GE Power Controls
FREQUENTIEREGELAAR SNELHEIDSREGELAAR
VAT20 1ph, 200/240V systeem, 0,2-0,75kW 1ph/3ph, 200/240V systeem, 1,5-2,2kW 3ph, 380/460V systeem, 0,75-2,2kW
HANDLEIDING
------------------------------------------------ WAARSCHUWING ------------------------------------------------1. Deze handleiding grondig lezen alvorens de VAT20 te gebruiken, en ze bewaren op een veilige plaats voor later gebruik. 2. Bij gebruik van deze frequentieregelaar binnen de EU, moet voldaan worden aan de EMC-Richtlijn (89/336/EEC). Hoofdstuk 2.4 - Installatie - grondig doornemen. 3. De inhoud van deze handleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden
Copyright GE POWER CONTROLS, januari 2004
1
VAT20 Inhoudsopgave Voorwoord
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .3
Hoofdstuk 1. Veiligheidsvoorschriften 1. Voorschriften voor het gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4 2. Voorschriften voor de gebruiksomgeving . . . . . . . . . . . . . .7 Hoofdstuk 2. Hardware-instructies en Installatie 1. Gebruiksomgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .8 2. Verklaring typenummer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9 3. Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .10 4. Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12 5. Afmetingen en layout klemmenblok . . . . . . . . . . . . . . . . .17 Hoofdstuk 3. Software-index 1. Instructies bedieningspaneel . . . . . . . . 2. Lijst van de parameters . . . . . . . . . . . . 3. Beschrijving parameterfuncties . . . . . . 4. Foutmelding en tegenmaatregelen . . . . 5. Algemene methode storingsverhelping
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . . . . .23 . . . . . . . .24 . . . . . . . .25 . . . . . . . .36 . . . . . . . .39
Hoofdstuk 4. Onderhoud en Randapparatuur 1. Onderhoud en onderzoek . . . . . 2. Spanning- en stroommeting . . . 3. Wisselstroom-invoerreactor . . . . 4. EMC-filter . . . . . . . . . . . . . . . . . 5. DIN-rail . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6. Dynamische remweerstand . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
2
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
.47 .48 .49 .49 .49 .49
1. Voorwoord Lees vóór gebruik deze handleiding grondig door om alle functies van de frequentieregelaar optimaal te gebruiken en om de veiligheid van de gebruikers te garanderen. Als u nog verdere vragen heeft, verzoeken wij u contact op te nemen met GE Power Controls of met uw plaatselijke distributeur.
Voorzorgsmaatregel De frequentieregelaar is een elektronisch stroomtoestel; gelieve, om veiligheidsredenen, bijzondere aandacht te besteden aan paragrafen met het symbool "WAARSCHUWING" of "OPGELET". Het zijn belangrijke veiligheidsvoorschriften waarop gelet moet worden tijdens het transport, de installatie, de bediening of het onderzoek van de frequentieregelaar. Gelieve deze voorschriften te volgen om uw veiligheid te verzekeren.
WAARSCHUWING
Foutief gebruik kan leiden tot lichamelijke verwondingen.
OPGELET
Foutief gebruik kan schade toebrengen aan de frequentieregelaar of aan mechanische systemen.
WAARSCHUWING • • • • •
De PCB of de componenten op de PCB niet aanraken onmiddellijk na het uitschakelen van de stroom vóór de belastingsindicator gedoofd is. Geen circuits aansluiten terwijl de stroom is ingeschakeld. Geen componenten en signalen op de PCB onderzoeken wanneer de frequentieregelaar is ingeschakeld. Geen interne circuits, bedrading of componenten van de frequentieregelaar demonteren of wijzigen. De aardingsklem van de frequentieregelaar moet naar behoren geaard zijn met een 200Vklasse type III standaard. Dit product is conform de norm EN 61800-3. In een residentiële omgeving kan dit product elektromagnetische storingen teweegbrengen zodat bijkomende maatregelen dienen genomen te worden.
OPGELET •
• •
Geen doorslagsterkteproef uitvoeren op de interne componenten van de frequentieregelaar. De frequentieregelaar bevat gevoelige halfgeleidertoestellen die door een hoge spanning beschadigd kunnen worden. Sluit de uitgangsklemmen: T1(U), T2(V), en T3(W) niet aan op de wisselstroomtoevoer. Het CMOS IC of de primaire PCB van de frequentieregelaar is gevoelig voor statische elektrische belastingen. Raak de primaire PCB niet aan.
2. Onderzoek voor installatie Iedere frequentieregelaar van GE Power Controls werd volledig getest en onderzocht vóór de verzending. Gelieve de volgende onderzoeksprocedures uit te voeren nadat u uw frequentieregelaar hebt uitgepakt. • Controleer het modelnummer van de frequentieregelaar of deze overeenstemt met uw besteld type. • Controleer of tijdens het vervoer schade ontstaan is. Sluit de frequentieregelaar niet aan op de stroomvoorziening als er enig teken van beschadiging is. Neem contact op met de plaatselijke verkoopvertegenwoordiger als u enige abnormale omstandigheid aantreft zoals hierboven beschreven.
3
Hoofdstuk 1. Veiligheidsvoorschriften 1.1. Bij gebruik Alvorens de stroom IN te schakelen
OPGELET Kies een gepaste stroombron met het correcte spanningsniveau volgens de gespecificeerde ingangsspanning van de frequentieregelaar.
WAARSCHUWING Er moet bijzondere aandacht besteed worden aan de bedrading van het primaire schakelbord. De ingangsstroombron (vermogenvoeding) moet worden aangesloten op de klemment L1 (L), L2 en L3 (N) en mag niet per ongeluk worden aangesloten op de klemmen T1, T2 of T3. Dit kan de frequentieregelaar beschadigen wanneer de stroom wordt ingeschakeld.
OPGELET •
•
•
•
• • •
Probeer de frequentieregelaar niet te verplaatsen bij de voorkap. Houd de frequentieregelaar stevig vast bij het warmteafleidende montageframe om te voorkomen dat hij valt, wat lichamelijke verwondingen kan veroorzaken of de frequentieregelaar kan beschadigen. Installeer de frequentieregelaar op een stevige metalen ondergrond of ander onbrandbaar materiaal. Installeer de frequentieregelaar niet op of in de buurt van enig brandbaar materiaal om brand te voorkomen. Er moet een bijkomende koelventilator geïnstalleerd worden indien verschillende frequentieregelaars geïnstalleerd worden in een bedieningspaneel om de interne temperatuur te verminderen tot beneden 40°, dit om oververhitting of brandalarm te voorkomen. Schakel de stroomvoorziening uit alvorens over te gaan tot de verwijdering of de installatie van het bedieningspaneel. Voer de installatieprocedure zorgvuldig uit volgens de gegeven instructies om situaties met een slecht contact, welke mogelijk tot een defect bedieningspaneel of een gebrek aan displayinformatie kunnen leiden, te vermijden. Geschikt voor gebruik op een stroomkring van maximaal 5kArms 240V. Niet gegarandeerd met snelheidsbegrenzing of gelijkaardig. Alleen bedoeld voor gebruik in een macro-omgeving met vervuilingsgraad 2 of gelijkwaardig.
Wanneer de stroom is INGESCHAKELD
WAARSCHUWING De connector van de frequentieregelaar niet plaatsen of verwijderen wanneer de stroomvoorziening is ingeschakeld. Anders kan de frequentieregelaar beschadigd worden ingevolge de spanningspiek die veroorzaakt wordt door het inbrengen of verwijderen.
4
Tijdens het gebruik
WAARSCHUWING • • •
•
Onderbreek de voeding naar de regelaar niet tijdens de werking. Dit kan een defect aan de regelaar veroorzaken. Onderbreek de verbinding tussen de regelaar en de motor niet tijdens de werking. Dit kan een defect aan de regelaar veroorzaken door overspanningen. Bij een spanningsonderbreking langer dan 2 s. (hoe groter het vermogen, hoe langer de mogelijke onderbreking) zal de interne elektronica niet meer gevoed worden en schakelt de regelaar uit. Bij het terug in orde brengen van de voedingsspanning is het afhankelijk van de parametersetting Fn_10 en het stuurcommando hoe de regelaar hierop reageert. Dit wordt verder in de handleiding verklaart. Bij een korte spanningsonderbreking is het afhankelijk van de setting Fn_23 of de motor opnieuw zal starten of niet. Opmerking: (1) Indien Fn_10 = 0, dan zal de regelaar niet automatisch herstarten. (2) Indien Fn_10 = 1, en het externe commando FWD of REV is niet aangesloten,dan zal de regelaar niet automatisch herstarten. (3) Indien Fn_10 = 1 en het externe commando FWD of REV is aangesloten, dan zal de regelaar automatisch herstarten. Opgelet: om veiligheidsredenen is het aangeraden het stuurcommando FWD of REV te onderbreken na een spanningsonderbreking om schade aan machine of personen te vermijden.
