INFO serie
Het Landelijk Verband van Staatkundig Gereformeerde Studieverenigingen heeft vooral een dienende functie naar leden en studieverenigingen toe. De infoserie is ook met dit doei opgezet. Door middel van compact en vlot geschreven boekjes moet de lezer zich snel in de materie in kunnen lezen. Zo krijgt de lezer zicht in de problematiek en zicht op de visie van de SGP. Bovendien beoogt de infoserie een bijdrage te leveren aan de invulling van de studievereniging. Met behulp van deze boekjes kunnen leden zich voorbereiden op, of een onderwerp maken voor de verenigingsavond. Bovendien worden er nog adviezen gegeven voor de invulling van de avond zelf. De infoserie is een uitgave van het Landelijk Verband van Staatkundig Gereformeerde Studieverenigingen, en valt ook onder haar verantwoordelijkheid. Reacties op de vorm en inhoud zijn van harte welkom. De info-katernen zijn te bestellen bij: LVSGS/SG P-jongeren Laan van Meerdervoort 165 2517 AZ 's-Gravenhage 070-456226/468688
DE FRANSE REVOLUTIE drs. A. A. van der Schans
LANDELIJK VERBAND VAN STAATKUNDIG GEREFORMEERDE STUDIEVERENIGINGEN SGP-JONCEREN
sectie
Info Zaken
INHOUDSOPGAVE Voorwoord
5
Inleiding
6
Hoofdstuk 1 De oude en de nieuwe revolutiegedachte 1.1. Wat is een revolutie? 1.2. De oude revolutiegedachte 1.3. De nieuwe revolutiesgedachte 1.4. Conclusie
8
Hoofdstuk 2 Achtergronden van de Franse Revolutie 2.1. De Franse samenleving vóór de Franse Revolutie 2.1.1. Standenmaatschappi j 2.1.2. Absolutisme 2.1.3. Een nieuwe groep van rijk geworden burgers 2.2. Oorzaken van de Franse Revolutie 2.2.1. Een nieuw geesteskiimaat 2.2.2. De aanval op het absolutisme en de idee van de volkssoevereiniteit 2.2.3. Sociaal-economische spanningen 2.2.4. Bestuurlijke wanorde Hoofdstuk 3 De Franse Revolutie 3.1. Een dreigend staatsbankroet 3.2. De Staten-Generaal bijeen 3.3. De bestorming van de Bastille 3.4. De verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger 3.5. Een grondwet en de vlucht van de koning 3.6. De radicale fase van de revolutie 3.7. Frankrijk wordt een republiek, de koning onder de guillotine 3.8. "Het Schrikbewind" 3.9. Het einde van "Het Schrikbewind" Hoofdstuk 4 Gevolgen van de Franse Revolutie 4.1. Vergeefse revolutie? 4.2. Napoleon 4.3. Bestuur 4.4. Wetgeving en rechtspraak 4.5. Economie en belastingen
9 10 li 13 15 16 17 19 20 21 22 23 25 26 28 29 30 31 33 35
4.6. De scheiding van kerk en staat 4.7. De moderne ideologie 4.8. De gevolgen van de Franse Revolutie voor Nederland Hoofdstuk 5 Interpretaties van de Franse Revolutie 5.1. Een snel oordeel 5.2. Een Babylonische spraakverwarring 5.3. Een oordeel van een tijdgenoot 5.4. De Franse Revolutie als symptoom en onderdeel van een groter proces 5.5. De liberale of burgerlijke visie op de Franse Revolutie 5.6. De marxistische interpretatie van de Franse Revolutie 5.7. De Franse Revolutie en het conservatisme
36 37 38 41 42 43 44 46
Hoofdstuk 6 De SGP, Groen en de Franse Revolutie 6.1. De SGP en de Franse Revolutie 6.2. Groen en zijn "Ongeloof en Revolutie" 6.3. Anti-revolutionair en Contra-revolutionair 6.4. Wat moet de SGP met de erfenis van de Franse Revolutie? 6.5. De triomf van het zelfbeschikkingsrecht 6.6. Het antwoord van de SGP
47
52 53
Geraadpleegde literatuur
55
49 50
VOORWOORD We herdenken dit jaar dat 200 jaar geleden de Franse Revolutie uitbrak. Immers 1789 vormde het hoogtepunt van een aantal gebeurtenissen die we samen de Franse Revolutie zijn gaan noemen. Temidden van vele tentoonstellingen en een grote stroom aan publicaties over dit onderwerp in dit herdenkingsjaar wil de jongerenorganisatie van de SGP, het LVSGS, ook haar bescheiden, doch besliste geluid hierover laten horen. Het is te begrijpen dat de jongerenorganisatie van de SGP wat moeite heeft om in het kader van de Franse Revolutie te spreken van "herdenken" en van "hoogtepunten". We kunnen de Franse Revolutie niet los zien van de enorme secularisatie die zich in ons werelddeel voordoet. De Franse Revolutie betekent een dieptepunt in het langdurig proces van het loslaten van Gods geboden door individu en samenleving. Wat daarvan de gevolgen zijn kunnen we om ons heen zien. De SGP wil publiekelijk oproepen om ook in het staatkundig leven de geboden Gods onvoorwaardelijk te gehoorzamen. In deze brochure wordt na een inleidend hoofdstuk ingegaan op het nieuwe element in de Franse Revolutie, namelijk het veranderde revolutiebegrip. Vervolgens worden de achtergronden en de Franse Revolutie zélf beschreven. Hoofdstuk 4 handelt over de gevolgen van de Franse Revolutie. De hoofdstukken 5 en 6 gaan over de verschillende visies op de Franse Revolutie in het algemeen en de visie van de SGP hierop in het bijzonder. Deze visie is onlosmakelijk verbonden met het belijden van de christen-staatsman Groen van Prinsterer. De Franse Revolutie is in deze brochure niet speciaal met het oog op Nederland geschreven. Wel wordt in enkele paragrafen afzonderlijk aandacht aan Nederland besteed. In navolging van velen heb ik tot op zekere grens de publicaties van anderen over dit onderwerp geraadpleegd. Uit de literatuurlijst blijkt welke dat zijn. Het is te hopen dat deze brochure bij mag dragen aan een juist zicht op het ontstaan van de Franse Revolutie en de gevolgen ervan voor onze tijd. Dit (in)zicht is onmisbaar voor iedereen die de tijdgeest wil verstaan en tot een verantwoorde politieke keuze wil komen. drs. A.A. v.d. Schans
5
INLEIDING Het is in de vroege morgen van de 14e juli 1789. Het is een drukte van belang in de straten van Parijs. Duizenden Parijzenaren zijn op de been. De kreet "Te wapen" klinkt uit honderden kelen. "Wapens, we moeten wapens". Parijzenaars, slecht gekleed, met van haat vervulde blikken joelen door de sloppen en stegen. Alles wat men voor barricades nodig denkt te hebben zoals vaten, aarde, plavuizen, stenen en dergelijke wordt meegesleept. De woedende menigte is niet meer te stuiten. Alle opgekropte emoties van de laatste maanden zoeken een uitweg. Kokardes - van rood en blauw - sieren de borsten en de hoeden van het gepeupel. Stenen suizen door de lucht. Zoals een rivier door haar bedding stroomt, stroomt de op drift geslagen massa door de Parijse straten. Bij het stadhuis eist de menigte wapens. Uit een koninklijk museum worden harnassen en helmen onder gejuich naar buiten gesleept. Bij het Hotel des Invalides, waar een wapenarsenaal is, maken de oproerkraaiers 28.000 geweren en 28 kanonnen buit. Opeens klinkt de kreet: "Op naar de Bastille!". Ergens in de woelige straten van Parijs heeft een gedeserteerde soldaat, een haveloos geklede vrouw of een oude man die kreet het eerst uitgeroepen. Een kokend en zinderend Parijs begeeft zich op weg naar de Bastille: uit alle straten en uithoeken marcheert men mee; vol vuur om de vrijheid fanatiek met felle daden te demonstreren. Men duwt kanonnen mee, sjouwt met geweren. Advocaten, deftige heren met pruiken, uitgehongerde stakkers in lompen, soldaten en handwerkslieden trekken eensgezind op. De Bastille, een vesting die dienst doet als gevangenis, is hét symbool van de meedogenloze onderdrukking van het gewone volk. De Launey, de commandant, verdedigt met 32 invaliden en 32 Zwitsers deze staatsgevangenis. De Bastille heeft weliswaar 2 meter dikke muren, kruit en kanonnen, maar slechts voor één dag levensmiddelen. Buiten klinkt het getier en gevloek van de massa. Kanonskogels vliegen reeds tegen de muren. De felheid neemt toe. Tachtig burgers zijn al dodelijk getroffen. Nog zwelt de razernij aan. De Launey loopt vertwijfeld heen en weer. Tenslotte ziet hij geen andere oplossing meer dan overgave. Vrije aftocht voor de gehele bezetting wordt gegarandeerd. Dan zakt langzaam de ophaalbrug neer en worden zware poorten geopend. Een oorverdovend gejuich breekt los. De Bastille is gevallen... Symboolwerking
De 14e juli wordt in Frankrijk nog steeds als een nationale 6
De dag van de bestorming van de Bastille, 14 juli 1789, is nu de nationale feestdag van Frankrijk. De oude burcht was geen belangrijk gebouw, de val ervan was wel belangrijk, want de volksmassa werd zich haar kracht bewust.
feestdag gevierd. De val van de Bastille gold en geldt ook nu nog als hét symbool van de Franse Revolutie. Bij nadere beschouwing valt echter niet vol te houden dat de revolutie met de val van de Bastille begint. Het gebeuren heeft veel meer een symboolwerking dan de betekenis van een werkelijke omwenteling. Op de 14e juli zaten er in de Bastille slechts zeven personen gevangen en alle zeven waren "gewone" misdadigers. Belangrijker dan de aanleiding zijn de oorzaken van de Franse Revolutie. Hoe kon de Franse Revolutie ontstaan en wat verstaan we eigenlijk onder een revolutie?
1
DE OUDE EN DE NIEUWE REVOLUTIEGEDACHTE
De Franse Revolutie geldt als de eerste echte en bewuste revolutie. Velen van de latere revolutionairen beschouwen de Franse Revolutie als hét grote voorbeeld. Met de Franse Revolutie en de opkcmst van de industriële samenleving breekt de moderne tijd aan. De ideologie van de moderne wereld dringt door de Franse Revolutie de Europese landen binnen. Maar wat is nu het wezen van een revolutie in het algemeen en van de Franse Revolutie in het bijzonder? 1.1.
Wat is een revolutie?
Een revolutie is een grote verandering in een gelaagde samenleving die in korte tijd plaatsvindt. De macht gaat hierbij meestal met geweld van de ene bevolkingsgroep op de andere over en er vinden belangrijke wijzigingen in de gelaagdheid van de samenleving plaats. Een revolutionaire beweging wil dus op politiek en maatschappelijk gebied de bestaande orde omverwerpen. Deze vernieuwing wordt steeds ideologisch gemotiveerd. Een revolutie betekent meestal een opzettelijke breuk met de historisch gegroeide werkelijkheid. Men wordt bij een revolutie geleid door een bepaald ideaal en een bepaalde verwachting die verder strekt dan alleen de eigen tijd. Een revolutie moet dus duidelijk onderscheiden worden van een opstand of staatsgreep, waarbij alleen het gezag over het land van de ene groep op de andere overgaat, maar waarbij er voor de mensen niets of weinig verandert. 1.2.
De oude revolutiegedachte
In de Middeleeuwen zijn er tientallen opstanden geweest. Meestal waren het spontane woede-uitbarstingen van het hongerende, door de adel onderdrukte en uitgebuite volk. Het waren veelal schermutselingen om een homp brood of een kruik jenever. Deze opstanden hadden geen politiek perspectief. Er was geen sprake van een ideaal van een nieuwe sociale orde. De bestaande orde was door God ingesteld en in het algemeen stond de middeleeuwer wantrouwend tegenover elke gedachte van wat wij een structuurverandering noemen. Natuurlijk was er ook in de • Middeleeuwen verzet tegen onrechtvaardige heersers. Verzet hiertegen was gerechtvaardigd omdat deze "tirannen" zelf de Goddelijke orde aantastten. In deze gevallen ging het om terugkeer tot het "oude recht", om handhaving van de 8
situatie zoals die ook historisch gegroeid was. Terug naar de situatie van vroeger was het parool van alle "opstandelingen", terug naar het verleden toen alles beter was. Te denken valt hierbij aan het hervormingsstreven van geestelijken en bewegingen in de Middeleeuwen die kritiek uitoefenden op de groeiende macht en rijkdom van de kerk. De oude (oudste) Kerk met haar eenvoud en apostolische armoede diende hierbij tot voorbeeld. We zien dat een economische crisis in deze tijd vaak religieus vertaald wordt. De boerenopstand(en) onder leiding van Thomas Münzer ' en het optreden van de Wederdopers zijn hiervan voorbeelden. Dit teruggrijpen op vroeger, het verlangen naar herstel, is ook kenmerkend voor de Renaissance en de Reformatie. Het voorvoegsel re-betekent immers terug. Terug naar de Klassieke Oudheid en terug naar de Bijbel. In astronomische zin wordt met revolutie de regelmatige omwenteling van de hemellichamen bedoeld. In de Tachtigjarige oorlog overheerst ook het verlangen tot, zeker in de beginfase, het terugkeren naar het goede van weleer. In de rechtvaardiging van de opstand doet men telkens een beroep op de oude, door de koning bezworen privileges en rechten. Men verdedigt de historische rechten van de gewestelijke staten. De strijd van het Engelse Parlement tegen Karei I heeft hetzelfde karakter. Een verzet tegen de vorst omdat hij oude rechten niet ontziet. En onze eigen Willem III maakt de overtocht naar Engeland om de oude rechtsorde, namelijk de rechten van het Parlement, te herstellen. Niet anders is de strijd in Frankrijk waar de Staten-Generaal, als de vertegenwoordiging van de standen, er als steeds op uit is, de regering onder haar toezicht te stellen. Juist de versterking van de koninklijke macht het absolutisme - waardoor de Staten-Generaal 175 jaar niet bij elkaar zou komen - maakt de reactie op het einde van de 18e eeuw des te heftiger. Samenvattend zien we dat alle opstanden tot de 18e eeuw niet werkelijk iets nieuws brengen. De bestaande orde als zodanig wordt goed geacht, men verzet zich tegen de aantasting van de in het verleden verkregen rechten. 1.3.
