Aardenburgse cultuurzomer 2011
Basisgedachte Aardenburg profileert zich graag als het cultureel centrum bij uitstek van west Zeeuws-Vlaanderen. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is deze stelling te verdedigen. Enkele merkwaardige panden als de Sint-Baafskerk, het Weeshuis en de Koetspoort, en uiteraard het Romeinse verleden zijn belangrijke pijlers die wellicht bijdragen tot uitstekend promotiemateriaal voor de stad. Doch de vroegere grandeur heeft broodnodig nieuwe impulsen nodig om het bestaansrecht blijvend te kunnen verzilveren. Kunst, cultuur en geschiedenis kunnen hierbij een uitstekend middel zijn om het blazoen fris op te poetsen. In tegenstelling tot de vroegere kunstevenementen wil deze Aardenburgse cultuurzomer 2011 niet enkel hedendaagse kunstwerken tonen, maar een kunstroute doorheen de stadskern uitstippelen met oog voor het architecturale erfgoed, de geschiedenis en de gewoonten van de stad en zijn bewoners. Kunst moet hiermee een symbiose vormen, beïnvloeden, versterken en aanvullen. Van meet af aan was dit de ambitie van de beide curatoren Willem Behr en Freddy Huylenbroeck. De nauwe contacten en intensieve samenwerking met respectievelijk de Zeeuwse Stichting Aaquart en de Oost-Vlaamse gemeente Hamme (archeologisch museum Van Bogaert-Wauters en idplusart & idCollectief Kunstcenter Hamme) vormen een uitstekende voedingsbodem voor deze artistieke invulling. Dit betekent niet dat er betere kunst te zien zal zijn – kunstappreciatie is oh zo subjectief – wel zullen de kunstwerken in een andere context gepresenteerd worden. De kunstroute vertelt het verhaal van Venus, doorweven met enkele filosofische randbemerkingen. In een logische opeenvolging worden de diverse locaties aan elkaar geschreven als een boek. Ieder pand is een hoofdstuk. Onderweg wordt de spanning opgevoerd, vormt het architecturale decor het forum voor woord en beeld. Want ook poëzie heeft een cruciaal deel. Alle hoofdstukken samen vormen de plot van het verhaal. Nu hoef je bij Venus niet onmiddellijk te denken aan een beeldschone vrouw met wapperende haren en ontblote borsten of aan de planeet met dezelfde naam, de vruchtbaarheidsbeeldjes van Willendorf of het vrouwspersoon als synoniem voor seksualiteit. Neen, Venus heeft te maken met liefde en met verdriet, met lijden en gelukzaligheid, met schoonheid en verderf, … met andere woorden: met het leven en de dood tout court. Bovendien staat op elke locatie een filosoof centraal. De Sint-Baafskerk is zowel eindpunt van de route als orgelpunt waar Aristoteles de scepter zwaait en kunst als catharsis ervaren wordt: herinnering, herkenning, tijdelijkheid en eeuwigheid. Merleau Ponty, Sartre, Plato, Heidegger, Bataille, Hegel, Goethe, … Filosofen die in hun kunstbeleving vaak haaks tegenover elkaar stonden, worden hier verenigd en verstrengeld door de kunst. De essentie van kunst en de essentie van schoonheid worden op dit beeldenparcours op unieke wijze verbeeld en verwoord. Kunstroute ‘Venus, de mythe doorprikt’ Iedere locatie wordt aangeduid met kleurige vlaggen en wimpels, de filosofische kernspreuk en een keramisch Venusportretje van de hand van de Hamse kunstenaar Dimitri Cambier. De wandeling start op de markt van Aardenburg: het oude gemeentehuis. Het centrum van het welvarende middeleeuwse Aardenburg was de Markt. Aan de noordzijde stond het stadhuis met een Halle. In de zeventiende eeuw werd dit vervangen door een moderner, kleiner pand. In de negentiende eeuw maakte dit gebouw in opdracht van de gemeenteraad plaats voor een charmant nieuw stadhuis. Dit werd in 1944 geheel verwoest. Het huidige pand dateert van 1952 en bevat een trapbordes en enige gevelornamenten. In het torentje hangt een klein carillon. Aan de westzijde werd in 1975 een aanbouw gerealiseerd. Sinds 2006 dient het gebouw als opslag.
Vooraleer u de hal betreedt, vragen wij een inspanning: vergeet het hectische leven, de waan en de chaos van elke dag en bekijk deze beelden met een andere bril. Volg de filosofie van Merleau Ponty toen hij voor het eerst het stilleven met schoenen van Vincent van Gogh zag en opging in een totaal andere wereld, een wereld die los staat van de afbeelding, los van de verbeelding. De perceptie, de waarneming krijgt hierbij een eigen actieve dimensie en creëert een persoonlijke wereld.
