3.
ETIKETTERING
Algemeen Vanaf 1 juni 2015 kunnen stoffen én mengsels enkel nog worden ingedeeld en geëtiketteerd conform de CLP-criteria, de voorschriften van de REACH-regelgeving. 3.1
Indeling en etikettering volgens de CLP-verordening
CLP staat voor classification, labelling and packaging, en is de Europese invulling van het Globally Harmonized System of Classification and Labelling of Chemicals, kortweg GHS genoemd. Dit GHS is een wereldwijd geharmoniseerd etiketteringssysteem dat door de Verenigde Naties is ontwikkeld. Het CLP is een aanvulling op de REACH-regelgeving en geldt voor alle landen die tot de EU behoren. De CLP-verordening vervangt de Stoffenrichtlijn 67/548/ EEG die op 1 juni 2015 is ingetrokken. De CLP-verordening met bijlagen is in het EU Publicatieblad L 353 gepubliceerd op 31 december 2008 als Verordening (EG) nr. 1272/2008. Annex VI is een bijlage met de officiële, geharmoniseerde voorgeschreven etikettering van veel stoffen. Onderdeel hiervan is Tabel 3.1 die de indeling en etikettering geeft. De Europese Commissie heeft op de CLP-verordening uit 2008 ‘… met het oog op de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang’ aanvullende verordeningen vastgesteld. Inmiddels zijn vijf aanvullende verordeningen gepubliceerd: – Verordening (EG) nr. 790/2009 is van toepassing vanaf 1 december 2010; – Verordening (EU) nr. 286/2011 is van toepassing voor stoffen vanaf 1 december 2012 en voor mengsels met ingang van 1 juni 2015; – Verordening (EU) nr. 618/2012. Deze verordening is van toepassing vanaf 1 december 2013; – Verordening (EU) nr. 487/2013. Deze verordening is van toepassing vanaf 1 december 2014; – Verordening (EU) nr. 944/2013. Deze verordening is van toepassing vanaf 1 januari 2015. Alle bovenstaande verordeningen en rectificaties zijn in deze editie van Chemiekaarten verwerkt. Onderstaande gevarenklassen zijn in de CLP-richtlijn gedefinieerd: Fysische gevaren – ontplofbaar – ontvlambare gassen – chemisch instabiele gassen – oxiderende gassen – gassen onder druk – ontvlambare vloeistoffen – ontvlambare vaste stoffen – zelfontledende stoffen en mengsels – pyrofore vloeistoffen – pyrofore vaste stoffen – voor zelfverhitting vatbare stoffen/mengsels – stoffen/mengsels die in contact met water ontvlambare gassen ontwikkelen
Chemiekaarten® 31ste editie © 2016
21
– – – –
oxiderende vloeistoffen oxiderende vaste stoffen organische peroxiden bijtend voor metalen
Gezondheidsgevaren – acuut toxisch – huidcorrosie/-irritatie – ernstig oogletsel/oogirritatie – sensibilisatie van de luchtwegen of huid – mutageniteit in geslachtscellen – kankerwekkendheid – voortplantingstoxiciteit – specifieke doelorgaantoxiciteit bij éénmalige blootstelling – specifieke doelorgaantoxiciteit bij herhaalde blootstelling – aspiratiegevaar Milieugevaren – acute aquatische toxiciteit – chronische aquatische toxiciteit Wanneer in de EU-landen gesproken wordt over gevaarlijke stoffen of gevaarlijke mengsels, dan betekent dit dat de eigenschappen van de stof of het mengsel voldoen aan de criteria van ten minste 1 van de hierboven genoemde gevaarsklassen. Kenmerken van de CLP-verordening Om de gevaren van een stof of mengsel aan de gebruiker te tonen, moet de verpakking voorzien worden van een gevaarsetiket. Dit etiket moet voorzien zijn van een aantal verplichte onderdelen, te weten: – 1 of meer gevarenpictogram(men) – 1 signaalwoord – gevarenaanduidingen (H-zinnen) – veiligheidsmaatregelen. In het kort zullen de volgende, verplichte etiketonderdelen verwoord worden: i) het gevarenpictogram Dit is een ruitvormig gevarenpictogram, met een zwart symbool op een witte achtergrond in een rood kader, dat direct verwijst naar de van toepassing zijnde gevaarsklasse(n). Er zijn 9 verschillende pictogrammen, GHS01 t/m GHS09, met elk een eigen naamgeving die toegepast worden bij verschillende gevaarsklassen:
22
–
pictogram GHS01 voor ontplofbare subklasse 1.1, 1.2, 1.3,1.4; voor zelfontledende stoffen Type A,B; voor organische peroxiden Type A,B.