De nieuwe revolutiegedachte
De 18e eeuw verstoort dit beeld. Zij brengt op geestelijk terrein een grote en ingrijpende omkeer, die mede het 9
fundament zal vormen voor een levensgevoel en een denkwereld, waarin de mens bevrijd is van alle bevoogding. De 18e eeuw, de eeuw van de Verlichting, draagt in geestelijk opzicht de bouwstenen aan voor het moderne denken, dat zo kenmerkend is geworden voor de huidige cultuur. Wat is nu het wezenlijke van dit nieuwe denken? Vfel, de blik van de Verlichtingsfilosofen is niet langer op het verleden, maar op de toekomst gericht. Het leven hier op aarde is bij het licht der rede te vervolmaken. Tot de 18e eeuw heeft het Christendom de Europese cultuur bepaald, het heeft het menselijk bestaan alleen bestemming willen geven in het licht van Gods bedoelingen, hoe dan ook te verstaan. Het volstrekt nieuwe van de 18e eeuw is de "idea of progress". Dit vooruitgangsgeloof is tot op de dag van vandaag ondanks al zijn ups en downs en ondanks alle kritische kanttekeningen en reacties een telkens terugkerende (grond)gedachte in onze Westerse beschaving gebleven. Dit betekende tevens het ontstaan van een andere en daardoor nieuwe revolutiegedachte. De kern van deze nieuwe revolutiegedachte is dat het begrip revolutie verbonden is met de toekomst. Niet langer terug, maar vooruit, luidt het parool. Hier op aarde is reeds vrijheid en mondigheid te realiseren. Verlichtingsfilosofen beperken dit nieuwe vrijheidsideaal niet tot het persoonlijke, zoals de Renaissance dat gedaan had, maar breiden het uit tot een publieke zaak. De mensheid kan zelf een nieuwe wereld scheppen die de volmaaktste is van alle werelden. Wanneer, zoals straks met de Franse Revolutie, deze revolutie der geesten samen gaat vallen met diepingrijpende sociaal-economische structuurveranderingen ontstaat de hedendaagse revolutie(gedachte). Totaal nieuw hierbij is de ontwikkeling, dat het grauw, het plebs niet meer stil te krijgen is met de vervulling van de meest elementaire levensbehoeften. In de politieke of sociale revolutie heeft de massa een perspectief voor ogen dat verder reikt dan de leniging van de nood van vandaag. De revolutie tilt de heffe des volks uit haar laag waarin ze geboren en waarvoor ze derhalve ook bestemd was. 1.4.
Conclusie
De Franse Revolutie is een nieuwe revolutie, omdat hier werd afgerekend met de oude maatschappelijke orde en de daarbij behorende manier van leven en denken. Er breekt een nieuwe tijd aan met een andere maatschappelijke orde en een andere manier van denken en leven. 10
2
ACHTERGRONDEN VAN DE FRANSE REVOLUTIE
2.1.
De Franse samenleving vóór de Franse Revolutie
Frankrijk is in de 18e eeuw de machtigste staat van Europa met de meeste inwoners op Rusland na. Met een inwonertal van bijna 25 miljoen mensen in 1789, is één op de vijf Europeanen Fransman. Onder het Franse volk is de nationale eenheid van alle volken van Europa het verst voortgeschreden. De centralisatie van bestuursinstellingen en administratieve procedures is in Frankrijk het verste gevorderd. Frankrijk is onder Lodewijk XIV het rijkste land van Europa geworden. De oorzaak van de Franse Revolutie moet naast algemene Europese toestanden, ook gezocht worden in de bijzondere situatie van Frankrijk. Het is in veel opzichten de zuiverste vorm van een absolute monarchie in Europa. Juist in dit land zal het conflict tussen het Ancien Régime met haar gevestigde stelsel en haar bevoorrechten en de nieuwe maatschappelijke krachten in opkomst het meest acuut en hevig zijn. 2.1.1.
Standenmaatschappij
Frankrijk kent tot aan de vooravond van de Revolutie een indeling van de maatschappij in drie standen die sinds de Middeleeuwen niet wezenlijk veranderd is. Deze gelaagdheid van de maatschappij in drie groepen, die standen worden genoemd, belemmert vooral de economische en politieke ontwikkeling van Frankrijk. De eerste stand bestaat uit de geestelijkheid, de tweede uit de adel en de derde omvat de rest van de bevolking. Het is gebruikelijk de derde stand zelf weer in een aantal sub-lagen of sub-groepen te verdelen, waarvan de bourgeoisie (van kleine pachter tot en met de rijke en ontwikkelde bovenlaag der steden) en de grote massa van boeren en handarbeiders de twee belangrijkste zijn. De adel en de geestelijkheid maken nauwelijks 2% van de totale bevolking uit, maar bezitten in de 18e eeuw meer dan 30% van de grond. Wat nog belangrijker is, is het feit dat de eerste twee standen zijn vrijgesteld van de meeste belastingen. Bovendien vallen alle hoge ambten en posten in de kerk, het leger en het regeringsapparaat alleen toe aan de hoge geestelijkheid en de hoge adel. De economische macht van de kerk berust op de heffing van de tienden en op hun bezit van onroerend goed. Haar li
Soldaten beschermen de belastingambtenaar bij het innen van de belasting. De groep van kleine boeren was in het bijzonder de dupe van het onrechtvaardige belastingstelsel van vóór de Franse Revolutie.
Spotprent op de onderdrukking van de boeren door de eerste en tweede stand. De konijnen eten het koren van de boer op. Uit de zakken van de geestelijke en de grootgrondbezitter steken de papieren van de belastingvrijstelling.
.-<;r rr,
inkomsten zijn ruim. De adel blokkeert elk voorstel tot een rechtvaardige belastingverdeling. Sinds de dood van 12
:
i, i fwir.s 1 i > i
Lodewijk XIV in 1715 zien we zelfs een verscherping van de aanspraken van de adel op haar traditionele rechten. In een aantal opzichten wordt de positie van de adel in de tweede helft van de achttiende eeuw namelijk aangevochten. Als reactie hierop verdedigt hij zijn . verworven rechten des te feller. Een voorbeeld hiervan is de verzwaring van de zogenaamde heerlijke rechten in de loop van de 18e eeuw. Onder heerlijke rechten verstaan we in dit verband bijvoorbeeld het uit de Middeleeuwen stammend recht van de adellijke heren om in hun gebied recht te spreken, het door de boeren laten verrichten van werkzaamheden aan wegen en bruggen op hun grond, de verplichting voor de boeren koren te malen in de molen van hun heer, brood te bakken in zijn oven, druiven te persen in zijn wijnpers. Gedurende de zeventiende eeuw zijn in veel gebieden deze rechten en plichten minder belangrijk geworden. Naarmate de toestand van de adel hachelijker begint te worden eist zij des te scherper haar traditionele rechten op. De zware belastingen aan hun adellijke heer uit de omgeving, de koning of de kerk drukken als een loden last op de boeren. Zo betalen de boeren bijv. de taille (vermogensbelasting), hoofdgeld, twintigsten, zoutbelasting en tienden. De adel heeft als enige het recht op wilde dieren te jagen en deze hebben het vaak voorzien op de oogst of het vee van de boeren. Een boer die een wild dier doodt wacht een gevangenisstraf. Soms moeten de boeren zelfs voedsel voor deze dieren planten in plaats van voedsel voor zichzelf. Sommige edelen laten de boeren in hun kasteelvijver zwemmen om het gekwaak van de kikkers te voorkomen, zodat zij zelf hun middagdutje kunnen doen. De standenmaatschappij in Frankrijk houdt de bestaande orde in stand en maakt wezenlijke veranderingen in die orde onmogelijk. De rechtsongelijkheid is zelfs in wetten vastgelegd en wordt verdedigd met een beroep op de orde en plaats voor de verschillende standen zoals God die gewild en gegeven heeft. 2.1.2.
Absolutisme
Frankrijk is ook nog in de 18e eeuw hét voorbeeld van de absolute monarchie. In de 17e eeuw zijn de Hugenoten, maar ook de Staten-Generaal waarin de drie standen vertegenwoordigd zijn, aan de absolute staatsmacht onderworpen. De parlementen ofwel de opperste gerechtshoven waarvan er in Frankrijk dertien zijn, 13
Luchtopname van het paleis en de tuinen van Versailles. Onder bodewijk XIV kwam het absolutisme tot een hoogtepunt in Frankrijk. Het paleis en de tuinen van Versailles waren de symbolen van de absolute macht van de koning.
moeten samen met de Staten-Generaal het natuurlijke evenwicht tegen het koningsschap vormen. De parlementen zijn veelal door de koning in hun rechten beperkt en de Staten-Generaal is in 1789 sinds 1614 niet meer bijeen geweest. Het absolutisme beleeft onder Lodewijk XIV een hoogtepunt. Hij beschouwt zich met uitsluiting van alle anderen als Gods vertegenwoordiger op aarde. Zijn onderdanen moeten hem daarcm ook als zodanig eren en gehoorzamen. In heel hun optreden laten Lodewijk XIV en zijn opvolgers duidelijk uitkomen dat alleen zij het recht bezitten wetten te maken. Niemand kan immers beter weten wat de echte noden en belangen zijn van het land dan de door God aangestelde persoon om Frankrijk te besturen: de Franse koning zelf. Hij zegt van zichzelf: "Mijn wil is, dat iedereen die geboren is als onderdaan mij moet gehoorzamen". Lodewijk XIV zegt tegen zijn belangrijkste medewerkers nadat zijn eerste minister Mazarin is gestorven: "Mijne heren, ik heb u bijeen laten komen om u te zeggen dat ik in de toekcmst zelf mijn eigen eerste minister zal zijn. U zult mij met uw raad steunen als ik daarom vraag. Ik verbied u iets te 14
ondertekenen zonder mijn bevel, zelfs geen paspoort". Wat dit absolutisme na Lodewijk XIV zo erg maakt is, dat de monarchie gedragen wordt door uitermate ongeschikte of zwakke figuren als Lodewijk XV en Lodewijk XVI, die wel telkens krachtige hervomingsgezinde ministers aan het bewind brengen, maar als het er op aan begint te komen, hen laten vallen. 2.1.3.
Een nieuwe groep van rijk geworden burgers
In de 16e en 17e eeuw zijn grote maatschappelijke veranderingen tot stand gekomen. Door ontdekkingsreizen, het ontstaan van een wereldhandel en daaraan verbonden het ontstaan van een handelskapitalisme zien we in toenemende mate vanaf de 16e eeuw een economische groei. Er ontstaat een nieuwe laag van rijken, de burgers, ook wel de bourgeoisie genoemd. Deze burgers hebben wel geld, organisatievermogen en ontwikkeling, maar niet een daarbij behorende politieke invloed. Deze nieuwe klasse ziet zich in Frankrijk de weg versperd door de adel, die in bezit is van de belangrijkste posities. Rijk geworden kooplieden, filosofen, wetenschappers en advocaten eisen een positie in de maatschappij die evenredig is met hun werkelijke economische en intellectuele betekenis. De burgerij die tot hogere ontwikkeling en welvaart gekomen is, heeft echter geen enkele invloed op de regering. Het koninklijk absolutisme, onder Lodewijk XIV tot een hoogtepunt gekomen, beheerst samen met de adel en de geestelijkheid Frankrijk. Wel kunnen de burgers lagere functies of lagere ambten kopen. We kunnen dan bijvoorbeeld denken aan personen die zich bezig houden met de rechtsbedeling en het uitvoeren van de uitspraken van de eerstgenoemden. De burger staat overigens bijna even ver van het volk als de edelman van de burger. De afgunst en haat tussen de drie standen mag bekend verondersteld worden, maar ook tussen de»rijke koopman en de landarbeiders, beiden behorend tot de derde stand, bestaat een bijkans onoverbrugbare kloof. 2.2.
Oorzaken van de Franse Revolutie
Het is onmogelijk de Franse Revolutie te verklaren vanuit één oorzaak. Vele oorzaken die meestal met elkaar samenhangen en elkaar versterken leiden tot de Franse Revolutie. Globaal zijn deze oorzaken terug te brengen tot twee categorieën, namelijk ideologische of ideeële oorzaken (men is het principieel oneens met de gang van zaken) en 15
materiële of sociaal-economische oorzaken (men is ontevreden over de verdeling van macht, geld en goed). Deze twee categorieën moeten overigens niet strikt van elkaar gescheiden worden. Ze beïnvloeden elkaar en zijn van elkaar afhankelijk. 2.2.1.
Een nieuw geestesklimaat
De Franse Revolutie is mede bepaald door wat we het tijdperk van de Verlichting noemen. Deze doorbraakperiode van ongeveer 1700-1750 kenmerkt zich door het ontstaan van allerlei nieuwe denkbeelden, normen en waarden bij de ontwikkelde Europeanen van deze tijd. De 18e eeuw geeft voorts een doorbraak op wetenschappelijk terrein te zien. De bouwstenen voor deze omwenteling in de wetenschap zijn al in de 16e en 17e eeuw aangedragen. We kunnen de ontwikkelingen in de wetenschap goed volgen aan de hand van de astronomie. In de Middeleeuwen ging men er vanuit dat de aarde het middelpunt van het heelal was. Daaromheen, dacht men, draaiden de zon, de maan, de planeten en de sterren. Daarbuiten waren God en de hemel. Die voorstelling had men overgenomen van de klassieke schrijvers. Er werd niet aan getwijfeld. Maar astronomen merkten steeds meer dat hun eigen waarneming van de sterrenhemel de oude voorstelling op losse schroeven zette. In 1543 toonde de Pool Copernicus aan, dat de aarde en de andere planeten om de zon draaien. Deze ontwikkeling in het onderzoeken en denken heeft ook gevolgen voor andere wetenschapsgebieden. In de 17e eeuw beginnen veel geleerden te twijfelen aan de bijbelse en klassieke waarheden. Sommige geleerden, zoals de Fransman René Descartes, stellen dat het verwerven van echte, voor altijd geldende kennis onmogelijk is. De echte kennis is alleen te verwerven door waar te nemen, dus door te kijken, te meten enz. Een wetenschapper moet proeven doen, experimenteren, om na te gaan of bepaalde veronderstellingen kloppen. De enige manier om kennis te vergaren is gebaseerd op de enpirie (ervaring). In deze periode wordt de grondslag gelegd voor de moderne (natuur)wetenschap. Het tijdperk van de Verlichting is zowel vanuit de wetenschap en dan vooral vanuit de filosofie als vanuit de economische groei van de 17e eeuw te verklaren. Immers, vergeleken met de Middeleeuwen is er sprake van een toename van de algemene welvaart. Door een nieuwe vorm van handel (oceaanhandel) komt de economische ontwikkeling in een stroomversnelling. Een 16
nieuwe klasse van rijke burgers ontstaat hierdoor. Het is vooral deze nieuwe laag in de samenleving, waarin de Verlichtingsdenkbeelden ontstaan en verbreid worden. Eén van de belangrijkste grondtrekken van de Verlichting is dat niets voor haar kritiek veilig is. De verlichte denkers hebben bijvoorbeeld kritiek op de godsdienst, het gezag, de Bijbel als openbaring, de mens en de kerk. De leus van de Verlichting wordt dan zoals de filosoof Kant die omschrijft: "De bevrijding van de mens uit zijn onmondigheid". De mens is overigens zelf schuldig aan deze onmondigheid. Het gevolg van de allesomvattende kritiek op geestelijk gebied is de afbraak van het traditionele Christendon. In de Verlichting spreekt men van een natuurlijke religie of deïsme. De mens is hierin niet langer van nature verdorven, maar hij is in staat om, slechts geleid door het licht der rede en door de ervaring, het goede leven op deze aarde te vervolmaken. Optimisme en verdraagzaamheid zijn de twee belangrijkste artikelen van deze nieuwe geloofsbelijdenis. God is in deze nieuwe religie de "klokkemaker", de schepping wikkelt zichzelf af. God heeft de wereld geschapen, maar bemoeit zich er niet meer mee. Slechts daar waar het verstand te kort schiet, vult men God in. Godsdienst is in deze gedachtengang alleen maar zedelijk en deugdzaam leven. 2.2.2.
