,
Rechtbank ‘s-Gravenhage seetor bestuursrecht vreemdelingenkamer,enkelvoudig
2020490 ll.
3 .2002.
UJTSPFUAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr :
AWB 00/74062 en 00/74065 VRWET
Inzake :
en : , mede namena drie minderjarige kinderen, eisers,woonplaats kiezende ten kantore van hun gemachtigde,mr. M.A. Collet, advocaatte Waalwijk,
tegen :
de Staatssecretarisvan Justitie, verweerder, gemachtigdemr. A.E. Broesterhuizen,advocaat.teDen Haag.
1. ONTSTAAN EN LOOP VAN RET GEDING 1. Eisers, geboren op : ~r1961 en,-,-~1963, bezitten de Congoleserespectievelijke~Russischeoationaliteit. Zij verblijven sedert 28 februari 1999 als vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet (Vw) in Nederland. Op 3 maart 1999 hebben zij een aanvraagingediend om toelating als vluchteling. Hierop is door verweerder op 5 maart 1999 afwijzend beslist. Eisers hebben tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak van 2 april 1999 is door de president van deze rechtbank bepaald dat eiseresde behandeling van het bezwaarsch&I in Nederland mochten afwachten. Verweerder heeft op 25 oktober 2000 het bezwaar ongegrond verklaard. 2. Op 21 november 2000 hebben eisers tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezondenen in zijn verweerschrift geconcludeerdtot ongegrondverklaring van het beroep. 3. De openbarebehandeling van het beroep heeft plaatsgevondenop 25 februari 2002. Eisers zijn aldaar in persoon verschenen,bijgestaan door hun gemachtigde.Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.Tevens waren als tolken in respectievelijk de Russischeen de Franse taal ter zitting aanwezig mevr. L. L~~ en mevr. L. II. OVERWEGINGEN 1. Op 1 april 2001 is in werking getreden de Wet van 23 november 2000 tot algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenwet 2000,
AWB00/74062en00/74065VRWJCT
2
hierna Vw2000), Stb. 2000,495. Nu het bestredenbesluit is bekend gemaakt voor 1 april 2001, is op de beoordeling daarvan het vóór die datum geldenderecht van toepassing. Ingevolge artikel 83 Vw2000 houdt de rechtbank bij de beoordeling van het beroep rekening met feiten en omstandighedendie na het bestredenbesluit zijn opgekomen, tenzij de goede procesordezich daartegenverzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaarwordt vertraagd. 2. In dit geding dient te worden beoordeeldof het bestredenbesluit in rechte stand kan houden. Daartoe moet worden bezien of dit besluit de toetsing aan geschrevenen ongeschrevenrechtsregelskan doorstaan. 3. Eisers stellen dat zij in aanmerking komen voor toelating in Nederland. Daartoe hebben zij -samengevat-het volgende aangevoerd.Eiser is afkomstig uit Congo-Brazzaville. Hij heeft tussen 1984 en 1992 gestudeerd St. Petersburg (Rusland) en is afgestudeerdals epidemioloog. Aldaar is hij op 16 oktober 1990 gehuwd met eiseres,van Russischeafkomst. Samen hebben zij twee kinderen; eiseresheeft bovendien &n kind uit een eerdere relatie. Tussen 1990 en 1992 hebben eisers discriminatie ondervonden in Rusland, onder meer van de zijde van een buurman die eiseresuitschold en sloeg. Naar aanleiding van de aangifte heeft de politie de buurman opgepakt, doch 61%dag later weer vrijgelaten. In 1992 is eiser teruggekeerd naar Congo-Brazzaville, met de bedoeling zijn vrouw en kinderen zo spoedig mogelijk over te laten komen. Dit is echter niet gelukt als gevolg van de slechte situatie in Congo-Brazzaville. In 1997 brak de oorlog uit, en verhevigden de moorden en plunderingen, Eiser is, onder meer naar aanleiding van een incident waarbij zijn leven door twee gewapende jongeren is bedreigd vanwege zijrretnische afkomst, teruggekeerdnaar Rusland. Hij kon aldaar geenwerk vinden op zijn academische opleidingsniveau. Meerdere malen is hemte verstaan gegeven dat er geen vacature was, terwijl hij wist dat er wel een vacature was. Hij werkte in St. Petersburg in een kiosk. Regelmatig is eiser in zijn kiosk beledigd en bedreigd door Russenop grond van zijn huidskleur. De kiosk is beklad met racistische leuzen en uiteindelijk in