WAARSCHUWING • •
De voorkap van de frequentieregelaar niet verwijderen wanneer de stroom is INGESCHAKELD om lichamelijke verwondingen ingevolge elektrische schok te vermijden. Wanneer de automatische herstartfunctie is ingeschakeld, wordt het motormechanisme automatisch weer opgestart na een volledige onderbreking van de werking. Begeef u niet in de buurt van de machine om lichamelijke verwondingen te vermijden.
5
OPGELET • • • •
Het koellichaam niet aanraken. De frequentieregelaar kan gemakkelijk bediend worden vanuit het lage- naar het hogesnelheidsbereik. Gelieve het gebruiksbereik van de motor en het mechanisme opnieuw te bevestigen. De signalen op de PCB van de frequentieregelaar niet onderzoeken wanneer deze in werking is. Alle frequentieregelaars zijn vóór de levering correct afgesteld, het toestel niet opnieuw afstellen.
OPGELET Ga niet over tot het demonteren of onderzoeken voor u er zeker van bent dat de stroom is uitgeschakeld en de stroom-LED gedoofd is.
Bij onderzoek en onderhoud
OPGELET De frequentieregelaar is geschikt voor gebruik bij omgevingstemperaturen tussen –10OC en +40OC en een relatieve luchtvochtigheid beneden 95% zonder condensatie.
OPGELET Na de verwijdering van het beschermingsvignet is de frequentieregelaar geschikt voor gebruik bij omgevingstemperaturen tussen –10°C en +50°C en een relatieve vochtigheid beneden 95% zonder condensatie.
6
1.2. Voorschriften voor de gebruiksomgeving
Rechtstreeks zonlicht vermijden
Weg van corrosieve gassen of vloeistoffen
Weg van olie, vet en gas
Weg van zoutrijke omgeving
Plaatsen vermijden waar regen of druipwater in de regelaar kunnen komen
Metaalstof en stofrijke omgevingen vermijden
Hevige trillingen vermijden
Hitte vermijden
Omgevingen met te hoge temperatuur vermijden
Weg van hoge elektromagnetische golven of ultrahoge golven
Weg van radioactief materiaal
Weg van brandbaar materiaal
7
Hoofdstuk 2. Hardware-instructies en Installatie 2.1. Gebruiksomgeving De installatieplaats van de frequentieregelaar heeft een rechtstreekse invloed op het volledige werkingsvermogen en de levensduur. Gelieve de installatieplaats zorgvuldig te kiezen, zodat aan de volgende vereisten voldaan is: • Monteer het toestel verticaal • Omgevingstemperatuur: -10OC tot +50OC • Plaats het toestel niet in de buurt van verwarmingstoestellen • Vermijd afdruipend water of vochtige omgevingen • Vermijd rechtstreeks zonlicht • Vermijd olie of zouthoudende corrosieve gassen • Vermijd contact met corrosieve vloeistoffen of gassen • Voorkom dat ongewenst stof, vlokkige neerslag of metaalfragmenten in de binnenzijde doordringen • Weghouden van radioactief materiaal of brandbaar materiaal • Vermijd elektro-magnetische storing (soldeer- of werktuigmachines) • Vermijd trillingen; indien trillingen niet vermeden kunnen worden, moet een trillingsdemping geïnstalleerd worden om de trillingen te verminderen. • Als de frequentieregelaar geïnstalleerd wordt in een bedieningspaneel, moet het beschermingsvignet verwijderd worden van de VAT20. Er moet een bijkomende koelventilator geïnstalleerd worden om de omgevingstemperatuur onder 50°C te brengen.
• •
De installatie van de frequentieregelaar moet gebeuren met de voorzijde naar voor en de bovenzijde naar boven voor een betere afvoer van de hitte. Plaatsing moet voldoen aan de volgende vereisten:
(1) Verwijder het beschermingsvignet voor een max. temp. van 50°C binnen de omhulling (2) Min. 7 cm voor de types: N1K5, N2K2, X0K7, X1K5, X2K2
8
2.2. Verklaring typenummer Type frequentieregelaar
Art. nr.: U20N0K7S (voorbeeld)
Nominaal ingangsvermogen
Ingang: AC 1f 200~240V 50/60Hz
Uitgangsvermogen
Uitgang: AC 3f 0~240V 1,6kVA 4,2A
U20 Serie
N Voedingsspanning N:200V, 1f
N:200V, 1f of 3f
X:400V, 3f
0K7 Nominaal vermogen kW 0K2: 0K4: 0K7: 1K5: 2K2:
-
0,2kW 0,4kW 0,75kW 1,5kW 2,2kW
S Optie
S: Standaard model SX: Standaard model zonder EMC-filter (klasse A) P: IP65 PS: IP65, werkschakelaar start/stop switch, potentiometer
0K7: 0,75kW 1K5: 1,5kW 2K2: 2,2kW
9
2.3. Technische gegevens Standaard, 200V series Typenummer VAT20 Geschikt nominaal motorvermogen (kW) Motor (pk)1/4 NomiStroom (A)1,4 naal Vermogen (kVA) Massa (kg) Max. ingangsspanning
Max. uitgangsspanning Afmetingen (B x H x D) EMC specificaties(1) (1) Enkel voor type U20N_K_S
U20N0K2_ U20N0K4_ U20N0K7_ U20N1K5_ U20N2K2_ 0,2 0,4 0,75 1,5 2,2 1/2 1 2 3 2,3 4,2 7,5 10,5 0,53 0,88 1,6 2,9 4,0 0,76 0,77 0,8 1,66 1,76 Enkelfasig 200-240V (+10%-15%), Enkel-/driefasig 20050/60Hz (+/-5%) 240V (+10%-15%), 50/60Hz (+/-5%) Drie fasen 200/240V +10%-15% 72x132x118 118x143x172 Klasse A
Standaard, 400V series Typenummer VAT20 Geschikt nominaal motorvermogen (kW) Motor (pk) NomiStroom (A) naal Vermogen (kVA) Massa (kg) Max. ingangsspanning Max. uitgangsspanning Afmetingen (B x H x D) EMC specificaties(2) (2) Enkel voor type U20X_K_S
U20X0K7_ U20X1K5_ U20X2K2_ 0,75 1,5 2,2 1 2 3 2,3 3,8 5,2 1,6 2,9 4,0 Drie fasen 380/460V (+10% -15%), 50/60Hz (± 5%) Drie fasen 380/460V +10%-15% 118x143x172 Klasse A
10
Functionele kenmerken Type VAT20 Type ingangssignaal Regelmethode Frequentiebereik Resolutie-instelling Freq.regeling
Toetsenbordinstelling Externe signaalinstelling Andere functie Draaggolffrequentie Tijd versnellen/vertragen V/F-patroon Koppelregeling Multifunctionele ingang
Algem. bedien. Multifunctionele uitgang Remkoppel Andere functie Indicatorfunctie Gebruikstemperatuur Luchtvochtigheid Trilling EMC-specificatie Beschermingswaarde UL Overbelastingsbeveiliging Overspanning BeveiliOnderspanning gingsfunctie
Beveiligingsfunctie Installatie
Tijdelijk stroomverlies Afslagpreventie Kortsluiting uitgangsklem Aardingsstoring Andere functie
CPU-versie 1.6 CPU-versie 1.6 (zie parameter Fn_29) (zie parameter Fn_29) PNP-ingangstype (BRON) Sinusgolf PWM-regeling 0~120Hz 0~200Hz Digitaal: 0,1Hz (0~99.9Hz) Digitaal: 0,1Hz (0~99.9Hz) 1Hz (100~120Hz) 1Hz (100~200Hz) Analoog: 0,06Hz/60Hz Analoog: 0,06Hz/60Hz Rechtstreeks geïnstalleerd met toetsen. 0~10V, 4~20mA , 0~20mA Boven- en ondergrens frequentie 4-8kHz 4-16kHz 0.1~ 999 s 6 patronen Afstelbare koppelverhoging (manuele koppelverhoging) 2 ingangen te gebruiken als: 2 ingangen te gebruiken als: vaste snelheid 1 (SP1) / JOG / vaste snelheid 1 (SP1) / Externe noodstop / vaste snelheid 2 (SP2) / Externe Reset JOG / Externe noodstop / Externe Reset 1a Relaisklem, in te stellen als FOUT / RUN / FREQ BEREIKT Ongeveer 20%, bijkomende 100% met externe remweerstand niet toegelaten remweerstand Vertragen of vrij uitlopen, Automatische reset, frequentie / spanning / tijd gelijkstroomremmen instelbaar met constanten. 3 x 7 segmentweergave van frequentie / regelaarparameter / foutgeheugen / programmaversie -10 tot +50°C 0~95% RV zonder condensatie. Onder 1 G ( 9.8 m/s2 ) Klasse A (Ingebouwde filter) IP20 UL508C 150% gedurende 1min. DC-spanning > 410V (200V serie), DC > 800V (400V serie) Gelijkstroomspanning < 200V (200V serie), DC < 400V (400V serie) 0 ~ 2 sec : VAT20 kan terug gestart worden met snelzoeken Versnellen / Vertragen / Constante snelheid Elektronische schakelbeveiliging Elektronische schakelbeveiliging Warmteafleidende beveiliging, Stroombegrenzing Installatie met schroefmontage of op DIN-rail (optie).