1. Het oud gemeentehuis – “Er is geen uitnemende schoonheid zonder iets vreemds in de proporties” (Francis Bacon) Wij dompelen u onder in een bevreemdende, surrealistische wereld, waar de wetten van het wonderbaarlijke, het feeërieke, versluieringen en beeldmanipulaties schering en inslag zijn. Deze
kennismaking wordt vertoeven op de scheidslijn tussen zijn en schijn, tussen waarheid en leugen. Waar een kunststroming als het surrealisme indertijd nog een onbekende en onderliggende werkelijkheid wilde blootleggen, is onze postmoderne cultuur vandaag verwikkeld in een proces waarin representatie en werkelijkheid in en door elkaar schuiven. Bij Willem Behr staan “Sein und Zeit” centraal en confronteert hij ons met de dualiteit van het landschap: natuurkracht versus technologisch vernuft en mensenhand. In deze dubbele bodem symboliseert zich ook de splitsing van het bewustzijn, vervloeien energieën, gevoelens, stemmingen en ervaringen, wordt het speculatieve karakter van het schoonheidsideaal constant in vraag gesteld. De kunst van Annie Derkinderen ligt juist vervat in de bewustwording van de kijkende blik. Haar landschappen stralen een ongebreideld enthousiasme en optimisme uit. Zij heeft haar wereld ontdaan van menselijke tragiek en anekdotiek. Haar doeken drukken de vitale kracht uit van een steeds veranderende wereld en evoceren een overweldigend kosmisch gebeuren waarin wij, de mens, slechts een nietige bijrol spelen. In de werken van Walter Brems domineren de haast fotografische beelden van melancholisch verstilde jonge vrouwen, veelal sensueel, maar volkomen emotieloos, onbereikbaar dromend en claustrofobisch geïsoleerd. Zij trachten de existentiële onrust voor zich uit te duwen. Met zijn etherisch realisme brengt de kunstenaar een persoonlijke uitdrukking van de „spleen‟ van Baudelaire, een onbestemd onbehagen, een bevreemdende glimlach tussen leven en dood. Sjaak De Wit sluit aan bij deze gedachtegang. Zijn schilderij „Zwijgen‟ is als het ware een metafoor voor de hedonistische leegte, kwetsbaarheid, onbegrip en het gebrek aan communicatie: het psychologisch drama dat zich elke dag opnieuw voltrekt. Koen Rossaert beschikt over een haarscherp observatievermogen en gevoel voor satire, wat hem in staat stelt om de vreemde kronkels in de menselijke gedragingen op een surreële wijze, maar met goedlachse duivelse spot te benaderen. Vooral de minder fraaie kanten van onze menselijke soort prikkelen zijn verbeelding. Zijn bronzen kunnen dan ook gelezen worden als parabels die ons het verhaal vertellen van onze eigen kleinheid en tekortkomingen, van onze luchtkastelen, leugens en loze beloften. In zijn gebeiteld portret van Venus in roze Portugees marmer hertekent Marc Van Geert het verhaal van Hesiodos, waarbij de spiegel als vast attribuut van Venus, een belangrijke plaats inneemt. Het verhaal doet de ronde dat Venus werd geboren uit het geslachtsorgaan van Uranus. Deze god van de hemel stond op het punt geslachtsgemeenschap te hebben met Gaia, godin van de aarde, toen hij door zijn zoon Kronos werd ontmand. Kronos wierp de afgeslagen genitaliën in zee. Daar verhief zich nog eenmaal de goddelijke fallus en zijn zaad, omstuwd door het ziedende zeeschuim, en transformeerde zich in een adembenemend wonderschone vrouw. Voortgestuwd door een zachte bries van de windgod Zephyros, dreef zij op een schelp naar de kust en landde tenslotte bij Paphos op Cyprus, één van de centra van haar verering in de klassieke Oudheid. Waar ze het land betrad, bloeiden prompt bloemen. Het marktplein op zichzelf loont de moeite om even bij stil te staan en mijmerend geschiedenis en actualiteit met elkaar te verzoenen. De recent geplaatste beelden van MaRf op het heringerichte plein zijn wellicht een leidraad. De Markt is ontstaan in de middeleeuwen. Het was de hoofdmarkt van Aardenburg. Daarnaast waren er o.a. een Garenmarkt, een Paardenmarkt en een Vismarkt. De meeste producten die er verkocht werden, kwamen uit de stad zelf en het omringende platteland. Buitenlandse goederen werden via de Noordzee, het Zwin, het riviertje de Ee en de straten naar de Markt gebracht en daar verhandeld. De rijkste kooplui lieten hun woning aan de Markt zetten. Vooral aan de zuidzijde staan nog enkele forse oude panden. In de negentiende eeuw werd de Markt ingericht tot een quasi-park. In 2008 werd
de Markt ingericht in een archaïserende stijl met kunstwerken waardoor het weer bruikbaar werd voor activiteiten. . In 1920 werd in herinnering aan G.A. Vorsterman van Oyen (1836-1915) een gedenkteken opgericht dat vervaardigd werd door beeldhouwer A. Puype. Vorsterman van Oyen was een op velerlei gebied bijzonder werkzaam man. Hij was archivaris van Aardenburg, dagbladuitgever, geschiedvorser, medeorganisator van tal van evenementen en lid van de liberale partij in de Aardenburgse gemeenteraad, de Provinciale Staten en de Tweede Kamer. Van nationaal belang is zijn bijdrage aan de oprichting van de eerste Nederlandse landbouwcoöperatie "Welbegrepen Eigenbelang" (1878). 2. Het Spuithuis – “Wat is liefde? De behoefte aan zichzelf te ontsnappen” (Charles Baudelaire)