De aanval op het absolutisme en de idee van de volkssoevereiniteit
Behalve op de kerk en op de godsdienst richt de kritiek zich ook op de orde van de staat. In de Verlichtingsdenkbeelden is geen plaats voor het absolute, door God ingestelde gezag. In Frankrijk richten Voltaire, Rousseau en Montesquieu hun pijlen op alle gezag dat "van boven" komt. Volgens Rousseau behoort de hoogste macht niet aan een vorst, maar aan het volk. Hij stelt dat het volk soeverein is, en is daarmee de eerste die de leer van de volkssoevereiniteit zo duidelijk onder woorden brengt. Rousseau ziet de oorsprong van alle ellende in de maatschappelijke ordening. De mens wordt vrij geboren, maar allerlei instellingen als de kerk en de absolute macht van de koning houden hem in ketenen gevangen. De werkelijkheid moet weer in overeenstemming gebracht worden met de natuur. De natuur zelf leert dat de mens zogenaamde natuurlijke en onaantastbare rechten heeft. De van nature goede en rationele individuen moeten in hun 17
natuurstaat een sociaal contract sluiten dat erop is gericht een staat te scheppen die de uitoefening van deze rechten kan garanderen. Een andere aanval op de absolute macht van de koning komt van de Engelsman Locke. Hij ontkent de goddelijke rechten van de koning. Hij is wel de vader van de Verlichting genoemd. Ieder mens, zo leert Locke, komt als een onbeschreven blad papier op de wereld. Alleen het milieu, de omgeving, vormt de mens. Breek daarom alle instellingen af die de wil en de vrijheid van het individu belemmeren en verbreek alle banden die de mens van buiten af zijn opgelegd. Alleen dan komt het goed,zo luidt zijn optimistische visie. De Franse filosoof Montesquieu heeft de ideeën van Locke en andere Verlichtingsdenkers een politieke vorm gegeven die tot op de dag van vandaag de basis is voor de legitimatie van de staatsmacht. We bedoelen hier de leer van de trias politica. Niet alle macht; de wetgeving, het uitvoeren van de wetten en het beoefenen van de rechtspraak, behoort toe aan één persoon, namelijk de koning. Montesquieu pleit voor een driedeling van de macht: een koning met uitvoerende macht, een volksvertegenwoordiging met wetgevende macht, en een onafhankelijke rechterlijke macht. Door deze ideeën uit de Verlichting ontstaat in beginsel de democratie zoals wij die kennen. De grondgedachte hiervan is dat de mens in volstrekte vrijheid zijn eigen geluk meent te kunnen maken. Eigenlijk ligt hier de sleutel van het moderne levensbesef. Er vindt een
John Locke (links), Jean-Jacques Rousseau (midden) en Charles-Louis de Montesquieu. Zij brachten nieuwe politieke denkbeelden in de 17e en 18e eeuw. Hun leer van de contracttheorie, de volkssoevereiniteit en de zogenaamde machtenscheiding heeft aan actualiteit nog niets ingeboet.
18
duidelijke breuk met het verleden plaats. Het leven en denken van de mensen wordt sterk individualistisch. .2.3.
Sociaal-economische spanningen
Op het einde van de 18e eeuw zien we in Frankrijk een enorme tegenstelling tussen de maatschappelijke orde en het Ancien Régime enerzijds en de sociaal-economische ontwikkeling anderzijds. De Franse maatschappij wordt nog beheerst door de aristocratie (koning en adel) die blijft vasthouden aan de in het verleden verworven rechten. Hoewel de Franse adel tegen het einde van de 18e eeuw nog maar een schim is van wat het eens geweest is, beheerst het beginsel van ongelijkheid in rechten en levensomstandigheden de Franse samenleving. De derde stand neemt dagelijks toe in kracht terwijl de adel onophoudelijk krachten verliest. De adel zelf valt overigens in talrijke onderscheidingen uiteen. Tussen een adellijke hoveling en een provinciale edelman bestaan net zoveel verschillen als tussen de standen onderling. Maar er heerst onder de adel wel een zekere gelijkmatige geest. Er zijn vaste regels waaraan de adel gehoorzaamt, de adel bestuurt zichzelf volgens bepaalde onveranderlijke gebruiken en koestert bepaalde gedachten die al zijn leden delen. De adel en de derde stand leven naast elkaar op dezelfde grond, maar zij vormen daar als het ware twee verschillende naties die vreemden voor elkaar blijven. Dit zich apart opstellen van de adel leidt er toe dat hij zich juist vervreemdt van de leiders van de derde stand: de rijke koopman, de welvarende bankier, de bekwame industrieel, de letterkundige en de geleerde. Plaatselijk kon deze middenklasse tot sommige functies en ambten doordringen maar haar werkelijke belangen en wensen worden geblokkeerd door een overheid die het traditionele economische bestel wil handhaven. De ondernemende handelskapitalisten daarentegen willen voortaan zelf de lonen, prijzen en de buitenlandse handel regelen. Ook op economisch terrein willen deze burgers zich ontdoen van de knellende banden van de overheid. De grote meerderheid van boeren vormt een geheel eigensoortig probleem. Een groot deel van de boeren is in bezit gekomen van een eigen stukje grond. Lijfeigenschap en horigheid, in het Duitsland van de 18e eeuw nog een werkelijkheid, zijn in Frankrijk nagenoeg afgeschaft. Toch biedt dit feodale stelsel uit de Middeleeuwen een zekere bescherming, wat de gemiddelde Franse boer nu 19
mist, terwijl de eigen grondopbrengsten onvoldoende zijn om een redelijk bestaansminimum te garanderen. De enorme versnippering van de grond, de drukkende belastingen en de resten van de oorspronkelijke herendiensten veroorzaken enorme lasten voor de vrije boeren. Niet ondraaglijke levensomstandigheden, doch juist een verbetering daarin doet de boeren meer en meer naar snellere verandering verlangen. De levensomstandigheden van het gewone volk in de steden worden in de loop van de 18e eeuw steeds slechter. De lonen stijgen nauwelijks, de prijzen daarentegen (met name voor graan) wel. Het platteland verarmt, niet zelden eten de boeren hun eigen zaaikoren op. Door deze verarming wordt de markt voor industrieprodukten kleiner, waardoor een langdurige depressie in de industrie teweeggebracht wordt. De armen van het platteland zijn wanhopig, oproerig en geneigd tot banditisme. De arme stadsbevolking is dubbel wanhopig, omdat het werk wegvalt juist op het moment, dat de kosten voor het levensonderhoud oplopen. Nu behoren broodopstanden tot de vaste verschijnselen van elke eeuw tot aan de Franse Revolutie. Maar wat de situatie uniek maakt, is het feit dat deze telkens terugkerende bestaansonzekerheid nu samenvalt met dieperliggende omwentelingen op politiek, sociaal-economisch en geestelijk gebied. 2.2.4.
Bestuurlijke wanorde
Frankrijks economische en sociale ontwikkeling verdraagt zich niet met de verouderde staatsinstellingen en de verroeste belastingstructuur. In het provinciale en lokale bestuur heerst wanorde en verwarring. Nieuwe en oude bestuursdistricten bestaan naast elkaar evenals militaire en kerkelijke districten. Naast het middeleeuwse ambt van baljuw bestaat ook de 16e eeuwse bestuursfunctie van gouverneur nog. Bij de rechtspraak heerst grote willekeur. De omkoopbaarheid van de ambten leidt tot grote baantjesjagerij in het hele land. Vooral de leden van de derde stand weten op deze manier voor grote sommen gelds plaatselijke posten te veroveren. Het immense ambtenarenapparaat, de bestuurlijke ruggegraat van het koninklijk absolutisme, functioneert niet meer naar behoren. De binnenlandse tolrechten staan een eenheid in de weg. Juist het naast elkaar bestaan van oude en nieuwe instellingen maakt de Franse geesten rustelozer en bezorgder. 20
3
DE FRANSE REVOLUTIE
3.1.
Een dreigend staatsbankroet
De financiële crisis waarin Frankrijk in de tweede helft van de 18e eeuw verkeerde versnelde de ondergang van het Ancien Régime. Toen Lodewijk XVI als jonge man van 20 jaar in 1774 de Franse troon besteeg was het jaarlijks tekort ongeveer anderhalf maal groter dan de inkomsten. In de jaren 1787 en 1788 werd het jaarlijks begrotingstekort aangevuld met leningen die samen een bedrag van tussen de 20 en 40% van de totale begroting bedroegen. Ongeveer de helft van de begroting was al bestemd voor de aflossing en rente van bestaande schulden. Vooral Frankrijks deelname aan de Amerikaanse Vrijheidsoorlog (1774-1783) had de financiële ruggegraat van Frankrijk gebroken. De enige uitweg uit deze crisis was gelijkheid van de belasting voor alle onderdanen, dus ook voor adel en geestelijkheid. Terwijl het land failliet raakte, werden echter alle voorstellen tot belastinghervorming tegengehouden. De adel eiste dat een belastinghervorming alleen goedgekeurd kon worden door de Staten-Generaal. Deze was sinds 1614 niet meer bijeen geweest. 3.2.
De Staten-Generaal bijeen
Op 5 mei 1789 kwamen de leden van de Staten-Generaal bijeen. Er heerste echter grote onzekerheid. Want wat was nu precies de bevoegdheid van de Staten-Generaal en welke regels waren er? In het verleden was het altijd zo geweest dat de drie standen elk één stem uitbrachten. Dit werkte in het voordeel van de bevoorrechte standen. De derde stand eiste hoofdelijke stemming. In december 1788 had de koning ingestemd met een verdubbeling van het aantal zetels van de derde stand, zodat bij een hoofdelijke stemming de derde stand in een meerderheid was. De geestelijkheid telde 291 afgevaardigden, de adel 270 en de derde stand 578 afgevaardigden. Bovendien kon de derde stand rekenen op de stemmen van enkele edelen en geestelijken. De koning, de geestelijkheid en de adel verwierpen het voorstel tot hoofdelijke stemming, maar de bourgeoisie, waaruit de derde stand voor het grootste deel bestond, weigerde zich hierbij neer te leggen. Op 17 juni roept de derde stand zich uit naam van het soevereine volk uit tot Nationale Vergadering. De koning blijft weigeren over belastingaangelegenheden hoofdelijk te stemmen. Hij geeft 21
Lodewijk XVI. De persoon van de koning was een tragisch figuur. Hij was een speelbal tussen zijn vrouw en invloedrijke raadgevers aan het hof. Zijn grootste hobby's waren de jacht en het maken van sloten.
zelfs opdracht de vergaderzaal van de derde stand dicht te laten timmeren. Dan wijkt de derde stand uit naar de kaatsbaan, waar prinsen gewoonlijk bal speelden. Hier zweren de leden van de derde stand niet eerder uit elkaar te gaan tot Frankrijk een grondwet zou hebben gekregen. Luid en duidelijk klinken de woorden in de kaatsbaan van Versailles: "...de tirannie en de tirannen te weerstaan...". Het zijn woorden met vérstrekkende gevolgen. De bevelen van de koning worden niet opgevolgd. Mirabeau, een afgevaardigde van de derde stand, spreekt de historisch geworden woorden: "Wij zullen niet heengaan, alleen het geweld van bajonetten kan ons dwingen ". Tenslotte verzoekt de koning de adel en de geestelijkheid zich bij de Nationale Vergadering te voegen. 3.3.
De bestorming van de Bastille
Op 9 juli werd de Nationale Vergadering omgedoopt tot Grondwetgevende Nationale Vergadering. De derde stand leek te hebben gewonnen, maar de huid van de beer kon nog niet verkocht worden, omdat hij nog niet geschoten was. Lodewijk verzamelde namelijk ondertussen 20.000 man buitenlandse troepen rondom Parijs en Versailles. De Parijse bevolking, geagiteerd door de schaarste en de duurte van de 22
levensmiddelen, begon opstandig te worden. Vooral door angst en honger gedreven raakte de bevolking aan het plunderen en muiten. Dit leidde tot de bestorming van de Bastille, zoals we die in de inleiding hebben beschreven. Onbeschrijflijk was de naïviteit waarmee de koning de werkelijkheid gadesloeg. In zijn dagboek heeft hij een verslag van deze dagen gemaakt: Zaterdag 11 juli: Niets. Vertrek van Necker Zondag 12 juli: Niets. Vertrek van Montmorin. Maandag 13 juli: Niets. Dinsdag 14 juli: Niets. Arme koning. Als hij 's nachts door een hoveling wakker gemaakt wordt en hem wordt verteld wat zich heeft afgespeeld, reageert hij nerveus: "Maar dit is een opstand tegen het wettige gezag". "Nee, sire", antwoordt de hoveling, "dit is een revolutie!" De val van de Bastille werd over de hele wereld begroet als het begin van een bevrijding. Zelfs de strenge filosoof Immanuël Kant, in wiens gewoonten een dergelijke regelmaat heerste dat de burgers van de stad er hun horloge op gelijk konden zetten, stelde het uur van zijn middagwandeling uit, toen hij het nieuws hoorde. Hij overtuigde hierdoor zijn omgeving ervan dat er een wereldschokkende gebeurtenis had plaats gehad. Intussen begon er een aristocratische uittocht naar het buitenland. De boeren op het platteland die bang waren voor wraakacties van de adel sloegen aan het plunderen. Landgoederen van edelen en kloosters moesten het ontgelden. Belastingpachters en onwillige edelen werden opgehangen. .
De verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger
In de nachtelijke vergadering van 4 op 5 augustus 1789 maakte de Nationale Vergadering een einde aan alle belastingvoorrechten, feodale diensten en kerkelijke tienden in een geestdriftige sfeer van vernieuwing. Op 26 augustus 1789 kwam de Vergadering met een Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger. Het is wel de geloofsbelijdenis van de Franse Revolutie genoemd. De kern ervan is de overtuiging dat de grondslag van elke staatsmacht uitsluitend berust bij het volk. De principes van vrijheid, gelijkheid en broederschap zouden niet alleen gelden voor Frankrijk, maar voor alle volken, alle landen en alle tijden. Maar zover was het nog lang niet. De koning weigerde de besluiten van de Nationale Vergadering van 5 en 26 augustus goed te keuren. Opnieuw kwam de volksmassa in beweging. Hongersnood in Parijs en wilde geruchten leidden 23
tot nieuwe onrust. Een groep van bijna 30.000 mannen en vrouwen trok in de stromende regen en onder een loodzware hemel naar Versailles en dwong de koning naar Parijs te komen om de besluiten te ondertekenen. Het is één van de meest beroemde taferelen in de geschiedenis van de revolutie geworden. Een uitzinnige, krijsende en hysterische menigte drong op het paleis in Versailles aan. Enkele vrouwen kwamen tot in de kamer van de koning. Een in vodden gehulde vrouw houdt een stuk beschimmeld brood omhoog en roept: "We zullen het de Oostenrijkse (de koningin Marie Antoinette) door de strot duwen en anders zullen we haar de keel af snijden". Diezelfde avond trok de koets met de koninklijke familie naar Parijs. Het zegevierende volk zong: "Daar komen we met de bakker, de bakkersvrouw en het kleine bakkerszoontje". De koninklijke familie werd ondergebracht in de Tuilerieën, in een smalle, ongeriefelijke en donkere vleugel. Opnieuw had de Nationale Vergadering, dankzij de Parijzenaars gezegevierd. Maar de Nationale Vergadering wachtte zich ervoor het gewone volk in de politiek te betrekkken. Men trok nog niet alle consequenties uit de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger. In 1790 had de aristocratie haar hoop op een terugkeer naar de oude maatschappij nog lang niet opgegeven. Temeer daar de praktijken van de uitgeweken adel, de intriges van de buitenlandse hoven en de aanzetten tot een contra-revolutie de hoop levend hielden. Binnen de Nationale Vergadering ontwikkelden zich langzamerhand verschillende groepen. Naast de aristrocraten, monarchisten en de constitutionelen kwam vooral de democratische groep die de belangen van het volk verdedigde en algemeen stemrecht eiste, naar voren. Deze groep heeft in Robespierre, een advocaat uit Arras, een onovertroffen woordvoerder. Als een lawine stortten zijn woorden naar beneden, hij bezielde zijn toehoorders. Meeslepend, hartstochtelijk en agressief zweepte hij de massa op. In talloos vele volksclubs werden politieke pamfletten besproken en hevige discussies gevoerd. Wanneer Robespierre op een dag aan de Nationale Vergadering voorstelt de doodstraf af te schaffen, staat een Parijse afgevaardigde op. "Ik heb", zegt hij niet zonder voldoening, "een machine uitgevonden, die in één ogenblik uw hoofd van uw romp kan verwijderen, zonder dat u er iest van voelt...!" Doktor Guillotine was er zich op dat moment niet van bewust dat zijn uitvinding hét symbool zou worden
van de gruweldaden die in de naam van de revolutie gepleegd zouden worden. 3.5.
Een grondwet en de vlucht van de koning
De revolutie zelf was nog lang niet uitgewoed. In de wanorde van de revolutionaire omwentelingen kwam er bijna geen belasting meer binnen en op staatsleningen werd bijna niet meer ingeschreven. Een verzoening tussen de adel en de bourgeoisie bleek onmogelijk. In 1791 bereikte de Nationale Vergadering het doel dat zij zich in 1789 gesteld had: er kwam een grondwet. De belangrijkste bepaling hieruit was dat alle Fransen voor de wet werden gelijkgesteld, ongeacht hun afkomst of bezit. De helft van de bevolking kreeg echter geen stemrecht, omdat ze te weinig belasting betaalde. De bourgeoisie verzette zich niet alleen tegen een herstel van de aristocratie, maar ook tegen de werkelijke emancipatie van het volk. Aan de ene kant vonden
De eed in de kaatsbaan. Hier zweren de leden van de derde stand niet eerder uit elkaar te gaan voordat Frankrijk een grondwet heeft gekregen. Zeshonderd mannen zetten één voor één hun handtekening onder de eed van trouw. Het verhaal gaat dat op het laatste moment één persoon weigert te tekenen. 25
de adel en de geestelijkheid dat de hervormingen veel te ver waren gegaan. Aan de andere kant vonden de zogenaamde radicalen dat de hervormingen niet ver genoeg waren gegaan. Er werden nieuwe politieke clubs gevormd, de verwarring en de verdeeldheid namen toe. Verbittering en een stijgend wantrouwen alcm. En ondertussen was de koning in een werkplaats druk bezig met zijn grote hobby: het maken van sloten Vooral op aandringen van zijn vrouw Marie Antoinette ondernam de koninklijke familie een vluchtpoging. Het koninklijk paar had het geloof in buitenlandse hulp nooit opgegeven. En terecht, want ze konden rekenen op de steun van vele vorsten die vreesden dat de revolutie in hun eigen land navolging zou vinden. De redding van de monarchie, de vraag of het koninkrijk zou blijven bestaan, was het probleem dat steeds duidelijker op de voorgrond trad, althans voor degenen, die door de gebeurtenissen heenzagen. Geheel tegen hun zin in stelden de koning en de koningin zich in verbinding met Mirabeau, de gunsteling van het volk, de grote man van de Nationale Vergadering. "Het monster", noemde de koningin hem. Van beide kanten werd er een dubbele rol gespeeld. Mirabeau wilde niet het absolutistisch koninkrijk herstellen, maar een samenwerking tussen het hof en het volk bewerkstelligen. Hij was de grootste man in de eerste fase van de revolutie geweest. Maar dan op een dag in april 1791 stierf Mirabeau. Op het huis waar hij had gewoond werd een marmeren plaat bevestigd met de volgende inscriptie: "Hier blies Mirabeau zijn laatste adem uit. Weent, vrije mannen! Tirannen slaat de ogen neer!" Op maandag 2.0 juni 1791 vluchtte de koninklijke familie uit Parijs. Bij Varennes, niet ver van de Franse grens in het noordoosten van het land, werden de koningin en de koning ontdekt en tegengehouden. Toen ze op 25 juni teruggebracht werden in Parijs spuugden de Parijzenaars op de koetsen. Niemand nam zijn hoed af en de soldaten weigerden de militaire groet te brengen. De mislukte vlucht had grote gevolgen. Lodewijk had de sympathie en het vertrouwen van het volk verspeeld. Hij had zich geïdentificeerd met de vijanden van de revolutie, hij bleek een landverrader. 3.6.
De radicale fase van de revolutie
De republikeinse gedachte won snel terrein in de clubs en districten van Parijs. Het had er eerst op geleken dat. Frankrijk op een rustige en vreedzame wijze gemoderniseerd 26
zou worden, maar revoluties zijn meestal moeilijk te sturen of af te remmen. De derde stand was niet langer eensgezind in haar doeleinden. De burgers raakten verdeeld in groepen die verschillende belangen nastreefden. Twee van die belangengroepen zijn heel bekend geworden en hebben veel invloed gehad o p het verdere verloop van de revolutie: de Girondijnen en de Jacobijnen. Het waren allebei clubs van rijke burgers, maar hun idealen lagen ver uit elkaar. De Jacobijnen werden zo genoemd omdat zij vergaderden in een door de Dominicanen verlaten klooster van de heilige Jacobus. De Girondijnen werden zo genoemd omdat velen van hen uit de streek de Gironde in het zuiden van Frankrijk kwamen. De Jacobijnen waren het radicaalst, het beste georganiseerd en werden aangevoerd door Maximilien Robespierre. Deze jonge jurist was één van de meest begaafde leerlingen van Rousseau. Hij veranderde nooit van mening. Van zijn opvattingen en beginselen week hij nooit af. Hij twijfelde er niet aan dat het zijn plicht was tegenover Frankrijk en de mensheid desnoods duizenden de dood in te jagen. Met een bijkans ongeëvenaard fanatisme zweepte hij op meedogenloze wijze de radicalen op tot vervolmaking van de revolutie. Op alles en iedereen richtte hij zijn pijlen. Op de koning, de gematigden, op de hele Nationale Vergadering. Ze waren allen verraders verklaarde hij, die de revolutionaire beweging wilden doen mislukken. In de lente en zomer van 1792 verbreidde zich over heel Frankrijk een nieuw lied, waarvan de eerste strofe begint met de woorden: Al 1ons, enfants de la patrie (Komt kinderen van het vaderland) le jour de gloire est arrivé, (de dag der glorie is gekomen) en waarbij dan iedere strofe eindigt met het refrein: Te wapen, burgers vormt uw bataljons! Trekt op! Trekt Op! Met onheilig bloed worde onze grond door u doordrenkt! Dit is de Marseillaise, geschreven door de jonge officier Rouguet de Lisle in 1792. In de herfst van 1792 werd de Marseillaise tot de officiële krijgszang van de revolutie, nadat Frankrijk op 20 april 1792 Oostenrijk de oorlog had verklaard. De revolutionairen en vooral de Girondijnen onder hen, zagen in de oorlog een kans om hun buurvolken te helpen zich te bevrijden van hun overheersers, namelijk hun koningen en keizers. Bovendien was de oorlog voor de Girondijnen een voordeel omdat het Franse volk dan al zijn energie op het buitenland zou richten in plaats van op de voortzetting van de revolutie in Frankrijk zelf. De revolutie van de "armen" kon zo misschien voorkomen worden. Voor de koning kwam de oorlog 27
ook niet ongelegen. Hij hoopte met hulp van het buitenland zijn oude macht terug te krijgen. Alleen Robespierre verklaarde zich tegen de oorlog. Een oorlog zou op dit ogenblik, zei Robespierre, een vreselijke vergissing zijn. Het zou ten gevolge hebben, dat het hervormingswerk moest worden stopgezet. Robespierre had deze keer niet helemaal gelijk, want de oorlog, die vrijwel zonder ophouden tot 1815 voortduurde en die Europa in grote beroering bracht, wakkerde in Frankrijk de revolutionaire geest aan. De monarchie werd het eerst slachtoffer. Op 10 augustus 1792 viel het gepeupel het paleis, de Tuilerieën, aan en doodde honderden paleiswachten en bedienden. Lodewijk en zijn familie bleven nog gespaard. 3.7.
Frankrijk wordt een republiek, de koning onder de guillotine
Op 21 september 1792 schafte de nieuw gekozen Wetgevende Vergadering het koningschap af en de Republiek was hiermee een feit. Verder besloot de Wetgevende Vergadering tot het bijeen roepen van de met algemeen kiesrecht gekozen Conventie. Het debuut van het revolutionaire Frankrijk op het slagveld was weinig glorieus. Op 12 augustus trokken Oostenrijkse en Pruisische troepen zelfs over de Franse grens. Even later stonden ze op 200 kilometer van Parijs. Het vaderland was in gevaar. Parijs was in koortsachtige spanning. De geestdrift laaide op. Duizenden vrijwilligers stroomden naar de vaandels. Het waren geen huursoldaten, maar het volk zelf, dat zich al zingend naar het front begaf. Dumouriez, de opperbevelhebber in het noorden haalde bij Valmy in september 1792 de eerste overwinning voor de Fransen. Goethe had de veldslag zelf gadegeslagen. Hij schreef in zijn dagboek de beroemd geworden woorden: "Hier breekt een nieuw tijdperk in de wereldgeschiedenis aan en wij zijn daarvan getuige geweest". Op een grauwe, koude en mistige morgen, 21 januari 1793, werd Lodewijk XVI naar het schavot gevoerd. Louis Capet, zoals zijn burgernaam luidde, werd ervan beschuldigd het vaderland verraden te hebben. In de Conventie spraken 361 leden zich uit voor de doodstraf, 288 leden wensten gevangenisstraf of ballingschap. Op het schavot sprak hij met luide stem: "Ik ben onschuldig aan de misdrijven, die, mij ten laste worden gelegd. Hen, die voor mijn dood verantwoording dragen, vergeef ik...." Het geroffel van de trommels onderbrak hem en hij werd onder de guillotine 28
gelegd. Met één slag scheidde de valbijl het hoofd van het lichaam. Een ogenblik heerste er volkomen stilte. Toen werd er geroepen: "Leve de Republiek!" En het volk danste om het schavot en zong de Marseillaise. 3 . 8 . "Het Schrikbewind"
In de zomer van 1793 kwamen de Jacobijnen aan de macht. Ze waren voorstanders van volledige vrijheid en gelijkheid voor iedereen. Onder aanvoering van Robespierre riepen de Jacobijnen op tot het opbouwen van een nieuwe samenleving. Maar eerst moesten de vijanden in binnenen buitenland verslagen worden. Door de invoering van de algemene dienstplicht en het vormen van een beroepsleger ging de kwaliteit van het leger met sprongen vooruit. De buitenlandse legers bleken er niet tegen opgewassen. In Frankrijk zelf werden alle vermeende verraders opgespoord en gedood. Van een eerlijke rechtspraak was geen sprake. In sptember 1793 werd een wet gemaakt die bepaalde dat iedereen die verdacht werd van tegenwerking meteen ook schuldig verklaard zou worden. De rechters veroordeelden nu tientallen mensen tegelijk. De beulen die de guillotine
Marie Antoinette, de Oostenrijkse, zoals één van de bijnamen van de koningin luidde, staat hier voor haar rechters tijdens "Het Schrikbewind". Ze was nooit populair geweest bij het Franse volk. In tegenstelling tot dat van de koning treurde niemand in Frankrijk om haar lot.
29
bedienden hadden het razend druk. Terreur en angst stempelden het leven. De gevangenissen waren overvol. Onophoudelijk klonk het "geklak" van de guillotine. Deze periode van massale executies en terreur wordt "Het Schrikbewind" genoemd. Tot één van de eerste slachtoffers behoorde de koningin Marie Antoinette, tot de laatste Robespierre zelf die bij zijn vroegere medestanders in ongenade was gevallen. De revolutie verslindt haar eigen kinderen! Ruim 35.000 mensen lieten onder de guillotine het leven. De meesten waren zonder enige vorm van rechtspraak gedood. 3.9.
Het einde van "Het Schrikbewind"
In de herfst van 1794 kwam er een einde aan "Het Schrikbewind". In de winter van 1794/1795 kregen de gematigden onder de bourgeoisie de macht weer in handen. De verworvenheden van de radicalen werden weer afgeschaft. Dus weg met het algemeen kiesrecht; het plebs was ongeschikt om mee te doen aan het bestuur van het land. De Republiek kreeg een nieuwe laag van machthebbers. De groepen boeren en burgers die tijdens de eerste revolutiejaren grond in bezit hadden gekregen kwamen als overwinnaars uit de bus. Samen met de industriële kapitalisten vormden zij de nieuwe bovenlaag van de Republiek. Op 5 oktober 1795 werd de Republiek opnieuw bedreigd door een opstand in Parijs. Duizenden gewapende Parijzenaars trokken door de nauwe straten van de stad. "Weg met de regering" riepen ze, en "Weg met de Girondijnen". "Vuur", beval een officier van het leger. De kanonnen daverden. Een sterke troepenmacht joeg de opstandelingen op de vlucht. De naam van de officier was Napoleon Bonaparte. Als beloning voor zijn optreden werd hij bevorderd tot generaal. Vier jaar later werd hij eerste consul en nog vijf jaar later kroonde hij zichzelf tot keizer. De Fransen hadden een nieuwe alleenheerser.
