5
VERSLAG VAN DE 134e OVERLEGVERGADERING VAN COLLEGE VAN BESTUUR EN UNIVERSITEITSRAAD D.D. 25 AUGUSTUS 2014 UR/14/41026 Aanwezig: Te Beest, Buitendijk (CvB) en Van Slooten (Secretaris CvB). Augusteijn, Balfoort, De Kort, Hogenhuis, Krol, De Kruiff, Mioch (Voorzitter), Poletiek, Pullen, Schuppert, Weeda (griffier), Vermolen en Wolters. Afwezig:
Bleijenberg, Spieksma, Fatah-Black en Stolker.
10
1. Opening De voorzitter opent de vergadering om 16.04 uur, de laatste Overlegvergadering met deze URsamenstelling, en verwelkomt de aankomend UR-leden die zitting nemen op de publieke tribune.
15
2. Verslagen vorige vergaderingen UR/14/29805 verslag 133e Overlegvergadering d.d. 30 juni 2014
20
25
30
35
40
45
50
Er zijn een aantal tekstuele wijzigingsvoorstellen ontvangen welke zo spoedig mogelijk zullen worden verwerkt. Met inachtneming van deze tekstuele aanpassingen zijn de verslagen vastgesteld. Naar aanleiding van punt 3 van het verslag van 30 juni 2014 vraagt de UR aan het CvB of er al onderzocht is of er een procedure aan de kwaliteitscyclus kan worden toegevoegd met betrekking tot opleidingen die negatief advies hebben gekregen in het kader van een accreditatie. Het CvB antwoordt hierop dat het net zomerreces is geweest en dat dit punt daardoor nog niet is opgepakt. Naar aanleiding van punt 7 van het verslag van 30 juni 2014 vraagt de UR aan het College of hij een reactie mag verwachten op het advies dat is uitgebracht met betrekking tot het verzoek van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid om af te wijken van de model-OER. Het CvB geeft aan dat er een uitvoerige discussie is gevoerd waarbij alle belangrijke argumenten zijn uitgewisseld, maar desgewenst is het CvB bereid om schriftelijk te reageren. 3. VGM Jaarrapportage 2013 UR/14/28587 VGM Jaarrapportage 2013 -conceptreactie UR op desbetreffend jaarrapport De UR vraagt naar aanleiding van de VGM Jaarrapportage of er, mede in verband met het in ontwikkeling zijnde nieuwe instellingsplan, er een milieubeleid voor de Universiteit zal worden ontwikkeld. Het CvB geeft aan dat Universiteit Leiden een milieubeleidsplan heeft dat in 2009 is vastgesteld. VGM is thans bezig met de ontwikkeling van een nieuw milieubeleidsplan. In het nieuwe plan zullen de nieuwe uitgangspunten uiteengezet worden en ook aandacht geschonken worden aan de communicatie hieromtrent. Bezien dient te worden wat er uit het milieubeleidsplan overgenomen zal worden in het strategisch plan. Uiteraard wordt dit beleidsplan opgesteld in overleg met het CvB, Vastgoed, CML en diverse studentengroeperingen. Voor het overige zijn er geen vragen of opmerkingen inzake de VGM Jaarrapportage. In de aansluitende extra UR-vergadering zal de Raad een definitieve reactie vaststellen.