Het Spuithuis op de Markt is de locatie bij uitstek voor een meer diepgaande kennismaking met Venus. Het befaamde Pervigilium Veneris is hierbij het richtsnoer. Deze lofzang (in vertaling door Patrick Lateur) is oorspronkelijk een gedicht van 93 verzen uit de Anthologia Latina, daterend uit de vierde eeuw. De anonieme dichter evoceert de weldadige kracht van Venus (godin van de liefde en het opbloeien van de natuur in de lente) in tien strofen van ongelijke lengte, afwisselend met een jubelend en een bezwerend refrein. Dit gedicht heeft heel wat sporen nagelaten in de literatuur, in de muziek en in de beeldende kunstgeschiedenis. Ik denk hierbij ondermeer aan het Canto di primavera van de Italiaanse dichter en Nobelprijswinnaar voor literatuur Giosuè Carducci, aan Carl Orff, Duits componist en muziekpedagoog, die naast zijn overbekende Carmina Burana zich ook verdiepte in dit gedachtegoed, waarvan zijn opera Trionfo di Afrodite uit 1953 de neerslag was. Meesterlijk vertaald door Willem Bilderdijk in 1791, bleef ook Herman Gorter niet ongevoelig voor de poëtische verbeelding van dit gedicht bij het schrijven van zijn Mei in 1889. Dit anonieme gedicht kan samengevat worden als een hymnische, jubelende lofzang op het beminnen, op de liefde. Liefde is inderdaad van alle tijden, van alle mensen. Door de eeuwen heen, los van oorlog en geweld, technische vooruitgang en veranderende sociale structuren, blijft liefde en genegenheid één van de belangrijkste menselijke emoties. In zijn „Danse macabere‟ gaat Roger Van Kerschaver eveneens grasduinen in het Pervigilium Veneris en toont ons de roes en het feestgewoel van bosen waternimfen, knapen en maagden allerhande, die zich draaiend en kerend, huppelend en botsend in diverse poses wringen ter ere van Venus‟ liefdesfeest. Onder haar invloed is de drang naar liefde en passie, begeerte en seksualiteit overal voelbaar. De kunstenaar gaat hier tot het uiterste in het uitbeelden van de vermorzeling en ontluistering, ontsluit een maatschappijbeeld waarin het onzegbare beschreven wordt en het onvoorstelbare een wezenlijke vorm aanneemt. Als geen ander weet kunstfotografe Federica Pisanelli de menselijke disposities van mentale en zintuiglijke gevoeligheid universeel in beelden te vertolken om het aldus zonder woorden bespreekbaar te maken. In de op canvas geprinte serie „Trace di Vita‟ – zwartwit fotografie met somwijlen een zweem van roze en ultramarijn – hanteert zij de conceptie van het fotoapparaat als een ijle leegte, een diepte, een immense stilte. Kijken, terugkijken en bekeken worden! Een scheppende gedachte met talrijke symbolische, filosofische en psychoanalytische consequenties.
3. Het archeologisch museum – “Ik heb het verleden opnieuw verzonnen om de schoonheid van de toekomst te zien” (Louis Aragon) Waar staat het verleden (en de schoonheid ervan) dichter bij ons als in het archeologisch museum? Het archeologisch museum, een zeventiende-eeuws herenhuis herbergt een collectie in Aardenburg gevonden bodemvondsten uit de Romeinse tijd en de middeleeuwen. De voorwerpen zijn gegroepeerd rond historische personages. Bijzonder is het skelet van een Germaanse soldaat uit c. 275 n. Chr. Achter het museum bevindt zich een grote heemtuin met een keur aan kruiden, bloemen, struiken en bomen.
De leuze Ken u zelf (Socrates) is hier het leidmotief bij de benadering van kennis over de werkelijkheid van het leven. Ben Kockelkoren en archeologische vondsten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden sinds hij in de Franse Cevennen in 1997 enkele merkwaardige stenen opgroef. Hij is er dan ook rotsvast van overtuigd dat stenen op een niet conventionele manier fossiele getuigen zijn van levende wezens. Zijn installaties ontsluiten een impressie van een opgraving, het archiveren, het notuleren, het tastbaar maken van het onbekende. Ook voor Riek Sanderse zijn grillige en weerbarstige natuurvormen een bron van inspiratie voor haar keramische potstructuren. Hoewel hun vormgeving gelijkenissen vertoont met prehistorische artefacten, blijft de duiding ervan verscholen in de ruwe en aardse gelaagdheid van de chamotteklei. 4. in ’t Heerenhuis – “Je hebt de liefde … en nog het leven, haar vijand” (Jean Arnouilh) De uitzonderlijke architectuur van „t Heerenhuis groepeert het werk van vier kunstenaars waarbij de uitspraak van de Franse toneelschrijver ongetwijfeld ook het pessimisme van Sartre, vader van het existentialisme, voor de geest roept. Voeg daarbij de bijzondere en repetitieve ritmiek van het kruismotief op de muur in de woonruimte als versterkend element, en de beschouwer wordt opgezadeld met een aantal levensvraagstukken. Reflectie over het werk van materiekunstenaar Luc Hoenraet brengt ons “Jenseits von Gut und Böse”, zoals ook Nietzsche beoogde. Hoenraet stelt de mens niet voor in zijn uiterlijke gedaante, maar beeldt hem uit in zijn handelingen, sporen, symbolen, schriftuur. Tekens vormen dan ook de essentie in Hoenraets werk. In zijn eigen, karakteristiek alfabet van stippen, spatten, vlekken, nevels, lijnen, krabbels, vegen, kruisen – men spreekt in de kunstgeschiedenis zelfs van het Hoenraetkuis – schrijft hij zijn gewijde boodschap als een orakel neer. Doch hier geen verhaal van het verstand dat de werkelijkheid onder controle heeft, maar van emoties die diep in ons hart door de werkelijkheid van het leven zelf verwekt worden. In dialoog hiermee staan de sculpturen in lood van Willem Behr: hiëratische getuigen die eveneens de wereld van de binnenkant etaleren en de beschouwer bewust doen ronddwalen in een sfeer van dreiging, verval, onzekerheid, lijden, contemplatie. Dit karakter van zijn sculpturen versterkt de getormenteerde expressiviteit en ontvouwt een