–
pictogram GHS02 voor ontvlambare gassen cat. 1; voor ontvlambare aerosolen cat. 1,2; voor ontvlambare vloeistoffen cat. 1,2,3; voor ontvlambare vaste stoffen cat. 1,2; voor zelfontledende stoffen Type B, C&D, E&F; voor pyrofore stoffen cat. 1; voor zelfverhitting vatbare stoffen cat. 1,2; voor stoffen die in contact met water ontvlambare gassen kunnen ontwikkelen cat. 1,2,3; en organische peroxiden Type B, C&D, E&F.
–
pictogram GHS03 voor oxiderende gassen cat. 1, voor oxiderende vloeistoffen en vaste stoffen cat. 1,2,3.
–
pictogram GHS04 voor gassen: samengeperst gas, vloeibaar gemaakt gas, sterk gekoeld vloeibaar gas en opgelost gas.
–
pictogram GHS05 voor corrosieve stoffen die metalen aantasten, en voor corrosieve stoffen die de huid ernstig kunnen aantasten cat. 1A, 1B, 1C alsmede stoffen die ernstig oogletsel kunnen veroorzaken cat.1.
Chemiekaarten® 31ste editie © 2016
–
pictogram GHS06 voor acuut toxische stoffen, categorie 1,2,3.
–
pictogram GHS07 voor acuut toxische stoffen cat. 4; voor huid- en oogirriterende stoffen cat. 2; voor luchtweg irriterende stoffen; voor huidsensibiliserende stoffen cat. 1; voor stoffen met een specifiek doelorgaantoxiciteit cat. 3; en voor stoffen met een narcotische werking.
–
pictogram GHS08 voor kankerverwekkende stoffen cat. 1A, 1B, 2; voor mutagene stoffen cat. 1A, 1B, 2: voor voortplantingstoxische stoffen cat. 1A,1B, 2; voor stoffen die een specifiek doelorgaan kunnen aantasten (na éénmalige of herhaalde blootstelling) cat. 1, 2; en voor stoffen waarbij verslikkingsgevaar (aspiratie) kan optreden cat. 1.
–
pictogram GHS09 voor stoffen die acuut gevaarlijk zijn voor het aquatische milieu cat. 1, alsmede die welke chronische gevaarlijk zijn cat. 1, 2.
ii) een signaalwoord Er is keuze uit 2 signaalwoorden: ‘gevaar’ voor de ernstigere gevaarscategorieën, en ‘waarschuwing’ ter aanduiding van de minder ernstige gevaarscategorieen. iii) de gevarenaanduidigen, of H-zinnen Ook de CLP-verordening kent eigen gevarenzinnen, de H-zinnen (H staat voor Hazard). Deze zijn een variant op de R-zinnen van richtlijn 67/548. De zin wordt aangeduid met de letter H gevolgd door een driecijferig getal. De H2xx-zinnen hebben betrekking op de materiële gevaren (bijvoorbeeld ontplofbaarheid, ontvlambaarheid, zelfontledende stoffen, peroxiden). In totaal zijn er nu 31 van deze zinnen. Daarnaast zijn er 29 zinnen uit de H3xx-serie die onder meer betrekking hebben op gezondheidsgevaren zoals toxiciteit, aspiratiegevaar, sensibilisatie, corrosiviteit/irritatie en carcinogeniteit. Vervolgens zijn er 5 zinnen uit de H4xx-serie die de gevaren voor het aquatische milieu verwoorden. Daarnaast zijn er in de CLP nog 24 aanvullende gevarenaanduidingen voor materiële en gezondheidsgevaren welke aan de CLP-verordening zijn toegevoegd, en dus enkel binnen de EU-landen kunnen voorkomen maar géén mondiale GHS-toepassing kennen. Ter onderscheiding van bovengenoemde H-zinnen worden deze niet als H-zinnen, maar als EUH-zinnen afgekort. Een volledige opsomming van alle bestaande H- en EUH-zinnen die op de chemiekaart kunnen voorkomen, staat op pagina 60-62 afgebeeld. Afgezien van deze ‘extra’ gevarenaanduidingen, zijn er voor enkele bijzondere groepen stoffen/mengsels (cyanoacrylaten, epoxiden, loodhoudende verbindingen, actief chloor bevattende producten) enige speciale zinnen toegevoegd. iv) voorzorgsmaatregelen, of P-zinnen De CLP-verordening kent meerdere voorzorgsmaatregelen of P-zinnen (P staat voor Precautionary). Op de chemiekaart zijn de P-zinnen in deze editie niet opgenomen, op de cd-rom en de online worden deze wel vermeld. 3.2