1
4. Jaarverslag Kwaliteitszorg Onderwijs 2012-2013 UR/14/ 28592 Jaarverslag Kwaliteitszorg Onderwijs 2012-2013 -Conceptreactie UR met betrekking tot Jaarverslag Kwaliteitszorg Onderwijs 20122013 5
10
15
20
25
30
35
De UR geeft aan dat de commissie Onderwijs en Onderzoek (O&O) in overleg met AZ een aantal opleidingsjaarverslagen ter inzage heeft gekregen. Dit werkte in het kader van de behandeling van het Jaarverslag Kwaliteitszorg zeer verhelderend. De UR zou er een van voorstander zijn dat de Raad voortaan in het kader van de behandeling van dit Jaarverslag deze werkwijze zal volgen. Het CvB is het hiermee eens in zoverre dat het hem verstandig lijkt dat commissie O&O inzage in een aantal opleidingsjaarverslagen krijgt en niet de voltallige UR. De UR wijst op het belang van de bespreking van de opleidingsjaarverslagen met de faculteitsbesturen. Het CvB geeft aan dat in conceptadvies staat vermeld dat de opleidingsjaarverslagen besproken dienen te worden door de faculteitsraden met de opleidingscommissies. Dit is erg stellig geformuleerd. Het is niet wettelijk verplicht om opleidingsjaarverslagen op deze manier te bespreken. Er kan slechts gewezen worden op de mogelijkheid. Er zijn overigens al vele momenten waarop de opleidingsjaarverslagen besproken worden. De Opleidingscommissies bespreken ze met opleidingsbesturen. De opleidingsbesturen bespreken ze met de vice-decaan. En Faculteitsraden behandelen de opleidingsagenda, welke weer gebaseerd is op de opleidingsverslagen. De Universiteitsraad vraagt in welke mate er is vastgelegd hoe de opleidingsjaarverslagen besproken moeten worden. Het CvB geeft aan dat dit niet is vastgelegd. De huidige procedure is dat de vice-rector magnificus alle opleidingsjaarverslagen in hun totaliteit bespreekt met de desbetreffende vicedecaan aan de hand van een notitie met aandachtspunten. Een van deze aandachtspunten is de mate waarin de vice-decaan het opleidingsjaarverslag bespreekt met de opleidingen. Het CvB ziet er niets in om dit te gaan monitoren. De UR geeft aan dat het niet nodig is om dit te monitoren maar er kan wel aangegeven worden dat het de bedoeling is dat de jaarverslagen worden besproken. Het CvB geeft aan dat dit al gebeurt en dat vice-decanen ook steeds meer de verslagen gaan bespreken. De definitieve reactie van de UR op het Jaarverslag Kwaliteitszorg zal in de aansluitende extra UR-vergadering worden vastgesteld. 5.
40
Numerus Fixus bacheloropleidingen en capaciteitsbeperkingen masteropleidingen UR/14/28619 -adviesaanvraag d.d. 2 juli 2014 inzake numerus fixus bacheloropleidingen UR/14/28623 -adviesaanvraag d.d. 1 juli 2014 inzake capaciteitsbeperkingen masteropleidingen -conceptadvies UR mbt bovenstaande aanvragen
45
Vanuit de UR wordt aangegeven dat de raad akkoord is met de voorgenomen numeri fixi en capaciteitsbeperkingen. De Raad wil voornamelijk in gesprek met het College over decentrale selectie, met name omdat het vanaf volgend studiejaar wettelijk niet meer mogelijk zal zijn om te loten.
50
Naar aanleiding van het conceptadvies geeft het CvB aan dat hij pas medio vorige week een groot aantal vragen met een technisch karakter heeft ontvangen; het is niet goed mogelijk om alle vragen in deze vergadering te beantwoorden. De UR wordt verzocht om technische vragen tijdig voor te leggen.
2
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
De Raad wijst in het conceptadvies op de mogelijkheid dat sommige opleidingen in de toekomst afzien van decentrale selectie omdat het teveel moeite en geld zou gaan kosten. Het gerucht gaat dat dergelijke overwegingen bij Rechten thans een rol spelen. Het College antwoordt dat de beslissing omtrent decentrale selectie een afweging is voor de faculteiten en opleidingen. Als de kwaliteit van de opleiding achteruitgaat door te grote aantallen studenten, moet de afweging gemaakt worden of het de investering waard is om over te gaan tot decentrale selectie. Dat er bij Rechten iets dergelijks zou spelen is het CvB niet bekend. De UR geeft aan dat decentrale selectie enerzijds om een investering