30
4
GEVOLGEN VAN DE FRANSE REVOLUTIE
4.1.
Vergeefse revolutie?
Op het eerste gezicht beschouwd kunnen we zeggen dat de hele revolutie voor niets is geweest. In plaats van een koning hebben de Fransen nu een keizer. Het volk heeft onder Napoleon net zo min wat te vertellen als vroeger onder de Lodewijken. Na de val van Napoleon in 1815 wordt de monarchie in Frankrijk hersteld. Het tijdvak 1815-1830 duiden we in de Westeuropese geschiedenis aan met de naam "De Restauratie". De stroming die de samenleving van vóór de Franse Revolutie probeert te herstellen is het conservatisme. In 1830, 1848 en 1871 zullen nieuwe revoluties Parijs op zijn grondvesten doen schudden. Zijn we door deze gebeurtenissen en deze revoluties weer terug bij af? Er is niemand die deze oppervlakkige redenering lang vol kan houden. Hoe men ook over de Franse Revolutie oordeelt, iedereen is het er over eens dat het onjuist is om deze revolutie als een op zichzelf staand gebeuren te beschouwen. Alsof na de Franse Revolutie de mensheid haar pad verder afloopt, dat zij voor de Franse Revolutie reeds is ingeslagen. Onze moderne westerse cultuur is voor een groot deel door de Franse Revolutie met haar voorlopers en navolgers gevormd. De Franse Revolutie vormt samen met volgende revoluties in Europa (1830 en 1848) een wezenlijk onderdeel van een eeuwen omspannend veranderingsproces. In het volgende hoofdstuk over interpretaties van de Franse Revolutie zien we dat velen het emancipatiemotief in dit veranderingsproces als het meest fundamentele zien. 4.2.
Napoleon
Welke plaats neemt nu Napoleon in ten opzichte van de Franse Revolutie? Ofschoon hij enerzijds de revolutie juist heeft beëindigd en sommige van haar resultaten heeft afgebroken of gewijzigd, heeft hij anderzijds enkele fundamentele revolutionaire beginselen gehandhaafd en verbreid. In dit laatste opzicht zet de "Corsicaanse geweldenaar" de Franse Revolutie voort. Daarbij komt nog een belangrijk aspect. De Franse revolutionairen zagen hun revolutie niet alleen beperkt tot hun eigen land. Heel Europa moet gaan delen in de zegeningen die de revolutie in Frankrijk heeft gebracht. In naam van vrijheid, gelijkheid en broederschap rukken de Franse legers in 1792 op tegen de 31
Napoleon. In een aantal opzichten beëindigde hij de Franse Revolutie, maar in veeI opzichten zette hij de Franse Revolutie ook voort.
vijanden. De volken van Europa moeten verlost worden van hun tirannen. De gebeurtenissen in Frankrijk in de jaren 1792-1795 maken grote indruk in Europa. De Franse Revolutie heeft, voordat Napoleon op het toneel verschijnt, de geesten in heel Europa voldoende beroerd om een volledige terugkeer tot de situatie van weleer onmogelijk te maken. Ook zonder zijn veroveringen en staatkundige ingrepen zou de confrontatie met de revolutiebeginselen niet uitgebleven zijn. Toch is het ook juist Napoleon geweest, die als geen ander de revolutionaire ideeën en instellingen in Europa uitgedragen heeft. Door zijn enorme militaire veroveringen exporteert hij vele verworvenheden van de revolutie, zoals bijvoorbeeld de vervanging van de standenstaat door de gecentraliseerde eenheidsstaat en gelijkheid voor de wet, •naar andere landen. We zien dat de revolutie de inrichting van de samenleving in Frankrijk verandert. Door het internationale karakter van de Franse Revolutie zien we deze veranderingen, al dan niet gekleurd door specifieke omstandigheden, in meer of mindere mate ook in die landen waar de invloed van de Franse Revolutie aanwijsbaar is. In het volgende hoofdstuk
over interpretaties van de Franse Revolutie willen we recht doen aan de mening van veel geschiedschrijvers, die de Franse Revolutie zien als de meest radicale vorm van een veel bredere revolutionaire beweging in de tweede helft van de 18e eeuw. 4.3.
Bestuur
De verdeling van Frankrijk in 83 departementen die allemaal op dezelfde wijze worden bestuurd en uit de revolutietijd dateert, bestaat nog. De meest ingrijpende verandering in het bestuur van Frankrijk is de al genoemde overgang van de standenstaat naar de gecentraliseerde eenheidsstaat. Uit een ander oogpunt wordt deze verschuiving ook wel getypeerd als de overgang van aristocratie naar democratie. De grote macht van de adel en de koning die het land volgens hun eigen grillen en gewoonten besturen en zich daarbij beroepen op de hun van God gegeven plaats, is voorbij. Niet de goddelijke rechten van de koning maar de wil en het vertrouwen van het volk moeten de basis van een regering zijn. Het principe van de zogenaamde machtenscheiding, waaronder we de (onder)scheiding tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht verstaan, wordt door de revolutionairen als belangrijkste voorwaarde gezien voor een aanvaardbaar staatsbestel. Dat principe heeft in Europa in de 19e eeuw algemeen ingang gevonden, zij het in verschillende varianten. Vóór de Franse Revolutie wordt de staat gezien als het eigendom van een bepaald koningshuis. Deze monarchale staat van het Ancien Régime maakt plaats voor de nationale, democratische staat, waarin de burger recht heeft op politieke zeggenschap. Deze zeggenschap bestaat voornamelijk uit het recht om volksvertegenwoordigers te kiezen. Deze concrete politieke uitwerking van de gelijkheidsgedachte wordt straks met de definitieve invoering van het algemeen kiesrecht werkelijkheid, maar zij is in principe met de beginselen van de Franse Revolutie gegeven. De grondwet beperkt de macht van de koning. 4.4.
Wetgeving en rechtspraak
Op 26 augustus 1789 declareert de Nationale Vergadering de rechten van de mens en de burger. Hierin wordt gesproken over de natuurlijke rechten van de mens, die eeuwig, onvervreemdbaar en onaantastbaar moeten zijn.... In deze mensenrechtendeclaratie vinden we de grondbeginselen van de Franse Revolutie het meest duidelijk en toegespitst 33
samengevat. Hierin lezen we dat alle mensen vrij en gelijk geboren worden, recht hebben op persoonlijke veiligheid en het recht hebben zich te verzetten tegen onderdrukking. Vrijheid betekent, wordt in dit document gezegd, de mogelijkheid alles te doen, wat een ander niet schaadt en niet verboden is door de wet. Persoonlijke veiligheid houdt in, dat geen enkele burger aangehouden, aangeklaagd of gearresteerd kan worden anders dan op gronden in de wet aangegeven. Het recht zich te verzetten gaat ervan uit dat de samenleving het recht heeft iedere functionaris in dienst van de gemeenschap ter verantwoording te roepen. Maar het belangrijkste uit de verklaring is de bepaling dat de grondslag van elke staatsmacht uitsluitend berust bij het volk. De macht der Bourbons heerst niet langer in Frankrijk, maar de macht van het Franse volk. Bovendien, de verklaring die is afgelegd geldt niet alleen voor de Fransen, maar voor alle volken, alle landen en alle tijden. De rode draad die door alle bepalingen van de declaratie loopt is het beginsel van de volkssoevereiniteit en het zelfbeschikkingsrecht. Hier ligt het begin van de zogenaamde burgerlijke, liberale of klassieke grondrechten. Tot de meest recente consequenties die uit deze burgerlijke grondrechten getrokken worden, behoort bijvoorbeeld de vrijheid te kiezen tussen verschillende uitingen van seksualiteitsbeleving en tussen huwelijkse en buitenhuwelijkse seksuele relaties. Het recht op een milde dood (euthanasie) is eveneens een consequentie van het zelfbeschikkingsrecht dat aan de idee van de mensenrechten ten grondslag ligt, zoals ook het recht op zelfdoding dat in sommige kringen bepleit wordt. In de declaratie van de rechten van de mens en burger worden de algemene beginselen aangegeven, die in een grondwet nader zouden worden uitgewerkt. In de revolutietijd worden verschillende grondwetten ontworpen, maar ze hebben allemaal gemeen dat ze de staatsmacht willen beheersen ter verzekering van de individuele vri jheid. De Franse Revolutie heeft ook een belangrijke aanzet gegeven tot het vastleggen van voorschriften en regels in wetboeken. De zogenaamde codificatie krijgt gestalte in de Code Civil (burgerlijk wetboek) van 1804, de Code de Commerce (wetboek van handelsrecht) van 1807 en de Code Pénal (wetboek van strafrecht) van 1810/1811. Deze codificatie betekent een belangrijke bijdrage tot de door de burgers zozeer begeerde rechtseenheid en rechtszekerheid. Het belangrijkste beginsel in het
burgerlijk wetboek is immers dat iedereen, ongeacht zijn geboorte of bezit, gelijk is voor de wet. In het wetboek van strafrecht komt het gelijkheidsbeginsel duidelijk naar voren in de bepaling dat straffen voor dezelfde misdaad voor alle mensen gelijk zijn. Eenheid komt er voorts in het stelsel der Franse munten, evenals in de maten en gewichten, die volgens het decimale stelsel worden ingevoerd. Deze maatregel wordt geleidelijk door bijna alle landen overgenomen, behalve door de Angelsaksische. De dertien oude parlementen van het Ancien Régime in Frankrijk die in een bepaald gebied de hoogste rechtspraak vormen en wijzigingen kunnen voorstellen, verdwijnen. De rechtspraak wordt nu, evenals het bestuur, aangepast aan de nieuwe indeling van Frankrijk in 83 departementen. Nieuw hierbij is ook het beginsel dat rechtspraken openbaar moeten zijn. De beschuldigde heeft altijd het recht op hulp van een advocaat en mag getuigen meebrengen om zich te verdedigen. Het vonnis wordt uitgesproken door een onpartijdige jury. 4.5.
Economie en belastingen
Met de Franse Revolutie wordt de standenstaat waarin burgers niet gelijk zijn voor de wet in juridische en fiscale aangelegenheden afgeschaft. De "feodale" orde verdwijnt, wat zeggen wil, dat de tienden, de herendiensten en het verplicht gebruik maken van bijvoorbeeld de molen en de druivenpers van de heer tot het verleden behoren. Het beëindigen van interne tollen en het opheffen van stedelijke en provinciale privileges betekenen een belangrijke stap op weg naar een werkelijke eenheid. Bij de belastinghervormingen valt onder andere de sche:' ding tussen privé- en publieke uitgaven van de koning op. Cm de publieke schuld te kunnen betalen wordt het kerkelijk grondbezit verkocht en verdeeld. Dit betekent het verdwijnen van de grootste grootgrondbezitter. Het belangrijkste gevolg van de Franse Revolutie op economisch gebied is wel het ruim baan maken voor de "laissez-faire"-gedachte. Niet langer treedt de overheid bevoogdend op waar het de economische orde betreft. De knellende banden van het mercantilisme, een systeem waarbij de overheid de invoer zeer beperkt en de uitvoer wil bevorderen, worden losgemaakt. In 1791 komt de zogenaamde "Chapelier-wet"; een verbod op associaties voor werknemers en werkgevers om hun eigen belangen te beschermen. Met het verdwijnen van de gilden 35
wordt de weg geopend voor het vrije marktverkeer. De Franse Revolutie betekent een enorme stimulans voor de ontplooiing van de ondernemingsgewijze produktie, zoals we die met name in de 19e eeuw zien. Het valt op dat vanaf de Franse Revolutie tot het laatste kwart van de 19e eeuw de staat vrijwel ononderbroken terugtreedt uit het economisch proces. In dit licht bezien is de Franse Revolutie een beslissende factor in de ontwikkeling van het economisch bestel. In dit econcmisch stelsel hebben de adel en de geestelijkheid geen voorrechten meer. Iedereen heeft gelijke kansen om door de enorme economische groei van de Industriële Revolutie, een vooraanstaande plaats te bereiken. Vanuit deze gezichtshoek geeft de Franse Revolutie een enorme impuls voor het ontstaan van de klassenmaatschappij. Aan de andere kant moeten we de directe gevolgen van de Franse Revolutie op economisch gebied niet overschatten. Frankrijk blijft na de revolutie voornamelijk een agrarisch land. In de landbouw werken net als in de tijd van het Ancien Regime de meeste mensen en in de landbouw komen de meeste investeringen terecht. Bovendien hebben sommige ministers onder Lodewijk XVI al een begin gemaakt met het wegnemen van de belemmeringen voor de economie. Wel heeft de Franse Revolutie het grote proces in de Europese wereld naat een marktgemeenschap versneld. Europa '92 ligt in dit opzicht in het verlengde van de Franse Revolutie. 4.6.
De scheiding van kerk en staat
De scheiding van kerk en staat begint zich met de Franse Revolutie te voltrekken. Wanneer we dit zeggen bedoelen we in de eerste plaats het proces waarbij kerkelijke goederen en instellingen aan de rechtsmacht van de Kerk worden onttrokken. Kerkelijke grondeigendommen, kloosters en later pastorieën en andere gebouwen worden verkocht of onder wereldlijk toezicht gebracht. Ondanks het feit van de formele scheiding van kerk en staat in de grondwet blijft de overheid zich lange tijd met de kerk en de godsdienst bemoeien. In West-Europa is pas in de 20e eeuw in de meeste landen de situatie ontstaan dat van een werkelijke scheiding kan worden gesproken, in die zin dat kerk en staat in financiële- en materiële zin volstrekt gescheiden zijn. Zo is in Nederland pas enkele jaren geleden besloten tot verbreking van de zogenaamde zilveren koorde tussen kerk en staat. Dit houdt in dat de overheid de kerk niet langer 36
subsidieert. In de tweede plaats bedoelen we hier met de scheiding van kerk en staat de privatisering van de godsdienst die het gevolg is van de vrijheid en gelijkheid van alle geloofsbelijdenissen, immers met de grondwet gegeven. In Frankrijk is het rooms-katholicisme niet langer de door de staat bevoorrechte godsdienst. In Nederland zweert de overheid de Gereformeerde Kerk, als publiek bevoorrechte kerk, af. De Franse Revolutie maakt een einde aan de christelijke, confessioneel gebonden staat. De overheid belijdt niet langer het Woord van God als norm in het publieke leven. De enorme consequentie hiervan is het grote verlies aan betekenis van het geloof voor samenleving en cultuur. De staat is nu in wezen neutraal geworden. Godsdienst is in principe een privé-zaak, de beoefenaars ervan moeten deze in hun vrije tijd praktiseren. Hiermee wordt een geestelijke erfenis van vele eeuwen verworpen. De geleidelijke uitbanning van God uit de maatschappij doet de christelijke grondslagen van de Europese cultuur wegvallen.