Titels bij het CLP-etiket
Het CLP-etiket dat op de chemiekaart wordt vermeld, geeft in de titel de herkomst van het opgenomen etiket aan. In de 31e editie is de redactie gestart met het systematisch inventariseren van de indelingen en etiketteringen door producenten en leveranciers bij de registratie van stoffen. Deze zijn te vinden in de ECHA Inventory van de CLP en in de REACH-registratiedossiers. Indien een producent of leverancier gegevens heeft waardoor de geharmoniseerde CLP Annex VI indeling en etikettering niet alle gevaren juist weergeven, dan mag hiervan worden afgeweken mits de afwijkende indeling zwaarder is dan of aanvullend op de officiële indeling.
Chemiekaarten® 31ste editie © 2016
23
De volgende titels komen in deze editie voor: CLP-etiket (CLP Annex VI)
Het geharmoniseerde etiket zoals dat in Tabel 3.1 van de CLP-verordening is opgenomen.
CLP-etiket (REACH Registratie & CLP Annex VI)
Indien een producent of leverancier van mening is dat de geharmoniseerde indeling en etikettering niet alle gevaren op een juiste manier weergeeft, mag hij hiervan afwijken mits de afwijkende indeling zwaarder is dan de officiële indeling.
LP-etiket (REACH Registratie)
Wanneer een stof niet in Annex VI is opgenomen kan etikettering toch verplicht zijn omdat een of meer eigenschappen voldoen aan de gevaarscriteria van de CLP-richtlijn. De leverancier dient in dat geval het product in te delen en van een gevaarsetiket te voorzien.
CLP-etiket (VIB-leverancier)
Deze zin wordt opgenomen wanneer geen EU-etiket bekend is of wanneer sprake is van handelsproducten waarbij de samenstelling kan variëren. Op het bij stoffen verplicht te leveren veiligheidsinformatieblad (VIB) wordt de etikettering aangegeven. Vraag de leverancier naar het VIB!
geen informatie voorhanden
Deze zin wordt gebruikt wanneer van een stof geen (leveranciers)informatie beschikbaar is, bijvoorbeeld omdat sprake is van een emissie tijdens een productieproces. Voorbeelden zijn de etiketteringen op de kaarten van Lasrook en Dieselmotorenemissie. 3.3
Indeling en etikettering voor transport (ADR)
Invulling van het ADR-etiket kan op twee manieren op de kaart voorkomen: Transportindeling (ADR) bij stoffen met een officiële indeling en Transportindeling (ADR) volgens leverancier. UN-nummer
De chemiekaart vermeldt, indien bekend, het stofidentieke vervoersnummer, dat wil zeggen een nummer dat alleen aan deze verbinding (of groep van verbindingen) is toegekend en zoals die in Nederland geldt. Voor het indelen in groepsnummers en n.e.g. (n.o.s.) nummers ligt de verantwoordelijkheid bij de leverancier en transporteur. Daar waar geen stofidentiek vervoersnummer is gevonden, heeft de redactie gekozen voor een leveranciersindeling. Dit is op de kaart als volgt aangegeven: Transportindeling (ADR) volgens leverancier. Bron: www.vervoergevaarlijkestoffen.nl; Sdu Uitgevers Den Haag.