vraagt en anderzijds tot minder studenten bij de opleiding leidt wat weer minder inkomsten oplevert. Het mes snijdt dus aan twee kanten. De vraag is of er hierbij vanuit het CvB ondersteuning mogelijk is. Het CvB antwoordt dat de opleidingen en faculteiten er wel kwaliteit voor terugkrijgen. Het is dus geen weggegooid geld. Vanuit het CvB is er weinig invloed op dergelijke afwegingen; het betreft hoofdzakelijk een facultaire kwestie. Vanuit de UR wordt erop gewezen dat loting wel ‘lekker duidelijk’ was. Het was makkelijker uit te leggen; je werd ingeloot of niet. Als je moet gaan selecteren moet er bepaald worden op grond van welke criteria er geselecteerd dient te worden. Criteria zouden ook objectiveerbaar moeten zijn. En de vraag is daarbij wat nu precies de beste studieresultaten zijn; is dat snel afstuderen of is dat minder snel afstuderen maar wel met een beter CV. Bij het LUMC is volgens het CvB een methode overgenomen uit Groot-Brittannië waar veel ervaring mee is en goede resultaten mee zijn geboekt. De UR geeft aan dat dit wel alleen maar gebruikt is in een Engelse situatie en dat het dus zijn nut nog moet bewijzen in een Nederlandse setting. Het College geeft aan dat de methode uiteraard wordt geëvalueerd. Vanuit de UR wordt gevraagd of door de toevoeging van het cijfervereiste bij de selectiemethode van het LUMC het voor scholieren met minder dan een zes-en-half gemiddeld nog mogelijk gaat zijn om een studie Geneeskunde te doen. Het CvB antwoordt dat hij niet over deze informatie beschikt. Het CvB geeft aan dat hij onder de indruk is van het LUMC dat er voor deze methode is gekozen. Met name omdat het een beproefde, evidence based methode is. Slechts 40% van de decentrale selectie betreft het cijfergemiddelde. Het is in theorie mogelijk dat een student die een zes gemiddeld staat toch toegelaten wordt, omdat hij zo goed scoort op de BMAT. De UR geeft aan dat als het blijkt dat studenten die lager scoren dan een zeven niet toe worden gelaten, het naar het oordeel van de UR geen goede methode is. Mede omdat het CvB het eerder met de Raad eens was dat er op een breed pallet van kwaliteiten geselecteerd moet worden. De UR vraagt daarom of het CvB hierover in gesprek wil met het LUMC. Het CvB geeft aan dat hij hier uiteraard toe bereid is en ook de uitkomsten van dit gesprek met de UR zal delen. Het CvB is zelf ook nieuwsgierig naar de ondervindingen en afwegingen bij het LUMC. De UR geeft aan dat bij het doen van de Engelstalige BMAT er toch een ander beeld kan ontstaan omdat Nederlandse studenten de Engelse taal toch minder machtig zijn dan native speakers. Het CvB geeft aan dat de Nederlandse studenten die de BMAT doen daarbij geen competitie aan hoeven te gaan met Engelse studenten. De UR geeft aan dat de beheersing van de Engelse taal geen vereiste moet zijn om wel of niet Geneeskunde te mogen studeren. Het CvB antwoordt dat dit niet een hoofdvereiste is maar een deel van het onderwijs zal in de Engelse taal worden gegeven. Daarnaast benadrukt het CvB dat de indruk niet moet worden gewekt dat het LUMC ‘blind is gedoken’ in een Engelse methode, er is veel onderzoek aan voorafgegaan. De toets is getest als valide.
3
Vanuit de UR wordt aangegeven dat hij graag volgend academisch jaar met het College over de wijze van decentrale selectie van gedachten wil wisselen, eventueel met afgevaardigden vanuit de faculteiten. Dit zal op de agenda van de commissie O&O komen te staan. Het CvB vindt dit een goed idee. 5
10
De UR merkt op dat de kosten die verbonden zijn aan tests in het kader van decentrale selectie voor de rekening van de aankomend student komen en vraagt of dit wel gerechtvaardigd is. Het CvB antwoordt dat zolang de kosten binnen de grenzen van redelijkheid en proportionaliteit vallen, het acceptabel is dat de kosten voor de rekening van de student zijn. Het CvB kan in dit kader nu geen exact grensbedrag aangeven. Het definitieve besluit omtrent de instemmingsverzoeken inzake de numeri fixi en capaciteitsbeperkingen zal genomen worden in de aansluitende extra UR-vergadering.
