U I T G A V E
V A N
H E T
B U R E A U
V O O R
DE
I N D U S T R I Ë L E
G E N D O M
J A A R R E G I S T E R
Bijblad bij I N D E X
V A N
1 9 9 8
De Industriële Eigendom R E G 1 S T E R S
Artikelen, mededelingen en noten Actualiteiten Kronieken Necrologieën Berichten Officiële mededelingen Zakenregister Register van beslissingen van de rechter, de Reclame Code Commissie en de Octrooiraad (en Bureau I.E.), gerangschikt naar het college Register van beslissingen van de rechter en de Reclame Code Commissie, gerangschikt naar de partijen Register van beslissingen van de Octrooiraad (en Bureau I.E.), de rechter en de Reclame Code Commissie, gerangschikt naar wetsartikel A Beslissingen van de Octrooiraad (en Bureau I.E.) I Rijksoctrooiwet(i9io) II Rijksoctrooiwet 1995 III E.E.G.-Verordening 1768/92 (Aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen) IV Algemene Wet Bestuursrecht V Burgerlijk Wetboek B Beslissingen van de rechter Ia Rij ksoctrooi wet (1910) Ib Rijksoctrooiwet 1995
446 447 447 447 447 448 449
471
474
477
477 477
477 478 478 478 480
Ie ld Ha Ilb
Europees Octrooi Verdrag Octrooigemachtigdenreglement Benelux Merkenwet Protocol tot wijziging van de Benelux Merkenwet EersteMerkenrichtlijn89/io4/EEG lic lid EG-verordening 40/94 (Gemeenschapsmerk) Benelux Tekeningen- en ModellenIII wet Handelsnaamwet IV Auteurswet 1912 Va Vb Europese Richtlijn 96/9/EG van 11 maart 1996, (Pb. L.77/20, betreffende de rechtsbescherming van databanken) Burgerlijk Wetboek VI Vila E.G.-Verdrag Vllb E.E.G.-Executieverdrag (E.E.X.) VIII Unieverdrag van Parijs IX TRIPs-Verdrag X Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering C Beslissingen van de Reclame Code Commissie Wetgeving Boekbesprekingen
481 481 481 495 495 496 496 497 499
501 501 505 506 506 507 507 509 509 509
U B L A D
A R T I K E L E N ,
I N D U S T R I Ë L E
E I G E N D O M
M E D E D E L I N G E N
Prof. dr. Frederick M. Abbott en prof. mr. D.W.F. Verkade, The Silhouette of a Trojan Horse: Reflections on Advocate General Jacobs' Opinion in Silhouette v. Hartlauer Prof. mr. J.J. Brinkhof, Anglo Dutch war of Dialogue entre les juges, noot onder Court of Appeal Londen, 27 okt. 1997, nr. 7 Mr. L.D. Bruining, Bekende merken en soortgelijke waren, Beschermingsomvang na Sabel/ Puma Prof. mr. L. van Bunnen, Overeenstemming, verwarringsgevaar en/of associatie? Exit het associatiegevaar; Terug naar het verwarringsgevaar D.S. Chisum, The Scope of Protection for Patents in Litigation: Developments on the 'Written Description' and 'Enablement' Requirements, Claim Interpretation, and the Doctrine of Equivalents Mr. T. Cohen Jehoram, Artikel 50 lid 6 TRIPs heeft slechts beperkte werking Mr. Th.C.J.A. van Engelen, De 'Doctrine of Equivalents' na Warner Jenkinson v. Hilton Davis: U. S. Patent Law als inspiratie voor Europa? Dr. J.H. J. den Hartog, Partiële nietigheid, noot onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 13 mei 1998, nr. 55 Dr. ir. J.J. Hutter, Eenheid van uitvinding: de valkuilen onder de Rijksoctrooiwet 1995. Aanvullingen op de wet raadzaam Dr. R. Jorritsma, Benelux-octrooi, een taal te ver? Mr. X.E. Kramer en mr. T.I. Spoor, Het TRIPs-kort geding. Hoe nu verder? Mr. R. Laret, Wederom: de voorlopige voorziening naar Nederlands recht en artikel 50 lid 6 TRIPs Prof. mr. C.J.J.C, van Nispen, Afbreuk aan exclusief en prestigieus karakter onrechtmatig? noot onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 7 mei 1997, nr. 54 Prof. mr. A. A. Quaed vlieg, Het technisch effect onder water. Een auteursrechtelijk peillood op een technisch dilemma - , Europeesrechtelijke overwegingen, noot 1 onder Pres. Rechtbank Breda, 10 juli 1996, nr. 73 - , De artikelen 11 en 15b, noot 2 onder Pres. Rechtbank Breda, 10 juli 1996, nr. 73 - , Een andere auteursrechtelijke oplossing, noot 3 onder Pres. Rechtbank Breda, 10 juli 1996, nr. 73 - , Het onderscheidend vermogen van een waarschuwing, noot 1 onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 7^ - , Een niet driedimensionaal technisch effect; Burberry's II; art. 3.1.C Merkenrichtlijn, noot 1 onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79 - , Geen geschriftenbescherming voor Vermande, noot 1 onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82 - , Artikel 13 Databankrichtlijn en artikel 11 Auteurswet, noot 2 onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82
m/9
61/2
246-250
43/7
171-180 368/9
4-11
299-300
295/8 143/4 370/3 47-51
289-290
332/5 350/1 351
351/2
386/7
387
393
393/4
EN
N O T E N
- , Artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek. Geen eenlijnsprestatie, noot 3 onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82 - , Shrink/wrap overeenkomst bindt niet, noot 4 onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82 - , De producent van de databank, Het begrip producent in de databankrichtlijn en in het wetsvoorstel sui generis databankbescherming Prof. mr. J.H. Spoor, Het beroep op een aangevraagd Gemeenschapsmerk, noot 1 onder Rechtbank Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5 - , Kwade trouw bij het depot, noot 2 onder Rechtbank Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5 - , Ompakken en heretiketteren, noot onder Hof van Justitie E.G., 11 nov. 1997, nr- 49 Mr. T. I. Spoor en mr. X. E. Kramer, Het TRIPs-kort geding. Hoe nu verder? Mr. P.J.M. Steinhauser, De uitputting begrensd, noot onder Hof van Justitie E.G., 4 nov. 1997, nr. 41 - , Een toedoen of nalaten van de merkhouder is niet relevant in geval een vormmerk algemeen gebruikelijk is geworden, noot onder Benelux Gerechtshof, 19 dec. 1997, nr. 44 - , Geldige reden en gebruik van het merk in reclame, noot onder Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52 - , De equivalentieleer en octrooi-inbreuk door middel van niet optimale uitvoeringsvarianten, noot onder Hoge Raad, 5 sept. 1997, nr. 85 Prof. mr. D.W.F. Verkade, en prof. dr. Frederick M. Abbott, The Silhouette of a Trojan Horse: Reflections on Advocate General Jacobs' Opinion in Silhouette v. Hartlauer Mr. J.H.P.J. Willems, Gelijke kappen: een monnikenwerk Van de Redactie
394
394
404/6
33 34 272/3 3 70/3
211/2
236/7
284
417/8
111/9 251/2 3
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
E I G E N D O M
A C T U A L I T E I T E N Ambtshalve weigering ex art. 6bis BMW: Erotisch huishoudtextiel (D. W. F. V.) Arrest Beapharm/Nederma, Het (D.W. F. V.) Bundesgerichtshof anticipeert op doorvoerig Richtlijn vergelijkende-reclame (D.W.F. V.) Canon/Cannon: soortgelijkheid en overeenstemming als communicerende vaten (C. v. N.) Conclusie van A-G Jacobs in HvJ EG-zaak C-3 55/96 (Silhouette/Hartlauer) (Mr. H.M.H. Speyart) Drie merken-arresten van het Europese Hof van november 1997, De (D.W.F. V. en C. v. N.) First sale doctrine in Amerikaans auteursrecht (D.W.F.V.) Haagse Hof wijst grensoverschrijdende verklaring van niet-inbreuk af (C. v. N.) Haagse rechtbank stelt prejudiciële vragen over directe werking art. 50 TRIPs-verdrag (D.W. F. V.) Hof van Justitie E. G. bestempelt het Nederlandse kort geding tot 'voorlopige maatregel' in de zin van art. 50 TRIPs-verdrag (D.W. F. V.) Hof van Justitie E.G. beslist in het Sillhouette-arrest contra wereldwijde uitputting (D.W.F.V.) Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan BenGH over rechterlijke beoordeling van weigering
83 51/2 184 367 83 12/3 120 83 244/5
184/6
244
merkinschrijving ex art. 6bis en 6ter Benelux Merkenwet (D.W. F. V.) Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over TRIPsverdrag (D.W. F. V.) Kaas uit de Beemsterpolder in het licht van de Springende Raubkatze (C. v. N.) Modellenrichtlijn vastgesteld en gepubliceerd (D.W.F.V.) (Nog) geen requiem voor de 'Dutch cross-border injuntion' praktijk (C. v. N.) Octrooirecht en Modellenrecht (mr. H.M.H. Speyart) Oneigenlijk beroep op auteursrecht in Nederland (D.W.F.V.) Ontwikkelingen experiment versnelde bodemprocedure in octrooizaken (C. v. N.) Prejudiciële vragen uit Dendermonde over 'in de Gemeenschap in het verkeer brengen' en 'toestemming van de merkhouder' (D.W.F. V.) Requiem voor de 'Dutch cross-border injunction' praktijk? (C. v. N.) Requiem voor de 'Dutch cross-border injunction' praktijk? (II) (C.v.N.) Vonissen Rechtbank 's-Gravenhage inzake Grensoverschrijdende octrooizaken (C. v. N.)
245/6 403 145 403 331/2 13/4 120 120/1
183/4 181/3 243/4 52
K R O N I E K E N Benelux Merkenrecht (J. H. S.) Rectificatie 'Kroniek Benelux (J.H.S.)
252/5
Europese ontwikkelingen (J.H.F. W.)
84/5
Vira/Grotius specialisatie-opleiding 'Informaticarecht' Wipo Seminars over het Protocol van Madrid
443 78
Merkenrecht' 330
N E C R O L O G I E Ë N Mr. G.H.C. Bodenhausen, In memoriam -, door prof. mr. E.A. van Nieuwenhoven Helbach
79
B E R I C H T E N Avondcollege 'Intellectuele Eigendom' CIER-lezingen 1998/1999 Cursus Amerikaans Octrooirecht Cursus Amerikaans en vergelijkend media- en telecommunicatierecht Extension of European Patents Jaarvergadering 1998 Nederlandse JuristenVereniging P.A.O.-cursus Actualiteiten Auteursrecht P. A. O.-cursus Intellectuele Eigendom Parellelimport, recht en beleid Praktijkdag Benelux Merkendag; 'Actualiteiten Merkenrecht' Regelgeving en zaken bij het Hof van Justitie E. G., (mr. H.M.H. Speyart) Richtlijn bescherming biotechnologische uitvindingen Seminar 'The protection of intellectual property in the information age' Studiemiddag Vereniging voor Mededingingsrecht Symposium 'Intellectuele Eigendom' Versnelde procesregime in octrooizaken
399 328 107 443 78 107 291 291/2 328 240 36/8 240 167 399 78 139
B I J B L A D
O F F I C I Ë L E
I N D U S T R I Ë L E
E I G E N D O M
M E D E D E L I N G E N
België ratificeert Protocol bij de Schikking van Madrid 80 Botswana, toegetreden tot het Verdrag van Parijs 108 -, toegetreden tot de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom 292 Bureau voor de Industriële Eigendom, Bevordering, overplaatsing, tewerkstelling, benoeming, vaste aanstelling en ontslag van personeel 40, 80,108,140,168,240, 292,328,330,364,400,444 -, Sluiting van het 40,140,168 Cambodja, toegetreden tot het Verdrag van Parijs 444 Classificatie-Overeenkomst van Straatsburg, Toetreding door Wit-Rusland en Roemenië 292 -, Toetreding door de Republiek Kirgizië 400 -, Toetreding door Republiek Zuid-Korea 444 Cyprus, toegetreden tot het Europees Octrooiverdrag van München 108 -, toegetreden tot het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (PCT), 168 Dominicaanse Republiek, toegetreden tot de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom 444 Estland, toegetreden tot het Protocol bij de Schikking van Madrid 400 Ethiopië, toegetreden tot de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom 80,292 Europees Octrooiverdrag van München, Toetreding door Cyprus 108 Georgië, toegereden tot het Protocol bij de Schikking van Madrid 328 Grenada, toegetreden tot het Verdrag van Parijs 444 -, toegetreden tot de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom 444 -, toegetreden tot het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (PCT) 444 Guatemala, toegetreden tot het Verdrag van Parijs 292 India, toegetreden tot het Verdrag van Parijs 400 -, toegetreden tot het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (PCT) 400 Joegoslavië, Federale Republiek, bekrachtigt de Schikking van Madrid en Protocol 80 Kenia, toegetreden tot de Schikking van Madrid en Protocol 328 Kirgizië, toegetreden tot de ClassificatieOvereenkomst van Straatsburg 400 -, toegetreden tot de Overeenkomst van Nice 444 -, toegetreden tot de Overeenkomst van Locarno 444 Kroatië, toegetreden tot het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (PCT) 292 Liechtenstein, bekrachtigt de Schikking van Madrid en Protocol 80 Litouwen, toegetreden tot het Verdrag van Boedapest 168 Luxemburg ratificeert Protocol bij de Schikking van Madrid 80 Macedonië, Voormalige Joegoslavische Republiek, toegetreden tot het Verdrag van Straatsburg 292 Monaco, toegetreden tot het Verdrag van Boedapest 444 Mozambique, toegetreden tot het Verdrag van Parijs 292
Nederland, aanvaarding van Protocol bij de Schikking van Madrid 80 Octrooigemachtigde, Inschrijving en doorhaling in het Register van-n 40,80,108,168, 240, 292, 328,400 -, Nederlands examen resp. proeve voor 40,108,168, 240 -, Schorsing 108,328,447 Overeenkomst van Locarno, Toetreding door WitRusland en Roemenië 328 -, Toetreding door de Republiek Kirgizië 444 -, Toetreding door Turkije 444 Overeenkomst van Nice, Toetreding door WitRusland en Roemenië 328 -, Toetreding door de Republiek Kirgizië 444 -, Toetreding door de Republiek Zuid-Korea 444 Overeenkomst van Wenen, Bekrachtiging door Roemenië 328 Prijsverhoging abonnementen en documentenleverantie 444 Roemenië, toegetreden tot de ClassificatieOvereenkomst van Straatsburg 292 -, bekrachtigt het Protocol bij de Schikking van Madrid 328 -, toegetreden tot de Overeenkomst van Nice 328 -, toegetreden tot de Overeenkomst van Locarno 328 -, bekrachtigt de Overeenkomst van Wenen 328 Sao Tomé en Principe, toegetreden tot het Verdrag van Parijs 168 -, toegetreden tot de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom 292 Schikking van Madrid en Protocol, Bekrachtiging door de Federale Republiek Joegoslavië en het Prinsdom Liechtenstein en toetreding door Slovenië 80 -, en Benelux 80 -, Toetreding door Kenia 328 -, Toetreding tot het Protocol door Georgië 328 -, Bekrachtiging van het Protocol door Roemenië 328 -, Toetreding door Swaziland 400 -, Toetreding tot het Protocol door Estland en Turkije 400 Slovenië, toegetreden tot de Schikking van Madrid en Protocol 80 -, toegetreden tot het Verdrag van Boedapest 80 Swaziland, toegetreden tot de Schikking van Madrid en Protocol 400 Turkij e, toegetreden tot het Verdrag van Boedapest 400 -, toegetreden tot het Protocol bij de Schikking van Madrid 400 -, toegetreden tot de Overeenkomst van Locarno 444 Verdrag van Boedapest, Toetreding door Slovenië 80 -, Toetreding door Litouwen 168 -, Toetreding door Turkije 400 -, Toetreding door Prinsdom Monaco 444 Verdrag van Parijs, Toetreding door Botswana 108 -, Toetreding door Sao Tomé en Principe 168, 292 -, Toetreding door Mozambique en Guatemala 292 -, Toetreding door India 400 -, Toetreding door Cambodja en Grenada 444 Verdrag van Straatsburg, Toetreding door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië 292 Verdrag tot samenwerking inzake octrooien (PCT), Toetreding door Cyprus 168
L A D
-, Toetreding door Kroatië -, Toetreding door India -, Toetreding door Grenada Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom, Toetreding door Ethiopië -, Toetreding door Botswana en Sao Tomé en Principe -, Toetreding door Grenada en de Dominicaanse Republiek
I N D U S T R I Ë L E
292 400 444 80,292 292
E I G E N D O M
Wit-Rusland, toegetreden tot de ClassificatieOvereenkomst van Straatsburg -, toegetreden tot de Overeenkomst van Nice -, toegetreden tot de Overeenkomst van Locarno Zuid-Korea, toegetreden tot de ClassificatieOvereenkomst van Straatsburg -, toegetreden tot de Overeenkomst van Nice
292 328 328 444 444
444
Z A K E N R E G I S T E R Aanduiding van herkomst, Gebruik van een handelsnaam is niet normaal gebruik als merk, tenzij publiek het als teken ter onderscheiding van diensten opvat; een dienstmerk met een geografische aanduiding is slechts misleidend indien voor het publiek de geografische aanduiding van belang is voor zijn oordeel omtrent de relevante kenmerken van de diensten; Benelux Gerechtshof, 2odec. 1996, nr. 58, blz. 303. Aangrenzende rechten (droits-voisins), zie Regelgeving en zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen opIE-gebied, mr. H.M.H. Speyart,berichten,blz. 36/9. Aanhaken, Het sterke woordmerk 'RED ALERT en 'ready & alert' in het teken vertonen auditieve gelijkenis; gevaar van, tot verwarring leidende, associatie; ACE haakt op ontoelaatbare wijze aan bij populariteit en wervende kracht van 'RED ALERT'; Hof Amsterdam, 12 maart 1998, nr. 90, blz. 431. Aanvullend Beschermings Certificaat (ABC), Verzoek herstel ABC ingewilligd; verwarring tengevolge van procedureverschillen tussen ROW 1910 en ROW 1995 aannemelijk; Bureau voor de Industriële Eigendom, 25 juli 1997, nr. 29, blz. 130.
-, Verlening -; omschrijving product afwijkend van omschrijving werkzame bestanddeel in de marktvergunning; Bureau voor de Industriële Eigendom, 3osept. 1997, nr. 15, blz. 75. -, Certificaat verleend voor product waarvoor eerder o.g.v. ander basisoctrooi reeds een certificaat is verleend; zie EG-Hof, 23 jan. 1997; Bureau voor de Industriële Eigendom, 9 jan. 1998, nr. 31, blz. 133. -, nr. 950023, zieBureau voor de Industriële Eigendom, 30 sept. 1997. nr. 15, blz. 75. -, nr. 960005, zie Bureau voor de Industriële Eigendom, 25 juli 1997» nr. 29, blz. 130. -, nr. 960015, zie Bureau voor de Industriële Eigendom, 9 jan. 1998, nr. 31, blz. 133. Aardrijkskundige aanduiding, Gebruik van een handelsnaam is niet normaal gebruik als merk, tenzij publiek het als teken ter onderscheiding van diensten opvat; een dienstmerk met een geografische aanduiding is slechts misleidend indien voor het publiek de geografische aanduiding van belang is voor zijn oordeel omtrent de relevante kenmerken van de diensten; Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303. Abonneebestand, Na opzegging licentiecontract 'Ideeënbrief' door licentienemer met voorstel over opvolging, maandenlang geen bericht van de licentiegever ontvangen; benaderen abonnees met aanbod abonnement op Adviesbrief niet onrechtmatig; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 26 mei 1997, nr. 92, blz. 439. Actief Faunabeheer/Kritisch Faunabeheer, zie Hof Amsterdam, 5 juni 1997, nr. 23, blz. 103.
Advies Bureau I.E., - tot gedeeltelijke nietigheid; Pres. kan de door het Bureau geschreven overblijvende conclusies niet op inventiviteit beoordelen zonder nieuwe formulering probleemstelling; Pres. Rechtbank's-Gravenhage, 13 mei 1998, nr. 55, blz. 298 (met noot J. d. H.). Advies vragen aan Octrooiraad of Europees Octrooibureau, zie Hof's-Gravenhage, 6 nov. 1997, nr. 24, blz. 121. Afbrekende reclame, zie reclame. Afbreuk aan exclusief en prestigieus karakter onrechtmatig? noot van prof. mr. C.J.J.C, van Nispen onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 7 mei 1997, nr. 54, blz. 289. Afgiftebevel, Geen hernieuwde toetsing in k.g. van door OR reeds beoordeelde literatuur; desbewustheid o.g.v. TRIPs; terugroepgebod afgewezen; afgifte inbreukmakende koeltafels toegewezen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. Afstand van bescherming, Spoedeisend belang verloren door twee jaren wachten na kennisname van inbreuk; wachten op uitkomst oppositie tegen PTT-octrooi geen rechtvaardiging gezien stelling dat PTT-octrooi afhankelijk is van BToctrooi; Pres.: afstand van bescherming moet ondubbelzinnig in het octrooischrift te lezen zijn; indirecte octrooiinbreuk aangenomen; geen verbod indien en zolang toereikende zekerheid is gesteld; Hof 's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. Amaretto di Saronno, zie Rechtbank Rotterdam, 21 nov. 1996, nr. 51, blz. 277. Ambtshalve weigering ex art. 6bis BMW: Erotisch huishoudtextiel, actualiteiten, blz. 83. Amsterdam Arena I/Arena, zie Hof Amsterdam, 5 okt. 1995, nr. 4, blz. 24. Amsterdam Arena 11/Arena, zie Rechtbank Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27 (met noten J.H. S.). Anglo Dutch war of Dialoque entre les juges, noot van prof. mr. J.J. Brinkhof onder Court of Appeal Londen, 27 okt. 1997, nr. 7, blz. 53. Arena/Amsterdam Arena I, zie Hof Amsterdam, 5 okt. 1995, nr. 4, blz. 24. Arena/Amsterdam Arena II, zie Rechtbank Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27 (met noten J.H. S.). Artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek. Geen eenlijnsprestatie, noot3 van prof. mr. A.A. Quaedvlieg onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 393. Artikel 13 Databankrichtlijn en artikel 11 Auteurswet, noot2 van prof. mr. A.A. Quaedvlieg onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 393. Artikel 50 lid 6 TRIPs heeft slechts beperkte werking, artikel van mr. T. Cohen Jehoram, blz. 368/9. Assco/Layher, zie Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over TRIPs-verdrag, actualiteiten, blz. 403.
4 5 0
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Associatiegevaar, zie Overeenstemming, verwarringsgevaar en/ of associatie? Exit het - ; Terug naar het verwarringsgevaar, artikel van prof. mr. L. van Bunnen, blz. 43/7. - , zie Kaas uit de Beemsterpolder in het licht van de Springende Raubkatze, actualiteiten, blz. 145. - , zie Benelux Merkenrecht, kroniek, blz. 252/5. - , Uitleg van 'gevaar voor verwarring, inhoudende de mogelijkheid van associatie', aldus dat gevaar voor verwarring niet reeds aanwezig is indien men twee merken wegens overeenstemmende begripsinhoud met elkaar zou kunnen associëren; Hof van Justitie E.G., 11 nov. 1997, nr. 9, blz. 64. - , Gebruik merk 'Claimcare' door afdeling van advocatenmaatschap is normaal gebruik; bij overeenstemming handelsnaam EuroClaim met merk Eurocare, is het merkdepot te kwader trouw; 'ClaimCare' als merk voldoende onderscheidend, doch zwak, hetgeen wordt ondersteund door de weigering tot inschrijving door het BMB; geen associaties tussen ClaimCare en EuroClaim te duchten; verwarring tussen handelsnamen ClaimCare-EuroCare en EuroClaim is niet aannemelijk; Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378. - , Het sterke woordmerk 'RED ALERT en 'ready & alert' in het teken vertonen auditieve gelijkenis; gevaar van, tot verwarring leidende, associatie; ACE haakt op ontoelaatbare wijze aan bij populariteit en wervende kracht van 'RED ALERT'; Hof Amsterdam, 12 maart 1998, nr. 90, blz. 431. - , Het teken 'Ex Tension' met figuratieve 'Ex' en afzonderlijk weergegeven 'Tension' in blokletters voor soortgelijke waren, geeft mogelijkheid van associatie met merk 'Tenson'; verbod elk ander met de merken van eiseres overeenstemmend teken te gebruiken is te vaag; Hof Arnhem, 10 okt. 1995, nr. 60, blz. 305. - , Vorm van fles en dop onderscheidend door inburgering; door sterke visuele gelijkenis; Rechtbank Rotterdam, 21 nov. 1996, nr. 51, blz. 277. - , Tussen PMF en T.M.F, zijn geen associaties te verwachten; ook merken 'The Music Factory' en Peter's Music Factory'stemmen onvoldoende overeen; Pres. Rechtbank Amsterdam, 6 juni 1996, nr. 59, blz. 303. - , Geen overeenstemming tussen woordmerken 'Dr. Pepper' en 'Dr. Foots'; wel associatie tussen de etiketten van de nessen en blikjes; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 26 maart 1996, nr. 13, blz. 71. - , Ondanks enige gelijkenis, is er, gelet op de omstandigheden en de begripsmatig totaal verschillende lading van beide woorden, geen gevaar voor verwarring of associatie tussen SPAR en SPARKLE; Pres. Rechtbank Rotterdam, 29 april 1997, nr. 12, blz. 70. Atelier/Ateliers Magazine, zie Hof Amsterdam, 27 juli 1995, nr. 19, blz. 93. Auteursrecht, zie Het technisch effect onder water. Een auteursrechtelijk peillood op een technisch dilemma, artikel van prof. mr. A.A. Quaedvlieg, blz. 332/5. - , zie Oneigenlijk beroep op auteursrecht in Nederland, actualiteiten, blz. 120. - , Hof: gebruik merk BMW op velg van afgebeelde BMW geen rechtens relevante merkinbreuk; Blok heeft geldige reden voor merkgebruik; H.R.: beroep op auteursrechtelijke bescherming dient geen ander belang dan de merkenrechtelijke vorderingen van BMW, o.m. aantasting van de reputatie die door het Hof niet aannemelijk is geacht; geen onjuiste rechtsopvatting Hof; Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279 (met noot Ste.).
E I G E N D O M
19
9 8
- , Art. 9 EG-Richtlijn 92/97 is beperking als bedoeld in art. 1 Aw.; bijsluiters van Centrafarm voldoen aan de bepalingen van de Richtlijn; verbod geweigerd; ïB-tekst en bijsluitertekst maken deel uit van administratieve beslissing; auteursrechtelijke bescherming stuit af op art. 11, slot Aw.; spoedeisend belang ontbreekt nu Centrafarm reeds jarenlang de bijsluiterteksten hanteert; Pres. Rechtbank Breda, 10 juli 1996, nr. 73, blz. 349 (met noot A.A. Q.). - , KLM-huisjes auteursrechtelijk beschermd; geen verveelvoudiging door gedaagde; wel onrechtmatig handelen door afbreuk aan exclusieve en prestigieuze karakter KLM-huisjes; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 7 mei 1997, nr. 54, blz. 289 (met noot C. v. N.). - , Kleur zwart voor professionele werktuigen zeer gebruikelijk; geen inburgering van gebruik voor trapstijlen; gebruik kleur rood door Centrum niet ter onderscheiding van waren, bovendien is gebruik rode kleur adequaat om bovenste trede aan te geven en dus niet als inbreukmakend te beschouwen; trappen van Altrex hebben geen eigen vorm met oorspronkelijk karakter; bij ontbreken van modeldepot kan slechts van onrechtmatige nabootsing sprake zijn o.g.v. bijkomende omstandigheden; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, I2dec. 1997, nr. 79, blz. 385 (met noten A.A. Q.). - , Overname kwantitatief en kwalitatief onbetekenende gedeelten van de tekst van de VNW-cd geen ontlening; uitleg nationale wet conform Richtlijn Databank; Richtlijn laat wetgever niet vrij databanken van wetten uit te sluiten van het recht sui generis; vervaardiging databank geen één-lijnsprestatie; de verzameling van Vermande is geen databank die auteursrechtelijke bescherming geniet, derhalve is art. 10, 2 TRIPs niet van toepassing; overtreding contractueel beding, copieerverbod, door B. niet aangenomen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noten A.A. Q.). - , zie Regelgeving en zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op IE-gebied, mr. H.M.H. Speyart, berichten, blz. 36/9. - , zie P.A.O. Cursus Actualiteiten Auteursrecht, berichten, blz. 292.
- , zie CIER-lezingen, berichten, blz. 328. Auteursrechtinbreuk, Publicatie zonder toestemming gekraakte bestanden op Internet; gebruik bestanden door ACE aannemelijk; verbod, ook voor buitenland; voorschot winstafdracht niet, kosten deskundigen wel toegewezen; Pres. Rechtbank Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84, blz. 398. - , Vormgeving van de romp van de schepen met 'gull wings' is functioneel bepaald; er is sprake van een model, echter niet gedeponeerd; bovendien geen duidelijk kunstzinnig karakter, mede omdat het onderwaterschip normaal gesproken niet zichtbaar is; Pres. Rechtbank Amsterdam, 19 juni 1997, nr. 74, blz. 352 (met noot A.A. Q.). - , Spoedeisend belang; rugzak-model Sweet Maria geen oorspronkelijk werk; geen nodeloze stijlnabootsing; rugzakmodel ART M/L wel oorspronkelijk, ontlening aangenomen; door Ter Maten is niet verwijtbaar gehandeld; toewijzing winstbegroting geweigerd; Pres. Rechtbank Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. Ballantine/Loendersloot, zie De drie Merkenarresten van het Europese Hof van november 1997, actualiteiten, blz. 12/3. - / - , zie Hof van Justitie E. G., 11 nov. 1997, nr. 49, blz. 258 (met noot J.H. S.). Beaphar/Nederma, Het arrest - / - , actualiteiten, blz. 51/2.
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
- / - , zie Benelux Gerechtshof, 19 dec. 1997, nr. 44, blz. 227 (met nootSte.). Beemsterpolder, zie Kaas uit de - in het licht van de Springende Raubkatze, actualiteiten, blz. 145. Begrip producent in de databankrichtlijn en in het wetsvoorstel sui generis databankbescherming, Het, artikel van prof. mr. A.A. Quaedvlieg, blz. 404/6. Bekend merk, 'ELLE' is door gebruik meer onderscheidend geworden en een algemeen -; LANCETTI-ELLE stemt overeen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 28 april 1993, nr. 26, blz. 124. Bekende merken en soortgelijke waren. Beschermingsomvang na Sabel/Puma, artikel van mevr. mr. L.D. Bruining, blz. 246-250. België, ratificeert Protocol bij Schikking van Madrid, zie officiële mededeling, blz. 80. Benaming van oorsprong, zie aanduidingen van herkomst. Benelux-Gerechtshof, 'Biomild'; ambtshalve vraag of van beslissing ex art. 6ter BMW cassatieberoep open staat voorgelegd aan -; tevens worden negen materiële vragen over de beoordeling door BMB en rechter voorgelegd; Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341. Benelux Merkenrecht, prof. mr. J.H. Spoor, kroniek, blz. 252/5 en Rectificatie, blz. 330. - , zie Praktijkdag Benelux Merkendag; 'Actualiteiten Merkenrecht', berichten, blz. 240. Benelux-octrooi, een taal te ver? artikel van dr. R. Jorritsma, blz. 143/4. Bentazon vloeibaar 2, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 14 okt. 1996, nr. 56, blz. 300. Beroepstermijn, Beroep niet te laat ingediend; beroep van tussenbeschikking kan alleen worden ingesteld tegelijk met de eindbeschikking; verzoeker heeft aanvrager toestemming verleend om in te dienen; vraag of aan de toestemming een wilsgebrek kleefde voorbehouden aan burgerlijke rechter; verzoek opeising afgewezen; Octrooiraad, Afd. van Beroep, 4 aug. 1998, nr. 67, blz. 320. Bertrams, H.M.E., Equivalentie in het octrooirecht. Een vergelijkend onderzoek naar equivalentie in Nederland, Duitsland en de VS, Deventer, 1998, besproken door dr. J.H.J. den Hartog, blz. 326/7. Beschermingsomvang (merk), zie Bekende merken en soortgelijke waren. - na Sabel/Puma, artikel van mevr. mr. L.D. Bruining, blz. 246-250. - (merk), Depot woord-beeldmerk geeft noch recht op autonoom (woord)merk 'ice tea' noch op 'Ice' en 'Tea'; depot woordmerk 'Ice tea' is nietig, want mist onderscheidend vermogen; geen inburgering; Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. - (octrooi), zie The Scope of Protection for Patents in Litigation: Developments on the 'Written Description' and 'Enablement' Requirements, Claim Interpretation, and the Doctrine of Equivalents, artikel van Donald S. Chisum, blz. 171180. - (octrooi), Het Hof was niet gehouden het verleningsdossier te raadplegen; nu het Hof de uitwendige koeling van de buisreactor van wezenlijk belang acht, vallen andere koelingswijzen niet onder de - ; de feitelijke vaststelling dat Dow niet de conversie van 25% of meer van het octrooi bereikt, betekent dat van equivalentie niet kan worden gesproken; Hoge Raad, 5 sept. 1997, nr. 85, blz. 407 (met noot Ste.). - (octrooi), Uitleg octrooi door gemiddelde vakman; géén equivalentie; gezien gestelde technische probleem en gevonden
E I G E N D O M
4 5 1
oplossing ook bij ruime uitleg concl. 15 geen indirecte inbreuk; Hof's-Gravenhage, 3 juli 1997, nr. 76, blz. 374. - (octrooi), Geen desbewustheid tijdens licentieperiode, en ook niet o.g.v. eerdere kort geding dagvaarding, wel na betekening exploit; verschillen tussen openbaarmaking en verleend octrooi van ondergeschikt belang; combinatie van drie op zichzelf bekende maatregelen, waarvan de derde geen technisch effect heeft, (anders de Bijz. Afd.); overblijvende combinatie levert geen onverwacht pluseffect op en is daarom onvoldoende inventief; Rechtbank 's-Gravenhage, 12 febr. 1997, nr. 39, blz. 186. - (octrooi), Verknochtheid tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden aangenomen nu het om één en hetzelfde Europees octrooi gaat, waarvan de - uniform dient te worden vastgesteld; onderzoek aan de geoctrooieerde vinding geen octrooi-inbreuk; na bezwaar van gedaagden geldt kort geding als niet ingetrokken; intrekking kort geding betekent dat eiseres haar vordering niet wenst te handhaven; onder verschotten procureur vallen niet de kosten voor partij deskundigen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. - (octrooi), zie H.M.E. Bertrams, Equivalentie in het octrooirecht. Een vergelijkend onderzoek naar equivalentie in Nederland, Duitsland en de VS, Deventer, 1998, besproken door dr. J.H.J. den Hartog, blz. 326/7. Beschrijvend merk, Merk P20 is onderscheidend en niet louter beschrijvend; geen hinder aan branche door merkrecht, zie Kinder-arrest; Rechtbank 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 57, blz. 302. - (deel), Het merk 'Ouders van Nu' heeft door inburgering groot onderscheidend vermogen verkregen; dat geldt niet voor het bestanddeel 'ouders'; gezien beschrijvend karakter van 'ouders' maakt 'Ouders On Line' geen inbreuk op merk 'Ouders van Nu'; Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 11, blz. 70. Beslag, octrooi, Geen algemene vordering uit onrechtmatige daad voor octrooilicentiehouder; overdracht en - ; onrechtmatig advies; merkdepot niet te kwader trouw; bevoegdheid; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. Bevoegdheid, zie competentie. Bewijslast, In het kader van rechtshandhavend merkgebruik heeft schriftelijke vastlegging of registratie van licenties geen betekenis; betwisting normaal gebruik eerst bij pleidooi i.c. niet strijdig met procesorde; - van niet(-normaal) gebruik rust op degene die non-usus stelt, doch de merkhouder dient over het gestelde gebruik zodanige gegevens te verschaffen, dat de wederpartij aan zijn bewijsplicht kan voldoen; geringe belangstelling voor het product vormt geen geldige reden voor niet-gebruik; Rechtbank 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382. Biogen/Smithkline, Certificaat verleend voor product waarvoor eerder o.g.v. ander basisoctrooi reeds een certificaat is verleend; zie EG-Hof 23 jan. 1997; Bureau voor de Industriële Eigendom, 9 jan. 1998, nr. 31, blz. 133. Biomild, zie Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan BenGH over rechterlijke beoordeling van weigering merkinschrijving ex art. 6bis en 6ter Benelux Merkenwet, actualiteiten, blz. 245/6. - , zie Hof's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. - , zie Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341. Biotechnologie, Richtlijn bescherming biotechnologische uitvindingen, berichten, blz. 240.
4 5 2
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
- , zie G. Van Overwalle, Octrooieerbaarheid van Plantenbiotechnologische Uitvindingen, Brussel, 1996, besproken door jhr. mr. J.L.R.A. Huydecoper, blz. 290/1. - , zie G. Van Overwalle (ed.), Octrooirecht, ethiek en biotechnologie, Brussel, 1998, besproken door mr. S.Bostyn, blz. 361/ 4Blok/BMW, zie Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279 (met noot Ste.). BMW/Blok, Oneigenlijk beroep op auteursrecht in Nederland, actualiteiten, blz. 120. - , zie Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279 (met noot Ste.). Boedapest, Verdrag van - , zie micro-organismen. Bojkovski/Vermande, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noten A. A. Q.). Bomenzand 500/Straatbomen-zand, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 38, blz. 166. Botswana, toegetreden tot Verdrag van Parijs, zie officiële mededeling, blz. 108. - , toegetreden tot OMPI, zie officiële mededeling, blz. 292. Braderije/Bradine I, zie Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 87, blz. 424. Braderije/Bradine II, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. Bundesgerichtshof anticipeert op doorvoering Richtlijn vergelijkende-reclame, actualiteiten, blz. 184. Burberry's II, zie de noot 2 van prof. mr. A.A. Quaedvlieg, Een niet driedimensionaal technisch effect; Burberry's II; art. 3.1.C Merkenrichtlijn, onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 387. Busman B.V., J.A./V.o.f. Busman Maritiem, zie Pres. Rechtbank Middelburg, 7 febr. 1997, nr. 72, blz. 347. Bijsluitertekst, Art. 9 EG-Richtlijn 92/97 is beperking als bedoeld in art. 1 Aw.; bijsluiters van Centrafarm voldoen aan de bepalingen van de Richtlijn; verbod geweigerd; ïB-tekst en - maken deel uit van administratieve beslissing; auteursrechtelijke bescherming stuit af op art. 11, slot Aw.; spoedeisend belang ontbreekt nu Centrafarm reeds jarenlang de - e n hanteert; Pres. Rechtbank Breda, 10 juli 1996, nr. 73, blz. 349 (met noot A.A. Q.). ïB-teksten en bijsluiters, zie Pres. Rechtbank Breda, 10 juli 1996, nr. 73, blz. 349 (met noot A.A. Q.). Cambodja, toegetreden tot Verdrag van Parijs, zie officiële mededeling, blz. 444. Canon/Cannon: soortgelijkheid en overeenstemming als communicerende vaten, actualiteiten, blz. 367. Caron/Caro, zie Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. Certificaataanvrage, zie Aanvullend Beschermings Certificaat (ABC). Cheeers/Wijnerij Cheers, zie Kantongerecht Almelo, 30 jan. 1997, nr. 91, blz. 435. Chiron/Murex c.s., zie Hof's-Gravenhage, 7 dec. 1995 nr. 17, blz. 87. CIER-lezingen, zie berichten, blz. 328. ClaimCare/EuroClaim, zie Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378. Classificatie van merken, zie Overeenkomst van Nice. Classificatie van octrooien, zie Overeenkomst van Straatsburg. Clysan/Dreizler I, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 29 jan. 1997, nr. 32, blz. 146. Clysan/Dreizler II, zie Hof 's-Gravenhage, 6 febr. 1997, nr. 33, blz. 147. Competentie, Bevoegdheid Hof m.b.t. uitleg art. 50 TRIPs; Nederlandse kort-geding procedure, waarin een maatregel
E I G E N D O M
19
9 8
wordt getroffen die een einde beoogt te maken aan vermeende inbreuken op een merkrecht, levert een voorlopige maatregel in de zin van art. 50 TRIPs op; Hof van Justitie E.G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. - , - t.a.v. inbreuk nationale resp. buitenlandse gedaagde op buitenlands octrooi dat deel uit maakt van bundel Europese octrooien, mede i.v.m. de ingeroepen nietigheid; Court of Appeal Londen, 27 okt. 1997, nr. 7, blz. 53 (met noot Br.). - , Pres. 's-Hert: bevoegdheidsregeling art. 54 Row. in k.g.; Hof: uitlatingen van 'bezorgdheid' omtrent mogelijke octrooi-inbreuk geïntimeerden niet onrechtmatig; Hof 's-Gravenhage, 7 nov. 1996, nr. 48, blz. 255. - , Verwijzing o.g.v. 37D BMW ook indien Rb. op zichzelf bevoegd is; handelsnaamrecht is niet een soortgelijk recht als bedoeld in 16,4 EEX; in kort geding gevoerde procedure niet relevant voor verwijzing; Rechtbank Rotterdam, 29 mei 1997, nr. 22, blz. 101. - , Verknochtheid tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden aangenomen nu het om één en hetzelfde Europees octrooi gaat, waarvan de beschermingsomvang uniform dient te worden vastgesteld; onderzoek aan de geoctrooieerde vinding geen octrooi-inbreuk; na bezwaar van gedaagden geldt kort geding als niet ingetrokken; intrekking kort geding betekent dat eiseres haar vordering niet wenst te handhaven; onder verschotten procureur vallen niet de kosten voor partijdeskundigen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. - , Geen algemene vordering uit onrechtmatige daad voor octrooilicentiehouder; overdracht en beslag; onrechtmatig advies; merkdepot niet te kwader trouw; bevoegdheid; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. - , Art. 37D mist toepassing op kort geding; bevoegdheid president; spoedeisendheid; verlies van herkenbaarheid en debiet voor Phila door gebruik van Philapost; Pres. Rechtbank Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. 99. Computerprogramma, zie databank. Conclusie van A-G Jacobs in HvJ EG-zaak 355/96 (Silhouette/ Hartlauer), actualiteiten, blz. 83. Counterfeiting, zie nabootsing. CrossLaps-kits, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. Cyprus, ratificeert Europees Octrooiverdrag van München, zie officiële mededeling, blz. 108. - , toegetreden tot het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, zie officiële mededeling, blz. 168. Databank, zie Het begrip producent in de databankrichtlijn en in het wetsvoorstel sui generis databankbescherming, artikel van prof. mr. A.A. Quaedvlieg, blz. 404/6. - , Overname kwantitatief en kwalitatief onbetekenende gedeelten van de tekst van de VNW-cd geen ontlening; uitleg nationale wet conform Richtlijn Databank; Richtlijn laat wetgever niet vrij databanken van wetten uit te sluiten van het recht sui generis; vervaardiging databank geen één-lijnsprestatie; de verzameling van Vermande is geen databank die auteursrechtelijke bescherming geniet, derhalve is art. 10, 2 TRIPs niet van toepassing; overtreding contractueel beding, copieerverbod, door B. niet aangenomen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noten A.A. Q.). Desbewustheid, Uitgebrachte deurwaardersexploit voldoende duidelijk; redelijke vergoeding; Rechtbank 's-Gravenhage, 11 dec. 1996, nr. 2, blz. 19.
19
9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
- , Geen - tijdens licentieperiode, en ook niet o.g.v. eerdere kort geding dagvaarding, wel na betekening exploit; verschillen tussen openbaarmaking en verleend octrooi van ondergeschikt belang; combinatie van drie op zichzelf bekende maatregelen, waarvan de derde geen technisch effect heeft, {anders de Bijz. Afd.); overblijvende combinatie levert geen onverwacht pluseffect op en is daarom onvoldoende inventief; Rechtbank 's-Gravenhage, i2febr. 1997, nr. 39, blz. 186. - , Geen hernieuwde toetsing in k.g. van door OR reeds beoordeelde literatuur; - o.g.v. TRIPs; terugroepgebod afgewezen; afgifte inbreukmakende koeltafels toegewezen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. Developments on the 'Written Description' and 'Enablement' Requirements, Claim Interpretation, and the Doctrine of Equivalents, The Scope of Protection for Patents in Litigation, artikel van Donald S. Chisum, blz. 171-180. Dienstmerk, Gebruik van een handelsnaam is niet normaal gebruik als merk, tenzij publiek het als teken ter onderscheiding van diensten opvat; een - met een geografische aanduiding is slechts misleidend indien voor het publiek de geografische aanduiding van belang is voor zijn oordeel omtrent de relevante kenmerken van de diensten; Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303. Dior/Evora, zie De drie Merkenarresten van het Europese Hof van november 1997, actualiteiten, blz. 12/3. - , zie Hof van Justitie E.G., 4 nov. 1997, nr. 4 1 , blz. 195 (met noot Ste.). Directe werking TRIPs-verdrag, zie Haagse rechtbank stelt prejudiciële vragen over-, actualiteiten, blz. 244/5. 'Doctrine of Equivalents' na Warner Jenkinson v. Hilton Davis: U.S. Patent Law als inspiratie voor Europa? De, artikel van mr. Th.C.J.A. van Engelen, blz. 4-11. Domeinnaam Internet, De BMW is van toepassing op gebruik van domeinnamen op Internet; blokkering door gedaagde van de domeinnaam vanuit de Benelux neemt de dreiging van onrechtmatig handelen, door mogelijke opheffing van de blokkering door gedaagde, niet weg; Pres. Rechtbank Amsterdam, 5 febr. 1998, nr. 89, blz. 429. Dominicaanse Republiek toegetreden tot Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom, zie officiële mededeling, blz. 444. Dow/Stamicarbon, zie Hoge Raad, 5 sept. 1997, nr. 85, blz. 407 (met noot Ste.). Dreft, Het gezicht op, zie Kantonrechter Leiden, 8 mei 1996, nr. 46, blz. 237. Dreizler I/Clysan, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 29Jan. 1997, nr. 32, blz. 146. Dreizler II/Clysan, zie Hof 's-Gravenhage, 6 febr. 1997, nr. 33, blz. 147. Driedimensionaal technisch effect, Een niet - ; Burberry's II, art. 3.1.C Merkenrichtlijn, noot z van prof. mr. A.A. Quaedvlieg onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 387. Dr. Pepper/Dr Foots, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 26 maart 1996, nr. 13, blz. 71. Droits-voisins, zie aangrenzende rechten. Duitsland, vergelijkende reclame, zie Bundesgerichtshof anticipeert op doorvoering Richtlij n vergelijkende-reclame, blz. 184. - , equivalentie, zie H.M.E. Bertrams, Equivalentie in het octrooirecht. Een vergelijkend onderzoek naar equivalentie in Nederland, Duitsland en de VS, Deventer, 1998, besproken door dr. J.H. J. den Hartog, blz. 326/7.