UN VRIJ
Wordt vermeld wanneer volgens de leverancier of vervoerder het product niet onder de transportregelgeving valt.
n.o.s.
Afkorting van ‘not otherwise specified’. Wordt toegekend aan UN-nummers die betrekking hebben op stoffen waaraan geen specifiek stofidentificatienummer is toegekend. Een UNnos nummer geeft op zich geen aanwijzingen over de identiteit van het bijbehorende product, maar wel over de acute gevaarseigenschappen ervan.
n.e.g.
Afkorting van ‘niet elders genoemd’; de Nederlandse vertaling van n.o.s.
UN-nummer register
Achterin het boek is een UN-nummer register opgenomen waarin alle transportgegevens staan vermeld die op een chemiekaart zijn opgenomen.
GEVI
Het GEVI-nummer (gevaarsidentificatienummer; ook bekend als Kemler-getal) is een code die bij het vervoer van gevaarlijke stoffen moet worden gebruikt, samen met het stofidentificatienummer of Verenigde Naties (UN) nummer van de stof (het rechthoekige oranje bord op o.a. tankauto’s; het Kemlergetal staat boven het UN-nummer). De betekenis van de cijfers in het GEVInummer is als volgt: eerste cijfer (direct gevaar): 2 = gas 3 = brandbare vloeistof 4 = brandbare vaste stof
24
Chemiekaarten® 31ste editie © 2016
5 6 7 8 9
= = = = =
oxiderend werkende stof of organische peroxide giftige stof radioactieve stof bijtende stof diverse gevaarlijke stoffen (o.a. asbest, lithiumbatterijen)
tweede en derde cijfer (bijkomend gevaar): 0 = geen betekenis 1 = gevaar voor explosie 2 = gevaar voor vrijkomend gas 3 = gevaar voor ontbranding 5 = gevaar voor oxiderende werking 6 = gevaar voor vergiftiging 8 = gevaar voor corrosie 9 = gevaar voor hevige reactie door polymerisatie of ontleding Een X voor het GEVI-nummer wil zeggen: contact stof met water vermijden. Wanneer twee opeenvolgende cijfers hetzelfde zijn duidt dat op versterking van het gevaar. Enkele voorbeelden: 22 = gekoeld gas 33 = zeer brandbare vloeistof (vlampunt beneden 23 °C) 66 = zeer giftige stof 266 = zeer giftig gas 88 = sterk bijtende stof In bepaalde gevallen kan voor Europees transport aan een stof wel een GEVInummer zijn toegekend, zonder dat door de Verenigde Naties een UN-nummer is toegekend. ADR klassen
De GEVI-nummers hangen samen met de classificatie van gevaarlijke stoffen bij transport conform de Europese overeenkomst ADR (Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route). Het ADR kent dertien klassen van gevaarlijke stoffen. In de onderstaande tabel zijn deze ADR klassen omschreven: 1. ontplofbare stoffen en voorwerpen 2. gassen 3. brandbare vloeistoffen 4.1 brandbare vaste stoffen, zelfontledende vaste stoffen en vaste ontplofbare stoffen in niet explosieve toestand 4.2 voor zelfontbranding vatbare stoffen 4.3 stoffen die in contact met water brandbare gassen ontwikkelen 5.1 oxiderende stoffen 5.2 organische peroxiden 6.1 giftige stoffen 6.2 infectueuze stoffen (besmettelijke stoffen) 7. radioactieve stoffen 8. bijtende stoffen 9. diverse gevaarlijke stoffen en voorwerpen
Emergency Response Intervention Card, (ERIC)
Een in de Nederlandse taal uitgebrachte informatiekaart die bedoeld is voor professionele hulpverleners (m.n. de brandweer). De kaarten zijn opgesteld voor specifieke groepen stoffen, en tonen de karakteristieke eigenschappen ervan (zoals vlampunt en mengbaarheid met water). De chemiekaart vermeldt het van toepassing zijnde nummer van de ERIC.
