Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA DEN HAAG Uw brief
Ons kenmerk
ARBO/AIS/01/9278 Onderwerp
./.
Datum
Naar aanleiding van mijn brief van 20 december 2000 over de kosten van arbeidsomstandigheden in het onderwijs (SOZA-00-1163) heeft u 14 vragen ter beantwoording voorgelegd aan de regering. In de bijlage bij deze brief zend ik u, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de antwoorden op de vragen van achtereenvolgens de PvdA-, VVD- en CDA-fractie.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(J.F. Hoogervorst)
BIJLAGE Vragen PvdA-fractie Vraag 1: Ziet de regering mogelijkheden tot aanvullend beleid voor de onderwijssector in de arboregelgeving, die preventie van psychische aandoeningen tot doel heeft? Zo ja, hoe luiden deze? Zo neen, waarom niet? Antwoord 1: Op basis van de Arbowet zijn werkgevers verplicht in de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) aandacht te besteden aan alle relevante arborisico’s. In de gemeenschappelijke verklaring van 3 december 1998 van het kabinet en de Stichting van de Arbeid over de arboconvenanten is afgesproken dat er per bedrijfstak afspraken worden gemaakt om de arbeidsomstandigheden te verbeteren en het verzuim en daarmee de instroom in de WAO terug te dringen. Nieuwe regelgeving heeft hier m.i. geen toegevoegde waarde. De Arbeidsinspectie zal, conform de afspraken in het arboconvenant voor het onderwijs, vanaf juli 2002 controleren of scholen in de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en het plan van aanpak expliciet aandacht besteden aan werkdruk. Aanvullende arboregelgeving acht ik niet opportuun. Op de Focal Point-website vindt u de volledige teksten van de afgesloten (deel)convenanten (www.arbo.nl). Tevens zijn de volledige teksten van de deelconvenanten plus persberichten te vinden op het OCenW-plein: www.minocw.nl (rubriek dossiers/ ziekteverzuim en ARBO). Vraag 2: Psychische aandoeningen door arbeidsconflicten kunnen worden voorkomen door versterking van het management in de sector. Kan de regering een overzicht geven van de huidige beleidsmaatregelen die betrekking hebben op het versterken van het management in de onderwijssector? Ziet de regering mogelijkheden of noodzaak tot aanvullend beleid, op grond van de uitkomsten van het onderzoek? Antwoord 2: Psychische stoornissen vormen in het onderwijs de belangrijkste oorzaak van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Dit is bekend sinds de tijd dat het ABP statistieken hierover publiceert. In het verleden is onderzoek verricht naar oorzaken van psychische stoornissen. Conflicten in school die niet worden opgelost, fusies, werkdruk en burn out, zijn sindsdien bekend als belangrijke oorzaken. Met name de eerst genoemde maar ook de andere kunnen aanleiding geven tot “afkeuring door psychische stoornissen”. Op diverse manieren is vanaf de jaren tachtig in het onderwijs preventief beleid gevoerd. Bij herhaling werden faciliteiten voor versterking van het management aangeboden, vooral om het personeels-beleid te verbeteren. Immers, veel oorzaken van verzuim en arbeidsongeschiktheid zijn terug te voeren op een gebrekkig organisatie- en personeelsbeleid. De Commissie Van Es heeft zich hiervan rekenschap gegeven. In zijn nota “Een beroep met perspectief, de toekomst van
2 het leraarschap” (1993) adviseerde de Commissie de professionalisering van het management, het personeelsbeleid en de beroepsuitoefening van de leraren te bevorderen. Aansluitend werd aan dit advies gehoor gegeven door de elkaar opvolgende beleidsnota’s “Vitaal Leraarschap”, “Maatwerk voor Morgen” en “Maatwerk 2”. De Tweede Kamer is bekend met de middelen die daarmee zijn vrijgemaakt. Een nieuwe impuls voor invoering van integraal personeelsbeleid en competentiemanagement maakt deel uit van deze beleids-nota’s. Met de werknemers- en werkgeversorganisaties werden in CAO-verband hierover nadere afspraken gemaakt. Met deze moderne vorm van personeelsbeleid wordt een meer systematische aandacht beoogd voor coaching en begeleiding bij het functioneren, loopbaanontwikkeling, mobiliteit en taakbelasting. In het arboconvenant OCenW worden tevens instrumenten beschreven die een versterking van het management tot doel