03/2007
Mod:G77/6F11T Production code:G77/6F11T
HANDLEIDING VOOR DE INSTALLATIE, HET GEBRUIK EN HET ONDERHOUD
GASFORNUIS serie OPTIMA Volgens: EN 437 en EN 203 deel 1 en 2 Categorie II voor aardgas en L.P.G.
13/12/2006 Rev.0 169064nl
G77/2F4T
G77/4F7T
G77/6F11T
0 6 9 4 1
inhoudsopgave HOOFDSTUK OMSCHRIJVING 1. 2. 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 3. 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.3.0 3.3.0.1 3.3.0.2 3.3 3.3.1 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.4.5 3.5 3.6 4. 4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 5. 5.1 5.2 6. 6.1 7.
BLADZIJDE
Algemene opmerkingen ...................................................................................................................... Technische gegevens ........................................................................................................................... Tabel I : Gasfornuis serie OPTIMA Categorie II ................................................................................ Technische eigenschappen .................................................................................................................. Kooktafel ............................................................................................................................................. Doorkookplaat ..................................................................................................................................... Instructies voor de installatie ............................................................................................................... Gegevensplaat van het gasfornuis serie OPTIMA .............................................................................. Installatie ............................................................................................................................................. Wetten, normen en technische richtlijnen ........................................................................................... Werklokaal ........................................................................................................................................... Plaatsing .............................................................................................................................................. Bevestiging van de panelen aan de bodem of aan een houder ............................................................ Tabel II: Technische gasgegevens, druk, klein spuitstuk, branders, waakvlam en kleinstandschroef (bypass) (geldig voor alle fornuizen serie OPTIMA). ........................................................................ Tabel II: Technische gasgegevens, druk, middelgrote spuitstukken, branders, waakvlam en kleinstandschroef (bypass) (gasfornuis serie OPTIMA). .................................................................... Tabel II: Technische gasgegevens, druk, spuitstukken, branders doorkookplaat, waakvlam en kleinstandschroef (bypass) (gasfornuis serie OPTIMA). .................................................................... Gasaansluiting ..................................................................................................................................... Afvoer van verbrandingsgassen door een dampkap toestel type A ..................................................... Het verkrijgen van de nominale belasting ........................................................................................... Controle van de aansluitdruk (Pe) Fig.1 .............................................................................................. Controle van de spuitstukdruk (Pi) Fig.2 ............................................................................................ Controle van de ‘algemene’ belasting ................................................................................................. Het instellen van de minimale belasting .............................................................................................. Controle van de werking met L.P.G. ................................................................................................... Controle van de juiste werking ............................................................................................................ Inleiding aan de gebruiker ................................................................................................................... Ombouw naar een ander gastype ........................................................................................................ Kookplaat ............................................................................................................................................. Verwisseling van het branderspuitstuk van de kooktafel .................................................................... Verwisseling van het waakvlamspuitstuk van de kooktafel ................................................................ Verwisseling van de kleinstandschroef Bypass ................................................................................... Kookplaat ............................................................................................................................................. Verwisseling van de waakvlam spuitstuk ............................................................................................ Verwisseling van de brander spuitstuk ................................................................................................ Verwisseling van de kleinstandschroef, “bypass” ............................................................................... Gebruiksaanwijzing ............................................................................................................................. Het aansteken van de kooktafel brander .............................................................................................. Het aansteken van de kookplaat brander ............................................................................................. Vervanging van de belangrijkste onderdelen ....................................................................................... Vervanging van de onderdelen ............................................................................................................ ONDERHOUD EN REINIGING ........................................................................................................
3 4 4 4 4 5 5 5 5 5 6 6 6 6 7 7 8 8 8 8 8 9 9 9 9 9 10 10 10 10 10 10 10 10 10 11 11 11 11 11 12
INSTALLATIE SCHEMA’S ............................................................................................................... 13 2
1.