NFPA-code
Een code waarin de National Fire Protection Association (USA) aangeeft:
F H
R
H: relatieve risico voor de gezondheid F: brandgevaar R: instabiliteit Blanco of OXY of W: eventuele specifieke gevaren (symbool) Voor elk van de eerste drie genoemde aspecten wordt een – met het gevaar oplopend – cijfer van 0 t/m 4 opgegeven. De betekenis van de cijfers is als volgt:
Chemiekaarten® 31ste editie © 2016
25
H-vak 4
3
2
1 0
F-vak 4
3 2 1 0 R-vak 4 3
2
1
0 Blanco vak W
Blootstelling gedurende een korte tijd aan deze stoffen kan de dood ten gevolge hebben of een blijvend zwaar letsel, zelfs indien er onmiddellijk medische hulp gegeven is. Blootstelling gedurende een korte tijd aan deze stoffen kan ernstig (voorbijgaand of blijvend) letsel veroorzaken, zelfs indien er onmiddellijk medische hulp gegeven is. Langdurige, herhaalde blootstelling aan deze stoffen kan de getroffene tijdelijk uitschakelen of mogelijk blijvend letsel veroorzaken, tenzij onmiddellijk medische hulp wordt gegeven. Blootstelling aan deze stoffen veroorzaakt irritatie maar slechts zeer licht blijvend letsel, zelfs indien er geen medische hulp wordt gegeven. Stoffen die bij brand niet meer hinder veroorzaken dan ‘gewone’ brandbare stoffen.
Stoffen die snel of totaal verdampen bij kamertemperatuur en atmosferische druk; of stoffen die zich in de lucht snel verspreiden en heel gemakkelijk vlam vatten. Vloeistoffen en vaste stoffen die onder vrijwel alle omstandigheden aan de (buiten)lucht kunnen worden ontstoken. Stoffen die wat verwarmd moeten worden of aan relatief hoge (buiten)lucht temperaturen moeten worden blootgesteld voordat zij kunnen worden ontstoken. Stoffen die moeten worden verhit, voordat ontsteking kan plaats hebben. Onbrandbare stoffen.
Stoffen die ‘vanzelf’ kunnen detoneren of explosief kunnen ontleden of reageren bij normale temperatuur en druk. Stoffen die pas kunnen detoneren of explosief ontleden indien een sterke ontstekingsbron aanwezig is, of indien deze stoffen onder afsluiting worden verhit. Ook stoffen die explosief met water reageren behoren tot deze categorie. Stoffen die instabiel zijn en gemakkelijk een heftige chemische reactie ondergaan, maar niet detoneren. Ook stoffen die heftig met water reageren of er potentieel explosieve mengsels mee vormen behoren tot deze categorie. Stoffen die in normale omstandigheden stabiel zijn, maar onstabiel kunnen worden bij verhoogde temperaturen en drukken. Ook stoffen die onder warmte-ontwikkeling met water reageren behoren tot deze categorie. Stabiele stoffen die, zelfs in een brand, niet met water kunnen reageren.
Dit symbool moet in samenhang met de reactiviteitscijfers (geel) gelezen worden: R=3 Naast de onder 3 genoemde gevaren, kan deze stof ook explosief met water reageren; beveiliging tegen explosie is noodzakelijk wanneer er met waterhoudende (blus)stoffen wordt gewerkt. R=2 Naast de onder 2 genoemde gevaren kunnen deze stoffen heftig met water reageren of er potentieel explosieve verbindingen mee vormen. R=1 Naast de onder 1 genoemde gevaren kunnen deze stoffen fel maar niet heftig reageren met water. W wordt niet in samenhang met R=4 of R=0 gebruikt.
OXY
Soms worden in dit vakje de letters OXY vermeld; hiermee wordt aangegeven dat de stof een sterk oxidatiemiddel is. Bron: Standard System for the Identification of the Fire Hazards of Materials NFPA, de meest recente uitgave. N.B.: NFPA heeft – soms – risico’s anders ingeschat dan de Europese instanties, resp. de samenstellers van dit boek. Bovendien worden bij het inschatten van de gezondheidsrisico’s soms ook de ontledingsproducten t.g.v. brand betrokken.
26
Chemiekaarten® 31ste editie © 2016