ONDERZOEK FINANCIËLE POSITIE
Stichting Katholiek Voortgezet Onderwijs in de Haarlemmermeer H-3110943/30171
Utrecht, oktober 2011
Voorwoord
Dit rapport bevat de resultaten van het onderzoek naar de financiële positie per 31 december 2009 volgens het beoordelingskader van de Commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen bij Stichting Katholiek Voortgezet Onderwijs in de Haarlemmermeer (hierna: KSH). De directie Rekenschap van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft het onderzoek uitgevoerd in het eerste halfjaar van 2011. Het conceptrapport met kenmerk H3110777 is op 21 september 2011 voor hoor en wederhoor toegezonden aan het bestuur. De definitieve versie van dit rapport met kenmerk H3110943 is op 28 oktober 2011 te Utrecht vastgesteld door drs. R. Loep RA, directeur Rekenschap en zal 5 weken na de vaststelling openbaar worden gemaakt.
INHOUD
Voorwoord 3 Samenvatting 7 1 1.1 1.2 1.3 1.3.1 1.3.2 1.3.3 1.4
OPDRACHT EN WERKWIJZE 9 Aanleiding 9 Doelstellingen onderzoek bij individuele besturen 9 Onderzoeksvragen, werkwijze en indeling rapport 9 Onderzoeksvragen 9 Werkwijze 9 Indeling rapport 10 Afbakening van de opdracht 10
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3
ANALYSE FINANCIËLE POSITIE PER 31 DECEMBER 2009 11 Onderzoeksvragen 11 Bevindingen 11 Inleiding 11 De analyse van de kapitalisatiefactor en de samenstellende delen 11 Berekeningen van de overige kengetallen op 31 december 2009 13
3 PLANNEN BESTUUR OM OVERTOLLIGE MIDDELEN IN TE ZETTEN IN HET ONDERWIJS 15 3.1 Onderzoeksvragen 15 3.2 Bevindingen 15 4
AFSPRAKEN MET BESTUUR 16
BIJLAGE 1: DE AANSLUITING TUSSEN DE ANALYSE IN DE BRIEF VAN 8 FEBRUARI 2011 EN DE ANALYSE IN DIT RAPPORT 17 BIJLAGE 2: DE KENGETALLEN GENOEMD IN DE BRIEF VAN 8 FEBRUARI 2011 20 BIJLAGE 3: VERKLARENDE WOORDENLIJST 21
Samenvatting
In het eerste halfjaar van 2011 voerde de inspectie een onderzoek uit naar de financiële positie van de KSH op 31 december 2009. Aanleiding voor het onderzoek was een aanbeveling van de Commissie Vermogenspositie Onderwijsinstellingen (CVO) in haar eindrapport van november 2009 aan de Tweede Kamer. Deze kwam erop neer, dat de inspectie een onderzoek zou moeten gaan doen onder schoolbesturen die mogelijk beschikken over middelen die nog niet zijn ingezet in het onderwijsproces. Om vast te stellen of een bestuur over dergelijke middelen beschikt, introduceerde de CVO een nieuw financieel kengetal, de kapitalisatiefactor. Kengetallen ontstaan als posten uit een jaarrekening tegen elkaar worden afgezet om een indicatie te verkrijgen over de financiële positie van een organisatie. Veelgebruikte financiële kengetallen zijn bijvoorbeeld liquiditeit en solvabiliteit, die een indicatie geven of een organisatie op respectievelijk korte of lange termijn aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. De kapitalisatiefactor, het nieuwe kengetal van de CVO, is bedoeld om een indicatie te geven van middelen die binnen een schoolbestuur nog niet zijn ingezet in het onderwijsproces. De KSH is conform de aanbevelingen van de CVO geselecteerd voor het onderzoek omdat zijn kapitalisatiefactor, berekend op grond van de jaarrekening over 2009, uitkwam boven de signaleringswaarde, terwijl binnen het bestuur tevens een probleem bestaat met de onderwijskwaliteit (peildatum onderwijskwaliteit was 1 december 2010). Nu geeft een kengetal hooguit een indicatie, geen zekerheid over een financiële positie. Het onderzoek richtte zich daarom op het in kaart brengen van de specifieke financiële omstandigheden van het bestuur om zo te kunnen zien