E I G E N D O M
4 5 3
EasyClick patronensysteem, zie Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. Eenheid van uitvinding: de valkuilen onder de Rijksoctrooiwet. Aanvullingen op de wet raadzaam, artikel van dr. ir. J. J. Hutter, blz. 295/8. Eenlijnsprestatie, Overname kwantitatief en kwalitatief onbetekenende gedeelten van de tekst van de VNW-cd geen ontlening; uitleg nationale wet conform Richtlijn Databank; Richtlijn laat wetgever niet vrij databanken van wetten uit te sluiten van het recht sui generis; vervaardiging databank geen - ; de verzameling van Vermande is geen databank die auteursrechtelijke bescherming geniet, derhalve is art. 10,2 TRIPs niet van toepassing; overtreding contractueel beding, copieerverbod, door B. niet aangenomen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noten A.A. OJ. Effect, Het Hof was niet gehouden het verleningsdossier te raadplegen; nu het Hof de uitwendige koeling van de buisreactor van wezenlijk belang acht vallen andere koelingswijzen niet onder de beschermingsomvang; de feitelijke vaststelling dat Dow niet de conversie van 25% of meer van het octrooi bereikt, betekent dat van equivalentie niet kan worden gesproken; Hoge Raad, 5 sept. 1997, nr. 85,blz. 407(metnootSte.). EG-Richtlijn 98/71, Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen, zie wetgeving, blz. 438-442. -, 92/97, Art. 9 - is beperking als bedoeld in art. 1 Aw.; bijsluiters van Centrafarm voldoen aan de bepalingen van de Richtlijn; verbod geweigerd; ïB-tekst en bijsluitertekst maken deel uit van administratieve beslissing; auteursrechtelijke bescherming stuit af op art. 11, slot Aw.; spoedeisend belang ontbreekt nu Centrafarm reeds jarenlang de bijsluiterteksten hanteert; Pres. Rechtbank Breda, 10 juli 1996, nr. 73, blz. 349 (met noot A.A. Q.). EG-Richtlijn databanken, zie Het begrip producent in de databankrichtlijn en in het wetsvoorstel sui generis databankbescherming, artikel van prof. mr. A.A. Quaedvlieg, blz. 404/6. EG-Richtlijn merken, zie Bekende merken en soortgelijke waren. Beschermingsomvang na Sabel/Puma, artikel van mevr. mr. L.D. Bruining, blz. 246-250. EG-Richtlijn modelbescherming, zie Modellenrichtlijn vastgesteld en gepubliceerd, actualiteiten, blz. 403. EG-Richtlijn, zie ookEU-Richtlijn. Elle/Iancetti-Elle, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 28 april 1993, nr. 26, blz. 124. Epivac III-stop, zie Hof 's-Gravenhage, 3 juli 1997, nr. 76, blz. 374. Equivalentie, zie De 'Doctrine of Equivalents' na Warner Jenkinson v. Hilton Davis: U. S. Patent Law als inspiratie voor Europa?, artikel van mr. Th.C.J.A. van Engelen, blz. 4-11. - , zie The Scope of Protection for Patents in Litigation: Developments on the 'Written Description' and 'Enablement' Requirements, Claim Interpretation, and the Doctrine of Equivalents, artikel van Donald S. Chisum, blz. 171-180. - , Het Hof was niet gehouden het verleningsdossier te raadplegen; nu het Hof de uitwendige koeling van de buisreactor van wezenlijk belang acht vallen andere koelingswijzen niet onder de beschermingsomvang; de feitelijke vaststelling dat Dow niet de conversie van 25% of meer van het octrooi bereikt, betekent dat van - niet kan worden gesproken; Hoge Raad, 5 sept. 1997, nr. 85, blz. 407 (met noot Ste.). - , Uitleg octrooi door gemiddelde vakman; géén - ; gezien gestelde technische probleem en gevonden oplossing ook bij
4 5 4
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
ruime uitleg concl. 15 geen indirecte inbreuk; Hof 's-Gravenhage, 3 juli 1997, nr. 76, blz. 374. - , zie H.M.E. Bertrams, - in het octrooirecht. Een vergelijkend onderzoek naar - in Nederland, Duitsland en de VS, Deventer, 1998, besproken door Dr. J.H.J. den Hartog, blz. 326/7. Equivalentieleer en octrooi-inbreuk door middel van niet optimale uitvoeringsvarianten, noot van mr. PJ. M. Steinhauser onder Hoge Raad, 5 sept. 1997, nr. 85, blz. 407. Erotisch huishoudtextiel, zie Ambtshalve weigering ex art. 6bis BMW: - , actualiteiten, blz. 83. Espero/Hufcor, zie Rechtbank 's-Gravenhage, i2febr. 1997, nr. 39, blz. 186. Estland, toegetreden tot het Protocol bij de Schikking van Madrid, zie officiële mededeling, blz. 400. Ethiopië, Federale Democratische Republiek - , toegetreden tot OMPI, zie officiële mededeling, blz. 80 en blz. 292. Etiketten, Art. 7 Merkenrichtlijn en art. 36 EG-Verdrag moeten op identieke wijze worden uitgelegd; omstandigheden waarin de merkhouder zich niet kan verzetten tegen verwijderen en opnieuw aanbrengen - ; beroep op merkrecht om verwijdering van - met o.g.v. wettelijke verplichting e t c , aangebrachte identificatienummers te voorkomen, is geen kunstmatige afscherming van de markten van Lid-Staten; HofvanJustitieE.G., 11 nov. I997,nr. 49,blz. 258(metnoot J.H. S.). EU-Richtlijn biotechnologie, zie Richtlijn bescherming biotechnologische uitvindingen, berichten, blz. 240. EU-Richtlijn vergelijkende reclame, zie Bundesgerichtshof anticipeert op doorvoering Richtlijn vergelijkende-reclame, blz. 184. EU-Richtlijn, zie ook EG-Richtlijn. EuroClaim/ClaimCare, zie Hof Amsterdam, 27febr. 1997, nr. 77, blz. 378. Europa, octrooirecht, zie De 'Doctrine of Equivalents' na Warner Jenkinson v. Hilton Davis: U.S. Patent Law als inspiratie voor -?, artikel van mr. Th.C.J.A. van Engelen, blz. 4-11. Europabank, zie Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303. Europees merk, zie gemeenschapsmerk. Europees Octrooi Bureau jurisprudentie, zie Europese ontwikkelingen, mr. ir. J.H.F. Winckels, kroniek,blz. 84/5. Europees Octrooi Verdrag van München, ratificatie door Cyprus, zie officiële mededeling, blz. 108. Europese Hof van Justitie, zie De drie Merkenarresten van het van november 1997, actualiteiten, blz. 12/3. - , Certificaat verleend voor product waarvoor eerder o.g.v. anderbasisoctrooi reeds een certificaat is verleend; zie EG-Hof 23 maart 1997; Bureau voor de Industriële Eigendom, 9 jan. 1998, nr. 31, blz. 133. - , zie Regelgeving en zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op IE-gebied, mr. H.M.H. Speyart, berichten, blz. 36/9. Europese octrooien, zie Extension of European Patents, berichten, blz. 78. Europese ontwikkelingen, mr. ir. J. H. F. Winckels, kroniek, blz. 84/5. Evora/Dior, zie Hof van Justitie E.G., 4 nov. 1997, nr. 4 1 , blz. 195 (met noot Ste.). Examen, zie Nederlands examen resp. proeve voor octrooigemachtigde, officiële mededeling, blz. 40,108, 240. Ex Tension/Tenson, zie Hof Arnhem, ï o o k t . 1995, nr. 60, blz. 305.
E I G E N D O M
19 9 8
Fanatic, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 26febr. 1997, nr. 62, blz. 310. Fast planing vessels, zie Het technisch effect onder water. Een auteursrechtelijk peillood op een technisch dilemma, artikel van prof. mr. A.A. Quaedvlieg, blz. 332/5. - , zie Pres. Rechtbank Amsterdam, 19 juni 1997, nr. 74, blz. 352. FHT/Hermès, zie Hof van Justitie EG bestempelt het Nederlandse kort geding tot 'voorlopige maatregel' in de zin van art. 50 TRIPs-verdrag, actualiteiten, blz. 184/6. - , zie HofvanJustitieE.G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. Fichtel & Sachs/Kawe, zie Hof Arnhem, 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160. First sale doctrine in Amerikaans auteursrecht, zie actualiteiten, blz. 120. Fort Dodge/Akzo, zie Court of Appeal Londen, 27 okt. 1997, nr. 7, blz. 53 (met noot Br.). Fossilisatieproces, zie Hof 's-Gravenhage, 7 nov. 1996, nr. 48, blz. 255. Geboortewinkel, De, zie Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 27, blz. 126. Gebruik handelsnaam, Consistent en regelmatig gebruik Vision Network in handelsverkeer niet aannemelijk; landelijk bekendmaken voornemen tot voeren van handelsnaam 'Vision Networks' is beschermbaar gebruik; merkdepot te kwader trouw?; Hof Amsterdam, 19 febr. 1998, nr. 71, blz. 344. Gebruiksmodel, zie Regelgeving en zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op IE-gebied, mr. H.M.H. Speyart, berichten, blz. 36/9. Geen geschriftenbescherming voor Vermande, noot 1 van prof. mr. A.A. Quaedvlieg onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 393. Gekoelde lijkbaren, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. Gekoelde sinaasappelsap, zie Pres. Rechtbank Rotterdam, 4 juli 1995. nr. 6, blz. 34. Geldige reden en gebruik van het merk in reclame, noot van mr. P.J.M. Steinhauser onder Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279. Geldige reden, Hof: gebruik merk BMW op velg van afgebeelde BMW geen rechtens relevante merkinbreuk; Blok heeft voor merkgebruik; H.R.: beroep op auteursrechtelijke bescherming dient geen ander belang dan de merkenrechtelijke vorderingen van BMW, o.m. aantasting van de reputatie die door het Hof niet aannemelijk is geacht; geen onjuiste rechtsopvatting Hof; Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279 (met noot Ste.). - , Gebruik van het logo van Thomas Cook op gevelborden wekt indruk van bijzondere relatie tussen Thomas Cook en City Change; een - daarvoor ontbreekt; voorziening in kort geding is geen voorlopige maatregel in de zin van art. 50, 6 TRIPs; Pres. Rechtbank Amsterdam, 7 maart 1996, nr. 6 1 , blz. 309. Gelijke kappen: een monnikenwerk, artikel van mr. J. H. P. J. Willems, blz. 251/2. Gemeenschapsmerk, Aangevraagd - geen beletsel voor vordering nu aanvraagprocedure nog niet is afgerond; verwarring tussen 'Amsterdam Arena' en 'Arena' voldoende aannemelijk; merkdepot te kwader trouw; Rechtbank Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27 (met noten J.H. S.). Gemeenschapsoctrooi, zie Gelijke kappen: een monnikenwerk, artikel van mr. J.H.P.J. Willems, blz. 251/2.
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Geneesmiddelenvoorziening, Overtreding norm in Wet - is tevens onzorgvuldig jegens concurrent Chefaro; niet laten registreren geneesmiddel ook onrechtmatig jegens Chefaro; aanduiding 'patented' is misleidend; Pres. Rechtbank Arnhem, 12 dec. 1996, nr. i4,blz. 72. Geografische aanduiding, zie aanduidingen van herkomst. Georgië toegetreden tot de Schikking van Madrid en Protocol, zie officiële mededeling, blz. 328. Geschriftenbescherming, zie Geen - voor Vermande, noot 1 van prof. mr. A.A. Quaed vlieg onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 393. Gezicht op Dreft, Het, zie Kantonrechter Leiden, 8 mei 1996, nr. 46, blz. 237. Grenada, toegetreden tot Verdrag van Parijs, zie officiële mededeling, blz. 444. - , toegetreden tot P.C.T., zie officiële mededeling, blz. 444. Grensoverschrijdend verbod, zie Vonnissen Rechtbank 's-Gravenhage inzake Grensoverschrijdende octrooizaken, actualiteiten, blz. 52. - , zie Haagse Hof wijst grensoverschrijdende verklaring van niet-inbreuk af, actualiteiten, blz. 83. - , zie Requiem voor de 'Dutch Cross-Border Injunction' Praktijk? actualiteiten, blz. 181/3. - , zie Requiem voor de 'Dutch Cross-Border Injunction' Praktijk? II, actualiteiten, blz. 243/4. - , zie (Nog) geen requiem voor de 'Dutch cross-border injunction' praktijk, actualiteiten, blz. 331/2. - , Competentie t.a.v. inbreuk nationale resp. buitenlandse gedaagde op buitenlands octrooi dat deel uit maakt van bundel Europese octrooien, mede i.v.m. de ingeroepen nietigheid; Court of Appeal Londen, 27okt. 1997, nr. 7, blz. 53 (met noot Br.). - , Publicatie zonder toestemming gekraakte bestanden op Internet; gebruik bestanden door ACE aannemelijk; verbod, ook voor buitenland; voorschot winstafdracht niet, kosten deskundigen wel toegewezen; Pres. Rechtbank Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84, blz. 398. - , Kans op nietigverklaring octrooi onvoldoende om aanspraken octrooihouder te verhinderen; opzegging samenwerking/licentie in strijd met redelijkheid en billijkheid; inbreukvordering territoriaal in volle omvang toegewezen; onrechtmatig gebruik adressenbestand; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 27 juli 1993, nr. 34, blz. 149. Guatemala toegetreden tot Verdrag van Parijs, zie officiële mededeling, blz. 292. Haagse Hof wijst grensoverschrijdende verklaring van nietinbreuk af, actualiteiten, blz. 83. Haagse rechtbank stelt prejudiciële vragen over directe werking art. TRIPs-verdrag, actualiteiten, blz. 244/5. Handelsnaam als dienstmerk, Gebruik van een handelsnaam is niet normaal gebruik als merk, tenzij publiek het als teken ter onderscheiding van diensten opvat; een dienstmerk met een geografische aanduiding is slechts misleidend indien voor het publiek de geografische aanduiding van belang is voor zijn oordeel omtrent de relevante kenmerken van de diensten; Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303. Handelsnaaminbreuk, Ondanks gelijkenis 'Arena' en 'Amsterdam Arena' onvoldoende verwarringsgevaar; verwarring in de toekomst niet uitgesloten; Hof Amsterdam, 5 okt. 1995, nr. 4, blz. 24. - , Hoewel geen onderneming vlg. art. 5 Hnw. heeft de later opgerichte St. Actief Faunabeheer de maatschappelijke plicht
E I G E N D O M
4 5 5
naamsverwarring te voorkomen; Kritisch Faunabeheer is onderscheidend, doch verwarring tussen beide namen is niet te duchten; Hof Amsterdam, 5 juni 1997, nr. 23, blz. 103. - , Consistent en regelmatig gebruik Vision Network in handelsverkeer niet aannemelijk; landelijk bekendmaken voornemen tot voeren van handelsnaam 'Vision Networks' is beschermbaar gebruik; merkdepot te kwader trouw?; Hof Amsterdam, 19 febr. 1998, nr. 71, blz. 344. - , Aangevraagd gemeenschapsmerk geen beletsel voor vordering nu aanvraagprocedure nog niet is afgerond; verwarring tussen 'Amsterdam Arena' en 'Arena' voldoende aannemelijk; merkdepot te kwader trouw; Rechtbank Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27 (met noten J.H. S.). - , Runnersworld heeft geringe onderscheidende kracht; Runners Point stemt in onvoldoende mate overeen; merk Sport Point is niet gebruikt voor waren en derhalve vervallen; geen verwarring tussen handelsnamen te duchten; Rechtbank Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. - , 'Cheers' is het onderscheidende bestanddeel in de handelsnaam; de handelsnaam 'Cheeers' van Hermans wijkt nauwelijks daarvan af; bevel tot wijziging ondanks dat Hermans inmiddels 150 vestigingen heeft; Kantongerecht Almelo, 30 jan. 1997, nr. 91, blz. 435. - , Gebruik PMF als handelsnaam staat onvoldoende vast; partijen, televisiemaker resp. cd-producent houden zich niet met dezelfde tak van handel en industrie bezig; geen verwarring tussen de handelsnamen aangenomen; Kantongerecht Amsterdam, 28 mei 1996, nr. 65, blz. 316. - , 'Prisma' kenmerkend, doch zwak bestanddeel van de handelsnamen; geen verwarringsgevaar o.m. door voorvoegsel 'via'; Kantongerecht Amsterdam, 28 sept. 1996, nr. 80, blz. 387. - , Kenmerkende bestanddelen van handelsnamen 'Tulip Inn Oosterpark' en 'Hotel Oosterpark' zijn niet 'Tulip Inn' resp. 'Hotel' maar 'Oosterpark'; ook een handelsnaam bestaande uit beschrijvende woorden zoals 'hotel' en 'Oosterpark' komt voor handelsnaambescherming in aanmerking; Kantongerecht Amsterdam, 29 jan. 1997, nr. 81, blz. 388. - , Partijen richten zich met h u n verschillende diensten op dezelfde markt; verwarring is te duchten; verbod echter geweigerd, verzoekster is mede-oprichtster van verweerster; Kantongerecht Delft, 20 nov. 1997, nr. 66, blz. 319. Handelsnaamrecht, Verwijzing o.g.v. 37D BMW ook indien Rb. op zichzelf bevoegd is; - is niet een soortgelijk recht als bedoeld in 16,4 EEX; in kort geding gevoerde procedure niet relevant voor verwijzing; Rechtbank Rotterdam, 29 mei 1997> nr. 22, blz. 101. Hartvormige gisttabletten, zie Het arrest Beaphar/Nederma, actualiteiten, blz. 51/2. - , zie Benelux Gerechtshof, 19 dec. 1997, nr. 44, blz. 227. Herkomstaanduiding, zie aanduidingen van herkomst. Herkomstfunctie merk, 'Ompak'-rechtspraak EG niet relevant; merk INA voor kogellagers heeft nauwelijks een herkomst-, garantie-, of communicatiefunctie, derhalve levert ompakken geen gegronde reden voor verzet tegen verder verhandelen door AKN; geen onrechtmatige daad of misleidende reclame; Rechtbank Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. Hermès/FHT, zie Hof van Justitie EG bestempelt het Nederlandse kort geding tot 'voorlopige maatregel' in de zin van art. 50 TRIPs-verdrag, actualiteiten, blz. 184/6. - / - , zie Hof van Justitie E. G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. Herstel in de vorige toestand, Verzoek herstel ABC ingewilligd; verwarring tengevolge van procedureverschillen tussen
4 5 6
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
ROW 1910 en ROW 1995 aannemelijk; Bureau voor de Industriële Eigendom, 25 juli 1997, nr. 29, blz. 130. -, Herstel termijn indiening verzoek onderzoek stand van de techniek; na eerdere verlening van een 6-jarig octrooi kan aldus nog een 20-jarig octrooi worden verkregen; verval van voorrangsrecht wijzigt de daaraan gekoppelde termijnen niet; Bureau voor de Industriële Eigendom, 13 febr. 1998, nr. 30, blz. 131. Hof van Justitie EG bestempelt het Nederlandse kort geding tot 'voorlopige maatregel' in de zin van art. 50 TPJPs-verdrag, actualiteiten, blz. 184/6. Hof van Justitie EG beslist in het Silhouette-arrest contra wereldwijde uitputting, actualiteiten, blz. 244. Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan BenGH over rechterlijke beoordeling van weigering merkinschrijving ex art. 6bis en 6ter Benelux Merkenwet, actualiteiten, blz. 245/6. Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over TRIPs-verdrag, actualiteiten, blz. 403. Hotel Oosterpark/Tulip Inn Oosterpark, Kantongerecht Amsterdam, 29 jan. 1997, nr. 81, blz. 388. HP/Scarlett H.P., zie Hof Amsterdam, i 2 d e c . 1996, nr. 75, blz. 354. Hufcor/Espero, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 12 febr. 1997, nr. 39, blz. 186. Hewlett Packard/McPackard, zie Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. Iceteall, zie Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. Ideeënbrief, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 26 mei 1997, nr. 92, blz. 439. Imhoff, zie Kantongerecht Delft, 20 nov. 1997, nr. 66, blz. 319. Inbreuk, zie resp. auteursrechtinbreuk, handelsnaaminbreuk, merkinbreuk, modelinbreuk en octrooiinbreuk. Inburgering, Hof: de termen linelight enz. zijn zozeer gebruikelijk ter aanduiding van lichtlijnsystemen, dat zij in de branche als een algemeen bekend begrip zijn aan te duiden; HE: het gaat niet aan om door het depot van het auditief gelijke merk LINE LITE de beschrijvende term linelight te monopoliseren en Indoor te verhinderen de term linelight te gebruiken ter aanduiding van haar gelijksoortig product; - is hierbij niet van belang; Hoge Raad, 3 jan. 1997, nr. 45, blz. 237. - , Het merk 'Ouders van Nu' heeft door - groot onderscheidend vermogen verkregen; dat geldt niet voor het bestanddeel 'ouders'; gezien beschrijvend karakter van 'ouders' maakt 'Ouders On Line' geen inbreuk op merk 'Ouders van Nu'; Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 11, blz. 70. - , Depot woord-beeldmerk geeft noch recht op autonoom (woord)merk 'ice tea' noch op 'Ice' en 'Tea'; depot woordmerk 'Ice tea' is nietig, want mist onderscheidend vermogen; g e e n - ; Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. - , Kleurmerk oranje mist ieder onderscheidend vermogen voor waren en diensten waarvoor het is gedeponeerd; geen plaats voor bevel tot inschrijving op grond van - na het depot; inburgering ten tijde van het depot niet aangenomen; Hof 's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212. - , Teken BIOMILD mist onderscheidend vermogen voor de gedeponeerde waren; geen materiële verschillen tussen art. 3 Richtlijn en art. 6 quinquies B onder 2 Verdrag van Parijs; Hof onderzoekt slechts of inschrijving terecht is geweigerd; geen plaats voor bevel tot inschrijving o.g.v. - na het depot; Hof's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67.
E I G E N D O M
19
9 8
- , 'De Geboortewinkel' mist elk onderscheidend vermogen voor waren en diensten verband houdend met zwangerschap e.d.; g e e n - ; Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 27, blz. 126. - , Vorm van fles en dop onderscheidend door -; associatiegevaar door sterke visuele gelijkenis; Rechtbank Rotterdam, 21 nov. 1996, nr. 51, blz. 277. - , Kleur zwart voor professionele werktuigen zeer gebruikelijk; geen - van gebruik voor trapstijlen; gebruik kleur rood door Centrum niet ter onderscheiding van waren, bovendien is gebruik rode kleur adequaat om bovenste trede aan te geven en dus niet als inbreukmakend te beschouwen; trappen van Altrex hebben geen eigen vorm met oorspronkelijk karakter; bij ontbreken van modeldepot kan slechts van onrechtmatige nabootsing sprake zijn o.g.v. bijkomende omstandigheden; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 385 (met noten A.A.Q.). India, toegetreden tot het Verdrag van Parijs, zie officiële mededeling, blz. 400. - , toegetreden tot PCT, zie officiële mededeling, blz. 400. Indirecte octrooiinbreuk, zie middellijke octrooiinbreuk. Informaticarecht, zie VIRA/Grotius opleiding '-', berichten, blz. 443. Intellectuele eigendom, zie Wederom: de voorlopige voorziening naar Nederlands recht en artikel 50 lid 6 TRIPs, artikel van mr. R. Laret, blz. 47-51. - , zie Artikel 50 lid 6 TRIPs heeft slechts beperkte werking, artikel van mr. T. Cohen Jehoram, blz. 368/9. - , zie Avondcollege'-', berichten, blz. 399. - , zieP.A.O. Cursus-, berichten, blz. 292. - , zie Symposium'-', berichten, blz. 78. - , zie Seminar 'The Protection of Intellectual Property in the information age', berichten, blz. 167. Internationaal inbreukverbod, zie grensoverschrijdend verbod. Internet, Publicatie zonder toestemming gekraakte bestanden op - ; gebruik bestanden door ACE aannemelijk; verbod, ook voor buitenland; voorschot winstafdracht niet, kosten deskundigen wel toegewezen; Pres. Rechtbank Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84, blz. 398. Intrekking kort-geding, Verknochtheid tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden aangenomen nu het om één en hetzelfde Europees octrooi gaat, waarvan de beschermingsomvang uniform dient te worden vastgesteld; onderzoek aan de geoctrooieerde vinding geen octrooiinbreuk; na bezwaar van gedaagden geldt kort geding als niet ingetrokken; - betekent dat eiseres haar vordering niet wenst te handhaven; onder verschotten procureur vallen niet de kosten voor partijdeskundigen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. Inventiviteit, zie uitvindingshoogte. Isoschelp, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. i,blz. 15. Joegoslavië, ratificeert Protocol bij Schikking van Madrid, zie officiële mededeling, blz. 80. Jordans Frusli/Quaker Cruesli, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 5 juli 1995, nr. 3, blz. 22. Jurisprudentie, EOB, zie Europese ontwikkelingen, mr. ir. J.H.F. Winckels, kroniek, blz. 4/5. Kaas uit de Beemsterpolder in het licht van de Springende Raubkatze, zie actualiteiten, blz. 145. Kabelgeleidingsbuis, zie Hof 's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68,blz. 335.
19 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Kawe/Fichtel & Sachs, zie Hof Arnhem, 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160. Kenia toegetreden tot de Schikking van Madrid en Protocol, zie officiële mededeling, blz. 328. Kinderkapperstoel I, zie Hoge Raad, 10 maart 1995, nr. 63, blz. 312. Kipling, zie Pres. Rechtbank Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. Kipling/Delhaize, zie Prejudiciële vragen uit Dendermonde over 'in de Gemeenschap in het verkeer brengen' en 'toestemming van de merkhouder', actualiteiten, blz. 183/4. Kirgizië, toegetreden tot de Overeenkomst van Nice en de Overeenkomst van Locarno, zie officiële mededeling, blz. 444. - , toegetreden tot de Overeenkomst van Straatsburg, zie officiële mededeling, blz. 400. Kleurmerk, Kleur zwart voor professionele werktuigen zeer gebruikelijk; geen inburgering van gebruik voor trapstijlen; gebruik kleur rood door Centrum niet ter onderscheiding van waren, bovendien is gebruik rode kleur adequaat om bovenste trede aan te geven en dus niet als inbreukmakend te beschouwen; trappen van Altrex hebben geen eigen vorm met oorspronkelijk karakter; bij ontbreken van modeldepot kan slechts van onrechtmatige nabootsing sprake zijn o.g.v. bijkomende omstandigheden; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, i 2 d e c . 1997, nr. 79, blz. 385 (met noten A.A.Q.). - , - oranje mist ieder onderscheidend vermogen voor waren en diensten waarvoor het is gedeponeerd; geen plaats voor bevel tot inschrijving op grond van inburgering na het depot; inburgering ten tijde van het depot niet aangenomen; Hof 's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212. Kort geding, zie Het TRIPs-kort geding. Hoe nu verder?, artikel van mr. X.E. Kramer en mr. T.I. Spoor, blz. 370/3. - , zie Wederom: de voorlopige voorziening naar Nederlands recht en artikel 50 lid 6 TRIPs, artikel van mr. R. Laret, blz. 47-51. - , zie Hof van Justitie EG bestempelt het Nederlandse kort geding tot 'voorlopige maatregel' in de zin van art. 50 TRIPsverdrag, actualiteiten, blz. 184/6. - , zie Haagse rechtbank stelt prejudiciële vragen over directe werking art. 50 TRIPs-verdrag, actualiteiten, blz. 244/5. - , zie Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over TRIPs-verdrag, actualiteiten, blz. 403. - , Bevoegdheid Hof m.b.t. uitleg art. 50 TRIPs; Nederlandse procedure, waarin een maatregel wordt getroffen die een einde beoogt te maken aan vermeende inbreuken op een merkrecht, levert een voorlopige maatregel in de zin van art. 50 TRIPs op; Hof van Justitie E.G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. - , Gebruik van het logo van Thomas Cook op gevelborden, wekt indruk van bijzondere relatie tussen Thomas Cook en City Change; een geldige reden daarvoor ontbreekt; voorziening in - is geen voorlopige maatregel in de zin van art. 50, 6 TRIPs; Pres. Rechtbank Amsterdam, 7 maart 1996, nr. 61, blz. 309. - , Geen hernieuwde toetsing in k.g. van door OR reeds beoordeelde literatuur; desbewustheid o.g.v. TRIPs; terugroepgebod afgewezen; afgifte inbreukmakende koeltafels toegewezen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. - , Overname kwantitatief en kwalitatief onbetekenende gedeelten van de tekst van de VNW-cd geen ontlening; uitleg nationale wet conform Richtlijn Databank; Richtlijn laat wetgever niet vrij databanken van wetten uit te sluiten van het recht sui generis; vervaardiging databank geen één-lijns-
E I G E N D O M
4 5 7
prestatie; de verzameling van Vermande is geen databank die auteursrechtelijke bescherming geniet, derhalve is art. 10, 2 TRIPs niet van toepassing; overtreding contractueel beding, copieerverbod, door B. niet aangenomen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noten A.A. Q.). Kosten, Verknochtheid tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden aangenomen nu het om één en hetzelfde Europees octrooi gaat, waarvan de beschermingsomvang uniform dient te worden vastgesteld; onderzoek aan de geoctrooieerde vinding geen octrooi-inbreuk; na bezwaar van gedaagden geldt kort geding als niet ingetrokken; intrekking kort geding betekent dat eiseres haar vordering niet wenst te handhaven; onder verschotten procureur vallen niet de - voor partij deskundigen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. Kostenveroordeling, 'Netwerk Computing' zal niet worden opgevat als onderscheidingsteken; op onderhavige procedure worden de bepalingen inzake verzoekschriftprocedure toegepast; veroordeling verzoekster in de kosten; Hof 's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340. Kritisch Faunabeheer/Actief Faunabeheer, zie Hof Amsterdam, 5 juni 1997, nr. 23, blz. 103. Kwekersrecht, zie Geertrui van Overwalle, Octrooieerbaarheid van Plantenbiotechnologische Uitvindingen, Brussel, 1996, besproken door jhr. mr. J.L.R.A. Huydecoper, blz. 290/1. Lancetti-Elle/Elle, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 28 april 1993, nr. 26, blz. 124. Layher/Assco, zie Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over TRIPs-verdrag, actualiteiten, blz. 403. Leiding verplaatsen, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 11 dec. 1996, nr. 2, blz. 19. Libertel; oranje kleurmerk, zie Hof's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212. Licentie, octrooi, Kans op nietigverklaring octrooi onvoldoende om aanspraken octrooihouder te verhinderen; opzegging samenwerking/- in strijd met redelijkheid en billijkheid; inbreukvordering territoriaal in volle omvang toegewezen; onrechtmatig gebruik adressenbestand; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 27 juli 1993, nr. 34, blz. 149. - , octrooi, Geen algemene vordering uit onrechtmatige daad voor octrooilicentiehouder; overdracht en beslag; onrechtmatig advies; merkdepot niet te kwader trouw; bevoegdheid; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. Liechtenstein, ratificeert Protocol bij Schikking van Madrid, zie officiële mededeling, blz. 80. Line Lite/Linelight, zie Hoge Raad, 3 jan. 1997, nr. 45, blz. 237. Litouwen, toegetreden tot het Verdrag van Boedapest zie officiële mededeling, blz. 168. Locarno, zie Overeenkomst van - . Loendersloot/Ballantine.zieHofvanJustitieE.G., 11 nov. 1997, nr. 49, blz. 258 (met noot J.H. S.). Love Machine, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 18 dec. 1996, nr. 16, blz. 86. Luxemburg, ratificeert Protocol bij Schikking van Madrid, zie officiële mededeling, blz. 80. Macedonië, De voormalige Joegoslavische Republiek - , zie Extension of European Patents, berichten, blz. 78. - , Voormalige Joegoslavische Republiek - bekrachtigt het Verdrag van Straatsburg, zie officiële mededeling, blz. 292.
4 5 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Madrid, zie Schikking van - betreffende de internationale inschrijving van merken. Mandemaker/Cygnus Marine, zie Het technisch effect onder water. Een auteursrechtelijk peillood op een technisch dilemma, artikel van prof. mr. A.A. Quaedvlieg, blz. 332/5. McPackard/Hewlett Packard, zie Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. Mededinging, zie Studiemiddag Vereniging voor Mededingingsrecht, berichten, blz. 399. Mededingings autoriteit, zie CIER-lezingen, berichten, blz. 328. Mediarecht, zie Cursus 'Amerikaans en vergelijkend media- en telecommunicatierecht', berichten, blz. 443. Merkbescherming, De BMW is van toepassing op gebruik van domeinnamen op Internet; blokkering door gedaagde van de domeinnaam vanuit de Benelux neemt de dreiging van onrechtmatig handelen, door mogelijke opheffing van de blokkering door gedaagde, niet weg; Pres. Rechtbank Amsterdam, 5 febr. 1998, nr. 89, blz. 429. Merkdepot, weigering, zie Ambtshalve weigering ex art. 6bis BMW: Erotisch huishoudtextiel, actualiteiten, blz. 83. -, weigering, zie ook merkinschrijving. - (te kwader trouw), Gebruik merk 'Claimcare' door afdeling van advocatenmaatschap is normaal gebruik; bij overeenstemming handelsnaam EuroClaim met merk Eurocare, is het - te kwader trouw; 'ClaimCare' als merk voldoende onderscheidend, doch zwak, hetgeen wordt ondersteund door de weigering tot inschrijving door het BMB; geen associaties tussen ClaimCare en EuroClaim te duchten; verwarring tussen handelsnamen ClaimCare-EuroCare en EuroClaim is niet aannemelijk; Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378. - (te kwader trouw), Consistent en regelmatig gebruik Vision Network in handelsverkeer niet aannemelijk; landelijk bekendmaken voornemen tot voeren van handelsnaam 'Vision Networks' is beschermbaar gebruik; - te kwader trouw?; Hof Amsterdam, 19 febr. 1998, nr. 71, blz. 344. - (te kwader trouw), Aangevraagd gemeenschapsmerk geen beletsel voor vordering nu aanvraagprocedure nog niet is afgerond; verwarring tussen 'Amsterdam Arena' en 'Arena' voldoende aannemelijk; -; Rechtbank Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27 (met noten J. H. S.). - (te kwader trouw), Geen algemene vordering uit onrechtmatige daad voor octrooilicentiehouder; overdracht en beslag; onrechtmatig advies; - niet te kwader trouw; bevoegdheid; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. Merkelbach/Raad van Beroep, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 2 april 1998, nr. 25, blz. 122. Merkenarresten van het Europese Hof van november 1997, De drie, zie actualiteiten, blz. 12/3. Merkenclassificatie, zie Overeenkomst van Nice. Merkenrecht, The Silhouette of a Trojan Horse: Reflections on Advocate General Jacobs' Opinion in Silhouette v. Hartlauer, artikel van Frederick M. Abbott en D.W. Feer Verkade, blz. 111/9.
-, zie Benelux Merkenrecht, prof. mr. J.H. Spoor, kroniek, blz. 252/5, en de Rectificatie op blz. 330. -, zie Regelgeving en zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op IE-gebied, mr. H.M.H. Speyart, berichten, blz. 36/9. -, zie Praktijkdag Benelux Merkendag; 'Actualiteiten Merkenrecht', berichten, blz. 240. Merkenrichtlijn, The Silhouette of a Trojan Horse: Reflections on Advocate General Jacobs' Opinion in Silhouette v. Hart-
E I G E N D O M
19
9 8
lauer, artikel van Frederick M. Abbott en D.W.F. Verkade, blz. 111/9.
-, zie Bekende merken en soortgelijke waren. Beschermingsomvang na Sabel/Puma, artikel van mevr. mr. L.D. Bruining, blz. 246-250. -, zie de noot2 van prof. mr. A.A. Quaedvlieg, Een niet driemensionaal technisch effect; Burberry's II; art. 3.1.c Merkenrichtlijn, onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 387. -, Art. 7 - en art. 36 EG-Verdrag moeten op identieke wijze worden uitgelegd; omstandigheden waarin de merkhouder zich niet kan verzetten tegen verwijderen en opnieuw aanbrengen etiketten; beroep op merkrecht om verwijdering van etiketten met o.g.v. wettelijke verplichting etc, aangebrachte identificatienummers te voorkomen, is geen kunstmatige afscherming van de markten van Lid-Staten; Hof van Justitie E.G., 11 nov. 1997, nr. 49, blz. 258 (met noot J.H. S.). Merkenschikking van Madrid, zie Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken. Merkgebruik, Gebruik van een handelsnaam is niet normaal gebruik als merk, tenzij publiek het als teken ter onderscheiding van diensten opvat; een dienstmerk met een geografische aanduiding is slechts misleidend indien voor het publiek de geografische aanduiding van belang is voor zijn oordeel omtrent de relevante kenmerken van de diensten; Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303. -, Atelier in bijzondere schrijfwijze is onderscheidend kenmerk van het beeldmerk; gebruik beeldmerk zonder schildersezel is -; Ateliers Magazine is overeenstemmend voor soortgelijke waren; Hof Amsterdam, 27 juli 1995, nr. 19, blz. 93. -, Gebruik merk 'Claimcare' door afdeling van advocatenmaatschap is normaal gebruik; bij overeenstemming handelsnaam EuroClaim met merk Eurocare, is het merkdepot te kwader trouw; 'ClaimCare' als merk voldoende onderscheidend, doch zwak, hetgeen wordt ondersteund door de weigering tot inschrijving door het BMB; geen associaties tussen ClaimCare en EuroClaim te duchten; verwarring tussen handelsnamen ClaimCare-EuroCare en EuroClaim is niet aannemelijk; Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378. -, Beoordeling niet-gebruik naar oud recht, nietigheids- en verbodsvorderingen naar nieuw recht; rechtinstandhoudend gebruik voor bepaalde waren niet tevens voor soortgelijke, ruim omschreven, waren; waren parfums etc. en tandenborstels etc. niet soortgelijk; schade niet gebleken; Rb.: Caron en Caro stemmen overeen; Hof Arnhem, 18 maart I997,nr. 35,blz. 154. -, Merk Sport Point is niet gebruikt voor waren en derhalve vervallen; Rechtbank Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. -, In het kader van rechtshandhavend - heeft schriftelijke vastlegging of registratie van licenties geen betekenis; betwisting normaal gebruik eerst bij pleidooi i.c. niet strijdig met procesorde; bewijslast van niet(-normaal) gebruik rust op degene die non-usus stelt, doch de merkhouder dient over het gestelde gebruik zodanige gegevens te verschaffen, dat de wederpartij aan zijn bewijsplicht kan voldoen; geringe belangstelling voor het product vormt geen geldige reden voor niet-gebruik; Rechtbank 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382. - (te goeder trouw), BenGH: na verval wegens niet gebruik kan houder door depot opnieuw uitsluitend merkrecht verkrijgen; voor de vraag of een derde het merk te goeder trouw heeft gebruikt vóór het nieuwe depot, blijft het eerdere de-
19
9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
pot buiten beschouwing; Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 43, blz. 215. Merkgebruik wederverkoper, Wanneer de HR zich met een vraag tot het Europese Hof went alvorens zich tot het BenGH te wenden, is het BenGH ontslagen van haar verplichting deze vraag aan het EG-hof voor te leggen en omgekeerd; doorverkoper van merkproducten mag merk gebruiken om verhandeling aan te kondigen, doch de wederverkoper van luxueuze en prestigieuze producten mag niet deloyaal handelen tegenover de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder, bijv. door het merk in een reclamefolder te plaatsen te midden van andere merken die ernstig afbreuk kunnen doen aan het imago van het merk; naast de grenzen van het auteursrecht in de Aw. is voor een beroep op misbruik van bevoegdheid geen plaats; Hof van Justitie E.G., 4 nov. 1997, nr. 41, blz. 195 (met noot Ste.). Merkgebruik door concurrenten, Merk 'Braderije' dient ter onderscheiding van het product van de licentienemers van Het Zuivelbureau; daarmee is niet onverenigbaar dat die licentienemers eikaars concurrenten zijn; 'Braderije' is meer sterk dan zwak, 'Bradine' stemt daarmee overeen; Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 87, blz. 424. - , 'Braderije' onderscheidt naar herkomst, niet slechts naar samenstelling van het product; gebruik van het merk door licentienemers die eikaars concurrenten zijn, is normaal gebruik; geen verwording tot soortmerk; gezien naamsbekendheid is 'Braderije' geen zwak merk; gelijkenis 'Bradine' met 'Braderije is groot; kans op verwarring; Rechtbank 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. Merkinbreuk, zie Canon/Cannon: soortgelijkheid en overeenstemming als communicerende vaten, actualiteiten, blz. 367. - , zie Hof van Justitie EG beslist in het Silhouette-arrest contra wereldwijde uitputting, actualiteiten, blz. 244. - , zie Overeenstemming, verwarringsgevaar en/of associatie? Exit het associatiegevaar; Terug naar het verwarringsgevaar, artikel van prof. mr. L. van Bunnen, blz. 43/7. - , zie Bekende merken en soortgelijke waren. Beschermingsomvang na Sabel/Puma, artikel van mevr. mr. L.D. Bruining, blz. 246-250. - , Uitleg van 'gevaar voor verwarring, inhoudende de mogelijkheid van associatie', aldus dat gevaar voor verwarring niet reeds aanwezig is indien men twee merken wegens overeenstemmende begripsinhoud met elkaar zou kunnen associëren; Hof van Justitie E.G., 11 nov. 1997, nr. 9, blz. 64. - , De merkhouder kan zich niet op zijn merkrecht beroepen nu het vormmerk onderscheidend vermogen mist, omdat het publiek de waar met die als merk gedeponeerde vorm niet meer als afkomstig van de merkhouder herkent; niet van belang is of het verlies aan onderscheidend vermogen kan worden toegerekend aan toedoen van de merkhouder; Benelux Gerechtshof, 19 dec. 1997, nr. 44, blz. 227 (met noot Ste.). - , Hof: gebruik merk BMW op velg van afgebeelde BMW geen rechtens relevante - ; Blok heeft geldige reden voor merkgebruik; H.R.: beroep op auteursrechtelijke bescherming dient geen ander belang dan de merkenrechtelijke vorderingen van BMW, o.m. aantasting van de reputatie die door het Hof niet aannemelijk is geacht; geen onjuiste rechtsopvatting Hof; Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279 (met noot Ste.). - , Atelier in bijzondere schrijfwijze is onderscheidend kenmerk van het beeldmerk; gebruik beeldmerk zonder schildersezel is merkgebruik; Ateliers Magazine is overeenstemmend
E I G E N D O M
4 5 9
voor soortgelijke waren; Hof Amsterdam, 27 juli 1995, nr. 19, blz. 93. - , Misleidende, vergelijkende reclame; Pelikan heeft te gelden als degene die de inhoud etc. van de advertenties heeft bepaald, op haar rust de bewijslast ter zake van de juistheid van de mededelingen; te algemeen en onvoldoende concreet verbod geweigerd; volmacht om tegen -en te ageren; Scarlett H.P. en McPackards maken inbreuk op de merken HP resp. Hewlett-Packard; Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. - , Het merk 'Ouders van Nu' heeft door inburgering groot onderscheidend vermogen verkregen; dat geldt niet voor het bestanddeel 'ouders'; gezien beschrijvend karakter van 'ouders' maakt 'Ouders On Line' geen inbreuk op merk 'Ouders van Nu'; Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 11, blz. 70. - , Merk 'Braderije' dient ter onderscheiding van het product van de licentienemers van Het Zuivelbureau; daarmee is niet onverenigbaar dat die licentienemers eikaars concurrenten zijn; 'Braderij e' is meer sterk dan zwak, 'Bradine' stemt daarmee overeen; Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 87, blz. 424. - , Het sterke woordmerk 'RED ALERT en 'ready & alert' in het teken vertonen auditieve gelijkenis; gevaar van, tot verwarring leidende, associatie; ACE haakt op ontoelaatbare wijze aan bij populariteit en wervende kracht van 'RED ALERT'; Hof Amsterdam, 12 maart 1998, nr. 90, blz. 431. - , Het teken 'Ex Tension' met figuratieve 'Ex' en afzonderlijk weergegeven 'Tension' in blokletters voor soortgelijke waren, geeft mogelijkheid van associatie met merk 'Tenson'; verbod elk ander met de merken van eiseres overeenstemmend teken te gebruiken is te vaag; Hof Arnhem, 10 okt. 1995, nr. 60, blz. 305. - , Reële mogelijkheid van afbreuk aan technische deugdelijkheid voldoende om, bij revisie, niet tot merkverwij dering over te gaan; onderscheid tussen revisie die wel en die niet leidt tot wijziging in de toestand van de waar niet mogelijk; beroep op verschoonbare dwaling gaat na 'Valeo' niet meer op; Hof Arnhem, 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160. - , Beoordeling niet-gebruik naar oud recht, nietigheids- en verbodsvorderingen naar nieuw recht; rechtinstandhoudend gebruik voor bepaalde waren niet tevens voor soortgelijke, ruim omschreven, waren; waren parfums etc. en tandenborstels etc. niet soortgelijk; schade niet gebleken; Rb.: Caron en Caro stemmen overeen; Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. - , Runnersworld heeft geringe onderscheidende kracht; Runners Point stemt in onvoldoende mate overeen; merk Sport Point is niet gebruikt voor waren en derhalve vervallen; geen verwarring tussen handelsnamen te duchten; Rechtbank Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. - , Auditieve en begripsmatige gelijkenis tussen teken Frusli en merk Cruesli; beperkte nietigverklaring en doorhaling; Rechtbank 's-Gravenhage, 5 juli 1995, nr. 3, blz. 22. - , 'Bomenzand' heeft nauwelijks onderscheidend vermogen; Bomenzand 500 is zwak; Straatbomen-zand stemt niet overeen; Rechtbank 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 38, blz. 166. - , Shirts met inbreukmakend merk niet met toestemming licentiehoudster in het verkeer gebracht; vordering tot verstrekken facturen enz. geweigerd want - is niet toerekenbaar; afgifte inbreukmakende shirts toegewezen; Rechtbank 's-Gravenhage, 26 febr. 1997, nr. 62, blz. 310.
