertiair regionaal centrum
Groningen Winschoten Assen Schagen
grenzen van verzorgingsgebieden primair secundair tertiair
Alkmaar Zaandam Haarlem
0
25
50 km
1p
27
Kaart 5 laat de verschillende verzorgingsgebieden in twee delen van Nederland zien. Welk soort centrum heeft de voorzieningen met de hoogste drempelwaarde? A primair regionaal centrum B secundair regionaal centrum C tertiair regionaal centrum
1p
28
Welke voorziening zul je zeer waarschijnlijk niet in Schagen (zie kaart 5) aantreffen? A juwelier B kapper C bakker D pianowinkel
1p
29
Groningen en Alkmaar zijn beide een primair regionaal centrum. Het verzorgingsgebied van Alkmaar is kleiner dan het verzorgingsgebied van Groningen. Æ Geef hiervoor een reden.
700045-2-611o
22
lees verder ŹŹŹ
tekst 7 Een nieuw hospice Een hospice is bestemd voor mensen die zich in de laatste levensfase bevinden en niet lang meer te leven hebben. Een aantal jaren is intensief gewerkt aan de voorbereiding en totstandkoming van een hospice in West-Zeeuws-Vlaanderen, locatie Oostburg. De meeste mensen sterven het liefst in een vertrouwde omgeving. Dit is niet altijd mogelijk. Een hospice benadert de thuissituatie dan het beste. Dit hospice wordt voor een deel door vrijwilligers gerund.
kaart 6 Zeeuws-Vlaanderen Breskens W ES TE Groede R Sluis
Oostburg
Schoondijke
Zeeuws-
Aardenburg
SCHELDE
Biervliet
IJzendijke
Hoek
Kloosterzande
Terneuzen Zaamslag
Philippine Sluiskil
Vlaanderen HulstClinge Axel
Westdorpe
Sas van Gent
Heikant
Nieuw-Namen
Sint Jansteen
0
1p
30
1p
31
5
10 km
Geef met behulp van kaart 6 een reden waarom het nieuwe hospice in Oostburg is gebouwd en bijvoorbeeld niet in Sluis. De zorg die geleverd wordt door deze vrijwilligers is een voorbeeld van mantelzorg. eerstelijnsgezondheidszorg. tweedelijnsgezondheidszorg. preventieve gezondheidszorg.
A B C D
700045-2-611o
23
lees verder ŹŹŹ
aantal werkzame personen
van de beroepsbevolking)
% werkzoekenden (als deel
71,1
66
19,5
14.042
2
30.313
21,4
51,1
51
11,7
89.991
3
41.494
45,9
26,5
44
8,6
14.933
4
16.152
36,7
31,6
54
12,5
6.340
Rotterdam
596.597
25,9
53,0
64,0
14,2
306.215
2004
17,2
in 2004
% allochtonen in 2005
72.139
inwoners in 2005
1
deelgemeente
% koopwoningen in 2005
% lage inkomens in 2000
tabel 5 Enkele gegevens van vier Rotterdamse deelgemeenten en Rotterdam als geheel
kaart 7 Rotterdam, deelgemeenten
4
Ni eu we
3
1
2
Maas
0
1p
32
2,5
5 km
In de tabel staan enkele gegevens van vier Rotterdamse deelgemeenten. De namen van de deelgemeenten zijn vervangen door de cijfers 1, 2, 3 en 4. Een van deze deelgemeenten is het stadscentrum. Uit welk gegeven in tabel 5 blijkt dat deelgemeente 2 (op kaart 7) het centrum is? A het aantal inwoners in 2005 B het % koopwoningen in 2005 C het % allochtonen in 2005 D het aantal werkzame personen in 2004
700045-2-611o
24
lees verder ŹŹŹ
1p
33
Elke deelgemeente van Rotterdam heeft een veiligheidsindex. Dat is een rapportcijfer tussen 1 en 10. Bij het samenstellen van dat cijfer wordt er naar objectieve gegevens (bijvoorbeeld van politie en justitie) en naar subjectieve gegevens (bijvoorbeeld de meningen van de bewoners) gekeken. Het cijfer geeft weer hoe veilig de deelgemeente is. Van één van de in de tabel genoemde deelgemeenten is het hoogste veiligheidscijfer een 8,3. Welke deelgemeente (zie tabel 5) zal die score behaald hebben? A 1 B 2 C 3 D 4 diagram 2 Minder cafés Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Drenthe Gelderland Overijssel Friesland Utrecht Groningen Flevoland -25
-20 -15 -10 -5 0 5 ontwikkeling aantal cafes, 1994-2004 (%)
1p
34
Nederland had in 1994 ongeveer 14.000 cafés. In 2004 waren daar nog maar 11.500 van over. Het zijn vooral de traditionele dorpskroegen die het moeilijk hebben en vaak moeten sluiten. Æ Leg uit waarom vooral dorpskroegen in de problemen komen.
1p
35
Volgens diagram 2 groeide in Flevoland het aantal cafés tussen 1994 en 2004 met 5%. Æ Wat is de reden hiervoor?