ALGEMENE OPMERKINGEN
- Dit boek bevat belangrijke aanwijzingen betreffende de veiligheid voor de aansluiting, het gebruik en het onderhoud. Het wordt dan ook sterk aanbevolen deze aandachtig te lezen. - De handleiding goed bewaren voor latere raadpleging. - Nagaan of het toestel geheel is meteen na het verwijderen van de verpakking. In geval van twijfel: het toestel niet gebruiken en zich onmiddellijk wenden naar een bevoegde en geschoolde technicus. - Voor de aansluiting van het toestel, nagaan of de gegevensplaat overeenstemt met de ter plaatste beschikbare gasleidingen. - De installatie, die door geschoolde technici moet uitgevoerd worden en volgens de aanwijzingen van de fabrikant., moet bovendien de geldende normen beantwoorden. - Het toestel mag alleen door een bekwaam operateur gebruikt worden en uitsluitend voor hetgeen het dient. - Voor alle eventuele herstellingen moet u zich uitsluitend wenden naar een onderhoudsdienst erkend door de fabrikant en alleen het gebruik van originele vervangstukken eisen. - De openingen voor warme lucht verspreiding en verluchtingsrooster niet afdekken. - Voor de schoonmaak of het onderhoud van het toestel moet het van alle elektriciteitsnetten en gasleidingen ontkoppeld worden. - In geval van stoornis en /of gebrekkige werking, het toestel onmiddellijk uitschakelen. - Het niet naleven van deze aanwijzingen kan de veiligheid van het toestel in het gedrang brengen. - Het toestel niet reinigen met een hogedrukreiniger of de waterstraal niet rechtstreeks op het toestel richten. - Om alle gevaar voor oxidatie of chemische aantasting in het algemeen te voorkomen, moeten de roestvrijstalen oppervlakken goed schoon gehouden worden. - Het toestel uitschakelen wanneer het niet meer gebruikt wordt.
De firma, constructeur van het toestel, kan niet aansprakelijk gesteld worden door de gebruiker voor eventuele schade aan personen of onroerende goederen indien de in deze handleiding genoemde normen en aanwijzingen niet in acht genomen worden. DE FIRMA, CONSTRUCTEUR VAN HET TOESTEL, WIJST ALLE VERANTWOORDELIJKHEID AF INDIEN IN DEZE GEBRUIKSAANWIJZING EN INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN EVENTUELE ONJUISTHEDEN VOORKOMEN ONTSTAAN DOOR NALATIGHEID, DRUK- OF OVERSCHRIJVINGSFOUTEN. DE FIRMA BEHOUDT ZICH BOVENDIEN HET RECHT VOOR WIJZIGINGEN OP HET TOESTEL AAN TE BRENGEN DIE ZIJ NODIG EN NUTTIG ACHT, ZONDER ECHTER DE ESSENTIËLE EIGENSCHAPPEN VAN HET TOESTEL TE VERANDEREN. 3
2. 2.1
TECHNISCHE GEGEVENS TABEL 1 : GASFORNUIS SERIE OPTIMA CATEGORIE II
MODELL
G77/2F4T
G77/4F7T
G77/6F11T
Uitwendige afmetingen
type
A
A
A
Lengte
mm
400
700
1100
Diepte
mm
700
700
700
Hoogte
mm
270
270
270
Tot. hoogte
mm
Gasaansluiting
425
425
425
G1/2"
G1/2"
G1/2"
Kookplaten afmetingen Lengte
mm
–
–
–
Diepte
mm
–
–
–
Lengte
mm
–
–
–
Diepte
mm
–
–
–
Hoogte
mm
–
–
–
Klein (1)
3,5 kW
1
2
3
Middel (1)
6,0 kW
1
2
3
Kookplaat (1)
5,5 kW
–
–
–
Bakoven (1)
5,2 kW
–
–
–
9,5
19,0
28,5
748
1496
2245
Oven afmetingen GN 2/1
Type brander en nominale belasting op onderwaarde
Totale nominale belasting kW Gasverbruik
(15ºC)
L.P.G. G30/G31
g/h
Aardgas G20
m³/h
1,006
2,011
3,017
Aardgas G25
m³/h
1,169
2,339
3,508
Opgenomen vermogen kW
–
–
–
Netto gewicht
30
50
70
kg
(1) inclusief waakvlambrander belasting ongeveer 200W Bedrijfspanning: 1N AC 220...240 V 50 Hz.
2.2
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
STRUCTUUR Het geraamte is uitgevoerd in roestvrijstaal (R.V.S.) AISI 304 en gemonteerd op verstelbare poten, de panelen en het onderstel zijn in R.V.S. 2.2.1
KOOKTAFEL
WERKBLAD uit R.V.S. AISI 304 waterdicht. KOOKROOSTERS in gietijzer aangepast voor hoge temperatuur. BRANDERS in verchroomd gietijzer, branderskop in messing met gestabiliseerde vlam, ontsteking door waakvlam, vaste spuitstukken voor de verschillende gassoorten. KRANEN in gestampte messing, uitgerust met veiligheidsklep en thermokoppel voor de automatische onderbreking van de gastoevoer in geval de waakvlam dooft. Regeling van de vlam tussen min. en max. De BEDIENINGSKNOPPEN zijn in athermische materialen.