15
20
25
30
6. Logo HR Excellence in Research UR/14/28667 - concept-aanvraagdocument HR Excellence in Research UR/14/28668 - bijlage bij aanvraagdocument UR/14/28669 - begeleidende notitie CvB d.d. 8 juli 2014 -conceptreactie UR betreffende Logo HR Ecellence in Research De UR maakt zich vooral zorgen over de extra werkdruk, papierwerk en bureaucratie die dit logo met zich mee kan brengen. Het CvB onderschrijft dat dit ongewenste effecten kunnen zijn. Het CvB heeft dan ook lang nagedacht over de aansluiting bij dit logo en heeft uiteindelijk geconcludeerd dat de voordelen sterk opwegen tegen de nadelen. Hierbij zijn vooral ervaringen van andere universiteiten meegenomen. De procedures en regels voor het logo sluiten erg aan bij het bestaande beleid van Universiteit Leiden, wat doet vermoeden dat de extra werkdruk mee zal vallen. De verwachting is dat in de toekomst dit logo een vereiste zal worden voor bepaalde Europese subsidies maar de belangrijkste reden om aan te sluiten bij het logo is de positionering van Universiteit Leiden op de internationale arbeidsmarkt. Naar aanleiding van de conceptreactie deelt het CvB mee dat er een rapport omtrent het loopbaanbeleid van Wetenschappelijk Personeel is geschreven. Nadat dit document binnen het CvB is behandeld zal dit met de Universiteitsraad worden besproken.
35
40
Het behalen van het HR Logo Excellence in Research gaat gepaard met zelfevaluaties en externe evaluaties. Het risico bestaat dat deze in de loop der tijd zullen uitbreiden tot ongewenst veel papierwerk en werkdruk. De UR verzoekt het CvB om ervoor te waken dat dit risico geen waarheid wordt. Het CvB antwoordt dat als er in de toekomst te veel nadelen aan het HR-logo dreigen te gaan kleven, deelname zal worden heroverwogen.
45
Vanuit de UR wordt de vraag gesteld wie de criteria voor het logo vaststellen en of hier invloed op valt uit te oefenen. Het CvB antwoordt dat de criteria binnen Europees verband worden vastgesteld en dat er invloed op valt uit te oefenen via het LERU. Het is bij wijze van spreken typisch een logo waarbij je ‘voldoet aan je eigen criteria’. In de aansluitende vergadering zal de schriftelijke reactie van de Raad worden vastgesteld.
50
7. Mededelingen en informatie UR/14/28670 Brief SOZ inzake termijnbetalingen collegegeld -Conclusies CvB-vergaderingen v.a. 10 juni 2014
4
De voorzitter geeft aan dat er noch vanuit het CvB noch vanuit de UR mededelingen ingediend zijn. Een aantal vragen die naar aanleiding van de conclusies van de CvB-vergaderingen zijn gesteld, zullen als rondvragen worden behandeld. 5
De UR geeft naar aanleiding van de brief van SOZ aan dat hij erg te spreken is over de voorgenomen wijze van communiceren met betrekking tot de inning van het collegelid in vijf termijnen. 8. Rondvragen
10
15
20
25
-Vanuit de fractie UB wordt gevraagd om een stand van zaken omtrent de aanpak van de ICTproblematiek. Het CvB antwoordt dat er vooral actie wordt ondernomen ten behoeve van de stabiliteit, een organisatie-ontwikkeltraject om de hantering van de processen te optimaliseren en langetermijnvisie voor de infrastructuur. In het kader van de acties om de stabiliteit aan te pakken is er in de afgelopen periode gewerkt aan verbeteringen van de infrastructuur. Dit moet leiden tot betere prestaties en een vermindering van grote storingen. Via de ICT-contactpersonen worden de faculteiten en eenheden op de hoogte gehouden van de acties die veranderingen aan de werkplekomgeving geven. In het organisatie-ontwikkeltraject worden de werkprocessen binnen het ISSC onder de loep genomen. Het doel is om de complexiteit te verminderen en zo te komen tot een simpelere en daardoor beter beheersbare infrastructuur. Het gehele proces verloopt geheel volgens de planning. Vanuit de UR wordt er benadrukt dat de informatiemanagers hun communicatietaak serieus dienen te nemen, omdat het frustratieniveau bij verstoringen erg groot is.
