Date de réception
:
29/11/2011
,
0-
/._,-",
I
Ii ._
.
2
tnl,."
'fi
';".'
"j~j-
I
lu!'1
i!
";.~
.................................. , ::.:::JI Hoge Raad der Nederlanden Derde
Kamer
Nr. 09/05101
Ingeschreven in het register van het
11.R1=.f2..'i~_._.;._
Hof van Justitie onder nr
2 6 -10- 2011
Luxemburg,
30 september 2011
.
~
De Griffier,
E-mail:41··I1.Q,·.2aM
ttt~
N I d111 U\ :),,1, Maria Manuela Ferreira .eerge eg op:JX..~.MI.ofM& Hoofdadministrateur
Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van
Financiên
tegen
de
uitspraak
van
de
Rechtbank
te
Haarlem van 6 november 2009, nr. ÁWB 09/7005, betreffende aan
Codirex
Expeditie
belanghebbende)
B.V.
uitgereikte
te
Rotterdam
uitnodigingen
(hierna:
tot
betaling
van douanerechten en omzetbelasting. 1. Het geding in feitelijke instantie
2008
Belanghebbende
is
uitgenodigd
tot
omzetbelasting.
De
bij één aanslagbilj et van 3 juli betaling
uitnodigingen
van
douanerechten
zijn,
na
en
daartegen
gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd. De
Rechtbank
heeft
het
tegen
die
uitspraken
ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur
vernietigd
1111111 11"1 11111 11111111111111 1IIIIIIm 1II1
en de
uitnodigingen
tot betaling
- 2 -
Nr. 09/05101
vernietigd.
De
uitspraak
van
de
is
Rechtbank
aan
dit
arrest gehecht. 2. Geding in cassatie De Staatssecretaris
heeft tegen de uitspraak van de
Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift is
in cassatie
aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan
deel uit. Belanghebbende heeft een verweerschrift De Minister
Financiën
van
heeft
ingediend.
een conclusie
van
repliek ingediend. De
Advocaat-Generaal
M.E.
van
Hilten
heeft
op
30 september 2010 geconcludeerd tot gegrond verklaren van het beroep
in cassatie.
De conclusie
is aan dit
arrest
volgende
worden
gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van het middel 3.1.
In
cassatie
kan
van
het
uitgegaan. 3.1. 1. Op elektronische
6 november
wij ze aangifte
de douaneregeling een
zich
in
2007 heeft belanghebbende
extern
een
gedaan tot plaatsing
communautair
container
onder
douanevervoer
bevindende
partij
op
van
gekoeld
rundvlees. De aangifte is op dezelfde dag om 11.36 uur op het
douanekantoor
Rotterdam
De
douaneautoriteiten
hebben
aanvaard. had,
De
bevond
container, zich op
containerterminal
waarop
dat moment
van
Seaport
Seaport deze de
aangifte
aangifte
op het
ontvangen.
betrekking
terrein
International
direct
van
de
(hierna:
Seaport). De container was daarvóór vanuit Brazilië naar Nederland en
op
verscheept,
haar
terrein
door Seaport van het schip gelost neergezet
in
afwachting
van
het
, Nr. 09/05101
verkrijgen
- 3 -
van een douanebestenuning voor de zich in de
container bevindende
goederen. De goederen hadden op het
tijdstip waarop de hiervoor vermelde douaneaangifte de
regeling
goederen
douanevervoer
in tijdelijke
van het communautair 3.1.2.
werd
gedaan
de
(hierna: het CDW).
De douaneautoriteiten
hebben
op
2007 om 9.00 uur de container vrijgegeven, zij deze
hadden
container
is
voorzien
nog
van
in artikel 50
opslag als bedoeld
douanewetboek
status
voor
7 november
direct nadat
van een douaneverzegeling . De
dezelfde
dag
over
de
opènbare
weg
vervoerd naar degene voor wie het rundvlees was bestemd, Eurofrigo
B.V.,
Laatstgenoemde
gevestigd
beschikte
over
toegelaten
geadresseerde.
heeft
bedrij f vastgesteld
nog
dit
intact
was.
geconstateerd bevatte
dan
zijn geweest.
Maasvlakte.
zogeheten
dat
vergunning
de douaneverzegeling
heeft
dat de container de
een
de
Bij aankomst van de container
Vervolgens
volgens
op
zij
de
lossing
2. colli rundvlees
douaneaangifte
De container
bij
vertoonde
minder
aanwezig volgens
zouden
Eurofrigo
B.V. geen sporen van braak. 3.1.3.