4 6 0
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
- , 'Braderije' onderscheidt naar herkomst, niet slechts naar samenstelling van het product; gebruik van het merk door licentienemers die eikaars concurrenten zijn, is normaal gebruik; geen verwording tot soortmerk; gezien naamsbekendheid is 'Braderije' geen zwak merk; gelijkenis 'Bradine' met 'Braderije is groot; kans op verwarring; Rechtbank 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. - , 'Ompak'-rechtspraak EG niet relevant; merk INA voor kogellagers heeft nauwelijks een herkomst-, garantie-, of communicatiefunctie, derhalve levert ompakken geen gegronde reden voor verzet tegen verder verhandelen door AKN; geen onrechtmatige daad of misleidende reclame; Rechtbank Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. - , Gebruik van het logo van Thomas Cook op gevelborden, wekt indruk van bijzondere relatie tussen Thomas Cook en City Change; een geldige reden daarvoor ontbreekt; voorziening in kort geding is geen voorlopige maatregel in de zin van art. 50,6 TRIPs; Pres. Rechtbank Amsterdam, 7 maart 1996, nr. 61, blz. 309. - , Tussen PMF en T.M.F. zijn geen associaties te verwachten; ook merken 'The Music Factory' en Peter's Music Factory' stemmen onvoldoende overeen; Pres. Rechtbank Amsterdam, 6 juni 1996, nr. 59, blz. 303. - , De BMW is van toepassing op gebruik van domeinnamen op Internet; blokkering door gedaagde van de domeinnaam vanuit de Benelux neemt de dreiging van onrechtmatig handelen, door mogelijke opheffing van de blokkering door gedaagde, niet weg; Pres. Rechtbank Amsterdam, 5 febr. 1998, nr. 89, blz. 429. - , 'ELLE' is door gebruik meer onderscheidend geworden en een algemeen bekend merk; LANCETTI-ELLE stemt overeen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 28 april 1993, nr. 26, blz. 124. - , Geen overeenstemming tussen woordmerken 'Dr. Pepper' en 'Dr Foots'; wel associatie tussen de etiketten van de flessen en blikjes; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 26 maart 1996, nr. 13, blz. 71. - , Kleur zwart voor professionele werktuigen zeer gebruikelijk; geen inburgering van gebruik voor trapstijlen; gebruik kleur rood door Centrum niet ter onderscheiding van waren, bovendien is gebruik rode kleur adequaat om bovenste trede aan te geven en dus niet als inbreukmakend te beschouwen; trappen van Altrex hebben geen eigen vorm met oorspronkelijk karakter; bij ontbreken van modeldepot kan slechts van onrechtmatige nabootsing sprake zijn o.g.v. bijkomende omstandigheden; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 385 (met noten A.A. Q.). - , Merk Tiramisu is een gebruikelijke aanduiding van de smaak van een product en als zodanig niet onderscheidend; Pres. Rechtbank Haarlem, 23 jan. 1996, nr. 36, blz. 159. - , Gebruik met toestemming eiseres is geen normaal voorgebruik; geen toepassing art. i4bis BMW met terugwerkende kracht; overdracht depot te kwader trouw; verbod merkgebruik voor originele niet met toestemming van merkhoudster in de EU in het verkeer gebrachte producten; Pres. Rechtbank Haarlem, 30 jan. 1996, nr. 18, blz. 88. - , Art. 37D mist toepassing op kort geding; bevoegdheid president; spoedeisendheid; verlies van herkenbaarheid en debiet voor Phila door gebruik van Philapost; Pres. Rechtbank Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. 99. - , Ondanks enige gelijkenis, is er, gelet op de omstandigheden en de begripsmatig totaal verschillende lading van beide woorden, geen gevaar voor verwarring of associatie tussen
E I G E N D O M
19
9 8
SPAR en SPARKLE; Pres. Rechtbank Rotterdam, 29 april t997> nr. 12, blz. 70. - , De shampoo verpakkingen van Kao en Trekpleister in hun geheel en in onderling verband beschouwd stemmen zodanig overeen dat verwarring mogelijk is; Pres. Rechtbank Rotterdam, 23 sept. 1997, nr. 28, blz. 128. Merkinschrij ving, weigering door BMB, zie Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan BenGH over rechterlijke beoordeling van weigering merkinschrij ving ex art. 6bis en 6ter Benelux Merkenwet, actualiteiten, blz. 245/6. - , weigering, Teken BIOMILD mist onderscheidend vermogen voor de gedeponeerde waren; geen materiële verschillen tussen art. 3 Richtlij n en art. 6 quinquies B onder 2 Verdrag van Parijs; Hof onderzoekt slechts of inschrijving terecht is geweigerd; geen plaats voor bevel tot inschrijving o.g.v. inburgering na het depot; Hof 's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. - , weigering, 'De Geboortewinkel' mist elk onderscheidend vermogen voor waren en diensten verband houdend met zwangerschap e.d.; geen inburgering; Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 27, blz. 126. - , weigering, Kleurmerk oranje mist ieder onderscheidend vermogen voor waren en diensten waarvoor het is gedeponeerd; geen plaats voor bevel tot inschrijving op grond van inburgering na het depot; inburgering ten tij de van het depot niet aangenomen; Hof 's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212. Merkoverdracht, te kwader trouw, Gebruik met toestemming eiseres is geen normaal voorgebruik; geen toepassing art. i4bis BMW met terugwerkende kracht; overdracht depot te kwader trouw; verbod merkgebruik voor originele niet met toestemming van merkhoudster in de EU in het verkeer gebrachte producten; Pres. Rechtbank Haarlem, 30 jan. 1996, nr. 18, blz. 88. Merkverval, BenGH: na verval wegens niet gebruik kan houder door depot opnieuw uitsluitend merkrecht verkrijgen; voor de vraag of een derde het merk te goeder trouw heeft gebruikt vóór het nieuwe depot, blijft het eerdere depot buiten beschouwing; Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 43, blz. 215. Mesttankwagen, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 13 mei 1998, nr. 55, blz. 298 (met noot J. d. H.). Micro-organismen, Slovenië is toegetreden tot het Verdrag van Boedapest, zie officiële mededeling, blz. 80. - , Litouwen is toegetreden tot het Verdrag van Boedapest, zie officiële mededeling, blz. 168. - , Turkije is toegetreden tot het Verdrag van Boedapest, zie officiële mededeling, blz. 400. - , Monaco is toegetreden tot het Verdrag van Boedapest, zie officiële mededeling, blz. 444. Middellijke octrooiinbreuk, Spoedeisend belang verloren door twee jaren wachten na kennisname van inbreuk; wachten op uitkomst oppositie tegen PTT-octrooi geen rechtvaardiging gezien stelling dat PTT-octrooi afhankelijk is van BToctrooi; Pres.: afstand van bescherming moet ondubbelzinnig in het octrooischrift te lezen zijn; indirecte octrooiinbreuk aangenomen; geen verbod indien en zolang toereikende zekerheid is gesteld; Hof 's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. Midland, zie Pres. Rechtbank Haarlem, 3ojan. 1996, nr. 18, blz. 88. Misbruik van bevoegdheid, Wanneer de HR zich met een vraag tot het Europese Hof went alvorens zich tot het BenGH te wenden, is het BenGH ontslagen van haar verplichting deze vraag aan het EG-hof voor te leggen en omgekeerd; door-
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
verkoper van merkproducten mag merk gebruiken om verhandeling aan te kondigen, doch de wederverkoper van luxueuze en prestigieuze producten mag niet deloyaal handelen tegenover de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder, bijv. door het merk in een reclamefolder te plaatsen te midden van andere merken die ernstig afbreuk kunnen doen aan het imago van het merk; naast de grenzen van het auteursrecht in de Aw. is voor een beroep op - geen plaats; Hof van Justitie E.G., 4 nov. 1997, nr. 41, blz. 195 (met noot Ste.). Misleidende reclame, zie reclame. Misleidende aanduiding, Overtreding norm in Wet Geneesmiddelenvoorziening is tevens onzorgvuldig jegens concurrent Chefaro; niet laten registreren geneesmiddel ook onrechtmatig jegens Chefaro; aanduiding 'patented' is misleidend; Pres. Rechtbank Arnhem, 12 dec. 1996, nr. 14, blz. 72. Misleiding, Gebruik van een handelsnaam is niet normaal gebruik als merk, tenzij publiek het als teken ter onderscheiding van diensten opvat; een dienstmerk met een geografische aanduiding is slechts misleidend indien voor het publiek de geografische aanduiding van belang is voor zijn oordeel omtrent de relevante kenmerken van de diensten; Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303. Modelbescherming, zie Het technisch effect onder water. Een auteursrechtelijk peillood op een technisch dilemma, artikel van prof. mr. A.A. Quaedvlieg, blz. 332/5. - , Kinderkapperstoel; voortbrengsel samengesteld uit o.a. bekend voorwerp met andere gebruiksfunctie, kan voor - vatbaar nieuw uiterlijk hebben; Hoge Raad, 10 maart 1995, nr. 63, blz. 312. - , Beroep van Standard op eventueel modelrecht is in gegeven omstandigheden naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar; Pres.: deze inkepingen in de schietschijfjes lijken nodig voor het technische effect; Hof Amsterdam, 5 dec. 1996, nr. 64, blz. 313. - , Trappen van Altrex hebben geen eigen vorm met oorspronkelijk karakter; bij ontbreken van modeldepot kan slechts van onrechtmatige nabootsing sprake zijn o.g.v. bijkomende omstandigheden; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 12 dec. 1997; nr. 79, blz. 385 (met noten A.A. Q.). Modelinbreuk, Vormgeving van de romp van de schepen met 'gull wings' is functioneel bepaald; er is sprake van een model echter niet gedeponeerd; bovendien geen duidelijk kunstzinnig karakter, mede omdat het onderwaterschip normaal gesproken niet zichtbaar is; Pres. Rechtbank Amsterdam, i 9 J u n i 1997, nr. 74, blz. 352 (met noot A.A. Q.). Modellenrichtlijn vastgesteld en gepubliceerd, actualiteiten, blz. 403. Modelrecht, zie Octrooirecht en modellenrecht, actualiteiten, blz. 13/4. - , zie Regelgeving en zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op IE-gebied, mr. H.M.H. Speyart, berichten, blz. 36/9. - , zie Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen, wetgeving, blz. 438-442. Monaco, toegetreden tot het Verdrag van Boedapest, zie officiële mededeling, blz. 444. Mozambique toegetreden tot Verdrag van Parijs, zie officiële mededeling, blz. 292. München, Verdrag van - inzake de verlening van Europese octrooien, zie Europees Octrooi Verdrag van - .
E I G E N D O M
4 6 1
Murex c.s./Chiron, zie Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1995 nr. 17, blz. 87. Music Factory I, The/Peter's Music Factory, zie Kantongerecht Amsterdam, 28 mei 1996, nr. 65, blz. 316. Music Factory II, The/Peter's Music Factory, zie Pres. Rechtbank Amsterdam, 6 juni 1996, nr. 59, blz. 303. Nabootsing, zie Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over TRIPsverdrag, actualiteiten, blz. 403. Naburige rechten, zie aangrenzende rechten. Nawerkbaarheid octrooi, zie Developments on the 'Written Description' and 'Enablement' Requirements, Claim Interpretation, and the Doctrine of Equivalents, artikel van Donald S. Chisum, blz. 171-180. Nederland, aanvaardt Protocol bij Schikking van Madrid, zie officiële mededeling, blz. 80. Nederlandse Juristen Vereniging, Jaarvergadering 1998 - , berichten, blz. 107. Nederma/Beaphar, zie Benelux Gerechtshof, 19 dec. 1997, nr. 44, blz. 227 (met noot Ste.). Netwerk Computing, zie Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340. Nice, zie Overeenkomst van - . Niet driemensionaal technisch effect, Een; Burberry's II; art. 3.1.C Merkenrichtlijn, noot 2 van prof. mr. A.A. Quaedvlieg onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 387. Nietigheid (merk), Beoordeling niet-gebruik naar oud recht, nietigheids- en verbods vorderingen naar nieuw recht; rechtinstandhoudend gebruik voor bepaalde waren niet tevens voor soortgelijke, ruim omschreven, waren; waren parfums etc. en tandenborstels etc. niet soortgelijk; schade niet gebleken; Rb.: Caron en Caro stemmen overeen; Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. - (merk), Depot woord-beeldmerk geeft noch recht op autonoom (woord)merk 'ice tea' noch op 'Ice' en 'Tea'; depot woordmerk 'Ice tea' is nietig, want mist onderscheidend vermogen; geen inburgering; Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. - (octrooi), Nieuwe alternatieve oplossing voor bestaand probleem kan uitvinderswerkzaamheid opleveren, mits de oplossing zelf inventief is; kenmerk 2 van het octrooi is inventief; Hof's-Gravenhage, 6 febr. 1997, nr. 33, blz. 147. - (octrooi), Uitspraak Hof inz. - spoedig verwacht; geen aanleiding tot schorsing onderhavige procedure; hoger beroep uitgesloten; Rechtbank 's-Gravenhage, 29 jan. 1997, nr. 32, blz. 146. - (octrooi), Kans op nietigverklaring octrooi onvoldoende om aanspraken octrooihouder te verhinderen; opzegging samenwerking/licentie in strijd met redelijkheid en billijkheid; inbreukvordering territoriaal in volle omvang toegewezen; onrechtmatig gebruik adressenbestand; Pres. Rechtbank's-Gravenhage, 27 juli 1993, nr. 34, blz. 149. - (octrooi), Geen hernieuwde toetsing in k.g. van door OR reeds beoordeelde literatuur; desbewustheid o.g.v. TRIPs; terugroepgebod afgewezen; afgifte inbreukmakende koeltafels toegewezen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. - (octrooi), Advies Bureau I.E. tot gedeeltelijke - ; Pres. kan de door Bureau geschreven overblijvende conclusies niet op inventiviteit beoordelen zonder nieuwe formulering probleemstelling; Pres. Rechtbank's-Gravenhage, 13 mei 1998, nr. 55, blz. 298 (met noot J. d. H.).
4 6 2
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Nietigheidsadvies, - inz. Euro-Nl-octrooi bij EOB of Octrooiraad?; Hof bevestigt keuze rechtbank voor Octrooiraad; Hof 's-Gravenhage, 6 nov. 1997, nr. 24, blz. 121. Nieuwheid (model), Kinderkapperstoel; voortbrengsel samengesteld uit o.a. bekend voorwerp met andere gebruiksfunctie, kan voor modelbescherming vatbaar nieuw uiterlijk hebben; Hoge Raad, 10 maart 1995, nr. 63, blz. 312. - (octrooi), Geen desbewustheid tijdens licentieperiode, en ook niet o.g.v. eerdere kort geding dagvaarding, wel na betekening exploit; verschillen tussen openbaarmaking en verleend octrooi van ondergeschikt belang; combinatie van drie op zichzelf bekende maatregelen, waarvan de derde geen technisch effect heeft, anders de Bijz. Afd.; overblijvende combinatie levert geen onverwacht pluseffect op en is daarom onvoldoende inventief; Rechtbank 's-Gravenhage, 12 febr. 1997, nr. 39, blz. 186. (Nog) geen requiem voor de 'Dutch cross-border injunction' praktijk, actualiteiten, blz. 331/2. Normaal gebruik, zie Benelux Merkenrecht, kroniek, blz. 252/ 5Octrooi, nr. 1.004.426, zie Bureau voor de Industriële Eigendom, 13 febr. 1998, nr. 30, blz. 131. - , nr. 0.077.460 (Europees), inz. certificaataanvrage 960015, zie Bureau voor de Industriële Eigendom, 9 jan. 1998, nr. 31, blz. 133. - , nr. o. io7.734(Europees), inz. certificaataanvrage 950.023, zie Bureau voor de Industtiële Eigendom, 30 sept. 1997, nr. 15, blz. 75. Octrooiaanvrage, nr. 9.301.434, zie Octrooiraad, Afd. van Beroep, 4 aug. 1998, nr. 67, blz. 320. Octrooibeschrijving, zie The Scope of Protection for Patents in Litigation: Developments on the 'Written Description' and 'Enablement' Requirements, Claim Interpretation, and the Doctrine of Equivalents, artikel van Donald S. Chisum, blz. 171-180. Octrooigemachtigde, Nederlands examen resp. proeve voor - , officiële mededeling, blz. 40,108,168 en 240. - , Vordering tot opschorting van schorsing - Merkelbach onverenigbaar met gesloten systeem tuchtrechtspraak; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 2 april 1998, nr. 25, blz. 122. Octrooiinbreuk, Competentie t.a.v. inbreuk nationale resp. buitenlandse gedaagde op buitenlands octrooi dat deel uit maakt van bundel Europese octrooien, mede i.v.m. de ingeroepen nietigheid; Court of Appeal Londen, 2701a. 1997, nr. 7, blz. 53 (met noot Br.). - , Het Hof was niet gehouden het verleningsdossier te raadplegen; nu het Hof de uitwendige koeling van de buisreactor van wezenlijk belang acht vallen andere koelingswij zen niet onder de beschermingsom vang; de feitelijke vaststelling dat Dow niet de conversie van 25% of meer van het octrooi bereikt, betekent dat van equivalentie niet kan worden gesproken; Hoge Raad, 5 sept. i997,nr. 8s,blz.407(metnootSte.). - , Spoedeisend belang verloren door twee jaren wachten na kennisname van inbreuk; wachten op uitkomst oppositie tegen PTT-octrooi geen rechtvaardiging gezien stelling dat PTToctrooi afhankelijk is van BT-octrooi; Pres.: afstand van bescherming moet ondubbelzinnig in het octrooischrift te lezen zijn; indirecte - aangenomen; geen verbod indien en zolang toereikende zekerheid is gesteld; Hof's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. - , Pres. 's-Hert: bevoegdheidsregeling art. 54 Row. in k.g.; Hof: uitlatingen van 'bezorgdheid' omtrent mogelijke
E I G E N D O M
19
9 8
octrooi-inbreuk geïntimeerden niet onrechtmatig; Hof 's-Gravenhage, 7 nov. 1996, nr. 48, blz. 255. - , Uitleg octrooi door gemiddelde vakman; géén equivalentie; gezien gestelde technische probleem en gevonden oplossing ook bij ruime uitleg concl. 15 geen indirecte inbreuk; Hof 's-Gravenhage, 3 juli 1997, nr. 76, blz. 374. - , Uitspraak Hof inz. nietigheid spoedig verwacht; geen aanleiding tot schorsing onderhavige procedure; hoger beroep uitgesloten; Rechtbank 's-Gravenhage, 29 jan. 1997, nr. 32, blz. 146. - , Kans op nietigverklaring octrooi onvoldoende om aanspraken octrooihouder te verhinderen; opzegging samenwerking/licentie in strijd met redelijkheid en billijkheid; inbreukvordering territoriaal in volle omvang toegewezen; onrechtmatig gebruik adressenbestand; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 27 juli 1993, nr. 34, blz. 149. - , Geen hernieuwde toetsing in k.g. van door OR reeds beoordeelde literatuur; desbewustheid o.g.v. TRIPs; terugroepgebod afgewezen; afgifte inbreukmakende koel tafels toegewezen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. - , Geen spoedeisend belang; BASF had in verkeer brengen van bentazon door gedaagden eerder kunnen vaststellen, én heeft gedaagden niet eerder geconfronteerd met de -; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 14 okt. 1996, nr. 56, blz. 300. - , Gezien goede trouw geldt inbreukverbod niet indien en zolang zekerheid wordt gesteld; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 18 dec. 1996, nr. 16, blz. 86. - , (redelijke vergoeding), Uitgebrachte deurwaardersexploit voldoende duidelijk; redelijke vergoeding; Rechtbank 's-Gravenhage, 11 dec. 1996, nr. 2, blz. 19. Octrooilicentie, zie licentie, octrooi. Octrooirecht, De 'Doctrine of Equivalents' na Warner Jenkinson v. Hilton Davis: U.S. Patent Law als inspiratie voor Europa?, artikel van mr. Th.C. J. A. van Engelen, blz. 4-11. - , zie Benelux-octrooi, een taal te ver? artikel van dr. R. Jorritsma, blz. 143/4. - , zie Eenheid van uitvinding: de valkuilen onder de Rijksoctrooiwet. Aanvullingen op de wet raadzaam, artikel van dr. ir. J.J. Hutter, blz. 295/8. - , zie - en Modellenrecht, actualiteiten, blz. 13/4. - , zie Regelgeving en zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op IE-gebied, mr. H.M.H. Speyart, berichten, blz. 36/9. - , procedure, zie Ontwikkelingen experiment versnelde bodemprocedure in octrooizaken, actualiteiten, blz. 120/1. - , procedure, zie Versneld procesregime in octrooizaken, berichten, blz. 139. - , zie G. Van Overwalle (ed.), Octrooirecht, ethiek en biotechnologie, Brussel, 1998, besproken door mr. S. Bostyn, blz. 361/ 4Octrooirechtspraak, zie Gelijke kappen: een monnikenwerk, artikel van mr. J.H.PJ. Willems, blz. 251/2. Octrooisamenwerkingsverdrag, zie P.C.T. Octrooiverlening, Herstel termij n indiening verzoek onderzoek stand van de techniek; na eerdere verlening van een 6-jarig octrooi kan aldus nog een 20-jarig octrooi worden verkregen; verval van voorrangsrecht wijzigt de daaraan gekoppelde termij nen niet; Bureau voor de Industriële Eigendom, 13 febr. 1998, nr. 30, blz. 131. Omgepakte kogellagers, zie Rechtbank Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. Ompakken, Art. 7 Merkenrichtlijn en art. 36 EG-Verdrag moeten op identieke wijze worden uitgelegd; omstandigheden
19 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
waarin de merkhouder zich niet kan verzetten tegen verwijderen en opnieuw aanbrengen etiketten; beroep op merkrecht om verwijdering van etiketten met o.g.v. wettelijke verplichting e t c , aangebrachte identificatienummers te voorkomen, is geen kunstmatige afscherming van de markten van Lid-Staten; Hof van Justitie E.G., n n o v . 1997, nr. 49, blz. 258 (met noot J.H. S.). - , 'Ompak'-rechtspraak EG niet relevant; merk INA voor kogellagers heeft nauwelijks een herkomst-, garantie-, of communicatiefunctie, derhalve levert - geen gegronde reden voor verzet tegen verder verhandelen door AKN; geen onrechtmatige daad of misleidende reclame; Rechtbank Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. Ompakken en heretiketteren, noot van prof. mr. J. H. Spoor onder Hof van Justitie E.G., 11 nov. 1997, nr. 49, blz. 272. O.M.P.I., Organisation Mondiale de la Propriété Intellectuelle, zie WIPO Seminars over het Protocol van Madrid, berichten, blz. 78. - , toetreding Ethiopië, Botswana en Sao Tomé en Principe, zie officiële mededeling, blz. 292. - , toetreding Federale Democratische Republiek Ethiopië, zie officiële mededeling, blz. 80. - , toetreding Grenada en Dominicaanse Republiek, zie officiële mededeling, blz. 444. Onderscheidend bestanddeel, 'Cheers' is het - in de handelsnaam; de handelsnaam 'Cheeers' van Hermans wijkt nauwelijks daarvan af; bevel tot wijziging ondanks dat Hermans inmiddels 150 vestigingen heeft; Kantongerecht Almelo, 30 jan. 1997, nr. 91, blz. 435. Onderscheidend teken, Gebruik van een handelsnaam is niet normaal gebruik als merk, tenzij publiek het als teken ter onderscheiding van diensten opvat; een dienstmerk met een geografische aanduiding is slechts misleidend indien voor het publiek de geografische aanduiding van belang is voor zijn oordeel omtrent de relevante kenmerken van de diensten; Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303. Onderscheidend vermogen van een waarschuwing, Het, noot 1 van prof. mr. A.A. Quaedvlieg onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 386. Onderscheidend vermogen, zie Benelux Merkenrecht, prof. mr. J.H. Spoor, kroniek, blz. 252/5. - , De merkhouder kan zich niet op zijn merkrecht beroepen nu het vormmerk - mist, omdat het publiek de waar met die als merk gedeponeerde vorm niet meer als afkomstig van de merkhouder herkent; niet van belang is of het verlies aan kan worden toegerekend aan toedoen van de merkhouder; Benelux Gerechtshof, ïgdec. 1997, nr. 44, blz. 227(metnoot Ste.). - , Hof: de termen linelight enz. zijn zozeer gebruikelijk ter aanduiding van lichtlijnsystemen, dat zij in de branche als een algemeen bekend begrip zijn aan te duiden; HR: het gaat niet aan om door het depot van het auditief gelijke merk LINE LITE de beschrijvende term linelight te monopoliseren en Indoor te verhinderen de term linelight te gebruiken ter aanduiding van haar gelijksoortig product; inburgering is hierbij niet van belang; Hoge Raad, 3 jan. 1997, nr. 45, blz. 237. - , Atelier in bijzondere schrijfwijze is onderscheidend kenmerk van het beeldmerk; gebruik beeldmerk zonder schildersezel is merkgebruik; Ateliers Magazine is overeenstemmend voor soortgelijke waren; Hof Amsterdam, 27JUH 1995, nr. 19, blz. 93. - , Gebruik merk 'Claimcare' door afdeling van advocatenmaatschap is normaal gebruik; bij overeenstemming han-
E I G E N D O M
4 6 3
delsnaam EuroClaim met merk Eurocare, is het merkdepot te kwader trouw; 'ClaimCare' als merk voldoende onderscheidend, doch zwak, hetgeen wordt ondersteund door de weigering tot inschrijving door het BMB; geen associaties tussen ClaimCare en EuroClaim te duchten; verwarring tussen handelsnamen ClaimCare-EuroCare en EuroClaim is niet aannemelijk; Hof Amsterdam, 27febr. 1997, nr. 77, blz. 378. - , Merk 'Braderije' dient ter onderscheiding van het product van de licentienemers van Het Zuivelbureau; daarmee is niet onverenigbaar dat die licentienemers eikaars concurrenten zijn; 'Braderije' is meer sterk dan zwak, 'Bradine' stemt daarmee overeen; Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 87, blz. 424. - , Hoewel geen onderneming vlg. art. 5 Hnw. heeft de later opgerichte St. Actief Faunabeheer de maatschappelijke plicht naamsverwarring te voorkomen; Kritisch Faunabeheer is onderscheidend, doch verwarring tussen beide namen is niet te duchten; Hof Amsterdam, 5 juni 1997, nr. 23, blz. 103. - , Depot woord-beeldmerk geeft noch recht op autonoom (woord)merk 'ice tea' noch op 'Ice' en 'Tea'; depot woordmerk 'Ice tea' is nietig, want mist - ; geen inburgering; Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. - , Teken BIOMILD mist - voor de gedeponeerde waren; geen materiële verschillen tussen art. 3 Richtlijn en art. 6 quinquies B onder 2 Verdrag van Parijs; Hof onderzoekt slechts of inschrijving terecht is geweigerd; geen plaats voor bevel tot inschrijving o.g.v. inburgering na het depot; Hof 's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. - , 'De Geboortewinkel' mist elk - voor waren en diensten verband houdend met zwangerschap e.d.; geen inburgering; Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 27, blz. 126. - , 'Netwerk Computing' zal niet worden opgevat als onderscheidingsteken; op onderhavige procedure worden de bepalingen inzake verzoekschriftprocedure toegepast; veroordeling verzoekster in de kosten; Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340. - , Kleurmerk oranje mist ieder - voor waren en diensten waarvoor het is gedeponeerd; geen plaats voor bevel tot inschrijving op grond van inburgering na het depot; inburgering ten tij de van het depot niet aangenomen; Hof's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212. - , Runnersworld heeft geringe onderscheidende kracht; Runners Point stemt in onvoldoende mate overeen; merk Sport Point is niet gebruikt voor waren en derhalve vervallen; geen verwarring tussen handelsnamen te duchten; Rechtbank Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. - , Merk P20 is onderscheidend en niet louter beschrijvend; geen hinder aan branche door merkrecht, zie Kinder-arrest; Rechtbank's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 57, blz. 302. - , 'Bomenzand' heeft nauwelijks - ; Bomenzand 500 is zwak; Straatbomen-zand stemt niet overeen; Rechtbank 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 38, blz. 166. - , 'Braderije' onderscheidt naar herkomst, niet slechts naar samenstelling van het product; gebruik van het merk door licentienemers die eikaars concurrenten zijn, is normaal gebruik; geen verwording tot soortmerk; gezien naamsbekendheid is 'Braderije' geen zwak merk; gelijkenis 'Bradine' met 'Braderije is groot; kans op verwarring; Rechtbank 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. - , Vorm van fles en dop onderscheidend door inburgering; associatiegevaar door sterke visuele gelijkenis; Rechtbank Rotterdam, 21 nov. 1996, nr. 51, blz. 277.
4 6 4
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
-, 'ELLE' is door gebruik meer onderscheidend geworden en een algemeen bekend merk; LANCETTI-ELLE stemt overeen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 28 april 1993, nr. 26, blz. 124.
-, Kleur zwart voor professionele werktuigen zeer gebruikelijk; geen inburgering van gebruik voor trapstijlen; gebruik kleur rood door Centrum niet ter onderscheiding van waren, bovendien is gebruik rode kleur adequaat om bovenste trede aan te geven en dus niet als inbreukmakend te beschouwen; trappen van Altrex hebben geen eigen vorm met oorspronkelijk karakter; bij ontbreken van modeldepot kan slechts van onrechtmatige nabootsing sprake zijn o.g.v. bijkomende omstandigheden; Pres. Rechtbank's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 385 (met noten A.A. Q.). -, Merk Tiramisu is een gebruikelijke aanduiding van de smaak van een product en als zodanig niet onderscheidend; Pres. Rechtbank Haarlem, 23 jan. 1996, nr. 36, blz. 159. Onderwaterschip, zie Pres. Rechtbank Amsterdam, ïgjuni 1997, nr. 74, blz. 352 (met noot A.A. Q.). Onderzoeksexceptie, Verknochtheid tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden aangenomen nu het om één en hetzelfde Europees octrooi gaat, waarvan de beschermingsomvang uniform dient te worden vastgesteld; onderzoek aan de geoctrooieerde vinding geen octrooiinbreuk; na bezwaar van gedaagden geldt kort geding als niet ingetrokken; intrekking kort geding betekent dat eiseres haar vordering niet wenst te handhaven; onder verschotten procureur vallen niet de kosten voor partijdeskundigen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. Oneerlijke mededinging, zie mededinging. Oneigenlijk beroep op auteursrecht in Nederland, actualiteiten, blz. 120.
Ontlening, Overname kwantitatief en kwalitatief onbetekenende gedeelten van de tekst van de VNW-cd geen -; uitleg nationale wet conform Richtlijn Databank; Richtlijn laat wetgever niet vrij databanken van wetten uit te sluiten van het recht sui generis; vervaardiging databank geen één-lij nsprestatie; de verzameling van Vermande is geen databank die auteursrechtelijke bescherming geniet, derhalve is art. 10, 2 TRIPs niet van toepassing; overtreding contractueel beding, copieerverbod, door B. niet aangenomen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noten A.A. Q.). -, Spoedeisend belang; rugzak-model Sweet Maria geen oorspronkelijk werk; geen nodeloze stijlnabootsing; rugzakmodel ART M/L wel oorspronkelijk, - aangenomen; door Ter Maten is niet verwijtbaar gehandeld; toewijzing winstbegroting geweigerd; Pres. Rechtbank Rotterdam, i2febr. 1998, nr. 83, blz. 395. -, Beroep niet te laat ingediend; beroep van tussenbeschikking kan alleen worden ingesteld tegelijk met de eindbeschikking; verzoeker heeft aanvrager toestemming verleend om in te dienen; vraag of aan de toestemming een wilsgebrek kleefde voorbehouden aan burgerlijke rechter; verzoek opeising afgewezen; Octrooiraad, Afd. van Beroep, 4 aug. 1998, nr. 67, blz. 320. Ontwikkelingen experiment versnelde bodemprocedure in octrooizaken, actualiteiten, blz. 120/1. Oosterpark, zie Kantongerecht Amsterdam, 29 jan. I997,nr. 81, blz. 388. Opeising, Beroep niet te laat ingediend; beroep van tussenbeschikking kan alleen worden ingesteld tegelijk met de eindbeschikking; verzoeker heeft aanvrager toestemming
E I G E N D O M
19 9 8
verleend om in te dienen; vraag of aan de toestemming een wilsgebrek kleefde voorbehouden aan burgerlijke rechter; verzoek opeising afgewezen; Octrooiraad, Afd. van Beroep, 4 aug. 1998, nr. 67, blz. 320. Oppositie, Spoedeisend belang verloren door twee jaren wachten na kennisname van inbreuk; wachten op uitkomst - tegen PTT-octrooi geen rechtvaardiging gezien stelling dat PTT-octrooi afhankelijk is van BT-octrooi; Pres.: afstand van bescherming moet ondubbelzinnig in het octrooischrift te lezen zijn; indirecte octrooi-inbreuk aangenomen; geen verbod indien en zolang toereikende zekerheid is gesteld; Hof 's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. Oranje kleurmerk, zie Hof 's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212.
Ouders van Nu/Ouders on Line, zie Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 11, blz. 70. Overdracht, octrooi, Geen algemene vordering uit onrechtmatige daad voor octrooilicentiehouder; - en beslag; onrechtmatig advies; merkdepot niet te kwader trouw; bevoegdheid; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, I7febr. 1997, nr. 1, blz. 15. Overeenkomst van Locarno tot instelling van een internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid, toetreding door Kirgizië en Turkije, zie officiële mededeling, blz. 444. -, toetreding door Wit Rusland en Roemenië, zie officiële mededeling, blz. 328. Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, toetreding door Kirgizië en Zuid Korea, zie officiële mededeling, blz. 444. -, toetreding door Wit-Rusland en Roemenië, zie officiële mededeling, blz. 328. Overeenkomst van Straatsburg betreffende de internationale classificatie van octrooien, toetreding door Wit-Rusland en Roemenië, zie officiële mededeling, blz. 292. -, toetreding door Kirgizië, zie officiële mededeling, blz. 400. -, toetreding door Zuid-Korea, zie officiële mededeling, blz. 444. Overeenkomst van Wenen tot instelling van een internationale classificatie van beeldbestanddelen van merken, bekrachtiging door Roemenië, zie officiële mededeling, blz. 328. Overeenstemming, verwarringsgevaar en/of associatie? Exit het associatiegevaar; Terug naar het verwarringsgevaar, artikel van prof. mr. L. van Bunnen, blz. 43/7. Overeenstemming (merken), zie Canon/Cannon: soortgelijkheid en - als communicerende vaten, actualiteiten, blz. 367. - (merken), Atelier in bijzondere schrijfwijze is onderscheidend kenmerk van het beeldmerk; gebruik beeldmerk zonder schildersezel is merkgebruik; Ateliers Magazine is overeenstemmend voor soortgelijke waren; Hof Amsterdam, 27 juli 1995, nr. 19, blz. 93. - (merken), Gebruik merk 'Claimcare' door afdeling van advocatenmaatschap is normaal gebruik; bij - handelsnaam EuroClaim met merk Eurocare, is het merkdepot te kwader trouw; 'ClaimCare' als merk voldoende onderscheidend, doch zwak, hetgeen wordt ondersteund door de weigering tot inschrijving door het BMB; geen associaties tussen ClaimCare en EuroClaim te duchten; verwarring tussen handelsnamen ClaimCare-EuroCare en EuroClaim is niet aannemelijk; Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378. - (merken), Merk 'Braderije' dient ter onderscheiding van het product van de licentienemers van Het Zuivelbureau; daarmee is niet onverenigbaar dat die licentienemers eikaars con-
19
9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
currenten zijn; 'Braderije' is meer sterk dan zwak, 'Bradine' stemt daarmee overeen; Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 87, blz. 424. - (merken), Het sterke woordmerk 'RED ALERT en 'ready & alert' in het teken vertonen auditieve gelijkenis; gevaar van, tot verwarring leidende, associatie; ACE haakt op ontoelaatbare wijze aan bij populariteit en wervende kracht van 'RED ALERT'; Hof Amsterdam, 12 maart 1998, nr. 90, blz. 431. - (merken), Het teken 'Ex Tension' met figuratieve 'Ex' en afzonderlijk weergegeven 'Tension' in blokletters voor soortgelijke waren, geeft mogelijkheid van associatie met merk 'Tenson'; verbod elk ander met de merken van eiseres overeenstemmend teken te gebruiken is te vaag; Hof Arnhem, 10 okt. 1995, nr. 60, blz. 305. - (merken), Beoordeling niet-gebruik naar oud recht, nietigheids- en verbodsvorderingen naar nieuw recht; rechtinstandhoudend gebruik voor bepaalde waren niet tevens voor soortgelijke, ruim omschreven, waren; waren parfums etc. en tandenborstels etc. niet soortgelijk; schade niet gebleken; Rb.: Caron en Caro stemmen overeen; Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. - (merken), Runnersworld heeft geringe onderscheidende kracht; Runners Point stemt in onvoldoende mate overeen; merk Sport Point is niet gebruikt voor waren en derhalve vervallen; geen verwarring tussen handelsnamen te duchten; Rechtbank Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. - (merken), Auditieve en begripsmatige gelijkenis tussen teken Frusli en merk Cruesli; beperkte nietigverklaring en doorhaling; Rechtbank's-Gravenhage, 5 juli 1995, nr. 3, blz. 22. - (merken), 'Bomenzand' heeft nauwelijks onderscheidend vermogen; Bomenzand 500 is zwak; Straatbomen-zand stemt niet overeen; Rechtbank 's-Gravenhage, 28febr. 1996, nr. 38, blz. 166. - (merken), 'Braderije' onderscheidt naar herkomst, niet slechts naar samenstelling van het product; gebruik van het merk door licentienemers die eikaars concurrenten zijn, is normaal gebruik; geen verwording tot soortmerk; gezien naamsbekendheid is 'Braderije' geen zwak merk; gelijkenis 'Bradine' met 'Braderije is groot; kans op verwarring; Rechtbank 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. - (merken), Tussen PMF en T.M.F, zijn geen associaties te verwachten; ook merken 'The Music Factory' en Peter's Music Factory'stemmen onvoldoende overeen; Pres. Rechtbank Amsterdam, 6 juni 1996, nr. 59, blz. 303. - (merken), 'ELLE' is door gebruik meer onderscheidend geworden en een algemeen bekend merk; LANCETTI-ELLE stemt overeen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 28 april 1993, nr. 26, blz. 124. - (merken), Geen - tussen woordmerken 'Dr. Pepper' en 'Dr Foots'; wel associatie tussen de etiketten van de flessen en blikjes; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 26 maart 1996, nr. 13, blz. 71. - (merken), Ondanks enige gelijkenis, is er, gelet op de omstandigheden en de begripsmatig totaal verschillende lading van beide woorden, geen gevaar voor verwarring of associatie tussen SPAR en SPARKLE; Pres. Rechtbank Rotterdam, 29 april 1997, nr. 12, blz. 70. - (merken), De shampoo verpakkingen van Kao en Trekpleister in hun geheel en in onderling verband beschouwd stemmen zodanig overeen dat verwarring mogelijk is; Pres. Rechtbank Rotterdam, 23 sept. 1997, nr. 28, blz. 128. Overwalle, G. Van, Octrooieerbaarheid van Plantenbiotechnologische Uitvindingen, Brussel, 1996, besproken door jhr. mr. J.L.R.A. Huydecoper, blz. 290/1.
E I G E N D O M
4 6 5
Overwalle, G. Van, (ed.), Octrooirecht, ethiek en biotechnologie, Brussel, 1998, besproken door mr. S. Bostyn, blz. 361/4. P20 II, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 57, blz. 302. Parallelimport, Hof van Justitie EG beslist in het Silhouettearrest contra wereldwijde uitputting, actualiteiten, blz. 244. -, zie Benelux Merkenrecht, kroniek, blz. 252/5. -, -, recht en beleid, afscheidscollege prof. mr. H. Cohen Jehoram, zie berichten, blz. 328. Partiële nietigheid, noot van dr. J.HJ. den Hartog onder Pres. Rechtbank's-Gravenhage, 13 mei 1998, nr. 55, blz. 298. Parijse Conventie, zie Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom. P.C.T., Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, toetreding door Cyprus, zie officiële mededeling, blz. 168. -, toetreding door India, zie officiële mededeling, blz. 400. -, toetreding door Grenada, zie officiële mededeling, blz. 444. Peter's Music Factory/The Music Factory I, zie Kantongerecht Amsterdam, 28 mei 1996, nr. 65, blz. 316. Peter's Music Factory/The Music Factory II, zie Pres. Rechtbank Amsterdam, 6 juni 1996, nr. 59, blz. 303. Philapost I, zie Pres. Rechtbank Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. 99. Philapost II, zie Rechtbank Rotterdam, 29 mei 1997, nr. 22, blz. 101. Plantenrassenbescherming, zie kwekersrecht. Porseleinen KLM-huisjes, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 7 mei 1997, nr. 54, blz. 289 (met noot C. v. N.). Portretrecht, Schadevergoeding na onrechtmatig gebruik van een portret van een bekend model gesteld op het bedrag van de besparing; Kantonrechter Leiden, 8 mei 1996, nr. 46, blz. 237. Prejudiciële vragen uit Dendermonde over 'in de Gemeenschap in het verkeer brengen' en 'toestemming van de merkhouder', actualiteiten, blz. 183/4. Prejudiciële vragen, Wanneer de HR zich met een vraag tot het Europese Hof went alvorens zich tot het BenGH te wenden, is het BenGH ontslagen van haar verplichting deze vraag aan het EG-hof voor te leggen en omgekeerd; doorverkoper van merkproducten mag merk gebruiken om verhandeling aan te kondigen, doch de wederverkoper van luxueuze en prestigieuze producten mag niet deloyaal handelen tegenover de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder, bijv. door het merk in een reclamefolder te plaatsen te midden van andere merken die ernstig afbreuk kunnen doen aan het imago van het merk; naast de grenzen van het auteursrecht in de Aw. is voor een beroep op misbruik van bevoegdheid geen plaats; Hof van Justitie E.G., 4nov. 1997, nr. 41, blz. 195 (met noot Ste.). Prisma Verzekeringsadvies/Viaprisma, zie Kantongerecht Amsterdam, 28 sept. 1996, nr. 80, blz. 387. Procesorde, In het kader van rechtshandhavend merkgebruik heeft schriftelijke vastlegging of registratie van licenties geen betekenis; betwisting normaal gebruik eerst bij pleidooi i.c. niet strijdig met -; bewij slast van niet(-normaal) gebruik rust op degene die non-usus stelt, doch de merkhouder dient over het gestelde gebruik zodanige gegevens te verschaffen, dat de wederpartij aan zijn bewijsplicht kan voldoen; geringe belangstelling voor het product vormt geen geldige reden voor niet-gebruik; Rechtbank 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382.
4 6 6
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Procesrecht in octrooizaken, zie Gelijke kappen: een monnikenwerk, artikel van mr. J.H.P.J. Willems, blz. 251/2. -, zie Ontwikkelingen experiment versnelde bodemprocedure in octrooizaken, actualiteiten, blz. 120/1. -, zie Versneld procesregime in octrooizaken, berichten, blz. 139. Product, Verlening ABC; omschrijving - afwijkend van omschrijving werkzame bestanddeel in de marktvergunning; Bureau voor de Industriële Eigendom, 30 sept. 1997, nr. 15, blz. 75. -, Certificaat verleend voor - waarvoor eerder o.g. v. ander basisoctrooi reeds een certificaat is verleend; zie EG-Hof 23 maart 1997; Bureau voor de Industriële Eigendom, 9 jan. 1998, nr. 31, blz. 133. Productaansprakelijkheid, Reële mogelijkheid van afbreuk aan technische deugdelijkheid voldoende om, bij revisie, niet tot merkverwijdering over te gaan; onderscheid tussen revisie die wel en die niet leidt tot wijziging in de toestand van de waar niet mogelijk; beroep op verschoonbare dwaling gaat na 'Valeo' niet meer op; Hof Arnhem, 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160.
Programmatuurbescherming, zie databank. Protocol van Madrid, zie WIPO Seminars over het -, berichten, blz. 78. Ptt-telecom.com, zie Pres. Rechtbank Amsterdam, 5 febr. 1998, nr. 89, blz. 429. Puma/Sabel, zie Overeenstemming, verwarringsgevaar en/of associatie? Exit het associatiegevaar; Terug naar het verwarringsgevaar, artikel van prof. mr. L. Van Bunnen, blz. 43/7. -, zie Bekende merken en soortgelijke waren. Beschermingsomvang na Sabel/Puma, artikel van mevr. mr. L.D. Bruining, blz. 246-250. -, zie De drie Merkenarresten van het Europese Hof van november 1997, actualiteiten, blz. 12/3. -, zie Kaas uit de Beemsterpolder in het licht van de Springende Raubkatze, actualiteiten, blz. 145. -, Springende Raubkatze, zie Hof van Justitie E.G., nnov. 1997» nr. 9, blz. 64. Quaker Cruesli/Jordans Frusli, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 5 juli 1995, nr. 3, blz. 22. Raad van Beroep/Merkelbach, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 2 april 1998, nr. 25, blz. 122. Recht van voorrang, zie voorrangsrecht. Reclame, zie Bundesgerichtshof anticipeert op doorvoering Richtlijn vergelijkende-reclame, actualiteiten, blz. 184. -, Misleidende -, vergelijkende -; Pelikan heeft te gelden als degene die de inhoud etc. van de advertenties heeft bepaald, op haar rust de bewijslast ter zake van de juistheid van de mededelingen; te algemeen en onvoldoende concreet verbod geweigerd; volmacht om tegen merkinbreuken te ageren; Scarlett H.P. en McPackards maken inbreuk op de merken HP resp. Hewlett-Packard; Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. -, 'Ompak'-rechtspraak EG niet relevant; merk INA voor kogellagers heeft nauwelijks een herkomst-, garantie-, of communicatiefunctie, derhalve levert ompakken geen gegronde reden voor verzet tegen verder verhandelen door AKN; geen onrechtmatige daad of misleidende -; Rechtbank Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. -, Spoedeisend belang ontbreekt nu etikettering op verpakking reeds 23 jaar wordt toegepast; aanbieden onder de naam
E I G E N D O M
'CoolBest' van product dat niet gekoeld hoeft te worden niet misleidend; Pres. Rechtbank Rotterdam, 4 juli 1995, nr. 6, blz. 34. -, De smaaktest is te beschouwen als -, echter niet als vergelijkende -, die bovendien niet verboden is; de zinsnede in een advertentie is onvoldoende duidelijk; Reclame Code Commissie, 23 mei 1996, nr. 47, blz. 238. Rectificatie 'Kroniek Benelux Merkenrecht', blz. 330. Red Alert/ready & alert, zie Hof Amsterdam, 12 maart 1998, nr. 90, blz. 431. Red Alert auteursrechten, zie Pres. Rechtbank Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84, blz. 398. Regelgeving en zaken bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op IE-gebied, mr. H. M. H. Speyart, zie berichten, blz. 36/9. Registratie geneesmiddelen, zie de noot van prof. mr. A.A. Quaedvlieg, Europeesrechtelijke overwegingen, onder Pres. Rechtbank Breda, 10 juli 1996, nr. 73, blz. 350. Requiem voor de 'Dutch Cross-Border Injunction' Praktijk?, actualiteiten, blz. 181/3. Requiem voor de 'Dutch Cross-Border Injunction' Praktijk? II, actualiteiten, blz. 243/4. Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen, zie wetgeving, blz. 438-442. Rode trede-merken, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 385 (met noten A.A. Q.). Roemenië, toegetreden tot de Classificatie Overeenkomst van Straatsburg, zie officiële mededeling, blz. 292. -, bekrachtigt Schikking van Madrid en Protocol, zie officiële mededeling, blz. 328. -, toegetreden tot de Overeenkomst van Nice en de Overeenkomst van Locarno, zie officiële mededeling, blz. 328. -, bekrachtigt de Overeenkomst van Wenen, zie officiële mededeling, blz. 328. Runnersworld/Runners Point, zie Rechtbank Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. Rijksoctrooiwet, zie Eenheid van uitvinding: de valkuilen onder de Rijksoctrooiwet. Aanvullingen op de wet raadzaam, artikel van dr. ir. J. J. Hutter, blz. 295/8. Sabel/Puma, zie Puma/Sabel. Sao Tomé en Principe, toegetreden tot Verdrag van Parijs, zie officiële mededeling, blz. 168 en 292. -, toegetreden tot de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom, zie officiële mededeling, blz. 292. Scarlett H.P./HP, zie Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. Schade, Beoordeling niet-gebruik naar oud recht, nietigheidsen verbodsvorderingen naar nieuw recht; rechtinstandhoudend gebruik voor bepaalde waren niet tevens voor soortgelijke, ruim omschreven, waren; waren parfums etc. en tandenborstels etc. niet soortgelijk; - niet gebleken; Rb.: Caron en Caro sremmen overeen; Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. Schadevergoeding, - na onrechtmatig gebruik van een portret van een bekend model gesteld op het bedrag van de besparing; Kantonrechter Leiden, 8 mei 1996, nr. 46, blz. 237. Schietschijfjes,zieHof Amsterdam, 5 dec. 1996, nr. 64,blz. 313. Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van Merken, zie WIPO Seminars over het Protocol van Madrid, berichten, blz. 78.