4
2.2.2
DOORKOOKPLAAT
KOOKPLAAT in speciaal vormvast ijzer met centrale uittrekbare ‘snelkook zone’. BRANDER uit R.V.S. AISI 304 met gestabiliseerde vlam, ontsteking door “Targhet” waakvlam en vaste spuitstukken voor verschillende gassoorten. ONTSTEKING piezo-elektrisch voor waakvlam. KRAAN in gestampte messing, uitgerust met veiligheidsklep en thermokoppel voor de onderbreking van de gastoevoer in geval de waakvlam dooft. Vlamregeling tussen min. en max. Een DAMPKAP EN TREKONDERBREKER is optioneel verkrijgbaar (type B).
3.
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATIE
De installatie, de eventuele ombouw en de afregeling moet door een bevoegde en geschoolde installateur en volgens de geldende voorschriften uitgevoerd worden. Zie tabellen voor alle technische gegevens 2.1 en 3.3. Richtlijnen Op de eerste plaats alle plastic beschermfolie van alle wanden verwijderen en eventuele lijmresten met oplosmiddelen verwijderen. Het wordt ten zeerste aangeraden de in de handel verkrijgbare schoonmaakproducten voor roestvrij staal te gebruiken. Indien het toestel dicht tegen een wand wordt geplaatst, dient deze van onbrandbaar materiaal te zijn en moet weerstand bieden aan een temperatuur van minstens 80ºC. Wordt het toestel vrijstaand opgesteld, wordt aangeraden, als dit mogelijk is, het toestel aan de vloer te bevestigen. Bevestigingsbeugels worden als optie eventueel meegeleverd. Men dient bovendien rekening te houden met zijn eigen en totale gewicht op het toestel; vloerbelasting niet overschrijden. 3.1
GEGEVENSPLAAT VAN HET GASFORNUIS SERIE OPTIMA
Dit boek is geldig voor de gasfornuizen serie OPTIMA type A Catergorie II (Aargas en LPG) Zie technische tabellen 2.1 en 3.3 Conform aan de normen EN 437 en EN 203 1ste deel, de gegevensplaat bevindt zich op de achterkant of aan de binnenkant. Voorbeeld van Italiaanse plaat: Cat. II 2H3+
Mod. Matr.N° V Cat. Pn Cat. Pn Qn
Hz
Type tipo
kW
IT-GR-GB-ES-IE
PT
FR
II2H3+
II2H3+
II2E+3+
BE
20,29/37
20,29/37,50/67
20/25,29/37
I2E+
NL I3+
20/25 29/37
II2L3P
LU
IS-DK-FI-SE
AT-CH
DE
NO
II2E3P
II2H3B/P
II2H3B/P
II2ELL3B/P
I3P
20,37,50
20,29
20/50
20/50
30
KW
mbar
25,30,50 mbar
G20
3
m /h
G30
Kg/h
G25
3
G31
Kg/h
m /h
Pe = voordruk Pi = spuitstukdruk 3.2
INSTALLATIE
3.2.1
WETTEN, NORMEN EN TECHNISCHE RICHTLIJNEN
De volgende wetten moeten gehandhaafd worden. - Plaatselijke bouwkundige en brandwerende richtlijnen - Voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van werkongevallen. - Richtlijnen en voorschriften van het gastoeleveringsbedrijf; een schriftelijke toestemming ter ingebruikneming door het gasbedrijf is noodzakelijk. - Gasinstallatievoorschriften voor grootkeukeninstallaties. - Richtlijnen van het elektriciteitstoeleveringsbedrijf. - Elektriciteitsnormen voor industriële installaties. - Hygiënische normen.
5
3.2.2
WERKLOKAAL
- Het toestel moet in een lokaal geplaatst worden met voldoende verluchting omdat het een ventilatiecapaciteit van 2m³/u totale nominale belasting nodig heeft. - Het toestel moet opgesteld worden volgens de geldende veiligheidsnormen van het land. 3.2.3
PLAATSING
- Dit toestel mag alleenstaand of in een batterij van gelijksoortige toestellen opgesteld worden. - Dit toestel is niet voorzien om ingebouwd te worden. - Er moet een afstand van 10 cm tussen de panelen gelaten worden. Als de afstand minder is, of de vloer en/of muur ontvlambaar is, moeten die met een isolerende bescherming bedekt worden. 3.2.4
BEVESTIGING VAN DE PANELEN AAN DE BODEM OF AAN EEN HOUDER (zie tekening hiernaast)
Alle platen zijn uitgerust met regelbare poten (P): - Als het toestel op een tafel geplaatst wordt, moet u enkel het toestel waterpas opstellen door de poten (P) te draaien. Als het horizontaal is, moet u de moer vastdraaien (D) om de poten te blokkeren. Om te vermijden dat het toestel verschuift, moet u de rubberen dopjes (M) aanbrengen. - Als het toestel bevestigd moet worden op een bodem of een houder, moet u eerst de poten (P) afregelen zoals hiernaast. Als het toestel horizontaal en waterpas is, moet u de moer (D) aandraaien om de poten te blokkeren. Bevestig vervolgens de poten onderaan met de schroeven M5 (T) en de ring.