of het bestuur (op termijn) daadwerkelijk beschikt over middelen, die het nog kan besteden aan het onderwijs. Dit stelt de inspectie vast door de hoogte van de financiële buffer (simpel gezegd, de spaarpot die een bestuur erop nahoudt om reëel denkbare financiële risico’s te ondervangen) te bepalen en af te zetten tegen de signaleringswaarde van de CVO. Bij het onderzoek is een analyse gemaakt van de financiële positie ultimo 2009. De inspectie heeft een aantal specifieke factoren, die van invloed zijn op de feitelijke hoogte van de financiële buffer van de KSH aan de hand van de jaarrekening 2009 geïnventariseerd. Hierbij gaat het om investeringssubsidies. Het bestuur heeft deze analyse aangevuld. Uit de analyse volgt dat de financiële buffer na de hiervoor vermelde correcties eind 2009 € 2.071.475 bedroeg; 25,69% van de totale baten, inclusief rentebaten. De signaleringswaarde van de CVO voor de financiële buffer is 8,28%. Het bestuur heeft de analyse van de financiële positie ultimo 2009, op verzoek van de inspectie, aangevuld met informatie van belang voor het (verwacht) verloop van de financiële buffer na 31 december 2009. Hierbij ging het om onder andere investeringen (verricht in 2010), exploitatieresultaten (over 2010) en (toekomstige) onttrekkingen aan voorzieningen. Op grond van de aanvullende informatie van het bestuur maakte de inspectie een herberekening. Rekening houdend met de verwachtingen van het bestuur bedraagt de toekomstige financiële buffer (omstreeks eind 2013) circa € 1.500.000; circa Pagina 7 van 22
18% van de totale baten, inclusief rentebaten. Hierdoor overschrijdt de financiële buffer de signaleringswaarde van de CVO van 8,28%. Het bestuur geeft aan de komende jaren haar financiële buffer nodig te hebben voor zowel een ingrijpende reorganisatie door de sterke krimp (afvloeiingskosten personeel) en daarnaast geld nodig te hebben voor investeringen om een aantrekkelijke school te worden voor potentiële leerlingen. Daarnaast zal, volgens het bestuur door het geringe leerling- tal de exploitatie ook moeizaam worden met overschrijdingen van de budgetten en dus voorziene jaarlijkse tekorten. Een en ander wordt nu verwerkt in een meerjarenbegroting die men verwacht eind januari 2012 gereed te hebben. De inspectie dringt met klem aan op het tijdig opstellen van deze meerjarenbegroting. Het bestuur zal moeten aantonen dat binnen enkele jaren de overtollige middelen ten behoeve van het onderwijs worden ingezet. Overigens geldt voor alle schoolbesturen dat de inspectie aan de hand van de jaarrekeninggegevens jaarlijks aandacht besteedt aan de omvang van hun financiële buffer.
Pagina 8 van 22
1
OPDRACHT EN WERKWIJZE
1.1
Aanleiding Op 4 november 2009 hebben de ministers van OCW en Financiën het rapport ‘Financieel beleid van onderwijsinstellingen’ van de CVO, voorgezeten door prof. dr. Henk Don, aangeboden aan de Tweede Kamer. In de brief waarmee het rapport werd aangeboden, hebben de ministers diverse acties aangekondigd naar aanleiding van de aanbevelingen uit het rapport. Een aantal daarvan betreft het versterken van het toezicht door de inspectie. Hierbij gaat het onder andere om een onderzoek onder besturen van scholen in het primair onderwijs (hierna: po), voortgezet onderwijs (hierna: vo) en speciaal onderwijs (hierna: so) met één of meer zwakke en/of zeer zwakke scholen en een hoge kapitalisatiefactor en bij besturen van scholen in het po, vo en so met een zeer hoge kapitalisatiefactor. Dit betreft ongeveer 400 besturen, waarvan is toegezegd dat deze in 2010 en 2011 worden onderzocht.
