Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA ‘s-GRAVENHAGE
Uw brief
Ons kenmerk
AM/ESM/01/35507 Onderwerp
Datum
subsidieregeling Doelstelling 3
13 juni 2001
Met mijn brief van 6 april jl. (TK 2000-2001, 26642, nr. 18) heb ik toegezegd u nader te zullen informeren over de subsidieregeling Doelstelling 3 op het moment dat deze gereed is om door mij vastgesteld te worden. Ik heb u in deze brief meegedeeld dat als gevolg van het Bestuurlijk Overleg met de VNG en de G25 de subsidieregeling mogelijk op onderdelen zou moeten worden vereenvoudigd. De regeling is inderdaad op verzoek van de werkgroep bestaande uit de vertegenwoordigers van de VNG, de G25, BZK en SZW nog op onderdelen aangepast. De belangrijkste wijziging die ik u in dit kader wil meedelen is dat in overleg met het Agentschap SZW i.o. is besloten om met ingang van 1 oktober 2001 de regeling Doelstelling 3 ook open te stellen voor de G86. Overigens zal op korte termijn nogmaals een Bestuurlijk Overleg plaatsvinden met de VNG en de G25. Tijdens dit Bestuurlijk Overleg zal met name worden gesproken over de beleidsmatige en financiële inzet van het ESF bij de gemeenten in 2001. Ik heb u in deze brief eveneens gemeld dat de doorgevoerde wijzigingen in de subsidieregeling met de Europese Commissie zouden worden besproken in het kader van de Joint Working Group. Deze bespreking heeft op 18 april plaatsgevonden. Dit overleg met de Europese Commissie heeft niet geleid tot verdere wijzigingen in de subsidieregeling. In dit verband doe ik u zo spoedig mogelijk een afschrift van mijn brief aan mevrouw Diamantopoulou toekomen, waarin aan de uitkomsten van het overleg op 18 april wordt gerefereerd. Na de bespreking met de Europese Commissie is door de departementale accountantsdienst een M&O toets op de subsidieregeling uitgevoerd. De subsidieregeling is hiermee gereed. Ik ben voornemens de subsidieregeling door middel van publicatie in de Staatscourant met ingang van 22 juni a.s. in werking te laten treden. Een afschrift van de subsidieregeling treft u aan in de bijlage.
2
Op het moment dat de subsidieregeling Doelstelling 3 is gepubliceerd in de Staatscourant kan worden begonnen met de uitvoering van deze regeling.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(W.A. Vermeend)
(conc. 31-5-2001) Subsidieregeling ESF-3 De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gezien de Beschikking van de Europese Commissie, kenmerk C(2000)1127, d.d. 8 augustus 2000, waarbij aan Nederland voor de periode 2000-2006 gelden uit het Europees Sociaal Fonds zijn toegewezen ter verwezenlijking van maatregelen op het gebied van het arbeidsmarktbeleid en het beroepsonderwijs, binnen de kaders, als vastgelegd in het terzake door de Commissie goedgekeurde Enig Programmeringsdocument, Overwegende dat over de besteding van deze middelen nadere regels dienen te worden vastgesteld,
BESLUIT: Artikel 1. Definities In deze regeling wordt verstaan onder: a. de minister: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; b. begunstigde: degene aan wie krachtens deze regeling projectsubsidie is verleend; c. aanvraagtijdvak: een door de minister vastgesteld tijdvak, als bedoeld in artikel 4, waarbinnen aanvragen om projectsubsidie kunnen worden ingediend; c. project: een samenhangend geheel van activiteiten met betrekking tot de in artikel 3, eerste lid, genoemde onderwerpen; d. projectsubsidie: de subsidie, als bedoeld in artikel 7; e aanvrager: de aanvrager van projectsubsidie; f. ESF3-Beleidskader: een door de minister vastgesteld beleidskader voor nieuwe subsidieaanvragen, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, waarin de groep van subsidiegerechtigden, de omvang van de ter beschikking staande subsidiemiddelen alsmede de aan projecten te stellen eisen nader worden bepaald. Artikel 2. Inleidende bepaling 1. De minister verstrekt, overeenkomstig de regels van dit besluit, subsidie aan de nader krachtens dit besluit aangewezen rechtspersonen die een bijdrage leveren aan de uitvoering van het programma Europees Sociaal Fonds Doelstelling 3. 2. De Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing op de subsidieverlening krachtens dit besluit. Artikel 3. Aard van de projecten 1. Voor subsidie komen in aanmerking projecten met betrekking tot de volgende onderwerpen: a. reïntegratietrajecten voor kortdurend werklozen; b. reïntegratietrajecten voor langdurig werklozen; c. scholing van werkenden; d. projecten dagindeling; e. bestrijding van voortijdig schoolverlaten en versterking van het beroeps- of praktijkonderwijs.
4
2. Krachtens deze regeling wordt geen subsidie verleend voor projecten: a. die zich richten op werkloos werkzoekenden die woonachtig zijn in de provincie Flevoland; b. die zich richten op de scholing van werkenden ten behoeve van ondernemingen die zijn gevestigd in de provincie Flevoland. Artikel 4. Aanvraagtijdvakken, ESF3-Beleidskader 1. De mogelijkheid tot het indienen van aanvragen om projectsubsidie bestaat slechts gedurende door de minister vastgestelde aanvraagtijdvakken, gelegen in de jaren 2001 t/m 2006. Indien deze mogelijkheid wordt geopend, wordt hiervan vooraf door de minister in de Nederlandse Staatscourant mededeling gedaan. In een gelijktijdig door de minister vastgesteld en bekend gemaakt ESF3-Beleidskader kunnen bedragen worden vastgesteld die ten hoogste voor de verschillende categorieën aanvragers en projecten ter beschikking zullen worden gesteld, en kunnen nadere eisen worden gesteld waaraan nieuwe aanvragers en projecten zullen moeten voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen. 2. De beleidskaders zullen zodanig worden vastgesteld, dat over de periode 2000-2006 20% van het totaal van de budgetten zal worden aangewend ten behoeve van activiteiten die ten gunste komen van deelnemers die woonachtig dan wel werkzaam zijn in doelstelling-2gebieden, als omschreven in bijlage 3. Artikel 5. De aanvraag van projectsubsidie 1. Een aanvraag heeft steeds betrekking op één project, waarvan de looptijd niet langer dan 2 jaren mag zijn. 2. De aanvraag wordt ingediend onder gebruikmaking van een formulier dat daartoe door de minister ter beschikking wordt gesteld, en bevat in ieder geval een projectbeschrijving met bijbehorende begroting en financieringsplan. 3. Indien de aanvrager voor de financiering van het te subsidiëren project middelen van derden inzet, dient dit te geschieden op basis van een schriftelijke overeenkomst met dan wel schriftelijke toezegging van die derden. In de overeenkomst of toezegging wordt de bijdrage die door die derde wordt verschaft vastgelegd, alsmede voorwaarden waaronder deze ter beschikking wordt gesteld. Een afschrift van de overeenkomst of toezegging dient bij de subsidie-aanvraag te worden gevoegd. 4. Op de aanvraag wordt uiterlijk 12 weken na ontvangst beschikt. Artikel 6. Weigering van projectsubsidie Een projectsubsidie-aanvraag wordt afgewezen: a. indien de aanvraag of het voor subsidie aangemelde project niet voldoet aan de bij en krachtens deze regeling gestelde eisen; b. indien onvoldoende zekerheid bestaat dat de projectadministratie van de aanvrager aan de in artikel 11 gestelde eisen zal voldoen; c. indien onvoldoende zekerheid bestaat over de financiering van de totale noodzakelijkerwijs ten behoeve van de uitvoering van het project te maken kosten; d. indien de kosten van het project niet in een redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten; e. indien door subsidieverlening het in het toepasselijke ESF3-Beleidskader aangegeven subsidieplafond zou worden overschreden; f. indien het project reeds uit anderen hoofde wordt gefinancierd ten laste van Europese subsidieprogramma’s.