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
- , en Protocol, ratificatie door de Federale Republieke Joegoslavië en Prinsdom Liechtenstein, toetreding door Slovenië', aanvaarding door Benelux, zie officiële mededeling, blz. 80. - , en Protocol, toetreding door Kenia, toetreding Protocol door Georgië, bekrachtiging Protocol door Roemenië, zie officiële mededeling, blz. 328. - , en Protocol, toetreding door Swaziland tot Schikking en Protocol, toetreding Estland en Turkije tot Protocol, zie officiële mededeling, blz. 400. Schikking van Nice, zie Overeenkomst van Nice. Schorsing, Voorlopige voorziening ook in geval er geen spoedappel is ingesteld; gedeeltelijke - vonnis geweigerd; geen juridische misslag Pres.; Hof 's-Gravenhage, 7dec. 1995 nr. 17, blz. 87. - , Uitspraak Hof inz. nietigheid spoedig verwacht; geen aanleiding tot - onderhavige procedure; hoger beroep uitgesloten; Rechtbank 's-Gravenhage, 29 jan. 1997, nr. 3 2, blz. 146. Schorsing octrooigemachtigde, Vordering tot opschorting van schorsing octrooigemachtigde Merkelbach onverenigbaar met gesloten systeem tuchtrechtspraak; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 2 april 1998, nr. 25, blz. 122. Scope of Protection for Patents in Litigation: Developments on the 'Written Description' and 'Enablement' Requirements, Claim Interpretation, and the Doctrine of Equivalents, The, artikel van Donald S. Chisum, blz. 171-180. Shampoo verpakkingen, zie Pres. Rechtbank Rotterdam, 23 sept. 1997, nr. 28, blz. 128. Shrink/wrap overeenkomst bindt niet, noot 4 van prof. mr. A.A. Quaedvlieg onder Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 393. Silhouette of a Trojan Horse: Reflections on Advocate General Jacobs' Opinion in Silhouette v. Hartlauer, The, artikel van Frederick M. Abbott en D.W. F. Verkade, blz. 111/9. Silhouette-arrest, zie Hof van Justitie EG beslist in het - contra wereldwijde uitputting, actualiteiten, blz. 244. Silhouette/Hartlauer, zie Conclusie van A-G Jacobs in HvJ EGzaak 355/96 (-), actualiteiten, blz. 83. Slaafse nabootsing, zie nabootsing. Slagerskaas, zie Kaas uit de Beemsterpolder in het licht van de Springende Raubkatze, actualiteiten, blz. 145. Slovenië, toegetreden tot Protocol bij Schikking van Madrid, zie officiële mededeling, blz. 80. - , toegetreden tot Verdrag van Boedapest, zie officiële mededeling, blz. 80. Smiths Smaaktest, zie Reclame Code Commissie, 23 mei 1996, nr. 47, blz. 238. Soortgelijkheid, zie Canon/Cannon: - en overeenstemming als communicerende vaten, actualiteiten, blz. 367. - , Beoordeling niet-gebruik naar oud recht, nietigheids- en verbodsvorderingen naar nieuw recht; rechtinstandhoudend gebruik voor bepaalde waren niet tevens voor soortgelijke, ruim omschreven, waren; waren parfums etc. en tandenborstels etc. niet soortgelijk; schade niet gebleken; Rb.: Caron en Caro stemmen overeen; Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. Soortgelijkheid (van waren of diensten), zie Bekende merken en soortgelijke waren. Beschermingsomvang na Sabel/Puma, artikel van mevr. mr. L.D. Bruining, blz. 246-250. Soortnaam, 'Braderije' onderscheidt naar herkomst, niet slechts naar samenstelling van het product; gebruik van het merk door licentienemers die eikaars concurrenten zijn, is normaal gebruik; geen verwording tot soortaanduiding; gezien naamsbekendheid is 'Braderije' geen zwak merk; gelijkenis
E I G E N D O M
4 6 7
'Bradine' met 'Braderije is groot; kans op verwarring; Rechtbank 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. Spar/Sparkle, zie Pres. Rechtbank Rotterdam, 29 april 1997, nr. 12, blz. 70. Spoedappèl, Voorlopige voorziening ook in geval er geen - is ingesteld; gedeeltelijke schorsing vonnis geweigerd; geen juridische misslag Pres.; Hof 's-Gravenhage, 7dec. 1995 nr. 17, blz. 87. Spoedeisend belang, - verloren door twee jaren wachten na kennisname van inbreuk; wachten op uitkomst oppositie tegen PTT-octrooi geen rechtvaardiging gezien stelling dat PTToctrooi afhankelijk is van BT-octrooi; Pres.: afstand van bescherming moet ondubbelzinnig in het octrooischrift te lezen zijn; indirecte octrooi-inbreuk aangenomen; geen verbod indien en zolang toereikende zekerheid is gesteld; Hof's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. - , Art. 9 EG-Richtlijn 92/97 is beperking als bedoeld in art. 1 Aw.; bijsluiters van Centrafarm voldoen aan de bepalingen van de Richtlijn; verbod geweigerd; ïB-tekst en bijsluitertekst maken deel uit van administratieve beslissing; auteursrechtelijke bescherming stuit af op art. 11, slot Aw.; - ontbreekt nu Centrafarm reeds jarenlang de bijsluiterteksten hanteert; Pres. Rechtbank Breda, 10 juli i996,nr. 73, blz. 349 (met noot A.A. Q.). - , Geen - ; BASF had in verkeer brengen van bentazon door gedaagden eerder kunnen vaststellen, én heeft gedaagden niet eerder geconfronteerd met de octrooiinbreuk; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 14 okt. 1996, nr. 56, blz. 300. - , - ontbreekt nu etikettering op verpakking reeds 23 j aar wordt toegepast; aanbieden onder de naam'CoolBest' van product dat niet gekoeld hoeft te worden niet misleidend; Pres. Rechtbank Rotterdam, 4 juli 1995, nr. 6, blz. 34. - , Art. 37D mist toepassing op kort geding; bevoegdheid president; spoedeisendheid; verlies van herkenbaarheid en debiet voor Phila door gebruik van Philapost; Pres. Rechtbank Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. 99. - , - ; rugzak-model Sweet Maria geen oorspronkelijk werk; geen nodeloze stijlnabootsing; rugzak-model ART M/L wel oorspronkelijk, ontlening aangenomen; door Ter Maten is niet verwijtbaar gehandeld; toewijzing winstbegroting geweigerd; Pres. Rechtbank Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. Springende Raubkatze, zie Puma/Sabel. Stamicarbon/Dow, zie Hoge Raad, 5 sept. 1997, nr. 85, blz. 407 (met noot Ste.). Straatbomen-zand/Bomenzand 500, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 38, blz. 166. Straatsburg (classificatie), zie Overeenkomst van - betreffende de internationale classificatie van octrooien. Straatsburg (harmonisatie), zie Verdrag van - over de eenmaking van bepaalde onderdelen van het octrooirecht. Straatsteenreiniger, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 27JUÜ 1993, nr. 34, blz. 149. Swaziland, toegetreden tot de Schikking van Madrid en het Protocol, zie officiële mededeling, blz. 400. Swing/Wings, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382. Talenkwestie, zie Gelijke kappen: een monnikenwerk, artikel van mr. J.H.P.J. Willems, blz. 251/2. Technisch effect onder water. Een auteursrechtelijk peillood op een technisch dilemma, Het, artikel van prof. mr. A. A. Quaedvlieg, blz. 332/5.
4 6 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Technisch effect, Geen desbewustheid tijdens licentieperiode, en ook niet o.g.v. eerdere kort geding dagvaarding, wel na betekening exploit; verschillen tussen openbaarmaking en verleend octrooi van ondergeschikt belang; combinatie van drie op zichzelf bekende maatregelen, waarvan de derde geen - heeft, {anders de Bijz. Afd.); overblijvende combinatie levert geen onverwacht pluseffect op en is daarom onvoldoende inventief; Rechtbank 's-Gravenhage, 12 febr. 1997, nr. 39, blz. 186. - (model), Vormgeving van de romp van de schepen met 'gull wings' is functioneel bepaald; er is sprake van een model echter niet gedeponeerd; bovendien geen duidelijk kunstzinnig karakter, mede omdat het onderwaterschip normaal gesproken niet zichtbaar is; Pres. Rechtbank Amsterdam, 19 juni 1997, nr. 74, blz. 352 (met noot A.A.Q.). - (model), Beroep van Standard op eventueel modelrecht is in gegeven omstandigheden naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar; Pres.: deze inkepingen in de schietschijfjes lijken nodig voor het technische effect; Hof Amsterdam, 5 dec. 1996, nr. 64, blz. 313. Telecommunicatierecht, zie Cursus 'Amerikaans en vergelijkend media- en telecommunicatierecht', berichten, blz. 443. Tenson/Ex Tension, zie Hof Arnhem, 10 okt. 1995, nr. 60, blz. 305. Thames Water/Norit, zie Ontwikkelingen experiment versnelde bodemprocedure in octrooizaken, actualiteiten, blz. 120/1. Thomas Cook, zie Pres. Rechtbank Amsterdam, 7 maart 1996, nr. 61, blz. 309. Tiramisu, zie Pres. Rechtbank Haarlem, 23 jan. 1996, nr. 36, blz. 159. Toedoen of nalaten van de merkhouder is niet relevant in geval een vormmerk algemeen gebruikelijk is geworden, Een, noot van mr. P. J. M. Steinhauser onder BenGH, 19 dec. 1997, nr. 44, blz. 236. Toestemming merkgebruik, zie Prejudiciële vragen uit Dendermonde over 'in de Gemeenschap in het verkeer brengen' en 'toestemming van de merkhouder', blz. 183/4. - , Shirts met inbreukmakend merk niet met toestemming licentiehoudster in het verkeer gebracht; vordering tot verstrekken facturen enz. geweigerd want merkinbreuk is niet toerekenbaar; afgifte inbreukmakende shirts toegewezen; Rechtbank 's-Gravenhage, 26 febr. 1997, nr. 62, blz. 310. Tri-ominos/Triomino, zie Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 43, blz. 215 (waarin BenGH, 19 dec. 1994). TRIPs-kort geding. Hoe nu verder?, Het, artikel van mr. X.E. Kramer en mr. T.I. Spoor, blz. 370/3. TRIPs-verdrag, zie Wederom: de voorlopige voorziening naar Nederlands recht en artikel 50 lid 6 TRlPs, artikel van mr. R. Laret, blz. 47-51. - , zie Artikel 50 lid 6 TRIPs heeft slechts beperkte werking, artikel van mr. T. Cohen Jehoram, blz. 368/9. - , zie Hof van Justitie EG bestempelt het Nederlandse kort geding tot 'voorlopige maatregel' in de zin van art. 50 TRIPsverdrag, actualiteiten, blz. 184/6. - , zie Haagse rechtbank stelt prejudiciële vragen over directe werking art. 50 - , actualiteiten, blz. 244/5. - , zie Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over - , actualiteiten, blz. 403. - , Bevoegdheid Hof m.b.t. uitleg art. 50 TRIPs; Nederlandse kort-geding procedure, waarin een maatregel wordt getroffen die een einde beoogt te maken aan vermeende inbreuken op een merkrecht, levert een voorlopige maatregel in de
E I G E N D O M
19
9 8
zin van art. 50 TRIPs op; Hof van Justitie E.G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. - , Gebruik van het logo van Thomas Cook op gevelborden, wekt indruk van bijzondere relatie tussen Thomas Cook en City Change; een geldige reden daarvoor ontbreekt; voorziening in kort geding is geen voorlopige maatregel in de zin van art. 50,6 TRIPs; Pres. Rechtbank Amsterdam, 7 maart 1996, nr. 6 i , blz. 309. - , Geen hernieuwde toetsing in k.g. van door OR reeds beoordeelde literatuur; desbewustheid o.g.v. - ; terugroepgebod afgewezen; afgifte inbreukmakende koeltafels toegewezen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. -.Overname kwantitatief en kwalitatief onbetekenende gedeelten van de tekst van de VNW-cd geen ontlening; uitleg nationale wet conform Richtlijn Databank; Richtlijn laat wetgever niet vrij databanken van wetten uit te sluiten van het recht sui generis; vervaardiging databank geen één-lij nsprestatie; de verzameling van Vermande is geen databank die auteursrechtelijke bescherming geniet, derhalve is art. 10, 2 TRIPs niet van toepassing; overtreding contractueel beding, copieerverbod, door B. niet aangenomen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noten A.A. Q.). Tuchtrechtspraak, Vordering tot opschorting van schorsing octrooigemachtigde Merkelbach onverenigbaar met gesloten systeem - ; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 2 april 1998, nr. 25, blz. 122. Tulip Inn Oosterpark/Hotel Oosterpark, Kantongerecht Amsterdam, 29 jan. 1997, nr. 81, blz. 388. Turkije, toegetreden tot het Verdrag van Boedapest, zie officiële mededeling, blz. 400. - , toegetreden tot het Protocol bij de Schikking van Madrid, zie officiële mededeling, blz. 400. - , toegetreden tot de Overeenkomst van Locarno tot instelling van een internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid, zie officiële mededeling, blz. 444. Tussenbeschikking, Beroep niet te laat ingediend; beroep van kan alleen worden ingesteld tegelijk met de eindbeschikking; verzoeker heeft aanvrager toestemming verleend om in te dienen; vraag of aan de toestemming een wilsgebrek kleefde voorbehouden aan burgerlijke rechter; verzoek opeising afgewezen; Octrooiraad, Afd. van Beroep, 4 aug. 1998, nr. 67, blz. 320. Uitputting (auteursrecht), First sale doctrine in Amerikaans auteursrecht, zie actualiteiten, blz. 120. - (merk), zie The Silhouette of a Trojan Horse: Reflections on Advocate General Jacobs' Opinion in Silhouette v. Hartlauer, artikel van Frederick M. Abbott en D.W. F. Verkade, blz. 111/ 9- (merk), Conclusie van A-G Jacobs in HvJ EG-zaak 355/96 (Silhouette/Hartlauer), zie actualiteiten, blz. 83. - (merk), zie Prejudiciële vragen uit Dendermonde over 'in de Gemeenschap in het verkeer brengen' en 'toestemming van de merkhouder', zie actualiteiten, blz. 183/4. - (merk), zie Hof van Justitie EG beslist in het Silhouette-arrest contra wereldwijde uitputting, actualiteiten, blz. 244. - (merk), zie Benelux Merkenrecht, kroniek, blz. 252/5. - (merk), Wanneer de HR zich met een vraag tot het Europese Hof went alvorens zich tot het BenGH te wenden, is het BenGH ontslagen van haar verplichting deze vraag aan het EG-hof voor te leggen en omgekeerd; doorverkoper van merkproducten mag merk gebruiken om verhandeling aan te kondigen, doch de wederverkoper van luxueuze en pres-
19 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
tigieuze producten mag niet deloyaal handelen tegenover de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder, bij v. door het merk in een reclamefolder te plaatsen te midden van andere merken die ernstig afbreuk kunnen doen aan het imago van het merk; naast de grenzen van het auteursrecht in de Aw. is voor een beroep op misbruik van bevoegdheid geen plaats; Hof van Justitie E.G., 4 nov. 1997, nr. 41, blz. 195 (met noot Ste.). Uitputting begrensd, noot van mr. R J. M. Steinhauser onder Hof vanJustitieE.G.,4nov. 1997, nr. 41, blz. 195 (met noot Ste.). Uitvindingshoogte, Nieuwe alternatieve oplossing voor bestaand probleem kan uitvinderswerkzaamheid opleveren, mits de oplossing zelf inventief is; kenmerk 2 van het octrooi is inventief; Hof's-Gravenhage, 6febr. 1997, nr. 33, blz. 147. -, Geen desbewustheid tijdens licentieperiode, en ook niet o.g.v. eerdere kort geding dagvaarding, wel na betekening exploit; verschillen tussen openbaarmaking en verleend octrooi van ondergeschikt belang; combinatie van drie op zichzelf bekende maatregelen, waarvan de derde geen technisch effect heeft, anders de Bijz. Afd.; overblijvende combinatie levert geen onverwacht pluseffect op en is daarom onvoldoende inventief; Rechtbank 's-Gravenhage, i2febr. 1997, nr. 39, blz. 186. - (na gedeeltelijke nietigheid), Advies Bureau I.E. tot gedeeltelijke nietigheid; Pres. kan de door Bureau geschreven overblijvende conclusies niet op inventiviteit beoordelen zonder nieuwe formulering probleemstelling; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 13 mei 1998, nr. 55, blz. 298 (met noot J. d. H.). Unieverdrag van Parijs, zie Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom. Valeo, Reële mogelijkheid van afbreuk aan technische deugdelijkheid voldoende om, bij revisie, niet tot merkverwijdering over te gaan; onderscheid tussen revisie die wel en die niet leidt tot wijziging in de toestand van de waar niet mogelijk; beroep op verschoonbare dwaling gaat na'-' niet meer op; Hof Arnhem, 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160. Verbod buitenland, zie grensoverschrijdend verbod. Verdrag inzake de internationale inschrijving van merken, zie Schikking van Madrid. Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom, zie O.M.P.I. Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, zie P. C.T. Verdrag van Boedapest inzake de erkenning van het depot van micro-organismen, zie micro-organismen. Verdrag van München inzake de verlening van Europese octrooien, zie Europees Octrooi Verdrag van München. Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, toetreding door Botswana, zie officiële mededeling, blz. 108.
-, toetreding door Cambodja en Grenada, zie officiële mededeling, blz. 404. -, toetreding door Sao Tomé en Principe, Mozambique en Guatemala, zie officiële mededeling, blz. 168. -, toetreding door India, zie officiële mededeling, blz. 400. Verdrag van Straatsburg over de eenmaking van bepaalde onderdelen van het octrooirecht, bekrachtiging door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, zie officiële mededeling, blz. 292. Verenigde Staten, zie The Scope of Protection for Patents in Litigation: Developments on the 'Written Description' and 'Enablement' Requirements, Claim Interpretation, and the
E I G E N D O M
4 6 9
Doctrine of Equivalents, artikel van Donald S. Chisum, blz. 171-180.
-, zie De 'Doctrine of Equivalents' na Warner Jenkinson v. Hilton Davis: U.S. Patent Law als inspiratie voor Europa?, artikel van mr. Th.C.J.A. van Engelen, blz. 4-11. -, First sale doctrine in Amerikaans auteursrecht, zie actualiteiten, blz. 120. -, zie H.M.E. Bertrams, Equivalentie in het octrooirecht. Een vergelijkend onderzoek naar equivalentie in Nederland, Duitsland en de-, Deventer, 1998, besproken door dr. J.H.J. den Hartog, blz. 326/7. -, zie Cursus Amerikaans Octrooirecht, berichten, blz. 107. -, mediarecht, zie Cursus 'Amerikaans en vergelijkend mediaen telecommunicatierecht', berichten, blz. 443. Vergelijkende reclame, zie reclame. Vergoeding, Uitgebrachte deurwaardersexploit voldoende duidelijk; redelijke -; Rechtbank 's-Gravenhage, 11 dec. 1996, nr. 2, blz. 19. Vermande/Bojkovski, zie Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390. Versneld procesregime in octrooizaken, zie berichten, blz. 139. Verwarringsgevaar, zie Bekende merken en soortgelijke waren. Beschermingsomvang na Sabel/Puma, artikel van mevr. mr. L.D. Bruining, blz. 246-250. -, zie Overeenstemming, - en/of associatie? Exit het associatiegevaar; Terug naar het -, artikel van prof. mr. L. van Bunnen, blz. 43/7. -, zie Kaas uit de Beemsterpolder in het licht van de Springende Raubkatze, actualiteiten, blz. 145. -, zie Canon/Cannon: soortgelijkheid en overeenstemming als communicerende vaten, actualiteiten, blz. 367. -, zie Benelux Merkenrecht, kroniek, blz. 252/5. -, Uitleg van 'gevaar voor verwarring, inhoudende de mogelijkheid van associatie', aldus dat gevaar voor verwarring niet reeds aanwezig is indien men twee merken wegens overeenstemmende begripsinhoud met elkaar zou kunnen associëren; Hof van Justitie E.G., 11 nov. 1997, nr. 9, blz. 64. -, Ondanks gelijkenis 'Arena' en 'Amsterdam Arena' onvoldoende -; verwarring in de toekomst niet uitgesloten; Hof Amsterdam, 5 okt. 1995, nr. 4, blz. 24. -, Gebruik merk 'Claimcare' door afdeling van advocatenmaatschap is normaal gebruik; bij overeenstemming handelsnaam EuroClaim met merk Eurocare, is het merkdepot te kwader trouw; 'ClaimCare' als merk voldoende onderscheidend, doch zwak, hetgeen wordt ondersteund door de weigering tot inschrijving door het BMB; geen associaties tussen ClaimCare en EuroClaim te duchten; verwarring tussen handelsnamen ClaimCare-EuroCare en EuroClaim is niet aannemelijk; Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. yy, blz. 378. -, Hoewel geen onderneming vlg. art. 5 Hnw. heeft de later opgerichte St. Actief Faunabeheer de maatschappelijke plicht naamsverwarring te voorkomen; Kritisch Faunabeheer is onderscheidend, doch verwarring tussen beide namen is niet te duchten; Hof Amsterdam, 5 juni 1997, nr. 23, blz. 103. -, Het sterke woordmerk 'RED ALERT en 'ready & alert' in het teken vertonen auditieve gelijkenis; gevaar van, tot - leidende, associatie; ACE haakt op ontoelaatbare wijze aan bij populariteit en wervende kracht van 'RED ALERT'; Hof Amsterdam, 12 maart 1998, nr. 90, blz. 431. -, Aangevraagd gemeenschapsmerk geen beletsel voor vordering nu aanvraagprocedure nog niet is afgerond; verwarring tussen 'Amsterdam Arena' en 'Arena' voldoende aanneme-
4 7 0
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
lijk; merkdepot te kwader trouw; Rechtbank Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27 (met noten J.H. S.). - , Runnersworld heeft geringe onderscheidende kracht; Runners Point stemt in onvoldoende mate overeen; merk Sport Point is niet gebruikt voor waren en derhalve vervallen; geen verwarring tussen handelsnamen te duchten; Rechtbank Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. - , 'Braderije' onderscheidt naar herkomst, niet slechts naar samenstelling van het product; gebruik van het merk door licentienemers die eikaars concurrenten zijn, is normaal gebruik; geen verwording tot soortmerk; gezien naamsbekendheid is 'Braderije' geen zwak merk; gelijkenis 'Bradine' met'Braderije is groot; kans op verwarring; Rechtbank 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. - , Voor beoordelen verwarringsvraag uitgaan van normaal oplettend publiek, niet beperkt tot clientèle; - aangenomen; Pres. Rechtbank Middelburg, 7 febr. 1997, nr. 72, blz. 347. - , Ondanks enige gelijkenis, is er, gelet op de omstandigheden en de begripsmatig totaal verschillende lading van beide woorden, geen gevaar voor verwarring of associatie tussen SPAR en SPARKLE; Pres. Rechtbank Rotterdam, 29 april !997>nr. 12, blz. 70. - , De shampoo verpakkingen van Kao en Trekpleister in hun geheel en in onderling verband beschouwd stemmen zodanig overeen dat verwarring mogelijk is; Pres. Rechtbank Rotterdam, 23 sept. 1997, nr. 28, blz. 128. - , Gebruik PMF als handelsnaam staat onvoldoende vast; partijen, televisiemaker resp. cd-producent houden zich niet met dezelfde tak van handel en industrie bezig; geen verwarring tussen de handelsnamen aangenomen; Kantongerecht Amsterdam, 28 mei 1996, nr. 65, blz. 316. - , 'Prisma' kenmerkend, doch zwak bestanddeel van de handelsnamen; geen - o.m. door voorvoegsel 'via'; Kantongerecht Amsterdam, 28 sept. 1996, nr. 80, blz. 387. - , Partijen richten zich met hun verschillende diensten op dezelfde markt; verwarring is te duchten; verbod echter geweigerd, verzoekster is mede-oprichtster van verweerster; Kantongerecht Delft, 20 nov. 1997, nr. 66, blz. 319. Verwijzing, - o.g.v. 37D BMW ook indien Rb. op zichzelf bevoegd is; handelsnaamrecht is niet een soortgelijk recht als bedoeld in 16,4 EEX; in kort geding gevoerde procedure niet relevant voor verwijzing; Rechtbank Rotterdam, 29 mei 1997, nr. 22, blz. 101. - , Art. 37D mist toepassing op kort geding; bevoegdheid president; spoedeisendheid; verlies van herkenbaarheid en debiet voor Phila door gebruik van Philapost; Pres. Rechtbank Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. QQ. Verzoek Nieuwheids Onderzoek (VNO), Herstel termijn indiening verzoek onderzoek stand van de techniek; na eerdere verlening van een 6-jarig octrooi kan aldus nog een 20-jarig octrooi worden verkregen; verval van voorrangsrecht wijzigt de daaraan gekoppelde termijnen niet; Bureau voor de Industriële Eigendom, 13 febr. 1998, nr. 30, blz. 131. Verzoekschriftprocedure, 'Netwerk Computing' zal niet worden opgevat als onderscheidingsteken; op onderhavige procedure worden de bepalingen inzake - toegepast; veroordeling verzoekster in de kosten; Hof 's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340. Viaprisma/Prisma Verzekeringsadvies, zie Kantongerecht Amsterdam, 28 sept. 1996, nr. 80, blz. 387. Vision Networks, zie Hof Amsterdam, 19 febr. 1998, nr. 71, blz. 344. Vonnissen Rechtbank 's-Gravenhage inzake Grensoverschrijdende octrooizaken, zie actualiteiten, blz. 52.
E I G E N D O M
19
9 8
Voorgebruik (merk), Gebruik met toestemming eiseres is geen normaal - ; geen toepassing art. i4bis BMW met terugwerkende kracht; overdracht depot te kwader trouw; verbod merkgebruik voor originele niet met toestemming van merkhoudster in de EU in het verkeer gebrachte producten; Pres. Rechtbank Haarlem, 30 jan. 1996, nr. 18, blz. 88. Voorlopige maatregel, zie Wederom: de voorlopige voorziening naar Nederlands recht en artikel 50 lid 6 TRIPs, artikel van mr. R. Laret, blz. 47-51. -, zie Het TRIPs-kort geding. Hoe nu verder?, artikel van mr. X.E. Kramer en mr. T.I. Spoor, blz. 370/3. - , zie Artikel 50 lid 6 TRIPs heeft slechts beperkte werking, artikel van mr. T. Cohen Jehoram, blz. 368/9. - , zie Hof van Justitie EG bestempelt het Nederlandse kort geding tot 'voorlopige maatregel' in de zin van art. 50 TRIPsverdrag, actualiteiten, blz. 184/6. - , zie Haagse rechtbank stelt prejudiciële vragen over directe werking art. 50 TRIPs-Verdrag, actualiteiten, blz. 244/5. - , zie Hoge Raad stelt prejudiciële vragen over - , actualiteiten, blz. 403. - , Bevoegdheid Hof m.b.t. uitleg art. 50 TRIPs; Nederlandse kort-geding procedure, waarin een maatregel wordt getroffen die een einde beoogt te maken aan vermeende inbreuken op een merkrecht, levert een voorlopige maatregel in de zin van art. 50 TRIPs op; Hof van Justitie E. G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. - , Voorlopige voorziening, ook in geval er geen spoedappel is ingesteld; gedeeltelijke schorsing vonnis geweigerd; geen juridische misslag Pres.; Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1995 nr. 17, blz. 87. - , Gebruik van het logo van Thomas Cook op gevelborden, wekt indruk van bijzondere relatie tussen Thomas Cook en City Change; een geldige reden daarvoor onrbreekt; voorziening in kort geding is geen - in de zin van art. 50, 6 TRIPs; Pres. Rechtbank Amsterdam, 7 maart 1996, nr. 61, blz. 309. - , Geen hernieuwde toetsing in k.g. van door OR reeds beoordeelde literatuur; desbewustheid o.g.v. - ; terugroepgebod afgewezen; afgifte inbreukmakende koeltafels toegewezen; Pres. Rechtbank's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. - , Overname kwantitatief en kwalitatief onbetekenende gedeelten van de tekst van de VNW-cd geen ontlening; uitleg nationale wet conform Richtlijn Databank; Richtlijn laat wetgever niet vrij databanken van wetten uit te sluiten van het recht sui generis; vervaardiging databank geen één-lij nsprestatie; de verzameling van Vermande is geen databank die auteursrechtelijke bescherming geniet, derhalve is art. 10, 2 TRIPs niet van toepassing; overtreding contractueel beding, copieerverbod, door B. niet aangenomen; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noten A.A. Q.). Voorrangsrecht, Herstel termijn indiening verzoek onderzoek stand van de techniek; na eerdere verlening van een 6-jarig octrooi kan aldus nog een 20-jarig octrooi worden verkregen; verval van - wijzigt de daaraan gekoppelde termijnen niet; Bureau voor de Industriële Eigendom, 13 febr. 1998, nr. 30, blz. 131. Vormmerk, zie Het arrest Beaphar/Nederma, actualiteiten, blz. 51/2. - , Vorm van fles en dop onderscheidend door inburgering; associatiegevaar door sterke visuele gelijkenis; Rechtbank Rotterdam, 21 nov. 1996, nr. 51, blz. 277. Warenclassificatie-overeenkomst van Nice, zie Overeenkomst van Nice.
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Warner Jenkinson v. Hilton Davis, zie De 'Doctrine of Equivalents' na Warner Jenkinson v. Hilton Davis: U.S. Patent Law als inspiratie voor Europa?, artikel van mr. Th.C. J. A. van Engelen, blz. 4-11. Wederom: de voorlopige voorziening naar Nederlands recht en artikel 50 lid 6 TRIPs, artikel van mr. R. Laret, blz. 47-51. Weigering merkinschrijving, 'Biomild'; ambtshalve vraag of van beslissing ex art. 6ter BMW cassatieberoep open staat voorgelegd aan Benelux Gerechtshof; tevens worden negen materiële vragen over de beoordeling door BMB en rechter voorgelegd; Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341. - , Teken BIOMILD mist onderscheidend vermogen voor de gedeponeerde waren; geen materiële verschillen tussen art. 3 Richtlijn en art. 6 quinquies B onder 2 Verdrag van Parijs; Hof onderzoekt slechts of inschrijving terecht is geweigerd; geen plaats voor bevel tot inschrijving o.g.v. inburgering na het depot; Hof's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. - , 'Netwerk Computing' zal niet worden opgevat als onderscheidingsteken; op onderhavige procedure worden de bepalingen inzake verzoekschriftprocedure toegepast; veroordeling verzoekster in de kosten; Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340. - , Kleurmerk oranje mist ieder onderscheidend vermogen voor waren en diensten waarvoor het is gedeponeerd; geen plaats voor bevel tot inschrijving op grond van inburgering na het depot; inburgering ten tijde van het depot niet aangenomen; Hof's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212. Weigeringsbevoegdheid Benelux Merken Bureau, zie Benelux Merkenrecht, kroniek, blz. 252/5. Wings/Swing, zie Rechtbank 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382. Winstafdracht, Publicatie zonder toestemming gekraakte bestanden op Internet; gebruik bestanden door ACE aannemelijk; verbod, ook voor buitenland; voorschot - niet, kosten deskundigen wel toegewezen; Pres. Rechtbank Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84, blz. 398. - , Spoedeisend belang; rugzak-model Sweet Maria geen oorspronkelijk werk; geen nodeloze stijlnabootsing; rugzak-
R E G I S T E R
V A N
E I G E N D O M
model ART M/L wel oorspronkelijk, ontlening aangenomen; door Ter Maten is niet verwijtbaar gehandeld; toewijzing winstbegroting geweigerd; Pres. Rechtbank Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. W.I.P.O., World Intellectual Property Organisation, zie O.M. RL Wit Rusland, toegetreden tot de Classificatie Overeenkomst van Straatsburg, zie officiële mededeling, blz. 292. - , toegetreden tot de Overeenkomst van Nice en de Overeenkomst van Locarno, zie officiële mededeling, blz. 328. Wijnerij Cheers/Cheeers, zie Kantongerecht Almelo, 30jan. 1997, nr. 91, blz. 435. Wijziging toestand van de waar, Reële mogelijkheid van afbreuk aan technische deugdelijkheid voldoende om, bij revisie, niet tot merkverwijdering over te gaan; onderscheid tussen revisie die wel en die niet leidt tot - niet mogelijk; beroep op verschoonbare dwaling gaat na 'Valeo' niet meer op; Hof Arnhem, 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160. Zinax-reclame, zie Pres. Rechtbank Arnhem, i 2 d e c . 1996, nr. 14, blz. 72. Zekerheidstelling, Spoedeisend belang verloren door twee jaren wachten na kennisname van inbreuk; wachten op uitkomst oppositie tegen PTT-octrooi geen rechtvaardiging gezien stelling dat PTT-octrooi afhankelijk is van BT-octrooi; Pres.: afstand van bescherming moet ondubbelzinnig in het octrooischrift te lezen zijn; indirecte octrooi-inbreuk aangenomen; geen verbod indien en zolang toereikende zekerheid is gesteld; Hof 's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. - , Octrooiinbreuk, gezien goede trouw geldt inbreukverbod niet indien en zolang zekerheid wordt gesteld; Pres. Rechtbank 's-Gravenhage, 18 dec. 1996, nr. 16, blz. 86. Zuid-Korea, toegetreden tot de Overeenkomst van Straatsburg betreffende de internationale classificatie van octrooien, zie officiële mededeling, blz. 444. - , toegetreden tot de Overeenkomst van Nice, zie officiële mededeling, blz. 444.
C O L L E G E S
REGISTER VAN BESLISSINGEN VAN DE RECHTER, DE RECLAME CODE COMMISSIE EN DE OCTROOIRAAD (incl. BUREAU I.E.), GERANGSCHIKT NAAR HET COLLEGE A RECHTERLIJKE MACHT I OCTROOIRECHT Hoge Raad 5 sept. 1997, nr. 85, blz. 407 (Stamicarbon B.V./Dow Chemical (Nederland) B.V.) Court of Appeal Londen 27 okt. 1997, nr. 7, blz. 53 (Fort Dodge Animal Health Ltd. e.a./ Akzo Nobel NV e.a.) Hof 's-Gravenhage 7 dec. 1995, nr. 17, blz. 87(MurexDiagnostics Benelux B.V. e.a./ Chiron Corporation) 7maart 1996, nr. 68, blz. 335 (Plumettaz B.V. e.a./British Telecommunications PLC) (kabelgeleidingsbuis) 7 nov. 1996, nr. 48, blz. 255 (Pieke Beheer Eindhoven B.V. e.a./ Holding Agrarische Fossilisatie B.V. e.a.) (fossilisatieproces)
6 febr. 1997, nr. 33, blz. 147 (W. Dreizler/D.W. Clysan B.V.) (Clysan/Dreizler II) 3 juli 1997, nr. 76, blz. 374(VacuproductsB.V. e.a./SourceIntermarketing AG) (Epivac III-stop) 6 nov. 1997, nr. 24, blz. 121 (Groba Voedersystemen B.V. e.a./ Euro-Agra V.o.f. e.a.) (advies Octrooiraad of EOB) Rechtbank 's-Gravenhage 11 dec. 1996, nr. 2, blz. 19 (WJ. van Oudbroekhuizen/ Aannemersbedrijf Van Voskuilen-Woudenberg B.V.) (leiding verplaatsen) 29 jan. 1997, nr. 32, blz. 146 (D.W. Clysan B.V. e.a./W. Dreizler) (Clysan/Dreizler I) 12 febr. 1997, nr. 39, blz. 186 (Hufcor Inc./Espero Wanden B.V. e.a.) President Rechtbank 's-Gravenhage 27 juli 1993, nr. 34, blz. 149 (A.P. Verachtert e.a./R.H. van Dalfsen e.a.) (straatsteenreiniger)
4 7 2
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
9 april 1996, nr. 8, blz. 62 (N.W. Hesselmans & Zn. B.V./V. Willegen's Grafkisten V.o.f. e.a.) (gekoelde lijkbaren) 9 april 1996, nr. 86, blz. 418 (Washington Research Foundation/Thamer Diagnostica B.V. e.a.) (CrossLaps-kits) i4okt. 1996, nr. 56, blz. 300 (BASF AG/Agrichem B.V. e.a.) (Bentazon vloeibaar 2) 18 dec. I996,nr. i6,blz. 86(HussMaschinenfabrikGmbH&Co. KG/F.C. van de Wiel) (Love Machine) 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15 (J.D. van de Endt e.a./Verex Milj'0 B.V. e.a.) (Isoschelp) 2 april 1998, nr. 25, blz. 122 (B.Merkelbach/De Staat der Nederlanden) (Raad van Beroep inzake het Toezicht op de Octrooigemachtigden) 13 mei 1998, nr. 55, blz. 298 (A.JJ. Brock/V.o.f. NJ. Veldman e.a.) (mesttankwagen) II MERKENRECHT Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 4nov. 1997, nr. 41, blz. 195 (Parfum Christian Dior S.A. e.a./ EvoraB.V) 11 nov. 1997, nr. 9, blz. 64 (Puma A.G., R. Dassler Sport/Sabel B.V.) (Springende Raubkatze) 11 nov. 1997, nr. 49, blz. 258 (F. Loendersloot/G. Ballantine & Son Ltd.) 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191 (Hermès International/F. H.T. Marketing) Benelux Gerechtshof 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303 (Europabank N.V./Banque pour 1'Europe S.A.) (Europabank) 19 dec. 1997, nr. 44, blz. 227 (Beaphar B.V./Nederlandse Dermolin Maatschappij B.V.) (hartvormige gisttabletten) Hoge Raad 3 jan. 1997, nr. 45, blz. 237 (Line Lite International B.V./Indoor B.V.) (Line Lite/Linelight) 6 febr. 1998, nr. 43, blz. 215 (Erich Perner Kunststoffwerke/ Pressman Toy Corporation) (Tri-ominos/Triomino) 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279 (Bayerische Motorwerke A.G. e.a./ Handelsonderneming Blok) (BMW/Blok) 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341 (Campina Melkunie B.V./Het Benelux-Merkenbureau) (Biomild) Hof Amsterdam 27 juli 1995, nr. 19, blz. 93 (Semic Juniorpress B.V./De Doelenpers B.V.) (Atelier/Ateliers Magazine) 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378 (Claimcare B.V./Algemeen Adviesbureau Tabanan B.V.) (ClaimCare/EuroClaim) 24 april 1997, nr. 11, blz. 70 (Uitgeverij Spaarnestad B.V./ Ouders On Line e.a.) (Ouders van Nu/Ouders on Line) 24 april 1997, nr. 87, blz. 424 (Bribrend B.V./Het Nederland Zuivelbureau) (Braderije/Bradine I) 12 maart 1998, nr. 90, blz. 431 (Action Computer Entertainment B.V./Westwood Studio's Inc. e.a.) (Red Alert/ready & alert) Hof Arnhem 10 okt. 1995, nr. 60, blz. 305 (Melka (Holland) B.V./It's Fashion N.V.) (Tenson/Ex Tension) 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160 (Fichtel & Sachs A.G./Kawe B.V.) 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154 (Parfums Caron S.A./Groothandel H.C. Karssen B.V.) (Caron/Caro)
E I G E N D O M
19 9 8
Hof Brussel 8 april 1998, nr. 50, blz. 273 (SaraLee e.a./Lipton Limited e.a.) (Iceteall) Hof 's-Gravenhage usept. 1997, nr. 10, blz. 67 (Campina Melkunie B.V./Het Benelux-Merkenbureau) (Biomild) 8 jan. 1998, nr. 27, blz. 126 (Lifetree Holding B.V./Het BeneluxMerkenbureau) (De Geboortewinkel) 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340 (CMP Publications Ine/Het Benelux-Merkenbureau) (Netwerk Computing) 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212 (Libertel Groep B.V./Het BeneluxMerkenbureau) (oranje kleurmerk) Rechtbank Amsterdam 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95 (Euretco Hardware B.V./Runners Point Warenhandelsgesellschaft mbH) (Runnersworld/Runners Point) Rechtbank 's-Gravenhage 5 juli 1995,nr. 3,blz. 22(QuakerFranceS.A.e.a./W.Jordan(Cereals) Limited) (Quaker Cruesli/Jordans Frusli) 28 febr. I996,nr. 38, blz. 166 (Bomen Service International B.V./ Bas van Buuren B.V.) (Bomenzand 500/Straatbomen-zand) 28 febr. 1996, nr. 57, blz. 302 (Ultrasun A.G./Rieman Trading ApS)(P20lI) 26 febr. 1997, nr. 62, blz. 310 (Schütz Werke GmbH & Co. KG/ Hofstede & Janszen Sportswear International B.V.) (Fanatic) 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427 (De Stichting Het Nederlands Zuivelbureau/Bribrend B.V.) (Braderije/Bradine II) 30sept. 1998, nr. 78, blz. 382 (Rothmans Cigaretten GmbH e.a./ B.V. Willem II Sigarettenfabrieken) (Swing/Wings) Rechtbank Haarlem 28 april 1998, nr. 53, blz. 284 (INA Walzlager Schaeffler KG/ AKN B.V.) (omgepakte kogellagers) Rechtbank Rotterdam 21 nov. I996,nr. 51,blz. 277(IllvaSaronnoS.p.A./Johs.deKuyper & Zoon B.V. e.a.) (Amaretto di Saronno) 29 mei 1997, nr. 22, blz. 101 (Phila B.V./De Post) (Philapost II) President Rechtbank Amsterdam 29 april 1993, nr. 26, blz. 124 (Hachette Filipacchi Presse S.A./ Beauty Fashion Europe B.V.) (Elle/Lancetti-Elle) 7 maart 1996, nr. 61, blz. 309 (The Thomas Cook Group Limited/City Change V.o.f. e.a.) (Thomas Cook) 6juni 1996, nr. 59,blz. 303(Peter'sMusicFactoryB.V. e.a./V.o.f. E.V. A.) (Peter's Music Factory/Music Factory II) 5 febr. 1998, nr. 89, blz. 429 (Koninklijke PTT Nederland N.V. e.a./Dima Media en Communicatie Groep B.V.) (ptttelecom.com) President Rechtbank 's-Gravenhage 26 maart 1996, nr. 13, blz. 71 (Dr. Pepper e.a./Bavaria B.V.) (Dr. Pepper/Dr Foots) 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 385 (AltrexB.V./Ladder- Steigerfabriek Centrum B.V.) (rode trede-merken) President Rechtbank Haarlem 23 jan. 1996, nr. 36, blz. 159 (Trufari Associates Ltd./Bols Benelux B.V. e.a.) (Tiramisu) 30 jan. 1996, nr. 18, blz. 88 (Midland International Corporation e.a./Van Veen's Trading Company B.V.) (Midland)
19 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
E I G E N D O M
4 7 3
President Rechtbank Rotterdam 4 april 1996, nr. 21, blz. 99 (Phila B.V./De Post) (Philapost I) 23 sept. 1997, nr. 28, blz. 128 (Kao Kabushiki Kaisha te Tokio, Japan e.a./Cosmara B.V. e.a.) (Shampoo verpakkingen) 29 april 1997, nr. 12, blz. 70 (Spar Centrale B.V./Culimer B.V.) (Spar/Sparkle)
President Rechtbank 's-Gravenhage 7 mei 1997, nr. 54, blz. 287 (Henkes Verenigde Distilleerderijen B.V. e.a./Goedewaagen Gouda B.V.) (porseleinen KLMhuisjes) 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (Koninklijke Vermande B.V./ Pavle Bojkovski)
IIIMODELLENRECHT
President Rechtbank Rotterdam 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395 (N.V. Kipling S.A., e.a./M. ter Maten) (Kipling)
Hoge Raad 10 maart 1995, nr. 63, blz. 312 (C.A.A. van der Lans e.a./Floral B.V. e.a.) (kinderkapperstoel I)
Kantongerecht Leiden 8 mei 1996, nr. 46, blz. 237 (M.M.M, van Beurden-Schildkamp/If & Co B.V.) (het gezicht op Dreft)
Hof Amsterdam 5 dec. 1996, nr. 64, blz. 313 (Standard Creatieve Communicatie B.V./Smiths Food Group B.V.) (schietschijfjes)
VI PRIVAATRECHT
IV HANDELSNAAMRECHT
Onrechtmatige daad
Hof Amsterdam 5 okt. 1995, nr. 4, blz. 24 (Amsterdam Village Company B.V./ Stadion Amsterdam N.V.) (Arena/Amsterdam Arena I) 19 febr. 1998, nr. 71, blz. 344 (Vision Holding Nieuwegein B.V./ Koninklijke PTT Nederland N.V. e.a.) (Vision Networks)
Hof Amsterdam 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354 (Hewlett-Packard Nederland B.V./ Pelikan Hardcopy (International) AG) (EasyClick patronensysteem) 5 juni 1997, nr. 23, blz. 103 (Stichting Actief Faunabeheer/ Stichting Kritisch Faunabeheer)
Rechtbank Amsterdam 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27 (Amsterdam Village Company B.V./ Stadion Amsterdam N.V.) (Arena/Amsterdam Arena II) President Rechtbank Middelburg 7 febr. 1997, nr. 72, blz. 347 (Botenbouwerij J.A. Busman B.V./ V.o.f. Busman Maritiem) Kantongerecht Almelo 30 jan. 1997, nr. 91, blz. 435 (BJ. Kluijt-Moss/Hermans Slijterij B.V.MWijnerij Cheers/Cheeers) Kantongerecht Amsterdam 28 mei 1996, nr. 65, blz. 316 (Peter's Music Factory (Holding) B.V. e.a./The Music Factory B.V.) 27 sept. 1996, nr. 80, blz. 387 (Jakob Dirk Kuikman/Viaprisma N.V.) (Prisma Verzekeringsadvies/Viaprisma) 29 jan. 1997, nr. 81, blz. 388 (V.o.f. Dietz en Dietz/Exploitatie Maatschappij Tropenhotel B.V.) (Hotel Oosterpark/Tulip Inn Oosterpark) Kantongerecht Delft 20 nov. 1997, nr. 66, blz. 319 (Imhoff B.V./Imhoff Technology B.V.) V AUTEURSRECHT President Rechtbank Amsterdam 19 juni 1997,nr. 74, blz. 352(J.F. Mandemaker e.a./CygnusMarine Limited) (fast planing vessels) 17 april 1997, nr. 84, blz. 398 (Westwood Studio's e.a./Action Computer Entertainment B.V.) (Red Alert auteursrechten) President Rechtbank Breda 10 juli 1996, nr. 73, blz. 349 (Roche Nederland B.V./Centrafarm Nederland B.V. e.a.) (ïB-teksten en bijsluiters)
President Rechtbank Arnhem 12 dec. 1996, nr. 14, blz. 72 (Chefaro Nederland B.V. e.a./ Tramedico B.V.) (Zinax-reclame) President Rechtbank 's-Gravenhage 26 mei 1997, nr. 92, blz. 436 (J.C. Vergouwen/Samsom Bedrijfsinformatie B.V.) (Ideeënbrief) President Rechtbank Rotterdam 4 juli 1995, nr. 6, blz. 34 (Looza N.V./Verenigde Coöperatieve Melkindustrie Coberco B.A.) (gekoeld sinaasappelsap) B RECLAME CODE COMMISSIE 23 mei 1996 nr. 47, blz. 238 (Croky Chips B.V./Smiths Food Group B.V.) (Smiths Smaaktest) C OCTROOIRAAD (incl. BUREAU VOOR DE INDUSTRIËLE EIGENDOM) Afdeling van Beroep 4 aug. 1998, nr. 67, blz. 320 Bureau voor de Industriële Eigendom 25 juli 1997, nr. 29, blz. 130 30 sept. 1997, nr. 15, blz. 75 9 jan. 1998, nr. 31, blz. 133 13 febr. 1998, nr. 30, blz. 131
B I J B L A D
R E G I S T E R
V A N
I N D U S T R I Ë L E
E I G E N D O M
P A R T I J E N
REGISTER VAN BESLISSINGEN VAN DE RECHTER EN DE RECLAME CODE COMMISSIE, GERANGSCHIKT NAAR DE PARTIJEN Actief Faunabeheer, Stichting/Stichting Kritisch Faunabeheer, Hof Amsterdam, 5 juni 1997, nr. 23, blz. 103. Action Computer Entertainment B.V./Westwood Studio's e.a., Pres. Rb. Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84, blz. 398. - / - , Hof Amsterdam, 12 maart 1998, nr. 90, blz. 431. Agrarische Fossilisatie B.V., Holding/Pieke Beheer Eindhoven B.V., Hof's-Gravenhage, 7 nov. 1996, nr. 48, blz. 255. Agrichem B.V. e.a./BASF Aktiengesellschaft, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 14 okt. 1996, nr. 56, blz. 300. AKN B.V./INA Walzlager Schaeffler KG, Rb. Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. Akzo Nobel NV e.a./Fort Dodge Animal Health Ltd. e.a., Court of Appeal Londen, 27 okt. 1997, nr. 7, blz. 53. Altrex B.V./Ladder- en Steigerfabriek Centrum B.V., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 385. Amsterdam Village Company B.V./Stadion Amsterdam N.V., Hof Amsterdam, 5 okt. 1995, nr. 4, blz. 24. - / - , Rb. Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27. Ballantine & Son Ltd., G./F. Loendersloot, Hof van Justitie E. G., 11 nov. 1997, nr. 49, blz. 258. Banque pour 1'Europe S.A./Europabank N.V., Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303. Bas van Buuren B.V./Bomen Service International B.V., Rb. 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 38, blz. 166. BASF Aktiengesellschaft/Agrichem B.V. e.a., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 14 okt. 1996, nr. 56, blz. 300. Bavaria B.V./Dr. Pepper-Seven-up Corporation e.a., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 26 maart 1996, nr. 13, blz. 71. Bayerische Motorwerke A.G. e.a./Handelsonderneming Blok, Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279. Beaphar B.V./Nederlandse Dermolin Maatschappij B.V., Benelux Gerechtshof, 19 dec. 1997, nr. 44, blz. 227. Beauty Fashion Europe B.V./Hachette Filipacchi Presse S.A., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 28 april 1993, nr. 26, blz. 124. Benelux-Merkenbureau, Het/Campina Melkunie B.V., Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341. - / - , Hof's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. -/CMP Publications Inc., Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340. -/Libertel Groep B.V., Hof 's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212. -/Lifetree Holding B.V., Hof 's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 27, blz. 126. Beurden-Schildkamp, M.M.M. van/If & Co B.V., Kr. Leiden, 8 mei 1996, nr. 46, blz. 237. Blok, Handelsonderneming/Bayerische Motorwerke A.G. e.a., Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279. Bojkovski, P./Koninklijke Vermande B.V., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390. Bols Benelux B.V. e.a./Trufari Associates Ltd., Pres. Rb. Haarlem, 23 jan. 1996, nr. 36, blz. 159. Bomen Service International B.V./Bas van Buuren B.V, Rb. 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 38, blz. 166. Botenbouwerij J.A. Busman B.V./V.o.f. Busman Maritiem, Pres. Rb. Middelburg, 7 febr. 1997, nr. 72, blz. 347. Bribrend B.V./Het Nederland Zuivelbureau, Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 87, blz. 424. - / - , Rb. 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427.