1.2
Doelstellingen onderzoek bij individuele besturen •
•
1.3
Bewustwording bij de betreffende bestuurders en interne toezichthouders van de financiële positie bestuur en mogelijkheden tot investeren in de kwaliteit van het onderwijs; Afspraken maken over het vervolgtraject bij individuele besturen (inclusief eventuele beoordeling van investeringsplannen).
Onderzoeksvragen, werkwijze en indeling rapport 1.3.1 1. 2. 3. 4.
Onderzoeksvragen
In hoeverre is bij de KSH sprake van overtollige financiële middelen die niet ten goede komen aan het onderwijsproces? Herkent het bestuur zich in de bevindingen van de inspectie? Indien sprake is van overtollige financiële middelen: is het bestuur voornemens deze middelen te investeren in het onderwijs? Indien beschikbaar: wat is het oordeel over de plannen van het bestuur met betrekking tot de inzet van de overtollige middelen?
1.3.2
Werkwijze
Het onderzoek heeft plaatsgevonden aan de hand van het beoordelingskader dat de CVO in zijn rapport van 29 september 2009 heeft geïntroduceerd. Er heeft bureau-onderzoek plaatsgevonden aan de hand van de jaarrekening 2009 en openbare stukken van de KSH. Dit heeft geleid tot een voorlopige analyse van de financiële positie van het bestuur. Deze analyse is opgenomen in een vragenlijst die het bestuur via het Internet Schooldossier (hierna: ISD) is toegestuurd. Het bestuur is, desgewenst, in een informatiebijeenkomst nader geïnstrueerd over de bedoeling van het onderzoek en het invullen van de vragenlijst. Het bestuur heeft deze vragenlijst aangevuld met factoren die specifiek op het bestuur van toepassing zijn Pagina 9 van 22
en waarover de inspectie (nog) geen kennis kan hebben, voornamelijk omdat deze betrekking hebben op 2010 en de verwachtingen van het bestuur over de toekomst. Het bestuur heeft de vragenlijst, voorzien van bewijsstukken, teruggezonden aan de inspectie via het ISD. De inspectie heeft de beantwoording beoordeeld en eventueel aanvullende vragen gesteld. De oorspronkelijke analyse en de antwoorden van het bestuur op de vragen van de inspectie hebben geleid tot de analyse van de financiële positie, die in dit rapport is opgenomen.
1.3.3
Indeling rapport
In hoofdstuk 2 “Analyse financiële positie per 31 december 2009” komen de eerste twee onderzoeksvragen aan bod. In hoofdstuk 3 “Plannen bestuur om middelen in te zetten in het onderwijs” komen de laatste twee onderzoeksvragen aan de orde.
1.4
Afbakening van de opdracht De directie Rekenschap is een accountantsafdeling die in haar handelen gehouden is aan de voorschriften van de beroepsorganisatie voor registeraccountants, het NBA. Dit onderzoek is geen accountantscontrole, maar een onderzoek als bedoeld in richtlijn NV COS 4400. Dit betekent dat het onderzoek zich uitsluitend mag richten op de beantwoording van bovengenoemde onderzoeksvragen en dat aan de hier gepresenteerde feiten geen andere conclusies mogen worden verbonden dan feitelijke constateringen die voortkomen uit de onderzoeksvragen. Dit rapport bevat alleen feiten die zijn vastgesteld in het kader van dit onderzoek.
Pagina 10 van 22
2
ANALYSE FINANCIËLE POSITIE PER 31 DECEMBER 2009
2.1
Onderzoeksvragen 1.
In hoeverre is bij de KSH sprake van overtollige financiële middelen die niet ten goede komen aan het onderwijsproces? Herkent het bestuur zich in de bevindingen van de inspectie?
2.