11
2.4. Installatie Vermogenschakelaar / Contactor •
Aanspraak op onderhoud en service door GE Power Controls vervalt indien sprake is van schade aan de frequentieregelaar veroorzaakt door de volgende situaties: (1) Schade veroorzaakt door het ontbreken van een voorbeveiliging of met een onjuiste beveiligingswaarde. (2) Schade veroorzaakt door een in serie geplaatste magneetschakelaar, condensorbatterij of overspanningsbeveiliging. Typenummer: U20N Typenummer: U20X Vermogenschakelaar Contactor (MC) Primaire stroomkringklem (TM1) T1
L1
T2
L2
T3
Signaalklem (TM2) 1~11
0K2, 0K4, 0K7
1K5, 2K2
20A Gefabriceerd door GE CL00 Draaddoorsnede 2,5mm2 Klemschroef M3
30A Gefabriceerd door GE CL00 Draaddoorsnede 4 mm2 Klemschroef M3
0K7, 1K5, 2K2 30A Gefabriceerd door GE CL00 Draaddoorsnede 2,5mm2 Klemschroef M3
Draaddoorsnede 0,75mm2 (#18 AWG), Klemschroef M3
•
Gelieve een driefasige kooiankermotor met gepast vermogen te gebruiken.
•
Indien een frequentieregelaar wordt gebruikt om meer dan één motor aan te drijven, moet het totale vermogen kleiner zijn dan het vermogen van de frequentieregelaar. Er moet een bijkomend thermisch relais geïnstalleerd worden vóór iedere motor. Gebruik de Fn_18 aan 1.0 maal de nominale waarde vermeld op de motorplaat bij 50Hz, 1.1 maal de nominale waarde vermeld op de motorplaat bij 60Hz.
•
Installeer geen condensorbatterij, LC- of RC-component tussen de frequentieregelaar en de motor.
12
Aanwending van en voorzorgsmaatregelen voor randapparatuur Stroombron Stroomtoevoer
•
• MCCB
Let erop dat de stroombron wordt aangesloten op de correcte nominale spanning om de frequentieregelaar niet te beschadigen. Er moet een schakelaar geïnstalleerd worden tussen de wisselstroomtoevoer en de frequentieregelaar.
MCCB vermogenschakelaar • Elektromagnetische contactor
•
Gebruik de gepaste schakelaar, geschikt voor de nominale spanning en stroom van de frequentieregelaar om de stroomtoevoer naar de frequentieregelaar AAN/UIT te schakelen en als beveiliging voor de frequentieregelaar. Gebruik de vermogenschakelaar niet om de frequentieregelaar AAN of UIT te schakelen.
Verliesstroomschakelaar (differentieelschakelaar) Wisselstroomreactor ter verbetering van de arbeidsfactor
•
Contactor •
VAT20 frequentieregelaar
Er moet een verliesstroomschakelaar worden toegevoegd om een foutieve werking ingevolge verliesstroom te vermijden en om de veiligheid van het personeel te verzekeren.
•
Mag worden weggelaten bij gewoon gebruik. Om externe bediening, automatische herstart of remregeling te gebruiken, moet een contactor worden toegevoegd aan de primaire zijde. Gebruik de contactor niet om de frequentieregelaar AAN of UIT te schakelen.
AC reactor ter verbetering van de arbeidsfactor Motor
•
Indien een groot vermogen stroombron wordt aangewend (boven 600kVA), kan een bijkomende AC reactor toegevoegd worden om de arbeidsfactor te verbeteren.
Frequentieregelaar •
•
•
•
Er is geen verschil in de fasevolgorde tussen de ingangsklemmen voor de stroomtoevoer L1 en L2; zij kunnen willekeurig worden aangesloten. Hun aansluiting kan omgewisseld worden. Uitgangsklemmen T1, T2 en T3 moeten respectievelijk aangesloten worden op de klemmen U, V en W van de motor. Als de motor in omgekeerde richting draait van de frequentieregelaar, kan dit probleem opgelost worden door gewoon twee of drie draadaansluitingen te verwisselen. Uitgangsklemmen T1, T2 en T3 mogen niet worden aangesloten op de stroombron om de frequentieregelaar niet te beschadigen. Aardingsklem: de aardingsklem naar behoren aarden in overeenstemming met 200V-klasse type drie aarding
13
(A) De uitwendige bedrading moet worden uitgevoerd volgens de volgende vereisten. Controleer en verzeker dat de bedrading correct is nadat de bedrading voltooid werd (maak geen gebruik van multimeter met zoemer-functie om bedrading te controleren).
EMC-aansluiting: Het is zeer belangrijk dat de aansluitingen tussen de frequentieregelaar met de afgeschermde motorkabel en de EMC-filter tijdens de EMC-tests als volgt zijn uitgevoerd. • • • • •
•
• • •
Gebruik een metalen aardingsplaat en plaats de frequentieregelaar en de EMC-filter op de plaat. Gebruik een afgeschermde motorkabel met 4 connectors (U,V,W & Aarding), gebruik de bescherming niet als veiligheidsaarding (afscherming is hoogfrequentie-aarding) Verwijder de verf rondom de twee metalen koppelmoergaten, zodat de metalen koppelmoeren (en de afscherming) in contact staan met de frequentieregelaar en de motor. Geen geleider aan de afscherming solderen (krul). Gebruik een metalen klem om de afscherming van de motorkabel te verbinden met de metalen aardingsplaat. Nu is er een perfecte hoogfrequentie-aardingsverbinding tussen de frequentieregelaar, de aardingsplaat en de EMC-filter. Houd de afstand tussen de frequentieregelaar en de EMC-filter zo klein mogelijk (< 30cm), of gebruik een afgeschermde kabel met een metalen koppelmoer en een metalen klem om de beschermde kabel te verbinden met de frequentieregelaar en de metalen aardingsplaat. De enige aardingsverbinding tussen de LISN en de testplaat mag verlopen via de EMC-filter. Gebruik een motor die behoort tot het nominale vermogen van de frequentieregelaar, of gebruik een motor met kleiner vermogen. Een filter voor elektromagnetische storingen voor de frequentieregelaar installeren aan de uitgangszijde van de primaire stroomkring kan de elektromagnetische storingen onderdrukken. Om elektromagnetische invloeden te vermijden, moet een metalen buis gebruikt worden voor de bedrading, en moet de bedrading zich op een afstand van meer dan 30 cm bevinden van andere regelmachines.
Klasse B (Residentiële omgeving)
14
Klasse A (industriële omgeving)
•
Wanneer de afstand tussen de frequentieregelaar en de motor groter is dan 100 m, moet de verbindingsdraad zorgvuldig gekozen worden om de bedradingsweerstand tot minder dan 3% en het spanningsverlies (V) = √3 x bedradingsweerstand (Ω/km) x draadlengte (m) x stroom x 10-3 te beperken.
