VERSLAG VAN DE 160e VERGADERING VAN DE UNIVERSITEITSRAAD d.d. 19 AUGUSTUS 2013 UR/13/41356 Aanwezig:
5 Afwezig:
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Augusteijn, Balfoort, Bleijenberg, Cheretis Hogenhuis, De Kort, Krol, Leichsenring, Meliksetian, Mioch (voorzitter), Newsome, , Pullen, Stol (griffier), Spieksma, Suijten en Wolters. Hendriks en Poletiek.
1. Opening De voorzitter opent de vergadering om 15.00 uur heet iedereen van harte welkom. De voorzitter deelt mee dat mw. Poletiek/AbvaKabo van 1 september t/m 31 december 2013 voor een sabbatical in het buitenland verblijft en daardoor gedurende die termijn geen lid van de Universiteitsraad zal zijn. De AbvaKabo zal trachten voor tijdelijke vervanging van mw. Poletiek te zorgen. De voorzitter deelt mee dat de bijeenkomst met de Raad van Toezicht zeer waarschijnlijk verschoven wordt van half september naar begin november 2013. Tot slot meldt de voorzitter dat het onderwerp ‘GPA en cum laude regeling LUCTH’ als punt 8A. behandeld zal worden: brief van het College van Bestuur en de reactie van de UR-commissie O&O zijn bij het agendapunt 11 meegezonden. 2. Verslagen vorige vergaderingen UR/13/33484 - verslag 159e UR-vergadering d.d. 17 juni 2013 UR/13/27775 - verslag extra UR-vergadering (159a) d.d. 24 juni 2013 De verslagen worden vastgesteld, nadat in het verslag van 24 juni jl. de naam van ‘Jansen’ is gewijzigd in ‘Bleijenberg’. 3. Experiment promotiestudent UR/13/24180 - brief College van Bestuur d.d. 10 juni 2013 UR/13/28139 – brief College van Bestuur d.d. 9 juli 2013 met daarachter de vragen van PhDoc, UB en BeP en de antwoorden daarop -reactie OCW op advies Raad van State inzake Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs -reactie UR-commissie Onderwijs & Onderzoek Tevens aanwezig: Floor Frederiks en Frans Los / AZ In reactie op de reactie van UR-commissie O&O meldt Frederiks dat haar bijdrage op dit moment voorlopig van aard is, maar dat de Raad op de hoogte zal worden gehouden van de verdere ontwikkelingen. Er is op dit moment niet meer bekend dan vorige week tijdens de commissievergadering is gemeld. Desgevraagd meldt de voorzitter dat nadere vragen schriftelijk aan betrokken ambtenaren gesteld kunnen worden. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat bij dit onderwerp aandacht besteed moet worden aan verzekerings-, pensioen- en belastingzaken, omdat daarin voor promotiestudenten consequenties zullen zitten. Frederiks meldt dat het experiment mede bedoeld is om dit soort onderwerpen te onderzoeken. Desgevraagd meldt Frederiks dat in het voorstel van deze universiteit het traject voor promotiestudenten net als voor aio’s vierjarig zal zijn. Afgesproken wordt dat de reactie van de commissie O&O in de aansluitende onderlinge URvergadering zal worden omgezet in een conceptreactie van de UR, die t.b.v. de Overlegvergadering van 26 augustus 2013 zal worden rondgezonden. 4. Universiteitsbrede implementatie Studieplan UR/13/28144 - brief College van Bestuur d.d. 9 juli 2013 met daarbij het eindadvies / eindrapport van de implementatiegroep -reactie UR-commissie Onderwijs & Onderzoek Tevens aanwezig: Marcel Vooijs / AZ In reactie op de reactie van UR-commissie O&O meldt Vooijs dat navraag naar de wijze van communicatie door de faculteiten naar (aanstaande) studenten heeft opgeleverd dat in ieder geval in voorlichtingsbrochures is aangekondigd dat per 1 september 2013 het studieplan zal worden ingevoerd. Voorts zijn in mei 2013 artikelen hierover in de internationale nieuwsbrief en in die voor studenten en medewerkers verschenen en is centraal algemene communicatie gepleegd. De
