AANTEKENEN De Evangelische Omroep T.a.v. het bestuur Postbus 21000 1202 BA HILVERSUM Datum
Onderwerp
19 november 2013
Nevenactiviteit - toestemming cluster 8
Uw kenmerk
Ons kenmerk
Contactpersoon
Doorkiesnummer
613534/616593
Geacht bestuur, Bij brief van 25 juli 2013, ontvangen op 29 juli 2013, verzocht de EO om goedkeuring voor de nevenactiviteit “Verhuur van een medewerker van de EO aan de Christelijke Hogeschool Ede”. Bij brief van 14 augustus 2013 heeft het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) om nadere informatie verzocht. Op 23 augustus 2013 is aanvullende informatie van de EO ontvangen. Op grond van de hiernavolgende toetsing wordt, conform de systematiek van clustermeldingen voor nevenactiviteiten zoals wij die hebben aangekondigd in onze brief van 23 december 2008 (kenmerk SBO-007582-yw), toestemming verleend voor de nevenactiviteit “Verhuur van personeel of expertise op bepaald gebied” (cluster 8). Zoals volgt uit onze brief van 15 september 2009 (kenmerk 18571/2009013905) wordt de eerste melding in cluster 8 altijd volledig getoetst. Een vervolgmelding in dit cluster wordt in beginsel marginaal getoetst. Wij wijzen u op het feit dat wij deze vervolgmeldingen steekproefsgewijs, of indien wij anderszins daartoe aanleiding zien, ook volledig kunnen toetsen. De publieke media-instelling dient zich er zelf van te vergewissen of de door haar aangemelde vervolgmeldingen van nevenactiviteiten voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in het besluit waarin het cluster is goedgekeurd en waarin voor de nevenactiviteit toestemming is verleend.
A.
De activiteit
1.
De nevenactiviteit van de EO bestaat uit het verhuren van een medewerker aan de Christelijke Hogeschool Ede (hierna: CHE). De medewerker wordt voor 12 uur per week als docent Journalistiek & Communicatie verhuurd om werkzaamheden voor CHE te verrichten. De nevenactiviteit duurt tot en met 31 juli 2014.
2.
Conform de clusterindeling zoals vermeld in bovengenoemde brief van 23 december 2008 valt deze nevenactiviteit in cluster 8.
B.
Relevante bepalingen
3.
Artikel 2.132 Mediawet 2008 1. De publieke media-instellingen mogen alleen na voorafgaande toestemming van het Commissariaat nevenactiviteiten verrichten. 2. Nevenactiviteiten zijn activiteiten, directe of indirecte deelnemingen in rechtspersonen daaronder begrepen, die niet rechtstreeks verband houden met of ten dienste staan van de uitvoering van de publieke media-opdracht, met uitzondering van verenigingsactiviteiten. 3. Toestemming kan alleen worden gegeven als een nevenactiviteit verband houdt met of ten dienste staat van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht en direct gerelateerd is aan het media-aanbod van de publieke omroep, op marktconforme wijze wordt verricht en ten minste kostendekkend is.
4.
Voorts wordt gewezen op de Regeling van het Commissariaat voor de Media van 10 april 2009 houdende beleidsregels omtrent nevenactiviteiten publieke mediainstellingen (hierna: Beleidsregels nevenactiviteiten 2009).
C.
Status
5.
Volgens artikel 2, onderdeel c, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009 is een nevenactiviteit een activiteit als bedoeld in artikel 2.132, tweede lid, van de Mediawet 2008.
6.
Op grond van artikel 2.132, tweede lid, van de Mediawet 2008, worden alle activiteiten, directe of indirecte deelnemingen in rechtspersonen daaronder begrepen, die niet rechtstreeks verband houden met of ten dienste staan van de uitvoering van de publieke media-opdracht, met uitzondering van verenigingsactiviteiten, aangemerkt als nevenactiviteiten.
7.
Het verhuren van een medewerker van de EO aan CHE houdt niet rechtstreeks verband met en staat niet rechtstreeks ten dienste van de uitvoering van de publieke mediaopdracht van uw publieke media-instelling en is evenmin een verenigingsactiviteit.
8.
De activiteit is derhalve een nevenactiviteit als bedoeld in artikel 2.132, tweede lid, van de Mediawet 2008.
D. 9.
Toetsing Op grond van artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008 kan toestemming alleen worden gegeven als een nevenactiviteit verband houdt met of ten dienste staat van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht en direct gerelateerd is aan het mediaaanbod van de publieke media-instelling, op marktconforme wijze wordt verricht en ten minste kostendekkend is.
