Rolnummer: …..
Rep.:
/
VONNIS In de zaak van: BVBA X, met kruispuntbanknummer ….., met vennootschapszetel te ….. hebbende als raadsman mr ….. - eisende partij tegen: U.M., wonende te ….. hebbende als raadslieden mr ….. en mr ….. - verwerende partij Bij exploot, betekend op 22 februari 2011 door het ambt van gerechtsdeurwaarder ....., vordert BVBA X : - dat U.M. zou worden veroordeeld tot betaling van 979,67 euro vermeerderd met de conventionele verwijlrente a rato van 8 % per jaar op 638,60 euro vanaf 1 maart 2011 en met de gerechtelijke rente op 123,95 euro vanaf de dagvaarding, telkens tot de dag van de effectieve betaling ; - dat U.M. zou worden veroordeeld tot de gedingkosten, hierin begrepen een rechtsplegingsvergoeding van 400,- euro ; - dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zou worden verklaard, niettegenstaande elk verhaal, zonder borgstelling en met uitsluiting van het kantonnement.
Namens U.M. werden besluiten neergelegd op .../...2011, .../.../2011 en .../.../2011. Namens BVBA X werden besluiten neergelegd op .../.../2011 en .../.../2011. De raadslieden van de partijen zijn verschenen en hebben gepleit in openbare terechtzitting op 18 oktober 2011. Het bundel van de rechtspleging en de stukken werden nagezien. Uiteenzetting en standpunt in rechte van BVBA X (samenvatting) BVBA X vordert betaling van haar factuur nr. ..... dd. 5 december 2006 voor een bedrag in hoofdsom van 638,60 euro. Tevens vordert zij toekenning van moratoire rente a rato van 8 % per jaar vanaf de vervaldatum van de factuur en van een schadebeding van 123,95 euro. BVBA X levert en installeert filterinstallaties voor (private) zwembaden. Zij zet uiteen dat, na installatie van dergelijk filtersysteem bij U.M., voor rekening van laatstgenoemede nog prestaties werden uitgevoerd en/of onderhoudsproducten geleverd. De desbetreffende factuur nr. ….. dd. 05.12.2006 t.b.v. 638,60 EUR werd, samen met de bonnen, aan U.M. overgemaakt per post. Deze factuur werd bij brief dd. 30.10.2007 “geprotesteerd” door U.M. Op 23.09.2010 werd nogmaals, doch tevergeefs, aangedrongen op betaling van de openstaande factuur. Het daaropvolgend antwoord dd. 11.10.2010 van U.M. (stuk 6) Datum: 15-11-2011
rolnr.: …..
blz. 1
werd beantwoord bij brief dd. 19.10.2010 van de raadsman van BVBA X. Vermits desondanks betaling uitbleef, werd op 22.02.2011 gedagvaard. In rechte argumenteert BVBA X samengevat : * wat de levering en plaatsing van de thermostaat betreft : - dat de op 21.02.2004 bij U.M. geïnstalleerde draadloze verbinding naar de chauffageketel (door plaatsing van een thermostaat), zoals ingevuld op de bon ....., door U.M. “voor akkoord werd ondertekend, zodat het schriftelijk bewijs van de aannemingsovereenkomst tussen partijen voorligt ; - dat U.M. na ontvangst van de factuur weliswaar een protestbrief heeft verstuurd, maar dat dit protest bezwaarlijk tijdig te noemen is (ruim tien maanden na ontvangst van de factuur) ; - dat dit protest overigens niet concreet was, maar dat veeleer in algemen termen werd geklaagd over de service ; - dat U.M. evenmin in tempore non suspecto de handtekening onderaan de bon ..... heeft geprotesteerd ; - dat de montage van de thermostaat (van het merk Theben) trouwens op vandaag nog altijd kan worden nagegaan middels een eventuele plaatsafstapping ; - dat naar aanleiding van de ontvangst van de (eind)factuur de aanneming ter aanvaarding werd aangeboden, zodat de aanneming (montage van de thermostaat), bij gemis aan tijdig en gegrond protest als aanvaard moet worden beschouwd ; - dat de artikelen 1648 en volgende van het Burgerlijk Wetboek hadden moeten worden gerespecteerd indien U.M. zich op verborgen gebreken