dramatisch, soms cynisch lyrisme. In schril contrast staan dan de glassculpturen „Over the edge‟ van Kris Smidts: zij ogen als verwanten van Willendorf, maar zijn beslist geen vruchtbaarheidsgodinnen die een ode aan het leven verantwoorden. Neen, zij verwoorden schaamteloos en doelbewust de vreugde aan het leven. De keramische komvormen van Andreas Van Kerckhove zijn van een uitzonderlijke formele kwaliteit. De ruwe kleihuid van de buitenkant oogt fors maar gedempt warm, en beschermt als het ware de glad geglazuurde binnenkant, de ziel opaal tot parelmoer gekleurd, waarin een fijn craquelé ontspringt in diverse densiteiten en schrifturen. Een verwijzing naar het beroemde schilderij van Sandro Botticelli met de voorstelling van de geboorte van Venus, geschilderd in 1482, is hier niet veraf. Lees daarbij het gedicht „Restant‟ van Lieve Van Impe en het hoofdstuk op deze locatie wordt wonderlijk afgerond. 5. Het Weeshuis – “Liefde is troost in droefheid, stilte in tumult, rust in onrust, hoop in Wanhoop” (Harry Drummond) Hoewel klein van omvang telt Aardenburg nog tal van historische gebouwen, panden en gevels. De meesten bevinden zich in de Weststraat, de Tuimelsteenstraat en aan de Markt. Daar staan oude woningen met namen als De Krabbe, De Gouden Eikel, De Arend, De Ploeg, De Sevensterre en De Sonne. De grootste historische panden dateren uit de tweede helft van de acttiende eeuw, een periode van agrarische voorspoed voor grootgrondbezitters die in het stadje woonden.
Het Burgerweeshuis is ondergebracht in het pand De Meiboom. Het werd in 1674 gesticht en bezit met zijn dubbele trapgevels, uitbundige geveldecoratie en mooie deurpartij één van de fraaiste gevels van Aardenburg. Verschillende keren werd het weeshuis wegens geldgebrek gesloten. In 1929 gebeurde dit definitief bij gebrek aan weeskinderen. Nu is het een woonhuis en pastorie van de Hervormde gemeente. De regentenkamer in laatnegentiende-eeuwse neorenaissance stijl, werd in 1998-1999 gerestaureerd en wordt vandaag gebruikt als vergaderkamer, ondermeer voor het SCA. Rond de prangende vraag: “Moeder waar zijd gij?” in het gedicht van Hubert Van Heerwegen worden enkele kunstenaars verenigd die psychisch en plastisch eveneens met dit uitgangspunt worstelen. Hun werk krijgt een extra geladen dimensie omwille van het verleden van dit pand. Sia Braakman en Ivo Teuwen meten zich met de gebeitelde kopjes in de houten lambrisering van de Regentenkamer. Introversie, geslotenheid, intimiteit, breekbaarheid en vluchtigheid zijn maar enkele sleutelwoorden die hun werken, respectievelijk keramiek en glassculpturen, typeren. In het bakhuis wijst Peggy Wauters ons terecht op onze ambivalente omgang met anderen. Haar wereld wordt bevolkt door zeer expressieve mensfiguren, die zowel vertederend als vervreemdend, zowel poëtisch als hartverscheurend ogen en vaak een vermoeden van kwetsbaarheid en machteloosheid etaleren, een spoor van diep menselijk drama oproepen. “De magie van het ontmoeten” is de rode draad doorheen het oeuvre van Frans Kegels. Ingaand op de filosofische gedachte en het bestaansrecht van dit voormalige weeshuis, ontvouwt zijn sculptuur in cortenstaal en glas op indringende wijze de hardheid en de kilheid die een leven kan bieden. 6. Doopsgezinde kerk – “Wijsheid accepteert dat alle dingen twee kanten hebben” (Jung) De kerk werd gebouwd in 1636 en verbouwd in 1792. Het was een zogenaamde doopsgezinde vermaning, een schuilkerk en aanvankelijk niet meer dan een eenvoudige schuur. Veel Doopsgezinde kerk, Weststraat. De doopsgezinde kerk of "kerck Het Lam tot Aerdenburgh" Vlaamse koopmanfamilies kwamen vanaf het begin van de zeventiende eeuw via Aardenburg Nederland binnen, omdat ze Vlaanderen moesten verlaten omwille van het geloof. In de jaren tachtig van de negentiende eeuw werd vóór de kerk een representatief voorgebouwtje gebouwd met een hal, een gemeentekamer en een bestuurskamer. In deze intieme en zeer bijzonder historische kerk wordt het thema van verdrongen en gekoesterde verlangens plastisch verwoord. Voeg hieraan de tweede stelling toe: ergens, nergens, overal en Jungs theorie over het ik, het wij en het zelf – het collectief onbewuste, een vat vol menselijke tegenstellingen – wordt opnieuw ter discussie geplaatst. De inkomhal biedt een kijk op de vervreemding, de eenzaamheid en het totale gebrek aan communicatie en respect voor de medemens aan de hand van de zwart-wit landschapsfotografie van Quinten Buysse en de installaties van Luc Verbist. Eerstgenoemde toont een precieze afdruk van onze huidige woon- en leefcultuur, waarbij observatie, ruimte en tijd essentieel zijn. Het werk van Verbist ontvouwt een eclectische introspectie van het eigen levensverhaal waarbij beweging en tijd tot stilstand komen in een geladen melancholische schoonheid. De relatie tussen het kunstwerk en de realiteit is bij beiden vaak niet direct verklaarbaar en ligt geprangd “tussen voetnoot en statement”. Deze beelden stellen niet zonder meer voor, zij evoceren. De herkenning ligt meer op het gebied van de intensiteit van het gevoel dan in de beschrijvende vormgeving. Openbaring gebeurt via verhulling. Een totaal ander gevoel ervaar je bij het binnentreden van de kerk: de menselijke warmte en geborgenheid, de behoefte aan een schouderklopje en een uitgestoken hand worden letterlijk ingevuld door de houten beelden van Peter Jacquemyn en de schilderijen van Sjaak De Wit.