Omdat
douanekantoor ontvingen
de
douaneautoriteiten
Rotterdam
Seaport
van
geen
het
bevestiging
van de aankomst van de goederen bij Eurofrigo
B.V., hebben zij een onderzoek ingesteld. Op 27 december 2007 hebben zij kennis gekregen van de hiervoor in 3.1.2 weergegeven De
bevindingen
douaneautoriteiten
hoedanigheid bevindingen geboden
van
hebben
aangever
Eurofrigo
belanghebbende
B.V. in
haar
op 19 februari 2008 van deze
op de hoogte gesteld en haar de gelegenheid
nadere
ontbrekende
van
informatie
goederen.
te
verstrekken
Belanghebbende
over
heeft
de niet
Nr. 09/05101
- 4 -
gereageerd, hebben
de
waarna
douaneautoiteiten
tot
uitgenodigd
betaling
van
belanghebbende
douanerechten
en
omzetbelasting. 3.2.1. Voor de Rechtbank was niet in geschil dat het vermis
van
de
twee
colli
rundvlees
niet
was
ontstaan
tijdens het vervoer van de container van het terrein van Seaport
naar
Uitgaande
de
bedrijfsvestiging
van het vermoeden
colli moet
zijn ontstaan
van
Eurofrigo.
dat het vermis
van de twee
voorafgaand
van de douaneverzegeling
aan het aanbrengen
van de container,
Rechtbank in geschil of belanghebbende de
regeling
douanevervoer
was voor
de
als aangever voor
aansprakelij k
kan
worden
gehouden voor een vermis waarvan vermoed moet worden dat dit is ontstaan
tussen het tijdstip van aanvaarding
de douaneaangifte het aanbrengen met
voor douanevervoer
en het tijdstip van
van de douaneverzegeling
aansluitend
de
vrijgave
van
van
op de container
de
goederen
voor
douanevervoer. 3.2.2.
De
communautaire
Rechtbank goederen
binnengebracht, vervolgens
zijn
douaneregeling tijdelijke douane gelden
opslag
voor
het
douane
vrij
dat
niet-
douanegebied
zijn
zijn
voor
aangebracht
plaatsing
de status van
behouden
de
tot
geeft,
het
onder
de
'goederen in
moment
waarop
zodat de bepalingen
douaneregeling
en
de die
douanevervoer
niet kunnen worden tegengeworpen.
Rechtbank
tot
de
geoordeeld
het
douanevervoer,
de goederen
belanghebbende
die
aangegeven
opslag'
belanghebbende De
bij
heeft
heeft
vervolgens
gedurende
de
moment
waarop
goederen hebben vrijgegeven
periode de
geoordeeld van
de
dat
tijdelijke
douaneautoriteiten
voor douanevervoer,
de
niet als
.1.
J
- 5 -
Nr. 09/05101
douane schuldenaar vierde
in
de
zin
gedachtestreepje,
aangemerkt.
Daartoe
van
van
overwoog
artikel het
203,
CDW
de Rechtbank
lid
kan
3,
worden
dat, gelet op
het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 15 september
2005, United Antwerp Maritime
Agencies
NV, C-140/04, punten 35 tot en met 39, Douanerechtspraak 2005/101 - belanghebbende goederen
in haar
gedurende die periode niet de
feitelijke
macht ·had en evenmin
onder
zich had om deze te verplaatsen of op te slaan. 3.3. In het tweede
onderdeel
van het middel
wordt
betoogd dat ook indien de goederen na aanvaarding van de douaneaangifte
voor de regeling douanevervoer
tijdelij ke opslag
behouden
douaneautoriteiten
de
Rechtbank
onrechte
ten
belanghebbende
tot
het
goederen
de status
tijdstip
hebben heeft
waarop
de
vrijgegeven,
de
geoordeeld
niet als douane schuldenaar
dat
in de zin van
artikel 203, lid 3, vierde gedachtestreepje,
van het CDW
kan worden aangemerkt. Dit middelonderdeel
faalt. Het hiervoor in 3.2.2 als
tweede vermelde oordeel van de Rechtbank geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen cassatie
van
feitelij ke aard,
niet op juistheid
voor
het
worden getoetst.
overige
in
Het is ook
niet onbegrijpelijk gemotiveerd. 3.4.1. hiervoor
Het
in
eerste
3.2.2
als
middelonderdeel eerste
vermelde
bestrijdt oordeel
van
Rechtbank met het betoog dat door de aanvaarding aangifte
tot
douanevervoer tijdelijke
plaatsing de
opslag'
aansprakelijkheid
goederen hebben voor
de
onder de
de status
verloren goederen
en
het de
van de
douanerege1ing 'goederen dat
alsdan
ontstaat
voor
in een de
Nr. 09/05101
- 6 -
persoon die de verplichtingen, welke voortvloeien uit het gebruik van de douaneregeling
douanevervoer,
dient na te
komen. In het onderhavige geval was daarom na aanvaarding van de douaneaangifte Seaport
maar
voor de regeling douanevervoer niet
belang~ebbende
in
aangever van het douanevervoer op
de
voet
van
gedachtestreepje, gehouden
voor
zijn
hoedanigheid
de aangewezen persoon die
artikel
203,
lid
3,
van het CDW verantwoordelijk
een
vermis
van
van
de
vierde
kon worden
goederen,
aldus
nog
steeds het eerste middelonderdeel. 3.4.2. Met betrekking tot het eerste middelonderdeel wordt het volgende vooropgesteld. Op grond van artikel 50 van het CDW behouden bij de douane aangebrachte tijdelijke
opslag
douanebestemming goederen'
goederen de status van goederen tot
het
krijgen.