had willen beroepen (wat hij niet doet) ; * wat de levering van onderhoudsproducten betreft : - dat U.M. sinds 2003 over een zwembad met filterinstallatie beschikt ; - dat er ten gepaste tijde (= periodiek) onderhoudsproducten moeten worden toegevoegd om de goede kwaliteit van het zwembadwater te kunnen bewaken ; - dat U.M. zowel chloor als PH+ heeft aangekocht, en dit op geregelde tijdstippen ; - dat het algemene protest van U.M. met betrekking tot de zogezegde mindere service na verkoop de facto niets afdoet van de (goede) kwaliteit van de geleverde onderhoudsproducten zelf ; - dat U.M. in tempore non suspecto nooit heeft beweerd dat hij welbepaalde onderhoudsproducten nooit zou hebben ontvangen of zich elders hebben bevoorraad (Integendeel bevestigde U.M. in zijn brief dd. 30.10.2007 dat het onderhoud door BVBA X werden uitgevoerd, waarmee hij impliciet bevestigt dat onderhoudsproducten werden geleverd, want zonder deze producten kan het helder water nooit worden aangehouden) ; - dat er geen onderhoudscontract voorligt waarin bedongen werd dat de onderhoudsproducten in de aannemingsprijs waren begrepen, zodat het voor zich spreekt dat U.M. gehouden is tot integrale betaling van alle geleverde onderhoudsproducten ; * wat de algemene verkoopsvoorwaarden betreft : - dat U.M. de algemene verkoopsvoorwaarden, afgedrukt op de rugzijde van de bon, heeft aanvaard ; - dat de gevorderde rente en verhoging dus wel degelijk verschuldigd zijn. Uiteenzetting en standpunt in rechte van U.M. (samenvatting) Datum: 15-11-2011
rolnr.: …..
blz. 2
U.M. betwist de vordering. Hij zet uiteen dat hij vanwege BVBA X een factuur - zonder bijlagen - voor een bedrag van 638,60 EUR inclusief BTW heeft ontvangen. Die factuur slaat blijkbaar op zogenaamde werkprestaties alsook op het leveren van bepaalde onderhoudsproducten aan het aldaar door BVBA X geïnstalleerde zwembad. Hij begreep naar eigen zeggen de inhoud van deze factuur niet (de prestaties en producten vanwege BVBA X waren hem immers vreemd) en nam dan ook meteen telefonisch contact op met BVBA X, waarbij hij hen sommeerde om de ondertekende bestelbonnen op grond waarvan kwestieuze factuur is samengesteld, over te maken zodat hij minstens een en ander kon controleren (de eenzijdige bewering van BVBA X dat die bonnen tegelijk met de factuur verstuurd zouden zijn, is volgens U.M. niet correct). Pas na de toezending ervan werd duidelijk dat om betaling (tegen 13 december 2006 zijnde amper één week later) werd verzocht voor vermeende prestaties tussen 19 september 2003 en 17 augustus 2005 en zulks louter gebaseerd op niet ondertekende bestelbonnen (op één uitzondering na), wat elke controlemogelijkheid a posteriori hoe dan ook uitsluit. Bijgevolg verzocht U.M. meermaals dat BVBA X voormelde factuur zou crediteren, helaas zonder resultaat... zodat hij genoodzaakt was om de factuur formeel te protesteren, wat gebeurde op 30 oktober 2007. In zijn protestbrief zette hij op omstandige wijze de gronden voor zijn betalingsweigering uiteen. Vooreerst stipte hij het gebrek aan accurate facturatie aan, ten gevolge waarvan het onmogelijk wordt om te controleren of wat werd gefactureerd ook effectief is uitgevoerd en/of geleverd, wat des te meer klemt vermits BVBA X slechts niet ondertekende bestelbonnen aanwendt teneinde haar vordering te staven. Voorts kaartte hij ook de gebrekkige kwaliteit van de service na installatie van het zwembad aan, die hem noodzaakte tot een beroep op een andere installateur voor verder onderhoud. U.M. vernam na dit protest d.d. 30.10.2007 effectief niets meer van BVBA X. Hij ging er terecht van uit dat deze kwestie van de baan was. Groot was zijn verbazing dan ook toen