30
35
40
-Vanuit de UB-fractie wordt gevraagd naar een stand van zaken rond de ontwikkeling van de nieuwe website. Het CvB antwoordt dat de website wordt gebouwd in een nieuw systeem, genaamd Hippo CMS. Het externe deel van de website moet als eerste worden gerealiseerd, men is echter later van start gegaan want het duurde langer dan verwacht om het projectteam te vormen. Dit heeft verschillende oorzaken: het ontwikkelen van een website in Hippo CMS blijkt complexer dan verwacht en het bleek in de praktijk lastig om de benodigde aanvullende kennis in te huren. Onervarenheid met het web, de techniek en de toepassing van de zogenaamde ‘scrummethode’ zijn ook complicerende factoren. Er is dus een pas op de plaats gemaakt om te inventariseren wat er nu nodig is. Het project loopt naar de inschatting van het CvB tot september 2015 -Vanuit de UB-fractie wordt een vraag gesteld over de NS-businesscard.
45
50
Per 1 september 2015 wordt de NS-businesskaart geïntroduceerd. Ten opzichte van de huidige NS-trajectkaart betekent dit voor Universiteit Leiden-forensen dat de kortingkaart die gekoppeld is aan de NS-trajectkaart komt te vervallen. In plaats hiervan kunnen forensen privé voor 1 eurocent een daluren-kortingskaart aanschaffen waarvoor de NS ergens half september een aanbod zal doen. Dat zou volgens de UB-fractie per saldo een verslechtering zijn van de reiskostenvergoeding, omdat a) de dalurenkaart een maand later pas ingaat en b) het 1 centaanbod alleen in het eerste jaar lijkt te gelden. Daarnaast heeft de UR vernomen dat de Erasmus Universiteit een gullere reiskostenvergoeding hanteert. Gevraagd wordt of hierover in het kader van LDE ook afspraken worden gemaakt.
5
5
10
15
20
25
Het CvB antwoordt dat op alle uit te geven NS Businesscards aan medewerkers van de universiteit met ingang van 1 september de kortingsmogelijkheid (dalurenverrekening) zit. Omdat de kaart alleen voor zakelijk gebruik wordt ingevoerd, te weten woon-werk verkeer en dienstreizen, geldt deze korting, in het bijzonder tijdens dienstreizen in de daluren. Privéreizen kunnen niet gemaakt worden met de NS Businesscard, waardoor korting tijdens privéreizen niet mogelijk is. Deze reizen dienen op een gewone NS-kaart gemaakt te worden waarop (nu voor 1 eurocent) een dalurenkorting kan worden geladen. Omdat de omzetting naar het nieuwe product van de NS nu plaatsvindt en het reisgedrag en de facturering met de NS nu op gang komt, gaat het komende jaar gebruikt worden om te bezien hoe het reisvoordeel voor privéreizen gecombineerd kan worden met de Businesscard. Er ligt volgens het CvB geen onderhandeling met de NS ten grondslag aan, maar hierover dienen nadere afspraken te worden gemaakt met onder andere de belastingdienst, met name in verband met de Werkkostenregeling. Op dit moment wordt er gewerkt aan een nieuwe regeling reiskosten woon-werkverkeer, mede naar aanleiding van de uitkomsten van de personeelsmonitor. Dit wordt niet in LDE-verband opgepakt; Delft kent een dergelijke regeling niet en Erasmus kent een andere regeling. In het licht hiervan wordt wel gekeken naar de regeling van Erasmus. In het najaar zal de regeling besproken gaan worden en wordt de regeling ook in de UR behandeld. Vanuit de UR komt de aanvullende vraag of het ook mogelijk is om met een regeling te komen om andersoortig werkverkeer, bijvoorbeeld van Leiden naar Delft, ook via de NS Businesscard te laten lopen. Volgens het CvB worden zakelijke reizen altijd vergoed maar of het mogelijk gaat zijn om dit zonder declaratie te vergoeden daar kan het CvB thans geen antwoord op geven. -Vanuit de UB-fractie komt de vraag of het CvB MOOC’s gaat inzetten als instrument voor onderwijsintensivering.
30
35
40
Het CvB antwoord dat hij het ontwikkelen van MOOC’s als een ontwikkeling ziet die op zichzelf van groot belang is voor de universiteit. Dat is met name vanwege het positieve effect op de reputatie en naamsbekendheid van de universiteit en het opdoen van ervaring met deze nieuwe vorm van onderwijsaanbieding. Daarnaast ziet het College belangwekkende mogelijkheden voor het gebruik van MOOC’s bij het intensiveren van het on campus onderwijs, bijvoorbeeld in vormen van blended learning. Bij de opening van het academisch jaar zal er een key note speaker aanwezig zijn die het een en ander zal vertellen over MOOC’s. Vanuit de UR komt hierop de vraag waaruit de kosten voor MOOC’s zijn opgebouwd. Het CvB antwoordt dat de kosten met name de kosten voor de vervanging van de docent betreffen. Reruns van MOOC’s zijn veel goedkoper maar leveren wel evenveel studenten op. -Vanuit AbvaKabo wordt gevraagd naar een stand van zaken omtrent de boetes voor het te laat inschrijven voor tentamens.