7. Rooms-katholieke kerk – “In elke bewondering steekt een huiveren” (Augustinus) Van de mozaïeken uit de vroegchristelijke catacomben tot de Vlaamse primitieven, van Breughel, Rubbens en Titiaan, over Caravaggio en Goya tot Matisse en Mark Rothko … Al deze grote meesters maken deel uit van de kerkelijke kunstschatten verspreid over heel de wereld. Doch deze kunstwerken zijn praktisch nooit ter verfraaiing van het gebouw aangebracht, maar altijd in functie gestaan van de geloofsbelijdenis van de veelal ongeletterde mens. Ook deze sacrale ruimte, opgedragen aan Maria, de moeder Gods, straalt die pracht en praal van weleer uit. Neem dus genoeg tijd om deze schoonheid in pure essentie te doorgronden en te beleven. In 1804 was het dankzij de Franse afkondiging van godsdienstvrijheid weer mogelijk een parochie op te richten. In 1850 bouwde de parochie de Roomskatholieke kerk onder supervisie van bouwpastoor Johannes van Genk. De kerk werd vergroot in 1925. In de kerk bevinden zich fraai beeldhouwwerk (preekstoel, biechtstoelen) en gebrandschilderde ramen. In de gevel is het beeld "Onze Lieve Vrouwe met de Inktpot" te zien, dat herinnert aan de middeleeuwse bedevaarten naar Aardenburg. Dat er in optiek van dit tentoonstellingsconcept dan ook theatrale toevoegingen gebeurd zijn, was voor de beide curatoren een uitgemaakte zaak. De architecturale ruimte, de aanwezige kunstwerken en de dieperliggende geloofsbeleving vroegen gewoonweg om dialogen met de actuele kunstenaar. De visuele exploratie van een gezicht of gestalte in een bepaalde houding of sfeer is de uitgangspositie van het schilder- en tekenwerk van Patrik Rogiers. Zijn beklemmende portretten zijn niet enkel een identiteitsbewijs, maar bovenal een expressieve daad van zelfontleding om de innerlijke wereld tot uiting te brengen. “Wie ben ik”, blijft dan ook de vraag. Ook Luc Ingels gaat de confrontatie aan met het klassieke schilderij ter ere van Maria. Zijn “harten van vreugde en smarten” worden als relikwieën voor het nageslacht bewaard onder glazen stolpen. Mark Swysen bewandelt een grensgebied tussen schilderkunst en sculptuur. De kunstenaar toont ons zijn visie op de kruisgang. Hij kiest zijn materiaal uit om hun symbolische waarde en emotionele zeggingskracht. Zo staat het verbrande hout in dit werk voor het oxiderende, traag stervende menselijke lichaam. De kunstenaar plaatst de mens en zijn vergankelijkheid in de oneindigheid van het universum en de eeuwigheid, en beseft tevens als geen ander dat in volle vergankelijkheid het leven bruist en bloeit. Echter verbuigt materiekunstenaar Glenn Priester zijn medium metaal tot langgerekte verticale banen en zuilen waarin hij de verbondenheid tussen het aardse en het hemelse reflecteert. Anne Mannaerts bronzen onderstrepen de dualiteit tussen fragiliteit en trots van mens en dier. Zij creëert een plastisch universum dat de grenzen verlegt tussen werkelijkheid, verbeelding en mysterie. De mythologie vertelt het scheppingsverhaal van de mens uiteraard op een heel andere wijze dan het verhaal uit de Bijbel. Doch is het boeiend, in de context van Venus, zijsprongetjes te maken naar de christelijke iconografie. Net als de roos in de Oudheid gewijd was aan Venus, zo is deze bloem tevens verbonden met Maria, die de roos zonder doornen genoemd wordt, omdat zij vrij is van zonde. De kerngedachte van het platonisme, de stoffelijke en de ideeënwereld, is in deze ruimte pertinent aanwezig. Vraag is of de inbreng van deze kunstwerken de afstand tussen schijn en werkelijkheid kan verdichten? 8. Kaaipoort – “Liefde laat zich niet beloven…”
(Staf De Wilde)
De Kaaipoort, ook wel Westpoort of Waterpoort genaamd, is de enige overgebleven stadspoort van Aardenburg. De poort werd aangelegd in 1299, maar de huidige vorm dateert van 1650. Aan de voorzijde van de poort zijn de wapens te zien van Aardenburg en Nassau. De kleine doorgangen werden aan het begin van de twintigste eeuw aangebracht. De tekst van het gedicht van Staf De Wilde op de gevel van de Kaaipoort klinkt melodieus, goed in het oor liggend, en brengt de lezer willens nillens in de roes van de Venusmythe. Doch menig beschouwer zal tevens de waarschuwende vinger van Nietsche ontdekken die zegt dat de leugen van het woord