2.2
Bevindingen
2.2.1
Inleiding
In deze paragraaf zijn de berekeningen van de kengetallen opgenomen, gebaseerd op de financiële positie van het bestuur ultimo 2009, gecorrigeerd voor bestuursspecifieke factoren, zoals investeringssubsidies, het privaat vermogen en de permanente vordering op OCW. Voorts is rekening gehouden met correcties die volgen uit de beantwoording van het bestuur van vragen die zijn opgenomen in de vragenlijst. Deze correcties hebben betrekking op een eventuele kassiersfunctie (die de totale baten beïnvloedt) en de vervangingswaarde van de materiële vaste activa. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen, waarbij de eerste analyse van de inspectie van de financiële positie van het bestuur als uitgangspunt geldt. Deze is opgenomen in een brief aan het bestuur van 8 februari 2011. Deze analyse is ontleend aan de elektronische jaarrekening van het bestuur. De in de vorige alinea genoemde correcties zijn verwerkt in de correctiekolommen. Uiteindelijk leidt dit tot herrekende cijfers in de laatste kolom die de basis vormen voor de analyses in de paragrafen 2.2.2 en 2.2.3. Paragraaf 2.2.2 bevat de analyse van de kapitalisatiefactor en de samenstellende delen. In paragraaf 2.2.3 staat een overzicht van de kengetallen solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit. 2.2.2
De analyse van de kapitalisatiefactor en de samenstellende delen
De CVO gaat er in zijn rapport van uit dat de middelen van besturen in het primair en voortgezet onderwijs nodig zijn voor een drietal functies; namelijk: 1. De transactiefunctie. Er dienen middelen te worden aangehouden voor het betalen van kortlopende schulden. De inspectie heeft deze voor de KSH berekend en in de hierna volgende tabel weergegeven. 2. De financieringsfunctie. Er dienen middelen te worden aangehouden om de vaste activa m.u.v. de gebouwen en terreinen te zijner tijd te kunnen vervangen. De inspectie heeft deze voor de KSH berekend en in de hierna volgende tabel weergegeven.
3.
De bufferfunctie. Als laatste dienen er middelen te worden aangehouden voor het opvangen van onvoorziene risico’s. De CVO onderscheidt in haar rapport de volgende risico’s: Fluctuaties in leerlingenaantallen Pagina 11 van 22
Financiële gevolgen van arbeidsconflicten Instabiliteit in de bekostiging Onvolledige indexatie van de bekostiging. In de onderstaande berekeningen is de bufferfunctie hetgeen resteert, nadat de transactiefunctie en de financieringsfunctie in mindering zijn gebracht op de kapitalisatiefactor. Onderstaand zijn de aldus berekende waarden en percentages van de KSH weergegeven. In de laatste kolom zijn de signaleringswaarden van de CVO opgenomen (in % van de totale baten). De percentages zijn berekend op basis van de gecorrigeerde cijfers, zoals weergegeven in Bijlage 1. De bedragen in de tweede kolom zijn vermeld in €. 2009
KSH (gebaseerd op waarden na correcties, zie bijlage 1)
KSH (%) 1
Signaleringswaarde CVO (%)
Kapitalisatiefactor (KF) (Totaal Kapitaal –Boekwaarde van gebouwen en terreinen)
4.385.864
54,39
51,40
Transactiefunctie (TF) (Totaal kortlopende schulden)
953.875
11,83
17,43
Financieringsfunctie (FF) (Financieringsbehoefte * Cumulatieve aanschafwaarde van de overige materiële vaste activa2
1.360.514
16,87
25,69
Buffer (B) (KF-TF-FF)
2.071.475
25,69
8,28
Na de correctie, die is vermeld in bijlage 1 is de kapitalisatiefactor ultimo 2009 € 4.385.864 (54,39%). De signaleringswaarde van de CVO, bedraagt voor vergelijkbare besturen 51,40%. De transactiefunctie ligt onder de signaleringswaarde van de CVO. De financieringsfunctie bedraagt ultimo 2009 16,87%, wat lager is dan de signaleringswaarde. Dit betekent dat het bestuur relatief weinig materiële vaste activa (excl. gebouwen en terreinen) heeft of dat de cumulatieve aanschafwaarde van de overige materiële vaste activa de vervangingswaarde niet (meer) goed vertegenwoordigt. Resteert de financiële buffer die met 25,69% hoger is dan de signaleringswaarde van 8,28%. Het bestuur van de KSH heeft aangegeven zich te kunnen vinden in deze analyse van de financiële positie ultimo 2009.
1 Het percentage wordt berekend door de waarde in de voorgaande kolom te delen door de totale baten vermeerderd met de rentebaten.