700045-2-611o
25
lees verder ŹŹŹ
kaarten 8, 9 en 10 Sportbeoefening in Nederland kaart 8 Een sport
kaart 9 Een sport
kaart 10 Een sport
700045-2-611o
26
lees verder ŹŹŹ
Overal in Nederland wordt er gesport. De kaarten 8, 9 en 10 gaan over sportbeoefening door huishoudens in de gemeenten van ons land. Toch zijn er regionale verschillen in sportbeoefening te herkennen. De kaarten tonen het percentage huishoudens waarin aan een bepaalde sport gedaan wordt. In willekeurige volgorde zijn dat zwemmen, squashen en schaatsen. 1p
36
Welke van de bovenstaande kaarten gaat over schaatsen? A kaart 8 B kaart 9 C kaart 10
1p
37
Welke van de bovenstaande kaarten gaat over squashen? A kaart 8 B kaart 9 C kaart 10
700045-2-611o
27
lees verder ŹŹŹ
tabel 6 Een aantal algemene gegevens van de bevolking in enkele Europese landen landen
algemeen
bevolking
oppervlak / inwoners Eurostat
bevolkingsontwikkeling
BNP-
bevolkings-
stads-
bevolkings-
geboorte-
sterfte-
zuigelingen-
kraam-
index
dichtheid
bevolking
groei
cijfer
cijfer
sterfte
vrouwen-
jaar
jaar 2000
jaar 2000
jaar 2000
jaar 2000
jaar 2000 jaar 2000
1990-1998
inwoners
% van
% per jaar
per 1000
per 1000
in 1e jaar
per
inwoners
inwoners
per 1000
100.000
inwoners
geboorten
sterfte 2005 per km
2
totale bevolking
Albanië
34,2
121
39
0,3
19
7
41
28
Herzegovina
46,6
75
43
3,1
13
8
25
10
Estland
55,1
32
74
-0,6
8
14
13
50
Bosnië-
Hongarije
68,2
109
67
-0,3
9
13
9
15
IJsland
127,7
3
92
0,6
15
7
4
0
Luxemburg
231,3
169
91
1,3
12
9
5
0
22,8
131
55
0,0
13
13
43
42
123,3
383
89
0,6
12
9
4
7
54,5
120
66
0,0
10
10
10
11
178,4
176
63
0,3
10
9
5
5
Moldavië Nederland Polen Zwitserland
kaart 11 Europa Legenda: 1 IJsland 2 Estland 3 Polen 4 Nederland 5 Luxemburg 6 Zwitserland 7 Hongarije 8 Moldavie 9 Bosnie-Hercegovina 10 Albanie
1
2
4
3
5 6
7
8
9 10
0
700045-2-611o
28
400
800 km
lees verder ŹŹŹ
1p
38
Een netwerk van goede, laagdrempelige eerstelijnszorg is voor een bevolking vaak van levensbelang. Een voorbeeld van zo’n laagdrempelige eerstelijnszorg is een consultatiebureau. In de tabel met algemene gegevens en gegevens over de bevolking is af te lezen hoe het gesteld is met de gezondheidszorg binnen een aantal landen in Europa. In welk land binnen Europa zal deze vorm van eerstelijnszorg het minst ontwikkeld zijn (zie tabel 6)? A Albanië B Estland C IJsland D Luxemburg E Moldavië F Bosnië-Hercegovina
1p
39
In een VMBO-klas discussiëren de leerlingen over het netwerk van consultatiebureaus. De leerlingen trekken als conclusie dat er vier factoren zijn die het aantal consultatiebureaus beïnvloeden. Deze factoren zijn: bevolkingsdichtheid, geboortecijfer, hoogte BNP en bevolkingsgroei. Welke factor heeft de meeste invloed op een kwalitatief goed werkend netwerk van consultatiebureaus? A bevolkingsdichtheid B bevolkingsgroei C geboortecijfer D hoogte BNP
1p
40
De mens heeft als eerste nodig: drinken en eten en dan beschutting. Beschutting krijg je door kleding en behuizing. Mensen zijn werkelijk arm als aan deze behoeften niet kan worden voldaan. In sommige landen in de Derde Wereld is de armoede zo groot dat er honger heerst. Er zijn twee soorten honger namelijk kwalitatieve honger en kwantitatieve honger. Æ Welke vorm van honger komt het meeste voor in de derde wereld en waarom juist deze?
2p
41
Mensen kunnen vele jaren aan honger lijden, maar komen te overlijden bij een hongersnood. Een hongersnood ontstaat meestal plotseling. Æ Noem eerst een natuurlijke en daarna een menselijke oorzaak voor het ontstaan van een hongersnood.
Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.
700045-2-611o
29
lees verder ŹŹŹ
kaart 12 Amerika
Mexico
0
2000 4000 km
2p
42
In Mexico zet Unicef, het kinderfonds van de Verenigde Naties, zich in voor beter onderwijs aan Mayakinderen. Door de grote bevolkingsspreiding - en daarmee de lange afstanden - slapen de kinderen doordeweeks in het schoolgebouw en gaan ze alleen in het weekend en in de vakanties terug naar hun ouders. De kinderen ontvangen professionele zorg. Hieronder staan vier voorbeelden van de zorg die de kinderen in Mexico ontvangen. Geef aan bij welke twee voorbeelden het gaat om professionele zorg. 1 Een neef verzorgt zijn zieke nicht. 2 De arts onderzoekt de kinderen op longziekten. 3 De verpleegkundige toetst de kinderen op malaria. 4 Eén van de moeders komt bij toerbeurt naar school om de was van de kinderen te doen.
2p
43
In Nederland wordt regelmatig onderzoek gedaan om de zorgbehoefte vast te stellen. Æ Noem twee redenen waarom men de zorgbehoefte wil meten.
1p
44
In Marokko zal dit type onderzoek waarschijnlijk niet gehouden worden. Æ Geef hiervoor een reden.
Bronvermelding Een opsomming van de in dit examen gebruikte bronnen, zoals teksten en afbeeldingen, is te vinden in het bij dit examen behorende correctievoorschrift, dat na afloop van het examen wordt gepubliceerd. 700045-2-611o*
30
lees verdereinde ŹŹŹ