hij op 29 september 2010 (vier jaar na verzending van de factuur en drie jaar na zijn protestbrief) plotseling werd aangeschreven door de raadsman van BVBA X, die hem alsdan aanmaande om kwestieuze factuur te betalen, zulks zogezegd na “herhaalde sommaties” (die nochtans aan U.M. onbekend zijn). Zodoende protesteerde U.M. opnieuw de integrale inhoud van de factuur op 11 oktober 2010. De correctheid van de factuur werd alsdan terecht betwist nu zij pas jaren na dato is verstuurd wat inderdaad elke controle onmogelijk maakt. Tevens uitte hij andermaal zijn ongenoegen over de gebrekkige kwaliteit van het door BVBA X geïnstalleerde zwembad, waaromtrent hij zich beriep op de 10-jarige bouwgarantie voor grove gebreken. Een dagvaarding is niettemin gevolgd op 22 februari 2011. In rechte argumenteert U.M. samengevat : - dat de factuur wel degelijk werd geprotesteerd, eerst mondeling en vervolgens schriftelijk (meer bepaald op 30 oktober 2007) ; Datum: 15-11-2011
rolnr.: …..
blz. 3
- dat de aangerekende vermeende prestaties/leveringen (zogezegd uitgevoerd tussen 19 september 2003 en 17 augustus 2005) pas jaren later werden gefactureerd, met name op 5 december 2006, zodat geen enkele controle a posteriori nog kon worden doorgevoerd, te meer vermits de navenante bestelbonnen - op één uitzondering na (zijnde bestelbon nr. ..... d.d. 21.02.2006 waarbij eiseres overigens zowel de volledige verplaatsingstijd áls de verplaatsingskost aanrekent) niet ondertekend zijn ; - dat enige overeenkomst/instemming van U.M. tot het uitvoeren/leveren van wat dan ook ligt niet voor ; - dat er geen reactie van BVBA X is gekomen op het omstandig en terecht protest van U.M., zodat hij er mocht en kon van uitgaan dat deze zaak was afgesloten (BVBA X is immers handelaarster) ; - dat enig bewijs dat BVBA X daadwerkelijk presteerde/leverde wat werd aangerekend, niet voorligt ; - dat, ingevolge het protest van U.M., de bewijslast van de daarin vervatte prestaties/leveringen eo ipso wordt verschoven van de geadresseerde naar de verzender van de factuur, zodat het BVBA X is die de eventuele gegrondheid van haar vermeende schuldvordering ten aanzien van U.M. moet bewijzen ; - dat een factuur in beginsel moet worden opgemaakt op de dag zelf (in de praktijk minstens binnen redelijke termijn) dat de verbintenis ontstaat (het is immers slechts op die wijze dat het voor de bestemmeling van de factuur mogelijk is om de in rekening gebrachte posten nauwkeurig te controleren) ; - dat het laattijdig uitschrijven van de factuur tot gevolg heeft dat de bewijskracht ervan in het gedrang komt, des te meer indien het laattijdig versturen gepaard gaat met een aantal bijkomende verdachte omstandigheden, zoals in casu de niet ondertekende bestelbons, aanrekenen van zowel verplaatsingstijd als -kost, etc ; - dat BVBA X door haar stilzitten gedurende 3 jaar (na het protest vanwege U.M.) de rechten van verdediging van haar schuldenaar heeft gekrenkt ; - dat BVBA X intern verschuivingen heeft gekend waardoor (destijds terecht) geprotesteerde facturatie uit het verleden plotseling boekhoudkundig weer wordt opgerakeld en alsnog - jaren na dato - een poging tot invordering ervan wordt ondernomen door het “nieuwe bewind”, wat uiteraard niet kan. Ondergeschikt en louter volledigheidshalve merkt U.M. - als consument/particulier - op dat de factuurvoorwaarden, evenmin als de voorwaarden vermeld op de keerzijde bestelbon, hem niet tegenwerpbaar zijn. Zeer ondergeschikt betwist U.M. - die consument is - tevens de geldigheid van voornoemde algemene voorwaarden aangezien deze strijdig zijn met de artikelen 74, 17° en 74, 24° van de wet op de marktpraktijken en de consumentenbescherming. Het