5
Artikel 7. Verlening van projectsubsidie 1. De beschikking tot verlening van projectsubsidie betreft de projectactiviteiten, zoals vastgelegd in de bij de subsidie-aanvraag gevoegde projectbeschrijving. 2. In de beschikking wordt het maximumbedrag bepaald dat aan subsidie tegemoet kan worden gezien. Bij de bepaling van dit bedrag wordt uitgegaan van het totaal van de voorbereidings-, uitvoerings- en beheerskosten van het project, zoals door de aanvrager geraamd in zijn subsidieaanvraag, met dien verstande dat bepaalde, in de beschikking te vermelden, kostenposten buiten beschouwing kunnen worden gelaten dan wel op een lager bedrag kunnen worden vastgesteld, voor zover de desbetreffende uitgaven redelijkerwijs niet noodzakelijk geacht kunnen worden voor de uitvoering van het project. 3. Aan de beschikking tot verlening van projectsubsidie kunnen nadere voorwaarden worden verbonden, voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van een juiste uitvoering van het project dan wel het behoud van een goed inzicht in de voortgang van het project. Artikel 8. Subsidiehoogte 1. De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, doch ten hoogste het maximumbedrag dat is vastgesteld in de beschikking tot subsidieverlening. 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie voor projecten, als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder d, 100% van de subsidiabele kosten, doch ten hoogste het maximumbedrag dat is vastgesteld in de beschikking tot subsidieverlening. Artikel 9. Subsidiabele kosten 1. Uitsluitend de kosten die door de begunstigde daadwerkelijk zijn gemaakt, die ten laste van de begunstigde zijn gebleven en die voor de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het project noodzakelijk moeten worden geacht, komen voor subsidiëring in aanmerking. Hierbij wordt verordening(EG)1685/2000 in acht genomen. 2. Als projectkosten blijven buiten beschouwing: a. kosten die 12 maanden of langer voor de datum van subsidieverlening ten behoeve van het project zijn gemaakt; b. de kosten van inkomensvervangende betalingen of uitkeringen aan deelnemers, niet zijnde loonbetalingen; c. de loonkosten van werkervaringsplaatsen en dienstbetrekkingen welke zijn aangegaan of bekostigd in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden of het Besluit in- of doorstroombanen; d. kosten van adviseurs, uitvoerders en onderuitvoerders die zijn bepaald als percentage van de totale kosten van het project, of als percentage van de te ontvangen projectsubsidie. 3. Indien een project wordt uitgevoerd ten behoeve van wel en niet tot de doelgroepen behorende deelnemers, dan worden de kosten naar verhouding, en op grond van een controleerbare berekening, toegerekend aan de onderscheiden deelnemers. 4. Het tweede lid onder a geldt niet ten aanzien van de kosten van projecten waarvoor in het jaar 2001 subsidie is verleend, mits deze kosten na 1 januari 2000 zijn gemaakt. Artikel 10. Bevoorschotting 1. Aan de begunstigde worden, op diens verzoek, voorschotten op de projectsubsidie uitbetaald. 2. Voorschotbetalingen zullen als volgt worden gedaan:
6
a. Een eerste voorschot, ten bedrage van 30% van het maximaal toegekende subsidiebedrag, wordt direct uitbetaald nadat van de begunstigde bericht is ontvangen dat de uitvoering van het project waarvoor de subsidie werd toegekend is aangevangen; b. verdere voorschotten, waarbij het eerste voorschot wordt aangevuld tot ten hoogste 80% van het maximaal verleende subsidiebedrag, kunnen op verzoek worden verstrekt, voor zover door middel van tussentijdse rapportages is aangetoond dat verdere bevoorschotting noodzakelijk is. 3. Alvorens een voorschot, als bedoeld in het tweede lid onder b, te verlenen kan de minister van de aanvrager verlangen dat de tussentijdse rapportage wordt voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Een dergelijk voorschot wordt niet verleend indien de realisatie van het project achterblijft bij de ramingen, als vervat in de bij de subsidie-aanvraag gevoegde projectbeschrijving, of wanneer er twijfel is aan een correcte uitvoering van het project. Artikel 11. Administratievoorschriften 1. De begunstigde dient een inzichtelijke en controleerbare administratie bij te houden of te doen bijhouden met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van het project en de in verband daarmee gedane uitgaven en verworven inkomsten. Deze administratie zal bestaan uit een deelnemersadministratie en een financiële administratie, waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, juist en volledig zijn vastgelegd en zijn te verifiëren met bewijsstukken. 2. De deelnemersadministratie geeft inzicht in de geplande en gerealiseerde prestaties in termen van deelnemers en uren, dan wel in termen van geleverde producten of diensten. 3. De financiële administratie geeft inzicht in de subsidiabele kosten, de inkomsten en de wijze waarop de inkomsten en uitgaven aan het project worden toegerekend. 4. De administratie dient aldus te zijn opgezet dat deze voldoende waarborgen biedt voor correcte en adequate tussentijdse rapportages. 5. De administratie dient voldoende mogelijkheden te bieden voor een goede accountantscontrole op de juiste naleving van de subsidievoorwaarden. 6. Bij de vastlegging van de gegevens worden in ieder geval de eisen in acht genomen die in bijlage 1 bij dit besluit terzake worden gesteld. 7. De begunstigde draagt zorg dat alle administratieve bescheiden welke betrekking hebben op het gesubsidieerde project bewaard blijven tot het jaar 2014. 8. De begunstigde zal aan door de minister dan wel door de Europese Commissie daartoe aangewezen personen desgevraagd inzage in of informatie uit deze administratie geven of doen geven. Tevens zal hij de voornoemde personen desgevraagd informatie verschaffen over de voortgang van het voor subsidie in aanmerking gebrachte project. Artikel 12. Rapportage 1. De begunstigde dient ieder jaar een uitvoeringsrapportage in, waarin per project wordt aangegeven in welke mate de beschikbare middelen, inclusief de ontvangen voorschotten, zijn besteed, welke resultaten zijn gerealiseerd en wat de prognose is voor de resterende periode van het project. 2. De rapportage dient uiterlijk twee maanden na afloop van het desbetreffende jaar te worden ingediend, onder gebruikmaking van een daartoe door de minister ter beschikking gesteld formulier. 3. Indien er tussentijds bijzondere omstandigheden optreden, die de voortgang van het project substantieel wijzigen of die anderszins belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het recht op subsidie, doet de begunstigde hiervan onverwijld mededeling aan de minister.
7
Artikel 13. Einddeclaratie en subsidievaststelling 1. De begunstigde dient binnen drie maanden na beëindiging van het project een verzoek in om definitieve vaststelling van het subsidiebedrag waarop aanspraak bestaat. 2. Het verzoek wordt ingediend onder gebruikmaking van een formulier dat door de minister ter beschikking wordt gesteld, en bevat een eindrapportage en een declaratie van de gemaakte kosten, als bedoeld in artikel 9. 3. De einddeclaratie is voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overeenkomstig het als bijlage 2 bij dit besluit gevoegde model. 4. De hoogte van het definitieve vastgestelde subsidiebedrag wordt uiterlijk drie maanden na de datum van indiening van het in het eerste lid bedoelde verzoek door de minister schriftelijk medegedeeld aan de begunstigde. Artikel 14. Publiciteit, evaluatie 1. De begunstigde informeert de door hem ingeschakelde uitvoerders en de deelnemers aan projecten dat zij deelnemen aan een door het Europees Sociaal Fonds gesubsidieerd project, en verleent medewerking aan door de minister georganiseerde publicitaire en voorlichtingsactiviteiten gericht op de media, potentiële deelnemers en het grote publiek. 2. De begunstigde zal alle medewerking verlenen aan de opstelling van evaluatierapporten m.b.t. deze subsidieregeling, en zal, indien het gesubsidieerde project niet in eigen beheer wordt uitgevoerd, zorgdragen dat de feitelijke uitvoerder van het project deze medewerking verleent. Artikel 15. Intrekking van de beschikking tot verlening van projectsubsidie 1. Een beschikking tot verlening van projectsubsidie kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en de op basis daarvan uitbetaalde bedragen kunnen worden teruggevorderd: a. indien de begunstigde bij zijn aanvraag onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt, en de subsidie bij juiste of volledige informatie niet, dan wel tot een lager bedrag zou zijn verleend, b. in geval het project wordt uitgevoerd in afwijking van de bij de aanvraag gevoegde projectbeschrijving, voor zover de subsidieverlening daarop was gebaseerd, c. indien de doelstellingen van het project ten gevolge van nalatigheid van de begunstigde niet of slechts ten dele worden gerealiseerd, of d. indien de begunstigde een der voorschriften, vervat in de artikelen 11, 12, 13 of 14 niet naleeft. 2. Intrekking en terugvordering krachtens het eerste lid, onder b, vindt niet plaats, indien de afwijking vooraf aan de minister is voorgelegd, en deze daarmee schriftelijk heeft ingestemd. Artikel 16. Departementale projecten Aanvragen tot bekostiging van projecten met ESF-middelen, ingediend vanuit enig departement of onderdeel daarvan, zullen door de minister worden beoordeel in het kader van dezelfde procedure, en op basis van dezelfde beoordelingscriteria, als betrof het subsidieaanvragen. De voorgaande artikelen zijn op die aanvragen van overeenkomstige toepassing. Artikel 17 1. Deze regeling wordt in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van haar bekendmaking.
8
3. Deze regeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling ESF-3 DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID,
9
Bijlage 1 bij Subsidieregeling ESF-3: door begunstigde ten behoeve van evaluatie vast te leggen gegevens (art.11, zesde lid) Reïntegratie werklozen (art.3, eerste lid onder a en b) identificerend kenmerk project - door de minister toegekend projectnummer - verondersteld wordt dat dit kenmerk een zodanige koppeling met de projectadministratie mogelijk maakt dat gegevens kunnen worden toegevoegd over de aard van het project, de gemiddelde - kosten per deelnemer, de aanvragende en uitvoerende organisatie en dergelijke identificerend kenmerk deelnemers - naam, adres, postcode, woonplaats persoonsgegevens deelnemers - geboortedatum (conform kenmerk 2 monitor Scholing en Activering (Stcrt.2001, 71) - geslacht (conform kenmerk 3 monitor Scholing en Activering (Stcrt 2001, 71) - al dan niet woonachtig doelstelling-2 gebied (koppeling met postcode) allochtone afkomst deelnemers - vaststelling conform WPR/Besluit gevoelige gegevens, en onderscheiden naar: Turks, Marokkaans, Surinaams, Antilliaans/Arubaans, overig niet-Westers, overig fase-indeling - conform kenmerk 6 gegevensset monitor Scholing en activering (onbekend; fase 1; fase 2; fase 3; fase 4; fase nog nader te bepalen) ingangsdatum uitkering - conform kenmerk 13 gegevensset monitor Scholing en activering (Stcrt 2001, 71) aard van het ingezette (vanuit ESF-gelden bekostigde) trajectinstrument - conform onderscheidingen kenmerk 20 monitor scholing en activering (Stcrt. 2001, 71) duur van de toepassing van het trajectinstrument - startdatum toepassing (conform variabele 21 monitor Scholing en activering (Stcrt.2001, 71) - einddatum toepassing (conform variabele 22 monitor Scholing en activering (Stcrt.2001, 71) Scholing van werkenden (artikel 3, eerste lid onder c) identificerend kenmerk project - door de minister toegekend projectnummer - verondersteld wordt dat dit kenmerk een zodanige koppeling met de projectadministratie mogelijk maakt dat gegevens kunnen worden toegevoegd over de aard van het project (onderscheiden in a. werkende zonder startkwalificatie, b. opscholing van werknemers en c. sectoroverschrijdende scholing), de - gemiddelde - kosten per deelnemer, de aanvragende en uitvoerende organisatie en dergelijke identificerend kenmerk deelnemers - naam, adres, postcode, woonplaats persoonsgegevens deelnemers - geboortedatum - geslacht - al dan niet woonachtig doelstelling-2 gebied (koppeling met postcode) allochtone afkomst deelnemers - vaststelling conform WPR/Besluit gevoelige gegevens, en onderscheiden naar: Turks, Marokkaans, Surinaams, Antilliaans/Arubaans, overig niet-Westers, overig