British Telecommunications PLC/Plumettaz B.V. e.a., Hof 's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. Broek, A.J.J./V.o.f. N.J. Veldman e.a., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 13 mei 1998, nr. 55, blz. 298. Busman Maritiem, V.o.f./Botenbouwerij J.A. Busman B.V., Pres. Rb. Middelburg, 7 febr. 1997, nr. 72, blz. 347. Campina Melkunie B.V./Het Benelux-Merkenbureau, Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341. - / - , Hof 's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. Caron S.A., Parfums/Groothandel H.C. Karssen B.V., Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. Centrafarm Nederland B.V. e.a./Roche Nederland B.V., Pres. Rb. Breda, 10 juli 1996, nr. 73, blz. 349. Chefaro Nederland B.V. e.a./Tramedico B.V, Pres. Rb. Arnhem, 12 dec. 1996, nr. 14, blz. 72. Chiron Corporation/Murex Diagnostics Benelux B.V. e.a., Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1995, nr. 17, blz. 87. Christian Dior S.A. e.a., Parfums/Evora B.V, Hof van Justitie E.G., 4 nov. 1997, nr. 41, blz. 195. City Change V.o.f. e.a./The Thomas Cook Group Limited, Pres. Rb. Amsterdam, 7 maart 1996, nr. 61, blz. 309. Claimcare B.V./Algemeen Adviesbureau Tabanan B.V., Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378. Clysan B.V. e.a., D.W./W. Dreizler, Rb. 's-Gravenhage, 29 jan. 1997, nr. 32, blz. 146. - / - , Hof's-Gravenhage, 6 febr. 1997, nr. 33, blz. 147. CMP Publications Ine/Het Benelux-Merkenbureau, Hof 's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340. Coberco B.A. h.o.d.n. Riedel Drankenindustrie, Verenigde Coöperatieve Melkindustrie/Looza N.V., Pres. Rb. Rotterdam, 4 juli 1995, nr. 6, blz. 34. Cosmara B.V. e.a./Kao Kabushiki Kaisha e.a., Pres. Rb. Rotterdam, 23 sept. 1997, nr. 28, blz. 128. Croky Chips B.V./Smiths Food Group B.V., Reclame Code Commissie, 23 mei 1996, nr. 47, blz. 238. Culimer B.V./Spar Centrale B.V., Pres. Rb. Rotterdam, 29 april i997>nr. 12, blz. 70. Cygnus Marine Limited/J. F. Mandemaker e.a., Pres. Rb. Amsterdam, 19 juni 1997, nr. 74, blz. 352. Dalfsen e.a., R.H. van/A.P. Verachtert e.a., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 27 juli 1993, nr. 34, blz. 149. De Post/Phila B.V., Pres. Rb. Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. 99. Dietz en Dietz, Vo.f./Exploitatie Maatschappij Tropenhotel B.V.,Kr. Amsterdam, 29Jan. i997,nr. 81,blz. 388. Dima Media en Communicatie Groep B.V./Koninklijke PTT Nederland N.V. e.a., Pres. Rb. Amsterdam, 5 febr. 1998, nr. 89, blz. 429. Doelenpers B.V., De/Semic Juniorpress B.V, Hof Amsterdam, 27 juli 1995, nr. 19, blz. 93. Dow Chemical (Nederland) B.V./Stamicarbon B.V., Hoge Raad, 5 sept. 1997, nr. 85, blz. 407. Dr. Pepper-Seven-up Corporation e.a./Bavaria B.V, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 26 maart 1996, nr. 13, blz. 71. Dreizler W./D.W. Clysan B.V. e.a., Rb. 's-Gravenhage, 29 jan. 1997> nr. 32, blz. 146. - / - , Hof's-Gravenhage, 6 febr. 1997, nr. 33, blz. 147. Endt e.a., J.D. van de/Verex Miljo B.V. e.a., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15.
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Erich PernerKunststoffwerke/Pressman Toy Corporation, Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 43, blz. 215. Espero Wanden B.V. e.a./Hufcor Inc., Rb. 's-Gravenhage, 12 febr. 1997» nr. 39, blz. 186. Euretco Hardware B.V./Runners Point Warenhandelsgesellschaft mbH, Rb. Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. Euro-Agra V.o.f. e.a./Groba Voedersystemen e.a., Hof 's-Gravenhage, 6 nov. 1997, nr. 24, blz. 121. Europabank N.V./Banque pour 1'Europe S.A., Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303. E.V. A. V.o.f./Peter's Music Factory B.V. e.a., Pres. Rb. Amsterdam, 6 juni 1996, nr. 59, blz. 303. Evora B.V./Parfums Christian Dior S.A. e.a., Hof van Justitie E.G., 4 nov. 1997, nr. 41, blz. 195. F.H.T. Marketing Choice B.V./Hermès International, Hof van Justitie E.G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. Fichtel&SachsA.G./KaweB.V.,HofArnhem,8 okt. i996,nr. 37, blz. 160. Floral B.V. e.a./C.A.A. van der Lans e.a., Hoge Raad, 10 maart 1995, nr. 63, blz. 312. Fort Dodge Animal Health Ltd. e.a./Akzo Nobel NV e.a., Court of Appeal Londen, 27 okt. 1997, nr. 7, blz. 53. Goedewaagen Gouda B.V./Henkes Verenigde Distilleerderijen B.V. e.a., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 7 mei 1997, nr. 54, blz. 287. Groba Voedersystemen B.V. e.a./Euro-Agra V.o.f. e.a., Hof 's-Gravenhage, 6 nov. 1997, nr. 24, blz. 121. Hachette Filipacchi Presse S.A./Beauty Fashion Europe B.V., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 28 april 1993, nr. 26, blz. 124. Henkes Verenigde Distilleerderijen B.V. e.a./Goedewaagen Gouda B.V., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 7 mei 1997, nr. 54, blz. 287. Hermans Slijterijen B.V./B.J. Kluijt-Moss, Kr. Almelo, 30jan. 1997, nr. 91, blz. 435. Hermès International/F. H.T. Marketing Choice B.V., Hof van Justitie E.G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. Hesselmans & Zn. B.V., N.W./V. Willegen's Grafkisten V.o.f. e.a., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. Hewlett-Packard Nederland B.V./Pelikan Hardcopy (International) AG, Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. Hofstede & Janszen Sportswear International B.V./Schütz Werke GmbH & Co. KG, Rb. 's-Gravenhage, 26 febr. 1997, nr. 62, blz. 310. Holding Agrarische Fossilisatie B.V. e.a./Pieke Beheer Eindhoven B.V. e.a., Hof 's-Gravenhage, 7 nov. 1996, nr. 48, blz. 255. Hufcor Inc./Espero Wanden B.V. e.a., Rb. 's-Gravenhage, 12 febr. 1997, nr. 39, blz. 186. Huss Maschinenfabrik GmbH & Co. KG/F.C. van de Wiel, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 18 dec. 1996, nr. 16, blz. 86. If & Co B.V./M.M.M. van Beurden-Schildkamp, Kr. Leiden, 8 mei 1996, nr. 46, blz. 237. Illva Saronno S.p. A./Johs. de Kuyper & Zoon B.V. e.a., Rb. Rotterdam, 21 nov. 1996, nr. 51, blz. 277. Imhoff B.V./Imhoff Technology B.V., Kr. Delft, 20 nov. 1997, nr. 66, blz. 319. INA Walzlager Schaeffler KG/AKN B.V, Rb. Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. Indoor B.V./Line Lite International B.V., Hoge Raad, 3 jan. 1997, nr. 45, blz. 237. It's Fashion N.V./Melka (Holland) B.V., Hof Arnhem, 10 okt. 1995, nr. 60, blz. 305. Jordan (Cereals) Limited, W./Quaker France S.A. e.a., Rb. 's-Gravenhage, 5 juli 1995, nr. 3, blz. 22.
E I G E N D O M
4 7 5
Kao Kabushiki Kaisha e.a./Cosmara B.V. e.a., Pres. Rb. Rotterdam, 23 sept. 1997, nr. 28, blz. 128. Karssen B.V., Groothandel H.C./Parfums Caron S.A., Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. KaweB.V./Fichtel&SachsA.G.,HofArnhem,8 okt. 1996,1-ir. 37, blz. 160. Kipling S.A., e.a., N.V./M. ter Maten, Pres. Rb. Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. Kluijt-Moss, B.J./Hermans Slijterijen B.V, Kr. Almelo, 30 jan. 1997, nr. 91, blz. 435. Koninklijke PTT Nederland N.V./Vision Holding Nieuwegein B.V., Hof Amsterdam, 19 febr. 1998, nr. 71, blz. 344. -/Dima Media en Communicatie Groep B.V., Pres. Rb. Amsterdam, 5 febr. 1998, nr. 89, blz. 429. Kritisch Faunabeheer, Stichting/Stichting Actief Faunabeheer, Hof Amsterdam, 5 juni 1997, nr. 23, blz. 103. Kuikman, J.D./Viaprisma N.V., Kr. Amsterdam, 27 sept. 1996, nr. 80, blz. 387. Kuyper & Zoon B.V. e.a., Johs./Illva Saronno S.p.A., Rb. Rotterdam, 21 nov. 1996, nr. 51, blz. 277. Ladder- en Steigerfabriek Centrum B.V./Altrex B.V., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 385. Lans e.a., C.A.A. van der/Floral B.V. e.a., Hoge Raad, 10 maart 1995, nr. 63, blz. 312. La Poste/De Post/Phila B.V., Rb. Rotterdam, 29 mei 1997, nr. 22, blz. 101. Libertel Groep B.V./Het Benelux-Merkenbureau, Hof 's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212. Lifetree Holding B.V./Het Benelux-Merkenbureau, Hof 's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 27, blz. 126. Line Lite International B.V./Indoor B.V., Hoge Raad, 3 jan. 1997, nr. 45, blz. 237. Lipton Limited e.a./SaraLee/DE N.V. e.a., Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. Loendersloot, F./G. Ballantine & Son Ltd., Hof van Justitie E.G., 11 nov. 1997, nr. 49, blz. 258. Looza N.V./Verenigde Coöperatieve Melkindustrie Coberco B. A. h.o.d.n. Riedel Drankenindustrie, Pres. Rb. Rotterdam, 4 juli 1995, nr. 6, blz. 34. Mandemaker e.a., J.F./Cygnus Marine Limited, Pres. Rb. Amsterdam, 19 juni 1997, nr. 74, blz. 352. Maten, M. ter/N.V. Kipling S.A., e.a., Pres. Rb. Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. Melka (Holland) B.V./It's Fashion N.V., Hof Arnhem, 10 okt. 1995, nr. 60, blz. 305. Merkelbach B./De Staat der Nederlanden (Raad van Beroep inzake het Toezicht op de Octrooigemachtigden), Pres. Rb. 's-Gravenhage, 2 april 1998, nr. 25, blz. 122. Midland International Corporation e.a./Van Veen's Trading Company B.V, Pres. Rb. Haarlem, 30jan. 1996, nr. 18, blz. 88. Murex Diagnostics Benelux B.V. e.a./Chiron Corporation, Hof 's-Gravenhage, 7 dec. 1995, nr. 17, blz. 87. Music Factory B. V., The/Peter's Music Factory (Holding) B.V. e.a., Kr. Amsterdam, 28 mei 1996, nr. 65, blz. 316. Nederlandse Dermolin Maatschappij B.V./Beaphar B.V., Benelux Gerechtshof, 19 dec. 1997, nr. 44, blz. 227. Nederlands Zuivelbureau, Het/Bribrend B.V., Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 87, blz. 424. - / - , Rb. 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. Oudbroekhuizen, W.J. van/Aannemersbedrijf Van VoskuilenWoudenberg B.V., Rb. 's-Gravenhage, 11 dec. 1996, nr. 2, blz. 19.
4 7 6
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Ouders On Line e.a./Uitgeverij Spaarnestad B.V., Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 11, blz. 70. Parfums Caron S.A./Groothandel H.C. Karssen B.V., Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. Parfums Christian Dior S.A. e.a./Evora B.V., Hof van Justitie E.G., 4 nov. 1997, nr. 41, blz. 195. Pelikan Hardcopy (International) AG/Hewlett-Packard Nederland B.V., Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. Peter's MusicFactory B.V. e.a./V.o.f. E.V. A., Pres. Rb. Amsterdam, 6 juni 1996, nr. 59, blz. 303. Peter's Music Factory (Holding) B.V. e.a./The Music Factory B.V., Kr. Amsterdam, 28 mei 1996, nr. 65, blz. 316. Phila B.V./De Post, Pres. Rb. Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. 99. - / - , Rb. Rotterdam, 29 mei 1997, nr. 22, blz. 101. Pieke Beheer Eindhoven B.V. e.a./Holding Agrarische Fossilisatie B.V. e.a., Hof 's-Gravenhage, 7 nov. 1996, nr. 48, blz. 255. Plumettaz B.V. e.a./British Telecommunications PLC, Hof 's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. Post, De/Phila B.V., Pres. Rb. Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. 99. - / - , Rb. Rotterdam, 29 mei 1997, nr. 22, blz. 101. Pressman Toy Corporation/Erich Perner Kunststoffwerke, Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 43, blz. 215. PTT Nederland N.V., Koninklijke/Vision Holding Nieuwegein B.V., Hof Amsterdam, 19 febr. 1998, nr. 71, blz. 344. -/Dima Media en Communicatie Groep B.V., Pres. Rb. Amsterdam, 5 febr. 1998, nr. 89, blz. 429. PumaA.G./SabelB.V., Hof van Justitie E. G., 11 nov. 1997, nr. 9, blz. 64. Quaker France S.A. e.a./W. Jordan (Cereals) Limited, Rb. 's-Gravenhage, 5 juli 1995, nr. 3, blz. 22. Raad van Beroep Toezicht Octrooigemachtigden (De Staat der Nederlanden)/B. Merkelbach, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 2 april 1998, nr. 25, blz. 122. Riedel Drankenindustrie, Verenigde Coöperatieve Melkindustrie Coberco B. A. h.o.d.n./Looza N.V., Pres. Rb. Rotterdam, 4 juli 1995, nr. 6, blz. 34. Rieman Trading ApS/Ultrasun A. G., Rb. 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 57, blz. 302. Roche Nederland B.V./Centrafarm Nederland B.V. e.a., Pres. Rb. Breda, 10 juli 1996, nr. 73, blz. 349. Rothmans Cigaretten GmbH e.a./B.V. Willem II Sigarettenfabrieken, Rb. 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382. Runners Point Warenhandelsgesellschaft mbH/Euretco Hardware B.V., Rb. Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. Sabel B.V./PumaA.G., Hof van Justitie E. G., 11 nov. 1997, nr. 9, blz. 64. Samsom Bedrijfsinformatie B.V./J.C. Vergouwen, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 26 mei 1997, nr. 92, blz. 436. SaraLee/DE N.V. e.a./Lipton Limited e.a., Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. Saronno S.p.A., Illva/J. de Kuyper & Zoon B.V. e.a., Rb. Rotterdam, 21 nov. 1996, nr. 51, blz. 277. Schütz Werke GmbH & Co. KG/Hofstede & Janszen Sportswear International B.V., Rb. 's-Gravenhage, 26 febr. 1997, nr. 62, blz. 310. Semic Juniorpress B.V./De Doelenpers B.V., Hof Amsterdam, 27 juli 1995, nr. 19, blz. 93. Smiths Food Group B.V./Croky Chips B.V., Reclame Code Commissie, 23 mei 1996, nr. 47, blz. 238. -/Standard Creatieve Communicatie B.V., Hof Amsterdam, 5 dec. 1996, nr. 64, blz. 313.
E I G E N D O M
Source Intermarketing AG/Vacuproducts B.V. e.a., Hof 's-Gravenhage, 3 juli 1997, nr. 76, blz. 374. Spaarnestad B.V., Uitgeverij/Ouders On Line e.a., Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 11, blz. 70. Spar Centrale B.V./Culimer B.V., Pres. Rb. Rotterdam, 29 april i997> nr. 12, blz. 70. Staat der Nederlanden (Raad van Beroep inzake het Toezicht op de Octrooigemachtigden), De/B. Merkelbach, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 2 april 1998, nr. 25, blz. 122. Stadion Amsterdam N.V./Amsterdam Village Company B.V., Hof Amsterdam, 5 okt. 1995, nr. 4, blz. 24. - / - , Rb. Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27. Stamicarbon B.V./Dow Chemical (Nederland) B.V., Hoge Raad, 5 sept. 1997, nr. 85, blz. 407. Standard Creatieve Communicatie B.V./Smiths Food Group B.V., Hof Amsterdam, 5 dec. 1996, nr. 64, blz. 313. Tabanan B.V., Algemeen Adviesbureau/Claimcare B.V., Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378. Thamer Diagnostica B.V. e.a./Washington Research Foundation, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. Thomas Cook Group Limited, The/City Change V.o.f. e.a., Pres. Rb. Amsterdam, 7 maart 1996, nr. 61, blz. 309. Tramedico B.V./Chefaro Nederland B.V. e.a., Pres. Rb. Arnhem, 12 dec. 1996, nr. 14, blz. 72. Tropenhotel B.V., Exploitatie Maatschappij/V.o.f. Dietz en Dietz, Kr. Amsterdam, 29 jan. 1997, nr. 81, blz. 388. Trufari Associates Ltd./Bols Benelux B.V. e.a., Pres. Rb. Haarlem, 23 jan. 1996, nr. 36, blz. 159. Ultrasun A. G./Rieman Trading ApS, Rb. 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 57, blz. 302. Vacuproducts B.V. e.a./Source Intermarketing AG, Hof 's-Gravenhage, 3 juli 1997, nr. 76, blz. 374. Veen's Trading Company B.V., Van/Midland International Corporation e.a.,Pres.Rb.Haarlem,3ojan. I996,nr. i8,blz. 88. Veldman e.a., V.o.f. N.J./A.J.J. Broek, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 13 mei 1998, nr. 55, blz. 298. Verachtert e.a., A.P./R.H. van Dalfsen e.a., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 27 juli 1993, nr. 34, blz. 149. Verex Milj© B.V. e.a./J.D. van de Endt e.a., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. Vergouwen, J.C./Samsom Bedrijfsinformatie B.V., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 26 mei 1997, nr. 92, blz. 436. Vermande B.V., Koninklijke/P. Bojkovski, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390. Viaprisma N.V./J.D. Kuikman, Kr. Amsterdam, 27 sept. 1996, nr. 80, blz. 387. Vision Holding Nieuwegein B.V./Koninklijke PTT Nederland N.V., Hof Amsterdam, 19 febr. 1998, nr. 71, blz. 344. Voskuilen-Woudenberg B.V., Aannemersbedrijf Van/W.J. van Oudbroekhuizen, Rb. 's-Gravenhage, 11 dec. 1996, nr. 2, blz. 19. Washington Research Foundation/Thamer Diagnostica B.V. e.a., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. Westwood Studio's e.a./Action Computer Entertainment B.V., Pres. Rb. Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84, blz. 398. - / - , Hof Amsterdam, 12 maart 1998, nr. 90, blz. 431. Wiel, F.C. van de/Huss Maschinenfabrik GmbH & Co. KG, Pres. Rb. 's-Gravenhage, 18 dec. 1996, nr. 16, blz. 86. Willegen's Grafkisten V.o.f. e.a., V./N.W. Hesselmans & Zn. B.V., Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. Willem II Sigarettenfabrieken, B.V./Rothmans Cigaretten GmbH e.a., Rb. 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382.
19 9 8
R E G I S T E R
B I J B L A D
V A N
I N D U S T R I Ë L E
E I G E N D O M
4 7 7
W E T S A R T I K E L E N
REGISTER VAN BESLISSINGEN VAN DE OCTROOIRAAD (EN UREAU I.E.), DE RECHTER EN DE RECLAME CODE COMMISSIE, GERANGSCHIKT NAAR WETSARTIKEL A BESLISSINGEN VAN DE OCTROOIRAAD (EN BUREAU I. E.)
ingediend, zodat alsnog een octrooi met een maximale duur van 20 jaren kan worden verleend. BureauI.E., 13 febr. 1998, nr. 30, blz. 131.
I Rijksoctrooiwet (1910) Art. 22G i.v.m. art. 27 De stelling van aanvraagster dat het beroep niet ontvankelijk is omdat de Memorie van Grieven niet binnen 3 maanden na de 'tussenbeschikking' is ingediend, doch eerst 3 maanden na de eindbeschikking, wordt verworpen. De ROW kent het begrip 'tussenbeschikking' niet, de jurisprudentie kent geen voorbeelden van een niet ontvankelijk verklaren van een beroep dat meer dan drie maanden na een tussenbeschikking, maar binnen drie maanden na de eindbeschikking, is ingediend, en de Octrooiraad pleegt om misverstanden te voorkomen, bij tussenbeschikkingen te vermelden dat daarvan alleen beroep kan worden ingesteld tegelijk met de eindbeschikking (hetgeen in het onderhavige geval abusievelijk is nagelaten). Deze praktijk vindt overigens bevestiging in het systeem van de ROW. Octrooiraad, Afd. van Beroep, 4 aug. 1998, nr. 67, blz. 320. II Rijksoctrooiwet 1995 Art. 7 i.v.m. artt. 23 en 32 Het Bureau heeft verzoeker bij indiening aangeraden het recht van voorrang in te roepen van zijn eerdere aanvrage. Verzoeker heeft zich niet gerealiseerd dat daardoor de termij n voor het vragen van een onderzoek naar de stand van de techniek reeds 13 maanden na de voorrangsdatum verstreek en heeft deze termijn ongebruikt met het gevolg dat, anders dan verzoeker beoogde, een octrooi voor de duur van zes jaren is verleend. De aanvrage wordt hersteld in de vorige toestand. Het verzoek om een onderzoek naar de stand van de techniek wordt geacht tijdig, binnen de in art. 32 ROW 1995 bedoelde termijn te zijn ingediend, zodat alsnog een octrooi met een maximale duur van 20 jaren kan worden verleend. BureauI.E., I3febr. 1998, nr. 30, blz. 131. Art. 7 i.v.m. art. 32 Het verval van een beroep op een recht van voorrang - i.c. door het niet tijdig voldoen aan de wettelijke gestelde formaliteiten - brengt geen wijzigingen in de termijn waarbinnen (volgens art. 32) het verzoek om een onderzoek naar de stand van de techniek moet worden ingediend. BureauI.E., I3febr. 1998, nr. 30, blz. 131. Artt. 23 en 32 i.v.m. art. 7 Het Bureau heeft verzoeker bij indiening aangeraden het recht van voorrang in te roepen van zijn eerdere aanvrage. Verzoeker heeft zich niet gerealiseerd dat daardoor de termij n voor het vragen van een onderzoek naar de stand van de techniek reeds 13 maanden na de voorrangsdatum verstreek en heeft deze termijn ongebruikt met het gevolg dat, anders dan verzoeker beoogde, een octrooi voor de duur van zes jaren is verleend. De aanvrage wordt hersteld in de vorige toestand. Het verzoek om een onderzoek naar de stand van de techniek wordt geacht tijdig, binnen de in art. 32 ROW 1995 bedoelde termijn te zijn
Art. 23 i.v.m. art. 6:4 Algemene Wet Bestuursrecht (Aanvullend beschermingscertificaat). Verval certificaatverzoek door niet in achtneming van de termijn van art. 30, lid 2 ROW 1995. Herstel toegestaan. De verschillende naast elkaar bestaande procedures ter behandeling van aanvragen voor aanvullende beschermingscertificaten - enerzijds gebaseerd op de EG Verordening 1768/92 en anderzijds op de ROW 1995 - hebben een mogelijke reden van verwarring gevormd voor de behandelend gemachtigde, waardoor deze bij het zien van de termijnbrief van het Bureau zich wel bewust was dat er nog enige gebreken moesten worden opgeheven, doch zich niet gerealiseerd heeft dat het hier een aanvraag betrof, die volgens het (strenge) regime van de ROW 1995 behandeld diende te worden. Bureau I.E., 25 juli 1997, nr. 29, blz. 130. Artt. 32 en 23 i.v.m. art. 7 Het Bureau heeft verzoeker bij indiening aangeraden het recht van voorrang in te roepen van zijn eerdere aanvrage. Verzoeker heeft zich niet gerealiseerd dat daardoor de termijn voor het vragen van een onderzoek naar de stand van de techniek reeds 13 maanden na de voorrangsdatum verstreek en heeft deze termijn ongebruikt met het gevolg dat, anders dan verzoeker beoogde, een octrooi voor de duur van zes jaren is verleend. De aanvrage wordt hersteld in de vorige toestand. Het verzoek om een onderzoek naar de stand van de techniek wordt geacht tijdig, binnen de in art. 32 ROW 1995 bedoelde termijn te zijn ingediend, zodat alsnog een octrooi met een maximale duur van 20 jaren kan worden verleend. Bureau I.E., 13 febr. 1998, nr. 30, blz. 131. Art. 32 i.v.m. art. 7 Het verval van een beroep op een recht van voorrang - i.c. door het niet tijdig voldoen aan de wettelijke gestelde formaliteiten - brengt geen wijzigingen in de termijn waarbinnen (volgens art. 32) het verzoek om een onderzoek naar de stand van de techniek moet worden ingediend. Bureau I. E., 13 febr. 1998, nr. 30, blz. 131. III EEG-Verordening 1768/92 (Aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen) Verordening i.v.m. art. 6:4 Algemene Wet Berstuursrecht Certificaat verleend. Bij de omschrijving van het product wordt afgeweken van de omschrijving van het werkzame bestanddeel, zoals deze in de marktvergunning staat vermeld. Het betreft hier geen gewoon geneesmiddel maar een zgn. 'kit', waarbij het in de vergunning genoemde kopercomplex deel uitmaakt van deze kit voor de bereiding van het diagnosticum (99m-Tc)-sestamibi: dit sestamibi wordt toegediend aan de patiënt voor het maken van diagnostische afbeeldingen. Bureau I.E., 30 sept. 1997, nr. 15, blz. 75.
4 7 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Art. 3 onder c Certificaat verleend, ondanks dat voor hetzelfde 'product' (valaciclovir) reeds eerder een certificaat werd verleend, onder het inroepen van dezelfde vergunningen, aan de houder van een ander basisoctrooi. Aanleiding hiertoe is het door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in zijn uitspraak van 23 januari 1997 [BIE 1997, nr. 10, blz. 113] gegeven antwoord op een door de Rechtbank van Koophandel te Nijvel voorgelegde vraag ter uitleg van art. 3, onder c van de Verordening, welk antwoord als volgt luidde: 'Indien een geneesmiddel wordt gedekt door verscheidene basisoctrooien, staat de Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen niet in de weg aan het toekennen van een aanvullend beschermingscertificaat aan elke houder van een basisoctrooi'. Bureau I.E., 9 jan. 1998, nr. 31, blz. 133. IV Algemene Wet Bestuursrecht Art. 6:4 i.v.m. art. 23 Rijksoctrooiwet 1995 (aanvullend beschermingscertificaat) Verval certificaatverzoek door niet in achtneming van de termijn van art. 30, lid 2 ROW 1995. Herstel toegestaan. De verschillende naast elkaar bestaande procedures ter behandeling van aanvragen voor aanvullende beschermingscertificaten - enerzijds gebaseerd op de EG Verordening 1768/92 en anderzijds op de ROW 1995 - hebben een mogelijke reden van verwarring gevormd voor de behandelend gemachtigde, waardoor deze bij het zien van de termijnbrief van het Bureau zich wel bewust was dat er nog enige gebreken moesten worden opgeheven, doch zich niet gerealiseerd heeft dat het hier een aanvraag betrof, die volgens het (strenge) regime van de ROW 1995 behandeld diende te worden. Bureau I.E., 25 juli 1997, nr. 29, blz. 130. Art. 6:4 i.v.m. EEG-Verordening nr. 1768/92 (aanvullend beschermingscertificaat) Certificaat verleend. Bij de omschrijving van het product wordt afgeweken van de omschrijving van het werkzame bestanddeel, zoals deze in de marktvergunning staat vermeld. Het betreft hier geen gewoon geneesmiddel maar een zgn. 'kit', waarbij het in de vergunning genoemde kopercomplex deel uitmaakt van deze kit voor de bereiding van het diagnosticum (99m-Tc)-sestamibi: dit sestamibi wordt toegediend aan de patiënt voor het maken van diagnostische afbeeldingen. Bureau I.E., 30 sept. 1997, nr. 15, blz. 75. V Burgerlijk Wetboek Art. 3:44
Uitgegaan wordt van de erkenning in de memorie van grieven, dat verzoeker aanvraagster toestemming had verleend om de aanvrage om octrooi alleen op naam van aanvraagster in te dienen. Hetgeen verzoeker heeft gesteld omtrent de aantastbaarheid in rechte van de gegeven toestemming roept in wezen vragen van civielrechtelijke aard op; de beantwoording van de vraag of aan de gegeven toestemming een wilsgebrek kleefde, behoort tot de bevoegdheid van de burgerlijke rechter en het is niet aan de Afdeling van Beroep om de eventuele nietigheid van de gegeven toestemming uit te spreken, dan wel van de nietigheid van die toestemming uit te gaan. Octrooiraad, Afd. van Beroep, 4 aug. 1998, nr. 67, blz. 320.
E I G E N D O M
19
9 8
B BESLISSINGEN VAN DE RECHTER Ia Rijksoctrooiwet (1910) Art. 1 i.v.m. art. 289 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Daargelaten dat door gedaagden geen nietigheidsprocedure aanhangig is gemaakt, zijn blijkens het octrooischrift de door gedaagden genoemde literatuurplaatsen, die overigens in de onderhavige procedure niet zijn overgelegd, door de Aanvraagafdeling in het kader van de verleningsprocedure aan de orde gesteld. De Octrooiraad heeft daarin kennelijk geen bezwaar tegen de octrooieerbaarheid gezien. Niet gebleken is dat die opvatting zou berusten op een kennelijke misslag. Onder de onderhavige omstandigheden is voor een hernieuwde toetsing in kort geding geen plaats. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. Art. 30 i.v.m. art. 6:162 Burgerlijk Wetboek Hoewel het verstrekken van adviezen tot het uitvoeren van een onder het octrooi vallende werkwijze geen octrooiinbreuk oplevert in de strikte zin des woords, is deze handelwijze wel onrechtmatig, want in strijd met de zorgvuldigheid. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. Art. 30, lid 2 (Naar aanleiding van de klacht dat het hof bij de bepaling van het wezen van de geoctrooieerde uitvinding niet overeenkomstig de vóór 1-3-1987 geldende interpretatiemethode is uitgegaan van de subjectieve visie van de Octrooiraad op de subjectieve stand van de techniek:) Nu het hof kennelijk heeft aangenomen dat voor de gemiddelde vakman niet voor redelijke twijfel vatbaar was hoe de inhoud van de conclusie 1 van het octrooischrift moest worden begrepen, was het hof niet gehouden om aan de hand van gegevens uit het openbare gedeelte van het verleningsdossier een onderzoek in te stellen naar de vraag van welke stand der techniek de Octrooiraad destijds is uitgegaan. Het hof heeft de uitwendige koeling van de buisreactor van wezenlijk belang geacht, omdat alleen aldus belangrijk hogere conversiepercentages kunnen worden bereikt. Daaruit vloeit voort dat andere wijzen van koeling niet onder de beschermingsomvang van het octrooi vallen, alsmede dat andere wijzen van koeling, waarbij die hogere percentages niet kunnen worden bereikt, niet als een binnen de beschermingsomvang van het octrooi vallende uitvoeringsvariant kunnen worden aangemerkt. Het hof heeft feitelijk vastgesteld dat Dow met haar werkwijze slechts een conversie tussen 15,6 en 19,1% bereikt en niet de belangrijk hogere conversie van 25% of meer van het octrooi. Van equivalentie kan niet worden gesproken, indien toepassing van de door de octrooihouder gewraakte werkwijze belangrijk minder resultaat oplevert dan de geoctrooieerde werkwijze. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een equivalente maatregel, moet de door de octrooihouder gewraakte werkwijze worden vergeleken met die van het octrooi en niet met de (voormalige) letterlijke toepassing van de geoctrooieerde werkwijze. Van equivalentie kan inderdaad niet worden gesproken indien een koeling tot i3o°C, hoewel het theoretisch juist is dat in de opstelling van Dow - mits in de warmtewisselaar gekoeld wordt tot i3o°C - nagenoeg eenzelfde conversiegraad kan worden bereikt als in de voorbeelden van het octrooi, in de praktijk onwenselijk en onmogelijk is. Hoge Raad, 5 sept. 1997, nr. 85, blz. 407 (met noot).
19
9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Pres.: een afstand door de octrooihouder van (een deel van) de hem toekomende bescherming mag slechts worden aangenomen als daartoe, gelet op de inhoud van het octrooischrift (eventueel bezien in het licht van andere gegevens) goede grond bestaat. Een dergelijke afstand dient dus ondubbelzinnig plaats te vinden en in beginsel in het octrooischrift te lezen te zijn. Dat is in casu niet het geval. Het octrooischrift stelt integendeel dat de werkwijze ook mogelijk is met betrekking tot 'much larger diameters'. Een prijsgeven van een deel van de bescherming van het octrooi kan ook niet gelezen worden in (het licht van) verspreide publicaties uit 1983, 1986 of 1987, ook niet al zijn die publicaties mede afkomstig van medewerkers van BT. Deze publicaties hadden immers geen betrekking op het octrooi noch op de beschermingsomvang daarvan. Hof's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. Octrooi werd verleend voor een combinatie van drie op zichzelf bekende maatregelen. Indien inderdaad zou blijken dat de derde maatregel slechts een esthetische en geen technische functie vervult, zou de overblijvende combinatie in elk geval onvoldoende inventief zijn nu niet is gesteld of gebleken dat die enkele combinatie enig onverwacht pluseffect oplevert. Het advies van de Bijzondere Afdeling van de Octrooiraad dat de leidflens inderdaad een technisch effect sorteert, heeft de rechtbank niet kunnen overtuigen van een zodanig technisch effect dat deze eindfiens een bijdrage zou kunnen leveren aan de inventiviteit van het octrooi. Het advies geeft aan dat het effect zich niet steeds voordoet en de rechtbank stelt vast dat de gesignaleerde zijdelingse uitzwaai, die door de leidflens wordt begrensd, in de praktijk niet zal voorkomen. Rb. 's-Gravenhage, 12 febr. 1997, nr. 39, blz. 186. Art. 30, lid 3 Aan gedaagde sub 4 wordt niet méér verweten dan dat zij van gedaagde sub 3 toestemming heeft bedongen voor het toepassen van de CrossLaps technologie teneinde te bezien of Cortecs in haar laboratoria een 'on the spot' testkit kan ontwikkelen. Nu het hier duidelijk onderzoek aan de geoctrooieerde vinding betreft (aangenomen dat de CrossLaps technologie onder het octrooi zou blijken te vallen), moet zulks begrepen worden onder handelingen 'done for experimental purposes relating to the subject-matter of the invention' als bedoeld in section 60 (5) (b) van de Patents Act 1977, welke handelingen geen octrooiïnbreuk opleveren. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. Art. 41, lid 2 Het octrooi is rechtsgeldig aan eiser sub 1 geleverd, zodat hij gerechtigd is een verbod te vorderen. Dat die levering ingevolge het bepaalde in art. 41-2 ROW eventueel niet aan de beslaglegger kan worden tegengeworpen kan gedaagden niet baten nu zij immers geen beslagleggers zijn. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. Art. 43, lid 1 i.v.m. art. 3:296 Burgerlijk Wetboek Octrooiinbreuk. Gelet op de belangen van de inbreukmaker, die de inbreukmakende inrichting te goeder trouw heeft aangeschaft, wordt bepaald dat het opgelegde inbreukverbod niet geldt indien en zolang zekerheid wordt gesteld. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 18 dec. 1996, nr. 16, blz. 86.
E I G E N D O M
4 7 9
Art. 43, lid 1 i.v.m. art. 289 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Gedaagden worden toegelaten tot het bewijs van h u n stelling dat het octrooi nietig is wegens gemis aan nieuwheid dan wel inventiviteit (zie nader het vonnis). Nu de voortgang van de procedure nog enige tijd kan kosten terwijl de inbreuk op zichzelf vast staat, wordt een inbreukverbod gegeven dat evenwel niet zal gelden indien en zolang zijdens gedaagden zekerheid wordt gesteld. (Na de getuigenverhoren hebben eisers h u n octrooirechtelijke aanspraken niet gehandhaafd). Pres. Rb. 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. Art. 43, lid 2 Vóór de betekening van het desbewustheidsexploit was er niet reeds sprake van desbewustheid. Gedurende de periode dat gedaagde licentienemer was niet, omdat gedurende die periode sprake was van een in oppositie afgewezen octrooi. Ook door de eerdere kort geding dagvaarding niet, omdat die slechts betrekking had op buitenlandse octrooien van Hufcor terwijl ook toen het Nederlandse octrooi nog niet was verleend. Het desbewustheidsexploit kan wel desbewustheid ten gevolge hebben gehad omdat de afwijkingen tussen de betekende openbaarmaking en het verleende octrooi van dermate ondergeschikt belang zijn, dat het in strijd zou zijn met een redelijke wetstoepassing op grond van die afwijkingen aan het exploit geen desbewustheid te verbinden. Rb. 's-Gravenhage, 12 febr. 1997, nr. 39, blz. 186. Art. 43, lid 2 i.v.m. art. 45 TRIPs-Verdrag Wat er ook zij van de desbewustheid, nu de raadsman van eiseres gedaagden bij brief van 5 januari 1996 op het bestaan van het octrooi heeft gewezen, onder toezending van de gepubliceerde octrooiaanvrage, hadden gedaagden vanaf die datum redelijke gronden te weten dat zij inbreuk pleegden, een en ander als bedoeld in art. 45 lid 1 TRIPs-Verdrag. De aanwezigheid van dergelijke redelijke gronden is volgens die verdragsbepaling voldoende grondslag voor een verplichting tot schadevergoeding. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. Art. 43, lid 4 i.v.m. art. 6:162 Burgerlijk Wetboek Nu de wetgever in art. 43-4 ROW uitdrukkelijk heeft bepaald welke vorderingen aan de licentiehouder toekomen kan niet worden aanvaard dat aan de licentiehouder daarnaast de algemene vordering uit onrechtmatige daad zou toekomen om het verbod te verkrijgen dat de wetgever hem niet in de ROW heeft willen toekennen. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. Art. 43A, lid 2 Als een redelijke vergoeding moet worden beschouwd het bedrag dat een redelijk licentienemer bereid geweest zou zijn voor het gebruik van de uitvinding van eiser te betalen en waarmee een redelijk licentiegever toen bereid zou zijn geweest genoegen te nemen. Daarbij zal niet alleen in aanmerking moeten worden genomen de omzet welke licentiegever door het verlenen van de licentie zou zijn kwijtgeraakt en de winst welke hij daardoor zou hebben gederfd, maar tevens het bedrijfseconomisch voordeel dat het gebruik van de licentie de licentienemer zou hebben opgeleverd. Ook is daarbij van belang de vraag of er destijds alternatieven voor gedaagde op de markt waren en zo ja, welke en ten slotte of eiser eerder de facto licenties heeft ver-
4 8 0
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
leend of geoctrooieerde inrichtingen heeft verkocht en zo ja, voor welke prijs en onder welke condities. Rb. 's-Gravenhage, 11 dec. 1996, nr. 2, blz. 19. Art. 43A, lid 3 Gezien de aard van de uitvinding - de octrooiaanvraag bevat slechts één hoofdconclusie - kon eiser, mede gelet op de relatie die in het verleden tussen partijen had bestaan, volstaan met de aanzegging zoals geschied. Daarin zijn de handelingen voldoende duidelijk aangegeven en staat voorts duidelijk vermeld dat deze vielen onder de beschermingsomvang van (de conclusies van) de octrooiaanvraag. Het feit dat in de loop van de aanvraagprocedure de beschrijving van de uitvinding zich heeft gewijzigd, doet hieraan geen afbreuk nu de door gedaagde gebruikte inrichting viel onder de beschermingsomvang van het octrooi, zowel in de vorm waarin dit was aangevraagd als waarin dit was verleend. Voorts kan het exploit in redelijkheid niet anders worden gelezen dan als ook betrekking hebbend op het gebruik in strijd met de in de octrooiaanvraag omschreven conclusies. Rb. 's-Gravenhage, 11 dec. 1996, nr. 2, blz. 19. Art. 44A Pres.: de inrichtingen van gedaagden voldoen niet aan het kenmerk van met gelijkblijvend draaimoment aangedreven wielen, nu hierin het draaimoment kan worden gevarieerd. Levering van deze inrichtingen aan anderen zal echter niet (meer) toegestaan zijn nu zij geschikt en bestemd zijn voor het toepassen van de werkwijzeconclusie en dit voor gedaagden na kennisneming van dit vonnis ook duidelijk moet zijn en dergelijke leveringen dus indirecte octrooi-inbreuk zouden opleveren. Hof's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. Ook indien veronderstellenderwijze ervan wordt uitgegaan dat conclusie 15 zo moet worden uitgelegd dat de beschermingsomvang van het octrooi ook omvat een combinatie van de in conclusie 15 geoctrooieerde pomp en een andere stop dat die volgens een of meer van de conclusies 1-14, is er geen sprake van indirecte inbreuk. Het in conclusie 15 vermelde essentiële vereiste voor de pomp houdt ook voor de combinatie en dus voor de stop in dat de constructie van de stop zodanig is dat de aansluiting van de pomp op de stop op afdichtende wijze geschiedt. Stoppen van een zodanige constructie dat geen luchtdichte afsluiting wordt verkregen, kunnen niet worden beschouwd als een middel betreffende een wezenlijk bestanddeel van de uitvinding. Hof's-Gravenhage, 3 juli 1997, nr. 76, blz. 374. Art. 51 lid ia De rechtbank miskent dat artikel 56 EOV niet eist dat het probleem waarvoor de uitvinding een oplossing biedt, op zichzelf nieuw is. Een nieuwe alternatieve oplossing voor een bestaand probleem kan evenzeer de vereiste uitvinderswerkzaamheid opleveren. Nodig is natuurlijk wel dat de nieuwe, alternatieve oplossing zelf inventief is. Kenmerk 2 van het octrooi is inventief te achten. Gelet op Vogt is de door Dreizler voorgestelde alternatieve oplossing geen vanzelfsprekende oplossing, temeer niet nu geen der in de procedure genoemde literatuurplaatsen ook maar in de richting van die oplossing wijst. Bij Vogt wordt ook het belang van een constante hoeveelheid rookgas in het verbrandingsmengsel benadrukt. Dit wordt aldaar echter bereikt op een geheel andere wijze dan in het octrooi. Nergens bij Vogt en ook niet in de overige literatuur is een aanwijzing te vinden dat ook het aanbren-
E I G E N D O M
19
9 8
gen van een ARF-leiding met een in de ventilatorinlaat uitmondend verlengstuk in de zin van het octrooi een dergelijk gunstig effect op de terugvoer van een constante hoeveelheid rookgas teweegbrengt. Hof's-Gravenhage, 6 febr. 1997, nr. 33, blz. 147. Art. 54
Pres. 's-Hertogenbosch: De toepasselijkverklaring van de bevoegdheidsregeling van artikel 54 op korte gedingen betekent dat deze regeling geldt in alle gevallen waarin een ander dan de octrooihouder zodanige vorderingen instelt dat daarin in wezen aan de orde is of bepaalde door hem verrichte handelingen niet strijdig zijn met een octrooirecht, zoals de onderhavige vordering gedaagden te veroordelen zich te onthouden van mededelingen waarin wordt gesteld dat eiseressen inbreuk zouden maken op enige octrooi van gedaagden. Hof's-Gravenhage, 7 nov. 1996, nr. 48, blz. 255. Art. 56, lid 3 Nu een uitspraak van het Gerechtshof in de nietigheidsprocedure op korte termijn valt te verwachten, bestaat er, gelet ook op de belangen van partijen over en weer, op dit moment onvoldoende aanleiding de onderhavige procedure te schorsen. Uit het oogpunt van proceseconomie tussentijds hoger beroep tegen afwijzing schorsingsverzoek uitgesloten. Rb. 's-Gravenhage, 29 jan. 1997, nr. 32, blz. 146. Art. 57 en art. 25 Europees Octrooiverdrag Wanneer in een nietigheidsprocedure betreffende een voor Nederland geldend Europees octrooi, de rechter behoefte heeft aan voorlichting door deskundigen, kan hij advies vragen aan het Europees Octrooibureau of aan de Octrooiraad. De rechtbank heeft, met voorbijgaan aan de door de octrooihouder uitgesproken voorkeur voor de eerste weg, advies gevraagd aan de Octrooiraad. Het hof ziet onmiskenbaar voordelen in het vragen van advies aan het Europees Octrooibureau. Wie beter dan deze instantie kan beoordelen of het octrooi ook verleend zou zijn indien het bureau bij de verleningsprocedure de thans-nieuw-genoemde literatuur had meegewogen? Voorts kan een dergelijk advies ertoe bijdragen dat eventuele nietigheidsacties over hetzelfde octrooi in andere gedesigneerde landen tot hetzelfde resultaat leiden. Het vragen van technisch advies van het Europees Octrooibureau in een bodemprocedure is echter niet zonder problemen. De vraag is of de procedure tot het verkrijgen van een dergelijk advies zo kan worden ingericht dat voldaan wordt aan de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betreffende deskundigen. Voorts lijkt, indien partijen zouden wensen mondeling 'opmerkingen te maken en verzoeken te doen' (art. 223, lid 5 Rv), een zitting in München onvermijdelijk, hetgeen met niet onaanzienlijke kosten gepaard zou gaan. De beslissing van de rechtbank om advies aan de Octrooiraad te vragen, wordt door het hof onderschreven. Hof's-Gravenhage, 6 nov. 1997, nr. 24, blz. 121. Ib Rijksoctrooiwet 1995 Art. 76, lid 2 i.v.m. art. 84 Blijkens een advies van het Bureau voor de Industriële Eigendom, uitgebracht binnen het kader van een inbreuk-kort geding, zijn de door gedaagden/verzoekers aangedragen nietigheidsgronden gedeeltelijk toepasselijk te achten op het onder de ROW1995 aan eiser verleende Nederlandse octrooi.
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Conclusie ï kan niet in stand blijven. Voor de materie uit een aantal volgconclusies die wel standhoudt in combinatie met conclusie ï, heeft het Bureau in zijn advies een drietal conclusies uitgeschreven. In zijn hierop volgend vonnis overweegt de President, nu partijen het oneens blijken over de inventiviteit van de in de drie conclusies beschreven inrichtingen, deze inventiviteit niet te kunnen beoordelen zonder een nadere beschouwing van het aan de vinding ten grondslag liggende probleem. Deze beschouwing acht de President niet uit te voeren als niet eerst de beschrijving van het octrooi wordt gewijzigd, en met name de probleemstelling opnieuw wordt geformuleerd. Ook in aanmerking genomen de eisen welke de Hoge Raad (Spiro/ Flamco, 9 febr. 1996 (BIE 1996, nr. 94, blz. 334, Br. en Ste.) lijkt te willen stellen aan de partiële nietigverklaring van een octrooi, is niet zonder meer duidelijk of een deel van het octrooi zal kunnen overleven. Pres.Rb.'s-Gravenhage, 13 mei 1998,nr. 55,blz. 298(metnoot). Ie Europees Octrooi Verdrag Art. 25 en art. 57 Rijksoctrooiwet (1910) Wanneer in een nietigheidsprocedure betreffende een voor Nederland geldend Europees octrooi, de rechter behoefte heeft aan voorlichting door deskundigen, kan hij advies vragen aan het Europees Octrooibureau of aan de Octrooiraad. De rechtbank heeft, met voorbijgaan aan de door de octrooihouder uitgesproken voorkeur voor de eerste weg, advies gevraagd aan de Octrooiraad. Het hof ziet onmiskenbaar voordelen in het vragen van advies aan het Europees Octrooibureau. Wie beter dan deze instantie kan beoordelen of het octrooi ook verleend zou zijn indien het bureau bij de verleningsprocedure de thans-nieuw-genoemde literatuur had meegewogen? Voorts kan een dergelijk advies ertoe bijdragen dat eventuele nietigheidsacties over hetzelfde octrooi in andere gedesigneerde landen tot hetzelfde resultaat leiden. Het vragen van technisch advies van het Europees Octrooibureau in een bodemprocedure is echter niet zonder problemen. De vraag is of de procedure tot het verkrijgen van een dergelijk advies zo kan worden ingericht dat voldaan wordt aan de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betreffende deskundigen. Voorts lijkt, indien partijen zouden wensen mondeling 'opmerkingen te maken en verzoeken te doen' (art. 223, lid 5 Rv), een zitting in München onvermijdelijk, hetgeen met niet onaanzienlijke kosten gepaard zou gaan. De beslissing van de rechtbank om advies aan de Octrooiraad te vragen, wordt door het hof onderschreven. Hof's-Gravenhage, 6 nov. 1997, nr. 24, blz. 121. Art. 69 Europees octrooi betreffende een stop voor een houder en een daarop aansluitende pomp. De gemiddelde vakman die conclusie 1 leest, zal ervan uitgaan dat wezenlijk voor de geoctrooieerde stop is dat de stop en de klep één geheel vormen en uit hetzelfde elastische materiaal zij n vervaardigd. Het betoog van de octrooihouder dat 'integral' (in de Engelse tekst van de conclusie) moet worden opgevat als 'zij nde steeds met elkaar verbonden' en dat 'vervaardigd uit hetzelfde elastische materiaal' ook omvat 'vervaardigd uit elastisch materiaal met verschillende elasticiteit' en dat dus de Epivac instop geheel valt onder de bewoordingen van conclusie 1 faalt dan ook.