brand gestoken.Eisers vermoeden dat leden van de zogenaamdeNationalistische Beweging hiervoor verantwoordelijk zijn. Eisers ondervondenvoorts ernstige problemen met het vinden van woonruimte en scholen voor de kinderen. De kinderen zijn op school stelselmatig gepest en buitengesloten vanwege de huidskleur van hun vader. Zij zijn door klasgenootjes uitgescholden en genegeerd.De leerkrachten van de kinderen hielden zich hiervan afzijdig. De kinderen hebben psychische schade opgelopen als gevolg van de voortdurende discriminatie. Het jongste zoontje is gedurendemeerderejaren onder behandeling van een psychotherapeutgeweest.Het gezin heeft in totaal tweemaal aangifte gedaanbij de politie. De politie heeft deze aangiftes weliswaar in behandeling genomenmaar geen concreet resultaat geboekt. Eisers hebben vanwege de aanhoudendeernstige discriminatie Rusland verlaten. Ter zitting is voorts verklaard dat het jongste zoontje thans onder behandeling bij het RIAGG staat, en dat het nog niet beter met hem gaat. Eisers zijn op 16 februari 2000 gehoord door de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken.
AWB00/74062en00/74065VRWJ%T
3
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers niet voor toelating in aanmerking komen. Verweerder baseert zich hierbij op de met betrekking tot eisers uitgebrachte adviezen van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzakenvan 16 februari 2000. 5. Met betrekking tot de gehandhaafdeweigering eiser als vluchteling toe te laten, overweegt de rechtbank als volgt. 6. Ingevolge artikel 1 (A) van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954,88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967,76) is van vluchtelingschap sprake in geval de betrokkene afkomstig is uit een land waarin hij gegronderedenen heeft te vrezen voor vervolging wegens zijn godsdienstige, levensbeschouwelijkeof politieke overtuiging, zijn nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde socialegroep. 7. Vooropgesteld moet worden dat de situatie noch in Congo-Brazzaville noch in Rusland zodanig is dat vreemdelingen afkomstig uit die landen in het algemeen zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt. Eisers zullen dus aannemelijk moeten maken dat met betrekking tot hen persoonlijk feiten en omstandighedenbestaan die hun vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin rechtvaardigen. 8. Eisers zijn daarin niet geslaagd De bejegening in Rusland waarvan eisers relaas doen is weliswaar zeerernstig,, doch niet van zodanige aard dat het leven daardoor voor hen onhoudbaarwas. Daartoe wordt met name overwogen dat eisers in staat.waren-zij het op moeizame wijze en niet in verhouding tot eisers academischeopleiding- in hun levensonderhoudte voorzien, en dat de,kinderen een reguliere schoolopleiding volgden. In die omstandighedenkannaar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerddat eisers zodanig ernstig in hun bestaansmogelijkhedenzijn beperkt dat het leven daardoor voor hen feitelijk onhoudbaarwas. De rechtbank volgt verweerder voorts in diens conclusie dat niet is kunnen blijken dat eiser persoonlijk problemen heeft ondervonden in CongoBrazzaville als gevolg waarvan hij hier te lande dient te worden toegelaten. Uit het relaas van eiser blijkt dat hij zijn land van herkomst heeft verlaten als gevolg van het uitbreken van de oorlog aldaar, uit vrees voor de algehele situatie. 9. Gelet op het vorenstaandeis de rechtbank van oordeel dat verweerder bij het bestredenbesluit zijn weigering eisers toe te laten als vluchteling terecht heeft gehandhaafd. 10. Ingevolge artikel 3 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrjheden (EVRM), dient te worden beoordeeld of aannemelijk is dat betrokkene een reëel risico loopt te worden onderworpen aan foltering, dan wel aan een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Gelet op rechtsoverweging 8 is niet aannemelijk geworden dat terugkeer van eisers naar Rusland dan wel Congo-Brazzaville strijd op zou leveren met artikel 3 EVRM.