10
bedrijfstak - 2-cijferige SBI-codering CBS omvang bedrijf - al dan niet 250 naar full-time werkweek herleiden werknemers die werkzaam zijn bij de juridische eenheid opleidingsniveau voor toepassing maatregel - conform indeling Wet educatie en beroepsonderwijs opleidingsniveau na toepassing maatregel - al dan niet afronding opleiding - conform indeling Wet educatie en beroepsonderwijs - al dan niet EVC Leven lang leren (art.3, eerste lid onder e) Identificerend kenmerk project - door de minister toegekend projectnummer - verondersteld wordt dat dit kenmerk een zodanige koppeling met de projectadministratie mogelijk maakt dat gegevens kunnen worden toegevoegd over de aard van het project (onderscheiden in bestrijding van voortijdig schoolverlaten, versterking van beroepsbegeleidende leerweg en praktijkonderwijs ), de – gemiddelde - kosten per deelnemer, de aanvragende en uitvoerende instanties en dergelijke identificerend kenmerk deelnemers - naam, adres, postcode, woonplaats persoonsgegevens deelnemers - geboortedatum - geslacht - al dan niet woonachting in doelstelling-2 gebied (koppeling met postcode) allochtone afkomst deelnemers - BBL en VSV: vaststelling conform Regeling Informatievoorziening BVE - Praktijkonderwijs: vaststelling conform Regeling personele vergoeding culturele minderheidsgroepen en anderstalige leerlingen Wet voortgezet onderwijs opleidingsniveau voor en na toepassing van maatregel - BBL en VSV: aantal behaalde deelkwalificatie(s), conform Wet educatie beroepsonderwijs - praktijkonderwijs: aantal plaatsingen op de arbeidsmarkt
11
Bijlage 2 bij Subsidieregeling ESF3: Controleprotocol (art.13, derde lid) 1
ALGEMEEN
1.1
Doel en reikwijdte van het controleprotocol
Dit controleprotocol geeft nadere aanwijzingen en een toelichting op de door de accountants uit te voeren controlewerkzaamheden in het kader van de activiteiten, die mede gefinancierd zijn uit het Europees Sociaal Fonds, Doelstelling 3 (2000-2006). Dit controleprotocol is geen werkprogramma. De accountant belast met de controle van de einddeclaratie (artikel 13 lid 3) of een tussentijdse rapportage (artikel 10 lid 3) dient zorg te dragen voor een op de situatie toegesneden werkprogramma, waarbij aan de specifieke AO-kenmerken van een project, alsmede aan de controletolerantie, voldoende aandacht wordt geschonken. De wijze waarop het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) toezicht uitoefent op de uitvoering van ESF-projecten is beschreven in een controle- en toezichtsplan (Auditfilosofie Agentschap SZW). In dit plan worden de verantwoordelijkheden van de diverse partijen die bij de uitvoering van ESFprojecten zijn betrokken (waaronder de externe accountant) nader uitgewerkt. 1.2
Doel en reikwijdte van de accountantscontrole
In het kader van de controle op de uitvoering van de Subsidieregeling ESF-3 dient de einddeclaratie voorzien te zijn van een verklaring van een accountant (artikel 13, lid 3). De einddeclaratie en de daarbij afgegeven accountantsverklaring zijn voor SZW de basis voor het vaststellen van de definitieve subsidie. Op grond van artikel 10 lid 3 kan SZW ook verlangen dat een tussentijdse rapportage van een accountantsverklaring wordt voorzien. De tussentijdse rapportage en de daarbij afgegeven accountantsverklaring zijn voor SZW dan de basis voor het vaststellen van een voorschot. Daar waar in de vorige alinea wordt gesproken over einddeclaratie/tussentijdse rapportage wordt bedoeld de einddeclaratie/tussentijdse rapportage op projectniveau. De einddeclaratie/tussentijdse rapportage is een financiële verantwoording bij een subsidieafrekening/voorschotverzoek. De uitkomst van de werkzaamheden van de accountant is derhalve een accountantsverklaring. Deze accountantsverklaring geeft zowel een oordeel over de juistheid van de einddeclaratie/tussentijdse rapportage, alsmede over de rechtmatigheid hiervan. Het is van essentieel belang dat de strekking van de accountantsverklaring duidelijk is en dat de eventueel geconstateerde problemen goed worden weergegeven. De geconstateerde bevindingen worden door de accountant opgenomen in een rapport van bevindingen. Voor de accountantsverklaring heeft SZW modellen ontwikkeld. Deze modellen zijn als bijlage bij dit protocol opgenomen. 1.3
Materialiteit
Europese regelgeving schrijft voor dat alle afwijkingen van de regelgeving groter dan € 4.000 gemeld moeten worden aan de Europese Commissie. Deze verplichte melding vindt plaats aan de zogenaamde fraude commissie van de Europese Commissie (OLAF). Dit houdt in dat de controle zodanig dient te worden opgezet dat alle fouten van meer dan € 4.000 worden geconstateerd. Uiteraard geldt voor de accountant het zogenaamde axiomatische voorbehoud. Teneinde een goedkeurende accountantsverklaring af te kunnen geven is het noodzakelijk dat alle geconstateerde fouten in de einddeclaratie/ tussentijdse rapportage worden gecorrigeerd. Indien een correctie niet of niet afdoende wordt aangebracht, dient dit tot uitdrukking te worden gebracht door middel van het verstrekken van een niet goedkeurende accountantsverklaring (afkeurende verklaring of verklaring met beperking). In het rapport van bevindingen dienen de geconstateerde, niet gecorrigeerde, fouten of voor de accountant niet controleerbare posten, nader te worden geanalyseerd en dienen de gevolgen voor de einddeclaratie/tussentijdse rapportage nader te worden gekwantificeerd.
12
2
Opdrachtbevestiging
SZW wenst zekerheid te verkrijgen dat de controlerend accountant tijdig op de hoogte is gesteld van de inhoud van dit controleprotocol. Bij de indiening van de aanvraag van projectsubsidie dient een kopie van de opdrachtbevestiging of een andere schriftelijke mededeling, waarin de toepassing en naleving van dit controleprotocol door de controlerend accountant wordt bevestigd, aan SZW te worden gezonden. De tekst van deze opdrachtbevestiging is opgenomen in bijlage A van dit controleprotocol.
Zolang bovengenoemde stukken niet in het bezit zijn van SZW wordt de behandeling van verzoekentot voorschotverlening van de aanvrager opgeschort. 3
Werkzaamheden van de accountant
3.1
Algemeen
De accountant maakt onderscheid tussen de volgende werkzaamheden: • werkzaamheden voorafgaand aan de uitvoering van het project (preventieve werkzaamheden); • interim controle; • eindcontrole. 3.2
Preventieve werkzaamheden
De preventieve werkzaamheden zijn van belang indien de externe accountant reeds in een vroeg stadium, bijvoorbeeld in de voorbereidende fase, bij de totstandkoming van de projectaanvraag, is betrokken. In deze voorbereidende fase beoordeelt de accountant de voorgenomen administratieve organisatie en daarin vervatte maatregelen van interne controle (AO/IC) teneinde vast te stellen of deze voorgenomen AO/IC voldoet aan de in de regelgeving gestelde eisen om te kunnen komen tot een goedkeurende accountantsverklaring. De uitkomsten van deze beoordeling worden schriftelijk aan de opdrachtgever gerapporteerd evenals de eventuele aanbevelingen die daarbij zijn gedaan. De opdrachtgever verstrekt SZW een afschrift van deze rapportage. 3.3
Interim controle
De interim controle heeft mede tot doel vast te stellen of de voorgestelde AO/IC daadwerkelijk bestaat en dat de werking daarvan gedurende de te controleren periode gewaarborgd is. Voorzover tijdens de preventieve werkzaamheden door de accountant aanbevelingen zijn gedaan met betrekking tot de AO/IC onderzoekt de accountant of deze aanbevelingen zijn opgevolgd. Uiterlijk zes maanden nadat met de uitvoering van een project is gestart, rapporteert de accountant zijn bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar de AO/IC in de vorm van een zogenaamde management letter. SZW ontvangt een afschrift van deze rapportage. Indien de AO/IC bij latere controles van tussentijdse declaraties onderwerp van onderzoek door de accountant is, worden de bevindingen naar aanleiding van deze controles eveneens door middel van een afschrift van de schriftelijke rapportage door de opdrachtgever ter kennis van SZW gebracht. 3.4
Eindcontrole
3.4.1
Algemeen
13
Hetgeen in deze paragraaf wordt opgenomen met betrekking tot de eindcontrole, is eveneens van toepassing op de controle die door de accountant wordt verricht met betrekking tot een tussentijdse rapportage, indien daarbij door SZW op grond van artikel 13 lid 3 een accountantsverklaring wordt verlangd. Ter zake van de eindcontrole dient de accountant bij de uitvoering van de accountantscontrole op de einddeclaratie inzake ESF-3 vast te stellen dat minimaal aan de onderstaande punten is voldaan. Hierbij wordt opgemerkt dat de naleving van de gehele subsidieregeling object van controle is. 3.4.2
Algemene voorwaarden
a. b. c. d.
Er is een beschikking van SZW op grond waarvan de einddeclaratie kan worden ingediend. De einddeclaratie is volledig en juist ingevuld. De einddeclaratie is rekenkundig juist. De einddeclaratie stemt overeen met de onderliggende administratie en overige bescheiden van de subsidieaanvrager en/of uitvoerders. e. Alle in de einddeclaratie verantwoorde uitgaven voldoen aan de in de Subsidieregeling ESF-3 vermelde criteria. 3.4.3
Administratieve voorschriften
De accountant gaat na dat alle administratieve voorschriften zoals aangegeven in artikel 11 , lid 1 tot en met 6, van de subsidieregeling ESF-3 zijn nageleefd. De belangrijkste voorwaarde is het voeren van een administratie, die waarborgt dat de volgens de subsidieregeling te verstrekken gegevens op een ordelijke, transparante en controleerbare wijze geregistreerd worden. 3.4.4 Subsidiabele kosten De accountant gaat na dat de in de einddeclaratie verantwoorde kosten juist en rechtmatig zijn. Hieraan is voldaan indien de accountant constateert dat: a. de in de einddeclaratie verantwoorde kosten naar hun aard passen binnen de aanvraag met bijbehorende begroting waarop de beschikking is ontvangen; b. de in de einddeclaratie verantwoorde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt, voor de uitvoering van het project noodzakelijk zijn en ten laste van de aanvrager zijn gebleven (artikel 9 , lid 1); c. de in de einddeclaratie verantwoorde kosten subsidiabel zijn overeenkomstig EG verordening 1685/2000 (artikel 9 lid 1); d. de in de einddeclaratie verantwoorde kosten geen kosten betreffen die niet subsidiabel zijn, zoals aangegeven in artikel 9, lid 2; e. de gemengde kosten (kosten voor zowel subsidiabele als niet-subsidiabele deelnemers) op een controleerbare en aanvaardbare wijze zijn toegerekend (artikel 9, lid 3). 3.4.5 Deelnemers De kenmerken van de deelnemers dienen te voldoen aan de eisen die daaraan, ingevolge de bij de beslissing op de subsidie-aanvraag goedgekeurde projectbeschrijving zijn gesteld. 3.4.6 Financiering en overige ontvangsten De financiering van de activiteiten dient aan de financiële administratie ontleend te kunnen worden. Deze financiering bestaat uit: a. publiekrechtelijke bijdrage(n) b. ESF-subsidie, en voor zover van toepassing c. privaatrechtelijke bijdragen, en/of d. overige ontvangsten, voor zover voortvloeiend uit de uitvoering van het project. Ook de onder d genoemde ontvangsten dienen afzonderlijk uit de administratie te blijken. Deze ontvangsten dienen op het totaal van de in de subsidiegrondslag opgenomen kosten in mindering te worden gebracht , waarna over het saldo de subsidie kan worden berekend. De accountant dient de financiering en overige ontvangsten op volledigheid te controleren.