4.7.
De moderne ideologie
Eén van de belangrijkste erfenissen van de Franse Revolutie is, dat tijdens en door deze revolutie een politiek systeem geschapen wordt dat in de 19e en 20e eeuw vooral de Westeuropese wereld binnendringt..We bedoelen hiermee de moderne democratie met als belangrijkste beginsel de volkssoevereiniteit. Deze volkssoevereiniteit is de leidende politieke idee geworden van West-Europa. Uit de staatkundige gelijkheid en vrijheid van de burger, vloeit het recht voort van die burger, om op welke wijze dan ook, mee te spreken over de uitoefening van het staatsgezag. De Franse Revolutie bepaalt het karakter van de 19e en 20e eeuwse monarchie. Deze instelling ziet zich genoodzaakt haar basis nu maatschappelijk te verankeren. Het droit divin geldt niet langer als legitimering van haar gezag. De koningsmacht wordt aan banden gelegd en zo ontstaat de constitutionele monarchie. In de constitutionele monarchie wordt de koning door een grondwet voorgeschreven wat zijn rechten en plichten zijn. We zien hierbij een wezenlijk verschil met de tijd voorafgaande aan de Franse Revolutie. Het gaat in deze periode met name om de vrijheden en rechten die gehandhaafd moeten worden tegenover of bevochten worden op de soevereine vorst. Na de Franse Revolutie gaat het erom 37
welke vrijheden het volk zichzelf zal toestaan en welke rechten en vrijheden het al dan niet wenselijk acht. Ten diepste meent de burger hiermee de samenleving en het menselijk geluk te kunnen maken. Zowel het liberalisme met de nadruk op de ruimdenkendheid en het voorstaan van economische en culturele vrijheid, als het socialisme met het ideaal van het toebehoren van de productiemiddelen aan de gemeenschap, stoelen op de grondgedachte van het Verlichtingsdenken, waarin het optimisme over de maakbaarheid van de samenleving de boventoon voert. V\fe stuiten hier op een zeer wezenlijk aspect van de Franse Revolutie. Misschien kunnen we onze moderne Westerse cultuur het beste typeren met het begrip mondigheid. Tal van aspecten van onze cultuur zijn ontstaan uit het gedachtengoed van het Verlichtingsdenken, waarvan de Franse Revolutie de proef op de som vormde. Welke aspecten zijn dit dan of met andere woorden, wat houdt het begrip mondigheid hier in? Kenmerkend hiervoor is de gedachte dat de mens is staat is zijn eigen leven autonoom, zonder bevoogding, richting en vorm te geven. Ieder gebied van leven en denken wordt geregeerd door zijn eigen wetten en is daarom onafhankelijk van God en Zijn regering. Hierdoor wordt de zin van het leven geseculariseerd. De mens stuurt zijn eigen leven naar het doel dat hij zelf stelt. Hij duldt geen gezag meer van bovenaf. De slogan van de Franse Revolutie: Ni Dieu, ni maître, geen God en geen meester, drukt dit zeer kernachtig uit. 8.
De gevolgen van de Franse Revolutie voor Nederland
Er is heel wat te doen geweest over de vraag of de Franse Revolutie verantwoordelijk gesteld moet of mag worden voor de Nederlandse Revolutie. Met de laatste bedoelen we de reeks omwentelingen tijdens de zogenaamde Patriottentijd (1781-1795) en de Bataafse Republiek (1795-1806). Zeker in de 19e eeuw, maar ook tot ver in de 20e eeuw is de gangbare mening bij veel historici dat het verzet tegen de regentenheerschappij enerzijds en het stadhouderschap anderzijds een copie is van de ontwikkelingen in Frankrijk. De burgerij in de Republiek staat volgens deze redenering in rechtstreeks contact met de revolutionairen in Frankrijk. En zeker de Bataafse Republiek, waarin de grondslag voor de eenheidsstaat net vele nieuwe wetten gelegd wordt, is in deze visie in verschillende opzichten een afgeleide van de Franse Revolutie en een aanloop tot de "Franse tijd", daterend van het Koninkrijk Holland
De Franse Revolutie heeft voor het onderwijs een aantal positieve gevolgen gehad. 7.0 kwam er veel meer aandacht voor de opleiding van de onderwijsgevenden en verbeterde hun materiële positie.
(1806-1810) tot de inlijving van ons land bij Frankrijk (1810-1813). Deze voorstelling van zaken die vooral door de historici Colenbrander en Geijl gegeven is, wordt tegenwoordig algemeen als onjuist beoordeeld. Ruimschoots vóór de Franse Revolutie levert de gegoede burgerij in Nederland kritiek op het stadhouderschap van Willem IV en Willem V en eist inspraak, vertegenwoordiging, rechtsgelijkheid en hervorming van belastingen. Ook hier groeit een storm van protest tegen het regentendom, waarin men elkaar de baantjes toespeelt. Al lang voordat het hoofd van Lodewijk XVI over het schavot rolt, moet onze prins de residentie in Den Haag verlaten en grijpen in de gewesten Utrecht en Holland in verschillende steden de "democraten" de macht. Na Goejanverwellesluis (1787) vindt door het ingrijpen van Pruisen een herstel van het stadhouderschap plaats, maar de vermolmde staatsinrichting van de Republiek zal het nog maar een paar jaar uithouden. Duidelijk is wel 39
dat de Franse troepen in 1795 het staatsbestel in de Republiek versneld omstoten, hiertoe de kans gekregen omdat de Republiek van binnen uit reeds aangetast en vervallen is. Met de komst van de Fransen worden een aantal nieuwe belastingwetten ingevoerd. In verband met de grondbelasting wordt het kadaster noodzakelijk. Belangrijk is, dat het beginsel van directe belasting wordt erkend, waardoor men rekening kan houden met de draagkracht der belastingplichtigen. De gilden verdwijnen nu definitief. In 1806 wordt de nieuwe schoolwet van Van der Ende ingevoerd. Deze wet zal tot 1857 van kracht blijven. Voor de opleiding van de onderwijzers wordt nu beter gezorgd en er worden onderwijsexamens ingesteld. Bovendien verbetert de materiële positie van onderwijzers. In 1811 wordt de algemene dienstplicht, toen conscriptie geheten, in navolging van Frankrijk ingevoerd. In verband met deze dienstplicht worden alle ingezetenen verplicht een achternaam te kiezen. Door al deze veranderingen wordt de basis voor een nieuwe ontwikkeling gelegd.
5
INTERPRETATIES VAN DE FRANSE REVOLUTIE
5.1.
Een snel oordeel
Met een oordeel over de Franse Revolutie kunnen SGP-ers gauw klaar zijn. Alleen het uitspreken van de naam al, doet ons positie kiezen. Nog goed herinner ik mij mijn eerste vergadering van de SGP-kiesvereniging in mijn geboorteplaats. De toestand van land, volk en staat werd hier besproken. De meeste afwijkingen van het SGP-beginsel, de verwording van de samenleving, de moderne -ismen, van liberalisme tot feminisme, alle werden ze op rekening van de Franse Revolutie geschreven. "Het zijn", zo zei een lid van de kiesvereniging destijds, "allemaal vruchtgevolgen van de Franse Revolutie". Terecht wordt de Franse Revolutie vaak in negatieve zin vereenzelvigd met het secularisatieproces met al zijn verstrekkende gevolgen. Maar het gaat te ver om ten aanzien van de Franse Revolutie een zodanige scheiding te hanteren, dat de periode voorafgaande aan de Franse Revolutie voorgesteld wordt als een geestelijke bloeitijd en het tijdperk erna in alle opzichten verval toont. Wanneer we de geest van de Franse Revolutie en de doorwerking op velerlei gebied in alle opzichten consequent blijven afwijzen kcmen we met betrekking tot ons functioneren in het huidige politiek bestel wel in moeilijkheden. Dat dit geen denkbeeldige zaak is, bewijst het standpunt van Bilderdijk, de jonge Da Costa en bijvoorbeeld Bernhardi. Zij wensten in de vorige eeuw niet te functioneren in het politieke bestel dat zozeer de sporen van de revolutiegedachte vertoonde. Hoezeer de SGP-voormannen het doperse beginsel van mijding hebben afgewezen, ook in onze tijd valt hier en daar te beluisteren dat we als SGP-ers niet (meer) op verantwoorde wijze kunnen functioneren in onze parlementaire democratie. Het wordt tijd om ten aanzien van de Franse Revolutie de balans op te maken om tot een standpuntbepaling te komen. Eerst willen we echter in breder verband nagaan welke interpretaties er in de loop van de tijd van de Franse Revolutie gegeven zijn. 5.2.
Een Babylonische spraakverwarring
De Franse Revolutie is bejubeld en verguisd. De betekenis van de ideeën van de Franse revolutionairen wordt de ene keer zeer groot en diepgaand beoordeeld, aan andere keer 41
weer gerelativeerd. Er zijn historici die zeggen dat onze moderne westerse wereld goeddeels door de Franse Revolutie is gevormd. Anderen beweren dat onze maatschappij meer bepaald is door de tegenstand tegen de revolutie-ideeën dan door het overnemen van deze ideeën. De bekende woorden van de historicus P.Geijl: "Geschiedenis is een discussie zonder eind" gaan in ieder geval voor de Franse Revolutie op. Opvallend is het gebrek aan eenstemmigheid over een totaalbeeld van de Franse Revolutie. Kunnen de historici en anderen het nog wel eens worden over de betekenis van aspecten van de Franse Revolutie, een beeld dat alle aspecten van de Revolutie voor iedereen omvat, ontbreekt. 5.3.
Een oordeel van een tijdgenoot
Terwijl de Franse Revolutie in volle gang was, schreef de Engelsman Edmund Burke zijn beroemd geworden boek: "Overwegingen over de Revolutie in Frankrijk" (1790), waarin hij de revolutionairen als ware dwingelanden brandmerkte. Voorts voorspelde hij met grote nauwkeurigheid het verdere verloop van de omwenteling. Burke was furieus over de Franse Revolutie. Het was in zijn visie geen beperkte dynastieke en grondwettelijke verandering, maar een radicaal begin van iets totaal nieuws, hetgeen gebaseerd was op fantasieën van filosofen. Het zou volgens Burke beter zijn ons te oriënteren op tradities. Tradities die de tand des tijds hebben doorstaan hebben hun deugdelijkheid bewezen. Het vertrouwen op de menselijke rede in politieke aangelegenheden is het wegwerpen van je kompas midden op de oceaan volgens Burke. Hij wordt niet voor niets de geestelijke vader van het conservatisme genoemd. In ons land was het Groen van Prinsterer die verschillende gedachten van Burke overnam. 5.4.
De Franse Revolutie als symptoom en onderdeel van een groter proces
De gedachten van Alexis de Tocqueville over de Franse Revolutie, neergelegd in zijn standaardwerk uit 1856, mogen niet overgeslagen worden in een bloemlezing over visies op r de Franse Revolutie. :e Tocqueville laat zien dat de Franse Revolutie een symptoori is van een eeuwen omspannend veranderingsproces dat ~.?e ook modernisering kunnen noemen. Hij duidt deze verschuiving aan, als een overgang van een aristocratisch- naar een democratisch maatschappijtype. In de visie van Tocqueville is 1789 slechts een symptoom van een wereldwijde, onophoudelijke, bijna natuurwetmatige 42
verandering, die lang vóór deze revolutie begon, en tot diep in de 20e eeuw zou doorwerken. Met andere woorden, de Franse Revolutie bevestigde wat al aan de gang was en verankerde deze democratisering. Tocqueville was de eerste van een volgende generatie die (de geschiedenis van) de Franse Revolutie niet verdedigde maar kritisch beschouwde. Hij deed dat op een wijze die tot op de dag van vandaag bewondering afdwingt en navolging krijgt. Volgens Tocqueville herstelde de Franse Revolutie de centralisatie van het bestuur zoals die tijdens het Ancien Régime was gevestigd. Het centrale gezag werd na de revolutie echter steviger, beter georganiseerd en absoluter dan door welke van de vroegere koningen ook, uitgeoefend. Tocqueville zwakte de betekenis van de Franse Revolutie af, omdat hij in de absolute monarchie al een voorbereiding zag van het centralisme dat door de Franse Revolutie steeds verder zou worden doorgevoerd. Tocqueville heeft lang voordat het CDA met zijn concept van de zorgzame of verantwoordelijke samenleving kwam er op gewezen dat door deze centraliserende zucht van de overheid aan allerlei maatschappelijke middengroeperingen zoals het gezin, verenigingen en organisaties hun maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt ontnemen. De visie van de Amerikaanse historicus Robert Palmer in zijn werk: "The Age of Democratie Revolution" uit 1959-1964, vertoont veel overeenkomst met Tocquevilles gedachtengang. De redenering van deze belangrijke Amerikaanse historicus komt er op neer, dat vanaf 1760 overal in Europa min of meer heftige vormen van rebellie tegen de zittende regeringen opkomen. Al ruim. vóór de Franse Revolutie zijn er revolutionaire bewegingen in Ierland, de Republiek, de Oostenrijkse Nederlanden en Polen. En natuurlijk, niet te vergeten de Amerikaanse Vrijheidsoorlog (van 1774-1783), waar vanzelfsprekend ook Engeland bij betrokken is. In deze visie is de Franse Revolutie een onderdeel, zij het een spectaculair onderdeel, van een beweging die in bijna alle landen rond de Atlantische Oceaan is waar te nemen. 5.5.