3.3.0
Land
TABEL II: TECHNISCHE GASGEGEVENS, DRUK, KLEIN SPUITSTUK, BRANDERS, WAAKVLAM EN KLEINSTANDSCHROEF (BYPASS) (GELDIG VOOR ALLE FORNUIZEN SERIE OPTIMA).
Cat. Gassoort spuitstuk
Waakvlam Gasdruk aan spuitstuk 22S
Voordruk
Klein Brander
Bypass
Nom.
Min.
Max.
Ø mm. Type R.d.A. kenteken X mm.
Ø mm. kenteken
“targhet” kenteken
Max. mbar
Nominale belasting kW (1)
Min. 100% mbar
Gasverbruik (15°C)
P.T. Min.
l/h
g/h
NEDERLAND
2L
G25
25
20
30
140/250K
F
85
35
24,6
2,5
3,5
1,15
431
-
NEDERLAND
3P
G31
50
42,5
57,5
85K
F
50
21
49,7
4,0
3,5
1,15
142
272
BELGIË
2E+
G20 G25
20 25
17 17
23 30
140K
F
85
35
19,8 24,7
2,3 2,9
3,5
1,15
371 394
-
BELGIË
3+
G30 G31
28 37
20 25
35 45
95K
F
55
21
27,8 36,8
3,2 4,3
3,5
1,15
108 142
276 272
(1)inclusief waakvlam belasting: ongeveer 400 W markering spuitstuk 1/100 mm T.A. = Alles open *drukregelaar uitgeschakeld R.d.A. = primaire luchtregelaar K = Kort spuitstuk 1 = 15 mm F = Vast
6
3.3.0.1
Land
TABEL II: TECHNISCHE GASGEGEVENS, DRUK, MIDDELGROTE SPUITSTUKKEN, BRANDERS, WAAKVLAM EN KLEINSTANDSCHROEF (BYPASS) (GASFORNUIS SERIE OPTIMA).
Cat. Gassoort spuitstuk
Waakvlam Gasdruk aan spuitstuk 22S
Voordruk
Middel Brander
Bypass
Nom.
Min.
Max.
Ø mm. Type R.d.A. kenteken X mm.
Ø mm. kenteken
“targhet” kenteken
Max. mbar
Nominale belasting kW (1)
Min. 100% mbar
Gasverbruik (15°C)
P.T. Min.
l/h
g/h
NEDERLAND
2L
G25
25
20
30
185/250K
F
115
35
24,0
2,9
6,0
2,1
739
-
NEDERLAND
3P
G31
50
42,5
57,5
110K
F
70
21
49,6
7,3
6,0
2,1
243
466
BELGIË
2E+
G20 G25
20 25
17 17
23 30
175K
F
110
35
19,3 24,1
2,23 3,0
6,0
2,1
635 676
-
BELGIË
3+
G30 G31
28 37
20 25
35 45
115K
F
75
21
27,7 36,6
3,8 5,05
6,0
2,1
186 243
473 466
(1)inclusief waakvlam belasting: ongeveer 400 W markering spuitstuk 1/100 mm T.A. = Alles open *drukregelaar uitgeschakeld R.d.A. = primaire luchtregelaar K = Kort spuitstuk 1 = 15 mm F = Vast
3.3.0.2
Land
TABEL II: TECHNISCHE GASGEGEVENS, DRUK, SPUITSTUKKEN, BRANDERS DOORKOOKPLAAT, WAAKVLAM EN KLEINSTANDSCHROEF (BYPASS) (GASFORNUIS SERIE OPTIMA). Cat. Gassoort spuitstuk
Voordruk
Nom.
Min.
Max.
Waakvlam Gasdruk aan spuitstuk 22S
Branders Doorkookplaat
Bypass
Ø mm. Type R.d.A. kenteken X mm.