hier centraal staat. Volgens de filosoof met de hamer is het leven een permanente strijd waar ieder probeert de anderen te onderwerpen. En daarin was Venus meesterlijk. Want wie liefde zegt, zegt uiteraard ook list en intrige, tweespalt, seksualiteit en ondeugd, en denkt hierbij ongetwijfeld aan de antieke godin Venus, één van de beroemdste en aantrekkelijkste figuren uit de klassieke mythologie. Haar naam alleen al roept een beeld op van ideale vrouwelijke schoonheid, vruchtbaarheid, liefde, zinnelijkheid en seksuele aantrekkingskracht. Hoe dan ook, in het ophitsende en fatale spel dat liefde heet, zal Venus – in Griekenland spreekt men van Aphrodite en Turan is haar Etruskische equivalent – tot in lengten van dagen steeds blijven opduiken. Dus waarom niet in Aardenburg? De sculpturen in koper en in brons van Michel Janssens geven gestalte aan de “homo anonymus”, de universele mens herleid tot zijn meest elementaire vorm en losgekoppeld van tijd en ruimte. Is dit een kunst van eeuwige strijd tussen Eros en Thanatos, voor de kunstenaar zijn deze „fascinans et tremens‟, zowel het vuur dat koestert als verschroeit. De kunstenaar cultiveert echter geen pessimistische visie. Achter elke lasnaad trilt een intense bewogenheid die hem als mens inspireert. Liggen zijn thema‟s geworteld in de klassieke oudheid, zowel de vorm als de inhoud zijn van deze tijd en evoceren de mens tussen vertwijfeling en hoop, tussen droom en werkelijkheid. 9. Rabobank – “De rozen van het plezier blijven zelden lang genoeg bloeien om de slapen te versieren van hem die ze plukt, en het zijn de enige rozen die hun zoetheid niet behouden nadat ze hun schoonheid verloren hebben”. (Robert Blair) Kikkerfontein, Kaaiplein. De Kikkerfontein voor de Kaaipoort refereert aan de bijnaam van de Aardenburgers. De vier kikkers representeren de kernen van de voormalige gemeente Aardenburg en zijn elk vernoemd naar een uitzonderlijke inwoner. Deze ruimte is bijna museaal ingericht. Wellicht schuilt hier onderhuids de hint naar een reeds lang gekoesterde wens voor de oprichting van een museum voor moderne kunst in Zeeuws-Vlaanderen. De Engelse dichter en kunstschilder Dante Gabriel Rossetti was van oordeel dat de schoonheid van Venus het werk moet zijn van een genie. Zijn credo volgend wordt de idealisatie van de vrouwelijkheid hier dan ook in diverse vormen gepresenteerd: beeldhouwkunst, fotografie, juweelkunst, tekenkunst, grafiek, miniatuurkunst, mozaïek, glaspanelen, keramische vormen. “The goddess on a mountain top, burning like a silver flame”. Met deze woorden zong Mariska Veres van de popformatie Schocking Blue in de zomer van 1969 zich in de eeuwige roem. Linde Fobe beaamt deze goddelijkheid – the summit of beauty and love - maar behoedt ons toch voor al te veel glitter, glans en roem, die al te vaak tot scherven, dus tot ondergang kan leiden. In haar juweelontwerpen verwijst Linda Kinders naar de geboorte van Venus en in de beschutting van de glazen kokers, die zowel stevigheid als breekbaarheid incarneren, herschept zij het schilderij van Botticelli : de warme gloed van het mediterrane zeelandschap, de zwoele zeebries, het klotsen van de golven, uitrollend op het strand, de schelpen,… Ook Dimitri Cambier verwerkt deze elementen in zijn keramische potstructuren. Theo De Wilde, Boyan Kirkov, André Verschelden, Anita Robijn, Lucienne De Keyser en Christine Morren bespelen meesterlijk de symboliek van ingehouden driften, weggemoffeld verdriet, existentiële beklemming en minstens evenveel goedheid, begrip en diepmenselijke genegenheid. Melancholie en ironie spelen hierbij het spel van kat en muis. Voor Maurice De Clercq is de relatie vrouw/duivel geen taboe. Met zijn bronzen beeld „Verkwistend zaad‟ wijst hij de beschouwer op het feit dat de man – in casu zichzelf als kunstenaar – even verrukt kan zijn door schoonheid als verlamd door angst om die schoonheid te verliezen. Hij ziet de vrouw dan ook niet enkel in termen van deze schoonheid maar ook als bron van satanische krachten die kwistig strooit met het zaad van verderf.