14
3.4.7 Subsidieberekening De accountant gaat na dat de berekening van de ESF-3 subsidie: a. rekenkundig juist is; b. conform de subsidiegrondslag als opgenomen in artikel 11 is vastgesteld; c. niet meer bedraagt dan de subsidie zoals aangegeven in de beschikking. 3.4.8
Afronding en rapportage
Indien tijdens de accountantscontrole blijkt dat er fouten in de einddeclaratie voorkomen, dan dienen deze gecorrigeerd te worden. Bij het nalaten van de correctie van deze fouten kan de accountant geen goedkeurende accountantsverklaring afgeven. De accountant hanteert voor de weergave van de bevindingen van zijn controlewerkzaamheden het van toepassing zijnde model Accountantsverklaring zoals dit in bijlage B, C en D bij dit controleprotocol is opgenomen. Naast de accountantsverklaring dient door de accountant in de volgende gevallen een rapport van bevindingen ten behoeve van SZW te worden opgesteld: - Indien het oordeel van de accountant leidt tot een niet goedkeurende accountantsverklaring; - Indien sprake is van een goedkeurende verklaring met bevindingen die geen afbreuk doen aan de strekking van de verklaring. Dit rapport van bevindingen dient gelijktijdig met de accountantsverklaring afgegeven en ingediend te worden bij SZW. SZW gebruikt dit rapport van bevindingen in het kader van de beoordeling van de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de hierbij geconstateerde bevindingen. SZW heeft geen standaard model ontwikkeld voor dit rapport van bevindingen, aangezien de opzet hiervoor over wordt gelaten aan de controlerende accountants. Wel dienen ten minste de volgende onderwerpen in het rapport van bevindingen behandeld te worden: • Beoordeling van de administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) • Controlebevindingen - Aard en omvang van de geconstateerde fouten - Wel /niet gecorrigeerd in de einddeclaratie • Belangrijke bevindingen en aanbevelingen ter verbetering van de AO/IC, indien sprake is van een accountantsverklaring bij een tussentijdse rapportage • Motivering van de afgegeven accountantsverklaring. 3.4.9 Ongedeelde verantwoordelijkheid Voorzover voor de controle van de einddeclaratie gebruik wordt gemaakt van de werkzaamheden van andere accountants, draagt de accountant die verantwoordelijk is voor de accountantsverklaring bij de einddeclaratie, er zorg voor dat de aanvrager hiervan op de hoogte wordt gesteld en wijst de aanvrager op het feit dat alle relevante verplichtingen uit dit controleprotocol ook aan de accountant(s), belast met de controle van de einddeclaratie van (een) deel project(en), bekend worden gemaakt en dat deze laatste accountant(s) hun werkzaamheden verrichten met inachtneming van dit protocol. Deze laatstgenoemde categorie accountants dient schriftelijk aan de opdrachtgever te bevestigen dat zij van alle verplichtingen uit dit protocol op de hoogte zijn en dat zij deze zullen naleven. Voor deze bevestiging dient gebruik te worden gemaakt van de opdrachtbevestiging volgens bijlage A. 4 Reviews SZW kan steekproefsgewijs reviews dan wel monitoring onderzoeken uit (laten) voeren teneinde na te gaan of de accountantscontrole met een deugdelijke grondslag en met inachtneming van dit controleprotocol is uitgevoerd. Deze reviews komen niet in de plaats van andere controles dan wel reviews uitgevoerd door de Algemene Rekenkamer, de Europese Commissie en/of de Europese Rekenkamer.
15
De accountant belast met de controle van de einddeclaratie stemt er mee in dat de controle-dossiers in het kader van bovengenoemde reviews integraal aan de reviewers ter beschikking worden gesteld. Voorts zal deze accountant, schriftelijk dan wel mondeling, alle gevraagde gegevens verstrekken waarom in het kader van voornoemde review wordt verzocht. Vorenstaande geldt onverkort voor de in de eerste alinea genoemde monitoring onderzoeken.
16
Bijlage A
OPDRACHTBEVESTIGING Elke accountant c.q. accountantsorganisatie kan zijn opdrachtbevestiging (gebaseerd op de Richtlijnen voor de Accountantscontrole) inrichten naar zijn eigen inzicht. Ten behoeve van de controle op de uitvoering van de Subsidieregeling ESF-3 dient de accountant ten minste de navolgende paragrafen in zijn opdrachtbevestiging op te nemen;
Hierbij bevestigen wij de door (naam aanvrager c.q. uitvoerder) aan ons verstrekte opdracht tot controle van * de einddeclaratie/tussentijdse declaratie inzake de uitvoering van het project ingevolge de subsidieregeling ESF-3, waarvoor middels een projectaanvraag gedateerd ………….………. een verzoek om verlening van subsidie is gedaan/waarvoor door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) onder beschikking nummer ………………………........... tot een maximum bedrag van €. …………..subsidie is toegezegd*. Ten behoeve van de uitvoering van onze controlewerkzaamheden zult u ervoor zorgdragen dat er een administratie wordt gevoerd, die op een zodanig wijze is ingericht, dat op basis daarvan kan worden gecontroleerd of aan de bepalingen van de Subsidieregeling ESF-3 is voldaan. U zult ons alle gegevens en bescheiden die nodig zijn voor het uitvoeren van onze controle-werkzaamheden ter beschikking stellen. U heeft ons toestemming verleend medewerking te verlenen aan het bepaalde in artikel 14 lid 8 van de Subsidieregeling ESF-3. Wij zijn bekend met het bestaan van het controleprotocol Subsidieregeling ESF-3. Voorts zijn wij ermee bekend dat een kopie van de opdrachtbevestiging naar SZW gezonden zal worden ter bevestiging van de toepassing van het controleprotocol Subsidieregeling ESF-3.
* doorhalen wat niet van toepassing is.
(ondertekening) (plaatsnaam, datering)
17
Bijlage B (Model goedkeurende accountantsverklaring) Aan: (Naam opdrachtgever) ACCOUNTANTSVERKLARING SUBSIDIEREGELING ESF-3 afgegeven ten behoeve van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Opdracht Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde, door ons per pagina gewaarmerkte, einddeclaratie/tussentijdse rapportage* met bijlagen inzake de uitvoering van het project met registratienummer ……………….waarvoor subsidie is toegekend op grond van de Subsidieregeling ESF-3, gecontroleerd. Deze einddeclaratie/tussentijdse rapportage* is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze einddeclaratie/tussentijdse rapportage te verstrekken. De aanvrager is met beschikkingsnummer …………………........., d.d............................... door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) voor toekenning van ESF-subsidie in aanmerking gebracht ten behoeve van prioriteit........…….....maatregel ............... Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig de bepalingen van het controleprotocol Subsidieregeling ESF-3, alsmede de nadere aanwijzingen van SZW zoals vastgelegd in brief gedateerd ………………………… onder nummer …………………….. en overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat zekerheid wordt verkregen dat de einddeclaratie/tussentijdse rapportage geen onjuistheden van materieel belang, zoals bedoeld in paragraaf 1.3 van het controleprotocol, bevat. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel. Bevindingen Bij onze controle hebben wij vastgesteld dat: (De accountant dient de bevindingen op te nemen in een afzonderlijk op te stellen rapport van bevindingen, waarnaar kan worden verwezen). Oordeel Wij zijn van oordeel dat de ingediende einddeclaratie/tussentijdse rapportage* met bijlagen, voldoet aan de in de Subsidieregeling ESF-3 gestelde voorwaarden. De einddeclaratie/tussentijdse rapportage* met bijlagen sluit met een totaal bedrag van €. .............................
(ondertekening) (plaatsnaam, datering)
18
Bijlage C Indien bij de controle van de einddeclaratie onjuistheden zijn geconstateerd die niet op afdoende wijze zijn gecorrigeerd kan de accountant geen goedkeurende verklaring verstrekken. In dergelijke gevallen dient de accountant een afkeurend oordeel te geven. (Model afkeurende accountantsverklaring) Aan: (Naam opdrachtgever) ACCOUNTANTSVERKLARING SUBSIDIEREGELING ESF-3 afgegeven ten behoeve van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Opdracht Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde, door ons per pagina gewaarmerkte, einddeclaratie/tussentijdse rapportage* met bijlagen inzake de uitvoering van het project met registratienummer ……………….waarvoor subsidie is toegekend op grond van de Subsidieregeling ESF-3, gecontroleerd. Deze einddeclaratie/tussentijdse rapportage* is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze einddeclaratie/tussentijdse rapportage te verstrekken. De aanvrager is met beschikkingsnummer………………, d.d.....................door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) voor toekenning van ESF-subsidie in aanmerking gebracht ten behoeve van prioriteit........…….....maatregel ............... Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig de bepalingen van het controleprotocol Subsidieregeling ESF-3, alsmede de nadere aanwijzingen van SZW zoals vastgelegd in brief gedateerd ………………………… onder nummer …………………….. en overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat zekerheid wordt verkregen dat de einddeclaratie/tussentijdse rapportage geen onjuistheden van materieel belang, zoals bedoeld in paragraaf 1.3 van het controleprotocol, bevat. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel. Bevindingen Bij onze controle hebben wij vastgesteld dat: (Bevindingen aangeven die hebben geleid tot een afkeurend oordeel. Tevens de omvang van het bedrag aangeven dat niet juist is dan wel waarvan de juistheid niet kan worden vastgesteld. De accountant dient de bevindingen op te nemen in een afzonderlijk op te stellen rapport van bevindingen, waarnaar kan worden verwezen). Oordeel Wij zijn van oordeel dat de ingediende einddeclaratie/tussentijdse rapportage* met bijlagen, niet voldoet aan de in de Subsidieregeling ESF-3 gestelde voorwaarden en derhalve niet juist is. De einddeclaratie/tussentijdse rapportage* met bijlagen sluit met een totaal bedrag van €. .............................