spreekt overigens voor zich dat BVBA X niet kan ‘beloond’ worden voor haar eigen inertie gedurende jaren middels het binnenrijven van (al evenmin overeengekomen) rente. Na het terechte protest van U.M. in 2007, wachtte ze immers tot 2011 om een dagvaarding te laten betekenen. Beoordeling 1. Wij stellen vast dat de litigieuze factuur d.d. 5 december 2006 wel degelijk door U.M. werd geprotesteerd, meer bepaald op 30 oktober 2007. Aangezien U.M. geen handelaar is, kan er geen sprake zijn van stilzwijgende aanvaarding van de factuur wegens laattijdig protest. Daarenboven heeft de factuur grotendeels de levering en de plaatsing van een pomp en een thermostaat tot voorwerp, wat betekent dat BVBA X haar aanspraak op betaling Datum: 15-11-2011
rolnr.: …..
blz. 4
van de factuur in rechte grotendeels steunt op het bestaan van een aannemingsovereenkomst (huur van diensten). Derhalve zijn wij van oordeel dat de gehele rechtsverhouding tussen partijen, waarop de betalingsaanspraak in de litigieuze factuur steunt, wordt beheerst door de regels die van toepassing zijn op de aannemingsovereenkomsten. Welnu, inzake aannemingsovereenkomsten is de korte termijn bepaald in artikel 1648 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing. Wij zijn van oordeel dat BVBA X de bewijslast draagt van de aanvaarding van de door haar gefactureerde werken en leveringen, zulks ingevolge het bewezen protest van U.M.. In zoverre de vordering de werkbons nrs. ....., ....., ....., ..... en ..... tot voorwerp heeft (bundel Mr. ....., stukken nrs. 2.6, 2.5, 2.3, 2.2 en 2.1), faalt BVBA X in de op haar rustende bewijslast dat de werken en leveringen door U.M. werden aanvaard, zodat de vordering op dit punt ongegrond is. 2. De situatie is juridisch verschillend wat de werkbon nr. ..... betreft (bundel Mr. ....., stuk 2.4) : deze werd immers "voor akkoord" door U.M. ondertekend en op de voorzijde van deze bestelbon verklaarde hij zich akkoord met de algemene verkoopsvoorwaarden vermeld op de keerzijde. Welnu, in deze verkoopsvoorwaarden wordt bedongen dat klachten bij aangetekend schrijven dienen te gebeuren binnen de acht dagen na levering of voltooiing van de werken (artikel 2, eerste alinea). In casu heeft de werkbon nr. ..... het plaatsen van een draadloze verbinding naar de chauffageketel tot voorwerp. Er staan 2u30 werktijd, een verplaatsing van 1 uur, 56 kilometers en materiaal (meer bepaald een thermostaat RAM 797 HF set) op de werkbon vermeld. De werkbon dateert van 21 februari 2004. U.M. bewijst niet dat hij binnen de acht dagen na 21 februari 2004 enige klacht heeft geformuleerd met betrekking tot de leveringen en werken die in de werkbon nr. ..... zijn vermeld (laat staan dat er een aangetekend schrijven voorligt). Bijgevolg is U.M. het door BVBA X in de factuur nr. ..... d.d. 5 december 2006 in rekening gebrachte bedrag van 129,50 euro (werkprestaties) + 19,60 euro (verplaatsingskosten) + 163,00 euro (thermostaat) = 312,10 euro + 21 % BTW = 377,64 euro verschuldigd, aangezien niet wordt aangetoond dat er sprake is van een kennelijk overdreven prijs. De rechten van verdediging van U.M. zijn niet geschonden omdat de factuur meer dan 2 ½ jaar na de werken werd verstuurd, althans niet wat de aanvaarding der werken betreft. U.M. wist immers zeer goed dat hij binnen de 8 dagen na voltooiing der werken moest protesteren. Hij heeft dit niet gedaan en derhalve heeft hij de werken aanvaard. Wel kan er sprake zijn van schending van de rechten van verdediging van U.M. wat de door BVBA X gehanteerde prijzen in haar factuur betreft, maar zoals hierboven reeds werd beslist, is er geen sprake van een bewezen kennelijk overdreven prijs. 3. Het is niet omdat U.M. zich in de werkbon nr. ..... akkoord heeft verklaard met de daarop afgedrukte verkoopsvoorwaarden van BVBA X, dat hij de verkoopsvoorwaarden van BVBA X heeft aanvaard wat de overige werkbons betreft, zelfs niet deze die dateren van een latere datum. U.M. is immers geen handelaar tegen Datum: 15-11-2011