45
50
Het CvB antwoordt dat OCW is nog niet is gekomen met de verwachte beleidsnotitie over dit onderwerp. Het College houdt de vinger aan de pols. In afwachting van eventuele nieuwe regelgeving is de faculteiten gevraagd om het in rekening brengen van kosten bij te late inschrijving voorlopig op te schorten. - Vanuit het AbvaKabo komt een vraag rondom de CAO. Uit de CvB-conclusies van 10 juni zou kunnen worden opgemaakt dat het College ervan uitgaat dat er geen salarisverhoging voor 2015 wordt afgesproken in een nieuwe CAO. Dit zou inhouden dat de salarissen voor meer dan
6
twee jaar op hetzelfde peil zouden blijven, tussen 1 september 2013 en 31 december 2015, ongeacht de te verwachten inflatie.
5
10
15
20
Het CvB antwoordt dat het niet zo is dat het CvB geen salarisverhoging verwacht. In de begroting wordt nooit rekening gehouden met salarisontwikkelingen omdat ervan uit wordt gegaan dat deze vanuit OCW zullen worden gecompenseerd. Door het ministerie is er overigens aangegeven dat er in 2015 loonruimte zal zijn. - Vanuit Abvakabo komt de vraag over de ontwikkeling van SLA-tarieven en of de huidige ontwikkeling zal leiden tot hogere prijzen bij de UFB-catering. Het CvB legt uit dat de eventuele bijstelling van de SLA-tarieven vooral loonkosten-gerelateerd is en gekoppeld is aan de rijksbijdrage. Indien de Universiteit looncompensatie krijgt van OCW is er ruimte om deze door te geven aan de universitaire eenheden, die daarmee de hogere kosten van de UFB kunnen opvangen. Met het UFB is afgesproken dat de verkoopprijzen van de catering de ontwikkelingen in de markt volgen. Dat betekent in dit geval het volgen van de prijzen bij andere universiteiten en de horecaprijzen in Leiden. Het UFB doet elk jaar een voorstel bij het College van Bestuur met betrekking tot de te hanteren verkoopprijzen in de sectoren catering, drukwerk en postdiensten. Het College is zich ervan bewust dat de prijzen van UFB gevoelig liggen bij het personeel. - Vanuit Abvakabo de vraag waarom er 5,6 miljoen BTW compensatie vooruit wordt betaald aan Heijmans voor het huren van Wijnhaven?
25
30
Het College antwoordt dat in het huurcontract met Heijmans twee componenten zitten: de maandelijkse huurprijs exclusief BTW en een eenmalig bedrag ter afkoop van de BTW omdat Heijmans volgens de spelregels die gelden voor universiteiten geen BTW kan verrekenen. Oorspronkelijk zou deze BTW-compensatie door de Universiteit worden betaald bij oplevering van het gebouw. Op verzoek van Heijmans en de gemeente Den Haag is dit nu eerder betaald. De gemeente keert ook haar subsidie aan de Universiteit eerder uit zodat dit netto voor de Universiteit geen negatief effect met zich meebrengt. Om elk risico uit te sluiten dat het geld kwijt is als Heijmans tijdens de bouw failliet zou gaan heeft Heijmans aan de Universiteit een onvoorwaardelijke 100% bankgarantie afgegeven
35
- Vanuit de Abvakabo-fractie komt de vraag over de inhoud van het Addendum voor de ontsluiting van het Bio Science Park.
40
Universiteit Leiden heeft in 2009 de Exploitatie Overeenkomt Leiden Bio Science Park gesloten met gemeente Leiden. Het Addendum is een aanvulling op deze overeenkomst. In aansluiting daarop is er een project opgezet ter realisatie van een ongelijkvloerse kruising ter hoogte van de Plesmanlaan/Ehrenfestweg voor de verdere ontsluiting van het Bio Science Park. Dit vanwege doorstroomproblemen aldaar.