Mia Laenen refereert in haar marmersculpturen aan de vruchtbaarheidsriten, terwijl Frans Van Kerckhove de Venusfiguur evoceert als een jubel op de natuur en op de kracht van nieuw leven. Dat de woorden van Georges Sand: “De herinnering is het parfum van de ziel” woorden van schoonheid en troost kunnen oproepen, bewijzen de schilderijen van Wil ter Velde, Marten Postma en Herman Thielens. De terugweg richting Sint-Baafskerk omvat een aantal facetten waarmee Aardenburg geschiedenis, woord en beeld laat samenvloeien. Verloren kostje. De skatebaan bevat verscheidene n verwijzingen naar het Romeinse verleden van Aardenburg. De tempel heeft een klassiekmediterrane vorm. Aan de zijkant staan een aantal panelen met o.a. een gladiatorscene. Op een ander paneel is de afbeelding verwerkt van een bronzen cultusbeeldje verwerkt van de god Bacchus. Het voorwerp werd niet ver van deze locatie gevonden. Gedenkteken Margaretha Sandra, Verloren Kostje. In 2005, 333 jaar na de Berenning werd op het Verloren Kostje, een standbeeld Margaretha Sandra opgericht. Het beeld werd vervaardigd door G. Coeckelberghs en L. Lefebvre en is een hommage aan Margareta Sandra, de vrouw van schepen Pieter Roman, die, samen met anderen, op de stoep voor hun huis (op de hoek van de Tuimelsteenstraat en de Oude Kerkstraat) metalen potten, ketels en pannen tot kanonnenschroot heeft zitten hakken. In haar persoon worden alle Aardenburgers geëerd die zich in die junidagen van 1672 tijdens het beleg van hun vesting tegen de Fransen zo moedig gedragen hebben. Schuin tegenover het beeld hangt een grote muurschildering over dezelfde aanval. De schildering is van Ronald Spiessens, die zich baseerde op een zeventiende-eeuwse prent. Gedenkteken Jan Nieuwenhuizen, Burchtstraat. Jan Nieuwenhuizen, doopsgezind predikant te Aardenburg en oprichter van ‟t Nut van ‟t Algemeen, werd in 2007 vereeuwigd met een kunstwerk aan de Burchtstraat. Het borstbeeld werd vervaardigd door Hans Luchies, de opbouw ontworpen door Teun van Heelsbergen. Castellumterrein, Burchtstraat. In herinnering aan de Romeinse aanwezigheid te Aardenburg werden in de Burchtstraat de contouren gereconstrueerd van de westpoort die hier in 1975-1976 werd opgegraven. De poort maakte deel uit van het castellum (fort) uit de tweede en derde eeuw. Op hetzelfde castellumterrein zijn twintig Latijnse gedichten te lezen uit de eerste eeuw voor Christus tot de vijfde eeuw na Christus. De gedichten zijn in Latijn en Nederlandse vertaling. De ommegang waar de gedichten deel van uitmaken heet Vita Romana, het Romeinse leven. Op het castellumterrein aan de Burchtstraat staat een maquette van het Romeinse fort uit de tweede en derde eeuw. De schaal is 1:200. Het werk werd gerealiseerd onder auspiciën van architect Teun van Heelsbergen. Schuin tegenover het castellumterrein werd door Ronald Spiessens een muurschildering aangebracht met de voorstelling van de westpoort van het Romeinse fort. 10. Sint-Baafskerk – “Slechts dit wordt de goden ontzegd: de macht om het verleden te herscheppen”. (Aristoteles) De Sint-Baafskerk is het eindpunt van de kunstwandeling. Aan de lindenlaan wordt de bezoeker reeds aangemaand het woord te herwoorden, de gedachten opnieuw te bedenken. De catharsis is onvermijdelijk. Gedenkteken Petronella Moens: bij de Sint-Baafskerk staat een buste van Petronella Moens van kunstenares Inneke Rekkers. Moens, een blinde dichteres en romanschrijfster, werd geboren 16 november 1762 in Kûbaard (Friesland), groeide op in Aardenburg en overleed in Utrecht op 3 januari
1843. Zij was tevens een pionier op het gebeid van de Nederlandse kinderliteratuur Sint-Baafskerk, Sint-Bavostraat. Vanaf de tiende eeuw werd het gebied rondom Aardenburg bedijkt door monniken van de Gentse abdijen. In Aardenburg stichtten zij tussen 959/960 en 966 de Sint-Baafskerk. De kerk werd in de dertiende en de veertiende eeuw aanzienlijk uitgebreid en gemoderniseerd in Scheldegothische en klassiek-gotische stijl . In de loop der eeuwen werd de kerk meerdere keren zwaar beschadigd door brand en oorlogsgeweld, het laatst in september / oktober 1944. De restauratie duurde meer dan tien jaar, tijdens dewelke beschilderde grafkelders uit de veertiende tot zestiende eeuw werden gevonden. Een aantal staat opgesteld in de kerk. Sommige kunstenaars komen hier terug in dit majestueuze witgekalkte decor van de kerk. De herinnering dient levend gehouden te worden. Waar zit de ontroering, de verrukking, de euforie van het weerzien? Wie of wat is op het netvlies blijven plakken? Wie of wat heeft de ziel beroerd? Keuzes maken wordt moeilijk, zeker na de ontmoeting met kunstenaars die tot dit eindpunt gewacht hebben om aan te treden en zich in vol ornaat te tonen, meesterlijk, als een god in het diepst van hun gedachten. Wordt hier de mythe eindelijk doorprikt, en keer je terug naar de hectische gejaagdheid en de glamourtoestanden van onze