1
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
faculteiten is in juni 2013 gemeld dat de studenten hun studieplan rond augustus moeten indienen en dat een herinnering gezonden zou moeten worden aan degenen die dat niet hebben gedaan; tot nu toe zijn er nog geen problemen vernomen. Gevraagd naar een evaluatie meldt Vooijs dat de werkgroep nog in functie blijft om de implementatie te begeleiden en dat eind collegejaar 2013/2014 de balans zal worden opgemaakt. Van de uitkomst daarvan zal de Raad op de hoogte worden gesteld. Gevraagd naar de afweging om de invoeringsdatum bij Rechtsgeleerdheid op 1 februari 2014 te stellen meldt Vooijs dat dit te maken heeft met de curriculumherziening per 1 september a.s. waaraan de faculteit voorrang wenst te geven. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat 1 september 2014 dan een logischer datum is. Wat betreft de communicatie wordt vanuit de Raad nog opgemerkt dat een aantal studenten eind juli jl. nog geen mail had ontvangen over het opstellen van een studieplan, waarop Vooijs meldt dat naar zijn informatie de met de faculteiten gemaakte afspraken zijn nagekomen. In zijn aansluitende onderlinge vergadering heeft de Raad de reactie van zijn commissie O&O omgezet in een definitieve reactie (bijlage 1: UR/13/34320). 5. Diversiteitsbeleid 2013 - 2016 UR/13/28157 - brief College van Bestuur d.d. 9 juli 2013 met daarbij de notitie ‘Diversiteitsbeleid 2013 – 2016’, het overzicht leden werkgroep Diversiteit, de position paper ‘Excellence through diversity’ en eindrapport ‘Studiesucces door diversiteit’ -reactie UR-commissie Onderwijs & Onderzoek Tevens aanwezig: Marcel Vooijs / AZ In reactie op de reactie van de UR-commissie O&O meldt Vooijs dat het gaat om streefcijfers, die op een gegeven moment wellicht in een resultaatverplichting kunnen worden omgezet. Dit is niet in discussie geweest in de werkgroep diversiteitsbeleid, die de contouren van het beleid heeft aangegeven. Met de aan te stellen diversity officer zal een werkplan worden opgesteld, waarbij discussie gevoerd zal worden of daaraan targets gekoppeld zullen worden. Wat betreft het vervullen van de functie van diversity officer op het niveau van hoogleraar en niet op dat van een in naam van het College van Bestuur opererende ambtelijk medewerker meldt Vooijs dat gekozen is voor iemand uit het w.p. die deskundig is op dit terrein, ervaring op het gebied van onderwijs en onderzoek in het algemeen en in het bijzonder op dit terrein èn van binnenuit veranderingen binnen de organisatie kan stimuleren. Wat betreft pop-corner bij FSW meldt Vooijs dat dit inderdaad goed werkt en bij het opstellen van het werkplan zal worden meegenomen, waarbij bekeken zal worden of het binnen de universiteit breder toegepast kan worden. Desgevraagd meldt Vooijs dat er verschillen zijn tussen een w.p.-er die met dit onderwerp bezig is en een werkplan moet realiseren en een ambtelijk medewerker. Het gaat om iemand die – ook wetenschappelijk – deskundig is op het gebied van diversiteit en ervaring heeft met de problematiek binnen de organisatie. Hoogleraren houden zich bezig met onderwijs en onderzoek, geven leiding aan een onderdeel en worden in staat geacht met gezag binnen de organisatie te kunnen opereren om wijzigingen te bewerkstelligen. Overigens zijn met diversity officers uit de wetenschappelijke staf elders goede ervaringen opgedaan, hetgeen mee heeft gewogen in deze keuze. Vanuit de Raad wordt lichtelijk sceptisch gereageerd, omdat het gaat om een functionaris die goed kan communiceren en dat hoeft niet per se een hoogleraar te zijn en gevraagd wordt welke vaardigheden bij de selectie van de diversity officer het zwaarst wegen. Vooijs meldt dat de desbetreffende functionaris moet voldoen aan de eerder genoemde onderdelen van het profiel en dat hij op de juiste manier moet kunnen opereren. Dit is met het CvB besproken en aan de hand van het profiel zal bezien worden of een kandidaat geschikt is voor de functie. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat op basis van het profiel slechts in een kleine vijver gevist kan worden als vastgehouden wordt aan het niveau van hoogleraar èn het bekend zijn met de organisatie. Gesuggereerd wordt om ook extern te werven en dit niet te bepreken tot de universiteit en het werken op het terrein van diversiteit. Vooijs meldt dat afgewacht wordt wat de respons op de werving zal zijn en als zich geen geschikte kandidaat meldt, zal breder gezocht worden. Desgevraagd meldt Vooijs dat de inbedding van diversiteit in de organisatie in voorbereiding is; er is geïnventariseerd wat op dat gebied reeds gedaan wordt en daarbij is gebleken dat de noodzaak van en aandacht voor diversiteit zeer zeker aanwezig is, maar ook dat de doelstelling van het beleid niet in voldoende mate bereikt wordt en daarom een extra impuls nodig heeft. De Raad blijft twijfels houden bij nut en noodzaak om een hoogleraar als diversity officer aan te stellen, tenzij men reeds iemand op het oog heeft die geschikt is.
2
Afgesproken wordt dat de reactie van de commissie O&O in de aansluitende onderlinge URvergadering zal worden omgezet in een conceptreactie van de UR, die t.b.v. de Overlegvergadering van 26 augustus 2013 zal worden rondgezonden.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
6. Vervroeging aanmelddatum naar 1 mei + Studiekeuzeadvies UR/13/28167 - brief College van Bestuur d.d. 9 juli 2013 met daarbij een voorstel om op basis van de Wet Kwaliteit in verscheidenheid een intakeprocedure in te richten voor aanmelders vanaf het studiejaar 2014-2015 met daarbij 2 bijlagen -advies UR-commissie Onderwijs & Onderzoek Tevens aanwezig: Marcel Vooijs / AZ In reactie op het commissieadvies meldt Vooijs dat wat betreft de daarin gesignaleerde mogelijkheid van vervuiling van inschrijvingsaantallen omdat aankomend studenten zich uit voorzorg voor meerdere studies (bij meerdere universiteiten zullen inschrijven dat deze niet te voorkomen is. Daaraan moet wel aandacht geschonken worden, maar ook niet te veel energie aan besteed worden omdat dat ten koste zal gaan van studenten die zich wel daadwerkelijk inschrijven. Wat betreft de risicofactoren voor aankomend studenten die door W&N zijn samengesteld meldt Vooijs dat deze betrekking hebben op lage cijfers voor exacte vakken en het niet goed zicht hebben op wat de studie inhoudt. Wanneer deze factoren zich manifesteren bij aankomende studenten zal dringend geadviseerd worden zich niet voor een exacte studie in te schrijven. De faculteit is nog bezig met het opstellen van de daarbij te volgen procedure en met de vraag hoe deze in de regeling kan worden opgenomen: dit najaar zal hierop teruggekomen worden. De vraag of deze risicofactoren universiteitsbreed overgenomen zullen worden is daarmee volgens Vooijs beantwoord, gezien de specificiteit ervan. De inrichting van de procedure en de keuze voor het al dan niet hanteren van risicofactoren zijn overigens aan de faculteiten overgelaten. Duidelijkheidshalve wordt nog toegevoegd dat het bij het hanteren