2 De financieringsbehoefte (FB) van de KSH is 66,3985%. Dit percentage is nodig om de financieringsfunctie voor het bestuur te berekenen.
Pagina 12 van 22
Het bestuur heeft de analyse aangevuld door een vragenlijst van de inspectie in te vullen. De gestelde vragen hebben betrekking op ontwikkelingen op de financiële buffer gedurende 2010 en op invloeden op de financiële buffer als gevolg van verwachte ontwikkelingen Het bestuur heeft voor 2010 in de vragenlijst aangegeven: een exploitatieresultaat (gecorrigeerd voor dotaties en vrijval van voorzieningen en afschrijvingen op gebouwen en terreinen) te hebben behaald van - € 26.134 (negatief); uitbreidingsinvesteringen in overige materiële vaste activa te hebben verricht voor € 10.581. Dit vermindert de buffer door de investeringen te vermenigvuldigen met de financieringsbehoefte. onttrekkingen aan voorzieningen te hebben gedaan voor € 53.403. Daaruit volgt dat de herberekende beschikbare middelen die resteren voor het opvangen van onvoorziene risico’s, rekening houdend met deze specifieke factoren € 1.984.912 (24,61%) bedragen. Deze overschrijden de signaleringswaarde van de CVO nog steeds. Het bestuur heeft voor de jaren 2011 tot en met 2013 in de vragenlijst aangegeven: onttrekkingen aan voorzieningen te gaan doen voor € 500.000. Daaruit volgt dat de herberekende beschikbare middelen die resteren voor het opvangen van onvoorziene risico’s, rekening houdend met deze specifieke factoren in de toekomst circa € 1.500.000 (circa 18%) bedragen. Deze overschrijden de signaleringswaarde van de CVO nog steeds. Het bestuur geeft aan de komende jaren haar financiële buffer nodig te hebben voor zowel een ingrijpende reorganisatie door de sterke krimp (afvloeiingskosten personeel) en daarnaast geld nodig te hebben voor investeringen om een aantrekkelijke school te worden voor potentiële leerlingen. Daarnaast zal, volgens het bestuur door het geringe leerling-tal de exploitatie ook moeizaam worden met overschrijdingen van de budgetten en dus voorziene jaarlijkse tekorten. Een en ander wordt nu verwerkt in een meerjarenbegroting die men verwacht eind januari 2012 gereed te hebben. De inspectie dringt met klem aan op het tijdig opstellen van deze meerjarenbegroting. Het bestuur zal moeten aantonen dat binnen enkele jaren de overtollige middelen ten behoeve van het onderwijs worden ingezet. De inspectie zal de toekomstige ontwikkeling van de kapitalisatiefactor en de financiële buffer van de KSH blijven monitoren.
2.2.3
Berekeningen van de overige kengetallen op 31 december 2009
In de brief van 8 februari 2011 is reeds ingegaan op de solvabiliteit, de liquiditeit en de rentabiliteit van de KSH op 31 december 2009 en over de onder- en bovengrenzen die de CVO ten aanzien van deze kengetallen hanteert. In de vragenlijst is uitsluitend ingegaan op de kapitalisatiefactor en de samenstellende delen daarvan. Voor een goed begrip van de financiële positie heeft de CVO echter aangegeven dat kengetallen in onderlinge samenhang dienen te worden bezien. De overige kengetallen van de KSH en de signaleringswaarden zijn hierna weergegeven. De percentages zijn berekend op basis van de gecorrigeerde cijfers, zoals weergegeven in Bijlage 1. Pagina 13 van 22
Kengetal Solvabiliteit (Eigen vermogen +Voorzieningen)/ Totaal vermogen Current ratio (Liquiditeit) (Totaal vlottende activa/ Totaal kortlopende schulden) Rentabiliteit (Exploitatieresultaat 2009/ Totale baten+rentebaten)
KSH 31-12-2009
Signaleringswaarden van de CVO
80,35%
Minimaal 20%
4,49
Minimaal 0,5, Maximaal 1,5
2,06%
Minimaal 0%, Maximaal 5%
Bovenstaande kengetallen laten zien dat de financiële positie van de KSH goed te noemen is. Dit is in lijn met de analyse van de kapitalisatiefactor en haar samenstellende delen berekend op basis van de jaarrekening 2009. Het bestuur is in staat aan haar verplichtingen op korte termijn (liquiditeit) en lange termijn (solvabiliteit) te voldoen.