wegwerpmaatschappij? Of wil je opnieuw ondergedompeld worden in die andere werkelijkheid die kunst te bieden heeft? Introspectie dringt zich op, zeker na de vraag van Lut De Block: “Wat is eenzamer, de filosofie of de liefde?” De toon wordt gezet met een terugkeer in de geschiedenis. Een vitrinekast toont enkele mooie voorbeelden van Romeinse Venus- en andere godenbeeldjes uit de collecties van de beide archeologische musea van Aardenburg en Hamme. Zij zijn in feite de basis van dit concept. De andere toonkasten omvatten etnische artefacten en eigentijdse kleinssculpturen die verwijzen naar de vrouw als archetypische oermoeder en vruchtbaarheidssymbool. Ook de zijsprong naar de christelijke iconografie wordt verantwoord. Met „Melting away‟, een videokunstwerk, focust Ingrid Rosschaert zich op twee boegbeelden uit de kunstgeschiedenis en creëert een huwelijk tussen de Venus van Botticelli en David van Michelangelo. De gedachten en fragmenten die de basis van deze installatie vormen, hebben zoals steeds in haar oeuvre, te maken met relaties, verlangen, wensdromen, intimiteit, sensualiteit, het etherische. Bovenop de projectieruimte troont de ijzer- en kopersculptuur „Zeus‟ van André Verschelden als de ongenaakbare oppergod die van op de Olympus het „aardse gedoe‟ nauwlettend gadeslaat of alles in de goede plooi valt. Of is het zijn testosterongehalte dat hem parten speelt bij het zien van al dat vrouwelijk schoon? “She bloomed with beauty and tenderness”. In het Engelse woord „to bloom‟ ligt de letterlijke betekenis besloten die het sculpturaal oeuvre van Hugo Vander Vekens zichtbaar maakt : bloeien, groeien, stralen. Het thema van zijn gracieuze beelden is de ontplooiing, de groeipijn, de evolutie. In zijn beeldtaal legt de kunstenaar een metaforische betekenis en kunnen deze in taille directe gekapte sculpturen dan ook gelezen worden als één grote lofzang op de natuur, op alles wat leeft, groeit, evolueert, met andere woorden wat niet af is en in relatie staat tot de mens en zijn zoektocht naar lichamelijk en geestelijk evenwicht: een verbloemd verlangen! Licht ironisch ontleedt Lebuïn D’Haese de mensheid en het weedom tot op het bot, doorprikt hij la comédie humaine en verbeeldt uiterst gestileerd, haast theatraal, al die kleine verhaaltjes die ieder van ons met zich meedraagt. Wat hij ziet, de wijze waarop hij dat ziet, laat hij infiltreren in zijn beelden. Hierbij eigent hij zich de rol van goedlachse manipulator toe die het hele arsenaal aan beeldelementen, symbolen en waarden, eigen aan ons maatschappelijke, sociaal en politiek bestel, door elkaar schudt. Beeldhouwer Joz. De Loose vormt het sluitstuk. Zijn „Zittende vrouw met hond‟ toont de grandeur en innerlijke trots van de Venusfiguur. Deze typische
„De Loose-mens‟ – een vertikaal dynamisme, resulterend in tot de essentie uitgepuurd rilde en ranke bronzen – verheft Venus tot een enigmatisch symbool van tijdloosheid. Dat het woord een wezenlijk onderdeel van deze presentatie uitmaakt, is ruimschoots gebleken tijdens de wandeling. De gekozen gedichten hebben geenszins de intentie om de beelden supplementair te vervolledigen alsof woorden louter decoratie of vulsel zijn. Evenmin moeten zij gelezen worden als commentaren. Het betreft hier evenmin een onderschrift of bijvoegsel, noch een addendum. De taal van de dichters trekt een tweede spoor, parallel aan de beeldtaal van de plastische kunstenaars. Tekst en beeld als twee autonome kunstwerken, weliswaar zielsverwant en „getweelingd‟ verenigd in een beeldiconografie met de tijd, de ruimte, de schoonheid en de liefde als spelelementen. In deze context wordt een ensemble fotowerken van de Koninklijke Fotoclub Imago Hamme gepresenteerd samen met het Pervigilium als een emblemata temporalia, een zinnebeeld van woord en beeld. Elke kunstenaar heeft zijn verhaal van Venus verteld: een verhaal van gedenaturaliseerde vrouwenfiguren als incarnatie van het goddelijke, van het schone, het vruchtbare, het gelukkige, het victorieuze, het hemelse, maar tegelijkertijd ook van het demonische, het monstrueuze, het animale, het seksuele, het agressieve, het ironische. In de geest en het plastisch denken van de moderne en de hedendaagse kunstenaar zijn begrippen als eeuwigheid, idealisering en zelfonthulling steeds aanwezig. Meer zelfs, zij kregen het profiel van Venus aangemeten door middel van gevoeligheid, expressiviteit, verlangen, innerlijke kracht, creativiteit. Kortom, door liefde. Venus, oermoeder, archetype, godin in het verleden, is in de geest en de geste van de eigentijdse kunstenaar verworden tot transcendentie van een eeuwig ideaal. En eeuwig zal haar leuze blijven nazinderen: Morgen moet de liefde komen bij wie nooit heeft liefgehad, bij wie ooit heeft liefgehad moet de liefde morgen komen.
Hamme, 2011-03-30
Freddy Huylenbroeck
Geschiedkundige bronnen en achtergrondinformatie: Willem Behr Arco Willeboordse