van risicofactoren gaat om studenten, die zich ná 1 mei inschrijven; degenen die zich vóór die datum inschrijven worden toegelaten wanneer ze een vwo-diploma met het juiste profiel hebben gehaald. Vooijs vult aan met de opmerking dat het om een klein aantal studenten zal gaan. In antwoord op de vraag wanneer duidelijkheid bestaat over het daadwerkelijke aantal ingeschreven eerstejaars meldt Vooijs dat de peildatum daarvoor 1 september is en desgevraagd meldt hij dat de Raad van het aantal inschrijvingen op de hoogte zal worden gehouden. Wat betreft de exacte datum van inschrijven waarbij deelname aan studiekeuzeactiviteiten niet verplicht gesteld kan worden meldt Vooijs dat deze t/m 1 mei is en dat dit op het web zal worden gecorrigeerd: dit is veiligheidshalve echter niet gebeurd omdat OCW de term ‘vóór 1 mei’ communiceert (hoewel in de persoonlijke brieven die de studiekiezer krijgt ‘t/m 1 mei’ staat). Aanmelders na die datum worden verplicht aan de studiekeuzeactiviteiten deel te nemen, zoals het invullen van een vragenlijst waarin naar motivatie, cijfers en oriëntatiegedrag gevraagd wordt en het in voorkomende gevallen afwegen van de risicofactoren. Op basis van de uitkomsten van deze acties wordt een studiekeuzeadvies uitgebracht. Vanuit de Raad wordt nog opgemerkt dat een pilot selectie aan de poort destijds heeft uitgewezen dat cijfers niet een echt goed selecterende functie hebben en dat daarmee rekening gehouden zou moeten worden bij het vanaf volgend jaar verplicht wordende karakter van het studiekeuzeadvies. In zijn aansluitende onderlinge vergadering heeft de Raad het advies van zijn commissie O&O omgezet in een definitief advies (bijlage 2: UR/13/34335). 7. Gemeenschappelijke regeling Honours Academy UR/13/28174 - brief College van Bestuur d.d. 9 juli 2013 met daarbij de gemeenschappelijke regeling èn ter informatie het Reglement Honours Academy Universiteit Leiden -advies UR-commissie Personeelsbeleid, Studentenzaken & Internationalisering Tevens aanwezig: Marcel Vooijs / AZ In reactie op het commissieadvies meldt Vooijs dat het gevraagde organogram te maken is, maar dat hij niet kan toezeggen dat dit volgende week al voorhanden is. Wel kan hij toezeggen dat het t.b.v. de eerstvolgende commissievergadering beschikbaar zal zijn. Wat betreft de problemen met de registratie van HC-studenten meldt Vooijs dat zich in 2012 problemen hebben voorgedaan. Begin dit jaar is door de Honours Academy met elke faculteit overleg opgestart m.b.t. uSis, waarbij vanuit de faculteit de coördinator en de betreffende uSis-medewerker aanwezig waren. In deze overleggen zijn afspraken gemaakt over de registratie van HC-studenten in uSis, zowel over het moment van registratie als over
3
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
de verantwoordelijkheidsverdeling tussen trajectcoördinator, uSis-medewerker en Honours Academy. De afgesproken werkwijze is overigens in lijn met de werkwijze die de accountant zal toepassen in het kader van de prestatieafspraken. Komend najaar zal blijken of het goed gaat en of het via de afgesproken procedure verloopt. Desgevraagd meldt Vooijs dat registratie van HC-studenten ingewikkeld is omdat zij instromen vanuit de faculteiten, waar ze ook als zodanig geregistreerd moeten worden. Bovendien moeten ze bij de Honours Academy geregistreerd worden omdat die het bovenfacultaire honoursonderwijs verzorgt. Dit gebeurt nu ook in uSis omdat de HA een eigen uSisregistratie heeft. Deze registraties moeten zodanig zijn dat een goede monitoring en rapportage daarvan mogelijk zijn. Wat betreft de taakverzwaring van het w.p. in verband met het fenomeen talentcoach meldt Vooijs dat deze deels gefinancierd wordt volgens de interne bekostiging en deels uit de onderwijsintensiveringsmiddelen. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat de verwachting is dat de taakverzwaring bij kleine(re) opleidingen moeilijk opgevangen zal kunnen worden, waarop Vooijs meldt dat de rol van talentcoach per faculteit verschillend zal worden ingevuld. Bij kleine opleidingen/faculteiten zal een coach voor meerdere opleidingen optreden en bij grote(re) zullen meerdere talentcoaches zijn. Vooijs meldt desgevraagd dat per faculteit ook verschilt door wie de functie wordt ingevuld: soms zijn het docenten, soms coördinatoren. De talentcoach is een soort studieadviseur, die de honoursstudenten begeleid tijdens hun traject in de Honours Academy en als vraagbaak fungeert. Vanuit de raad wordt opgemerkt dat deze taakomschrijving niet als zodanig in de regeling staat en men is van mening dat de faculteiten deze wel moeten kennen. Voorts wordt opgemerkt dat het werk als talentcoach door een universitair docent betekent dat diens andere taken door anderen moeten worden overgenomen, hetgeen extra middelen kost. Bij kleine eenheden zal het zo zijn dat het overnemen van onderwijs- en onderzoektaken door anderen problematisch blijkt te zijn. Vooijs meldt dat er allerlei taken door de eenheden moeten worden uitgevoerd en dat binnen de eenheden afspraken gemaakt moeten worden hoe de taken en de beschikbare middelen verdeeld worden, waarbij hij ook verwijst naar de onderwijsintensiveringsmiddelen die de faculteiten hierbij kunnen inzetten. Vooijs meldt desgevraagd dat de prestatieafspraken, waarvan dit project een onderdeel vormt, tot 2016 lopen en dat daarna een evaluatie zal plaatsvinden: wanneer deze een goede uitkomst heeft wordt dit project voortgezet en zo niet, dan wordt het gestaakt. Wat betreft het opnemen van de kwaliteitszorgcyclus in de gemeenschappelijke regeling, meldt Vooijs dat die daarvoor niet het juiste document is. De kwaliteitszorg is een taak en eindverantwoordelijkheid van de Honours Academy en de dean daarvan heeft het afgelopen jaar met faculteiten overlegd om een goede procedure op te zetten, die is afgeleid uit bestaande procedures. De Raad stelt voor de beschrijving van de kwaliteitszorgcyclus dan in een apart document op te nemen. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat kwaliteitszorg per opleiding beschreven en uitgevoerd wordt, maar dat het hier gaat om een bovenfacultair curriculum hetgeen complicerend kan werken. Vooijs meldt dat het punt waar het curriculum samenkomt de Honours Academy is en dat de desbetreffende rapportages van de faculteiten daar samenkomen. De dean van de Honours Academy bekijkt deze rapportages en bespreekt ze met de bestuursraad en het College van Bestuur: bij de Honours Academy wordt dus in principe dezelfde procedure van kwaliteitszorg gevolgd als bij andere opleidingen. Desgevraagd meldt Vooijs dat de verantwoordelijkheden van de faculteiten en van de Honours Academy zijn vastgelegd in de voorliggende gemeenschappelijke regeling. Daaruit blijkt dat de faculteiten verantwoordelijk blijven voor het onderwijs en de kwaliteitszorg. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat het bij de faculteiten leggen van de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitszorg lastiger en gecompliceerder lijkt. Vooijs meldt dat de vraag wat bij de faculteiten en wat bij de Honours Academy neergelegd zou moeten worden steeds onderwerp van bespreking is geweest en dat de voorliggende regeling het resultaat daarvan is, waarmee alle faculteiten ingestemd hebben; uiteindelijk ligt de eindverantwoordelijkheid, zoals altijd, bij de examencommissie. Wat betreft het voorstel in het advies om één aanspreekpunt voor de honoursstudenten (nl. de trajectcoördinator) te creëren omdat uit de regeling blijkt dat de student met verschillende examencommissies te maken kan krijgen meldt Vooijs dat dit reeds het geval is. Vanuit de Raad wordt opgemerkt dat in de gevraagde matrix duidelijk gemaakt zou moeten worden welke examencommissie waarover gaat, zodat discussie daarover wordt voorkomen. Vooijs meldt dat de facultaire examencommissies over de hen regarderende onderdelen van het honourscurriculum gaan en dat de examencommissie van de Honours Academy over het totaal gaat. Deze zal niet het werk van de facultaire examencommissies overdoen, maar de besluiten van die commissies overnemen. De Raad benadrukt dat dit vastgelegd moet worden om verwarring en competentiestrijd te voorkomen. Wat betreft de communicatie beaamt Vooijs dat het document helder moet zijn zodat alle partijen over de inhoud ervan op de hoogte gesteld kunnen worden. Hij vult aan
4
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
met de mededeling dat het document meermalen uitgebreid met en binnen de faculteiten besproken is en dat het nu zaak is ermee aan de slag te gaan. Mochten zich problemen voordoen, dan zullen deze bekeken en besproken worden en zal bezien worden of de regeling aangepast moet worden. Afgesproken wordt dat de reactie van de commissie O&O in de aansluitende onderlinge URvergadering zal worden omgezet in een conceptreactie van de UR, die t.b.v. de Overlegvergadering van 26 augustus 2013 zal worden rondgezonden. 8. Aanpassing BSA - regeling UR/13/28179 - brief College van Bestuur d.d. 3 juli 2013 met daarbij bovengenoemde regelding -advies UR-commissie Personeelsbeleid, Studentenzaken & Internationalisering Tevens aanwezig: Marije Schreuder / AZ In reactie op het commissieadvies meldt Schreuder dat artikel 5.3. van de voorliggende regeling is voorgelegd aan juristen en dat op basis daarvan een aangepaste formulering is gemaakt, die zij ter plekke voorleest. Afgesproken wordt dat de tekst via voorzitter/griffier aan de raadsleden zal worden gemaild, zodat kennis genomen kan worden van de exacte tekst. Vanuit de Raad wordt gevraagd of de term ‘vóór 31 januari’ in artikel 3.1.11 betrekking heeft op het oproepen voor een gesprek of ook op het plaatsvinden van het gesprek: de tekst is daarin niet duidelijk. Schreuder zegt dat daarnaar nog gekeken zal worden en dat de uitkomst daarvan ook zal worden doorgemaild. Voor de vastgestelde regeling zie: http://media.leidenuniv.nl/legacy/bsa-regeling-universiteit-leiden-2013.pdf In zijn aansluitende onderlinge vergadering heeft de Raad het advies van zijn commissie PS&I omgezet in een definitief advies (bijlage 3: UR/13/34337). 8A. GPA en cum laude regeling LUCTH UR/13/28825 - brief College van Bestuur d.d. 10 juni 2013 met daarbij bovengenoemde regeling -reactie UR-commissie Onderwijs & Onderzoek Tevens aanwezig: Marije Schreuder / AZ In reactie op de commissiereactie meldt Schreuder dat zij deze niet ontvangen heeft en zij suggereert daarom dit advies volgende met het College van Bestuur te bespreken. Afgesproken wordt dat de reactie van de commissie O&O in de aansluitende onderlinge URvergadering zal worden omgezet in een conceptreactie van de UR, die t.b.v. de Overlegvergadering van 26 augustus 2013 zal worden rondgezonden. 