rolnr.: …..
blz. 5
wie kan worden ingeroepen dat hij de algemene voorwaarden van zijn leverancier/dienstverlener geacht wordt te kennen omdat er sprake is van een bestendige handelsrelatie. 4. Wat de nalatigheidsrente en het schadebeding betreft, zijn wij van oordeel dat U.M. geheel terecht opwerpt dat de algemene voorwaarden van BVBA X strijdig zijn met het wederkerigheids- en gelijkwaardigheidsbeginsel dat is verwoord in artikel 74, 17° van de wet op de marktpraktijken, met dien verstande dat in casu het (qua tekst identieke) artikel 32, 15° van de wet van 14 juli 1991 op de handelspraktijken en bescherming en voorlichting van de consument "ratione temporis" toepasselijk is omdat de werkbon nr. 7380 dateert van vóór de inwerkingtreding van de wet op de marktpraktijken. Artikel 32, 15° van de wet op de handelspraktijken en de bescherming en voorlichting van de consument bepaalt : «In de overeenkomsten gesloten tussen een verkoper en een consument, zijn onrechtmatig de bedingen en voorwaarden of de combinaties van bedingen en voorwaarden die ertoe strekken (…) het bedrag vast te leggen van de vergoeding verschuldigd door de consument die zijn verplichtingen niet nakomt, zonder in een gelijkwaardige vergoeding te voorzien ten laste van de verkoper die in gebreke blijft.» Meer bepaald wordt in artikel 3 van de verkoopsvoorwaarden van BVBA X bedongen dat het factuurbedrag bij gehele of gedeeltelijke niet-betaling van de factuur van rechtswege en zonder voorafgaande ingebrekestelling wordt verhoogd met 15 % per jaar. In artikel 4 van diezelfde verkoopsvoorwaarden wordt bepaald dat, in geval van gehele of gedeeltelijke niet-betaling van de factuur, de schuld na vergeefse ingebrekestelling van rechtswege wordt verhoogd met 15 % met een minimum van 123,95 euro en een maximum van 1.859,20 euro, zelfs bij toekenning van termijnen van respijt. Nergens in diezelfde verkoopsvoorwaarden wordt enige conventionele moratoire rente en/of forfaitaire schadevergoeding bedongen ten laste van BVBA X, indien zij haar eigen verbintenissen niet nakomt. Er is dus geen sprake van wederkerigheid. Bij gebrek aan wederkerigheid, moet niet worden nagegaan of er sprake is van gelijkwaardigheid (cfr. R. Steennot, "Commentaar bij art. 32, 15° Wet 14 juli 1991", te consulteren op http://www.jura.be). Derhalve zijn artikel 3, tweede zin en artikel 4 van de verkoopsvoorwaarden van BVBA X als onrechtmatig aan te merken en verklaren wij deze nietig en zonder rechtsgevolg in toepassing van artikel 33 § 1 van de wet op de handelspraktijken en de bescherming en voorlichting van de consument, waarbij wij ten overvloede opmerken dat wij dit zelfs ambtshalve dienen te doen gelet op de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie (arrest van 4 juni 2009, zaak C-243/08, inzake : Pannon GSM Zrt. t./ Erzsébet Sustikné Győrfi, www.curia.europa.eu : «De nationale rechter is gehouden ambtshalve te toetsen of een contractueel beding oneerlijk is zodra hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt. Acht hij een dergelijk beding oneerlijk, dan laat hij het buiten toepassing, tenzij de consument zich hiertegen verzet. (…)» ; zie ook S. Stijns, "De beëindiging van verbintenissen - recente evoluties inzake betaling, nietigheid, ontbindende voorwaarde en verval", in : Reeks Themis Verbintenissenrecht, 2009-2010, pp. 25 en volgende).