Ø mm. kenteken
“targhet” kenteken
Max. mbar
Nominale belasting kW (1)
Min. 100% mbar
Gasverbruik (15°C)
P.T. Min.
l/h
g/h
NEDERLAND
2L
G25
25
20
30
175/250K
20
95
27
23,6
1,3
5,5
1,27
677
-
NEDERLAND
3P
G31
50
42,5
57,5
110/250K
20
55
19
49,4
2,6
5,5
1,27
223
427
BELGIË
2E+
G20 G25
20 25
17 17
23 30
175K
20
95
27
19,1 23,8
1,0 1,3
5,5
1,27
582 620
-
BELGIË
3+
G30 G31
28 37
20 25
35 45
115K
20
65
19
27,6 36,4
1,5 2,1
5,5
1,27
170 223
434 427
(1)inclusief waakvlam belasting: ongeveer 400 W markering spuitstuk 1/100 mm T.A. = Alles open *drukregelaar uitgeschakeld R.d.A. = primaire luchtregelaar K = Kort spuitstuk 1 = 15 mm F = Vast
7
3.3
GASAANSLUITING
- Voor het toestel moet een goedgekeurde snelsluitende toestelkraan aangebracht worden; leidingdoorsnede dient voldoende te zijn. - De gasaansluiting moet met metalische buizen volgens de normen. - Het toestel moet met de gaskwaliteit en druk gevoed worden, waarvoor het toestel is ingericht. Zie tabel II. - Meestal is het toestel ingericht voor Methaan HG 20-20 mbar. - De voordruk wordt gemeten op de drukmeetnippel bij de inlaat van de gasaansluiting (zie Fig. 1 en hoofdstuk 3.5.1). Indien de leidingdruk groter is dan + 10% dan de nominale druk, wordt het voorbouwen van een goed werkende drukregelaar aangeraden. Uitlaat druk is de nominale dynamische gasdruk. Na de gasaansluiting dient een lektest uitgevoerd te worden. Zeepsopoplossing of elektronische gaslek-meetapparatuur gebruiken. Nooit een lucifer of een aansteker gebruiken; dit is zeer gevaarlijk. 3.3.1
AFVOER VAN VERBRANDINGSGASSEN DOOR EEN DAMPKAP TOESTEL TYPE A
Het toestel moet in lokalen geïnstalleerd worden die voorzien zijn met afvoeren voor verbrandingsgassen volgens de installatienormen. De lokalen moeten dan ook voldoende verlucht worden. Het toestel moet onder een goed werkende afzuigkap conform aan de normen d.w.z. met een kracht van minstens 2 m³/u kW totale nominale belasting. 3.4
HET VERKRIJGEN VAN DE NOMINALE BELASTING
Controleren of het toestel geschikt is voor het gassoort, gasdruk en de categorie in overeenstemming is met het gedistribueerde gas. “Sticker” op de verpakking en/of gegevensplaat controleren. Indien het toestel is ingericht voor een andere gassoort dan de beschikbare, dient allereerst een ombouw plaats te vinden. Zie tabel II voor spuitstukken, kleinstandschroef (bypass), primaire luchtregeling, (Xmm), waakvlamspuitstuk en druk aan het spuitstuk van de hoofdbrander. N.B.: De namen van de spuitstukken “2H” en “3+” zijn links opgenomen in tabel II. 2H = G20 – 20 mbar 3+ = G30 – 29 mbar en/of G31 tot 37 mbar. In onze sector werkt het meestal met G31 tot 37 mbar. Op tabel II vindt u de gassoorten en druk voor elke brander en bijbehorend spuitstuk, de afstand Xmm van de primaire luchtregeling, de kleinstandschroef (bypass), het waakvlamspuitstuk en de maximale en minimale spuitstukdruk, de maximale en minimale belasting en het gasverbruik in l/u (15°C) of en g/u met L.P.G. Opgelet: Als de dynamische aansluitdruk lager is dan de minimale druk in tabel II, mag het toestel niet aangesloten worden; het installatiebedrijf is bovendien verplicht het gasdistributiebedrijf in te lichten over de te lage druk na de gasmeter of voordruk voor het toestel. Nota: Als de aansluitdruk met meer dan 10% van de nominale druk verschilt (b.v. 22 mbar voor G20), wordt het voorbouwen van een gasdrukregelaar aangeraden om de nominale druk te verzekeren. Als de aansluitdruk groter is dan de maximale voordruk b.v. 25mbar , dient u het gasbedrijf in te lichten. Controleren of de aansluitdruk en de branderdruk overeenkomen met de opgaven in tabel II. 3.4.1
CONTROLE VAN DE AANSLUITDRUK (PE) FIG.1
De druk wordt gemeten met een manometer 0 ÷ 80 mbar (meetnauwkeurigheid minstens 0,1 mbar). De drukmeetnippel bevindt zich op de gasaansluiting G1/2” achter het bedieningspaneel. Fig. 1 Verwijder schroef (A) van de drukmeetnippel (B). Rubberen of silicoonslang op drukmeetnippel schuiven. Brander ontsteken (Fig. 3 pos.4) en “dynamische” voordruk meten. Schroef (A) aanbrengen; afdichtingsring (C) niet vergeten. Drukmeetnippel op gaslek controleren met een zeepsopoplossing, nooit met een lucifer of aansteker. 3.4.2
CONTROLE VAN DE SPUITSTUKDRUK (PI) FIG.2
De drukmeetnippel bevindt zich boven de de spuitstukhouder (Fig.2). De silicoonrubberen buis moet hittebestendig zijn en beschermd worden met aluminium folie om te vermijden dat hij brand, met name in de oven en de kookplaat.