De liberale of burgerlijke visie op de Franse Revolutie
De oudste en misschien wel de meest klassieke visie op de Franse Revolutie is die, welke de Franse Revolutie ziet opkomen uit de ideeën en idealen van de Verlichting. Wat de filosofen en andere nieuwlichters uit die tijd gezaaid hadden, werd gemaaid in 1789 en daarna. 1789 zou het 43
I belangrijkste jaartal zijn voor de opkomst van de Europese burgerij. De kritiek van de Verlichting had samen met een toename van de welvaart voor een bovenlaag in de derde stand, de macht van de adel verzwakt en de Franse monarchie in een crisis gestort. Handelend uit de Verlichtingsdenkbeelden en gesteund door het volk wist de burgerij de macht te grijpen. De legers van Napoleon braken de traditionele maatschappijen van Europa af. In deze visie wordt de Franse Revolutie dan vooral gezien als een strijd tussen de adel en de burgerij. De Revolutie betekende een breuk met de standenmaatschappij. De Verklaring van de rechten van de mens en de burger heeft men beschouwd als een typisch liberaal document met zijn opscmming van klassieke vrijheidsrechten. De gedachte dat de mens de vrijheid moet hebben om te doen en te laten wat hij wil is één van de belangrijkste grondslagen van het liberalisme geworden. Vrijheid is immers de belangrijkste liberale waarde. De liberalen hebben dit spoor, dat in de Franse Revolutie zo duidelijk zichtbaar werd, verder doorgetrokken. Een ander spoor dat in de Revolutie zijn begin vond, namelijk de gelijkheidsgedachte, hebben de liberalen, zeker in hun beginperiode, angstvallig laten liggen. Tot op de dag van vandaag is dit liberalisme in de W D terug te vinden. Het recht op ontplooiing voor het individu mag door de overheid niet belemmerd worden. De overheid moet zich onthouden van die zaken, die burgers zelf of onder elkaar kunnen regelen. Dat deze burgers zich alleen door eigenbelang laten leiden, los van elke norm die van boven of buiten de mens komt, schrikt de liberalen niet af. Integendeel. Deze mens heeft zich bevrijd van bovennatuurlijke banden en is nu op weg naar een betere wereld, door hemzelf te bouwen. Daarbij wil hij zo weinig mogelijk gebonden zijn aan beperkingen die de medemens eventueel van hem vraagt of eist. 5.6.
De marxistische interpretatie van de Franse Revolutie
Vanuit marxistische hoek is men met een allesomvattende verklaring van het vraagstuk van de Franse Revolutie gekomen. Deze historici brengen de Franse Revolutie onder in een klassenstrijd-schema waarin de bourgeoisie de rol van de nieuwe opkomende klasse speelt, die de macht van de adel breekt. De Franse Revolutie is in de visie van de marxisten een strijd tussen feodalisme uit het Ancien Régime en het kapitalisme. Zoals het feodalisme een noodzakelijke fase is in de ontwikkeling van de 44
geschiedenis, is het kapitalisme dat ook. De laatste fase in de ontwikkelingsgang van de geschiedenis is de communistische heilstaat, volgens deze marxisten. Dit aantrekkelijke schema dat een totaalbeeld van de Franse Revolutie wil geven, vervormt de werkelijkheid ingrijpend.
Karl Marx en Friedrich Engels, de grondleggers van het communisme. De marxistische geschiedschrijvers passen het klassenstrijdschema ook toe op de Franse Revolutie. Het sociaal-economisch onderzoek neemt hierin een belangrijke plaats in.
Recent lokaal onderzoek in Frankrijk toont aan dat we in 1789 niet alleen maar twee elkaar bestrijdende klassen van edelen en burgers kunnen onderscheiden. Na de Revolutie komt de adel als grondbezitter hier en daar zelfs versterkt uit de strijd terug. Het verloop van de Revolutie is veel meer door politieke dan door economische ontwikkelingen bepaald volgens dit onderzoek. Er blijkt zich helmaal geen ingrijpende structuurverandering ten gevolge van de Franse Revolutie te hebben voorgedaan. De Franse landbouw werd ondanks grote verschuivingen in landbezit na de onteigening van de kerk en ondanks het einde van de feodale rechten niet gemoderniseerd. Wel heeft de marxistische benaderingswijze het onderzoek op sociaal en economisch terrein wat de Franse Revolutie betreft enorm gestimuleerd. De resultaten van dit onderzoek laten ons zien dat 45
economische factoren zeker een rol spelen bij het zoeken naar een verklaring van de Franse Revolutie. 5.7.
De Franse Revolutie en het conservatisme
De stroming in de politiek die zich verzet tegen de denkbeelden van de Verlichting in de Franse Revolutie noemen we het conservatisme. In de verschillende landen van Europa deed dit conservatisme zich in de 19e eeuw voor als reactie op het gedachtengoed van de verlichters en revolutionairen. In ons land heeft dit conservatisme naast het liberalisme het politieke klimaat van de 19e eeuw beheerst. In navolging van de Romantiek, die ook gezien moet worden als een reactie op de Verlichting, benadrukken de conservatieven de traditie en zien ze de maatschappij als een organisch geheel. In plaats van het individu stellen ze de historisch gegroeide gemeenschap op de voorgrond. Nu was het ontstaan van het conservatisme als politieke streming in de eerste helft van de 19e eeuw wel te verklaren. Behalve bloed, zweet en tranen hadden de Fransen tussen 1789 en 1815 zo'n twee miljoen medeburgers aan revolutieen oorlogsgeweld opgeofferd. Het optimisme van de Verlichting maakte plaats voor het pessimisme van de Romantiek. In Nederland heeft het conservatisme geen politieke partij opgeleverd, in andere landen van Europa daarentegen wel. Wel zien we in ons land dat verschillende politieke partijen elementen van het conservatisme in hun denken hebben opgenomen, waarbij we zowel aan de liberalen als aan de christen-democraten kunnen denken.
46
6 DE SGP, GROEN EN DE FRANSE REVOLUTIE 6.1.
De SGP en de Franse Revolutie
Bij een nadere standpuntbepaling over de Franse Revolutie is het verstandig ons te beperken. We willen vooral (de gevolgen van) de Franse Revolutie op politiek en staatkundig gebied beoordelen. Wel is het goed te beseffen dat het onmogelijk is om één onderdeel, namelijk de ontwikkeling van het politieke denken, volstrekt geïsoleerd van andere aspecten van de Franse Revolutie te belichten. De opvattingen in SGP-kring over dit onderwerp zijn voornamelijk bepaald door de denkbeelden van Groen van Prinsterer. Niemand in gereformeerde kring heeft zo uitgebreid en grondig hierover geschreven als hij. Groen is in deze een gezaghebbend man voor ons geworden. Wel dienen we in de gaten te hebben dat we niet in alle opzichten Groen voor ons SGP-karretje kunnen spannen. Er zijn heus wel zaken te noemen, waarin we Groen niet volgen. Maar wat het algemene kader aangaat is Groen voor ons en anderen een bijna onuitputtelijke bron. In onze tijd is het vooral dr. W.Aalders die in het spoor van Groen wijst op de ontzaglijke doorwerking van de revolutiegeest in staat, kerk en maatschappij. Hoewel Aalders ook zijn eenzijdigheden kent, is het goed naar deze bewogen en indringende stem te luisteren. Als weinig anderen verstaat hij de kunst de eigen tijd(geest) kritisch te doorschouwen. 6.2.
Groen en zijn "Ongeloof en Revolutie"
In 1847 verscheen van Groen van Prinsterer zijn meest geciteerde en beroemd geworden boek "Ongeloof en Revolutie". We zouden het een hartstochtelijk en alarmerend anti-revolutionair geschrift kunnen noemen. Bekend is, dat er eens een kamerlid was die Groens "Ongeloof en Revolutie" elke winter doornam en prof. Fabius beval dat alle confessionele kamerleden aan, desnoods om de andere winter. In zijn denken over de Franse Revolutie valt op dat Groen niet alleen over haar gevolgen handelt maar vooral op de oorzaken en motieven van de revolutie het accent laat vallen. Voor Groen is de revolutie niet in de eerste plaats de politieke en maatschappelijke omwenteling die aan het einde van de 18e eeuw in Frankrijk plaats vond, maar vooral de omwenteling in denkwijze en gezindheid. De grondgedachte van Groen is dat de Franse Revolutie de doorbraak betekent 47
Groen van Prinsterer heeft vanuit godsdienstige achtergrond de ideeën van de Franse Revolutie bestreden. Zijn bekende woorden "Tegen de Revolutie, het Evangelie" zijn voor ons van blijvende betekenis.
van het ongeloof in de staatkunde en de politiek. De titel van zijn boek geeft een oorzakelijk verband aan tussen de twee begrippen. Hij duidt de revolutie in de eerste plaats theologisch. De Revolutie is volgens Groen, in verband met de wereldhistorie, in omgekeerde zin wat de Hervorming voor de Christenheid is geweest. Volgens W.Aalders zag Groen 1789 als het begin van een religiestrijd. Sindsdien speelt zich in Europa een dramatisch conflict af met de toekomst van het Christendom als inzet, aldus Aalders. Groen is de enige geschiedschrijver geweest die zijn uitgangspunt bij het beoordelen van de revolutiegeest rechtstreeks koos in de belijdenis van het Evangelie. Van daaruit heeft hij zijn boek geschreven. Tegen die achtergrond begrijpen we beter dat zijn hoofdwerk geen , geschiedschrijving in de gebruikelijke zin van het woord is. Niet de feiten, het verloop en de hoofdrolspelers van de Revolutie zijn voor Groen het belangrijkste, maar het religieus verband. Hoe waar zijn vele zaken gebleken die Groen voorzag. De religie van het ongeloof stempelt onze tijd. Aan de andere kant maakte Groen zichzelf misschien onnodig kwetsbaar. Men hoeft het helemaal niet eens te zijn met de liberale geschiedschrijver Fruin wanneer deze stelt dat Groens boek wetenschappelijk één grote vergissing was, om te moeten constateren dat Groen voor economische
factoren geen oog had. Hij noemt ze wel in zijn werk, maar kleineert ze. Van grote aandacht voor de maatschappelijke verhoudingen is bij Groen geen sprake. P.Geijl merkt niet zonder recht op dat Groen over het Ancien Régime schrijft alsof het een gelukkige tijd was, waarin het ware, het enige, het eeuwige staatsrecht gold en iedereen zijn macht vrijelijk genieten kon. De historicus De Pater, in zeker opzicht een nazaat van Groen, schrijft: "Het kwam niet bij Groen op, dat in het krampachtig vasthouden aan de verouderde rechten van de bevoorrechte standen en in het absolutisme van de koning evenzeer een revolutionair element kan schuilen, omdat ook historisch geworden toestanden met de ordeningen Gods in tegenspraak kunnen zijn". Inderdaad aanvaardt Groen de historisch geworden standenstaat niet alleen als de enig rechtmatige en onaantastbare, maar zelfs als door God goedgekeurd. Het valt niet moeilijk steekhoudende kritiek te leveren op de historische methode die Groen in zijn Ongeloof en Revolutie hanteert. Maar het is vruchtbaarder Groens werkelijke betekenis voor ons ter harte te nemen. Als geen ander heeft hij zijn eigen tijd trachten te doorgronden en vooral antwoorden proberen te vinden cm de doorwerking van de tijdgeest tegen te houden. De vrijgemaakt gereformeerde geschiedschrijver R.H.Bremmer spreekt niet voor niets over een getuigend historicus, als hij het over Groen heeft. 6.3.
Anti-revolutionair en Contra-Revolutionair
Het moet voor ons opvallend zijn dat Groen zich afkeerde van het politiek conservatisme van zijn dagen dat in alle opzichten terug wilde naar de tijd van vóór de Revolutie. Groen van Prinsterer wilde niet zonder meer terug naar de toestand van vóór 1789. Hij wilde vanuit het Evangelie hervormend inwerken op de nieuw ontstane toestand. Hierin onderscheidde Groen zich van Bilderdijk. De laatste was een contra-revolutionair bij uitstek, die geen oog had voor het positieve dat de revolutie óók gebracht had. Oök wilde Groen niet terug naar het absoluut koningsschap, zoals de contra-revolutionairen. Dat hij geen starre contra-revolutionair was, bewijst zijn houding tegenover het voorstel tot grondwetswijziging van de negen liberalen met Thorbecke aan het hoofd. Aan ontbindbare Kamers en verantwoordelijke ministers, een liberale opvatting die ook te herleiden valt tot de Franse Revolutie, geeft Groen de 49
voorkeur boven de staatsvorm onder Koning Willem I. Groen is anti-revolutionair. Hij verwerpt alles wat in tegenspraak is met het Evangelie. Niet voor niets is zijn adagium: Tegen de Revolutie, het Evangelie. Maar dat met de revoluties in Europa een aantal wantoestanden worden opgeruimd, zoals de rechtsongelijkheid, een verkeerde visie op de slavenhandel, het in sommige opzichten corrupte belastingstelsel en andere zaken, daar heeft Groen niets op tegen, integendee1. Een boeiend punt van vergelijking tussen Groen en de SGP is de theocratie. In dit opzicht zien we bij Groen een duidelijke ontwikkeling. Maatstaf blijft voor Groen de theocratische norm van Gods Woord. Toch constateren we bij Groen een.noodgedwongen aanpassing aan een aantal politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. We doelen hier bijvoorbeeld op zijn aanvaarding van de bijzondere christelijke school in plaats van de christelijke openbare school. Van wezenlijke betekenis is Groens geleidelijke aanvaarding van de liberale grondwet van 1848. Groen trekt zich niet terug uit het politieke leven van zijn dagen. Groen heeft zeer tegen zijn zin de scheiding tussen kerk en staat aanvaard en vanuit deze realiteit politiek bedreven. Zijn theocratische ideaal lijkt hierdoor te vervagen. Zijn christelijk streven verplaatst zich naar bepaalde maatschappelijke kringen, zoals het gezin, de bijzondere christelijke school, een eigen partij en pers. 6.4.
Wat moet de SGP met de erfenis van de Franse Revolutie?
De moderne democratie zoals wij die kennen is voor een belangrijk deel een erfenis van de Franse Revolutie. Het zelfbeschikkingsrecht en de volkssoevereiniteit zijn kernbegrippen waarmee uiting wordt gegeven aan het verwerpen van alle normen en regels, behalve die, welke de mensen zelf gesteld hebben. Het meedoen in deze democratie betekent op zich al een compromis. De SGP aanvaardt in een aantal opzichten dit compromis. In de praktijk functioneert ook voor de meeste SGP-ers het algemeen kiesrecht. Een man als Groen moest in zijn tijd hier niet aan denken. Zo zijn in de loop van de tijd geleidelijk aan meer verworvenheden van de Revolutie ons niet vreemd gebleven. Ds. Kersten wees het parlementaire stelsel, met zijn dualisme tussen kabinet en volksvertegenwoordiging, af. Voor hem mocht een overheid, immers door God over het volk gesteld, niet beknot worden door het parlement. De SGP is in deze ook met 50
de tijd meegegaan. Eigenlijk is er ook geen alternatief. Of een zich terugtrekken uit de parlementaire democratie omdat de grondslagen van het huidige politieke bestel niet deugen, of meedoen, totdat het compromis onaanvaardbaar wordt. We kunnen de Franse Revolutie niet negeren. In politiek-staatkundig opzicht delen we ook in de voordelen die de modernisering gebracht heeft. Vasthouden aan het oude wordt onmogelijk omdat we staatsburgers van deze tijd zijn. Niemand van ons zal een eenheidsstaat zoals wij die kennen willen inruilen voor de statenbond van de Republiek. Terecht profiteren ook wij van een aantal aantrekkelijke grondrechten die hun oorsprong in het denken van de Revolutie vinden, zoals de vrijheid van onderwijs, de godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vereniging en drukpers. Vrijheid is hiermee genoemd. Wat de gelijkheid betreft zijn ook wij kinderen van onze tijd. Het is volstrekt uniek in de wereldgeschiedenis dat mensen gelijk zijn. Althans voorzover we dat zien in de Westerse democratieën. Geestelijke leidslieden als Calvijn en Groen verwierpen in hun tijd deze gelijkheidsgedachte. Met gelijkheid bedoelen we hier die maatschappelijke gelijkheid waarbij alle mensen
De reformator Calvijn had ook duidelijk omschreven denkbeelden over de taak en roeping van de overheid. De gedachte van de theocratie neemt bij hem een belangrijke plaats in.