(ondertekening) (plaatsnaam, datering)
19
Bijlage D Indien bij de controle van de einddeclaratie onzekerheden van materieel belang zijn blijven bestaan die niet noodzakelijkerwijs hadden moeten leiden tot een correctie van de declaratie (bijvoorbeeld bij onduidelijkheid over de juiste interpretatie van subsidievoorwaarden) en die daardoor niet hoefden te leiden tot het geven van een afkeurende verklaring kan de accountant evenmin een goedkeurende verklaring verstrekken. In dergelijke gevallen dient de accountant een verklaring met beperking te geven. (Model verklaring met beperking) Aan: (Naam opdrachtgever) ACCOUNTANTSVERKLARING SUBSIDIEREGELING ESF-3 afgegeven ten behoeve van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Opdracht Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde, door ons per pagina gewaarmerkte, einddeclaratie/tussentijdse rapportage* met bijlagen inzake de uitvoering van het project met registratienummer ……………….waarvoor subsidie is toegekend op grond van de Subsidieregeling ESF-3, gecontroleerd. Deze einddeclaratie/tussentijdse rapportage* is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze einddeclaratie/tussentijdse rapportage te verstrekken. De aanvrager is met beschikkingsnummer………………, d.d.....................door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) voor toekenning van ESF-subsidie in aanmerking gebracht ten behoeve van prioriteit........…….....maatregel ............... Werkzaamheden Onze controle is verricht overeenkomstig de bepalingen van het controleprotocol Subsidieregeling ESF-3, alsmede de nadere aanwijzingen van SZW zoals vastgelegd in brief gedateerd ………………………… onder nummer …………………….. en overeenkomstig in Nederland algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat zekerheid wordt verkregen dat de einddeclaratie/tussentijdse rapportage geen onjuistheden van materieel belang, zoals bedoeld in paragraaf 1.3 van het controleprotocol, bevat. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel. Bevindingen Bij onze controle hebben wij vastgesteld dat: (Bevindingen aangeven die hebben geleid tot de verklaring met beperking. Tevens de omvang van het bedrag aangeven waarvan de juistheid niet kan worden vastgesteld. De accountant dient de bevindingen op te nemen in een afzonderlijk op te stellen rapport van bevindingen, waarnaar kan worden verwezen). Oordeel Wij zijn van oordeel dat de ingediende einddeclaratie/tussentijdse rapportage* met bijlagen, onder voorbehoud van (omschrijving van de onzekerheid) voldoet aan de in de Subsidieregeling ESF-3 gestelde voorwaarden. De einddeclaratie/tussentijdse rapportage* met bijlagen sluit met een totaal bedrag van €. .............................
(ondertekening) (plaatsnaam, datering)
20
Bijlage 3 bij Subsidieregeling ESF3: doelstelling-2-gebieden (artikel 4, tweede lid)
NUTS III-regio
In aanmerking komende zones
De gehele NUTS III-regio met uitzondering van
In de in aanmerking komende zones wonende bevolking van de NUTS IIIregio Alleen de volgende zones van de NUTS III-regio
Zones die voldoen aan het bepaalde in artikel 4, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 NL21 Twente 3
de gemeente:
50997
Enschede (uitsluitend CBS-buurten: City Lasonder, Zeggelt Laarens West Veldkamp-Geffert-West Horstlanden-Stadsweide Cromhoffsbleek-Kotman Boswinkel-De Braker Pathmos Stevenvenne Tubantia-Toekomst (behalve postcodes 7514AA, 7514AB, van 7521AA tot en met 7521AE, 7521AG, van 7521AP tot en met 7521BD) Twekkelerveld (behalve postcode 7521DD) Roombeek-Roomveldje Mekkelholt Deppenbroek Wesselerbrink Noord-Oost Wesselerbrink Noord-West (behalve postcodes 7544NA, 7544NB, 7544NC, van 7544NE tot en met 7544NH, van 7544NK tot en met 7544NZ)
NL22 Arnhem/Nijmegen 3
Industrie- en havengebied (behalve postcodes 7547AN en 7547PH) de gemeente: 99612
Arnhem (uitsluitend CBS-buurten: Markt Weverstraat Rijnstraat
21
Janssingel Stationsplein Utrechtsestraat Hommelstraat Spijkerbuurt Boulevardwijk Bij de John Frostbrug Statenkwartier Arnhemse Broek Van Vershuerbuurt Industrieterrein Arnhemse Broek (uitsluitend het gedeelte tussen Nieuwe Kade, Westervoortsedijk, Nieuwe Havenweg via verlenging van "Nieuwe Haven" tot Pleijweg, Zevenaarseweg, oude Zevenaarseweg, Broekstraat en Badhuisstraat, behalve postcode 6827 BG)
Presikhaaf I Presikhaaf II Presikhaaf III St. Marten Klarendal-zuid Klarendal-noord Onder de Linden Sint Janskerkstraat e.o. Meinerswijk en de Praets Malburgen-west Groene weide Kamillehof en Bakenhof Het Duifje Immerloo I Middelgraaflaan e.o. Zeessingel e.o. Immerloo II) de gemeente:
Nijmegen (uitsluitend CBS-buurten: Nijeveld Goffert Grootstal Hatert Biezen Wolfskuil Hees Heseveld Neerbosch Haven- en industrieterrein)
NL31 Utrecht
de gemeente:
70669
Utrecht (uitsluitend CBS-buurten: Welgelegen/Den Hommel (uitsluitend het gedeelte tussen de Martin Luther Kinglaan, Pijperlaan, Oude Leidseweg en Amsterdam-Rijnkanaal) Halve Maan
22
Schepenbuurt/bedrijvengebied Cartesiusweg Lageweide/Hogeweide Pijlsweerd-Zuid Pijlsweerd-Noord Ondiep Tweede Daalsebuurt Egelantiersstraat/Mariendaalstraat Geuzenwijk De Driehoek Prins Bernhardplein e.o. J.M. de Muinck Keizerlaan Zuilen Noord Loevenhoutsedijk e.o. Taag-/Rubicondreef e.o. Zamenhofdreef e.o. Wolga-/Donaudreef Neckardreef Zambesidreef Bedrijvengebied Overvecht Bedrijvengebied Kanaleneiland (uitsluitend het gedeelte tussen Merwedekanaal, gemeentegrens Utrecht-Nieuwegein (tot kruising AmsterdamRijnkanaal), Papendorpsepad/AmsterdamRijnkanaal (tot kruising Aziëlaan), Aziëlaan (tot Europalaan), Europalaan, Overste
Transwijk-Zuid Kanaleneiland-Zuid Kanaleneiland-Noord
NL32 Groot-Amsterdam 6
de gemeente:
119057
Amsterdam (uitsluitend CBS-buurten: Bijlmer Oost Bijlmer Centrum Amstel III / Bullewijk Oosterparkbuurt Dapperbuurt Transvaalbuurt Weesperzijde Indische buurt West Indische buurt Oost IJ-Eiland Oostelijke Eilanden/Kadijken)
NL33 Agglomeratie 's Gravenhage 2
de gemeente:
's Gravenhage (uitsluitend CBS-buurten: Huygenspark Rivierenbuurt-zuid Rivierenbuurt-noord Kortenbos Uilebomen
96771
23
Zuidwal Schildersbuurt-west Schildersbuurt-noord Schildersbuurt-oost Transvaalkwartier-noord Transvaalkwartier-midden Transvaalkwartier-zuid Groente- en fruitmarkt Laakhaven-oost Laakhaven-west Spoorwijk Noordpolderbuurt Binckhorst)
NL33 Groot-Rijnmond 5
de gemeente:
120944
Rotterdam (uitsluitend CBS-buurten: Delfshaven Bospolder Tussendijken Spangen Nieuwe Westen Middelland Oud-Mathenesse (uitsluitend het gedeelte tussen Tjalklaan (lopend via Marconiplein), Spaanse Bocht, Spangense Kade en spoorweg noord) Schiemond Nieuw Mathenesse Spaanse Polder Nieuwe Werk (uitsluitend Schiehaven-Mullerpier (momenteel Loydkwartier)) Bloemhof Hillesluis Katendrecht Afrikaanderwijk Feijenoord
NL41 Zuidoost-Noord-Brabant 4
de gemeente:
Eindhoven (uitsluitend CBS-buurten: Centrum Irisbuurt Cingelshouck Sint-Josephburgh Tuindorp Heistraat Bloemenbuurt Looiakkers Industrieterrein Geldropseweg Burghplan Bonifaciuslaan Tivoli Nieuwe Erven Kruidenbuurt
50578
24
Kerstroosplein De Lakerlopen Het Wasven Het Busselke Poeijerstraat Het Hofke Herzenbroeken De Doornakkers Limbeek, Fellenoord Lijmbeekstraat Hemelrijken Bakkerstraat Het Groenewoud)
NL42 Zuid-Limburg 2
de gemeente:
49506
Maastricht (uitsluitend CBS-buurten: City (uitsluitend het gedeelte tussen Stadhuisstraat, Markt (buitengrens), Hoenderstraat, Maasboulevard (westkant)) Jekerkwartier (uitsluitend het gedeelte tussen Maasboulevard (westkant), tot de Oude Minderbroeders) Statenkwartier (uitsluitend het gedeelte tussen Capucijnerstraat, Apostelengang, Bogaardenstaart, Achter de Barakken, Boschstraat) Boschstraatkwartier (uitsluitend het gedeelte tussen Boschstraat, Bassin(kade), Van Hasseltkade, Kliene Gracht, Stadhuisstraat) Sint Maartenspoort Wijck (uitsluitend het gedeelte tussen Wijckerwal, Plein 1992 (westkant), Ruiterij, Hoogbrugstraat, Akerstraat, Heugemerweg, Stellalunet, Daemslunet, Avenue Ceramique (inclusief aangrenzende musea)) Brusselsepoort Mariaberg (uitsluitend het gedeelte tussen Beeldsnijdersdreef/Borneostraat, Javastraat, Tongerseweg, Hertogsingel) Dousberg-Hazendans (uitsluitend het gedeelte tussen Heserstraat, Keramieksingel en de Belgische grens) Malpertuis Caberg Oud-Caberg Malberg Boschpoort Bosscherveld Wijckerpoort Akerpoort Wittevrouwenveld (uitsluitend het gedeelte tussen Marathonweg, Stadionweg, Terblijterweg, achter de bouwwerken aan de oostkant, zijnde de lijn noordzuid vanaf de Terblijterweg, de oostkant van de begraafplaats Oostermaas en de kruising Bergmansweg-Berger Nazareth Limmel
25
Scharn (uitsluitend het gedeelte tussen Oranjeplein, A2-E25 (president Rooseveltlaan), Europaplein tot JF Kennedysingel en noordoostbocht Europaplein) Amby (uitsluitend het gedeelte tussen A2-E25 (westkant)) Beatrixhaven Meerssenhoven Randwijck (uitsluitend het gedeelte tussen Limburglaan, Randwijcksingel, Ittersondomein, J.W. Beyenlaan, Antoin Pinaylaan, Oeslingebaan) Heer (uitsluitend het gedeelte tussen Europaplein (oostkant), Philipsweg, A2-E25 (oostkant))
Zones die voldoen aan het bepaalde in artikel 4, lid 9, onder b), van Verordening (EG) nr. 1260/1999 NL21 Zuidwest-Overijssel 2
de volgende gemeenten:
37400
Olst Deventer/Diepenveen (met uitzondering van CBS-telgebieden: Deventer 0000-0809 en Diepenveen 0000-0100)
Raalte (met uitzondering van de CBS-telgebieden: 0000-0106)
Bathmen Holten NL21 Twente 3
de volgende gemeenten:
68100
Hellendoorn (met uitzondering van de CBStelgebieden: 0000, 0100-0105, 0201, 0202)