E I G E N D O M
4 8 1
Er is ook geen sprake van equivalentie. Bij equivalentie gaat het erom of de Epivac III-stop in wezen dezelfde functie vervult ter bereiking van hetzelfde resultaat als de geoctrooieerde stop. Daarbij zijn van belang het door de aanvrager gestelde technische probleem (het geraken tot een stop met minder delen) en de daarvoor gevonden oplossing. Met de Epivac III-stop wordt niet hetzelfde resultaat (een uit één stuk vervaardigde stop) bereikt. Hof's-Gravenhage, 3 juli 1997, nr. 76, blz. 374. ld Octrooigemachtigdenreglement Artt. 18 en 19 i.v.m. art. 6:162 Burgerlijk Wetboek Vordering om de Raad van Beroep inzake het Toezicht op de Octrooigemachtigden te veroordelen af te zien van de tegen octrooigemachtigde Merkelbach gewezen uitspraak en de opgelegde straf van schorsing op te schorten, zulks op straffe van een dwangsom. Het moet met het in het Octrooigemachtigdenreglement neergelegde gesloten systeem van tuchtrechtspraak onverenigbaar worden geacht dat degene, ten aanzien van wie in hoogste instantie door de Raad van Beroep is beslist, langs de weg van een op onrechtmatige daad gebaseerde vordering de juistheid van de beslissing van de Raad van Beroep tot onderwerp van een nieuw geding maakt en door de President in kort geding doet toetsen. Dit is anders indien bij de voorbereiding van de bestreden beslissing zo fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling niet meer kan worden gesproken. Dat dit geval zich hier voordoet blijkt voorshands niet. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 2 april 1998, nr. 25, blz. 122. Ha Benelux Merkenwet Art. 1 (oud) In een marktsituatie waarin de als merk gedeponeerde vorm van de waar het publiek niet (meer) in staat stelt die waar als afkomstig van de merkhouder, althans als afkomstig van één bepaalde onderneming te herkennen met als gevolg dat het vormmerk onderscheidend vermogen mist, kan de merkhouder zich niet met een beroep op het hem toekomende merkrecht op dat vormmerk ertegen verzetten dat in de desbetreffende vorm geproduceerde waar door derden in het verkeer wordt gebracht. Daarbij is niet van belang (i) of het verlies van onderscheidend vermogen van het vormmerk kan worden toegerekend aan toedoen of nalaten van de merkhouder en (ii) dat het publiek de door de merkhouder in de desbetreffende vorm geproduceerde en onder eigen woord- en beeldmerk in het verkeer gebrachte waar wel herkent als afkomstig van de onderneming van de merkhouder althans van één bepaalde onderneming. Benelux Gerechtshof, 19 dec. 1997, nr. 44, blz. 236 (met noot). Art. 1
Aangenomen mag worden dat het grote publiek in ieder geval zodanig met de Engelse taal bekend en vertrouwd is dat het de betekenis van woorden als claim en care kent. De omstandigheid dat de combinatie van die twee beschrijvende woorden tot het woord 'claimcare' geen bestaand Engels woord oplevert neemt enerzijds niet weg dat dat woord sterk verwij zend is naar de aard van de verleende diensten, maar brengt anderzijds wel een zekere meerwaarde met zich. ClaimCare heeft daarmee weliswaar voldoende onderscheidend vermogen om als merk te kunnen dienen, maar is zwak. Het gegeven dat het Benelux Merkenbureau de door Tabanan verzochte inschrijving van het te-
4 8 2
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
ken 'Claimcare' geweigerd heeft wegens het ontbreken van onderscheidend vermogen, leidt het hof niet tot het oordeel dat ClaimCare ongeschikt is als merk te functioneren, maar geeft wèl steun aan zijn oordeel dat het een zwak merk betreft. Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378. Het teken 'ouders', het meest kenmerkende deel van het merk 'Ouders van Nu', is in hoge mate beschrijvend voor de inhoud van het tijdschrift 'Ouders van Nu' en het publiek waarop het zich richt. Daarnaast geldt dat het teken 'ouders', dat aan de gangbare taal is ontleend, op zichzelf al beschrijvend van aard is en als zodanig weinig onderscheidend. Dat laat onverlet dat het merk 'Ouders van Nu' wel onderscheidend van aard is en door inburgering een groot onderscheidend vermogen heeft verkregen. Niet aannemelijk is evenwel gemaakt dat voormelde inburgering ook geldt voor het bestanddeel 'ouders' van het merk 'Ouders van Nu'. Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 11, blz. 70. Het teken BIOMILD mist voor de waren waarvoor het is gedeponeerd elk onderscheidend vermogen. Het bestanddeel BIO wordt in verband met levensmiddelen gebruikt om aan te geven dat deze 'natuurlijk' zijn, niet bespoten e.d. en mist daarom voor levensmiddelen elk onderscheidend vermogen. MILD is een bestaand bijvoeglijk naamwoord, dat o.a. zacht betekent en in de handel kan dienen voor een aanduiding van met name de smaak van de waren waarvoor BIOMILD is gedeponeerd. Ook MILD mist daarom elk onderscheidend vermogen; zonder belang is dat voor MILD synoniemen bestaan. De combinatie van deze twee, elk onderscheidend vermogen missende bestanddelen heeft zelf evenmin onderscheidend vermogen; van een originele woordcombinatie of fantasiebenaming kan niet worden gesproken. Het publiek zal BIOMILD niet opvatten als een merk, maar veeleer als een aanduiding van hoedanigheden (bereidings wij ze en smaak) van de betreffende waren. Hof's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. Het teken DE GEBOORTEWINKEL mist elk onderscheidend vermogen voor de waren en diensten verband houdend met zwangerschap, geboorte, baby's, peuters en kleuters. Door het voorvoegsel 'geboorte' zal het publiek het teken DE GEBOORTEWINKEL opvatten als aanduiding van de plaats waar waren en diensten verband houdende met geboorte worden verkocht en verricht. Er is geen sprake van een originele woordcombinatie of fantasiebenaming. Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 27, blz. 126. De vraag of een merk onderscheidend vermogen heeft moet steeds worden beantwoord in verband met de waren of diensten waarvoor het teken is gedeponeerd. De kleur oranje mist voor de waren en diensten waarvoor Libertel de kleur oranje als merk heeft gedeponeerd - een grote reeks van diensten en de globaal aangeduide, weinig specifieke categorie 'telecommunicatie-apparatuur, waaronder ook mobiele telecommunicatiemiddelen alle met hun delen, onderdelen en toebehoren voor zover in klasse 9 begrepen' - ieder onderscheidend vermogen, ook indien beperkt tot een bepaalde tint oranje. De kleur oranje wordt in Nederland in het algemeen als de nationale kleur beschouwd, en is voorts bijzonder geschikt om in drukwerk en andere visuele uitingen accenten te geven. Het is van algemene bekendheid dat de kleur oranje veelvuldig wordt
E I G E N D O M
19
9 8
gebruikt ook in verband met diensten, die verwant zijn aan de waren en diensten van Libertel zoals: tele-diensten, informatietechnologie, computers, enz. Voorts is vóór 1 januari 1996 de kleur oranje gedeponeerd voor een grote reeks van waren, verpakkingsmaterialen en diensten. Hof's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212. De vorm van fles en dop van eiseres heeft onderscheidend vermogen door inburgering en door de exclusieve positie die deze vorm feitelijk bekleedt. Dit klemt temeer nu eiseres niet alleen voor wat betreft de Amaretti marktleider is, maar zelfs voor de gehele likeurmarkt. Rb. Rotterdam, 21 nov. 1996, nr. 51, blz. 277. Het op zich zwakke merk ELLE heeft in de loop der jaren aan onderscheidende kracht gewonnen door frequent en wijdverbreid gebruik. Het is een algemeen bekend merk. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 28 april 1993, nr. 26, blz. 124. Art. 1 i.v.m. art. 6bis Het in aanmerking komende publiek zal de woorden Netwerk Computing gelet op hun gangbare betekenis opvatten als een aanduiding van de inhoud van de tijdschriften op het gebied van netwerken van computersystemen en daarmee samenhangende technologie, niet als een onderscheidingsteken. Daarbij komt dat aanvaarding van Netwerk Computing als merk derden zou verhinderen dezelfde of soortgelijke waren aan te duiden met deze woordcombinatie. Niet gebleken is dat het teken door intensief en langdurig gebruik in de Benelux zodanig onderscheidende kracht heeft verkregen dat het als merk kan worden beschouwd. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen het gebruik van de woordcombinatie als gangbaar taalgebruik dan wel als merk voor de desbetreffende waren; slechts dit laatste kan tot inburgering leiden. Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340. Art. 1 i.v.m. artt. 6 en 12 Aan het depot van het woord-beeldmerk van 1978 en het gebruik daarvan gedurende 13 jaar valt geen recht op een autonoom merk 'Ice tea' te ontlenen, net zo min als op 'Ice' en 'tea'. Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. Art. 1 i.v.m. artt. 6bis en 6ter en art. 3 Merkenrichtlijn 89/ 104/EEG Veronderstellend ervan uitgaande dat beroep in cassatie mogelijk zou zijn, stelt de Hoge Raad vervolgens aan het BeneluxGerechtshof een reeks materiële vragen, waarbij de HR het aan het BenGH overlaat, in hoeverre het ter beantwoording van deze vragen noodzakelijk is eerst nog vragen over uitleg van de Merkenrichtlijn te stellen aan het HvJEG. De afzonderlijke vragen, vermeld in r.o. 6.2 onder II t/m IX en ingeleid in r.o. 5.1 t/m 5.8 betreffen, kort geparafraseerd: - (II) dient de (eerste) beoordeling door het BMB van het depot ex art. 6bis slechts in abstracto, of ook of juist naar de omstandigheden in concreto (bijv. omvangrijk gebruik) te geschieden? - (III) zelfde vraag m.b. t. de definitieve weigering door het BMB; - (IV) zelfde vraag m.b.t. rechterlijke beoordeling van de voorlopige resp. definitieve weigering door het BMB; - (V) als de rechter in concreto mag oordelen, wat moet dan zijn peildatum zijn? - (VI en VII) Wat vindt het BenGH van de opvatting van het (abstract oordelende) Haagse Hof dat bij twee niet onderscheidende
19 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
bestanddelen (BIO, MILD), de combinatie ook niet onderscheidend is, behoudens bijzondere omstandigheden? - (VIII) uitwerking van deze vragen tegen de (kennelijke) achtergrond van de oudere Kinder- en Juicy-Fruit-arresten van het BenGH; - (IX: letterlijk): 'legt bij de beantwoording van de vragen VIVIII nog gewicht in de schaal dat volgens het Gemeenschappelijk Commentaar het BMB ingevolge art. 6bis 'slechts evident ontoelaatbare depots' zal mogen weigeren?'. Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341. Art. 1 i.v.m. art 13A, lid ïb Zo het woord 'bomenzand' al niet louter beschrijvend van aard is, is de term in zo sterke mate naar de waar verwijzend dat er nauwelijks enig onderscheidend vermogen aan toekomt. Het zwaartepunt van de onderscheidende kracht in het merk ligt derhalve op '500', en als geheel is het merk zwak. Tegen deze achtergrond wordt tussen merk en teken geen overeenstemming aangenomen. Rb. 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 38, blz. 166. Art. 1 i.v.m. art. 14A lid 1,1 i.v.m. art. 3 Merkenrichtlijn i.v.m. art. 6quinquies B Verdrag van Parijs. Het depot van het woordmerk 'Ice tea' van 1991 is nietig. 'Ice tea' is synoniem met 'iced tea' en 'thé glacé' en exact beschrijvend voor de betrokken waar. Ook de engelstalige bewoording levert geen onderscheidend vermogen op, nu het publiek het beschrijvend karakter begrij pt. Het zich meester maken van het woordmerk door Unilever, vormt een reële hindernis voor concurrenten in de zin van het Juicy-Fruit-arrest van het BenGH; de concurrenten verplichten tot het gebruik van 'iced tea' of 'thé glacé' zou weer anderen kunnen verplichten om naar parafrases of neologismen te zoeken. De marktonderzoeken van Unilever tonen geenszins de inburgering van 'Ice tea' tot merk aan (zie nader het arrest), als 'Ice tea' al niet behoort tot de tekens die niet voor inburgering tot merk vatbaar behoren te zijn. Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. Art. 1 i.v.m. art. 19 Het merk Braderije dient in elk geval mede ter onderscheiding van (de herkomst van) het product van (de licentienemers van) Het Zuivelbureau van dat van andere producenten. Hiermee is niet onverenigbaar dat die licentienemers voor het overige 'eikaars grootste concurrenten' zijn. Het gegeven immers dat zij met betrekking tot een bepaald product als het ware hun krachten bundelen en met betrekking daartoe licentienemers van Het Zuivelbureau zijn doet het individuele merk Braderije op zichzelf nog niet van kleur verschieten en tot collectief merk worden. Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 87, blz. 424. Het merk Braderije wordt gebruikt ter onderscheiding van waren naar herkomst, niet slechts naar samenstelling van het product. Het merk onderscheidt immers een bak- en braadproduct (van de licentiehouders van Zuivelbureau) van andere bak- en braadproducten (van andere producenten). Rb. 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. Art. 1, lid 1 Voor beantwoording van de vraag of het door Trufari gedeponeerde merk Tiramisu voldoende onderscheidend vermogen bezit om vatbaar te zijn voor merkenrechtelijke bescherming, is van belang de omstandigheid dat op de markt een grote ver-
E I G E N D O M
4 8 3
scheidenheid te koop is aan producten met de aanduiding 'Tiramisu', zoals Tiramisu-ijs, Tiramisu-flensjes, Tiramisu-soesjes enzovoort. Die producten refereren alle aan het Italiaanse dessert 'Tiramisu', dat in de loop der jaren in Nederland grote bekendheid en populariteit heeft verworven. Het merk Tiramisu is te beschouwen als een in de gangbare taal gebruikelijke aanduiding van de smaak van het product. Het merk duidt dus een wezenlijke hoedanigheid van het product aan en is in zoverre beschrijvend. Naar heersende rechtsopvatting bezit een beschrijvend merk geen onderscheidend vermogen. Het merk kan daarom niet dienen om de daarmee aangeduide waren te identificeren als van eiseres afkomstig. Immers, indien een merk bestaat uit een woord dat een hoedanigheid van de eronder verkochte waren aangeeft, behoort het belang dat de concurrenten van de merkhouder erbij hebben om, ter aanduiding van diezelfde hoedanigheid van hun soortgelijke waren, datzelfde woord te kunnen gebruiken, niet achtergesteld te worden bij het belang van de merkhouder. Pres. Rb. Haarlem, 23 jan. 1996, nr. 36, blz. 159. Art. 1, lid 1 i.v.m. art. 14A, lid 1, ia Het merk P20, zoals dat is gedeponeerd, kan dienen om de waren van een onderneming te onderscheiden. Niet juist is de stelling dat het teken P20 louter beschrijvend is. Onder verwijzing naar BenGH ïgjanuari 1981, N] 1981, 294, BIE 1981, nr. 32, blz. 145 (Kinder), oordeelt de Rechtbank dat, nu de branche voor de aanduiding van de beschermingsfactor geen gebruik maakt van de enkele hoofdletter P, die branche bij die aanduiding ook niet door het onderhavige merkrecht van Riemann wordt gehinderd. Rb. 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 57, blz. 302. Art. 4,2
De vraag of een dienstmerk dat een geografische aanduiding bevat, tot misleiding van het publiek kan leiden in de zin van artikel 4 onder 2 BMW, wanneer het publiek de onjuiste indruk krijgt dat de onder dit merk aangeboden diensten worden aangeboden in of bestemd zij n voor het gehele met die geografische aanduiding bedoelde gebied kan slechts dan bevestigend worden beantwoord indien voor het publiek de omstandigheid dat de onder het merk aangeboden diensten worden aangeboden in of bestemd zijn voor het gehele met die geografische aanduiding bedoelde gebied, van belang voor zijn oordeel omtrent de voor het publiek relevante aard, de herkomst, de kwaliteit of andere kenmerken van deze diensten. Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303. Art. 4,6 Kwade trouw bij het merkdepot zijdens gedaagde is voorshands niet aannemelijk geworden. Hof Amsterdam, 5 okt. 1995, nr. 4, blz. 24. Vooralsnog is onzeker of het door appellante verrichte depot te kwader trouw is. Voorzover immers in een bodemprocedure alsnog komt vast te staan dat zij onder haar oude statutaire naam Vision Software & Services de handelsnaam 'Vision Networks' voor 2 oktober 1996 heeft gevoerd zou van een rechtens relevant [voor-]voorgebruik sprake zijn, hetgeen aan vernietiging van het depot op grond van kwade trouw in de weg staat. Hof Amsterdam, 19 febr. 1998, nr. 71, blz. 344.
4 8 4
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Artikel 4 onder 6 BMW bevat geen uitputtende regeling van de gevallen waarin een depot te kwader trouw wordt verricht. Tot die gevallen kan ook worden gerekend het geval waarin een derde binnen de laatste driejaren in het Beneluxgebied een met het gedeponeerde teken overeenstemmende handelsnaam voor soortgelijke waren te goeder trouw en op normale wijze heeft gebruikt. De gemeente Amsterdam is de voormalige subsidieverschaffer van eiseres en bestuurders van de Gemeente zijn bij de opening van het vernieuwde gebouw aanwezig geweest. Diezelfde gemeente is thans aandeelhouder van gedaagde en heeft enkele bestuurders geleverd. Onder deze omstandigheden moet het ervoor gehouden worden dat gedaagde ervan op de hoogte behoorde te zijn dat eiseres reeds voordat gedaagde haar merk inschreef een met haar teken overeenstemmende handelsnaam voerde. Het depot was derhalve te kwader trouw. Rb. Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27 (met noot). Nu de merken vóór het depot door eiser sub 1 slechts zijn gebruikt door een derde van wie een der gedaagden directeur is geweest, en eisers de relevante activiteiten van deze derde hebben overgenomen, waaronder haar positie als houdster van een niet gedeponeerd maar wel gebruikt merk, wordt het depot voorshands niet te kwader trouw geacht. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. (normaal voorgebruik) (Het depot van het woordmerk MIDLAND is in 1971 verricht door de rechtsvoorgangster van Midland International Corp. Gedaagde heeft het woordmerk op eigen naam gedeponeerd in 1989 en eiseres sub 1 heeft in 1995 het beeldmerk MIDLAND gedeponeerd. Gedaagde beroept zich op het verval van het depot van 1971 wegens niet gebruik en van het depot van 1995 wegens kwade trouw. De Pres. verwerpt beide verweren. T.a.v. het tweede verweer overweegt de Pres.:) Gedaagde voert daartoe aan dat zij het beeldmerk al meer dan drie jaar gebruikte. Zij heeft het woord- en beeldmerk echter alleen gebruikt voor originele Midland-producten die met toestemming van eiseres sub 1 in het verkeer zijn gebracht. Het gebruik dat gedaagde sinds 1989 van het woord- en beeldmerk heeft gemaakt moet geacht worden met toestemming van eiseres sub 1 te zijn verricht en is toe te rekenen aan eiseres sub 1 en niet aan gedaagde. Gedaagde heeft derhalve het merk niet op normale wijze in de zin van art. 4 lid 6 BMW gebruikt, zodat haar geen beroep op deze bepaling toekomt. Pres. Rb. Haarlem, 30 jan. 1996, nr. 18, blz. 88. (bevel tot overdracht van het te kwader trouw gedeponeerde merk) Gedaagde wist ten tijde van haar depot in 1989 dat het merk binnen de laatste driejaren in de Benelux voor soortelijke waren en te goeder trouw door haar leveranciers werd gebruikt. Zij stelt immers zelf sinds 1982 originele Midland producten te hebben afgenomen en gedistribueerd. Onder deze omstandigheden heeft gedaagde in redelijkheid niet kunnen menen een merkrecht voor zichzelf te kunnen en mogen verwerven en houden. Uit de redelijkheid en billijkheid vloeit dan ook voort dat gedaagde, nu zij haar depot op de ten processe bedoelde wijze is gaan hanteren, verplicht kan worden het merk aan eiseres sub 1 over te dragen, opdat deze zelf voor doorhaling kan zorgdragen. Pres. Rb Haarlem, 30 jan. 1996, nr. 18, blz. 88. Art. 4,6a Gesteld dat de handelsnaam EuroClaim overeenstemmend moet worden geacht met het merk Eurocare, is het depot daar-
E I G E N D O M
19 9 8
van te kwader trouw nu het eerst is verricht nadat de handelsnaam in gebruik werd genomen, iets waarvan Claimcare ten tijde van het depot op de hoogte was. Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378. Art. 4,6a i.v.m. art. 5,3 BenGH: noch het systeem van de BMW noch het in die wet bepaalde verzet zich ertegen dat degene wiens recht op een merk door niet gebruik is vervallen, na dit verval het teken opnieuw als merk deponeert en dat hij door dit depot een uitsluitend merkrecht verkrijgt, mits het voldoet aan de in de BMW voor de rechtsgeldigheid van een depot gestelde vereisten. Door het verval van het recht op een merk door niet gebruik verliest de houder van dit merk de bescherming welke de wet aan het uitsluitend recht op een gedeponeerd merk verbindt en de houder kan ook overigens niet op grond van het oorspronkelijk depot aanspraak maken op enigerlei voorrang boven anderen die het teken als merk willen gebruiken. Voor de beantwoording van de vraag of voor de toepassing van art. 4 onder 6a (oud) BMW het aan een tweede depot voorafgegane voorgebruik van een overeenstemmend merk door een derde moet worden aangemerkt als gebruik te goeder trouw in de zin van die bepaling, behoort geheel buiten beschouwing te blijven dat het merk eerder gedeponeerd is geweest. Zolang aanwijzingen voor het depot als merk door een ander van hetzelfde of van een daarmee overeenstemmend teken als dat van de voorgebruiker ontbreken - hetgeen in de regel het geval zal zijn indien de deposant het merk niet in het economisch verkeer gebruikt - kan van voormelde voorgebruiker niet worden gevergd dat hij het Benelux-Register raadpleegt om na te gaan of een ander het door hem gebruikte of een daarmee overeenstemmend teken inmiddels als merk heeft gedeponeerd. Voor de beantwoording van de vraag of bij voortgezet gebruik van een merk door een derde nadat het recht op dat merk door niet gebruik is vervallen, de goede trouw ontbreekt, is niet van belang of deze gebruiker op de hoogte was of behoorde te zijn van het depot van dit merk. Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 43, blz. 215. Artt. 5,13 en 14 i.v.m. art. IV Protocol van 2 december 1992, Trb. 1993,12 Na de datum van de inleidende dagvaarding en het rechtbankvonnis is de aan de Eerste Merkenrichtlij n aangepaste tekst van de BMW in werking getreden. Het beroep op nietgebruik dient naar het voordien geldende recht te worden beoordeeld, de nietigheids- en verbodsvorderingen naar het oordeel van het Hof naar nieuw recht. Overigens voert een beoordeling op grond van het vroegere recht in casu niet tot een ander resultaat. Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. Art. 5, lid 2a Het woord Atelier in de bijzondere schrijfwijze met gestyleerde letters is het onderscheidende kenmerk van het gedeponeerde beeldmerk waardoor het beeld van het merk als geheel wordt bepaald. De schildersezel vormt slechts een ondergeschikt, niet het totale beeld bepalend bestanddeel ervan. Het feit dat het merk zonder de schildersezel is gebruikt brengt derhalve niet mee dat er sprake is van niet-gebruik van het merk. Hof Amsterdam, 27 juli 1995, nr. 19, blz. 93.
19
9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Het verweer dat het merk ClaimCare niet normaal is gebruikt omdat dit tot de oprichting van Claimcare BV niet is gebruikt door een onderneming maar door een afdeling van een advocatenmaatschap die zich met letselschadezaken bezighoudt wordt voorshands verworpen. In het maatschappelijk verkeer is de scheidslijn tussen beroep en bedrijf vervaagd en valt het onderscheid tussen beide nauwelijks nog te maken. Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378. Het merk Sport Point wordt gebruikt voor winkels in algemene sportartikelen maar niet voor waren; er is alleen promotiemateriaal met dit merk in het kader van de huisstijl van Sport Point. Nu daarmee gesteld noch gebleken is dat het merk in de Benelux binnen 5 jaren voor de dagvaarding voor waren is gebruikt, waarvoor het merk is gedeponeerd, betekent dit dat geen sprake is van normaal gebruik van het merk binnen de Benelux. Het merk is derhalve vervallen. Rb. Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. De opvatting van Bribrend dat een individueel merk niet als zodanig (normaal) wordt gebruikt indien de merkhouder niet zelf onder het merk waren in het verkeer brengt, doch licenties heeft verleend aan uiteenlopende ondernemingen die het merk voor hun gelijksoortige producten gebruiken, terwijl zij eikaars concurrenten zijn, verdraagt zich niet met het wettelijk systeem, dat immers niet eist dat het merk dient ter onderscheiding van de waren van (slechts) één onderneming (of conglomeraat van ondernemingen). Zij verdraagt zich evenmin met de praktijk, zoals die van franchising-organisaties. Rb. 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. Uitgangspunt is dat de bewijslast van niet(-normaal) gebruik rust op degene die non-usus stelt. Van de merkhouder mag echter worden verwacht dat hij de gestelde non-usus niet slechts in algemene termen ontkent, maar over het door hem beweerde gebruik gedurende de desbetreffende periode zodanig concrete gegevens verschaft dat de wederpartij de gelegenheid heeft zich van zijn bewijslast te kwijten door de onjuistheid van de verstrekte gegevens te bewijzen. Wanneer de merkhouder in gebreke blijft deze gegevens te verschaffen, zal de rechter hem op de voet van artikel 5 lid 2 sub a BMW kunnen belasten met het bewijs van het merkgebruik. Een 'overzicht verkoopcijfers Swing Benelux 1984 - 1995' van Rothmans en Niemeyer waarop verkoopaantallen tussen 1.661.000 (1984) en 73.410 (1995) zijn vermeld, biedt onvoldoende aanknopingspunten voor bewijsvoering door de wederpartij (Willem II), nu iedere toelichting op de daar genoemde cijfers ontbreekt en er geen stukken zijn overgelegd waaruit een aanwijzing voor de juistheid van deze cijfers zou kunnen worden geput. Rothmans en Niemeyer hebben derhalve niet aan hun stelplicht voldaan. De verkoop van slechts 900 sigarendoosjes in één jaar tijds (1996) duidt, gezien de in de tabaksbranche gebruikelijke verkoopaantallen, er niet op dat Rothmans en Niemeyer in die periode daadwerkelijk met het merk op de markt actief zijn geweest. In de (gedrukte) media en bij tabaksverkooppunten wordt bovendien kennelijk niet met het merk geadverteerd. Rothmans en Niemeyer hebben iets dergelijks in ieder geval niet gesteld, hoewel dat op hun weg zou hebben gelegen. Een mogelijk geringe belangstelling voor de Swing-sigaartjes vormt geen geldige reden voor niet-normaal gebruik. Rb. 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382.
E I G E N D O M
4 8 5
Art. 5, lid 2a i.v.m. art. 11C In het kader van het rechtshandhavend merkgebruik door een (sub-)licentiehouder valt niet in te zien welke - andere dan bewijsrechtelijke - betekenis zou kunnen toekomen aan schriftelijke vastlegging of inschrijving van een (sub-)licentie. Aan artikel n,C valt ten deze geen argument te ontlenen nu daarmee slechts beoogd is (derden-)rechtsverkrijgenden te beschermen tegen voor hen niet kenbare beperkingen in het exclusieve gebruik van het merk, die uit eerder verleende licenties zouden kunnen voortvloeien. Rb. 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382. Art. 5, lid 2a i.v.m. art. 144 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Tegen de producties bij pleidooi, waarbij gegevens met betrekking tot rechtshandhavend gebruik worden overgelegd, kan door de tegenpartij bij pleidooi worden naar voren gebracht dat dit gebruik onvoldoende is om van normaal gebruik te spreken, nu een goede procesorde zich daartegen niet verzet. Rothmans en Niemeyer hebben de informatie, waarop de gewraakte stelling van Willem II is geënt, kort voor het pleidooi verschaft. Dat betekent niet alleen dat Willem II die stelling niet eerder (gemotiveerd) naar voren had kunnen brengen, maar ook dat Rothmans en Niemeyer die stelling hadden kunnen voorzien en zich op de betwisting daarvan hadden kunnen voorbereiden. Rb. 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382. Art. 5, lid 2b Rechtens onjuist is de stelling dat een merk tot generieke aanduiding verwordt als gevolg van de enkele omstandigheid dat het onder dat merk door de merkhouder (of diens licentiehouders) in het verkeer gebrachte product de enige waar is die bepaalde kenmerken bezit. Gesteld noch gebleken is dat het publiek het merk 'Braderije' inderdaad opvat als soortaanduiding voor bak- en braadproducten op roomboterbasis. Rb. 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. Art. 5,3 (oud) De aanduiding 'accessoires et ustensiles de toilette' valt niet te beschouwen als een aanduiding van bepaalde waren, maar als een algemene, nogal vage en in ieder geval ruime aanduiding van niet nader aangeduide zaken met als gemeenschappelijk kenmerk dat zij hebben te maken met het menselijk toiletmaken. Het kan worden gezien als een aanduiding van een of meer warensoorten. Niet valt in te zien dat rechtsinstandhoudend gebruik voor bepaalde waren zou moeten leiden tot het aannemen van rechtsinstandhoudend gebruik voor alle al dan niet gedeponeerde daaraan soortgelijke waren. Evenmin kan het zo zijn dat men door een zeer ruime inschrijving van een of meer warensoorten gebruik zou kunnen claimen voor alle onder die omschrijving vallende waren, als het merk slechts voor één of enkele concrete waren wordt gebruikt. Met het vaststaande gebruik voor 'parfums, eaux de toilette, bad- en doucheschuim, zeep, bodymelk en bodycream' is derhalve geen gebruik gegeven voor alle of andere 'accessoires et ustensiles de toilette'. Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. Art. 5,3 (oud) en art. 13A (oud) i.v.m. art. 39 Het gebruik van een handelsnaam door een dienstverlenende onderneming kan in de regel niet worden aangemerkt als normaal gebruik in de zin van artikel 5 onder 3 (oud) BMW, noch als gebruik in de zin van artikel 13A (oud) BMW, van een aan die handelsnaam gelijkluidend dienstmerk voor de door die onderneming aangeboden of verleende diensten; van (normaal)
4 8 6
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
E I G E N D O M
19 9 8
gebruik als hiervoor bedoeld kan echter wèl sprake zijn, indien het publiek het gebruik van de handelsnaam in feite opvat als gebruik van een teken waarmee de aangeboden en verleende diensten van die van anderen worden onderscheiden; Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303.
onderscheid worden gemaakt tussen het gebruik van de woordcombinatie als gangbaar taalgebruik dan wel als merk voor de desbetreffende waren; slechts dit laatste kan tot inburgering leiden. Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340.
Art. 5,3 i.v.m. art. 4,6a BenGH: noch het systeem van de BMW noch het in die wet bepaalde verzet zich ertegen dat degene wiens recht op een merk door niet gebruik is vervallen, na dit verval het teken opnieuw als merk deponeert en dat hij door dit depot een uitsluitend merkrecht verkrijgt, mits het voldoet aan de in de BMW voor de rechtsgeldigheid van een depot gestelde vereisten. Door het verval van het recht op een merk door niet gebruik verliest de houder van dit merk de bescherming welke de wet aan het uitsluitend recht op een gedeponeerd merk verbindt en de houder kan ook overigens niet op grond van het oorspronkelijk depot aanspraak maken op enigerlei voorrang boven anderen die het teken als merk willen gebruiken. Voor de beantwoording van de vraag of voor de toepassing van art. 4 onder 6a (oud) BMW het aan een tweede depot voorafgegane voorgebruik van een overeenstemmend merk door een derde moet worden aangemerkt als gebruik te goeder trouw in de zin van die bepaling, behoort geheel buiten beschouwing te blijven dat het merk eerder gedeponeerd is geweest. Zolang aanwijzingen voor het depot als merk door een ander van hetzelfde of van een daarmee overeenstemmend teken als dat van de voorgebruiker ontbreken - hetgeen in de regel het geval zal zijn indien de deposant het merk niet in het economisch verkeer gebruikt - kan van voormelde voorgebruiker niet worden gevergd dat hij het Benelux-Register raadpleegt om na te gaan of een ander het door hem gebruikte of een daarmee overeenstemmend teken inmiddels als merk heeft gedeponeerd.
Artt. 6bis en 6ter i.v.m. art. 1 en art. 3 Merkenrichtlijn Veronderstellend ervan uitgaande dat beroep in cassatie mogelijk zou zijn, stelt de Hoge Raad vervolgens aan het BeneluxGerechtshof een reeks materiële vragen, waarbij de HR het aan het BenGH overlaat, in hoeverre het ter beantwoording van deze vragen noodzakelijk is eerst nog vragen over uitleg van de Merkenrichtlijn te stellen aan het HvJEG. De afzonderlijke vragen, vermeld in r.o. 6.2 onder II t/m IX en ingeleid in r.o. 5.1 t/m 5.8 betreffen, kort geparafraseerd: - (II) dient de (eerste) beoordeling door het BMB van het depot ex art. 6bis slechts in abstracto, of ook of juist naar de omstandigheden in concreto (bijv. omvangrijk gebruik) te geschieden? - (III) zelfde vraag m.b. t. de definitieve weigering door het BMB; - (IV) zelfde vraag m.b.t. rechterlijke beoordeling van de voorlopige resp. definitieve weigering door het BMB; - (V) als de rechter in concreto mag oordelen, wat moet dan zijn peildatum zijn? - (VI en VII) Wat vindt het BenGH van de opvatting van het (abstract oordelende) Haagse Hof dat bij twee niet onderscheidende bestanddelen (BIO, MILD), de combinatie ook niet onderscheidend is, behoudens bijzondere omstandigheden? - (VIII) uitwerking van deze vragen tegen de (kennelijke) achtergrond van de oudere Kinder- en Juicy-Fruit-arresten van het BenGH; - (IX: letterlijk): 'legt bij de beantwoording van de vragen VIVIII nog gewicht in de schaal dat volgens het Gemeenschappelijk Commentaar het BMB ingevolge art. 6bis 'slechts evident ontoelaatbare depots' zal mogen weigeren?'. Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341.
Voor de beantwoording van de vraag of bij voortgezet gebruik van een merk door een derde nadat het recht op dat merk door niet gebruik is vervallen, de goede trouw ontbreekt, is niet van belang of deze gebruiker op de hoogte was of behoorde te zijn van het depot van dit merk. Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 43, blz. 215. Art. 5,4 (oud) Art. 5 onder 4 (oud) BMW heeft uitsluitend betrekking op woordmerken. Benelux Gerechtshof, 19 dec. 1997, nr. 44, blz. 236. Artt. 6 en 12 i.v.m. art. 1 Aan het depot van het woord-beeldmerk van 1978 en het gebruik daarvan gedurende 13 jaar valt geen recht op een autonoom merk 'Ice tea' te ontlenen, net zo min als op 'Ice' en 'tea'. Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. Art. 6bis i.v.m. art. 1 Het in aanmerking komende publiek zal de woorden Netwerk Computing gelet op hun gangbare betekenis opvatten als een aanduiding van de inhoud van de tijdschriften op het gebied van netwerken van computersystemen en daarmee samenhangende technologie, niet als een onderscheidingsteken. Daarbij komt dat aanvaarding van Netwerk Computing als merk derden zou verhinderen dezelfde of soortgelijke waren aan te duiden met deze woordcombinatie. Niet gebleken is dat het teken door intensief en langdurig gebruik in de Benelux zodanig onderscheidende kracht heeft verkregen dat het als merk kan worden beschouwd. Daarbij moet
Artt. 6bis en 6ter i.v.m. artt. 398 e.v. Wet op de Rechterlijke Organisatie De Hoge Raad stelt zich ambtshalve de vraag of van een beslissing ex artikel 6ter BMW (op beroep tegen weigering van een inschrijving door het Benelux-Merkenbureau (BMB)) beroep in cassatie open staat. De Hoge Raad vermeldt argumenten daartegen in r.o. 4.3, en argumenten daarvóór in r.o. 4.4. De Hoge Raad legt de vraag aan het Benelux Gerechtshof voor. Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341. Artt. 6bis en 14A, ia, art. 6quinquies B onder 2 Verdrag van Parijs i.v.m. art. 3 Merken Richtlijn Het hof gaat er van uit dat tussen art. 3 Richtlijn en art. 6quinquies B,2 Verdrag geen materiële verschillen bestaan en dat de verwijzing in artt. 6bis en 14A naar art. 6quinquies niet beperkt is tot de eerste daar genoemde categorie (elk onderscheidend vermogen missen), maar betrekking heeft op alle drie daar genoemde categorieën. Hof's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. Artt. 6ter en 6bis i.v.m. art. 1 en art. 3 Merkenrichtlijn Veronderstellend ervan uitgaande dat beroep in cassatie mogelijk zou zijn, stelt de Hoge Raad vervolgens aan het BeneluxGerechtshof een reeks materiële vragen, waarbij de HR het aan het BenGH overlaat, in hoeverre het ter beantwoording van deze vragen noodzakelijk is eerst nog vragen over uitleg van de Merkenrichtlijn te stellen aan het HvJEG.