hebben. Voorbeelden hiervan zijn de regio-adviseurs die een intensief advies- en coachingstraject met het management van scholen met een verzuimproblematiek doorlopen en de pilot verzuimbeleid, waarin elementen aan de orde komen zoals trainingen van management voor verzuim- en functioneringsgesprekken en het ontwerpen van bij de instelling passend verzuimbeleid. Bovendien is er sprake van een brede twee jaar durende voorlichtingscampagne omtrent de noodzaak en mogelijkheden van verzuimpreventie, ziekteverzuimbegeleiding en reïntegratie en de rechten en plichten van werknemers terzake. Hiermee wordt beoogd het kennisniveau over deze onderwerpen te verhogen. Vraag 3: Het bijhouden van een urenregistratie in het onderwijs wordt als belastend ervaren in deze sector. Ziet de regering mogelijkheden om de verplichte doorlopende urenregistratie om te zetten naar een registratie om de paar jaar? Zo neen, waarom niet? Antwoord 3: Zie het antwoord op vraag 7 van de VVD-fractie. Vraag 4: De keuring door USZO van arbeidsongeschikten levert voor de onderwijssector financiële problemen op, omdat vervanging maar 30 maanden gefinancierd wordt. Gevolg van de lange procedures is dat kinderen ook naar huis worden gestuurd, na afloop van de periode van vervanging. Ziet de regering mogelijkheden om voor de onderwijssector de procedures te verkorten? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke? Antwoord 4: Wat betreft de procedures bij USZO voor de keuring van arbeidsongeschikten zij opgemerkt dat de wachttijd voor de WAO twaalf maanden is. In principe wordt na een jaar ziekte dus bepaald of een werknemer arbeidsongeschikt is. Nu worden niet alle claimbeoordelingen
3 binnen die periode afgerond. Er kan sprake zijn van achterstanden en in een aantal gevallen duurt het langer tot een stabiele situatie is bereikt. Het betreft dan echter meestal een periode van enkele maanden uitstel alvorens de mate van arbeidsongeschiktheid definitief kan worden vastgesteld. Deze termijnen liggen ruim binnen de genoemde termijn van 30 maanden. Op grond van deze gegevens is er dan ook geen reden te komen tot aanpassing van de procedures bij het USZO. Vraag 5: Werkt de prikkelsystematiek bij een laag ziekteverzuim voldoende door naar individuele scholen? Zo ja, waaruit blijkt dit? Zo neen, wat is hiervan de oorzaak? Antwoord 5: Op dit moment wordt er in een interdepartementale werkgroep onder leiding van het Ministerie van Financiën gewerkt aan het in kaart brengen van de financieringsstructuur in een aantal collectief gefinancierde sectoren (zorg en welzijn, onderwijs, Rijk en politie). Met name is daarbij aan de orde te bezien op welk niveau financiële prikkels (zoals WULBZ en PEMBA) doorwerken. Naar de mate waarin deze prikkels minder doorwerken op het operationele niveau (dat van de individuele instelling) mag verwacht worden dat er op dat operationele niveau een minder grote financiële incentive is om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid tegen te gaan. De interdepartementale werkgroep heeft voorts de taak om voorstellen voor verbeteringen te doen. De werkgroep rapporteert medio dit jaar. Vragen VVD-fractie Vraag 6: Wat is de financiële inzet van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de voorgestelde arbomaatregelen? Antwoord 6: In totaal is door SZW voor alle deelconvenanten in de sector onderwijs samen 24 miljoen gulden gereserveerd. Vanuit OCenW en de sector onderwijs zelf wordt 35 miljoen gulden bijgedragen. Het gaat daarbij om een maximumbedragen te besteden over vier jaar op basis van concrete projectvoorstellen. Uitgesplitst gaat het om de volgende bedragen in miljoenen guldens:
Pilot poortwachter Primair en voortgezet onderwijs Hoger onderwijs en onderzoek Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
SZW 2,9 10,9 5,0 5,0
OC&W 11 3,125 3,125
sector 11,325 1,875 1,875