-2-
Relatietoets 10. Op grond van artikel 4, eerste lid, sub b, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009, staat een nevenactiviteit, indien wordt voldaan aan de voorwaarden van het tweede lid, naast datgene bedoeld in artikel 3 van deze regeling, op andere wijze ten dienste van de verwezenlijking van de media-opdracht indien er sprake is van verhuur van personeel of middelen: op voorwaarde dat dit personeel of deze middelen niet zijn verworven met het oogmerk om te verhuren en een beperkte omvang hebben. 11. Bij de vaststelling van beperkte omvang wordt ervan uitgegaan dat er geen sprake is van een capaciteit die groter is dan noodzakelijk om de publieke media-opdracht ook onder bijzondere omstandigheden te kunnen verwezenlijken. Het uitgangspunt is voorts dat het verhuren geen grootschalige vorm mag aannemen. Verder mogen personeel en middelen niet zijn verworven met het oogmerk deze te verhuren. 12. Voor de berekening van de omvang van het verhuren van de medewerker wordt de personeelsomvang van de EO uit 2012, afkomstig uit het jaarverslag van 2012, afgezet tegen de omvang van onderhavige verhuur. Gebleken is dat er sprake is van een zeer geringe omvang van de nevenactiviteit wanneer de verhuur van de medewerker (in fte) wordt afgezet tegen het aantal fte waarover de EO eind 2012 beschikte. 13. Verder is niet gebleken dat personeel of middelen zijn verworven met het oogmerk deze te verhuren. De medewerker is namelijk sinds 1990 als programmamaker in dienst. Bovendien heeft de EO bevestigd dat er sprake is van overcapaciteit. 14. De onderhavige nevenactiviteit voldoet derhalve aan de voorwaarde van artikel 4, eerste lid, sub b, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009. 15. Het Commissariaat is dan ook van oordeel dat de nevenactiviteit verband houdt met of ten dienste staat van de verwezenlijking van de publieke media-opdracht zoals bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008. Marktconformiteit 16. Overeenkomstig artikel 7 van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009 wordt bij de beoordeling of het verrichten van de nevenactiviteit marktconform is, de hoogte van de vergoeding als uitgangspunt genomen. Een publieke media-instelling dient voor haar nevenactiviteiten een marktconforme vergoeding te hanteren. De publieke mediainstelling heeft derhalve een zorgplicht om deze eis van marktconformiteit mee te nemen in de onderhandelingen voorafgaand aan de totstandkoming van de nevenactiviteit. Op grond van artikel 7, tweede lid, van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009 kan het Commissariaat bij de beoordeling of het verrichten van de nevenactiviteit marktconform is, ook het imago van de publieke media-instelling betrekken. Onder imago wordt in ieder geval verstaan beeldmerk of logo. 17. Het Commissariaat is vooralsnog van oordeel dat de nevenactiviteit, op basis van de nu bekende feiten en omstandigheden, aan deze voorwaarde voldoet. Hierbij heeft het Commissariaat het volgende overwogen.
-3-
18. De EO licht toe dat de salariskosten van een leraar van een hogeschool in loondienst, op basis van een fulltime dienstverband, tussen de € 2.660 en € 4.491 liggen. Verder geeft de EO aan dat het tarief (salariskosten plus een opslag voor handlingskosten gemaakt door de EO) dat zij rekent voor het verhuren van een medewerker in deze range valt. Na eigen onderzoek door het Commissariaat naar salariskosten die gangbaar zijn op deze markt is gebleken dat bovengenoemde range inderdaad gebruikelijk is. Het Commissariaat ziet voorshands geen reden om aan te nemen dat deze vergoeding niet marktconform zou zijn. 19. Het Commissariaat is vooralsnog dan ook van oordeel dat de nevenactiviteit marktconform wordt verricht zoals bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008. Kostendekkendheid 20. Overeenkomstig artikel 11 van de Beleidsregels nevenactiviteiten 2009 is er geen sprake van kostendekkendheid indien de nevenactiviteit direct of indirect wordt bekostigd uit of anderszins ten laste komt van de publieke omroepmiddelen. 21. Het Commissariaat is van oordeel dat de nevenactiviteit voldoet aan de voorwaarde van kostendekkendheid. Hierbij heeft het Commissariaat het volgende overwogen. 22. Door de EO is een begroting bijgevoegd. Alle kosten die door de EO worden gemaakt voor het verhuren van een medewerker worden volledig vergoed door CHE. 23. Het Commissariaat is dan ook van oordeel dat de nevenactiviteit kostendekkend wordt verricht zoals bedoeld in artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008.
E.
Besluit
24. Op grond van bovenstaande toetsen is de nevenactiviteit “Verhuur van een medewerker van de EO aan de Christelijke Hogeschool Ede” toegestaan op grond van artikel 2.132, derde lid, van de Mediawet 2008. 25. Deze toestemming geldt tot en met 31 juli 2014.
F.
Register
26. De nevenactiviteit is als “Verhuur van een medewerker van de EO aan de Christelijke Hogeschool Ede” opgenomen in het openbare Register nevenactiviteiten, te vinden op de website van het Commissariaat (www.cvdm.nl).
-4-
G.
Publicatie
27. Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur besluit het Commissariaat de volledige tekst van dit besluit twee weken na bekendmaking daarvan op zijn website te publiceren. Het Commissariaat heeft het algemeen belang bij onverkorte openbaarmaking van het besluit afgewogen tegen het belang van de EO. Aan het algemeen belang dat door (onverkorte) openbaarmaking wordt gediend, komt een groot gewicht toe. Mede gelet hierop is het Commissariaat van oordeel dat de belangen van de EO door onverkorte openbaarmaking van dit besluit niet onevenredig worden benadeeld. Een afschrift van dit besluit zenden wij aan de NPO.
Hilversum, 12 november 2013 COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA,
prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning voorzitter
drs. Eric Eljon commissaris
Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt bezwaar maken bij het Commissariaat voor de Media, Postbus 1426, 1200 BK te Hilversum.
-5-