Pagina 14 van 22
3
PLANNEN BESTUUR OM OVERTOLLIGE MIDDELEN IN TE ZETTEN IN HET ONDERWIJS
3.1
Onderzoeksvragen 1.
Indien sprake is van overtollige financiële middelen: is het bestuur voornemens deze middelen te investeren in het onderwijs? Hierbij gaat om de middelen, die na de analyse die in hoofdstuk 2 is gemaakt, resteren als financiële buffer. Voor zover deze de signaleringswaarde van de CVO overschrijden, is volgens de opvattingen van de CVO sprake van “overtollige middelen”.
2.
3.2
Indien beschikbaar: wat is het oordeel over de plannen van het bestuur met betrekking tot de inzet van de overtollige middelen?
Bevindingen De KSH is conform de aanbevelingen van de CVO geselecteerd voor het onderzoek omdat zijn kapitalisatiefactor, berekend op grond van de jaarrekening over 2009, uitkwam boven de signaleringswaarde, terwijl binnen het bestuur tevens een probleem bestaat met de onderwijskwaliteit (peildatum onderwijskwaliteit was 1 december 2010). Omdat na de analyse van de financiële positie van bestuur de KSH is geconstateerd dat geen sprake was van overtollige financiële middelen zijn de in paragraaf 3.1. genoemde onderzoeksvragen niet meer aan de orde gekomen.
Pagina 15 van 22
4
AFSPRAKEN MET BESTUUR
Er wordt door het bestuur aan een meerjarenbegroting gewerkt die aangeeft wat de verwachte gevolgen zijn voor wat betreft de sterke krimp van het leerlingaantal. Het bestuur verwacht de meerjarenbegroting eind januari 2012 gereed te hebben. De inspectie wacht de meerjarenbegroting af en zal dan nagaan of de afbouw van de financiële buffer werkelijk wordt geëffectueerd.
Pagina 16 van 22
BIJLAGE 1: DE AANSLUITING TUSSEN DE ANALYSE IN DE BRIEF VAN 8 FEBRUARI 2011 EN DE ANALYSE IN DIT RAPPORT
In het volgende overzicht zijn (in de rijen) de posten weergegeven, die bepalend zijn voor de berekening van de kengetallen van de KSH. De posten vormen de basis voor de berekening van zowel de kapitalisatiefactor en de samenstellende delen, als de overige kengetallen (solvabiliteit, rentabiliteit en liquiditeit). Het uitgangspunt, en tevens de eerste kolom van dit overzicht, wordt gevormd door de eerste analyse van de inspectie van de financiële positie op 31 december 2009 van de KSH. Deze analyse is opgenomen in een brief aan het bestuur van 8 februari 2011 en is ontleend aan de elektronische jaarrekening van het bestuur. In de kolommen zijn de correcties opgenomen voor de zogenoemde “bestuursspecifieke factoren”, die ten behoeve van de analyse worden geëlimineerd. Uiteindelijk leidt dit tot de cijfers in de laatste kolom, die de basis vormen voor de berekeningen en analyses die zijn gepresenteerd in de paragrafen 2.2.2 en 2.2.3. Voor het overzicht van de kengetallen die zijn opgenomen in de brief aan het bestuur van 8 februari 2011 wordt verwezen naar Bijlage 2. In de navolgende tabel zijn de bedragen vermeld in euro’s.
Pagina 17 van 22
Posten uit jaarrekening 2009
Waarden waarop kengetallen van brief 8 februari 2011 zijn berekend3
Totaal kapitaal
5.429.107
-575.068
4.854.039
Totale baten+ Rentebaten
8.064.367
n.v.t.
8.064.367
Totaal kortlopende schulden
1.528.943
-575.068
953.875
468.175
n.v.t.
468.175
Cumulatieve aanschafwaarde overige materiële vaste activa
2.049.014
n.v.t.
2.049.014
Totaal vermogen
5.429.107
-575.068
4.854.039
Eigen vermogen + voorzieningen
3.900.164
n.v.t.