19 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
De afzonderlijke vragen, vermeld in r.o. 6.z onder II t/m IX en ingeleid in r.o. 5.1 t/m 5.8 betreffen, kort geparafraseerd: - (II) dient de (eerste) beoordeling door het BMB van het depot ex art. 6bis slechts in abstracto, of ook of juist naar de omstandigheden in concreto (bijv. omvangrijk gebruik) te geschieden? - (III) zelfde vraag m.b.t. de definitieve weigering door het BMB; - (IV) zelfde vraag m.b.t. rechterlijke beoordeling van de voorlopige resp. definitieve weigering door het BMB; - (V) als de rechter in concreto mag oordelen, wat moet dan zijn peildatum zijn? - (VI en VII) Wat vindt het BenGH van de opvatting van het (abstract oordelende) Haagse Hof dat bij twee niet onderscheidende bestanddelen (BIO, MILD), de combinatie ook niet onderscheidend is, behoudens bijzondere omstandigheden? - (VIII) uitwerking van deze vragen tegen de (kennelijke) achtergrond van de oudere Kinder- en Juicy-Fruit-arresten van het BenGH; - (IX: letterlijk): 'legt bij de beantwoording van de vragen VIVIII nog gewicht in de schaal dat volgens het Gemeenschappelijk Commentaar het BMB ingevolge art. 6bis 'slechts evident ontoelaatbare depots' zal mogen weigeren?'. Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341. Artt. 6ter en 6bis i.v.m. artt. 398 e.v. Wet op de Rechterlijke Organisatie De Hoge Raad stelt zich ambtshalve de vraag of van een beslissing ex artikel 6ter BMW (op beroep tegen weigering van een inschrijving door het Benelux-Merkenbureau (BMB)) beroep in cassatie open staat. De Hoge Raad vermeldt argumenten daartegen in r.o. 4.3, en argumenten daarvóór in r.o. 4.4. De Hoge Raad legt de vraag aan het Benelux Gerechtshof voor. Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341. Art. 6ter i.v.m. art. 3, lid 3 Merken Richtlijn Gelet op het Gemeenschappelijk Commentaar bij art. 6ter behoeft het hof slechts te onderzoeken of het Bureau terecht geweigerd heeft het merk in te schrijven, waarbij, gelet op art. 3 lid 3 van de Richtlijn, de situatie ten tijde van het depot bepalend is. Op de praktijk onder de oude BMW kan niet worden teruggevallen, omdat de oude BMW de weigeringsbevoegdheid van het Bureau niet kende. Hieruit vloeit voort dat geen plaats is voor een bevel tot inschrijving op de grond dat een gedeponeerd teken na het depot door inburgering onderscheidend vermogen heeft gekregen. Hof's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. Gelet op het Gemeenschappelijk Commentaar bij art. 6ter behoeft het hof slechts te onderzoeken of het Bureau terecht geweigerd heeft het merk in te schrijven, waarbij, gezien art. 3, lid 3 van de Richtlijn, de situatie ten tijde van het depot bepalend is. De Benelux-wetgever heeft geen gebruik gemaakt van de in de Richtlijn geboden mogelijkheid om te bepalen dat een merk niet mag worden geweigerd indien het onderscheidend vermogen heeft verkregen na de aanvrage om inschrijving. Hieruit vloeit voort dat geen plaats is voor een bevel tot inschrijving op de grond dat een gedeponeerd teken na het depot door inburgering onderscheidend vermogen heeft gekregen. Niet aannemelijk is dat de kleur oranje als merk op het tijdstip van depot was ingeburgerd. Een kleur als zodanig is weinig geëigend als merk, dit geldt in sterke mate voor de kleur oranje. Nu voorts de kleur oranje feitelijk veelvuldig wordt gebruikt, ook in verband met de waren en diensten waarvoor Libertel oranje als merk heeft gedeponeerd, is voor inburgering tenmin-
E I G E N D O M
4 8 7
ste vereist een langdurig gebruik, waarbij wordt gedacht aan jaren. Het gebruik van de kleur oranje door Libertel heeft ongeveer een jaar geduurd, steeds met het teken Libertel. De kleur oranje is niet gebruikt voor specifieke waren en diensten, doch vooral ter onderscheiding van de onderneming Libertel. Hof's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212. Art. 6ter i.v.m. art. 429a e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Nu de BMW geen voorschriften bevat omtrent de wijze van procederen komt het juist voor de bepalingen inzake de verzoekschriftenprocedure naar analogie toe te passen. Nu de onderhavige procedure overeenkomsten vertoont met de contentieuze procedure zal verzoekster in de kosten worden verwezen. De stelling dat onzekerheid bestaat omtrent de vraag of in een soortgelijke procedure door de rechter te Luxemburg of Brussel een veroordeling in de proceskosten zal worden uitgesproken is onvoldoende reden om daarvan thans af te zien. Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340. Art. 11C i.v.m. art. 5, lid 2a In het kader van het rechtshandhavend merkgebruik door een (sub-)licentiehouder valt niet in te zien welke - andere dan bewijsrechtelijke - betekenis zou kunnen toekomen aan schriftelijke vastlegging of inschrijving van een (sub-)licentie. Aan artikel 1 i,C valt ten deze geen argument te ontlenen nu daarmee slechts beoogd is (derden-)rechtsverkrijgenden te beschermen tegen voor hen niet kenbare beperkingen in het exclusieve gebruik van het merk, die uit eerder verleende licenties zouden kunnen voortvloeien. Rb. 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382. Art. 11D Nu HP van de merkhouder de bevoegdheid heeft gekregen tegen merkinbreuken op te treden, verzet artikel 11 zich er niet tegen dat HP als licentiehouder zelfstandig bij wege van voorziening in kort geding de onderhavige verbodsactie instelt. Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. Artt. 12 en 6 i.v.m. art. 1 Aan het depot van het woord-beeldmerk van 1978 en het gebruik daarvan gedurende 13 jaar valt geen recht op een autonoom merk 'Ice tea' te ontlenen, net zo min als op 'Ice' en 'tea'. Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. Artt. 13,14 en 5 i.v.m. art. IV Protocol van 2 december 1992, Trb. 1993,12 Na de datum van de inleidende dagvaarding en het rechtbankvonnis is de aan de Eerste Merkenrichtlijn aangepaste tekst van de BMW in werking getreden. Het beroep op nietgebruik dient naar het voordien geldende recht te worden beoordeeld, de nietigheids- en verbodsvorderingen naar het oordeel van het Hof naar nieuw recht. Overigens voert een beoordeling op grond van het vroegere recht in casu niet tot een ander resultaat. Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. Art. 13A (oud) en art. 5,3 (oud) i.v.m. art. 39 Het gebruik van een handelsnaam door een dienstverlenende onderneming kan in de regel niet worden aangemerkt als normaal gebruik in de zin van artikel 5 onder 3 (oud) BMW, noch als gebruik in de zin van artikel 13A (oud) BMW, van een aan die handelsnaam gelijkluidend dienstmerk voor de door die onderneming aangeboden of verleende diensten; van (normaal)
B I J B L A D
I N D U S T B I Ë L E
gebruik als hiervoor bedoeld kan echter wèl sprake zijn, indien het publiek het gebruik van de handelsnaam in feite opvat als gebruik van een teken waarmee de aangeboden en verleende diensten van die van anderen worden onderscheiden. Benelux Gerechtshof, zo dec. 1996, nr. 58, blz. 303. Art. 13A, lid 1 De stelling dat het woord Atelier 'toespelend' is en daarom weinig onderscheidend gaat niet op, aangezien het woord in zijn bijzondere schrijfwijze juist het onderscheidend kenmerk van het beeldmerk vormt. Ook in zijn geheel genomen stemt het teken Ateliers Magazine met het merk overeen. Immers, uitsluitend het woord Ateliers in het teken heeft onderscheidend vermogen. Het onderdeel Magazine is louter beschrijvend en wordt in een aanmerkelijk kleinere en andere letter afgebeeld, zulks onder het woord Ateliers. Beide tijdschriften zijn - inhoudelijk - op creatieve activiteiten afgestemd, en derhalve soortgelijk. Daaraan doet niet af dat het tijdschrift van Doelenpers is gericht op liefhebbers van tekenen en schilderen en het tijdschrift van Juniorpress op creatieve activiteiten met en voor kinderen. In beide gevallen gaat het om tijdschriften die door volwassenen worden gekocht om thuis al dan niet met en voor kinderen creatief bezig te zij n. Bovendien zijn verschijningsfrequentie, opmaak, formaat en prijs van de tijdschriften gelijk of nauwelijks verschillend, zijn ze interessant voor dezelfde adverteerders en hanteren ze dezelfde verkoopkanalen. Hof Amsterdam, 27 juli 1995, nr. 19, blz. 93. Het is voldoende aannemelijk dat HP van de merkhouder volmacht/toestemming heeft verkregen om - kennelijk op eigen naam - tegen merkinbreuken te ageren. Niet goed valt in te zien waarom HP dat dan vervolgens niet zou mogen doen, zeker nu het hier gaat om een voorziening in kort geding. Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. Een reële mogelijkheid van afbreuk aan technische deugdelijkheid is al voldoende reden om niet tot merkverwijdering over te gaan. Het zou anders voor de revisiepraktijk ondoenlijk zijn om in een situatie als de onderhavige, waarin op zovele onderdelen en zovele plaatsen de merken in het materiaal zijn ingeslagen, eerst per onderdeel uitvoerige/langdurige onderzoeken te (doen) verrichten naar de gevolgen van de verwijdering van materiaal. Dit kan in redelijkheid van Kawe, als revisiebedrijf, niet worden gevergd, nu Fichtel & Sachs, als fabrikant van koppelingen, ervoor heeft gekozen haar merken op de koppelingen en de onderdelen daarvan aan te brengen door ze in het materiaal in te slaan en wel op zovele verschillende plaatsen dat daardoor merkverwijdering aanzienlijk is bemoeilijkt. In aanmerking nemend dat het bij koppelingen gaat om balansgevoelige onderdelen die blootstaan aan grote druk en wrijving, is het evident dat materiaalverwijdering (of herdistributie van materiaal) de reële mogelijkheid inhoudt dat afbreuk wordt gedaan aan de technische deugdelijkheid. Hof Arnhem, 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160. De BMW is van toepassing op het gebruik van een domeinnaam op Internet. Hetgeen gedaagde heeft aangevoerd ten aanzien van het gebruik van domeinnamen met of zonder streepje, punt of spatie, kan haar niet baten; de omstandigheid dat PTT de domeinnaam dutch-tele.com heeft laten registreren evenmin. Hoewel gedaagde stelt dat zij het gebruik op Internet vanuit de Benelux van het domein ptt-telecom.com heeft geblokkeerd, is zij in de gelegenheid deze blokkering op te heffen,
E I G E N D O M
19
9 8
hetgeen een dreiging van onrechtmatig handelen oplevert. Pres. Rb. Amsterdam, 5 febr. 1998, nr. 89, blz. 429. Het algemeen bekende merk ELLE behoeft een grote bescherming tegen inbreuken. Parfum en eau de toilette zijn soortgelijk aan de door de merkhouder en de licentiehouders op de markt gebrachte artikelen als kleding, beauty cases, make-up etui's, parfumverstuivers. Deze artikelen zijn vaak afkomstig van dezelfde ondernemingen en worden veelal via dezelfde afzetkanalen, zoals drogisterijen en parfumerieën gedistribueerd. Er is overeenstemming tussen ELLE en LANCETTI-ELLE. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 28 april 1993, nr. 26, blz. 124. Alleen bij geheel abstracte beschouwing van merk en teken, los van alle omstandigheden waaronder de daaronder gevoerde producten worden gepresenteerd en gebruikt, dringt zich enige gelijkenis tussen deze beide op in vooral de klank (SPAR komt integraal voor in SPARKLE). Gevaar voor verwarring of associatie moet evenwel niet aanwezig worden geacht gelet op de na te noemen omstandigheden en de begripsmatig totaal verschillende lading van de beide woorden. In het (Engels klinkende en ogende) woord SPARKLE zal men, daar waar Engels niet de voertaal is, niet snel de neiging hebben het Nederlandse woord SPAR te herkennen. Het publiek kent SPAR als (het huismerk van) een grote winkelketen. Het publiek komt het SPAR-merk niet anders dan in (verband met) de SPARwinkel tegen en altijd samen met een logo waarin een sparrenboom prominent aanwezig is. Bovendien heeft het relatief goedkope product van eiseres een totaal andere uitstraling dan de duurdere en luxere vissoorten die gedaagde (aan de horecagroothandel) aanbiedt. Gelet op de grote bekendheid van SPAR onder het publiek is het onder deze omstandigheden niet wel voorstelbaar dat iemand die met SPARKLE wordt geconfronteerd, daarbij enig verband zal leggen of aannemen met (de winkelketen) SPAR. Pres. Rb. Rotterdam, 29 april 1997, nr. 12, blz. 70. Art. 13A lid 1,1 (oud) Hof: het is aannemelijk dat zowel de Engelse taal als, meer in het bijzonder, de termen linelight, line light en linelighting weliswaar niet door een ieder in de branche gebezigd resp. ter aanduiding van lichtlijnsystemen gebruikt worden, maar dat (het gebruik van die taal resp.) die termen toch wel zozeer gebruikelijk zijn om het litigieuze product te beschrijven, dat zij in de branche als een algemeen bekend begrip en een veelvuldig toegepaste aanduiding zijn aan te merken. H.R.: het Hof heeft geoordeeld dat weliswaar het merk LINE LITE auditief geheel gelijk is aan het beschrijvende linelight, maar dat het niet aangaat om door het depot van dat anders geschreven doch auditief gelijke merk de beschrijvende term linelight te monopoliseren en te verhinderen dat Indoor de gebruikelijke, beschrijvende term linelight bezigt ter aanduiding van haar gelijk(soortig) product. (Indoor voert de aanduiding niet op het product zelf of op de verpakking ervan, doch alleen in haar catalogus; Red.) Hierin ligt besloten dat naar 's Hofs oordeel Indoor de beschrijvende term linelight niet bezigt ter onderscheiding van haar producten van gelijksoortige producten van andere deelnemers aan het economisch verkeer. Hieruit vloeit voort dat het Hof terecht heeft aangenomen dat Line Lite zich niet op basis van het bepaalde in art. 13A, eerste lid, aanhef en onder 1 (oud) BMW tegen dat gebruik kan verzetten. Om dezelfde reden is niet van belang de stelling van Line Lite dat
19
9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
haar merk door inburgering een aanzienlijke mate van onderscheidend vermogen heeft verkregen. Hoge Raad, 3 jan. 1997, nr. 45, blz. 237. Hof: Nu BMW haar verzet uitdrukkelijk beperkt tot het gebruik van haar merk op een onderdeel van het afgebeelde model BMW, te weten op de velg, moet gelden dat dit gebruik door Blok niet een rechtens relevante inbreuk op het merkrecht van BMW oplevert. In de context van de als illustratie afgebeelde BMW is de aanduiding van het BMW-merk op de velg volkomen ondergeschikt aan het doel dat die illustratie, als geheel, kennelijk heeft. Die is om te tonen hoe een BMW voorzien van verlagings veren eruit ziet. Het afbeelden van merktekens - door de geringe omvang nauwelijks als zodanig te onderscheiden en zonder enige bijzondere nadruk- op motorkap en velg heeft voor dat doel geen zelfstandige betekenis. Dit moet voor wat betreft de velg niet anders worden beoordeeld nu dat een nietorigineel accessoire is. Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279. Voor de beoordeling van soortgelijkheid is de vraag naar eventuele schade voor de merkhouder niet van betekenis. Maar ook als men de mogelijkheid van schade buiten beschouwing laat zijn parfums, eaux de toilette, bad- en doucheschuim, zeep, bodymelk en bodycream enerzijds en tandenborstels, nagelknippers en tandpasta anderzijds naar publieksopvattingen niet commercieel, technisch of anderszins met elkaar verwant en derhalve soortgelijk te achten. Rb. voorts: Caron en Caro stemmen zowel auditief als visueel overeen. Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. In het merk en het teken ligt de nadruk vooral op de woorden Cruesli resp. Frusli. Mede gelet op de te verwachten uitspraak fruusli is de auditieve gelijkenis zo groot dat associatiegevaar aanwezig is. Daarnaast vertonen de merken begripsmatige gelijkenis, nu beide woorden een variant op muesli zijn en voor mueslihoudende producten zullen worden gebruikt. Zachte repen van muesli zijn soortgelijk aan ontbijtproducten van knapperige muesli. Rb. 's-Gravenhage, 5 juli 1995, nr. 3, blz. 22. Een grote donkere dop in combinatie met een breed geschouderde fles komt bij drankflessen, ook bij Amaretti, niet of nauwelijks voor, behalve voor wat betreft de fles van eiseres, zodat zo'n combinatie dop/fles een sterk onderscheidend vermogen heeft. Door de combinatie van de vorm van deflesen de dop van de Amaretto van gedaagden is er een visuele gelijkenis met de flessen van Amaretto van eiseres en associatiegevaar met haar merk, waaraan niet afdoet dat er ook punten van verschil vallen aan te wijzen. Naar de totale indruk is er duidelijk overeenstemming en bestaat de mogelijkheid van associatie bij het publiek. Rb. Rotterdam, 21 nov. 1996, nr. 51, blz. 277. Art. 13A, lid 1,2 (oud) Hof: Blok heeft een geldige reden tot het onderhavige merkgebruik. Zij is met het gebruik van het beeldmerk van BMW in een illustratie in haar brochure niet verder gegaan dan nodig was om de bestemming - bij toepassing in BMW's - van de door haar verhandelde verlagingsveren aan te geven, te weten een lagere wegligging en daardoor een sportiever aanblik van de met die veren uitgeruste BMW. Daarbij is Blok - ruimschoots - gebleven binnen de grenzen van wat als de eerlijke gebruiken in de onderhavige tak van nijverheid en handel kunnen worden
E I G E N D O M
4 8 9
beschouwd. BMW heeft onvoldoende feitelijk onderbouwd dat Blok door het onderhavige gebruik voordeel trekt uit de reputatie en goodwill van dat merk. Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 5 2, blz. 279 (met noot). De mogelijkheid van schade in de zin van dit artikel kan niet worden gebaseerd op het loutere gebruik van een overeenstemmend teken voor soortgelijke waren. Speciale omstandigheden waaruit dergelijke schade zou volgen zijn niet gebleken. Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. Art. 13A, lid 1,2 i.v.m. lid 3 (oud) Hoge Raad: of van gebruik van eens anders merk voor waren óók sprake is, indien de wederverkoper door de wijze waarop hij het merk in zijn reclamemateriaal gebruikt, schade aan het luxueuze en prestigieuze imago van dat merk toebrengt, stelt een vraag van uitleg door het BenGH aan de orde. Dat geldt ook voor de vraag of Dior zich tegen het gebruik van haar merken door Kruidvat kan verzetten op de grond dat te dezen sprake is van een wijziging van de toestand van de waar, hetwelk mede 'de psychische toestand' van de waar zou omvatten, te weten de allure, het prestigieuze imago en de luxueuze uitstraling als gevolg van de door de merkhouder onder gebruikmaking van zijn merkrechten gekozen wijze van presentatie en reclame. Hof van Justitie E.G., 4 nov. 1997, nr. 41, blz. 195. Art. 13A, lid ia Het verschil in beginletter tussen 'PMF'en 'T. M. F.' brengt al een zo wezenlijk onderscheid mee dat associaties niet zijn te verwachten. Ook de merken 'The Music Factory'en 'Peter's Music Factory' stemmen onvoldoende overeen. Het bestanddeel 'Peter's' is het meest kenmerkend, niet het bestanddeel 'music factory'. Pres. Rb. Amsterdam, 6 juni 1996, nr. 59, blz. 303. Art. 13A, lid ia i.v.m. lid 8 en art. 36 EG-Verdrag De merkhouder kan zich ertegen verzetten, dat etiketten met zijn merk door een derde worden verwijderd en vervolgens opnieuw worden aangebracht dan wel vervangen, tenzij - komt vast te staan, dat het gebruik van het merkrecht door de merkhouder om zich te verzetten tegen de verhandeling van opnieuw geëtiketteerde producten onder dit merk, tot kunstmatige afscherming van de markten van de Lid-Staten zal bijdragen, - wordt aangetoond, dat de heretikettering de oorspronkelijke toestand van het product niet kan aantasten, en - de presentatie van het opnieuw geëtiketteerde product de reputatie van het merk en die van de merkhouder niet kan schaden. Een beroep op het merkrecht om te verhinderen, dat een derde met het oog op verwijdering van identificatienummers etiketten voorzien van het merk verwijdert en vervolgens opnieuw aanbrengt of vervangt, draagt niet bij tot kunstmatige afscherming van de markten van de Lid-Staten wanneer de identificatienummers zijn aangebracht in verband met een wettelijke verplichting of met het oog op andere relevante en gemeenschapsrechtelijk legitieme doeleinden, zoals het terugroepen van gebrekkige producten en de bestrijding van namaak. De middelen die degene die zich met de heretikettering bezighoudt, gebruikt om de parallelhandel mogelijk te maken, mogen het specifieke voorwerp van het marktrecht zo min mogelijk aantasten. Hof van Justitie E.G., 11 nov. 1997, nr. 49, blz. 258 (met noot).
4 9 0
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Art. 13A, lid ïb Veronderstellenderwijs aannemende dat de associatiemaatstaf nog van kracht is, zijn associaties tussen ClaimCare en EuroClaim niet te duchten. Hof Amsterdam, 27 febr. 1997, nr. 77, blz. 378. Gelet op het beschrijvende karakter van het teken 'ouders' en op de omstandigheid dat het gebruik van het teken 'ouders' door een medium dat zich op de groep richt waarop zowel het papieren tijdschrift 'Ouders van Nu' als het electronische tijdschrift 'Ouders On Line' zich richten, dermate in de rede ligt dat alternatieven niet goed voorstelbaar zijn, kan het gebruik van dat teken door Ouders On Line niet worden beschouwd als een inbreuk op het merkrecht betreffende 'Ouders van Nu'. De kans dat het relevante deel van het consumentenpubliek het teken 'ouders' met het merk 'Ouders van Nu' zal associëren, is zodanig klein dat er geen aanleiding is te concluderen dat dit teken inbreuk maakt op de merkrechten van eiseres. Dienen merk (Ouders van Nu) en tekens (Ouders On Line en Ouders nl.) in hun totaliteit te worden vergeleken, dan is noch op begripsmatig niveau noch op auditief of visueel sprake van een zodanige gelijkenis dat het in dezen relevante deel van het publiek merk en tekens zodanig zal associëren dat gevaar voor verwarring bestaat. Daaraan doet niet af dat merk en tekens bij het uitspreken daarvan alle drie uit vier lettergrepen bestaan noch dat aan het einde van elke vierde lettergreep een n-klank voorkomt. Pres.: het product van de activiteit van gedaagden op Internet, door henzelf bestempeld als een 'metafoor van een tijdschrift' vertoont, ondanks het wezenlijk verschil met een tijdschrift dat in druk verschijnt, gezien inhoud en bestemming, voldoende verwantschap met het tijdschrift van eiseres om te spreken van 'soortgelijke waren'. Het gebruik van een domeinnaam op Internet ter aanduiding van de vindplaats van een electronisch tijdschrift moet worden aangemerkt als gebruik van een teken voor een waar. Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 11, blz. 70. Het merk Braderije moet, in zijn geheel beschouwd, meer als sterk dan als zwak worden aangemerkt. Braderije en Bradine moeten overeenstemmend worden geacht in die zin dat bij het in aanmerking komende publiek bij een confrontatie met het merk Bradine associaties kunnen worden gewekt met het merk Braderije. Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 87, blz. 424. Het woordmerk RED ALERT en het bestanddeel 'ready & alert' in het teken vertonen een zeer grote auditieve gelijkenis. In het teken, als geheel beschouwd, neemt 'ready & alert' auditief een overheersende plaats in. Een en ander leidt het Hof tot de conclusie dat in de totaalindrukken van merk en teken de punten van overeenstemming, waarop het bij een beschouwing van de totaalindrukken meer aankomt dan op de punten van verschil, zodanig overheersen dat de (ook aanwezige) onderlinge verschillen aan de gelijkenis niet afdoen. Ook visueel vertonen merk en teken gelijkenis. Voor zowel de auditieve als de visuele gelijkenis geldt dat deze, merk en teken in zijn geheel en in onderling verband beschouwd, zodanig is dat het gevaar van - tot, minstgenomen indirecte, verwarring leidende - associatie gegeven is. RED ALERT is een sterk merk dat een groot onderscheidend vermogen heeft. Het gaat om artikelen die via dezelfde kanalen hun weg naar het publiek vinden. Het publiek dat in de computerspelletjes geïn-
E I G E N D O M
19 9 8
teresseerd is, is niet zo deskundig en oplettend, dat voor associatie niet gevreesd behoeft te worden. Hof Amsterdam, 12 maart 1998, nr. 90, blz. 431. Het gebruik van het merk 'Tenson' voor sportkleding en vrijetijdskleding als hoofdbestanddeel in combinatie met diverse andere tekens wordt in dit geval als bijzondere omstandigheid in aanmerking genomen. Het teken 'Ex Tension' is bestemd om te worden gebruikt voor dezelfde (soortgelijke) waren. Het teken wordt afgebeeld als een duidelijke figuratieve Ex met daaronder in blokletters geschreven Tension. Daardoor worden niet alleen de beide woorden uit elkaar gehaald, maar wordt bovendien het contrast tussen Ex en Tension zodanig vergroot dat daardoor de indruk wordt gewekt dat hier geen sprake is van één benaming. Daaraan doet niet af dat achter Ex een verbindingsstreepje zou staan, nu dit door de figuratieve weergave van dit woord niet duidelijk is. Door dit contrast wordt het effect bereikt dat beide woorden afzonderlijk worden gelezen en niet als één woord, waarbij door defiguratieveweergave van Ex dit veeleer zal worden opgevat als een logo naast het gemakkelijk leesbare woord Tension. Dit heeft tot gevolg dat de aandacht van het publiek zal vallen op het woord Tension. Tussen Tenson en Tension bestaat een meer dan theoretische associatiemogelijkheid gelet op de visuele en auditieve gelijkenis alsmede op de onderscheidende kracht en de bekendheid van het merk Tenson. Hof Arnhem, 10 okt. 1995, nr. 60, blz. 305. Wanneer het merk Runnersworld in zijn geheel wordt beschouwd, wordt het meest in het oog springende deel daarvan gevormd door het eerste bestanddeel. Het tweede bestanddeel is immers slechts een algemene, ruimtelijke aanduiding. Mede gelet op de brief van het Benelux Merkenbureau moet het eerste bestanddeel worden aangemerkt als uitsluitend beschrijvend voor het publiek waarop het merk zich voor haar waren en diensten richt, en mist het ieder onderscheidend vermogen. Het voorgaande in onderling verband beschouwd maakt dat aan het geheel niet meer dan een geringe onderscheidende kracht kan worden toegekend. De beschermingsomvang van Runnersworld is derhalve gering. Dit brengt mee dat tussen de merken een grote(re) mate van gelijkenis moet bestaan, wil (RP) Runners Point als met Runnersworld overeenstemmend kunnen worden aangemerkt. De rechtbank acht de gelijkenis tussen beide merken, ieder in hun geheel beschouwd, niet zodanig dat van auditieve, visuele of begripsmatige overeenstemming tussen beide merken in die zin kan worden gesproken. In dit verband heeft de rechtbank eerder opgemerkt dat wegens de figuratieve vorm van het voorvoegsel RP van het merk Runners Point niet aannemelijk is dat bij het uitspreken van haar merk dit voorvoegsel ook wordt uitgesproken, zodat t.a.v. de auditieve vorm zal worden uitgegaan van het merk Runners Point. Rb. Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. Onbestreden is gesteld dat het merk Braderije een naamsbekendheid van 60% heeft. Alleen al daarom wordt de stelling verworpen dat het merk uiterst zwak is. De auditieve en begripsmatige gelijkenis tussen Braderije en Bradine is groot. Eveneens is van belang dat Bribrend voorafgaand aan het op de markr brengen van Bradine het merk Braderine gebruikte voor een vergelijkbaar product. Gelet op een en ander kan bij de gemiddelde consument verwarring ontstaan. Rb. 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427.
19 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
E I G E N D O M
4 9 1
Geen overeenstemming aanwezig geacht tussen woordmerken 'Dr. Pepper' en 'Dr Foots', waarbij in aanmerking wordt genomen dat van een serie door eiseressen gevoerde 'dr-merken' geen sprake is. Indeling, stijl en gekozen kleuren van de (buik)etiketten van de flessen vertonen, in hun geheel bezien, zodanige gelijkenis dat bij het publiek associaties tussen teken en merk zijn te verwachten; hetzelfde geldt voor het uiterlijk van de blikjes. Ondanks een nieuw ontwerp, bij gebruik waarvan associaties zich niet langer zullen voordoen, wordt verbodsvordering toegewezen, zulks voor het geval gedaagde het uiterlijk van haar product andermaal mocht wijzigen. Niet is uit te sluiten dat voorraden oude - inbreukmakende flessen en blikjes nog geruime tijd bij winkeliers verkocht zullen worden. Met het oog daarop toewijzing van bevel aan gedaagde haar afnemers te verzoeken de nog in voorraad zijnde Dr Foots-producten terug te leveren. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 26 maart 1996, nr. 13, blz. 71.
onbewust vanuit zouden kunnen gaan dat Guhl haar product voor de Trekpleisterwinkels onder hun huismerk doet verkopen. Dit geldt temeer nu beide producten bestemd zijn voor de verkoop via de zelfbedieningswinkel en er rekening mee moet worden gehouden dat dit publiek de producten slechts oppervlakkig bekijkt zonder veel aandacht voor de details van de verpakkingen. Pres. Rb. Rotterdam, 23 sept. 1997, nr. 28, blz. 128.
Voor zover Altrex zich op haar merkrecht op de kleur zwart beroept kan van inbreuk geen sprake zij n, nu Centrum die kleur (of een daarmee overeenstemmende kleur) in haar Centowerserie niet toepast. Derhalve kan in het midden blijven of de enkele kleur zwart onderscheidend vermogen voor de aangewezen waren(groep) bezit. Ten overvloede wordt dienaangaande overwogen dat twijfel daaraan op zijn plaats is, nu toepassing van de kleur zwart voor professionele werktuigen zeer gebruikelijk is en daar niet tegenovergesteld kan worden dat het gebruik van die kleur voor de stijlen van een trap als de onderhavige ter onderscheiding van dergelijke trappen ingeburgerd is geraakt. Of Altrex haar merk zelf wel als onderscheidingsteken gebruikt doet niet ter zake; anders is dat gesteld met het gebruik dat Centrum van de kleur rood maakt. In folder- en reclamematriaal voor de Centower-reeks wordt op geen enkele wijze verwezen naar de aanwezigheid van een rode trede of plateau, derhalve ook niet ter onderscheiding van de betreffende waren. Centrum heeft trappen van twee andere producenten getoond die eveneens een rode trede of bordes kennen. Nu het gebruik van de rode kleur ook een adequate wijze lijkt om de hoogste betreedbare trede van een trap of ladder aan te geven, leidt het ertoe dat dat het door Centrum toegepaste rodekleurgebruik voorshands niet als inbreukmakend op het merkrecht van Altrex kan worden beschouwd. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 385 (met noten).
Art. 13A, lid 1c Gelet op de context van de mededeling (vergelijkende reclame) wordt door het gebruik van de tekens 'Scarlett H.P.' en 'McPackards' inbreuk gemaakt op het merk 'HP', resp. 'HewlettPackard'. Niet aannemelijk is dat voor het gebruik van die tekens een geldige reden bestond. HP heeft er terecht geen bezwaar tegen gemaakt dat Pelikan de mededeling 'EasyClick voor: HP Deskjet 300-600-serie' heeft gedaan; het staat Pelikan immers vrij aan te geven wat de toepassingsmogelijkheden van haar product zijn. Het feit dat dit refererend merkgebruik - door het gebruik van de term 'McPackards' en 'Scarlett H. P.' gepaard is gegaan met een merkinbreuk maakt eerstbedoeld merkgebruik nog niet tot een merkinbreuk. Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354.
In dit kort geding staat ter beantwoording de vraag of de recent door gedaagden op de markt gebrachte shampoos in de Trekpleister-verpakking zodanig overeenstemmen met het als beeldmerk ingeschreven uiterlijk van de door KAO en Guhl al sinds vele jaren onder de merknaam GUHL op de markt gebrachte shampoos, dat daardoor bij het publiek verwarring kan ontstaan. Daarbij dient het uitgangspunt te zijn dat het merk van KAO en de Trekpleister-verpakkingen elk in hun geheel en in onderling verband zullen moeten worden beschouwd. Bij beschouwing van het totale beeld van het GUHL-beeldmerk zijn de genoemde overeenkomsten méér bepalend dan de aanwezige verschillen. De totale indruk van de Trekpleister-flacon vertoont een zodanige gelijkenis met het beeldmerk GUHL dat de mogelijkheid zeer wel aanwezig moet worden geacht dat bij het koperspubliek verwarring kan ontstaan, al is het maar in die zin dat kopers door deze vergaande overeenstemming in uiterlijk bij het aantreffen van de Trekpleister-shampoo er bewust of
Art 13A, lid ïb i.v.m. art. 1 Zo het woord 'bomenzand' al niet louter beschrijvend van aard is, is de term in zo sterke mate naar de waar verwijzend dat er nauwelijks enig onderscheidend vermogen aan toekomt. Het zwaartepunt van de onderscheidende kracht in het merk ligt derhalve op '500', en als geheel is het merk zwak. Tegen deze achtergrond wordt tussen merk en teken geen overeenstemming aangenomen. Rb. 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 38, blz. 166.
Art 13A, lid ld Voorop staat dat City Change het logo van Thomas Cook heeft afgebeeld op grote borden aan de gevels van de panden waarin zij haar wisselkantoren exploiteert, aanvankelijk in de typerende opmaak en met het lettertype van het beeldmerk van Thomas Cook, later met zo geringe wijzigingen dat bij het publiek nog steeds een associatie kan worden gewekt met het merk. Door de opmaak, de grootte en de zeer prominente plaats van de borden aan de gevels wordt de indruk gewekt dat er tussen Thomas Cook en City Change een bijzondere relatie bestaat en dat City Change daarmee in belangrijke mate reclame maakt voor haar eigen onderneming. Een geldige reden daarvoor ontbreekt. Pres. Rb. Amsterdam, 7 maart 1996, nr. 61, blz. 309. Art. 13A, lid zb en lid 8 i.v.m. art. 7 Merkenrichtlijn Op eiseres INA rust de stelplicht dat zij een gegronde reden heeft zich tegen het verder verhandelen (na ompakken)door gedaagde AKN van de INA-kogellagers te verzetten. Onder de bijzonderheden die de onderhavige kogellagermarkt kenmerken, vervult het merk INA nauwelijks een herkomstgarantiefunctie of een kwaliteitsgarantiefunctie. De rechtbank acht onaannemelijk dat er lieden zijn die hun levensstijl tot uitdrukking willen brengen door middel van het merk kogellager dat gemonteerd is in hun rollend of anderszins draaiend materieel, zodat ook de communicatiefunctie van het merk slechts geringe betekenis heeft. Tegen deze achtergrond levert noch (a) het verwijderen van de buitenverpakking (te vergelijken met de omdoos waarin een kruidenier rollen kaakjes ontvangt), noch (b) het opbreken van
4 9 2
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
de binnenverpakkingen (met vervanging door een betere), noch (c) de herverpakking van de INA-lagers in een eigen omdoos van gedaagde (wat een andere afnemer van INA met INA's toestemming ook doet), voor INA een gegronde reden op om zich tegen de verdere verhandeling door AKN te verzetten. Rb. Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. Art. 13A, leden 3 en 4 Voor toewijzing van de vordering tot het verstrekken van facturen en het betalen van een schadevergoeding is vereist dat de merkinbreuk gedaagde kan worden toegerekend. Dat is niet het geval, omdat gedaagde onweersproken heeft gesteld dat zij, alvorens tot aankoop over te gaan, bij haar leverancier heeft nagevraagd of het originele shirts betrof, hetgeen haar door haar leverancier is gegarandeerd. Zij had geen reden te twijfelen aan de j uistheid van die mededeling omdat zij eerder met deze leverancier zaken had gedaan en nooit eerder is gebleken dat aangekochte goederen inbreuk maakten op de rechten van derden. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat gedaagde in zorgvuldigheid is tekort geschoten. Rb. 's-Gravenhage, 26 febr. 1997, nr. 62, blz. 310. Art. 13A, lid 6 ACE haakt op ontoelaatbare wijze aan bij de populariteit en de wervende kracht van het merk RED ALERT nu zij dat merk niet slechts vermeldt in het kader van een zakelijke en informatieve mededeling over de bestemming van haar product, maar tevens op een wijze waarop dit als een blikvanger en als reclame voor haar eigen product fungeert. Het verbod ten aanzien van het gebruik van het merk RED ALERT ziet niet op de in zwarte letters voorkomende tekst en de zogenoemde trademark credit op de achterzijde van de verpakking van ACE en evenmin op de vermelding van dat merk in het kader van de 'System Requirements' op de smalle onderzijde van die verpakking. De enkele omstandigheid dat Westwood c.s. zich tijdens het eerdere (auteursrechtelijke) kort geding niet tevens op het merkrecht beroepen hebben noch dienaangaande een voorbehoud gemaakt hebben, is onvoldoende om rechtsverwerking aan te nemen. Hof Amsterdam, 12 maart 1998, nr. 90, blz. 431. Art. 13A, lid 8 Nu het in de praktijk zelden voorkomt dat bij koppelingen die voor revisie worden aangeboden, kan worden volstaan met het alleen schoonmaken, is er geen praktisch belang om - zoals de rechtbank heeft gedaan - deze behandeling alsmede de daarmee gepaard gaande demontage en assemblage, inclusief meten en afregelen, niet te beschouwen als revisie. Er is derhalve geen aanleiding en, gelet op de uniforme wijze waarop Kawe de door haar gereviseerde koppelingen afzet (door daarop steeds met onuitwisbare inkt te vermelden in een driehoekje 'Kawe ree') ook geen mogelijkheid te onderscheiden tussen de zelden voorkomende revisie die niet en de praktisch steeds voorkomende revisie die wèl leidt tot een wijziging in de toestand van de waar. In de gevallen waarin alleen wordt schoongemaakt, is geen sprake van wijziging van de waar. Het vervangen van een enkel schroefje of veertje is aan te merken als een wijziging van ondergeschikte betekenis, zodat nog steeds sprake is van de koppeling die door Fichtel & Sachs in het verkeer is gebracht. Hof Arnhem, 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160.
E I G E N D O M
19
9 8
Het verweer van gedaagde dat de shirts met het inbreukmakende merk met toestemming van de licentiehoudster van de merkhouder binnen de Europese gemeenschap in het verkeer zij n gebracht, wordt verworpen. Gelet op de betwisting van eiseres is dit verweer onvoldoende onderbouwd met de enkele schriftelijke verklaring aan de leverancier van gedaagde 'that there is nothing to restrain us of selling the mentioned pieces'. Gedaagde heeft nagelaten de stelling verder te onderbouwen of daar uitdrukkelijk bewijs van aan te bieden. Rb. 's-Gravenhage, 26 febr. 1997, nr. 62, blz. 310. Het gevraagde verbod tot het gebruik van het merk voor originele Midland producten die niet door eiseres sub 1 ofmethaar toestemming in de Europese Unie in het verkeer zijn gebracht, wordt door eiseres ondersteund met een verklaring van CTE, waarin CTE verklaart dat de door gedaagde in haar brochure aangeboden Midland-producten niet door haar aan gedaagde zijn geleverd. Omdat CTE belast is met de distributie van Midland-producten op het Europese vasteland, betekent dit dat gedaagde producten betrekt van distributeurs die niet gerechtigd zijn deze producten binnen de Benelux af te zetten. Gedaagde voert aan dat zij de producten wel heeft betrokken van afnemers binnen de gemeenschap van eiseres sub 1, maar heeft geen recente facturen overgelegd. Mede door de wijze waarop zij zich ten processe opstelt t.a.v. het merkrecht van eiseres, is niet ondenkbaar dat de vrees van eiseres dat gedaagde haar producten van buiten de gemeenschap betrekt of gaat betrekken, gegrond is. Pres. Rb. Haarlem, 30 jan. 1996, nr. 18, blz. 88. Art. 13A, lid 8 i.v.m. lid ia en art. 36 EG-Verdrag De merkhouder kan zich ertegen verzetten, dat etiketten met zijn merk door een derde worden verwijderd en vervolgens opnieuw worden aangebracht dan wel vervangen, tenzij - komt vast te staan, dat het gebruik van het merkrecht door de merkhouder om zich te verzetten tegen de verhandeling van opnieuw geëtiketteerde producten onder dit merk, tot kunstmatige afscherming van de markten van de Lid-Staten zal bijdragen, - wordt aangetoond, dat de heretikettering de oorspronkelijke toestand van het product niet kan aantasten, en - de presentatie van het opnieuw geëtiketteerde product de reputatie van het merk en die van de merkhouder niet kan schaden. Een beroep op het merkrecht om te verhinderen, dat een derde met het oog op verwijdering van identificatienummers etiketten voorzien van het merk verwijdert en vervolgens opnieuw aanbrengt of vervangt, draagt niet bij tot kunstmatige afscherming van de markten van de Lid-Staten wanneer de identificatienummers zij n aangebracht in verband met een wettelijke verplichting of met het oog op andere relevante en gemeenschapsrechtelijk legitieme doeleinden, zoals het terugroepen van gebrekkige producten en de bestrijding van namaak. De middelen die degene die zich met de heretikettering bezighoudt, gebruikt om de parallelhandel mogelijk te maken, mogen het specifieke voorwerp van het marktrecht zo min mogelijk aantasten. Hof van Justitie E.G., 11 nov. 1997, nr. 49, blz. 258 (met noot). Art. 13A, lid 8 en lid 2b i.v.m. art. 7 Merkenrichtlijn Op eiseres INA rust de stelplicht dat zij een gegronde reden heeft zich tegen het verder verhandelen (na ompakken)door gedaagde AKN van de INA-kogellagers te verzetten.
19 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Onder de bijzonderheden die de onderhavige kogellagermarkt kenmerken, vervult het merk INA nauwelijks een herkomstgarantiefunctie of een kwaliteitsgarantiefunctie. De rechtbank acht onaannemelijk dat er lieden zijn die hun levensstijl tot uitdrukking willen brengen door middel van het merk kogellager dat gemonteerd is in hun rollend of anderszins draaiend materieel, zodat ook de communicatiefunctie van het merk slechts geringe betekenis heeft. Tegen deze achtergrond levert noch (a) het verwijderen van de buitenverpakking (te vergelijken met de omdoos waarin een kruidenier rollen kaakjes ontvangt), noch (b) het opbreken van de binnenverpakkingen (met vervanging door een betere), noch (c) de herverpakking van de INA-lagers in een eigen omdoos van gedaagde (wat een andere afnemer van INA met INA's toestemming ook doet), voor INA een gegronde reden op om zich tegen de verdere verhandeling door AKN te verzetten. Rb. Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. Art. i3bis, leden 1 en 3 De gevorderde afgifte van de 15 inbreukmakende shirts kan worden toegewezen. In aanmerking genomen dat aannemelijk is geworden dat het hier oorspronkelijk voor de licentiehoudster vervaardigde en voor verkoop geschikte shirts betreft, terwijl anderszins niet is gebleken dat gedaagde geen gehoor heeft gegeven aan een verzoek tot afgifte in der minne en, zoals overwogen, ook niet is gebleken dat gedaagde schuld trof aan de onderhavige merkinbreuk, wordt een door eiseres aan gedaagde te betalen vergoeding bepaald en gesteld op de gebleken inkoopprijs van ƒ 20,- per stuk. Rb. 's-Gravenhage, 26 febr. 1997, nr. 62, blz. 310. Artt. 14,5 en 13 i.v.m. art. IV Protocol van 2 december 1992, Trb. 1993,12 Na de datum van de inleidende dagvaarding en het rechtbankvonnis is de aan de Eerste Merkenrichtlijn aangepaste tekst van de BMW in werking getreden. Het beroep op nietgebruik dient naar het voordien geldende recht te worden beoordeeld, de nietigheids- en verbodsvorderingen naar het oordeel van het Hof naar nieuw recht. Overigens voert een beoordeling op grond van het vroegere recht in casu niet tot een ander resultaat. Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. Art. 14A lid 1,1 i.v.m. art. 1 i.v.m. art. 3 Merkenrichtlijn i.v.m. art. 6quinquies B Verdrag van Parijs Het depot van het woordmerk 'Ice tea' van 1991 is nietig. 'Ice tea' is synoniem met 'iced tea' en 'thé glacé' en exact beschrijvend voor de betrokken waar. Ook de engelstalige bewoording levert geen onderscheidend vermogen op, nu het publiek het beschrijvend karakter begrijpt. Het zich meester maken van het woordmerk door Unilever, vormt een reële hindernis voor concurrenten in de zin van het Juicy-Fruit-arrest van het BenGH; de concurrenten verplichten tot het gebruik van 'iced tea' of 'thé glacé' zou weer anderen kunnen verplichten om naar parafrases of neologismen te zoeken. De marktonderzoeken van Unilever tonen geenszins de inburgering van 'Ice tea' tot merk aan (zie nader het arrest), als 'Ice tea' al niet behoort tot de tekens die niet voor inburgering tot merk vatbaar behoren te zijn. Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. Art. 14A, lid 1, ia i.v.m. art. 1, lid 1 Het merk P20, zoals dat is gedeponeerd, kan dienen om de waren van een onderneming te onderscheiden.
E I G E N D O M
4 9 3
Niet juist is de stelling dat het teken P20 louter beschrijvend is. Onder verwijzing naar BenGH 19 januari 1981, N] 1981, 294, BIE 1981, nr. 32, blz. 145 (Kinder), oordeelt de Rechtbank dat, nu de branche voor de aanduiding van de beschermingsfactor geen gebruik maakt van de enkele hoofdletter P, die branche bij die aanduiding ook niet door het onderhavige merkrecht van Riemann wordt gehinderd. Rb. 's-Gravenhage, 28 febr. 1996, nr. 57, blz. 302. Artt. 14A, lid 1, ia en 6bis en art. equinquies B onder 2 Verdrag van Parijs i.v.m. art. 3 Merken Richtlijn Het hof gaat er van uit dat tussen art. 3 Richtlijn en art. óquinquies B,2 Verdrag geen materiële verschillen bestaan en dat de verwijzing in artt. 6bis en 14A naar art. 6quinquies niet beperkt is tot de eerste daar genoemde categorie (elk onderscheidend vermogen missen), maar betrekking heeft op alle drie daar genoemde categorieën. Hof's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. Art. I4bis De feitelijke omstandigheden die naar de mening van gedaagde aanleiding geven tot de conclusie dat eiseres sub 1 haar recht om nietigheid van het depot van gedaagde in te roepen heeft verwerkt, hebben zich voorgedaan vóór inwerkingtreding van het sinds 1-1-1996 geldende art. I4bis BMW. Toepassing van dit artikel, dat het tot 1-1-1996 geldende recht heeft gewijzigd, zou in strijd zijn met het verbod van terugwerkende kracht. Pres. Rb. Haarlem, 30 jan. 1996, nr. 18, blz. 88. Art. 16 Ambtshalve beperkt de rechtbank de nietigverklaring en de doorhaling tot mueslihoudende producten, nu voor verdergaande nietigverklaring en doorhaling geen grond bestaat. Rb. 's-Gravenhage, 5 juli 1995, nr. 3, blz. 22. Art. 19 i.v.m. art. 1 Het merk Braderije dient in elk geval mede ter onderscheiding van (de herkomst van) het product van (de licentienemers van) Het Zuivelbureau van dat van andere producenten. Hiermee is niet onverenigbaar dat die licentienemers voor het overige 'eikaars grootste concurrenten' zijn. Het gegeven immers dat zij met betrekking tot een bepaald product als het ware hun krachten bundelen en met betrekking daartoe licentienemers van Het Zuivelbureau zijn doet het individuele merk Braderije op zichzelf nog niet van kleur verschieten en tot collectief merk worden. Hof Amsterdam, 24 april 1997, nr. 87, blz. 424. Het merk Braderije wordt gebruikt ter onderscheiding van waren naar herkomst, niet slechts naar samenstelling van het product. Het merk onderscheidt immers een bak- en braadproduct (van de licentiehouders van Zuivelbureau) van andere bak- en braadproducten (van andere producenten). Rb. 's-Gravenhage, 4 febr. 1998, nr. 88, blz. 427. Art. 37 De President is bevoegd tot kennisneming van de op de BMW gebaseerde vorderingen omdat de gestelde rechtsplicht tot respectering van de merkrechten mede in het arrondissement 's-Gravenhage moet worden uitgevoerd. Bovendien zijn de op octrooirechten en op merkenrechten gebaseerde vorderingen dusdanig aan elkaar verknocht - zij betreffen één en dezelfde werkwijze - dat het uit een oogpunt van doelmatige pro-
4 9 4
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
cesvoering sterk de voorkeur verdient dat beide geschillen door dezelfde rechter worden beslist. Ook de Benelux-wetgever heeft blijkens het bepaalde in art. 37 sub D BMW voor dit belang oog gehad. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. Art. 37A Partijen zijn het erover eens dat de bladen waarin de aanduiding PHILAPOST door De Post is/wordt gebruikt en waarvan Phila stelt dat daarmee inbreuk is/wordt gemaakt op haar exclusieve merkrecht, tevens in het arrondissement Rotterdam zijn/worden verspreid. Voorts geldt dat de gevorderde voorzieningen mede in het arrondissement ten uitvoer moeten worden gelegd. De president is derhalve mede op grond van art. 37A BMW bevoegd kennis te nemen van het onderhavige geschil. Pres. Rb. Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. 99. Art. 37A i.v.m. art. 37D De Post betwist de bevoegdheid van de rechtbank omdat art. 37D BMW zulks zou meebrengen. In dat artikellid wordt evenwel niet bepaald dat de rechtbank zich, alvorens te verwijzen, onbevoegd dient te verklaren. Ook als de rechtbank op zichzelf bevoegd is (zoals in casu, nu Phila B.V. aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat de in het geding zijnde verbintenissen in dit arrondissement zijn ontstaan en mede alhier moeten worden uitgevoerd), dient verwijzing plaats te vinden als aan de daarvoor in voormeld artikellid gestelde eisen is voldaan. Het beroep op onbevoegdheid als zodanig dient dus te worden verworpen. In de onderhavige procedure gaat het in het bijzonder om de kracht en reikwijdte van het door Phila B.V. gebruikte merk c.q. de gevoerde handelsnaam. Daar gaat het in de procedure voor de rechtbank van koophandel te Brussel eveneens om, in die zin en met dien verstande dat De Post vorenbedoelde kracht en reikwijdte tracht aan te tasten door haar beroep op haar oudere (beeld)merk, gedeponeerd op 11 augustus 1993. Hieruit volgt dat zowel wegens de feitelijke grondslag van de vorderingen als wegens de rechtstreekse invloed die een beslissing in het ene geding heeft op het andere, er een dermate nauwe verbondenheid bestaat tussen beide gedingen, dat gesproken dient te worden van verknochtheid in de zin van art. 37D BMW. Tevergeefs wil Phila B.V. hiervan uitzonderen de vorderingen die niet op een Belelux merk zijn gebaseerd, maar op haar handelsnaamrecht en het commune recht (onrechtmatige daad). Voldoende is dat het merkenrecht een zodanige rol speelt dat dit in beide geschillen aan de orde moet komen en dat, voor zover mede andere rechten aan de vordering(en) ten gronde zijn gelegd, deze in dit kader behandeling verdienen. Phila B.V. heeft niet betoogd dat haar beroep op handelsnaamrecht en op het commune recht niet samenhangen met het merkenrechtelijk geschil en dit is ook niet gebleken. Rb. Rotterdam, 29 mei 1997, nr. 22, blz. 101. Art. 37D (kortgeding) Art. 37D BMW heeft geen betrekking op korte gedingen, waarbij het immers gaat om het verkrijgen van voorlopige voorzieningen. Nu de bodemrechter aan een uitspraak in kort geding niet gebonden is, is de tussen partijen gevoerde procedure in kort geding voor verwijzing niet relevant. Dat Phila B.V. de bodemprocedure heeft aangespannen in verband met art. 50, lid 6 TRIPS, kan daaraan niet afdoen. Rb. Rotterdam, 29 mei 1997, nr. 22, blz. 101.
E I G E N D O M
19 9 8
De bodemprocedure in België is eerder aanhangig gemaakt dan het onderhavige kort geding en de geschillen zijn aan elkaar verknocht. Noch in art. 37 BMW, noch in de toelichting daarop wordt onderscheid gemaakt tussen bodemprocedures en kort geding procedures. De bedoeling van de verwijzingsregeling is kennelijk het voorkomen van tegenstrijdige beslissingen omtrent eenzelfde merkenrechtelijk geschil. Dit probleem doet zich bij het treffen van een voorlopige voorziening niet voor, omdat de rechter die van het verknochte bodemgeschil kennis neemt daaraan geenszins is gebonden. Art. 37 D BMW mist toepassing in kort geding. Pres. Rb. Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. 99. Art. 37D i.v.m. art. 37A De Post betwist de bevoegdheid van de rechtbank omdat art. 37D BMW zulks zou meebrengen. In dat artikellid wordt evenwel niet bepaald dat de rechtbank zich, alvorens te verwijzen, onbevoegd dient te verklaren. Ook als de rechtbank op zichzelf bevoegd is (zoals in casu, nu Phila B.V. aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat de in het geding zijnde verbintenissen in dit arrondissement zijn ontstaan en mede alhier moeten worden uitgevoerd), dient verwijzing plaats te vinden als aan de daarvoor in voormeld artikellid gestelde eisen is voldaan. Het beroep op onbevoegdheid als zodanig dient dus te worden verworpen. In de onderhavige procedure gaat het in het bijzonder om de kracht en reikwijdte van het door Phila B.V. gebruikte merk c.q. de gevoerde handelsnaam. Daar gaat het in de procedure voor de rechtbank van koophandel te Brussel eveneens om, in die zin en met dien verstande dat De Post vorenbedoelde kracht en reikwijdte tracht aan te tasten door haar beroep op haar oudere (beeld)merk, gedeponeerd op 11 augustus 1993. Hieruit volgt dat zowel wegens de feitelijke grondslag van de vorderingen als wegens de rechtstreekse invloed die een beslissing in het ene geding heeft op het andere, er een dermate nauwe verbondenheid bestaat tussen beide gedingen, dat gesproken dient te worden van verknochtheid in de zin van art. 37D BMW. Tevergeefs wil Phila B.V. hiervan uitzonderen de vorderingen die niet op een Belelux merk zijn gebaseerd, maar op haar handelsnaamrecht en het commune recht (onrechtmatige daad). Voldoende is dat het merkenrecht een zodanige rol speelt dat dit in beide geschillen aan de orde moet komen en dat, voor zover mede andere rechten aan de vordering(en) ten gronde zij n gelegd, deze in dit kader behandeling verdienen. Phila B.V. heeft niet betoogd dat haar beroep op handelsnaamrecht en op het commune recht niet samenhangen met het merkenrechtelijk geschil en dit is ook niet gebleken. Rb. Rotterdam, 29 mei 1997, nr. 22, blz. 101. Art. 39 i.v.m. artt. 5,3 (oud) en 13A (oud) Het gebruik van een handelsnaam door een dienstverlenende onderneming kan in de regel niet worden aangemerkt als normaal gebruik in de zin van artikel 5 onder 3 (oud) BMW, noch als gebruik in de zin van artikel 13A (oud) BMW, van een aan die handelsnaam gelijkluidend dienstmerk voor de door die onderneming aangeboden of verleende diensten; van (normaal) gebruik als hiervoor bedoeld kan echter wèl sprake zijn, indien het publiek het gebruik van de handelsnaam in feite opvat als gebruik van een teken waarmee de aangeboden en verleende diensten van die van anderen worden onderscheiden; Benelux Gerechtshof, 20 dec. 1996, nr. 58, blz. 303.