Datum: 15-11-2011
rolnr.: …..
blz. 6
Bijgevolg kan BVBA X, wat het deel van haar vordering betreft dat gegrond verklaard wordt, als schadevergoeding wegens vertraging in de betaling enkel aanspraak maken op moratoire rente a rato van de wettelijke rentevoet vanaf de ingebrekestelling d.d. 23 september 2010 (artikel 1153, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek), des te meer aangezien zij niet aanvoert dat er in hoofde van U.M. sprake is van opzet in de zin van het vierde lid van datzelfde wetsartikel, in de zin van "wel kunnen maar niet willen betalen" (cfr. de voorbereidende werken van de wet van 1 mei 1913, Pasinomie, 1913, p. 137, geciteerd in H. De Page, Traité élémentaire de droit civil belge, III, Les obligations - seconde partie, 1936, p. 155, randnr. 141, voetnoot 4). 5. Gelet op de uitkomst van de vordering van BVBA X en van het verweer van U.M., beslissen wij als volgt nopens de gedingkosten : * U.M. wordt verwezen in 38 % van de gedingkosten ; * BVBA X wordt verwezen in 62 % van de gedingkosten. 6. Huidig vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk verhaal. Het recht op kantonnement blijft evenwel behouden. OM DEZE REDENEN: Wij Vrederechter, gelet op de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, gewijzigd bij het gerechtelijk wetboek; Rechtdoende op tegenspraak. Verklaren de vordering van BVBA X toelaatbaar en als volgt gegrond ; Veroordelen U.M. tot betaling aan BVBA X van 377,64 euro vermeerderd met de moratoire c.q. gerechtelijke rente a rato van de wettelijke rentevoet vanaf 23 september 2010 tot de datum van betaling ; Wijzen het meer gevorderde af als ongegrond ; Veroordelen BVBA X tot 62 % van de gedingkosten die aan de zijde van U.M. zijn gevallen en die als volgt worden vereffend : 440,00 euro (rechtsplegingsvergoeding) x 62 % = 272,80 euro ; Veroordelen U.M. tot 38 % van de gedingkosten die aan de zijde van BVBA X zijn gevallen en die als volgt worden vereffend : [128,44 euro (dagvaarding en rolstelling) + 440,00 euro (rechtsplegingsvergoeding)] x 38 % = 216,01 euro ; Verklaren huidig vonnis uitvoerbaar bij voorraad ; Zeggen dat het recht kantonnement behouden blijft. Aldus gevonnist en uitgesproken in het Gerechtsgebouw II te Kortrijk in openbare terechtzitting van het Vredegerecht van het tweede kanton Kortrijk op dinsdag vijftien november tweeduizend en elf. Tegenwoordig Christophe ROBBE, Vrederechter van het tweede kanton Kortrijk en Nathalie CLAUS, Griffier. de Griffier, de Vrederechter,
Nathalie CLAUS
Christophe ROBBE
Aangeboden op niet te registreren de Ontvanger
Datum: 15-11-2011
rolnr.: …..
blz. 7