(B) De bedrading van de regelschakeling moet gescheiden en apart zijn van de primaire regelkringlijn en andere stroomlijnen met hoge spanning of grote stroom om storingen te vermijden. • Om storingen te verminderen en ongewenste werking te vermijden, moet een beschermde gedraaide dubbele kabel gebruikt worden om de regelschakeling te bedraden. Zie het volgen de schema. Sluit de afscherming aan op de aardingsklem. De draadafstand moet korter zijn dan 50 m. Mantel
Afscherming
Naar regelmachine Naar regelaarklem De afscherming aan deze zijde niet aansluiten
Aansluiten op aandingsklem systeem Verpakt met isolatieband
(C) De aardingsklem van de frequentieregelaar moet correct geaard zijn in overeenstemming met de lokale codes. •
De diameter van de aardingsdraad (mm2) moet gekozen worden in overeenstemming met elektrische installatienormen met de lengte van de aardingsdraad zo kort mogelijk.
•
De aardingsdraad van de frequentieregelaar mag niet samen geaard worden met andere grote stroombelastingen (zoals een soldeermachine of een motor met groot vermogen). Zij moeten afzonderlijk geaard worden.
15
•
Aardingskringen mogen niet gevormd worden wanneer verschillende frequentieregelaars samen geaard worden
goed
goed
niet goed
(D) Draadspecificatie: kies de gepaste draad met correcte doorsnede voor de primaire stroomkring en schakelregeling in overeenstemming met de elektriciteitsreglementen. (E) Controleer bij de voltooiing de correcte bedrading, gebroken draden en stevig aangedraaide klemschroeven.
Bedradingsschema
(*) Enkel voor U20-N1K5/-N2K2 en U20-X0K7/-X1K5/-X2K2. De aansluitingen naar de frequentieregelaar moeten aangelegd worden met de vermelde kabelschoenkits voor veldbedrading of de vermelde ringklemmen van het hoektype. •
Andere verbindingen (externe 24V-toevoer)
16
Klembeschrijvingen frequentieregelaar VAT20 Beschrijvingen klemmenblok primaire stroomkring (TM1) Klemsymbool Functiebeschrijving L1/L (R) Primaire ingang stroombron L2 (S) Enkelfasige regelaar (1f): L1, L2 of L, N L3/N (T) Driefasige regelaar (3f): L1, L2, L3 P Externe remweerstand klemmen R (enkel voor U20-N1K5 / -N2K2 en U20-X0K7 / -X1K5 / -X2K2) T1 (U) Uitgang frequentieregelaar (motoraansluiting) T2 (V) T3 (W) * Spankoppel voor TM1 is 0,98 Nm voor grootte tot 0,75kW of 1,274Nm voor grootte 1,5-2,2kW * De nominale draadspanning moet tenminste 300V (types 200V)/600V (types 400V) zijn.
Beschrijving klemmenblok VAT20 regelkring (TM2)
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Klemsymbool TRIP RELAY FWD REV + 12V SP1 RESET
Beschrijving klemfunctie Foutrelais uitgangsklem (zie parameter Fn_21) Nominaal vermogen aansluitingspunt 250VAC/1A ( 30VDC / 1A ) Regelklemmen bediening (zie Fn_03) Gemeenschappelijk punt van klem 3 / 4 / 6 / 7 Multifunctionele invoerklemmen (zie Fn_19) +10V Analoog invoerpunt
Stroomklem potentiometer (Pin 3) Invoerklem analoog frequentiesignaal (Pin 2 van potentiometer of positieve klem van 0~10V / 4~20mA / 0~20mA) Gemeenschappelijk punt analoog signaal (Pin 1 van potentiometer of negatieve klem van 0~10V / 4~20mA / 0~20mA ) Uitgangsklem analoog frequentiesignaal
10
0V (FM -)
Analoog gemeenschappelijk punt
11
FM+
Positief aansluitingspunt analoge uitgang
Signaal uitgangsklem is 0 ~ 10VDC/Fn6 * Spankoppel voor TM2 is 0,4 Nm. * De nominale draadspanning moet tenminste 300V voor types 200V en tenminste 600V voor types 400V zijn. * De regelbedrading mag niet in dezelfde leiding of goot lopen als de stroom- of motorbedrading * Nominale waarden voor in- en uitgangsklemmen (TM2) zijn allemaal Klasse 2
17
SW1 functiebeschrijving SCHAKELAAR 1
Extern signaaltype 0~20mA analoog signaal (indien Fn_11 ingesteld op 1 ) 4~20mA analoog signaal (indien Fn_11 ingesteld op 2 )
0~10 VDC analoog signaal (indien Fn_11 ingesteld op 1 )
2.5. Afmetingen en layout klemmenblok Grootte 1: U20N0K2, U20N0K4, U20N0K7
M4 aarding
aardingsplaatje (zie nota)
Lengte Type U20N0K2 U20N0K4 U20N0K7
D
E
F
G
8,2 118 61
72
Opmerking Om veiligheidsredenen raden wij aan de M4 ‘groene’ aardingsschroef te verwijderen. Maak vervolgens het meegeleverde ‘aardingsplaatje’ vast op dezelfde plaats om een goede aarding te verzekeren.
18
Grootte 2: U20N1K5, U20N2K2, U20X0K7, U20X1K5, U20X2K2
M4 aarding aardingsplaatje (zie nota)
Lengte Type U20N1K5 U20N2K2 U20X0K7 U20X1K5 U20X2K2
A
B
C
143,1 127,5 140
D
E
8,0 171,7 108
Opmerking Om veiligheidsredenen raden wij aan de M4 ‘groene’ aardingsschroef te verwijderen. Maak vervolgens het meegeleverde ‘aardingsplaatje’ vast op dezelfde plaats om een goede aarding te verzekeren.
19
F
G 118
Afmetingen en installatie van klasse B filter (U20AF0K7)
Frequentieregelaar met klasse B filter (U20AF0K7) gemonteerd.
Frequentieregelaar met klasse B filter (U20AF0K7) en DIN-rail (U20AR0K7) gemonteerd.
20
Gebruiksschema montageschroef
Montage / demontage van DIN-rail (U20AR0K7)
Stap 1 Plaats de 4 borgnokken van U20AR0K7 voor de 4 gaten in het achterpaneel van de VAT20 en breng ze in.
Stap 1 Gebruik een kleine schroevendraaier om de middenrib van U20AR0K7 in te brengen en druk op de schroevendraaier om de U20AR0K7 van de VAT20 te verwijderen.
Stap 2 Druk de U20AR0K7 vooruit tot de middenrib stevig in het echte paneel klikt
21
Installatie op DIN-rail Een montageklem en DIN-rail (breedte 35 mm) moeten gebruikt worden om de VAT20 op de rail te bevestigen.
Plaats eerst de groef aan de achterzijde van de module op de bovenrand van de DIN-rail, en druk vervolgens de module naar beneden om haar vast te zetten. Druk tenslotte de montageplaat naar boven in de module.
Trek de montageplaat naar beneden. Draai de frequentieregelaarmodule om ze te demonteren.
Montage
(1) Er moet een montageklem gebruikt worden om de VAT20 te bevestigen.
22
Hoofdstuk 3. Software-index 3.1. Instructies bedieningspaneel
OPGELET Het toetsenbord niet bedienen met een schroevendraaier of een ander scherp voorwerp om te vermijden dat het toetsenbord beschadigd wordt.
Kort schema bediening toetsenbord
(1) Instelfrequentie weergeven wanneer gestopt. Uitgangsfrequentie weergeven tijdens draaien. (2) De instelfrequentie kan gewijzigd worden in stilstand of tijdens het draaien.