Den Ham Wierden (uitsluitend de CBS-telgebieden: 0405, 0300-0303, 0406-0409)
Borne (uitsluitend de CBS-telgebieden: 0103 en 0104)
Markelo Diepenheim Ambt Delden Haaksbergen (met uitzondering van de CBStelgebieden: 0001-0091)
Enschede (met uitzondering van de CBStelgebieden: 0000-0008, 0010-0103, 0200-0207, 0300, 0301, 0400-0406, 0500-0503, 0600-0608, 0700-0703, 0800-0808, 0902, 0906, 0908)
Losser (met uitzondering van de CBS-telgebieden: 0000-0002)
NL22 Veluwe 1
de volgende gemeenten:
43800
Ede (uitsluitend de CBS-telgebieden): 0305-0306, 1301-1302, 2031-2032, 4031-4034, 5001, 5031, 6001, 6031, 7031, 7051, 9052, 9053)
26
Scherpenzeel Barneveld (uitsluitend de CBS-telgebieden): 0001, 0004-0009, 0103, 0107, 0200-0203, 02060210) Ermelo (uitsluitend de CBS-telgebieden: 0000-0001, 0006, 0009, 0100, 0105-0109)
Nunspeet (uitsluitend de CBS-telgebieden: 0005, 0008-0009, 0100-0101, 0107-0109) Apeldoorn (uitsluitend de CBS-telgebieden: 0100, 0101, 0706-0709, 0800, 0802-0809, 0900, 0902-0904, 0906-0909)
Brummen (uitsluitend de CBS-telgebieden: NL22 Achterhoek 2
0000-0005, 0007-0009, 0102, 0108-0109) de volgende gemeenten: 137000
Gorssel (uitsluitend de CBS-telgebieden: 0001-0002, 0006, 0008-0009, 0100-0101, 01060109) Warnveld (uitsluitend de CBS-telgebieden: 0000, 0008-0009) Zutphen (uitsluitend de CBS-telgebieden: 0001-0002, 0005, 0007, 0100, 0200, 0300)
Vorden Hengelo Lochem Borculo Ruurlo Neede Eibergen Groenlo Lichtenvoorde (uitsluitend de CBS-telgebieden: 0000-0005, 0007-0009, 0100-0102, 0107-0109)
Winterswijk Aalten (uitsluitend de CBS-telgebieden: 0000, 0003, 0009, 0100, 0106-0108, 0201-0203)
Doetinchem (uitsluitend de CBS-telgebieden: 0000, 1100, 3000, 4000, 5000, 5900, 6000, 6800, 6900, 7000, 8000, 8100, 8800, 8900, 9000, 9100, 9200, 9300, 9500, 9700, 9800, 9900)
Zelhem (uitsluitend de CBS-telgebieden: NL31 Utrecht
0002-0009, 0011) de volgende gemeenten: 30100 Amersfoort (uitsluitend de postcodes: 3815-3815VV, 3816-3816BW, 3835PA-PD, 3836)
Amerongen (uitsluitend de postcodes: 3922GGGK, 3931, 3958AA-JD, 3959-3959BJ)
27
Leersum (uitsluitend de postcodes: 3931, 39563956XW)
Leusden (uitsluitend de postcodes: 3707, 3791-3791VX, 3818, 3831-3831WZ, 38323832RX , 3833GN-LD , 3835PG-PT, 3931-3931XD)
Maarn Renswoude Rhenen (uitsluitend de postcodes: 3911-3911XD, 3921AH-EB)
Woudenberg NL41 Noordoost-Noord3 Brabant
de volgende gemeenten:
188000
Veghel Uden Boekel Sint Anthonis Mill en Sint Hubert Boxmeer Landerd Bernheze Schijndel (uitsluitend de postcodes: 5481 AA-AE, 5481 AG-AH, 5481 AJ-AL, 5481 AN, 5481 AP, 5481 AR, 5481 BC, 5481 BE, 5481 BH, 5481 BJ-BN, 5481 BP, 5481 BR-BT, 5481 BV-BX, 5481 BZ, 5481 CA-CD, 5481 CJ, 5481 CK, 5481 CZ, 5481 EB, 5481 ED-EE, 5481 EG-EH, 5481 EJEL, 5481 JD, 5481 JE, 5481 JG,
28
5482 AA-AE, 5482 AG-AH, 5482 AJ-AN, 5482 AP, 5482 BA-BE, 5482 BG-BH, 5482 BJ-BN, 5482 BP, 5482 BR-BT, 5482 BV-BX, 5482 CA-CE, 5482 CGCH, 5482 CJ-CN, 5482 CP, 5482 CR-CT, 5482 CVCX, 5482 DA-DE, 5482 DL, 5482 DX, 5482 EA-EE, 5482 EH, 5482 EJ-EN, 5482 EP,
NL42 Noord-Limburg 1
de volgende gemeenten:
66300
Venray (met uitsluiting van de postcodes: 5801AA--BS, 5801BW-BZ, 5801CA-CZ, 5801DCDE, 5801DM, 5801DP, 5801DV-DZ, 5801EA-EE, 5801EJ-EZ, 5801GB-GC, 5801GE-GG, 5801GJ, 5801GL-GZ, 5801HA-KS, 5801LB-LE, 5801MA-MC, 5801ME, 5801MK, 5801PJ-RZ, 5801SB-SJ, 5801SL-SN, 5801SR-SZ, 5801TA-TP, 5801TT-TZ, 5801V 5802AA-AJ, 5802AL-BW, 5802CA-CW, 5802CZ, 5802DA, 5802EA-EX, 5802GA-GL, 5802GS-GV, 5802HA-HR, 5802JA-JW, 5802KA-KS, 5802LA-LX, 5802MA, 5802NA-NT, 5803AA-BW, 5803CA-CD, 5803CH-CW, 5803DC-DJ, 5803EK-EL, 5803GA, 5803HA-HV, 5803HZ, 5803JC-KZ, 5803LA-LC, 5803LE
Horst Sevenum Grubbevorst Venlo (uitsluitend de postcodes: 5928LC-LL , 5928MX, 5928NA-PZ, 5928RA-RE, 5928WK, 5971NP, 5975PP, 5975PV)
Helden Meijel NL42 Midden-Limburg
de gemeente:
6500
29
2 Nederweert (met uitzondering van de postcodes: 6031BK-BZ, 6031CA-CZ, 6031EA-EL, 6031EN-ER, 6031GA-GW, 6031LC-LP, 6031NN-NZ, 6031PAPZ, 6031RA, 6031RC-RH, 6031RS, 6031TA-TE, 6031TZ, 6031VA-VZ, 6031WB-WL, 6031XA-XG, 6031XJ-XL, 6031XN-XZ)
Zones die voldoen aan het bepaalde in artikel 4, lid 9, onder c), van Verordening (EG) nr. 1260/1999 NL11 Oost-Groningen 1
de gemeente:
142583
Bellingwedde NL11 Delfzijl en omgeving 2
de gemeente:
NL11 Overig Groningen 3
de volgende gemeenten:
30743
Delfzijl 226255
Groningen Leek Hoogezand/Sappemeer Slochteren (uitsluitend Rengerspark (postcode 9615))
Eemsmond (uitsluitend "gehuchten": Eemshaven postcode 9979, Uithuizermeeden - 9982, Roodeschool - 9983, Oudeschip - 9984)
NL12 Noord-Friesland 1
de volgende gemeenten:
155220
Boarnsterhim Franekeradeel Harlingen Leeuwarden Menaldumadeel NL12 Zuidwest-Friesland 2
de volgende gemeenten:
56992
Lemsterland Sneek Wymbritseradiel NL12 Zuidoost-Friesland 3
de volgende gemeenten:
168451
Heerenveen Opsterland Skarsterlan Smallingerland Weststellingwerf NL13 Noord-Drenthe 1
de volgende gemeenten:
84537
Assen Noordenveld NL13 Zuidoost-Drenthe 2
de volgende gemeenten:
123188
Emmen Coevorden (uitsluitend de postcodes beginnende met:
30
NL13 Zuidwest-Drenthe 3
7741, 7742, 7751, 7753, 7754M, 7754N, 7755, 7756, 7844, 7845TD, 7845TG, 7864P, 7864TH, 7864TJ, 7864TK, 7918, met uitzondering van 7754MG en 7754MJ) de volgende gemeenten: 100656
De Wolden Hoogeveen Meppel
31
Toelichting Bij beschikking C(2000) 1127 d.d.8 augustus 2000 heeft de EG-Commissie het voor Nederland opgestelde Enig Programmeringsdocument Europees Sociaal Fonds Doelstelling 3 voor de periode 2000-2006 goedgekeurd (hierna: EPD). Hieruit vloeit voort dat aan Nederland gelden uit het Europees Sociaal Fonds zijn toegewezen, in een omvang als in het EPD bepaald, ter financiering van maatregelen op het gebied van de arbeidsmarkt en het (beroeps)onderwijs welke voldoen aan de terzake in het EPD gestelde eisen. Ten aanzien van die gelden fungeert de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als betalings- en beheersautoriteit, als bedoeld in Verordening(EG) Nr.1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (Pb. L161). Bij het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een afzonderlijk organisatieonderdeel in het leven geroepen met het oog op een verantwoord beheer van deze ter beschikking komende ESF-gelden. Voor een belangrijk deel worden deze gelden door het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de vorm van subsidie aan publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen ter beschikking gesteld, ten behoeve van de uitvoering van projecten die passen binnen het EPD. Bijgaande regeling bevat de regels die met het oog hierop noodzakelijk zijn. De in deze regeling neergelegde systematiek voor de subsidiëring houdt het volgende in: Periodiek wordt voor belanghebbenden de mogelijkheid geopend om aanvragen om projectsubsidie in te dienen. Deze mogelijkheid bestaat slechts gedurende een door de minister van SZW opengesteld “aanvraagtijdvak” dat vooraf in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, waarbij (in een zgn. “ESF3-Beleidskader”) nader wordt aangegeven welke categorieën van projecten en van aanvragers voor de nieuwe subsidie-periode voor subsidie in aanmerking zouden kunnen komen, en welke middelen daarvoor ter beschikking zijnd (art.4). De projectsubsidie-aanvragen dienen o.m. een projectbeschrijving, begroting en financieringsplan te bevatten. Op basis daarvan kunnen projectsubsidies worden verleend, waarbij per project het maximale subsidiebedrag worden bepaald (art.10). Op basis hiervan worden voorschotten verleend. Na voltooiing van het gesubsidieerde project volgt een eindafrekening, waarbij de hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de daadwerkelijk gemaakte, voor het project noodzakelijk te achten kosten (art.15). De subsidie bedraagt 50% van de deze kosten. Bijgaande regeling heeft uitsluitend betrekking op de subsidiëring m.b.t. het zgn. “ESF3”. Met betrekking tot de afzonderlijke artikelen wordt nog het volgende opgemerkt: Artikel 2: Teneinde te voorkomen dat de bepalingen welke van toepassing zijn op de ESFsubsidiëring over meer regelingen zouden moeten worden verspreid, is de Algemene Regeling SZW-subsidies buiten toepassing verklaard; de daarin geregelde onderwerpen zijn, voor zover van belang, mede geregeld in het nu voorliggende besluit. Daarnaast zijn de algemene bepalingen inzake subsidiëring, als neergelegd in titel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Artikel 3:Dit artikel geeft slechts een globale beschrijving van de aard van de projecten die voor subsidiëring in aanmerking kunnen worden gebracht. In het krachtens artikel 4 per
32