wordt ingevolge
tijdstip
Onder
waarop
in
zij
een
'douanebestemming
van
artikel 4, lid 15, letter a,
van het CDW verstaan de plaatsing van goederen onder een douaneregeling. moet
voor
Ingevolge artikel 59, lid 1, van het CDW
goederen
douaneregeling
te
die
zijn
bestemd
geplaatst,
worden
om
een
onder
een
aangifte
tot
plaatsing onder deze regeling worden gedaan. 3.4.3. De vraag rijst wat precies het in artikel 50 van
het
CDW
tijdelijke
vermelde opslag
(daarmee) de status
tijdstip
een
is, waarop
douanebestemming
van goederen
verliezen. Uit de douanewetgeving
goederen
in
krijgen
en
in tijdelij ke opslag kan dat niet eenduidig
worden afgeleid. Het middel voert aan dat het gaat om het tijdstip waarop
de
aanvaard.
aangifte In artikel
voor
een
douaneregeling
wordt
67 van het CDW is bepaald dat de
Nr. 09/05101
- 7 -
datum van aanvaarding worden
genomen
van de aangifte in aanmerking moet
voor
de
toepassing
van
welke gelden voor de douaneregeling zijn aangegeven. wordt
onder
alle
bepalingen
waarvoor de goederen
Gelet op de bedoeling van deze bepaling
'datum' verstaan
een
dag
van
24
uur,
van
0.00 uur tot en met 24.00 uur. Het is daarom de vraag of artikel 67 van het CDW van belang is voor het antwoord op de
vraag
goederen
op
welk
in
tijdelij ke
krijgen. Niettemin worden voor
afgeleid
(op
de
seconde
opslag
bepaalde)
een
tijdstip
douanebestemming
zou uit artikel 67 van het CDW kunnen
dat met de aanvaarding
een douaneregeling
de bepalingen
van de aangifte gaan gelden,
verbonden
zijn aan een douaneregeling . Als
precieze
tijdstip
van
belang
is,
daarbij
moet
dus
die
het
worden
uitgegaan van het tijdstip van de aanvaarding. Uit de artikelen echter
worden
73 en 74, lid 2, van het CDW kan
afgeleid
dat
waarop de douaneautoriteiten
bes.lissend is
het
moment
de goederen vrijgeven, omdat
deze vrijgave niet eerder mag plaatsvinden dan wanneer is voldaan
aan
de
voorwaarden
goederen onder de betrokken goederen
in
het
geval
van
voor
de
plaatsing
van
de
regeling en de vrijgave van de
regeling
douanevervoer
waarvoor het stellen van een zekerheid wordt geëist, niet eerder kan worden toegestaan dan nadat deze zekerheid is gesteld.·
Tot
het
douaneautoriteiten aansprakelij kheid
moment blijven
gelden
daaraan voorafgaande
van dan
vrijgave de
zoals die
door
bepalingen voortvloeien
de
en
de
uit
de
tijdelijke opslag van de goederen.
Voor deze laatste zienswijze is onder meer steun te vinden
in Duitse
7.23.2
en
7.23.3
literatuur van
de
{zie de onderdelen conclusie
van
de
7.23.1,
Advocaat-
Nr. 09/05101
Generaal) Europese
- 8 -
en
in
de
zogenoemde
Transit
Manual
Cormnissie (TAXUO/A3/0007 /2010,
zie de onderdelen
blz.
van
35 en
7.24 en 7.25 van de conclusie
de 36;
van de
Advocaat-Generaal) . 3.5. Gelet op het hiervoor in 3.4 overwogene Hoge
Raad
op
de
voet
van
artikel
267
VWEU
zal de
een
vraag
voorleggen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de uitlegging van unierecht. 4. Beslissing De Hoge Raad verzoekt
het Hof van Justitie
van de
Europese Unie uitspraak te doen over de volgende vraag:
Wat
is
goederen
het
tijdstip
waarop
niet-cormnunautaire
een douanebestermning verkrijgen
in de
zin van
artikel 50 van het CDW, in een geval waarin goederen met de
status
plaatsing
\in onder
tijdelij ke opslag' de
zijn
douaneregeling
aangegeven
extern
voor
communautair
douanevervoer?
De Hoge Raad houdt iedere verdere beslissing schorst
het
aanleiding
geding van
totdat
het
vorenstaand
Hof
van
verzoek
aan en
Justitie
uitspraak
naar heeft
gedaan.
Dit arrest Vliet
als
E.N.
Punt,
is gewezen voorzitter, P.M.F.
door en
van
de vice-president
de
raadsheren
Loon
en
M.A.
C.B.
o. G.
van
Bavinck,
Fierstra,
in
tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski,
e~~:penbaar
uitgesproken
2011.