23
3.2. Lijst van parameters Functie
FN_
Eenheid
Bereik
0.1 sec. 0.1 sec. 1
0.1 ~ 999 S 0.1 ~ 999 S 0~1
1 1 0.1Hz
0 1/4 50/60Hz
1
0~1 1~6 1.0 ~ 120Hz 1.0 ~ 200Hz 0.0 ~ 120Hz 0.0 ~ 200Hz 1.0 ~ 120Hz 1.0 ~ 200Hz 1.0 ~ 120Hz 1.0 ~ 200Hz 0~1
1
0~2
0
1
1~5 1 ~ 10 0.0 ~ 10.0% 0~1 0.0 ~ 25.5S 1 ~ 10Hz 0.0 ~ 20.0% 50 ~ 100% (0-200)
5
(4)
0.0% 0 0.5S 1.5Hz 8.0% 100%
(1)
4 5 6
Fabrieksafstelling Tijd versnellen Tijd vertragen 0: Vooruit / Stop, Achteruit / Stop 1: Start / Stop, Vooruit / Achteruit 0: Vooruit 1: Achteruit Instelling V/F-patroon Bovengrens frequentie
7
Ondergrens frequentie
0.1Hz
SP1-frequentie
8
SP1-frequentie
0.1Hz
JOG-frequentie
9
JOG-frequentie
0.1Hz
Bedieningsregeling
10
Frequentieregeling
11
Draaggolffrequentie
12
0: toetsenbord 1: externe terminal 0: toetsenbord 1: externe terminal(0~10v/0~20mA) 2: externe terminal (4~20mA) Instelling draaggolffrequentie
Koppelcompensatie Stopmethode Instelling gelijkstroomremmen
13 14 15 16 17 18
Winst koppelcompensatie 0: vertraagde stop, 1: vrije uitloop Tijd gelijkstroomremmen Injectiefrequentie gelijkstroomrem Niveau gelijkstroomrem Beveiliging op nominale motorstroom
19
Functie klem 1 multifunct. invoer
20 Multifunctionele uitvoer 21
Functie klem 2 multifunct. invoer Klem multifunctionele uitvoer
Instructie omkeren
22
Tijdelijke voedingsonderbreking Autom. herstart Fabrieksinstelling
23
Sp2 frequentie Sp3 frequentie Direct start Softwareversie Fouthistoriek
26 27 28 29 30
0: Omkeerloop ingeschakeld 1: Omkeerloop uitgeschakeld 0: ingeschakeld 1: uitgeschakeld Aantal automatische herstarts 010: Initialiseren constanten 50Hz systeem 020: Initialiseren constanten 60Hz systeem Sp2 frequentie Sp3 frequentie 0: ingeschakeld 1: uitgeschakeld CPU-programmaversie Geheugen laatste 3 defecten
Tijd versnellen / vertragen Bedieningswijze Draairichting motor V/F-Patroon Boven-/ondergrens frequentie
Elektronische thermische beveiliging Aansluitpunt multifunctionele invoer
0 1 2 3
Functiebeschrijving
24 25
(1) Merk op dat deze parameter tijdens de RUN-modus aangepast kan worden (2) Zie Fn_25 (3) Als het ingestelde bereik groter is dan 100, wordt de insteleenheid 1. (4) Enkel indien CPU versie 1.9 (zie Fn_29) (5) Enkel indien CPU versie 2.1 (zie Fn_29)
24
0.1% 1 0.1S 0.1Hz 0.1% 1% 1: 3: 4: 5: 1: 2: 3:
Jog 2: Sp1 Noodstop Extern basisblok Reset 6: Sp2 In gebruik Frequentie bereikt Fout 1 0~1
Instelling fabriek 0 5.0 5.0 0
Opm
(1)(3) (1)(3)
0.0Hz
(1) (2) (2)(3) (4) (3)(4)
10Hz
(3)(4)
6Hz
(4)
0
(4)
2
5 3
(4)
0
1
0~1
0
1
0~5
0 (2)
0.1Hz 0.1Hz 1
1.0 ~ 200Hz 1.0 ~ 200Hz 0~1
20 30 1
(4) (4) (5)
3.3. Functiebeschrijving van de parameters Fn_00 Parameter fabrieksafstelling. Niet wijzigen. Fn_01 : Tijdversnelling = 0.1 tot 999 sec Fn_02 : Tijdvertraging = 0.1 tot 999 sec 1. Berekeningsformule tijd versnelling/vertraging: Tijd versnelling = Fn_01 x
Instelfrequentie 60 Hz
Tijd vertraging = Fn_02 x
Instelfrequentie 60Hz
Fn_03: Selectie bedieningswijze = 0 : Vooruit / Stop , Achteruit / Stop 1 : Start / Stop , Vooruit / Achteruit Opmerking: Fn_03 werkt alleen wanneer Fn_10 = 1 (externe bedieningsregeling)
(1) Het commando Achteruit wordt genegeerd wanneer Fn_22 = 1
25
Fn_04 : instelling draairichting motor = 0 : vooruit 1 : achteruit Hoewel het digitale bedieningspaneel geen drukknop Vooruit/Achteruit bevat, is het mogelijk de functie Vooruit/Achteruit aan te passen door de instelling van Fn_04 te wijzigen. Opmerking: Wanneer Fn_22 = 1: Omkering uitgeschakeld, kan Fn_04 niet worden ingesteld op 1. Op het toetsenbord verschijnt dan “LOC”.
Fn_05 : instelling V/F-patroon = 1 tot 6 Stel Fn_05 = 1-6 in om één van de zes vaste V/F-patronen te selecteren (zie volgende tabellen) Specificatie Toepassing Fn_5
50 Hz Systeem Algemene toepassing 1
Hoog startkoppel 2
Kwadratisch koppel 3
Algemene toepassing 4
60 Hz Systeem Hoog startkoppel 5
Kwadratisch koppel 6
V/F-patroon
Specificatie Toepassing Fn_5
V/F-patroon
Fn_5 1/4 2/5 3/6
B 10% 15% 25%
C 8% 10.5% 7.7%
26
Fn_06 : bovengrens frequentie = 1 tot 120Hz of 200Hz(*) Fn_07 : ondergrens frequentie = 0 tot 120Hz of 200Hz(*) (*) Enkel voor CPU-versie 1.9 (zie parameter Fn_29)
Opmerking: Als Fn_07 = 0 Hz, en de frequentie-instructie gelijk is aan 0Hz, zal de frequentieregelaar stoppen bij snelheid 0. Als Fn_07 > 0 Hz, en de frequentie-instructie is Fn_07, zal de frequentieregelaar de uitvoer regelen volgens de instelling van Fn_07.
Fn_08 : sp1-frequentie = 1 tot 120Hz of 200Hz(*) Fn_09 : jog-frequentie = 1 tot 10Hz of 200Hz(*) (*) Enkel voor CPU-versie 1.9 (zie parameter Fn_29) 1. Wanneer Fn_19 of Fn_20 = 2 en de multifunctionele invoerklem is AAN, werkt de frequentieregelaar aan de sp1-frequentie (Fn_08) 2. Wanneer Fn_19 of Fn_20 = 1 en de multifunctionele invoerklem is AAN, werkt de frequentieregelaar aan de jog-frequentie (Fn_09) 3. De volgorde voor het aflezen van de frequentie-instelling is Jog > Sp1 > Toetsenbordinstelling of extern frequentiesignaal
27
Fn_10: Bedieningsregeling = 0 : Bedieningsinstructie is ingesteld via toetsenbord = 1 : Bedieningsinstructie is ingesteld via externe terminal Opmerking: Wanneer Fn_10 = 1 (externe bedieningsregeling), is de noodstop op het toetsenbord ingeschakeld. Wanneer Fn_10 = 1, zie dan naar beschrijving van parameters Fn_23 en Fn_24, dit om veiligheidsredenen (schade aan machine of personeel).
Fn_11: Frequentieregeling = 0 : Frequentie-instructie is ingesteld via toetsenbord = 1 : Frequentie-instructie is ingesteld via analoog signaal op TM2 ( 0 tot 10V / 0-20mA ) = 2 : Frequentie-instructie is ingesteld via analoog signaal op TM2 ( 4-20mA ) Opmerking 1: Wanneer Jog-frequentie of Sp1-frequentie wordt ingeschakeld, wordt de frequentie ingesteld door de Sp1-snelheid, en worden de -toetsen op het toetsenbord uitgeschakeld. De oorspronkelijke instelling wordt hersteld nadat de Sp1-verbinding in de stand UIT staat. Opmerking 2: Tijdens de versnelling na de bedieningsinstructie en de versnelling / vertraging na een Sp1-wijziging, worden de toetsen op het toetsenbord uitgeschakeld.
28
Fn_12 : draaggolffrequentie = 1 tot 5 of tot 10(*) (*) Enkel wanneer CPU-versie 1.9 en hoger (zie parameter Fn_29) Fn_12 Draaggolffrequentie Fn_12 Draaggolffrequentie Fn_12 Draaggolffrequentie 1 4 kHz 5 8 kHz 9 15 kHz(1) 2 5 kHz 6 10 kHz(1) 10 16 kHz(1) 3 6 kHz 7 12 kHz(1) 4 7.2 kHz 8 14.4 kHz(1) (1) Als Fn_12 = 7 tot 10, moet de frequentieregelaar werken onder lage belasting. Hoewel IGBT TYPE-frequentieregelaars tijdens de werking lage omgevingsstoringen veroorzaken, is het mogelijk dat de splitsing van een hoge draaggolffrequentie storingen kan veroorzaken bij externe elektronische componenten (of een andere regelaar) of zelfs trillingen kan veroorzaken in de motoraandrijving. Deze situatie kan rechtgezet worden door de draaggolffrequentie aan te passen.