9. Gemeenschappelijke regeling LDE UR/13/28184 - brief College van Bestuur d.d. 4 juli 2013 met daarbij bovengenoemde gemeenschappelijke regeling -advies UR-commissie Personeelsbeleid, Studentenzaken & Internationalisering Tevens aanwezig: Piet van Slooten / dir. BB In reactie op het commissieadvies meldt Van Slooten dat deze voor zich spreekt en – dus – geen reden geeft tot het maken van opmerkingen. Desgevraagd meldt Van Slooten dat de financiering van het LDE-fonds bestaat uit evenredige, gefixeerde bedragen vanuit de betrokken instellingen en dat deze niet onderhevig zijn aan inflatiecorrectie. Wat betreft de medezeggenschap meldt Van Slooten onder verwijzing naar artikel 7 nog dat de WHW van kracht blijft. De essentie van het artikel is dat goed gecoördineerd wordt dat de medezeggenschapsorganen op hetzelfde moment dezelfde informatie ontvangt. In zijn aansluitende onderlinge vergadering heeft de Raad het advies van zijn commissie O&O omgezet in een definitief advies (bijlage 4: UR/13/34340). 10. VGM-onderwerpen UR/13/31079 - brief College van Bestuur d.d. 22 juli 2013 inzake: A. Jaarrapportage & Scorecards VGM 2012 (UR/13/31082) B. Management review en Evaluatie VGM-plan 2013 (UR/28797) C. Stoppen met periodiek medisch onderzoek asbest (UR/13/310084) -reactie UR-commissie Personeelsbeleid, Studentenzaken& Internationalisering inzake de onderdelen A. en B. -reactie UR-commissie Personeelsbeleid, Studentenzaken & Internationalisering inzake onderdeel C.
5
5
10
15
20
25
30
Wat betreft de punt A. en B. spitst de discussie zich toe op het hebben van privé-apparaten op de werkkamers, die uitmondt in de opvatting van de Raad dat het gebruik van bepaalde apparaten (koffiemachine, waterkoker) niet verboden maar wel gecontroleerd zouden moeten worden, zoals bij FSW het geval is. Afgesproken wordt dat de reactie van de commissie PS&I in de aansluitende onderlinge URvergadering zal worden omgezet in een conceptreactie van de UR, die t.b.v. de Overlegvergadering van 26 augustus 2013 zal worden rondgezonden. Wat betreft punt C. heeft de Raad in zijn aansluitende onderlinge vergadering het advies van zijn commissie PS&I omgezet in een definitief advies (bijlage 4: UR/13/34453). 11. Ingekomen en verzonden stukken Conclusies CvB-vergaderingen d.d. 11, 18 en 25 juni 2013 (UR/13/28812, 28814 en 28815); brief College van Bestuur d.d. 10 juli 2013 inzake Brits versus Amerikaans Engels (UR/13/29206); brief College van Bestuur d.d. 11 juli 2013 inzake Jaarverslag Ombudsfunctionaris 2012 (UR/13/29168) en brief OCW d.d. 16 juli 2013 inzake benoeming door UR voorgedragen RvT-lid (UR/13/29211). Desgevraagd n.a.v. punt 11 van de CvB-conclusies d.d. 25 juni 2013 wordt gemeld dat de daar genoemde derde centrale vestiging van Campus Den Haag het pand aan het Anna van Buerenplein is. 12. Rondvraag Rondvraag PhDoc inzake reiskostenvergoeding Rondvraag AbvaKabo inzake inzicht leidinggevenden in emailverkeer medewerkers Rondvraag AbvaKabo inzake Brits versus Amerikaans Engels Rondvraag AbvaKabo inzake beeldvorming docenten in de media Rondvraag AbvaKabo inzake ondersteunende functies Rondvraag AbvaKabo inzake hoogleraarsbenoemingen De voorzitter meldt dat deze vragen in principe in de Overlegvergadering van 26 augustus a.s. zuilen worden beantwoord. 13. Sluiting Alvorens de voorzitter de vergadering om 16.50 uur sluit, deelt zij mee dat aansluitend een onderlinge vergadering van de raad plaatsvindt ter omzetting van commissieadvies- en reacties in concept-URadvies en –reacties.
6