4 Vraag 7: Onderwijsgevenden blijken op grond van Europese regelgeving verplicht te zijn een individuele werktijdenregistratie te voeren. Vanaf een bepaalde inkomenscategorie hoeft dit niet meer. Ziet de regering mogelijkheden deze zware administratieve lastendruk voor de hele beroepsgroep te verlichten? Antwoord 7: De verplichting van de werkgever om een deugdelijke registratie van werk- en rusttijden te voeren met betrekking tot de werk- en rusttijden van de onder de wet vallende werknemers, is vastgelegd in art. 4:3 van de Arbeidstijdenwet. Zoals al is aangegeven in de beantwoording van de vragen van de leden Van der Staaij, Van der Vlies en Van de Kamp (2000105160) is het voeren van een deugdelijke registratie voor iedere economische sector verplicht teneinde het toezicht op de naleving van de Arbeidstijdenwet door de Arbeids-inspectie mogelijk te maken. Een urenregistratie om de paar jaar is niet afdoende, omdat een controle op arbeidsen rusttijden ten allen tijde mogelijk moet zijn. Doordat de verplichting van registratie vormvrij is, blijft de administratieve lastendruk beperkt. Vragen CDA-fractie Vraag 8: Uit antwoorden van de regering op schriftelijke vragen van leden der Tweede Kamer (Aanhangsel Handelingen, 2000-2001, nr. 610) over knelpunten bij Arbowetgeving in primair onderwijs blijkt dat de arbeidsinspectie het beeld heeft dat scholen onvoldoende middelen voor Arbo hebben dan wel niet de juiste prioriteiten stellen. Wat is de regering van plan daaraan te doen? Antwoord 8: Ondanks de constatering van de Arbeidsinspectie blijkt wel dat scholen de afgelopen jaren in toenemende mate aandacht besteden aan de arbeidsomstandigheden. Dit blijkt ondermeer ook uit het inspectieproject van het basisonderwijs dat tussen 1997 en 1999 uitgevoerd is door de Arbeidsinspectie. In de volgende jaren zal de Arbeidsinspectie het project van inspectie en monitoring voortzetten. In het jaar 2001 worden daartoe zo’n 290 onderwijsinstellingen bezocht. De te onderzoeken en inspecteren punten hebben onder andere betrekking op: het verplichte contract met een arbodienst, het voldoen aan de vereisten van de bedrijfshulpverlening, en het uitgevoerd hebben van een RI&E en het bijbehorende plan van aanpak. Op dit moment wordt door de Staatssecretaris van OCenW ook gewerkt aan de voorbereiding van een campagne Schoolveiligheidsmanagement die het belang van de veiligheid voor leerlingen op school nadrukkelijk onder de aandacht brengt van scholen in het primair onderwijs. Vorig jaar heeft de Staatssecretaris van OCenW een evaluatie laten uitvoeren naar het bekostigingsstelsel in het primair onderwijs voor wat betreft de materiële instandhouding.
5 De arbeidsomstandigheden maken hiervan deel uit. Een dezer dagen zullen de uitkomsten hiervan gerapporteerd worden aan de Tweede Kamer. Vraag 9: Zijn kerncijfers van 1997 nog voldoende representatief anno 2001? Antwoord 9: Zie antwoord op de volgende vraag. Vraag 10: Vindt de regering het raadzaam om alsnog gegevens te verzamelen om de werkgerelateerdheid van psychische aandoeningen te onderbouwen? Antwoord 10: Ja. Een goed inzicht in de werkgerelateerdheid van zowel psychische als lichamelijke aandoeningen bevordert een goede schatting van kosten van verzuim, arbeidsongeschiktheid en medische consumptie. Indien zulke gegevens per sector beschikbaar komen biedt dit de mogelijkheid tot benchmarking, zowel van sectoren ten opzichte van elkaar als van individuele bedrijven ten opzichte van het sector gemiddelde. Het is door de veelheid van mogelijke oorzakelijke factoren overigens niet eenvoudig meer betrouwbare gegevens over de arbeidsgerelateerdheid van aandoeningen te verkrijgen. Voorlopig lijkt de meest kans-rijke methode het doen uitvoeren van aanvullende statistische analyses op de zgn. EPI-bestanden van het LISV. Indien meer betrouwbare gegevens beschikbaar komen zal ik u daarover op de hoogte stellen. Vraag 11: Wanneer zijn de uitkomsten van het onderzoek naar het Londo-bekostigingssysteem te verwachten? Antwoord 11: Een dezer dagen kunt u een brief van de Staatssecretaris van OCenW verwachten waaraan de rapporten, waarop u in uw vraag doelt, zijn toegevoegd die zijn verricht in het kader van de evaluatie van de materiële vergoeding van scholen voor primair onderwijs. Vraag 12: Een aanbeveling uit het rapport is de onderwijsinstellingen de kosten van arbeidsomstandigheden te laten berekenen en door de tijd heen bij te laten houden. Is de regering voornemens daartoe een instrumentarium te (laten) ontwikkelen? Hoe zou een dergelijk instrumentarium eruit kunnen zien?