51
gelijke rechten en gelijke plichten voor de wet hebben. Voor het eerst in de geschiedenis maakte met de Franse Revolutie (met uitzondering van Amerika dat in 1776 onafhankelijk geworden was) de wieg niet langer alleen uit waar je plaats in de maatschappij was. Wij vinden het heel billijk dat mannen en vrouwen bij gelijke arbeid onder gelijke omstandigheden gelijk betaald worden. Zo zou er nog veel meer te noemen zijn. De broederschap - de derde in de overbekende trits van de Franse Revolutie - kan in onze moderne maatschappij met zijn individualisme een juist tegenwicht bieden. Waar traditionele samenlevingsverbanden dreigen weg te vallen moeten mensen naar vormen zoeken waarin ze weer verantwoordelijk voor elkaar zijn. Toch kan en mag de SGP niet volstaan met het vaststellen van een aantal verworvenheden van de Franse Revolutie die op zichzelf beschouwd, positief zijn. Ook kunnen wij niet volstaan met veroordelingen zonder meer, hoe juist ze op zichzelf ook mogen zijn. We moeten proberen antwoorden te vinden die getuigen van inzicht in deze bewogen tijd. 6.5.
De triomf van het zelfbeschikkingsrecht
Hoe moeten we de ontwikkeling van onze maatschappij zoals deze zich met name in de 20e eeuw voordoet beoordelen? Paul Ramsey, een modern theoloog, schrijft in zijn voorwoord op het boek van Gabriël Vahanian met de huiveringwekkende titel "De dood van God": "Wij zijn de eersten in de geschiedenis die op het uitgangspunt dat God dood is, een cultuur moeten bouwen". Natuurlijk is de samenleving in de loop van de eeuwen vele malen gewijzigd. Maar het verschil met de tijd van na de Franse Revolutie lijkt mij sterk daarin gelegen, dat voorheen steeds een stuk continuiteit bewaard bleef, terwijl met en na de Franse Revolutie de breuk met het verleden juist bedoeld werd. Geestelijke waarden, die eenmaal onze samenleving samenhang en orde hebben gegeven, worden zonder enig respect neergehaald. Onze samenleving is betrokken bij een ontzaglijk proces van ontkerstening. De Franse Revolutie heeft gewrikt aan de fundamenten van onze christelijke samenleving. Volkssoevereiniteit betekent dat de mens zonder bevoogding op religieus of ethisch gebied zijn eigen leven wil inrichten. Elk mens moet in volkomen vrijheid zijn eigen keus kunnen maken. Ruim twee jaar geleden zond de V.P.R.O. een documentaire over genetische manipulatie uit onder de 52
veelzeggende titel: "Beter dan God". De medische wetenschap is in een aantal gevallen zover dat ze zegt: "God heeft met Zijn schepping een aantal fouten gemaakt. Laten wij het overdoen en nu beter." De overheid voert een zeer laakbare Aids-campagne. De W D en de PvdA voeren in deze een pleidooi voor onbeperkte vrijheid. Openlijke godslastering, zoals bijvoorbeeld de regisseur Scorcese deed in de film "De laatste verzoeking van Christus", wordt ook door het CDA niet aangepakt. De overheid heeft immers geen afdoende instrumenten om dit te keren, aldus de CDA-visie. De gelijkheidsideologie wordt in onze democratie tot in het absolute doorgedreven. Wetten worden aangenomen waarin het democratisch functioneren van zorginstellingen geregeld wordt. De wetgeving gelijke behandeling zet onze godsdienstvrijheid op de tocht. Op sociaal-economisch gebied werkt de tijdgeest van individualisme zichtbaar door. In dit verband horen we van een Nota "meisjesbeleid". Daarin staat beschreven hoe de sollicitatieplicht van achttienjarigen vanaf 1990 gaat gelden. De houding van de drie grote partijen ten opzichte van het homobeleid verschilt onderling wel, maar kenmerkt zich niet door een duidelijke afwijzing van een onbijbelse levenswijze. Integendeel. Een overgrote meerderheid van de Kamer wil dat de regering aan het basisen voortgezet onderwijs roldoorbrekend lesmateriaal ter beschikking stelt. Het is niet moeilijk meer gebieden te noemen waaruit duidelijk blijkt dat de mondige mens zonder bevoogding zijn eigen leven vorm en richting wil geven. En dan hebben we hier alleen nog maar gesproken over die zaken die de zgn. micro-ethiek betreffen en niet over bijvoorbeeld de economische orde, het milieu, de techniek, enz. Samenvattend kunnen we zeggen dat hierin het moderne levensgevoel tot uitdrukking komt wat zo duidelijk belijdt: hier beneden is het wel. De grote vraag die dan overblijft is deze: Welke weg wil deze mondige mens naar de toekcmst inslaan? Waar alles wat eenmaal het leven genormeerd had, wegvalt, daar komt onvermijdelijk de vraag: hoe zal aan dit leven weer zin kunnen worden gegeven? Loopt een samenleving in deze nieuwe situatie niet het gevaar uiteen te vallen, wanneer er bijvoorbeeld economische spanningen komen? Hoe wil de politiek het vacuüm dat ontstaan is door het ontbreken van een ethisch fundament, opvullen? 6 . 6 . Het antwoord van de SGP
Hierboven somden we enkele secularisatieverschijnselen van 53
onze tijd op. Het gaat niet op om een rechtstreekse lijn van de Franse Revolutie naar de secularisatie van de 20e eeuw te trekken, als zou de Franse Revolutie de enige oorzaak hiervoor zijn. Er zijn meer krachten en periodes te noemen die tot de secularisatie van het christendom hebben geleid bij intellectueel en massa. Dat de Franse Revolutie wel een zeer belangrijke fase in dit secularisatieproces is geweest hopen we duidelijk gemaakt te hebben. Wat is nu de plaats van de SGP in deze tijd? Is er wel toekomst voor een partij die in de staatkunde de gereformeerde beginselen wil handhaven? Met recht kan gezegd worden dat de SGP de politieke erfenis van Calvijn ook voor onze tijd wil bewaren. Deze reformator van Genève neemt de soevereiniteit van God tot zijn grondgedachte, ook voor de politiek. God is de absolute, soevereine God, Die alle dingen geschapen heeft, alleen om Zichzelf en tot Zijn eer en verheerlijking. Daarom behoort de mens met heel zijn leven en met alles wat hij heeft ontvangen Hem toe. Het is de levensroeping van de mens Hem te dienen. De SGP wil in deze traditie staLan wanneer de partij als haar doel verwoordt de beginselen van Gods Woord op staatkundig terrein tot meerdere erkenning te brengen in ons land. De overheid is Gods dienares. Ons land zou werkelijk gediend zijn met de erkenning van Gods koningschap en het gehoorzamen van Zijn geboden. Deze theocratische gedachtengang is voor de SGP onopgeefbaar. Het is de grote verdienste van Groen van Prinsterer geweest dat hij de banier van koning Jezus hoog opgetild heeft waar de christelijke leer miskend en geloochend werd. Groen zelf ziet dit niet als zijn verdienste, hij zag zich als een "Evangeliebelijder", die uitkwam voor de waarheid, "waar het belijden met lijden vergezeld is". Hier ligt de taak voor de SGP. Om woordvoerder te zijn van een traditie van eeuwen. Publiekelijk Hem te eren. Dat betekent niet alleen het staan in een oude traditie. Nee, wat meer is, het is een verreikend perspectief naar de toekomst. Een toekomst waarin het koninkrijk Gods geheel zal zijn hersteld en waarin de theocratie volkomen zal zijn.
54
GERAADPLEEGDE LITERATUUR Aalders, W . Revolutie en Reveil. 1789-1989, Den Haag 1989 Bremmer, C. en Kool, M.G.N. (red.) Een staatsman ter navolging. Groen van Prinsterer herdacht. (1876-1976), 1976 Bremmer, R.H. Er staat geschreven! Er is geschied!, Willem de Zwijgerstichting, Apeldoorn 1981 Cobban, A . The social interpretation of the French Revolution, London 1971 Cliteur, Paul Revolutie en contra-revolutie in de ideologie van Nederlandse politieke partijen. Bijdrage aan een congresbundel over de Franse Revolutie, R.U. Groningen 1989 Couwenberg, S.W. (red.) Opstand der burgers. De Franse Revolutie na 200 jaar, Kampen 1988 Geijl, P. De Franse Revolutie, in: Verzamelde Opstellen deel 3 , Utrecht 1978 Geijl, P. Fruin contra Groen 1853-1854, in: Verzamelde Opstellen deel Utrecht 1978 Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, Franeker 1976 Grijzenhout, F./ Mijnhardt, W.W./Sas, N.C.F. van Voor Vaderland en vrijheid, Amsterdam 1987 Haar, Jaap ter De Franse Revolutie, Bussum 1970 Hage, L.J.M. Mondigheid als cultuurmotief, in: Zicht 1977/5 Hobsbawn, E.J. De tijd van de revolutie 1789-1848, Amsterdam 1963 Mijnhardt, W.W. De Nederlandse Verlichting in Europees perspectief, in: Theoretische geschiedenis, 10 (1983), 335-347 55
I Palmer, R.R. The Age of Democratic Revolution, New York 1959-1964 Smitskamp, H . Groen's Ongeloof en Revolutie. Een bundel studiën, Wageningen 1949 Soboul, A . De Franse Revolutie, deel 1 1789-1793, Amsterdam 1979 Tocqueville, Alexis de, Over de Franse Revolutie, Kampen 1988 Woldering, H.E.S./Kuiper, O.Th. Reformatorische maatschappijkritiek, Kampen 1980
56
LANDELIJK VERBAND VAN STAATKUNDIG GEREFORMEERDE STUDIEVERENIGINGEN SGP-JONCEREN
WAT IS HET LANDELIJK VERBAND EIGENLIJK? Het Landelijk Verband van Staatkundig Gereformeerde Studieverenigingen is een overkoepelend orgaan van vele plaatselijke SGP-jongerenstudieverenigingen, die zich bezighouden met het bevorderen van de studie van politieke en maatschappelijke vraagstukken. Het werk van het Landelijk Verband wordt verricht op vier verschillende terreinen, ook wel secties g e n o e m d .
SECTIE STUDIEVERENIGINGEN
SECTIE JONGERENORGANISATIE
De plaatselijke studieverenigingen komen eens in de zoveel tijd bij elkaar o m een politiek/maatschappelijk onderwerp te behandelen. S o m s worden de lezingen door de leden van de studieverenigingen gemaakt en gehouden en s o m s zijn er gastsprekers (kamerleden en gemeenteraadsleden bijvoorbeeld). Deze plaatselijke verenigingen hebben zich samen georganiseerd binnen het Landelijk Verband. Zo kan men elkaar helpen en ideeën uitwisselen. Bovendien organiseert deze sectie regelmatig regionale vergaderingen over diverse onderwerpen.
Eens in de twee jaar organiseert het Landelijk Verband een SGP-jongerendag. Het gaat hier o m groots opgezette bijeenkomsten waar bekende sprekers van zich laten horen. Vele SGP-jongeren uit het hele land komen hier bij elkaar. Dit maakt deze leerzame dagen ook tot gezellige ontmoetingsdagen voor jongeren. Zeker de moeite waard dus!
SECTIE INFO ZAKEN Binnen deze sectie houdt men zich bezig met het geven van informatie over de SGP naar binnen en naar buiten toe. Het gaat hier o m allerlei soorten informatie. Te denken valt aan de geschiedenis van de SGP, de standpunten van de SGP en de organisatie van de SGP. Op dit m o m e n t hebben we o.a. in voorraad de veel gekochte en gelezen Ds. Kersten- en ds. Zandtserie. In deze serie worden de verschillende voordrachten en artikelen gebundeld die ds. Kersten en ds. Zandt voor de SGP hebben gehouden of geschreven. Op deze manier kunnen we de band met het verleden bewaren en ontdekken we de schatten in de traditie van de SGP. Ook blijkt dat vele artikelen en redes nog niets aan actualiteit hebben ingeboet. Daarnaast verzorgt deze sectie de uitgave van infokaternen.
In het jaar dat er geen SGP-jongerendag wordt gehouden zit het Landelijk Verband niet stil. Dan organiseren we regionale bijeenkomsten, Deze bijeenkomsten zijn iets kleinschaliger. Maar juist hier ontmoet je meer bekenden en is er iets meer ruimte voor uitwisseling van gedachten.
SECTIE ONS CONTACT Het Landelijk Verband brengt vijf keer per jaar een eigen blad uit. De naam van het blad is „ O n s Contact". Het blad staat vol met allerlei artikelen over actuele politieke onderwerpen, interviews en verenigingsnieuws. Het wordt allemaal op een pakkende manier gebracht door de vele foto's en illustraties. Het is dus vlot te lezen. Voor weinig geld heb je al een abonnement. Leuk en handig voor een werkstuk en onderwerp.
LVSGS/SGP-jongeren Ds. G. H. Kerstenhuis Laan van Meerdervoort 165 2 5 1 7 AZ 's-GRAVENHAGE Tel. 0 7 0 - 4 5 6 2 2 6 / 4 6 8 6 8 8
DE FRANSE REVOLUTIE drs. A. A. van der Schans In de geschiedenis van de Nederlandse christelijke politiek is er altijd veel aandacht voor de Franse Revolutie geweest. Niet verbazingwekkend, wannneer je beseft dat het hoofdwerk van Groen van Prinsterer over deze revolutie handelde en deze man zelf aan de bakermat van de Nederlandse christelijke politiek stond. Hij heeft overduidelijk laten zien dat de Franse Revolutie ideeën vertolkte die haaks stonden en staan op de christelijke politieke opvattingen. De ideeën van de Franse Revolutie werken ook nu nog door in de Nederlandse politiek. Je treft ze vooral aan bij partijen als de W D en D'66. Voor een christelijke visie op de actuele politiek is kennis van deze Franse Revolutie dan ook onontbeerlijk. In deze katern heeft drs. A. A. van der Schans, leraar geschiedenis, geprobeerd deze revolutie zo helder en duidelijk mogelijk te beschrijven en de gevolgen ervan aan te geven. Het resultaat is een katern die voor persoonlijke studie, maar ook voor studie op vereniging en school geschikt is.