3.900.164
Totaal Vlottende Activa
4.278.457
n.v.t.
4.278.457
166.260
n.v.t.
166.260
Boekwaarde gebouwen en terreinen
Exploitatieresultaat 2009
Correcties voor investeringssubsidies
Waarden na correcties
Correcties voor investeringssubsidies Uit de analyse van de jaarrekening van de KSH blijkt dat in de kortlopende schulden eind 2009 vooruit ontvangen investeringssubsidies zijn begrepen voor een bedrag van € 575.068. Deze kunnen zijn geïnvesteerd in de post gebouwen en terreinen of in de overige materiële vaste activa. Beide hebben verschillende invloed op de hoogte van de kapitalisatiefactor en/of de financiële buffer. Hierop wordt hieronder ingegaan. Mogelijkheid A Hierbij zijn de ontvangen gelden geïnvesteerd in de post gebouwen en terreinen. Omdat er geen sprake is van een echte schuld is in dat geval het hiermee gemoeide bedrag in mindering gebracht op de posten voor kortlopende schulden, respectievelijk de boekwaarde van gebouwen en terreinen. Deze correctie heeft geen effect op de kapitalisatiefactor, maar wel op het daarin begrepen bedrag voor de transactiefunctie en daarom verhoogt de correctie de financiële buffer. Mogelijkheid B Hierbij zijn de ontvangen gelden geïnvesteerd in de post overige materiële vaste activa. Omdat er geen sprake is van een echte schuld is in dat geval het hiermee gemoeide bedrag in mindering gebracht op de posten voor kortlopende schulden, respectievelijk de boekwaarde inventaris. Deze correctie heeft invloed op de berekening van de kapitalisatiefactor (immers: aftrek van de overige materiële vaste activa verlaagt de kapitalisatiefactor) en het daarin begrepen bedrag voor de 3 Deze gegevens zijn ontleend aan de aan DUO elektronisch aangeleverde gegevens van de jaarrekening 2009. Pagina 18 van 22
transactiefunctie. Voor de financieringsfunctie is in een dergelijk geval voorzichtigheidshalve uitgegaan van een ongewijzigde aanschaf- of boekwaarde van de overige materiële vaste activa. Bij de KSH is sprake van ontvangen investeringssubsidies voor overige materiële vaste activa.
Pagina 19 van 22
BIJLAGE 2: DE KENGETALLEN GENOEMD IN DE BRIEF VAN 8 FEBRUARI 2011
I Vermogensbeheer 1 Kengetal
Berekening
Ondergrens
Bovengrens
(eigen vermogen + voorzieningen)/ 20% geen balanstotaal b. (balanstotaal -/4 35-65 % Kapitalisatiefactor G&T) / totale baten geen incl. rentebaten Signaleringswaarde voor de kapitalisatiefactor, rekening houdend met de grootte van uw instelling:
Waarde van uw instelling (2009)
a. Solvabiliteit
c. Financieringsfunctie
d. Transactiefunctie
c. Financiële buffer
financieringsbehoefte * cumulatieve aanschafwaarde van overige materiële vaste activa/ totale baten incl. rentebaten5 kortlopende schulden/ totale baten incl. rentebaten kapitalisatiefactortransactiefunctiefinancieringsfunctie
72%
61,52%
51,40%
n.v.t.
n.v.t.
16,87%
n.v.t.
n.v.t.
18,96%
geen
5-15 %
6
Signaleringswaarde voor de financiële buffer rekening houdend met de grootte van uw instelling:
25,69%
8,28%
II Budgetbeheer a. Liquiditeit
b. Rentabiliteit
Current ratio: vlottende activa / vlottende passiva exploitatieresultaat / totale baten
0,5
1,5
2,80
0%
5%
2,10%
4 Voor schoolbesturen in het po en vo zonder gebouwen en terreinen op de balans, adviseert de commissie een bovengrens aan de kapitalisatiefactor van 35% voor grote instellingen en 60% voor kleine instellingen. Door aanpassing van de financiële buffer voor het ec (zie voetnoot 6) is de signaleringswaarde van de kapitalisatiefactor daar ook aangepast en leidt tot een signaleringwaarde van 37,5% voor grote besturen in het ec 65% voor kleine besturen in het ec. 5 Als sprake is van een hogere boekwaarde overige materiële vaste activa, dan is deze gebruikt in plaats van de in de tabel genoemde grootheid. 6 Voor schoolbesturen in het po en vo wordt een bovengrens van 5% voor grote besturen en 10% voor kleine besturen gehanteerd. Voor schoolbesturen in het ec geldt dat de bovengrens met 50% is verhoogd. Pagina 20 van 22
BIJLAGE 3: VERKLARENDE WOORDENLIJST
Activeren
Het opvoeren van (duurzame) bezittingen van een organisatie op de balans.