45
50
In het Addendum zijn afspraken gemaakt over: - de verwerving van de grond die de gemeente van de Universiteit moet kopen. - de vergoeding aan de Universiteit voor de verplaatsing van de tennisbanen t.b.v. de aanleg van de ongelijkvloerse kruising. - een inspanningsverplichting voor de gemeente om de ongelijkvloerse kruising zo aan te leggen dat er voor de Universiteit geen verlies aan grondwaarde ontstaat. En mocht dit toch ontstaan, dan zijn in het addendum de principes voor schadevergoeding per vierkante meter door de gemeente vastgelegd.
7
Het is een gunstige regeling voor de Universiteit. Het is mooi dat de gemeente Leiden de middelen heeft kunnen vinden voor een betere ontsluiting van het Bio Science Park die mede ten goede komt aan de Universiteit. 5
10
15
20
25
30
35
40
45
- Tot slot is er een fractiebrede rondvraag over de Studiekeuzecheck. Afgelopen week werd er in de pers kritisch geschreven over de wettelijk verplichte Studiekeuzecheck. Studenten zouden zelden van keuze veranderen, en het studiesucces neemt niet toe bij de universiteiten waar een dergelijke test al ingevoerd is. Universiteit Leiden is dit jaar begonnen met een online vragenlijst en er wordt een onderzoek uitgevoerd naar de effecten. De UR vraagt op welke wijze de evaluatie van deze vragenlijst plaatsvindt en of de besluitvorming rond de Leidse variant op de Studiekeuzecheck het toelaat om na de evaluatie en het genoemde onderzoek te kiezen voor een alternatieve vorm. Het CvB antwoordt dat aan het eind van de vragenlijst is gevraagd aan aankomend studenten hoe zij het invullen van de vragenlijst hebben ervaren en wat het effect van de vragenlijst is op hun studiekeuze. De vragenlijst is in ieder geval goed ontvangen door de aankomend studenten, waarbij vaak werd aangegeven dat aankomend studenten gesterkt werden in hun aanvankelijke keuze. Gezien de positieve reacties ziet het CvB nu geen aanleiding om de methodiek te veranderen. Wel zullen bevindingen uit de evaluatie worden meegenomen ter verbetering van de bestaande procedure. De effecten op het studiesucces maken onderdeel uit van een onderzoek dat zal worden uitgevoerd aan de hand van de data die de studiekeuzecheckvragenlijst oplevert. De resultaten van dat onderzoek zijn pas over een aantal jaar te verwachten. Pas als er meer ervaring is opgedaan is het volgens het CvB eventueel denkbaar dat de systematiek wordt aangepast. Vanuit de UR komt de vraag wie er precies geënquêteerd is. Het CvB antwoordt dat het de studenten betreft die de vragenlijst ingevuld hebben; dus ook de studenten die zich uiteindelijk niet ingeschreven hebben aan Universiteit Leiden. Hier zijn volgens het CvB veel positieve reacties. Op een later moment worden de eerstejaars aan de Universiteit Leiden die de vragenlijst ingevuld hebben benaderd. `The proof of the pudding’ zijn de studenten die hun eerste jaar niet hebben afgemaakt. Een interessante vraag is of dat te voorspellen was aan de hand van de antwoorden op de vragenlijst. Vanuit de UR komt hierop de vraag wanneer eventueel een moment aan de orde is dat er naar aanleiding van de evaluaties van de Studiekeuzecheck gekozen wordt om op een andere manier te gaan werken. Het CvB antwoordt dat dat nu nog onbekend is. Het College is echter niet somber over de resultaten van de huidige methodiek. Het gaat er vooral om dat je al in een vroeg stadium inzicht krijgt hoe de voortgang van de studieloopbaan van de (aankomend) studenten zal zijn. 9. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 17:25. De reacties, adviezen e.d. worden in de aansluitende vergadering vastgesteld en zo spoedig mogelijk naar het CvB gestuurd. De voorzitter verzoekt de raadsleden in de zaal te blijven voor deze korte aansluitende vergadering. De voorzitter wordt door het CvB bedankt voor drie jaren prettig voorzitterschap.
50
8