Fn_13: Winst koppelcompensatie = 0 tot 10 % Frequentieregelaaruitvoer volgens de B, C puntspanning op het V/F-patroon (zie beschrijving Fn_05) plus de Fn_13-instellingen om het uitvoerkoppel te versterken.
Opmerking: wanneer Fn_13 = 0, is de koppelverhogingsfunctie uitgeschakeld.
29
Fn_14: Stopmethode = 0 : vertraagde stop 1 : vrij uitlopen Fn_15: Tijd gelijkstroomrem = 0 tot 25.5 sec Fn_16: Startfrequentie gelijkstroomrem = 1 tot 10Hz Fn_17: Niveau gelijkstroomrem = 0 tot 20 % Als Fn_14 = 0 Wanneer de frequentieregelaar de stopinstructie krijgt, vertraagt hij naar de frequentie ingesteld onder Fn_16 en vervolgens het uitgangsvermogenniveau ingesteld onder Fn_17; na de tijdvertraging ingesteld in Fn_15, schakelt de frequentieregelaar over op volledige stilstand.
Als Fn_14 = 1 De frequentieregelaar stopt de uitvoer onmiddellijk na de ontvangst van de stopinstructie. De motor loopt vrij uit tot een totale stilstand.
Fn_18: Nominale motorstroom = 50 tot 100% of 5 tot 200%(*) (*) Enkel voor CPU-versie 1.9 en hoger (zie parameter Fn_29)
1. Functie van de elektronische thermische beveiliging van de motor (1) Nominale motorstroom = nominale frequentieregelaarstroom x Fn_18 Fn_18 = nominale motorstroom / nominale frequentieregelaarstroom (2) Wanneer de belasting binnen 100% van de nominale motorstroom ligt, blijft de werking duren. Wanneer de belasting 150% van de nominale motorstroom bereikt, kan de werking maar 1 minuut verderduren (zie curve (1) in figuur 3). (3) Nadat de elektronische thermische beveiliging werd geactiveerd, wordt de frequentieregelaar onmiddellijk uitgeschakeld. De melding OL1 knippert. Om de werking te hervatten, op de RESETknop drukken of een externe resetklem activeren. (4) Wanneer de motor werkt aan een lage snelheid, is de efficiëntie van de hitteafvoer kleiner. Het activeringsniveau van de elektronische thermische beveiliging wordt ook verlaagd (wijziging van curve (1) naar curve (2) in figuur 3). Kies de gepaste Fn_05-instelling voor de gebruikte motor om een betere beveiliging te bekomen.
30
2. Functie van de elektronische thermische frequentieregelaarbeveiliging (1) Wanneer de belasting binnen 103% valt van de nominale frequentieregelaarstroom, blijft de werking duren. Wanneer de belasting 150% van de nominale frequentieregelaarstroom bereikt, kan de werking maar 1 minuut voortduren (zie curve (1) in figuur 3) (2) Nadat de elektronische thermische beveiliging van de frequentieregelaar werd geactiveerd, wordt de frequentieregelaar onmiddellijk uitgeschakeld. de melding OL2 knippert. Om de werking te hervatten, op de RESET-knop drukken of een externe resetklem activeren.
Fn_19: Functie multifunctionele ingangsklem 1 = 1 tot 5 of 6(*) Fn_20: Functie multifunctionele ingangsklem 2 = 1 tot 5 of 6(*) (*) Enkel voor CPU-versie 1.9 en hoger (zie Fn_29) 1. Fn_19, Fn_20 =1 : JOG (zie Fn_09) 2. Fn_19, Fn_20 =2 of 6 (multi-snelheid controle) Multi-snelheid controle (enkel voor CPU-versie 1.9 en hoger) Fn_19 = 2 en Fn_20 = 6 TM2 SP1 klem ON OFF ON
TM2 RESET klem OFF ON ON
Uitgangsfrequentie SP1 (Fn_08) SP2 (Fn_26) SP3 (Fn_27)
TM2 RESET Terminal OFF ON ON
Uitgangsfrequentie SP1 (Fn_26) SP2 (Fn_08) SP3 (Fn_27)
Fn_19 = 6 en Fn_20 = 2 TM2 SP1 Terminal ON OFF ON
31
3. Fn_19, Fn_20 =3: Extern signaal noodstop Wanneer het externe noodstopsignaal geactiveerd wordt, gaat de frequentieregelaar over tot een vertraagde stop (waarbij de instelling onder Fn_14 genegeerd wordt). Na de stop knippert E.S. Nadat het noodstopsignaal gedeactiveerd is, de schakelaar RUN in de stand OFF plaatsen, en dan weer in AAN (Fn_10 = 1) of op de toets RUN drukken (Fn_10 = 0). De frequentieregelaar hervat dan de werking en start opnieuw op. Als het noodstopsignaal wordt opgeheven voor de VAT20 stopt, zal de VAT20 toch de noodstop uitvoeren.
4. Fn_19, Fn_20 = 4: Extern Basisblok (onmiddellijke uitschakeling) Wanneer het externe basisbloksignaal geactiveerd wordt, zal de uitvoer van de frequentieregelaar onmiddellijk uitgeschakeld worden (waarbij de instelling onder Fn_14 genegeerd wordt) en knippert b.b. Nadat het basisbloksignaal gedesactiveerd is, de schakelaar RUN in de stand OFF plaatsen, en dan weer in de stand ON (Fn_10 = 1) of op de toets RUN drukken (Fn_10 = 0). De frequentieregelaar start opnieuw op vanaf de startfrequentie.
5. Fn_19, Fn_20 = 5: Reset bij frequentieregelaarfout
Fn_21: Multifunctionele uitgangsklem = 1 tot 3 1. Fn_21 = 1: Signaal ‘frequentieregelaar in werking’ 2. Fn_22 = 2: Frequentie overeengekomen signaal 3. Fn_21 = 3: Foutsignaal Uitgangsrelais is geactiveerd bij foutcodes CPF, OL1, OL2, OCS, OCA, OCC, OCD, Ocb, OVC, LVC en OHC
32
Fn_22: Omkeerinstructie = 0 : REV-commando ingeschakeld = 1 : REV-commando uitgeschakeld Opmerking: Wanneer Fn_04 is ingesteld op 1 (omkeren), kan Fn_22 niet worden ingesteld op 1, op het scherm verschijnt “LOC”. Fn_04 moet veranderd worden in 0 alvorens Fn_22 in te stellen op 1.
Fn_23: Herstart na tijdelijk stroomverlies = 0 : herstart ingeschakeld = 1 : herstart uitgeschakeld 1. Wanneer de wisselstroomtoevoer tijdelijk kleiner is dan het niveau van de onderspanningsbeveiliging vanwege de stroomleverancier of door een grote belastingsstroom in hetzelfde stroomtoevoersysteem, zal de frequentieregelaar de uitvoer onmiddellijk stoppen. Als de stroombron binnen 2 seconden hervat, kan de frequentieregelaar herstarten door snelzoeken (start zoeken vanaf de breukfrequentie), zoniet onderbreekt de frequentieregelaar met melding “LV-C”. 2. Indien Fn_23 = 0: (1) Met spanningsonderbreking korter dan 2 s., de regelaar zal terug herstarten via snelzoekfunctie 0,5 s. na spanningsterugkeer. Het aantal herstarts is niet beperkt door parameter Fn_24.. (2) Met lange spanningsonderbreking, zal de werking van de regelaar afhankelijk zijn van setting Fn_10 en het stuurcommando. (3) Indien de spanningsonderbrekingstijd tussen de 2 bovenvermelde gevallen ligt, dan is de herstart afhankelijk van setting Fn_24: F_24 = 0: automatische herstart is geblokkeerd. F_24 = 1~5: automatische herstart 1~5 keer mogelijk. 3. Indien Fn_23 = 1: (1) Bij terugkomen van de voedingsspanning na een spanningsonderbreking zal de regelaar niet opnieuw starten (zelfs indien F_24>0). (2) Bij een lange spanningsonderbreking moet de regelaar manueel herstart worden. De werking van de regelaar is dan afhankelijk van Fn_10 en bediening op stuurcommando. 4. Bij herstart van de regelaar is bediening op stuurcommando en setting Fn_10 belangrijk. (1) Fn_10 = 0: de regelaar zal niet opnieuw starten. (2) Fn_10 = 1 en stuurcommando (FWD, REV) is OFF, regelaar zal niet opnieuw starten. (3) Fn_10 = 1 en stuurcommando (FWD, REV) is ON, regelaar zal automatische herstart uitvoeren. Opmerking: om veiligheidsredenen is het wenselijk het stuurcommando weg te nemen na een spanningsonderbreking.