AWB 00174062en 00174065VRWET
4
ll. Ten aanzienvan de vraag of zich met betrekking tot eisers klemmende redenen van humanitaire aard voordoen op grond waarvan verweerder een vergunning tot verblijf in redelijkheid niet kan onthouden, wordt het volgende overwogen. De rechtbank acht de mate en de aard van de door eisers ondervondendiscriminatie in Rusland bijzonder ernstig. Ieder lid van het gezin heeft in Rusland als gevolg van de samenstellingvan het gezin een uiterst negatievebejegening ondervonden,en op eigen wijze ervaren. Eiseres werd als prostituee aangesprokenen behandeld.Zij is geslagenen op diverse anderewijzen vernederd.De kinderen zijn op school op stelselmatigewijze gepest,buitengesloten en vernederd. De jongste zoon heeft als gevolg daarvan zodanig ernstige psychischeproblemen ondervondendat hij reeds sedert meerderejaren onder psychotherapeutische behandeling staat.De rechtbank acht de door eiserester zitting geuite vrees, dat de jongste zoon aan de aanhoudendepesterijen mogelijk een gedragsstoornisheeft overgehouden,in dit verband niet irreëel. Eisers’relaas wordt bevestigd door openbarebronnen, waaruit het volgende beeld naar voren komt. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, waar vreemdelingenhaatnog in enige mate door de autoriteiten onder controle werd gehouden,is thans sprake van openlijke en expliciete discriminatie, waaraan op steedsconcreterewijze uiting wordt gegeven. Uit het Country Report over het jaar 2000 van het Department of State van de Verenigde Staten (section 5: Discrimination based on Race, Sex, Religion, Disability, Language or Social Status: NationahRacialIEthnic Minorities) komt onder meer naar voren dat sprake is van een toenemendemate, alsmedeeen toenemendehardheid van de discriminatie. Er is steedsvaker sprake van georganiseerdexenofobie. Tevens wordt melding gemaakt van een groeiend aantal gevallen waarin de autoriteiten, althans de politie, hieraan deelnemen. De rechtbank acht het onder die omstandighedendan ook niet realistisch van eisers te vergen dat zij hun hoop vestigen op bescherming van de politie. De rechtbank merkt op dat verweerder in het bestredenbesluit, na de vaststelling dat eiseresniet in aanmerking komt voor toelating als vluchteling, geen motivering heeft gewijd aan de conclusie dat er geen sprake zou zijn van klemmende redenen van humanitaire aard. Gelet op het voorgaandeacht de rechtbank die conclusie bovendien onjuist. Van eiseres en de kinderen kan, in het geheel van het gezin, naar het oordeel van de rechtbank niet worden gevergd dat zij terugkeren naar Rusland. Ten aanzien van terugkeer van eiser naar Congo-Brazzaville wordt het volgende overwogen. De rechtbank acht verweerders standpunt, dat niet is kunnen blijken dat eiser persoonlijk problemen heeft ondervonden in Congo-Brazzaville als gevolg waarvan hij hier te lande dient te worden toegelaten, althans op grond waarvan terugkeer niet van hem zou kunnen worden gevergd,juist. De vraag of het gezin in zijn geheel zich kan vestigen in Congo-Brazzaville acht de rechtbank echter van een andere orde. In aanmerking dient te worden genomen dat de situatie in Congo-Brazzaville nog,steedszorgwekkend.is. Uit het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 3 1 juli 2001 blijkt weliswaar dat “de veiligheid.. opnieuw [is] toegenomen”en dat “de economie.. een opmerkelijk herstel te zien [heeft] gegeven”(pag. 19), doch tevens dat “de algehele mensenrechtensituatie... te wensen over[laat]. . . Vooral veiligheidstroepen maakten zich schuldig aan buitengerechtelijke executies, verkrachting en en plundering van.. . de burgerbevolking, evenals aan plunderingen,