8
3.4.3
CONTROLE VAN DE ‘ALGEMENE’ BELASTING
Een eventuele ombouwing naar een ander gassoort moet door een een erkend installateur uitgevoerd worden (zie hoofdstuk 4). De belasting dat u kunt controleren: - nominale belasting weergegeven op de gegevensplaat - maximale belasting in de maximale stand - minimale belasting in de minimale stand. Controleer eerst of het toestel goed ingericht is voor de beschikbare gasleiding en druk. Als een ombouw nodig is, moet u de markering van de spuitstukken en de kleinstandschroef goed nagaan zoals opgenomen in tabel II hoofdstuk 3.3.0 3.4.4
HET INSTELLEN VAN DE MINIMALE BELASTING
De juiste minimale belasting wordt verkregen door de gekalibreerde kleinstandschroef (bypass) helemaal aan te draaien, volgens tabel II. Zet de brander aan volgens hoofdstuk 6 “gebruiksaanwijzing” en draai deze naar de maximale stand ( ); na 15 min. voorverwarming, draai de knop naar de minimumstand ( ). Controleer de spuitstukdruk en de mininmale belasting. Voor de 2de en 3de familie moet de kleinstandschroef helemaal aangedraaid worden (fig 2 pos 1), thermostaat (fig. 5 pos 11). 3.4.5
CONTROLE VAN DE WERKING MET L.P.G.
Controleer of de gemonteerde spuitstukken overeenstemmen met de opgaven in tabel II hoofdstuk 3.3.0. Controleer de ingangsdruk volgens tabel II hoofdstuk 3.3.0. Controleer of de L.P.G.-toestel uitgerust is met twee regelaars van voldoende drukvermogen en of de verdampingscapaciteit ook voldoende is. Raadpleeg ook de uitgave over “Installatienormen en eigenschappen van L.P.G. gasinstallaties”. 3.5 -
CONTROLE VAN DE JUISTE WERKING
Zet het toestel aan volgens de gebruiksaanwijzingen. Lektest uitvoeren op de gasleidingen. Controleer de ontsteking van de waakvlam en de hoofdbrander. Nagaan of de afvoer van de verbrandingsgassen goed verloopt. Schrijf op een ‘sticker’ het gassoort en de druk waarmee het geregeld werd en kleef die naast de gegevensplaat.
3.6
INLEIDING AAN DE GEBRUIKER
Leg de werking en het gebruik van het toestel uit aan de gebruiker aan de hand van deze handleiding en toon hem de eventuele ombouw dat het toestel ondergaan heeft. Laat een exemplaar van dit boek achter bij de gebruiken voor latere raadpleging.