33
Fn_24: Aantal automatische herstarts = 0 tot 5 1. Wanneer Fn_24 = 0, zal de frequentieregelaar niet automatisch herstarten na een ongewenste onderbreking van de werking (enkel bij korte spanningsonderbreking zie Fn_23). 2. Wanneer Fn_24 > 0, zal de frequentieregelaar de werking hervatten via ‘motor toerental controle’ op 0,5 seconden na de ongewenste onderbreking en de uitgang opvoeren van de uitloop toerental naar de werkingsfrequentie voor de onderbreking. Daarna zal de frequentieregelaar versnellen of vertragen naar de huidige frequentie-instelling (enkel bij spanningsonderbreking zie Fn_23). 3. Wanneer de frequentieregelaar is ingesteld op vertraging of gelijkstroomremmen, wordt de herstartprocedure na kortstondige onderbreking niet uitgevoerd. 4. Wanneer een van de volgende situaties zich voordoet, zal de herstarttelling na kortstondige onderbreking terug op nul gesteld worden: (1) Er doet zich geen bijkomende storing voor (bij werking of stop) binnen 10 minuten. (2) De RESET-toets wordt ingedrukt of de RESET van een externe terminal staat AAN.
Fn_25: Functie fabrieksinstellingen = 010 : Initialiseren constanten 50Hz systeem = 020 : Initialiseren constanten 60Hz systeem 1. Wanneer Fn_25 is ingesteld op 010, worden alle parameters teruggezet in de fabrieksinstellingen. De instellingen van Fn_05 = 1 en Fn_06 = 50. Fn_25 wordt teruggesteld op 000 nadat het resetproces voltooid is (50Hz werking). 2. Wanneer Fn_25 is ingesteld op 020, worden alle parameters teruggezet in de fabrieksinstellingen. De instellingen van Fn_05 = 4 en Fn_06 = 60. Fn_25 wordt teruggesteld op 000 nadat het resetproces voltooid is (60Hz werking).
Fn_26: SP2 (1 tot 200Hz), multi-snelheid 2 (zie Fn_19, Fn_20) Fn_27: SP3 (1 tot 200Hz), multi-snelheid 3 (zie Fn_19, Fn_20)
34
Fn_28: direct start = 0 : Direct start actief indien extern RUN-commando is ‘ON’ = 1 : Direct start niet actief indien extern RUN-commando is ‘ON’ bij regelaars met CPU-versie 2.1 en hoger (zie parameter Fn_29) Indien Fn_28 = 1 en parameter Fn_10 = 1 (bediening via klemmen), dan zal na een spanningsonderbreking of STOP de regelaar niet starten. Het stuurcommando moet eerst worden weggenomen (RUN switch OFF) en nadien kan de regelaar pas opnieuw worden herstart (RUN switch ON).
Fn_29: softwareversie (programma) Fn_30: fouthistoriek 1. Fouthistoriek: geeft de volgorde aan waarin defecten zich voordeden door de locatie van het decimaalpunt. x.xx wijst op een recent gebeurd defect. xx.x wijst op het laatste defect dat zich voordeed. xxx. wijst op het eerste defect in de historiek. 2. Nadat de functie Fn_30 werd ingevoerd, wordt eerst het geheugen x.xx weergegeven. Daarna kan door op toets 5 te drukken achtereenvolgens xx.x xxx. x.xx ,,, worden weergegeven. 3. Nadat de functie Fn_30 werd ingevoerd worden, als de RESET-toets wordt ingedrukt, alle drie de defectrecords gewist. De display toont -.--, --.-, en ---. 4. Wanneer de inhoud van het defectgeheugen O.CC weergeeft, wijst dit erop dat de laatste defectcode OC-C is, enzovoort.
35
3.4. Defectmelding en tegenmaatregelen 3.4.1. Fouten manuele reset buiten werking MELDING CPF
BETEKENIS Programmafout
MOGELIJKE OORZAAK Storing door uitwendige stoorsignalen
TEGENMAATREGEL Plaats een RC-filter in parallel met het magnetische contact dat de storing genereert.
EPR
EEPROM-fout
EEPROM defect
EEPROM vervangen
Spanning te hoog terwijl buiten werking Spanning te laag terwijl buiten werking Oververhitting frequentieregelaar terwijl buiten werking
1. Spanning stroombron te hoog 2. Detectiekring defect 1. Spanning stroombron te laag 2. Detectiekring defect 1. Detectiekring defect 2. Oververhitting omgeving of slechte ventilatie
1. Onderzoek de stroomtoevoer 2. Laat de frequentieregelaar herstellen 1. Onderzoek de stroomtoevoer 2. Laat de frequentieregelaar herstellen 1. Laat de frequentieregelaar herstellen 2. Verbeter de ventilatie
OV
LV
OH
3.4.2. Fouten manuele reset in werking (auto-reset buiten werking) MELDING
MOGELIJKE OORZAAK Detectiekring defect
TEGENMAATREGEL Laat de frequentieregelaar herstellen
OC
BETEKENIS Overstroom in stoptoestand
OL1
Overbelasting motor
1. Belasting te groot 2. Verkeerde instelling V/F-model 3. Verkeerde instelling Fn_18
Overbelasting frequentieregelaar
1. Belasting te groot 2. Verkeerde instelling V/F-model
1. Verhoog motorvermogen 2. Pas aan om correcte instelling V/F-curve te gebruiken 3. Pas Fn_18 aan volgens de instructies 1. Verhoog frequentieregelaarvermogen 2. Pas aan om correcte instelling V/F-curve te gebruiken
OL2
36
3.4.3. Fouten manuele reset en auto-reset in werking MELDING OCS
OCA
OCC
BETEKENIS Kortstondige overstroom bij starten machine
Overstroom bij versnelling
Overstroom bij constante snelheid
OCd
Overstroom bij vertraging
OCb
Overstroom bij remmen
OVC
MOGELIJKE OORZAAK 1. Kortsluiting motorspoel met externe behuizing 2. Verbindingsdraad motor in kortsluiting met aarding 3. Transistormodule beschadigd 1. Versnellingstijd te kort ingesteld 2. Verkeerde V/F-functie geselecteerd 3. Gebruikt motorvermogen overschrijdt vermogen frequentieregelaar 1. Kortstondige verandering van de belasting 2. Kortstondige verandering van de stroomtoevoer Vertraging te kort ingesteld
Frequentie gelijkstroomrem, remspanning of remtijd te lang ingesteld Overspanning bij 1. Vertragingstijd te kort werking / ingesteld of traagheidsvertraging belasting te groot 2. Variatie spanning stroomtoevoer te groot
LVC
Onvoldoende spanningsniveau bij werking
1. Spanning stroomtoevoer te laag 2. Variatie spanning stroomtoevoer te groot
OHC
Warmteafleider oververhit bij werking
1. Belasting te zwaar 2. Omgevingstemperatuur te hoog of slechte ventilatie
37
TEGENMAATREGEL 1. Onderzoek de motor 2. Onderzoek de motor 3. Vervang de transistormodule
1. Versnellingstijd aanpassen tot langere instelling 2. Aanpassen op correcte V/F-curve 3. Vervangen en nieuwe frequentieregelaar installeren met gepast vermogen 1. De belastingsconfiguratie onderzoeken 2. Inductor installeren aan invoerzijde stroomtoevoer Aanpassen tot langere vertragingstijd
Aanpassen om instellingen te verminderen van Fn_15, Fn_16, of Fn_17 1. Aanpassen om een langere vertragingstijd te gebruiken 2. Inductor installeren aan invoerzijde stroomtoevoer 3. Het vermogen van de frequentieregelaar opvoeren 1. Kwaliteit stroombron verbeteren 2. Aanpassen om een langere versnellingstijd te gebruiken 3. Vermogen frequentieregelaar opvoeren 4. Reactor installeren aan invoerzijde stroomtoevoer 1. Onderzoek de belasting 2. Vermogen frequentieregelaar opvoeren 3. Ventilatie verbeteren
3.4.4. Andere meldingen MELDING
BETEKENIS Stop nulsnelheid
SP0
SP2
Noodstop toetsenbord
E.S.
Externe noodstop
b.b.