L
,
AW B 00/74062 en 00174065VRW ET
De rechtbank acht met name van belang dat het hier gaat om een gezin met drie k leine k inderen, die in Rusland z ijn geboren en opgegroeid. In de adviezen van de Adviescommis s ievoor vreemdelingenzaken, waarnaar verweerderin de beschik k ingenvan 25 oktober 2000 zonder nadere motivering verwijs t, is hieraan geen overweging gewijd. De rechtbank is er dan ook allermins t van overtuigd dat verweerders-ter z itting herhaalde- s tandpunt dat eiseres(en de k inderen) z ich tezamen met eiser in Congo-Brazzaville kunnen vestigen,juis t is . 12. In artikel 8, eerstelid, van het EuropeesVerdrag tot beschermingvan de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRhI) is bepaald dat een ieder recht heeft op respectvoor z ijn familie- en gezins leven(“family life”). De rechtbank s telt vast dat tusseneisers familie- en gezins levenals bedoeld in artikel 8 EVRM bestaat. De vraag ligt voor of z ich zodanige feiten en omstandighedenvoordoen dat uit het recht op respectvoor het familie- en gezins levenvoor verweerder de positieve verplichting voortvloeit aan de vreemdeling verblijf hier te lande toe te s taan.Teneinde die vraag te beantwoorden, dient een op de indiv iduele zaak toegespitstebelangenafweging te worden gemaakt, waarbij in elk geval moet worden vastgesteldof sprakeis van een objec tieve belemmering om het familie-en gezins levenbuiten Nederland uit te oefenen. De rechtbank is , gelet op rechtsoverweging 11, van oordeel dat in dit geval sprake is van een objec tieve belemmering om het familie- en gezins leven in het land van herkomst vaneiseres uit te Oefenen.Eenzelfde conclus ie heeft te gelden voor de mogelijkheid om het familie- en gezins leven in het land van herkomst van eiser uit te oefenen. Hierbij wordt onder meer in aanmerking genomen,de~leeftijd van de k inderen, de aard en de omvang van de inbreuken op het familie- en gezins levendie hebben plaatsgevondenin Rusland en de afwezigheid van reële perspectievenin Congo-Brazzaville. De uitzetting naar Rusland, dan wel naar Congo-Brazzaville, verhoudt z ich naar het oordeel van rechtbank in de gegeven s ituatie derhalve niet met artikel 8 EVRM. 13. Het beroep is derhalve gegrond. 14. De rechtbank z iet in dit geval aanleiding verweerdermet toepassingvan artikel 8:75, eerstelid, Algemene wet bestuursrechtte veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten z ijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskostenbestuursrechtvastgesteldop c 644,-(1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter z itting met een waarde per punt van g 322;- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van eisers een toevoeging is verleend krachtensde W et op de rechtsbijs tand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Algemene wet bestuursrechtde betaling aan de griffier te geschieden.
’: : ; .’ ..’ : :
:
: .f.. ,.
: 1
.
.
AWB 00/74062 en 00/74065 VRWET
6
111.BESLISSING De Rechtbank ‘s-Gravenhage, RECHT DOENDE: 1. verklaart het beroep gegrond;
3. bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op het bezwaarschrift neemt; 4. veroordeelt verweerder in de proceskostenad C 644,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoondie deze kosten dient te vergoedenen aan de griffier dient te betalen; 5. gelast dat de Staat der Nederlanden als rechtspersoonhet door eisers betaalde griffierecht ad C 22,69 (fl. 50,-) vergoedt. N. BECETSMIDDEL Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open. : : Aldus gedaandoor mr. M.J. van den Bergh en in het openbaaruitgesproken nu. J.A. van Ooijen, griffier.