9
4. 4.1
OMBOUW NAAR EEN ANDER GASTYPE KOOKPLAAT
- Verwijder de kronen, de kop en het hoofddeel van de brander. - Verwijder de bedieningsknoppen. - Demonteer het voorpaneel. 4.1.1
VERWISSELING VAN HET BRANDERSPUITSTUK VAN DE KOOKTAFEL
Draai het spuitstuk (fig.2 pos.2) los van de houder met een sleutel van 12mm en verplaats die door een andere in overeenstemming met het gassoort opgenomen in tabel II hoofdstuk 3.3.0.2 en 3.3.0.3. 4.1.2
VERWISSELING VAN HET WAAKVLAMSPUITSTUK VAN DE KOOKTAFEL
- Demonteer de twee blokkeerplaatjes (fig.3 pos4) met een 6-hoekige sleutel van 4mm. - Hef de kop van de waakvlam (fig.3 pos.5). - Met hulp van een 5mm sleutel, het spuitstuk losdraaien (fig 3 pos 5) en verplaatsten door een nieuwe in overeenstemming met opgave in tabel II hoofdstuk 3.3.0.2 en 3.3.0.3. - Alvorens u de kop terugplaats(fig.3 pos.5), moet u de primaire luchtregelaar afregelen (fig 3 pos 6). Ontsteek de waakvlam en controleer de lengte en de kwaliteit ervan; de ideale vlam heeft 20 mm en mag geen gele punten veroorzaken. Ze mag nog doven nog terugslaan. 4.1.3
VERWISSELING VAN DE KLEINSTANDSCHROEF BYPASS
Verwijder de bypass (fig2 pos1) en verplaats deze door een nieuwe in overeenstemming met het gassoort en tabel II hoofdstuk 3.3. De minimale belasting moet ongeveer 30% van de nominale belasting zijn. De vlam mag niet doven als u de knop snel van de grootstand ( ) naar de kleinstand ( ) draait. 4.2
KOOKPLAAT
4.2.1
VERWISSELING VAN DE WAAKVLAM SPUITSTUK
Nota Verwijder eerst de bougie om die niet te beschadigen. Om het spuitstuk van de waakvlam te verwisselen, moet u de wartelmoer (fig.6 pos7) met een sleutel van 10 mm losdraaien en het spuitstuk (Fig.6 pos 7) vervangen door het juiste volgens het gassoort opgenomen op Tabel II hoofdstuk 3.3.0.3. 4.2.2
VERWISSELING VAN DE BRANDER SPUITSTUK
Vervang het spuitstuk van de brander (fig 6 pos 1) door het passende volgens tabel II hoofdstuk 3.3.0.3. Ontsteek de waakvlam (fig 6 pos 5) door de knop fig.8 te draaien naar de waakstand (
), zet vervolgens de brander aan (fig 6 pos
4) door de knop op de stand 8 te zetten; draai de schroef (fig 6 pos 2) en regel de vlam door de regelaar in te stellen (fig 6 pos 3). Voor elk gassoort moet u de primaire lucht regelen (R.d.A.) Xmm (zie tabel II hoofdstuk 3.1.0.3) 4.2.3
VERWISSELING VAN DE KLEINSTANDSCHROEF, “BYPASS”
Vervang de bypass (fig 5 pos 1) die zich op de thermostaat bevindt en verplaats deze met de overeenstemmende volgens het gassoort en tabel II hoofdstuk 3.3.0.3. Draai de kleinstandschroef of bypass helemaal aan.
10
5. 5.1
GEBRUIKSAANWIJZING HET AANSTEKEN VAN DE KOOKTAFEL BRANDER
Druk op de bedieningsknop (fig;7) om de brander van de kooktafel te ontsteken en draai deze linksom naar de waakvlamstand (
). De knop helemaal indrukken en de waakvlam aansteken. De knop 20 sec. ingedrukt houden tot dat er vlammen
ontstaan. De vlam moet blijven branden, zo niet moet u de handeling herhalen. Om de brander aan te zetten, moet u de knop naar de grote vlam draaien voor een maximaal debiet en naar de kleine vlam voor een minimaal debiet. Om de branders te doven moet u de bedieningsknop terug naar de uitstand brengen ( ). 5.2
HET AANSTEKEN VAN DE KOOKPLAAT BRANDER
- Druk de knop (fig 8) en draai deze linksom naar de waakstand (
) om de waakvlam te ontsteken. Hou de knop ingedrukt
en druk tegelijk de piezo-elektrische vonkontsteker (fig 8) op het bedieningspaneel. De waakvlam is zichbaar door het kijkgat op het bediningspaneel. Hou de knop 20 sec. ingedrukt tot dat de vlammen blijven branden. Zo niet moet u de handeling herhalen. - Om de brander aan te zetten en te regelen, moet u de knop op de gewenste stand draaien rekening houdend met de volgende overeenstemmende temperatuur: POS. 8 = 260 °C POS. 7 = 235 °C POS. 6 = 210 °C POS. 5 = 185 °C POS. 4 = 165 °C POS. 3 = 165 °C POS. 2 = 165 °C POS. 1 = 165 °C - Om de brander te doven, moet u de knop terug naar de waakvlam brengen; om het volledig uit te schakelen, moet u de knop in de uitstand zetten ( ).
6.