Extern BASISBLOK
BESCHRIJVING Wanneer Fn_11 = 0, Fn_7=0 en de frequentie-instelling <1 Hz Waneer Fn_11 = 1, Fn_7<(Fn_6/100), en de frequentie-instelling <(Fn_6/100) De frequentieregelaar is ingesteld voor externe bediening (Fn_10=1). Als de STOP-toets op het toetsenbord wordt ingedrukt tijdens de werking, stopt de frequentieregelaar volgens de instelling in Fn_14 en knippert na de stop SP2. De RUN-schakelaar moet eerst UIT en dan AAN geschakeld worden om de machine opnieuw te starten. Wanneer het externe noodstopsignaal geactiveerd wordt via de multifunctionele invoerklem, vertraagt de frequentieregelaar en stopt hij. Na de stop knippert op de frequentieregelaar E.S. (zie instructies voor Fn_19 voor meer details). Wanneer het externe BASISBLOK-signaal geactiveerd wordt via de multifunctionele klem, stopt de frequentieregelaar onmiddellijk de uitvoer en knippert b.b. als melding (zie instructies voor Fn_19 voor meer details).
3.4.5. Foutmeldingen toetsenbordbediening MELDING LOC
Er1
Er2
BETEKENIS Motorrichting geblokkeerd
MOGELIJKE OORZAAK 1. Poging richting om te keren terwijl Fn_22 = 1
2. Poging Fn_22 in te stellen op 1 terwijl Fn_04 = 1 Fout toetsenbord- 1. Druk op toets of bediening terwijl Fn_11=1 of onder sp1-werking
Fout parameterinstelling
TEGENMAATREGEL 1. Fn_22 aanpassen tot 0
2. Fn_04 aanpassen tot 0 1. Gebruik toets of alleen om frequentie-instelling te wijzigen nadat Fn_11=0
2. Poging Fn_29 te wijzigen
2. Fn_29 niet wijzigen
3. Poging parameter te wijzigen die niet gewijzigd mag worden tijdens de werking (zie lijst van de parameters) 1. Fn_6 ≤ Fn_7
3. Wijzigen in stilstandmodus
38
1. Fn_6 > Fn_7
3.5. Storingsverhelping: algemene methode STORING Motor buiten werking
TE CONTROLEREN Wordt de stroombronspanning afgeleverd aan de klemmen L1, L2 (brandt het controlelampje van de stroomvoorziening)?
TEGENMAATREGEL Controleer of de stroombron is ingeschakeld. Schakel stroombron UIT en weer AAN. Controleer spanningsniveau van vermogenvoeding
Is er spanningsuitvoer van uitvoerklem T1, T2 en T3? Is de belasting te zwaar en blokkeert ze de motor? Is er een abnormale toestand van de frequentieregelaar? Is de instructie vooruit of achteruit geladen? Is de analoge frequentie-instelling geladen? Is de bedieningswijze correct ingesteld? Motor werkt in omgekeerde richting
Is de bedrading aan de uitvoerklemmen T1, T2 en T3 correct?
Is de bedrading voor de signalen vooruit en achteruit correct? Werkingssnelheid Is de bedrading voor de analoge motor vast frequentie-invoer correct? Is de bedieningswijze correct ingesteld? Is de belasting te zwaar? Motor werkt aan te hoge of te lage snelheid
Abnormale snelheidsvariatie bij werking
Is de specificatie van de motor (polen, spanning) correct? Is de overbrengingsverhouding correct? Is de hoogste uitvoerfrequentie correct ingesteld? Is de spanning aan de motorzijde uitzonderlijk verminderd? Is de belasting te zwaar? Is de belastingsvariatie te groot? Is de invoerstroombron constant en stabiel?
39
Controleer of de montageschroef stevig vastzit. Schakel stroombron UIT en weer AAN. Verminder de belasting om de motor te starten. Zie instructies voor behandelen defecten om de bedrading te onderzoeken en corrigeren.
Controleer of bedrading voor analoog frequentie-invoersignaal correct is? Controleer of spanningsinstelling frequentie-invoer correct is? Digitale bediening?
Bedrading moet overeenkomen met de klemmen U, V, W van de motor. Onderzoek de bedrading en corrigeer. Onderzoek de bedrading en corrigeer. Controleer instelling bedieningswijze bedieningspaneel. Verminder de belasting Bevestig de motorspecificatie. Bevestig de overbrengingsverhouding Bevestig de hoogste uitvoerfrequentie Verminder belastingsvariatie Verhoog vermogen frequentieregelaar en motor Installeer een wisselstroomreactor op de invoerzijde van de stroomtoevoer
Eenvoudige procedure VAT20 probleemverhelping
40
(Vervolg van blz. 40)
41
Foutbehandeling van defectmelding OC.OL
42
Foutbehandeling van defectmelding OV.LV
43
(1) Motor buiten werking
44
(2) Oververhitting motor
(3) Storing motorwerking
45
Routineonderzoek en periodiek onderzoek De frequentieregelaar vereist routineonderzoek en periodiek onderzoek en onderhoud voor een stabielere en veiligere werking. Gebruik de volgende tabel voor de vereiste onderzoekspunten voor een stabielere en veiligere werking. Voer het onderzoek uit nadat het controlelampje “Stroom-LED” 5 minuten gedoofd is om verwonding van het onderhoudspersoneel te voorkomen door de achtergebleven belasting in de condensatorgenerator van de frequentieregelaar.
46
Hoofdstuk 4. Onderhoud en randapparatuur 4.1. Onderhoud en onderzoek Frequent onderzoek en onderhoud zijn niet vereist voor de VAT20. Om de gepaste betrouwbaarheid te bewaren voor een lange periode, vragen wij u het volgende periodieke onderzoek uit te voeren. Denk eraan de stroomtoevoer af te sluiten en wacht tot de stroom-LED is gedoofd alvorens verder te gaan (vanwege de grote hoeveelheid restbelasting in de interne condensatorgenerators.) (1) Verwijder stof en vuil van de binnenzijde. (2) Controleer de montageschroeven op iedere klem en ieder onderdeel. Draai losse schroeven aan. (3) Doorslagsterkteproef (a) Verwijder alle geleidingsdraden tussen de VAT20 en de buitenwereld. De stroom moet UIT-geschakeld zijn. (b) De doorslagsterkteproef binnen de VAT20 mag alleen worden uitgevoerd voor de hoofdkringen van de VAT20. Gebruik een 500V gelijkstroom hoge weerstandsmeter. De gemeten weerstand moet groter zijn dan 100M ohm.
Opgelet: voer geen doorslagsterkteproef uit op de regelkring.
Aansluiting voor doorslagsterkteproef
47
4.2. Spanning- en stroommeting De meting van spanning en stroom op de primaire en secundaire zijde kunnen verschillen omwille van de instrumentatie en de hoge frequentiegolf. Gebruik het volgende schema voor de meting:
48
4.3. Wisselstroom - Reactoren(1) VAT20 U20N0K2 U20N0K4 U20N0K7 1ph, U20N1K5 3ph, U20N1K5 1ph, U20N2K2 3ph, U20N2K2
AC Reactor(2) ACR3A7H0 ACR8A2H5 ACR12A2H5 ACR18A1H3 ACR6A2H5 ACR22A0H84 ACR9A1H3
VAT20 U20X0K7 U20X1K5 U20X2K2
AC Reactor(2) ACR3A8H1 ACR4A5H1 ACR6A3H4
Stroom (A) 10A
VAT20 U20N0K2 U20N0K4 U20N0K7 U20N1K5 U20N2K2 U20X0K7 U20X1K5 U20X2K2
4.4. EMC-filter (klasse B) specificaties(1) Model U20AF0K7
Afmetingen (mm) 156X76X25
U20AF2K2
170x221x38
U20AF2K2X
171x221x38
4.5. DIN-rail specificaties(1) Model U20AR0K7
Afmetingen 130x72x7.5
VAT20 U20N0K2, U20N0K4, U20N0K7, U20N1K5, U20N2K2, U20X0K7, U20X1K5, U20X2K2
4.6. Dynamische remweerstand specificaties(1) VAT20 Motor kW U20N1K5 1,5 / 2 U20N2K2 2,2 / 3 U20X0K7 0,75 / 1 U20X1K5 1,5 / 2 U20X2K2 2,2 / 3 (1) Opties zijn afzonderlijk te bestellen. (2) Beschikbaar voor de Europese markt
Remweerstand TLR100P200 TLR75P200 TLR750P200 TLR400P200 TLR250P200
49