aanvraagtijdvak vast te stellen ESF3-Beleidskader worden meer gedetailleerde eisen gesteld aan de voor subsidie in aanmerking komende projecten. De bekostiging vanuit het ESF van activiteiten in de provincie Flevoland valt niet onder deze regeling, gelet op het bepaalde in artikel 5 van Verordening 1260/1999. De provincie Flevoland is namelijk aangewezen als zgn. “doelstelling 1-gebied”, als bedoeld in artikel 3 van Verordening 1260/1999; de financiering uit het ESF van in die provincie uitgevoerde activiteiten maakt onderdeel uit van een aparte regeling welke door de provincie Flevoland zal worden vastgesteld. Artikel 4: Krachtens dit artikel zal voor belanghebbenden periodiek de gelegenheid worden geopend projectsubsidie-aanvragen in te dienen. Het is mogelijk dat, gelijktijdig met de bekendmaking van de openingsdatum van het aanvraagtijdvak, ook de sluitingsdatum wordt vastgesteld; een latere vaststelling en bekendmaking van de sluitingsdatum behoort evenwel ook tot de mogelijkheden. ESF-middelen die na sluiting van het aanvraagtijdvak niet zijn gereserveerd ten behoeve van de afwikkeling van ingewilligde projectsubsidie-aanvragen zullen worden benut ten behoeve van de projectsubsidie-aanvragen in het daaropvolgende aanvraagtijdvak. Artikel 5: De aanvraag zal een projectbeschrijving moeten bevatten, waarin o.m. de aard van de projectactiviteiten, de doelgroepen, de looptijd en de uitvoeringsstructuur nader worden bepaald. Tevens zal de aanvraag een uitgewerkte begroting en financieringsplan dienen te bevatten. Uit het ESF worden 50% van de kosten van een project gefinancierd. Dit betekent dat de begunstigde voor de resterende kosten co-financiering zal moeten vinden. Deze aanvullende middelen kunnen zowel door de subsidie-ontvanger zelf worden verschaft, of door deze van derden worden verkregen. In het laatste geval dient deze co-financiering te worden zekergesteld door middel van een schriftelijke overeenkomst of schriftelijke toezegging, die in afschrift bij de projectsubsidie-aanvraag dient te worden gevoegd. Bij de aanvraag zal mede inzicht moeten worden verschaft in de wijze waarop de aanvrager het voor subsidie aangemelde project denkt te gaan administreren. Hieromtrent zullen nadere gegevens kunnen worden gevraagd, indien dit nodig is om een verantwoorde beslissing op de subsidie-aanvraag te kunnen nemen. Artikel 6: Door de uitdrukking “krachtens deze regeling gestelde eisen” in onderdeel a wordt gedoeld op het toepasselijke krachtens artikel 4 vastgestelde ESF3-Beleidskader. Artikelen 7 en 8: In de beschikking tot verlening van projectsubsidie wordt een maximumbedrag vastgesteld dat aan subsidie tegemoet kan worden gezien. Tot aan dit maximum bedraagt de projectsubsidie 50% van de kosten die de begunstigde noodzakelijkerwijs heeft gemaakt ten behoeve van de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het gesubsidieerde project, onder aftrek van eventuele inkomsten die uit het project voortvloeien (voor het project dagindeling heeft de Commissie een verdergaande financiering toegestaan, gelet op de specifieke aard van dit project). Bij de beschikking tot verlening van de projectsubsidie kunnen o.m. nadere voorwaarden worden opgenomen met betrekking tot de door de begunstigde vast te leggen gegevens, opdat een goed inzicht kan worden gehouden in de voortgang van het gesubsidieerde project. Artikel 9: Hoofdnorm is, dat uitsluitend daadwerkelijk gemaakte kosten die voor de uitvoering van het project noodzakelijk zijn voor subsidie in aanmerking komen. In
33
verordening 1685/2000 zijn meer uitgewerkte normen vervat die voor de beoordeling van e.e.a. bepalend zijn. De in het tweede lid bedoelde uitgaven blijven bij de bepaling van de subsidiabele kosten in ieder geval buiten beschouwing. Uitgaven ter dekking van nietsubsidiabele kosten worden eveneens buiten beschouwing gelaten bij de vaststelling van de omvang van de co-financiering. Artikel 10: Na toekenning van projectsubsidie wordt een voorschot verstrekt van 30% van het maximale subsidiebedrag zodra van de begunstigde bericht is ontvangen dat deze is aangevangen met de uitvoering van het project. Verdere voorschotten zullen worden verstrekt op basis van de door de begunstigde verschafte realisatiegegevens m.b.t. het project. Alvorens verdere voorschotten te verschaffen kan de minister verlangen dat de deze realisatiegegevens worden ondersteund met een goedkeurende accountantsverklaring; van deze mogelijkheid zal soms gebruik worden gemaakt ten aanzien van gesubsidieerde projecten met een looptijd van meer dan een jaar. Artikel 11: De subsidie-ontvanger zal overeenkomstig dit artikel gegevens moeten vastleggen in zijn administratie. In geval de subsidie-ontvanger voor de uitvoering van het project derden inschakelt, zal de subsidie-ontvanger met die derden derhalve afspraken moeten maken over gegevensvastlegging, opdat aan deze administratievoorschriften kan worden voldaan, waarbij ook zeker zal moeten worden gesteld dat de gegevens en bewijsstukken voor de subsidie-ontvanger beschikbaar blijven tot het jaar 2014. De administratie zal moeten aansluiten bij de methodiek die in de subsidie-aanvraag is gepresenteerd, en zal o.m. de gegevens en bewijsstukken dienen te bevatten m.b.t. de subsidiabele kosten, de met het oog op evaluatie benodigde gegevens, als vastgelegd in bijlage 1 bij dit besluit, alsmede de eventueel in de beschikking tot verlening van de projectsubsidie nadere aangeduide gegevens. Artikel 12: Uiterlijk een jaar na de start van het gesubsidieerde project dient een tussenraportage plaats te vinden over de voortgang van het project. Indien het project binnen een jaar is afgerond, kan worden volstaan met de eindrapportage, bedoeld in artikel 13, tweede lid. Artikel 13: De eindverantwoording bestaat uit een financieel deel, de einddeclaratie, en uit een inhoudelijk deel, de eindrapportage, die de verantwoording over de activiteiten en behaalde resultaten behelst. Als eerste waarborg dat de begunstigde heeft voldaan aan de toepasselijk regels dient de eindverantwoording te zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Na vaststelling van het definitieve subsidiebedrag zal dit worden verrekend met de reeds uitbetaalde voorschotten. In geval van een verschil zal nabetaling plaatsvinden, c.q. zal terugbetaling van te veel betaalde voorschotten door de subsidie-ontvanger moeten plaatsvinden. Terzake zal geen aparte terugvorderingsbeschikking worden opgemaakt. Artikel 14: Een subsidie-ontvanger zal bereid moeten zijn medewerking te verlenen aan publicitaire en voorlichtingsacties rondom het ESF. De kosten van die acties komen ten laste van het departement van SZW. Artikel 16: Voor zover projecten door departementsonderdelen worden uitgevoerd, is er geen sprake van subsidieverlening in de eigenlijk zin. Voor deze projecten gelden evenwel
34
dezelfde procedurevoorschriften en beoordelingsmaatstaven, teneinde zeker te stellen dat voldaan wordt aan de eisen die voortvloeien uit de Europese regelgeving. Het in de aanhef genoemde organisatie-onderdeel van het departement van SZW vervult hierbij de normale toetsende rol. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(conc. 31-5-2001) ESF3-beleidskader 2001, als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling ESF-3 De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelet op artikel 4 van de Subsidieregeling ESF3, BESLUIT:
Artikel 1 1. In het tijdvak ingaande 15 juli 2001 tot een nader vast te stellen en in de Staatscourant bekend te maken datum kunnen aanvragen van projectsubsidie worden ingediend, als bedoeld in artikel 5 van de Subsidieregeling ESF3. 2. In afwijking van het eerste lid kunnen aanvragen, afkomstig van aanvragers, genoemd in het bij dit besluit behorende bijlage 1b, eerst worden ingediend vanaf 1 oktober 2001. Artikel 2 Ten aanzien van de subsidie-aanvragen gelden de navolgende nadere eisen en beperkingen met betrekking tot de groep van subsidiegerechtigden, de omvang van de ter beschikking staande subsidiemiddelen en de aard van de subsidiabele projecten: a. Reïntegratietrajecten voor werklozen (artikel 3, eerste lid onder a en b) Begunstigden/ beschikbaar budget: Gemeenten, voor zover aangewezen in bijlage 1a (budget wordt later vastgesteld op basis van nader overleg) Gemeenten, voor zover aangewezen in bijlage 1b (budget wordt later vastgesteld op basis van nader overleg) Arbeidsvoorzieningsorganisatie (45,5 miljoen EURO) Minister van Justitie ( 10 miljoen EURO) Subsidiabele activiteiten: Scholing; sollicitatietraining; beroepskeuzevoorlichting; arbeidsbemiddeling; proefplaatsingen; sociale activering, voor zover deze redelijkerwijs een bijdrage kan leveren aan de toetreding tot de arbeidsmarkt; kinderopvang, voor zover noodzakelijk ten behoeve van de reïntegratie Additionele bepaling: De toewijzing van subsidies zal zodanig plaatsvinden, dat, over de gehele planperiode 2000-2006 bezien, 50% van het totaal van de voor deze prioriteiten gereserveerde budgetten zal worden aangewend ten behoeve van de reïntegratie van werklozen die korter dan 12 maanden werkloos zijn, en 50% ten behoeve van de reïntegratie van werklozen die 12 maanden of langer werkloos zijn. b. Scholing voor werkenden (artikel 3, eerste lid onder c) Begunstigden/ beschikbaar budget: Door werkgevers en werknemers in het leven geroepen dan wel beheerde, samenwerkingsverbanden per bedrijfstak, als aangewezen in bijlage 2 (budget wordt later vastgesteld op basis van nader overleg) Subsidiabele activiteiten: 1e Scholing tot op startkwalificatieniveau (assistentenopleiding of basisopleiding in de zin van art.7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs), inclusief het testen van deelnemers, de ontwikkeling van testmethoden en scholingsprogramma’s (waar nog niet voorhanden) alsmede de training van personeelsfunctionarissen in het gebruik van die methoden, waarbij waar mogelijk moet worden uitgegaan van de zgn. “EVC-methode”1. 2e Verdere scholing tot op het niveau vakopleiding of middenkaderopleiding in de zin van art.7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, inclusief het testen van deelnemers, de ontwikkeling van testmethoden en scholingsprogramma’s (waar nog niet voorhanden), alsmede de training van personeelsfunctionarissen in het gebruik van die methoden, waarbij waar mogelijk moet worden uitgegaan van de zgn. “EVC-methode”.