VERVANGING VAN DE BELANGRIJKSTE ONDERDELEN
Het toestel moet alle 6 maanden een grondig onderhoud hebben. Hierbij moeten in het bijzonder gecontroleerd worden: de brander, de ontsteking, de afstelling van de minimum en maximum, de goede werking van de dampkap en de trekonderbreker (type b) alsook de ventilering. 6.1
VERVANGING VAN DE ONDERDELEN
Waarschuwing! Voor alle herstelling, moet u een erkend onderhoudsploeg vragen en het gebruik van de originele onderdelen eisen. Voor de herstelling, moet u eerst: - De gastoevoer afsluiten. - De knoppen verwijderen. - De voorkant demonteren. - De kronen en de branders eventueel ook verwijderen. U bent nu klaar voor de vervanging van de belangrijkste onderdelen. A) Thermokoppel van de brander op het werkblad (Fig.3) - De schroef (7) losdraaien met een sleutel van 8. - De moer (fig 2 pos 3) losdraaien met een sleutel van 9. - Monteer de nieuwe thermokoppel en plaats alles in tegenovergestelde richting terug op.
11
B) Kraan van de brander op werkblad - Draai de moer (3) los met een sleutel van 9. - Demonteer alles gasbevestigingen (4,5,6). - Monteer de nieuwe kaan. Alles terug in tegenovergestelde richting monteren. - Let op voor de bypass! Vervang of verwissel de kleinstandschroef. N.B.: lektest uitvoeren met zeepsop. C) Piezeo-elektrische vonkontsteker van bakoven en/of kookplaat Hij is heel eenvoudig te demonteren. U hoeft alleen: - De moer meet een 25 sleutel los te draaien. - Een nieuwe aan te brengen en de moer terug aandraaien.
7.
ONDERHOUD EN REINIGING
- De roestvrijstalen panelen en onderdelen dagelijks reinigen met zeepsop. Goed naspoelen en zorgvuldig drogen. - De R.V.S. stukken nooit met schuurmiddel, staalwol of stalen schrapers reinigen omdat die de platen zouden beschadigen en na verloop van tijd oxidatie veroorzaken. - Als het toestel langdurig niet gebruikt wordt, moet u de platen invetten met een dun beschermlaagje vaselineolie aan de hand van een zachte doek. De lokalen regelmatig verluchten. KOOKPLATEN Reinig regelmatig de kookplaat met een vochtige doek. Laat vervolgens de kookplaat op maximum opwarmen om het heel snel te drogen. Breng tenslotte een dun laagje vaselineolie aan. BELANGRIJK Na het gebruik van een reininginsmiddel, de kookplaat goed naspoelen en drogen door het eventjes te laten opwarmen. Breng regelmatig een beschermlaagje vaselineolie aan om de oorsponkelijke glans en staat te behouden. ROESTVRIJSTALEN onderdelen De roestvrijstalen onderdelen moeten ook met zeepsop gereinigd worden. Afdrogen met een zachte doek. Om de glans te behouden, moet u het regelmatig inwrijven met POLISH, dat u in de handel kunt vinden
12
INSTALLATIE SCHEMA’S GASFORNUIZEN TYPE A
G77/2F4T
G77/4F7T
G77/6F11T
A) Gasaansluiting G ½”
13
GASFORNUIZEN MET KOOKPLAAT TYPE A
A) Gasaansluiting G ½”
14
Fig. 2
Fig. 1
Fig. 3
Fig. 7
Fig. 6
15
INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKERS OVEREENKOMSTIG de Richtlijnen 2002/95/EG, 2002/96/EG en 2003/108/EG ter beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur alsmede de betreffende de verwijdering van afval. Het symbool van de afvalbak met een streep erdoor dat op de apparatuur of de verpakking is aanbracht geeft aan de het product aan het einde van zijn levensduur gescheiden van ander afval moet worden verzameld. De gescheiden afvalverwerking van deze apparatuur die het einde van haar levensduur heeft bereikt wordt georganiseerd en beheerd door de fabrikant. De gebruiker die zich wil ontdoen van deze apparatuur moet dus contact opnemen met de producent, en het systeem volgen dat deze gebruikt om de apparatuur aan het einde van haar levensduur gescheiden te kunnen verzamelen. Een correcte gescheiden afvalverzameling, en de daaropvolgende milieuvriendelijke recycling, verwerking en verwijdering draagt eraan bij de mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en de gezondheid te vermijden, en bevordert het hergebruik en/of de recycling van de materialen waar de apparatuur van is gemaakt Als de gebruiker het product op onwettige wijze afdankt, worden de volgens de geldende regelgeving toepasselijke sancties opgelegd.