Afschrijven
Het tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van een duurzame bezitting, door gedurende de gebruiksduur steeds een deel van de aanschaffingsprijs op de waarde van de duurzame bezitting in mindering te brengen.
(Financiële) bufferfunctie
Onderdeel van de kapitalisatiefactor, dat benodigd is voor het opvangen van financiële, niet voorzienbare en niet beheersbare risico’s
Dotatie
Toevoeging aan een voorziening, geboekt als last in de exploitatierekening.
Financieringsfunctie
Onderdeel van de kapitalisatiefactor, dat aangeeft welk deel daarvan benodigd is voor de vervanging van de overige materiële vaste activa.
Kapitalisatiefactor
Kengetal dat een indicatie geeft in hoeverre onderwijsinstellingen hun kapitaal efficiënt benutten voor de vervulling van hun taken. Definitie: (TK-G&T)/TB (Totaal Kapitaal – Boekwaarde van gebouwen en terreinen)/ Totale baten)
Kassiersfunctie
Functie waarin een aangewezen school subsidiegelden ontvangt, mede voor andere scholen bijvoorbeeld binnen een samenwerkingsverband en deze dient door te storten aan de andere aangesloten scholen.
Kengetal
(Financieel) verhoudingsgetal gebruikt als analyseinstrument voor jaarrekeningen (b.v. solvabiliteit, rentabiliteit, liquiditeit, kapitalisatiefactor).
Middelen
Bezittingen, activa.
Onttrekking
Uitputting van een voorziening ten behoeve van het doel waarvoor de voorziening is gevormd. (voorbeeld: een onderhoudsvoorziening wordt uitgeput door onderhoudswerkzaamheden te verrichten).
Overige materiële vaste activa
Materiële vaste activa niet zijnde gebouwen en terreinen.
Permanente vordering op OCW
De vordering die VO-besturen mogen opnemen op hun balans en die wordt geëffectueerd bij de opheffing van een school. Vordering is gelijk aan de daadwerkelijk bestaande schuld aan het personeel.
Privaat vermogen
Vermogen dat is opgebouwd uit private middelen (bijvoorbeeld schenkingen, legaten). Pagina 21 van 22
Totaal kapitaal
Voor dit onderzoek: Totaaltelling van de activa, van de bezittingen op de balans minus Gebouwen en terreinen.
Totale baten
Voor dit onderzoek: totale baten volgens jaarrekening + rentebaten (excl. buitengewone baten).
Transactiefunctie
Onderdeel van de kapitalisatiefactor, dat aangeeft welk deel daarvan benodigd is voor de betaling van de kortlopende schulden.
Uitbreidingsinvestering
Investering, uitgave aan vaste activa die erop is gericht om de omvang van de vaste activa te vergroten.
Vaste activa
Bezittingen die langer dan één jaar voor de bedrijfsvoering beschikbaar zijn.
VervangingsInvestering
Investering, uitgave aan vaste activa die erop is gericht om de omvang van de vaste activa in stand te houden.
Voorziening
Deze wordt gevormd voor op balansdatum aanwezige risico’s m.b.t. bepaalde verplichtingen of verliezen, waarvan de oorzaak vóór balansdatum ligt en waarvan de omvang onzeker is, maar wel redelijkerwijs te schatten (bijvoorbeeld een onderhoudsvoorziening).
Vreemd vermogen
Verplichtingen, schulden
Vrijval
Vermindering van een voorziening, geboekt als bate in de exploitatierekening.
Pagina 22 van 22