1
Zie: rapport “De fles is half vol! Een brede visie op de benutting van EVC. Rapport van de werkgroep EVC, mei 2000
36
3e Bedrijfstakoverstijgende scholing, gericht op mobiliteitsbevordering, waar organisaties uit 2 of meer bedrijfstakken, als bedoeld in bijlage 2, bij betrokken zijn. Additionele eis: Projecten ten behoeve van personen zonder startkwalificatie hebben de voorkeur. c. Projecten dagindeling (artikel 3,eerste lid onder d) Begunstigden/ beschikbaar budget: Minister van SZW (2,5 miljoen EURO) Subsidiabele activiteiten: Experimentele projecten die ten doel hebben het combineren van arbeid en zorg te vergemakkelijken. d. Bestrijding van voortijdig schoolverlaten en versterking van het beroepsonderwijs (artikel 3, eerste lid onder e) Begunstigden/ beschikbaar budget: Minister van OCenW ( 39,3 miljoen EURO) Subsidiabele activiteiten: 1e Projecten, gericht op het bestrijden van voortijdig schoolverlaten. 2e Projecten, gericht op versterking van de beroepsbegeleidende leerweg, als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs. 3e Projecten op het gebied van het praktijkonderwijs, als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs. DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID,
37
Bijlage 1a bij ESF-3-Beleidskader 2001 Gemeente Alkmaar Almelo Amersfoort Amsterdam Arnhem Breda Den Haag Deventer Dordrecht Eindhoven Emmen Enschede Groningen Haarlem Heerlen Helmond Hengelo ‘s Hertogenbosch Leeuwarden Leiden Maastricht Nijmegen Rotterdam Schiedam Tilburg Utrecht Venlo Zaanstad Zwolle
38
Bijlage 1b bij ESF-3-Beleidskader 2001 Gemeente Alphen aan den Rijn Amersfoort Amstelveen Apeldoorn Assen Bergen op Zoom Brunssum Capelle aan den IJssel Delft Delfzijl Den Helder Doetinchem Ede Geleen Gorinchem Gouda Haarlemmermeer Heemskerk Heerenveen Hellevoetsluis Hilversum Hoogeveen Hoogezand-Sappemeer Hoorn Kerkrade Landgraaf Maassluis Middelburg Nieuwegein Oosterhout Oss Purmerend Rheden Ridderkerk Rijswijk Roermond Roosendaal Sittard Smallingerland Sneek Spijkenisse Stadskanaal Terneuzen Tiel Veenendaal Velsen Vlaardingen Vlissingen Waalwijk Wageningen Weert Zeist
39
Zoetermeer Zutphen Zwijndrecht
40
Bijlage 2 bij ESF-3 Beleidskader 2001 Organisatie Stichting Opleidingsfonds Leerlingwezen Land- en Tuinbouw Stichting Opleidingsfonds voor de Vleessector Stichting Opleidingsfonds Levensmiddelenindustrie Stichting Samenwerkende Sociale Fondsen Brood en Banket Stichting VOC / BETEX onderwijscentrum textiel en confectie Stichting Propagandafonds Hout & Meubel p/a Verbeterteam Woonbranche Stichting Opleidingsfonds Vakopleiding Procesindustrie Stichting Grafisch Opleidingscentrum Stichting Opleiding en Arbeidsmarkt in de Metaal- en Electrotechnische Industrie Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Metaalbewerkingsbedrijf Stichting Centrum Arbeidsmarktvraagstukken Informatie en Communicatie Technologie Stichting Vakopleiding Gezondheidstechnische Beroepen Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Carrosseriebedrijf Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf Stichting Recycling, Afval en Milieudienstverlening (RAM) Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Energie- en Nutsbedrijven Stichting Sectorraad Bouwbedrijf Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Elektrotechnische Bedrijfstak Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Loodgieters-, Fitters- en Centrale Verwarmingsbedrijf Stichting Opleidingsfonds Groothandel Stichting Opleidingsfonds Levensmiddelenhandel Stichting Opleidingsfonds Detailhandel Stichting Fonds Bevordering Intreding in het Horecabedrijf Stichting Bedrijfstaksgewijze Scholing Kampeerterreinen en Recreatiebedrijven Stichting 602, voor het goederen- en personenvervoer over de weg Stichting 631/634, voor laad-, los, en overslagbedrijven, expediteurs, cargadoors en bevrachters Stichting CAO Binnenscheepvaart Stichting Sectorfonds Verzekeringsbedrijftak Stichting Omscholing Assistent-Accountant Stichting Fonds Architectenbureaus Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Gemeenten Stichting Arbeidsmarkt en Scholingsfonds Defensie Stichting Sectorbestuur Onderwijs Arbeidsmarkt Stichting Arbeidsmarkt-, Werkgelegenheids- en Opleidingsfonds Ziekenhuiswezen Stichting Arbeidsmarkt-, Werkgelegenheids- en Opleidingsfonds Bejaardenoorden Stichting Arbeidsmarkt-, Werkgelegenheids- en Opleidingsfonds voor de sector zorg en welzijn Stichting Audiovisueel Branche Centrum Stichting PodiumKunstWerk Stichting Sociaal Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling in het Kappersbedrijf Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Isolatiebedrijf Stichting Vakraad voor de Contract-catering Stichting Opleidingsfonds Beveiligingsbranche Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Rijk Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Call Centers
(conc. 31-5-2001) Instellingsbesluit Monitorcomité ESF3 De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid BESLUIT: Artikel 1. Definities In dit besluit wordt verstaan onder: a. de Beschikking: de Beschikking van de Europese Commissie, kenmerk C(2000)1127, d.d. 8 augustus 2000, houdende goedkeuring van het voor Nederland geldende Enig Programmeringsdocument voor de structurele bijstandsverlening uit hoofde van doelstelling 3; b. de Verordening: Verordening(EG) Nr.1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (Pb. L161) ; c. de minister: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Artikel 2. Instelling Er is een Monitorcomité ESF3. Artikel 3. Samenstelling 1. Het Comité bestaat uit de volgende leden: a. twee leden, aangewezen door de minister, waaronder de voorzitter; b. een lid, aangewezen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen; c. een lid, aangewezen door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksaangelegenheden; d. een lid, aangewezen door de Vereniging der Nederlandse Gemeenten; e. een lid, aangewezen door het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen; f. een lid, aangewezen door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie; g. twee leden, aangewezen door de in de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigde organisaties van werkgevers; h. twee leden, aangewezen door de in de Stichting van de Arbeid vertegenwoordigde organisaties van werknemers. 2. De leden van het Comité kunnen zich ter vergadering laten bijstaan door een of meer adviseurs. 3. Een lid van het Comité kan zich bij ziekte of ontstentenis laten vervangen door een plaatsvervanger, die is aangewezen op overeenkomstige wijze als dat lid. 4. Een vertegenwoordiger van de Europese Commissie heeft met raadgevende stem zitting in het Comité. 5. Het secretariaat van het Comité berust bij het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Artikel 4. Vergaderingen 1. Het Comité komt tenminste tweemaal per jaar bijeen. 2. Indien nodig kan het Comité gebruik maken van een schriftelijke vergaderprocedure. Artikel 5. Besluitvorming Het Comité besluit met meerderheid van ter vergadering aanwezige stemmen. Bij staking der stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag. Artikel 6. Taken 1. Overeenkomstig artikel 35 van de Verordening: a. beoordeelt het Comité de aan haar ter goedkeuring voorgelegde besluiten ter uitvoering van de Beschikking; b. gaat het Comité regelmatig na of vooruitgang is geboekt met de verwezenlijking van de doelstellingen welke met de Beschikking worden nagestreefd; c. onderzoekt en evalueert het Comité de met de uitvoering van de Beschikking bereikte resultaten; d. beoordeelt het Comité de aan haar ter goedkeuring voorgelegde verslagen; e. beoordeelt het Comité eventuele aan haar voorgelegde voorstellen tot wijziging van de Beschikking. 2. De minister verschaft op verzoek aan het Comité de inlichtingen waarover deze beschikt, en die het Comité voor de vervulling van zijn taak nodig heeft. Artikel 7. Adviesbevoegdheid
42
Indien het Comité van oordeel is dat aanpassing wenselijk is van enig besluit dat is vastgesteld ter uitvoering van de Beschikking, dan wel dat aanpassing wenselijk is van de wijze waarop een dergelijk besluit wordt uitgevoerd teneinde de aan de subsidiëring uit het Europees Sociaal Fonds ten grondslag liggende doelstellingen zo goed mogelijk te verwezenlijken, kan het terzake eigener beweging advies uitbrengen aan de minister. Artikel 8. Nadere regeling werkzaamheden Het Comité kan zijn werkzaamheden nader regelen, binnen het kader, gegeven door de Verordening, de Beschikking en de ter uitvoering daarvan genomen ministeriële besluiten. Artikel 9. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,