6 Antwoord 12: Het rapport “Sectorale kosten van arbeidsomstandigheden: Het Onderwijs” (door mij aan de Kamer toegezonden op 20 december 2000, brief ARBO/ATB/00 82386) bevat cijfers die betrekking hebben op de situatie in 1997. Inmiddels is, zoals geschreven in genoemde brief, volop beleid in gang gezet dat het (langdurig) ziekteverzuim en de instroom in de WAO vanuit de sector onderwijs moet verminderen. Verwacht mag daarom worden dat anno 2001 de balans tussen correctieve en preventieve kosten wat minder scheef ligt dan in 1997. Maar ik verwacht niet dat het beeld, dat de kosten van arbeidsomstandigheden in de sector onderwijs, vergeleken met het landelijk gemiddelde, relatief hoog liggen, inmiddels niet meer zou gelden. Ik heb vorig jaar TNO Arbeid gevraagd onderzoek te doen naar een instrument voor de berekening van kosten van arbomaatregelen ten behoeve van individuele onderwijsinstellingen. Het onderzoek bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel is een kaderschets met daarin een verkenning van ‘the state of the art’ op dit terrein en is inmiddels verschenen als werkdocument nr. 163 in de SZW-reeks. Het tweede onderdeel is een concreet beleidsinstrument dat individuele instellingen en overheidsorganisaties kunnen gebruiken; dit is nagenoeg gereed. Vraag 13: Uit verschillende onderzoeken blijkt dat werkdruk en stress als voornaamste knelpunten worden ervaren. Welke mogelijke oplossingen ziet de regering? Antwoord 13: Binnen het Convenant onderwijs is het item werkdruk/stress als een van de prominentste zaken opgenomen. Alle onderzoeken die op deze onderwerpen bekend zijn worden bij het creëren van mogelijke oplossingen meegenomen. In de eerste plaats moet vermindering van het ziekteverzuim worden bereikt, waardoor de negatieve spiraal van gebrek aan vervanging en daardoor meer werkdruk op het overige personeel wordt voorkomen. In de arboconvenanten worden daarom afspraken gemaakt over snelle reïntegratie van zieke werknemers, zodat de basis breed blijft. Ook worden afspraken gemaakt over de preventie van psychische belasting (werkdruk). Verschillende instrumenten worden hiervoor ingezet. Op individueel niveau time-managementcursussen, taakroulatie en dergelijke. Op organisatieniveau bijvoorbeeld afspraken over de jaartaakbelasting; dit houdt in dat duidelijke afspraken over de belasting van een persoon in een jaar worden gemaakt, die worden afgestemd op zijn of haar mogelijkheden. Hiermee kan tevens invulling gegeven worden aan senioren- of juniorenbeleid. Ook worden afspraken gemaakt over het instrument werk-overleg. Van dergelijk overleg zal actiever gebruik gemaakt worden bij het bespreken en beheersen van de werkdruk dan tot nu toe het geval is.
7 Vraag 14: Welke concrete doelstellingen bevat het convenant met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor wat betreft werkdruk, preventie ziekteverzuim en aanpak verzuim en reïntegratie? Antwoord 14: De betrokken partijen hebben zich in het convenant ten doel gesteld het ziekteverzuim voor 1 december 2004 substantieel terug te brengen met de in de deelconvenanten genoemde percentages. Tevens hebben de partijen zich ten doel gesteld voor 1 december 2004 tenminste 50% van de langdurig zieken die een reïntegratietraject krijgen aangeboden, te reïntegreren bij de eigen of een andere werkgever. Tot slot stellen de partijen zich ten doel het aantal werknemers dat wordt blootgesteld aan psychische belasting (werkdruk) substantieel terug te brengen met de in de deelconvenanten genoemde percentages. Met het bereiken van de doelstellingen zal het ziekteverzuim gereduceerd zijn, waardoor de vervangingsvraag zal verminderen. De doelstelling ten aanzien van werkdruk is om deze sectorbreed met 10% te reduceren (de nationale doelstelling van het kabinet). De doelstelling t.a.v. het terugdringen van verzuim verschilt per subsector. In de subsectoren hoger onderwijs en onderzoek (HOO), en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE) is de doelstelling een daling van 10%, in de subsectoren primair en voortgezet onderwijs (PO/VO) is de reductiedoelstelling een daling van 1%-punt ten opzichte van 1999.