19
9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Ilb Protocol tot wijziging van de Benelux Merkenwet (Trb. 1993,12) Art. IV i.v.m. artt. 5,13 en 14 Benelux Merkenwet Na de datum van de inleidende dagvaarding en het rechtbankvonnis is de aan de Eerste Merkenrichtlijn aangepaste tekst van de BMW in werking getreden. Het beroep op nietgebruik dient naar het voordien geldende recht te worden beoordeeld, de nietigheids- en verbodsvorderingen naar het oordeel van het Hof naar nieuw recht. Overigens voert een beoordeling op grond van het vroegere recht in casu niet tot een ander resultaat. Hof Arnhem, 18 maart 1997, nr. 35, blz. 154. lic Eerste Merkenrichtlijn 89/104/EEG Art. 3 en art. 1 Benelux Merkenwet i.v.m. artt. 6bis en 6ter Benelux Merkenwet Veronderstellend ervan uitgaande dat beroep in cassatie mogelijk zou zijn, stelt de Hoge Raad vervolgens aan het BeneluxGerechtshof een reeks materiële vragen, waarbij de HR het aan het BenGH overlaat, in hoeverre het ter beantwoording van deze vragen noodzakelijk is eerst nog vragen over uitleg van de Merkenrichtlijn te stellen aan het HvJEG. De afzonderlijke vragen, vermeld in r.o. 6.2 onder II t/m IX en ingeleid in r.o. 5.1 t/m 5.8 betreffen, kort geparafraseerd: - (II) dient de (eerste) beoordeling door het BMB van het depot ex art. 6bis slechts in abstracto, of ook of juist naar de omstandigheden in concreto (bijv. omvangrijk gebruik) te geschieden? - (III) zelfde vraag m.b.t. de definitieve weigering door het BMB; - (IV) zelfde vraag m.b.t. rechterlijke beoordeling van de voorlopige resp. definitieve weigering door het BMB; - (V) als de rechter in concreto mag oordelen, wat moet dan zijn peildatum zijn? - (VI en VII) Wat vindt het BenGH van de opvatting van het (abstract oordelende) Haagse Hof dat bij twee niet onderscheidende bestanddelen (BIO, MILD), de combinatie ook niet onderscheidend is, behoudens bijzondere omstandigheden? - (VIII) uitwerking van deze vragen tegen de (kennelijke) achtergrond van de oudere Kinder- en Juicy-Fruit-arresten van het BenGH; - (IX: letterlijk): 'legt bij de beantwoording van de vragen VIVIII nog gewicht in de schaal dat volgens het Gemeenschappelijk Commentaar het BMB ingevolge art. 6bis 'slechts evident ontoelaatbare depots' zal mogen weigeren?'. Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341. Art. 3 i.v.m. art. 6quinquies B onder 2 Verdrag van Parijs, artt. 6bis en 14A, 1, i a Benelux Merkenwet Het hof gaat er van uit dat tussen art. 3 Richtlijn en art. 6quinquies B,2 Verdrag geen materiële verschillen bestaan en dat de verwijzing in artt. 6bis en 14A naar art. 6quinquies niet beperkt is tot de eerste daar genoemde categorie (elk onderscheidend vermogen missen), maar betrekking heeft op alle drie daar genoemde categorieën. Hof's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. Art. 3 i.v.m. art. 6quinquies B Verdrag van Parijs i.v.m. art. 1 i.v.m. art. 14A lid 1,1 Benelux Merkenwet Het depot van het woordmerk 'Ice tea' van 1991 is nietig. 'Ice tea' is synoniem met 'iced tea' en 'thé glacé' en exact beschrijvend voor de betrokken waar. Ook de engelstalige bewoording levert geen onderscheidend vermogen op, nu het publiek het beschrijvend karakter begrij pt. Het zich meester maken van
E I G E N D O M
4 9 5
het woordmerk door Unilever, vormt een reële hindernis voor concurrenten in de zin van het Juicy-Fruit-arrest van het BenGH; de concurrenten verplichten tot het gebruik van 'iced tea' of'thé glacé' zou weer anderen kunnen verplichten om naar parafrases of neologismen te zoeken. De marktonderzoeken van Unilever tonen geenszins de inburgering van 'Ice tea' tot merk aan, als 'Ice tea' al niet behoort tot de tekens die niet voor inburgering tot merk vatbaar behoren te zijn. Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 50, blz. 273. Art. 3, lid 3 Beroep op inburgering wordt verworpen. Er is geen plaats voor een bevel tot inschrijving op de grond dat een gedeponeerd teken na het depot door inburgering onderscheidend vermogen heeft gekregen. Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 27, blz. 126. Art. 3, lid 3 i.v.m. art. 6ter Benelux Merkenwet Gelet op het Gemeenschappelijk Commentaar bij art. 6ter behoeft het hof slechts te onderzoeken of het Bureau terecht geweigerd heeft het merk in te schrijven, waarbij, gelet op art. 3 lid 3 van de Richtlijn, de situatie ten tijde van het depot bepalend is. Op de praktijk onder de oude BMW kan niet worden teruggevallen, omdat de oude BMW de weigeringsbevoegdheid van het Bureau niet kende. Hieruit vloeit voort dat geen plaats is voor een bevel tot inschrijving op de grond dat een gedeponeerd teken na het depot door inburgering onderscheidend vermogen heeft gekregen. Niet aannemelijk is dat de kleur oranje als merk op het tijdstip van depot was ingeburgerd. Een kleur als zodanig is weinig geëigend als merk, dit geldt in sterke mate voor de kleur oranje. Nu voorts de kleur oranje feitelijk veelvuldig wordt gebruikt, ook in verband met de waren en diensten waarvoor Libertel oranje als merk heeft gedeponeerd, is voor inburgering tenminste vereist een langdurig gebruik, waarbij wordt gedacht aan jaren. Het gebruik van de kleur oranje door Libertel heeft ongeveer een jaar geduurd, steeds met het teken Libertel. De kleur oranje is niet gebruikt voor specifieke waren en diensten, doch vooral ter onderscheiding van de onderneming Libertel. Hof's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67. Art. 3, lid 3 i.v.m. art. 6ter Benelux Merkenwet Gelet op het Gemeenschappelijk Commentaar bij art. 6ter behoeft het hof slechts te onderzoeken of het Bureau terecht geweigerd heeft het merk in te schrijven, waarbij, gezien art. 3, lid 3 van de Richtlijn, de situatie ten tijde van het depot bepalend is. De Benelux-wetgever heeft geen gebruik gemaakt van de in de Richtlijn geboden mogelijkheid om te bepalen dat een merk niet mag worden geweigerd indien het onderscheidend vermogen heeft verkregen na de aanvrage om inschrijving. Hieruit vloeit voort dat geen plaats is voor een bevel tot inschrijving op de grond dat een gedeponeerd teken na het depot door inburgering onderscheidend vermogen heeft gekregen. Niet aannemelijk is dat de kleur oranje als merk op het tijdstip van depot was ingeburgerd. Een kleur als zodanig is weinig geëigend als merk, dit geldt in sterke mate voor de kleur oranje. Nu voorts de kleur oranje feitelijk veelvuldig wordt gebruikt, ook in verband met de waren en diensten waarvoor Libertel oranje als merk heeft gedeponeerd, is voor inburgering tenminste vereist een langdurig gebruik, waarbij wordt gedacht aan jaren. Het gebruik van de kleur oranje door Libertel heeft ongeveer een jaar geduurd, steeds met het teken Libertel. De kleur
4 9 6
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
oranje is niet gebruikt voor specifieke waren en diensten, doch vooral ter onderscheiding van de onderneming Libertel. Hof's-Gravenhage, 4 juni 1998, nr. 42, blz. 212. Art. 4, lid ïb Deze bepaling kan slechts toepassing vinden, indien wegens de identiteit of gelijksoortigheid van zowel de merken als de erdoor geïdentificeerde waren of diensten 'bij het publiek verwarring kan ontstaan, inhoudende de mogelijkheid van associatie met het oudere merk'. Blijkens deze formulering is het begrip associatiegevaar geen alternatief voor het begrip verwarringsgevaar, maar dient het ter precisering van de draagwijdte ervan. Reeds op grond van haar formulering is deze bepaling derhalve niet toepasbaar, indien bij het publiek geen verwarring kan ontstaan (r.o. 18). Het criterium 'gevaar voor verwarring, inhoudende de mogelijkheid van associatie met het oudere merk' moet aldus worden uitgelegd, dat gevaar voor verwarring in de zin van deze bepaling niet reeds aanwezig kan worden geacht, indien het publiek twee merken wegens hun overeenstemmende begripsinhoud met elkaar zou kunnen associëren. Hof van JustitieE.G., 11 nov. 1997, nr. 9, blz. 64. Artt. 5 tot en met 7 Wanneer van een merk voorziene producten door de houder van dat merk of met zijn toestemming in de Gemeenschap in de handel zijn gebracht, staat het een wederverkoper niet alleen vrij deze producten door te verkopen, doch eveneens het merk te gebruiken om de verdere verhandeling van deze producten bij het publiek aan te kondigen. De aan de reputatie van het merk toegebrachte schade kan in beginsel een gegronde reden voor de merkhouder zijn om zich te verzetten tegen de verdere verhandeling van de producten die door hem of met zijn toestemming in de Gemeenschap in de handel zijn gebracht. In een geval waar het gaat om luxueuze en prestigieuze producten, mag de wederverkoper niet deloyaal handelen tegenover de gerechtvaardigde belangen van de merkhouder. Hij moet dus trachten te voorkomen dat zijn reclame de waarde van het merk aantast doordat zij de allure, het prestigieuze imago en de luxueuze uitstraling van de betrokken producten schaadt. Het feit dat een wederverkoper die gewoonlijk gelijkaardige artikelen verkoopt die evenwel niet noodzakelijkerwijs van dezelfde kwaliteit zijn, voor van het merk voorziene producten gebruik maakt van de in zijn bedrijfssector gebruikelijke wijze van adverteren, ook al komt die niet overeen met de door de merkhouder zelf of zijn erkende wederverkopers gebruikte wijze, is voor de merkhouder geen gegronde reden om zich tegen deze reclame te verzetten, tenzij wordt aangetoond dat in de bijzondere omstandigheden van het geval het gebruik van het merk in het reclamemateriaal van de wederverkoper de reputatie van het merk ernstig schaadt. Dergelijke ernstige schade zou kunnen ontstaan doordat de wederverkoper niet heeft voorkomen, dat het merk in de door hem verspreide reclamefolder werd afgebeeld te midden van andere merken die ernstige afbreuk kunnen doen aan het imago dat de merkhouder rondom zijn merk heeft weten op te bouwen. Hof van JustitieE.G., 4 nov. 1997, nr. 41, blz. 195 (met noot). Art. 7 i.v.m. art. 13A, lid 2b en lid 8 Benelux-Merkenwet Op eiseres INA rust de stelplicht dat zij een gegronde reden heeft zich tegen het verder verhandelen (na ompakken)door gedaagde AKN van de INA-kogellagers te verzetten.
E I G E N D O M
19
9 8
Onder de bijzonderheden die de onderhavige kogellagermarkt kenmerken, vervult het merk INA nauwelijks een herkomstgarantiefunctie of een kwaliteitsgarantiefunctie. De rechtbank acht onaannemelijk dat er lieden zijn die hun levensstijl tot uitdrukking willen brengen door middel van het merk kogellager dat gemonteerd is in hun rollend of anderszins draaiend materieel, zodat ook de communicatiefunctie van het merk slechts geringe betekenis heeft. Tegen deze achtergrond levert noch (a) het verwijderen van de buitenverpakking (te vergelijken met de omdoos waarin een kruidenier rollen kaakjes ontvangt), noch (b) het opbreken van de binnenverpakkingen (met vervanging door een betere), noch (c) de herverpakking van de INA-lagers in een eigen omdoos van gedaagde (wat een andere afnemer van INA met INA's toestemming ook doet), voor INA een gegronde reden op om zich tegen de verdere verhandeling door AKN te verzetten. Rb. Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. Art. 7 i.v.m. art. 36 EG-Verdrag Artikel 7 van de Eerste Merkenrichtlijn beoogt evenals artikel 36 van het EG-Verdrag de fundamentele belangen van bescherming van het merkrecht en het vrije verkeer van goederen binnen de gemeenschappelijke markt met elkaar in overeenstemming te brengen, zodat die twee bepalingen, waar zij op hetzelfde resultaat gericht zijn, op identieke wijze moeten worden uitgelegd. Hof van JustitieE.G., 11 nov. 1997, nr. 49, blz. 258. lid EG-verordening 40/94 (Gemeenschapsmerk) Art. 6 i.v.m. art. 39 Het door gedaagde aangevraagde gemeenschapsmerk staat aan de ontvankelijkheid van de vordering niet in de weg, nu de op de aanvraag volgende procedure nog niet is afgerond. Rb. Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27 (met noot1). Art. 99 i.v.m. art. 177 EEG-Verdrag i.v.m. art. 50 TRlPsverdrag Weliswaar zijn de in laatstgenoemde bepaling bedoelde maatregelen, alsook de daarmee verbonden procedureregels, die welke in de nationale wet van de betrokken lidstaat zijn voorzien voor het nationale merk, maar aangezien de Gemeenschap partij is bij het TRIPs en deze overeenkomst het gemeenschapsmerk betreft, moeten de in artikel 99 van verordening nr. 40/94 bedoelde rechterlijke instanties, wanneer zij nationale regels toepassen bij het treffen van voorlopige maatregelen ter bescherming van de aan een gemeenschapsmerk ontleende rechten, dit zoveel mogelijk doen in het licht van de bewoordingen en het doel van artikel 50 van het TRIPs. Het Hof is derhalve hoe dan ook bevoegd tot uitlegging van artikel 50 van het TRIPs. Ofschoon over de rechtstreekse werking van artikel 50 van het TRIPs wel argumenten zijn uitgewisseld, behoeft het Hof zich daarover niet uit te spreken, doch enkel antwoord te geven op de door de nationale rechter gestelde uitleggingsvraag, zodat deze de Nederlandse procesregels kan uitleggen in het licht van genoemd artikel. Hof van JustitieE.G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. III Benelux Tekeningen- en Modellenwet Art. 1 i.v.m. art. 4, ia Niet valt in te zien waarom de omstandigheid dat een voortbrengsel is samengesteld uit, onder andere, een voorwerp met
19
9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
oorspronkelijk een andere gebruiksfunctie, welk voorwerp reeds tevoren bekendheid genoot in de belanghebbende kring van nijverheid en handel van het Beneluxgebied, zou uitsluiten dat sprake is van een voortbrengsel met een nieuw uiterlijk, welk uiterlijk voor bescherming als model bedoeld in art. 1 BTMW in aanmerking komt. Dit wordt niet anders wanneer het oorspronkelijke voorwerp als zodanig herkenbaar blijft en geen verandering van belang ondergaat, terwijl voorts dit voorwerp het kenmerkende bestanddeel uitmaakt van het voortbrengsel met de nieuwe gebruiksfunctie. Hoge Raad, 10 maart 1995, nr. 63,blz. 312. Art. 2, lid 1 Pres.: in dit verband is van belang dat het niet zozeer aankomt op de vraag of ook door middel van anders gevormde inkepingen schietschijfjes kunnen worden gelanceerd, maar veeleer of zij op zodanige wijze worden gelanceerd dat zij door middel van rotatie een gelijkmatige (zweef)vlucht verkrijgen. Voorlopig moet het ervoor worden gehouden dat er een gerede kans bestaat dat met andere inkepingen niet hetzelfde roterende effect als met de onderhavige inkeping wordt bereikt. Hof Amsterdam, 5 dec. 1996, nr. 64, blz. 313. Art. 4, i a i.v.m. art. 1 Niet valt in te zien waarom de omstandigheid dat een voortbrengsel is samengesteld uit, onder andere, een voorwerp met oorspronkelijk een andere gebruiksfunctie, welk voorwerp reeds tevoren bekendheid genoot in de belanghebbende kring van nijverheid en handel van het Beneluxgebied, zou uitsluiten dat sprake is van een voortbrengsel met een nieuw uiterlijk, welk uiterlijk voor bescherming als model bedoeld in art. 1 BTMW in aanmerking komt. Dit wordt niet anders wanneer het oorspronkelijke voorwerp als zodanig herkenbaar blijft en geen verandering van belang ondergaat, terwijl voorts dit voorwerp het kenmerkende bestanddeel uitmaakt van het voortbrengsel met de nieuwe gebruiksfunctie. Hoge Raad, 10 maart 1995, nr. 63, blz. 312. Art. s en art. 6:2 Burgerlijk Wetboek Een beroep van Standard op haar eventueel modelrecht is tegenover Smiths naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het hof acht het aannemelijk dat het ontwerp van de schietschijfjes afkomstig is van de Mexicaanse firma Sabritas, aan wie Smiths haar rechten op het schijfje ontleent. Een tekening van dit ontwerp is door Sabritas toegestuurd aan Travel Tags, van wie Standard haar rechten afleidt. Vooralsnog ziet het ernaar uit dat Travel Tags zich het haar voor commentaar toegezonden ontwerp van Sabritas ten onrechte heeft toegeëigend door daarover met Standard zaken te doen. Onder die omstandigheden staat het Standard naar redelijkheid niet vrij het schietschijfje van Smiths met een beroep op haar Beneluxdepot van de markt te weren, laat staan om haar schadeplichtig te houden. Hof Amsterdam, 5 dec. 1996, nr. 64, blz. 313. IV Handelsnaamwet Art. 1 Hoewel het woord arena een beschrijvende uitdrukking is voor 'het met zand bestrooide middendeel van een amfitheater', brengt dat niet mee dat eiseres nimmer bezwaar kan maken tegen het voeren van die naam door anderen. Nog daargelaten dat het woord arena noch voor het gebouw van Village Company noch voor het stadion van Stadion Amsterdam een adequate
E I G E N D O M
4 9 7
omschrijving vormt, volgt uit het systeem van de Handelsnaamwet dat ook aan een meer beschrijvende handelsnaam bescherming toekomt. Rb. Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27. Het gebruik van de afkorting 'PMF' als handelsnaam is onvoldoende komen vast te staan. Kr. Amsterdam, 28 mei 1996, nr. 65, blz. 316. Art. 5 Duidelijk is dat de handelsnamen 'Arena' en Amsterdam Arena veel op elkaar lijken. Onvoldoende aannemelijk is echter dat de aard van de beide ondernemingen en hun (voorgenomen) activiteiten zoveel gemeen hebben dat voor verwarring valt te vrezen. Overigens bestaat er nog onvoldoende zicht op of in het kader van de toekomstige exploitatie van Amsterdam Arena activiteiten zullen plaatsvinden welke met die van Arena voldoende vergelijkbaar zijn. Op voorhand valt derhalve niet uit te sluiten dat het verwarringsgevaar tussen beide ondernemingen zich in de toekomst alsnog kan manifesteren. Hof Amsterdam, 5 okt. 1995, nr. 4, blz. 24. Verwarringsgevaar tussen de handelsnamen ClaimCareEuroCare èn EuroClaim is niet aannemelijk. Hof Amsterdam, 27febr. 1997, nr. 77, blz. 378. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat appellante de naam Vision Networks voor (een van de afdelingen van) haar onderneming consistent en regelmatig in het handelsverkeer heeft gevoerd. In de stukken komen uiteenlopende aanduidingen voor, waaronder slechts vrij sporadisch de vermelding 'Vision Networks', terwijl ook nog onvoldoende duidelijk is of daarmee een onderdeel van de onderneming wordt aangeduid dan wel één van haar activiteiten wordt beschreven. Hof Amsterdam, 19 febr. 1998, nr. 71, blz. 344. Eiseres heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat verwarring is ontstaan onder leveranciers, in de pers, en bij bezoekers van congressen en popmanifestaties. De reeds bestaande verwarring brengt voorts mee dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er gezien de gelijkenis van de handelsnamen, de plaats van vestiging en de aard der beide ondernemingen, gevaar voor verwarring valt te duchten tussen Arena en Amsterdam ArenA. Rb. Amsterdam, 4 dec. 1996, nr. 5, blz. 27. In de door eiseres en gedaagden gevoerde handelsnamen is het kenmerkende deel 'Busman'. Gedaagden zijn gericht op de moderne aluminium jachtbouw en eiseres op de klassieke jacht/ boten-bouw. De ondernemingen van partijen bewegen zich ten dele op hetzelfde gebied en vertonen ten dele raakvlakken, zij het dat beide zich ook op gebieden begeven waarop de ander zich niet begeeft. Bij de beoordeling van de vraag of bij het publiek verwarring te duchten is moet men acht slaan op het normaal oplettende publiek dat niet tot de categorie behoort waarop de ondernemingen zich in het bijzonder richten. Men moet daarbij niet slechts denken aan de clientèle van de onderneming, maar aan iedere derde die met de ondernemingen te maken krijgt. Aannemelijk is dat het publiek een in feite niet aanwezige band tussen beide ondernemingen veronderstelt. Op grond hiervan verwarringsgevaar aangenomen. Pres. Rb. Middelburg, 7 febr. 1997, nr. 72, blz. 347.
4 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
In de handelsnaam van verzoekster geeft 'wijnerij' in het bijzonder de aard van de onderneming aan en is 'Cheers' het onderscheidende bestanddeel; de handelsnaam van gerekestreerde wijkt daarvan nauwelijks af. Beide ondernemingen begeven zich op dezelfde economische markt en beide handelsnamen zijn in geheel Nederland bekend (ook al heeft verzoekster alleen een vestiging in Nijverdal). Verwarringsgevaar is derhalve te duchten; het publiek zou kunnen vermoeden dat de onderneming van verzoekster behoort tot die van gerekestreerde. Het feit dat gerekestreerde inmiddels circa 150 vestigingen heeft vormt geen aanleiding om een bevel tot wijziging van haar handelsnaam achterwege te laten; hoewel de handelsnaam van verzoekster voor haar uit het handelsregister kenbaar was heeft zij ervoor gekozen een verwarringwekkende handelsnaam te voeren. Onder deze omstandigheden kunnen haar uit deze keuze voortvloeiende belangen nimmer zwaarder wegen dan de reeds daarvoor bestaande belangen van verzoekster. Kr. Almelo, 30 jan. 1997, nr. 91, blz. 435. Hoewel de (populaire) muziek het raakvlak van beide ondernemingen vormt (en op televisie te vertonen videoclips daarbij van groot belang kunnen zijn) vervullen partijen daarin een zo duidelijk onderscheiden rol (nl. die van televisiemaker c.q. cdproducent) dat er van uitgegaan dient te worden dat zij zich niet met dezelfde tak van handel en industrie bezig houden. Nagenoeg iedere consument zal voorts begrijpen dat 'Music Factory' een verband legt met de productie van muziek. Gelet op deze voor de hand liggende betekenis dient aan het element Peter's een zodanig onderscheidende betekenis te worden toegekend, dat aan het gezamenlijk gebruik van de elementen Music Factory geen verwarrend effect kan worden toegeschreven. Noch aan het element Music, noch aan het element Factory komt een zodanige onderscheidende betekenis toe als ten aanzien van het element Peter's het geval is. Kr. Amsterdam, 28 mei 1996, nr. 65, blz. 316. 'Prisma', hoewel veel gebruikt en dus niet sterk, is het kenmerkende bestanddeel van der partijen handelsnamen. Het voorvoegsel 'via' doet het verwarringsgevaar echter afnemen, en leidt tot een andere plaatsing in adresbestanden. Mede gezien het totaal verschillende werkterrein van de ondernemingen, waarbij de werkzaamheden van verzoeker hoogstens na geslaagde bemiddeling (zij n hoofdactiviteit) met die van gedaagde kunnen overlappen, is verwarringsgevaar niet te duchten. Kr. Amsterdam, 27 sept. 1996, nr. 80, blz. 387. De handelsnaam TULIPINN OOSTERPARK, beschouwd in haar geheel maar ook met inachtneming van haar beide bestanddelen, wijkt slechts in geringe mate af van de handelsnaam HOTEL OOSTERPARK. Objectief beschouwd - ook omdat tot het publiek in de zin van art. 5 Hnw. niet alleen hotelgasten moeten worden gerekend, maar bijv. ook reisagenten en taxichauffeurs - is het kenmerkende bestanddeel van de beide handelsnamen niet 'TULIP INN' resp. 'HOTEL' maar juist het in beide namen identieke woord 'OOSTERPARK'. Ook een handelsnaam die bestaat uit, los van elkaar bezien, beschrij vende woorden, zoals hotel en Oosterpark kan toch in aanmerking komen voor de bescherming van art. 5 Hnw. Kr. Amsterdam, 29 jan 1997, nr. 81, blz. 388.
E I G E N D O M
19
9 8
Partijen verlenen weliswaar verschillende diensten maar richten zich op dezelfde markt. Ook al opereren zij in een markt van professionele opdrachtgevers, in casu kunnen deze een verdergaande relatie tussen partijen veronderstellen dan feitelijk het geval is, zodat verwarring is te duchten. Nu verzoekster er, als mede-oprichtster van verweerster, evenwel aan heeft meegewerkt dat deze haar handelsnaam is gaan voeren, over de voorwaarden terzake geen afspraken zijn gemaakt en niet is gebleken dat de problemen tussen partij en overwegend aan verweerster zij n te wij ten, kan verzoekster geen verbod vragen op het gebruik van de handelsnaam door verweerster. Indien zij wenst te voorkomen dat zij met verweerster wordt geassocieerd zal zij zelf haar naam dienen te wijzigen. Kr. Delft, 20 nov. 1997, nr. 66, blz. 319. Art. 5 i.v.m. art. 6:162 Burgerlijk Wetboek Ook al voeren beide partijen geen onderneming als bedoeld in art. 5 van de Handelsnaamwet, dat neemt niet weg dat de Stichting Actief Faunabeheer, die later is opgericht dan de Stichting Kritisch Faunabeheer, tegenover de laatstgenoemde de maatschappelijke plicht heeft om bij de keuze van haar naam zoveel mogelijk te voorkomen dat verwarring ontstaat bij het publiek. De naam Kritisch Faunabeheer in zijn geheel beschouwd bezit voldoende onderscheidend vermogen, mede als gevolg van inburgering. De namen, in hun geheel beschouwd, verschillen echter zodanig dat zij geen aanleiding kunnen geven tot verwarring bij het publiek (anders: de Pres.). Geen rechtsnorm verplicht de Stichting Actief Faunabeheer ertoe bij de keuze van haar naam tot uitdrukking te brengen dat zij voorstander van de jacht is, en zij heeft aannemelijk gemaakt dat de keuze voor het woord 'faunabeheer' bij gebreke van een aanvaardbaar en voldoende exact alternatief, mede gezien het woordgebruik in de toekomstige Flora- en Faunawet, geboden was. Hof Amsterdam, 5 juni 1997, nr. 23, blz. 103. Euretco als franchisegever gebruikt zelf Runnersworld niet als handelsnaam. Van inbreuk op de handelsnaamrechten van Euretco is daarom geen sprake. Voor de vraag of het gebruik van Runners Point onrechtmatig is jegens Euretco, omdat haar franchisenemers aan hun in licentie gegeven merkrecht tevens het recht ontlenen die naam als handelsnaam te voeren, moet onderzocht worden of tussen ondernemingen van franchisenemers en de vestiging van Runners Point verwarring is te duchten. Dat is niet het geval, waarbij de rechtbank mede in aanmerking neemt hetgeen aangaande de merkenrechtelijke overeenstemming is overwogen. Rb. Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. Art. 5a Het landelijk bekend gemaakt voornemen van geïntimeerden om over te gaan tot het voeren van de handelsnaam 'Vision Networks' is in casu aan te merken als een - i n de voorbereidingsfase gemaakt - gebruik van die handelsnaam dat voor bescherming in aanmerking komt, en ging vooraf aan het door appellante verrichte merkdepot. Het gevraagde verbod kan dus niet worden gegeven. Hof Amsterdam, 19 febr. 1998, nr. 71, blz. 344.
19
9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Va Auteurswet 1912 Art. 1 Art. 9 EG-Richtlijn 92/27 EEG, inhoudende dat de Lidstaten het in de handel brengen van geneesmiddelen op hun grondgebied om redenen die verband houden met de bijsluiter, mogen verbieden noch verhinderen indien de bijsluiter aan de bepalingen van dit hoofdstuk voldoet, is een beperking als bedoeld in art. 1 Auteurswet. De betreffende twee bijsluiterteksten van Centrafarm voldoen aan de bepalingen van de Richtlijn. Het thans gevorderde verbod zou het in de handel brengen van de beide geneesmiddelen van Centrafarm in ieder geval tijdelijk verhinderen omdat de niet zonder bijsluiter mogen worden verhandeld en behoort reeds daarom te worden afgewezen. Pres. Rb. Breda, 10 juli 1996, nr. 73, blz. 349 (met noot). Altrex heeft niet aannemelijk gemaakt dat aan de (modellen van de) Taurus-serie een eigen vorm met een oorspronkelijk karakter is gegeven die het persoonlijk stempel van de maker draagt. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 385. Art. 1 i.v.m. art. 10 Bij de beantwoording van de vraag naar de oorspronkelijkheid van een werk moet voorop worden gesteld dat niet de afzonderlijke elementen van het werk moeten worden beoordeeld, maar het werk als geheel. Hierbij dienen functionele eisen voortvloeiend uit de randvoorwaarden buiten beschouwing te blijven. Als toets kan gelden de vraag of het redelijkerwijs denkbaar is dat twee ontwerpers binnen de gegeven randvoorwaarden tot hetzelfde werk komen. Toepassing van deze toets op BASIC-model SWEET MARIA leidt tot de conclusie dat het in onvoldoende mate een 'eigen gezicht' heeft waarmee het zich op originele wijze onderscheidt van andere rugzakjes die (zouden) voldoen aan de gegeven randvoorwaarden. Het in dit verband door Kipling gestelde gebruik van een originele combinatie van op zich bekende elementen doet hieraan niet af, nu deze elementen, ook in combinatie beschouwd, te zeer ondergeschikte details betreffen (en dus te weinig het karakter van het werk als geheel kunnen bepalen) om tot oorspronkelijkheid van het gehele werk te kunnen leiden. De originaliteit van het kenmerkende element van model FUNDAMENTAL is teveel aan twijfel onderhevig om te kunnen dienen als basis voor de gevraagde, vergaande voorzieningen. Pres. Rb. Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. BASIC-model ART M/L valt op door de originele plaatsing van twee ritsen aan de bovenzijde van de tas, die dienen ter 'afsluiting' van de omgevouwen punten van de rits die de eigenlijke sluiting van de tas vormt. Dit element bepaalt het gezicht van de tas, is niet technisch noodzakelijk en valt op basis van de door Ter Maten overgelegde producties niet te herleiden op oudere tassen. BASIC-model ART M/L moet voorshands als oorspronkelijk, auteursrechtelijkbeschermd model worden aangemerkt. Er is evident sprake van ontlening aan het anterieure BASICmodel en dus van een op grond van de Auteurswet 1912 verboden verveelvoudiging en openbaarmaking daarvan. Pres. Rb. Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. Art. 1 i.v.m. art. 15 e.v. i.v.m. art. 3:303 Burgerlijk Wetboek In het kader van haar beroep op auteursrechtelijke bescherming heeft BMW blijkens de gedingstukken volstaan met aan te voeren dat en waarom het uiterlijk van (de kenmerkende on-
E I G E N D O M
4 9 9
derdelen van) de auto een auteursrechtelijk beschermd werk is, dat niet zonder toestemming van BMW afbeelden van dit uiterlijk een ongeoorloofde verveelvoudiging en openbaarmaking oplevert, en dat geen van de in de Auteurswet bepaalde uitzonderingen op het verbod van openbaarmaking of verveelvoudiging van toepassing is. In het licht hiervan is het geenszins onbegrijpelijk dat het Hof in de stellingen van BMW niets heeft aangetroffen waaruit zou kunnen volgen dat BMW bij het onrechtmatig doen verklaren en het doen verbieden van het opnemen van afbeeldingen van het bedoelde uiterlijk in brochures als de onderhavige, enig ander belang heeft dan het belang dat zij aan haar op merkinbreuk gegronde vorderingen ten grondslag heeft gelegd, te weten (kort gezegd) het belang dat de reputatie van haar producten niet wordt aangetast en dat de indruk wordt vermeden dat Blok deel zou uitmaken van de dealerorganisatie van BMW. Dat dit belang door het gebruik van de onderhavige brochure zou worden aangetast, heeft het Hof niet aannemelijk geacht. Op grond van een en ander is het Hof tot de slotsom gekomen dat BMW onvoldoende belang heeft bij haar op auteursrecht gebaseerde vorderingen. Deze gedachtengang van het Hof geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279. Art. 10
De KLM-huisjes zijn auteursrechtelijk beschermd. Het zijn geen exacte replica's van bestaande panden; er zijn elementen weggelaten en/of originele elementen toegevoegd, waardoor de in werkelijkheid bestaande panden veeleer slechts als inspiratiebron voor de ontwerper kunnen worden aangemerkt, die afwegingen en keuzes heeft moeten maken. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 7 mei 1997, nr. 54, blz. 287. Art. 10 i.v.m. art. 1 Bij de beantwoording van de vraag naar de oorspronkelijkheid van een werk moet voorop worden gesteld dat niet de afzonderlijke elementen van het werk moeten worden beoordeeld, maar het werk als geheel. Hierbij dienen functionele eisen voortvloeiend uit de randvoorwaarden buiten beschouwing te blijven. Als toets kan gelden de vraag of het redelijkerwijs denkbaar is dat twee ontwerpers binnen de gegeven randvoorwaarden tot hetzelfde werk komen. Toepassing van deze toets op BASIC-model SWEET MARIA leidt tot de conclusie dat het in onvoldoende mate een 'eigen gezicht' heeft waarmee het zich op originele wijze onderscheidt van andere rugzakjes die (zouden) voldoen aan de gegeven randvoorwaarden. Het in dit verband door Kipling gestelde gebruik van een originele combinatie van op zich bekende elementen doet hieraan niet af, nu deze elementen, ook in combinatie beschouwd, te zeer ondergeschikte details betreffen (en dus te weinig het karakter van het werk als geheel kunnen bepalen) om tot oorspronkelijkheid van het gehele werk te kunnen leiden. De originaliteit van het kenmerkende element van model FUNDAMENTAL is teveel aan twijfel onderhevig om te kunnen dienen als basis voor de gevraagde, vergaande voorzieningen. Pres. Rb. Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. BASIC-model ART M/L valt op door de originele plaatsing van twee ritsen aan de bovenzijde van de tas, die dienen ter 'afsluiting' van de omgevouwen punten van de rits die de eigenlijke sluiting van de tas vormt. Dit element bepaalt het gezicht van de tas, is niet technisch noodzakelijk en valt op basis van de door Ter Maten overgelegde producties niet te herleiden op oudere tassen. BASIC-model ART M/L moet voorshands als oor-
5 0 0
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
spronkelijk, auteursrechtelijk beschermd model worden aangemerkt. Er is evident sprake van ontlening aan het anterieure BASICmodel en dus van een op grond van de Auteurswet 1912 verboden verveelvoudiging en openbaarmaking daarvan. Pres. Rb. Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. Art. 10, lid 1, i° De vraag, of overname van op de VNW-cd voorkomende mededelingen als Vervallen bij de wet van [...], Stb. [...], bestreden kan worden met een beroep op geschriftenbescherming - de vraag rijst immers of de betreffende wetstechnische informatie anders dan op de weergegeven wijze zakelijk valt weer te geven en of Vermande met haar beroep op geschriftenbescherming aldus niet de normale omgangstaal wil monopoliseren - kan in dit geding in het midden blijven, aangezien het hier om in kwantitatief en in kwalitatief opzicht zo onbetekenende gedeelten van de totale tekst gaat, dat van een ontlening in auteursrechtelijke zin niet kan worden gesproken. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noot). Art. 10, lid 1, ii° en 120 De vormgeving van de romp van beide schepen -een V-bodem met sprayrails en gull wings - komt bij veel schepen van dit type voor en is voornamelijk functioneel bepaald. Gull wings vormen een noodzakelijk functioneel element aan de romp van schepen opdat zij gaan planeren bij snel varen, Zij hebben derhalve duidelijk een gebruiksfunctie. Hieraan doet niet af dat er ook andere methodes bestaan om het planeereffect te bereiken. De vormgeving van de gull wings wordt dus in hoge mate door de functionaliteit daarvan bepaald. Er is aldus sprake van een model. In het midden kan blijven of dit model een nieuw uiterlijk heeft als bedoeld in art. 1 Benelux Tekeningen of Modellen wet, aangezien geen depot op basis van deze wet is verricht. Ook vertoont dit model geen duidelijk kunstzinnig karakter. Dit wordt nog eens onderstreept door de omstandigheid dat het onderwaterschip, waarvan de bescherming wordt ingeroepen, zich nu juist onder water bevindt en dus normaal gesproken niet zichtbaar is, zodat voor een kustzinnig uiterlijk ook weinig reden bestaat en het slechts aankomt op de functionaliteit van het onderwaterschip. Het onderhavige onderwaterschip vormt geen werk van toegepaste kunst in de zin van art. 10 lid 1 aanhef en onder n ° en 120 tweede zin Auteurswet 1912. Pres. Rb. Amsterdam, 19 juni 1997, nr. 74, blz. 352. Art. 11 De bijsluiterteksten maken deel uit van administratieve beslissingen van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, zodat de ingeroepen auteursrechtelijke bescherming afstuit op art. 11, slot. Blijkens art. 2 Besluit registratie geneesmiddelen vormen zowel de ïB-tekst als de bijsluitertekst onderwerp van de toelatings-/registratieprocedure bij het College; indien het tot registratie besluit, vormen beide teksten daarmee onderwerp van een administratieve beslissing. Pres. Rb. Breda, 10 juli 1996, nr. 73, blz. 349.
E I G E N D O M
19 9 8
Art. 11 i.v.m. art. 13 Europese Richtlijn 96/9/EG van 11 maart 1996, Pb. L 77/20, betreffende de rechtsbescherming van databanken Nu de Europese Richtlijn 96/9/EG betreffende de rechtsbescherming van databanken reeds in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd behoorde te zijn, rust op de nationale rechter de plicht om de nationale wet zoveel mogelijk richtlijnconform uit te leggen, zij het dat die interpretatie haar grenzen moet vinden in de eisen van rechtszekerheid van de burgers, tot wie de Richtlijn zich immers naar haar aard niet richt. Het komt onaannemelijk voor dat art. 11 een bepaling is die de toegang tot publieke documenten betreft in de zin van art. 13 van de Richtlijn. Het valt niet zonder meer in te zien waarom een particuliere producent van een wettendatabank de reguliere databankbescherming zou moeten ontberen, terwijl voor het tot stand brengen van een dergelijke databank aanzienlijke investeringen vereist zijn, die noodzakelijk zijn geworden omdat de overheid volstaat met de uitgifte van Staatsbladen en soortgelijke publicaties waarin wetswijzigingen zijn opgenomen, zonder (anders dan bij uitzondering) gecompileerde, doorlopende teksten van de geldende wetten ter beschikking te stellen. Dat de in die databanken verzamelde teksten (ingevolge het bepaalde in art. 11 Aw) vrij van auteursrecht zijn, is immers voor bescherming ingevolge de Richtlijn onverschillig. De Richtlijn derhalve laat de wetgever niet de vrijheid databanken van wetten categorisch uit te sluiten van het recht sui generis en daarmede de vruchten van de door particulieren in de loop der tijd verrichte inspanningen vogelvrij te verklaren. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noot). Art. 12 en 13 Westwood en Virgin hebben gemotiveerd aangegeven dat de RULES.INI bestanden door hackers zijn gekraakt en vervolgens door dezen - zonder dat is gebleken van toestemming van Westwood en Virgin - op Internet zijn gepubliceerd. Voorshands is niet aannemelijk geworden dat ACE bij de productie van de tweede versie van haar cd-rom 'Are you ready and Alert' geen gebruik heeft gemaakt van de RULES.INI bestanden. Pres. Rb. Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84. blz. 398. Art. 13 Van verveelvoudiging is geen sprake, nu gedaagde geen huisjes op de markt brengt die in de serie van eiseressen voorkomen, anders dan huisjes die reeds door haar werden vervaardigd toen het betreffende model, eveneens door haar vervaardigd, in de KLM-reeks werd opgenomen. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 7 mei 1997, nr. 54, blz. 287. Art. 15 e.v. Hoge Raad: de uitdrukkelijke beperkingen van het auteursrecht, die in H. I, § 6 van de Auteurswet zijn opgenomen, sluiten niet uit dat de grenzen van het auteursrecht ook in andere gevallen aan de hand van een vergelijkbare afweging van de belangen van de rechthebbende tegenover de maatschappelijke of economische belangen van anderen of tegen het algemeen belang nader moeten worden bepaald, in het bijzonder wanneer de behoefte aan de desbetreffende begrenzing door de wetgever niet is onderkend en zij past in het stelsel van de wet, zulks in het licht van het auteursrecht als middel tot bescherming van commerciële belangen. Hier dient in beginsel doorslaggevende betekenis te worden toegekend aan het belang van de wederver-
19 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
koper om op een in de betrokken tak van handel gebruikelijke wijze reclame te kunnen maken voor door hem te koop aangeboden waren. Naast deze grenzen van het auteursrecht is voor een beroep op misbruik van bevoegdheid geen plaats. Het belang van de rechthebbende zich te verzetten tegen een verdere openbaarmaking en verveelvoudiging in de vorm van afbeeldingen van het verpakte product alleen met het oog op de verdere verhandeling daarvan, weegt niet zwaar. Zulks lijdt evenwel uitzondering ingeval de wederverkoper de bepalingen van art. 25 Auteurswet niet in acht heeft genomen, als ook indien anderszins de openbaarmaking en verveelvoudiging plaatsvindt onder zodanige omstandigheden dat aan de rechthebbende schade kan worden toegebracht. Als zodanige schade komt in aanmerking de schade die Dior stelt te lijden als gevolg van de wijze waarop Kruidvat voor de door haar te koop aangeboden Dior-producten adverteert. Hof van Justitie E.G., 4nov. 1997, nr. 41, blz. 195. Art. 15 e.v. i.v.m. art. 1 i.v.m. art. 3:303 Burgerlijk Wetboek In het kader van haar beroep op auteursrechtelijke bescherming heeft BMW blijkens de gedingstukken volstaan met aan te voeren dat en waarom het uiterlijk van (de kenmerkende onderdelen van) de auto een auteursrechtelijk beschermd werk is, dat niet zonder toestemming van BMW afbeelden van dit uiterlijk een ongeoorloofde verveelvoudiging en openbaarmaking oplevert, en dat geen van de in de Auteurswet bepaalde uitzonderingen op het verbod van openbaarmaking of verveelvoudiging van toepassing is. In het licht hiervan is het geenszins onbegrijpelijk dat het Hof in de stellingen van BMW niets heeft aangetroffen waaruit zou kunnen volgen dat BMW bij het onrechtmatig doen verklaren en het doen verbieden van het opnemen van afbeeldingen van het bedoelde uiterlijk in brochures als de onderhavige, enig ander belang heeft dan het belang dat zij aan haar op merkinbreuk gegronde vorderingen ten grondslag heeft gelegd, te weten (kort gezegd) het belang dat de reputatie van haar producten niet wordt aangetast en dat de indruk wordt vermeden dat Blok deel zou uitmaken van de dealerorganisatie van BMW. Dat dit belang door het gebruik van de onderhavige brochure zou worden aangetast, heeft het Hof niet aannemelijk geacht. Op grond van een en ander is het Hof tot de slotsom gekomen dat BMW onvoldoende belang heeft bij haar op auteursrecht gebaseerde vorderingen. Deze gedachtengang van het Hof geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279. Art. 15b De ïB-tekst is reeds openbaar gemaakt in de registratiebesluiten, welke bij het College kunnen worden ingezien. Ingeval zich een wijziging in de ïB-tekst voordoet, zendt het College de gewijzigde tekst rond. Daarmee is sprake van openbaarmaking in de zin van art. 15b. Het College is aan te merken als een instelling waaraan overheidstaken zijn toevertrouwd, waaruit het openbaar maken van deze werken voortvloeit. Pres. Rb. Breda, 10 juli 1996, nr. 73, blz. 349. Art. 21
In een geval als het onderhavige, onrechtmatige gebruik van een portret van een bekend model is het redelijk het bedrag van de schadevergoeding te begroten op het bedrag dat gedaagde zich heeft bespaard door geen bekend model te engageren. Kr. Leiden, 8 mei 1996, nr. 46, blz. 237.
E I G E N D O M
5 0 1
Art. 27a In dit kort geding is, in aanmerking nemend de omvang, de aard en de korte historie van Ter Maten's tassenimport vanuit het Verre Oosten, onvoldoende gesteld of gebleken dat Ter Maten verwijtbaar, althans toerekenbaar, inbreuk heeft gemaakt op Kiplings auteursrecht. Derhalve zullen de gevraagde voorzieningen die betrekking hebben op de begroting van de winst die Ter Maten met haar inbreukmakende handelen heeft behaald voorshands worden geweigerd. Pres. Rb. Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. Art. 27a; art. 6:104 Burgerlijk Wetboek Westwood en Virgin hebben de door hen gestelde hoogte van de door ACE af te dragen winst niet voldoende onderbouwd, te minder nu ACE heeft aangevoerd dat de cd-rom 'Are you ready and Alert' niet los van de cd-rom 'Red Alert' kan worden gebruikt. Derhalve is voorshands niet buiten redelijke twijfel verheven dat de hierop gebaseerde vordering in een eventuele bodemprocedure zal slagen. Pres. Rb. Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84. blz. 398. Vb Europese Richtlijn 96/9/EG van 11 maart 1996 (P&. L.77/ 20), betreffende de rechtsbescherming van databanken Art. 13 i.v.m. art. 11 Auteurswet 1912 Nu de Europese Richtlijn 96/9/EG betreffende de rechtsbescherming van databanken reeds in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd behoorde te zijn, rust op de nationale rechter de plicht om de nationale wet zoveel mogelijk richtlijnconform uit te leggen, zij het dat die interpretatie haar grenzen moet vinden in de eisen van rechtszekerheid van de burgers, tot wie de Richtlijn zich immers naar haar aard niet richt. Het komt onaannemelijk voor dat art. 11 een bepaling is die de toegang tot publieke documenten betreft in de zin van art. 13 van de Richtlijn. Het valt niet zonder meer in te zien waarom een particuliere producent van een wettendatabank de reguliere databankbescherming zou moeten ontberen, terwijl voor het tot stand brengen van een dergelijke databank aanzienlijke investeringen vereist zijn, die noodzakelijk zijn geworden omdat de overheid volstaat met de uitgifte van Staatsbladen en soortgelijke publicaties waarin wetswijzigingen zijn opgenomen, zonder (anders dan bij uitzondering) gecompileerde, doorlopende teksten van de geldende wetten ter beschikking te stellen. Dat de in die databanken verzamelde teksten (ingevolge het bepaalde in art. 11 Aw) vrij van auteursrecht zijn, is immers voor bescherming ingevolge de Richtlijn onverschillig. De Richtlijn derhalve laat de wetgever niet de vrijheid databanken van wetten categorisch uit te sluiten van het recht sui generis en daarmede de vruchten van de door particulieren in de loop der tijd verrichte inspanningen vogelvrij te verklaren. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noot). VI Burgerlijk Wetboek Art. 3:296 Er bestaat reden de inbreukvordering territoriaal in volle omvang toe te wijzen. Het betreft hier een Europees octrooi terwijl de inbreuk op zichzelf niet wordt bestreden. Ook in aanmerking genomen dat het octrooi in alle bij het Europese Octrooiverdrag aangesloten landen op dezelfde wijze moet worden geïnterpreteerd, valt niet te verwachten dat in andere aan-
5 0 2
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
E I G E N D O M
gesloten landen niet tot inbreuk zou worden besloten of geen verbod zou worden uitgesproken. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 27 juli 1993, nr. 34, blz. 149.
depot van de markt te weren, laat staan om haar schadeplichtig te houden. Hof Amsterdam, 5 dec. 1996, nr. 64, blz. 313.
Het gevorderde terugroepgebod wordt afgewezen gezien de in het geding zijnde belangen van de afnemers van gedaagden en gelet op de omstandigheid dat de belangen van eiseres voldoende veilig kunnen worden gesteld in het kader van een schadevergoedingsvordering. Onder die omstandigheden heeft eiseres geen belang bij toewijzing van de gevorderde opgave van de namen en adressen van de afnemers van gedaagden. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62.
Art. 6:2, lid 1 en 6:162, lid 3 Rh: Kawe heeft niet alles gedaan wat redelijkerwijs mogelijk is om het publiek duidelijk te maken te maken dat zij niet het oorspronkelijke maar het gereviseerde product verhandelt. Nu Fichtel & Sachs tot voor enige jaren geleden ten behoeve van de revisie-activiteiten onderdelen heeft geleverd aan Kawe, staat de goede trouw in de weg aan toewijzing van haar vorderingen, echter slechts voor zover betrekking hebbend op handelingen van Kawe verricht in de periode vóór 6 november 1992 (de datum waarop het Benelux Gerechtshof het Valeo-arrest heeft gewezen; zie BIE 1993, blz. 321). Het gaat te ver om aan te nemen dat de houding van Fichtel & Sachs in het verleden tot gevolg heeft dat zij thans al haar rechten verspeeld zou hebben voor zover deze betrekking hebben op de situatie na 6 november 1992. Hof: het verweer dat aan de zijde van Kawe sprake is van een verschoonbare dwaling ten aanzien van het objectieve recht zodat schuld aan de zijde van Kawe ontbreekt, gaat na het Valeo-arrest niet meer op. Hof Arnhem, 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160.
Art. 3:296 i.v.m. art. 43, lid 1 Rijksoctrooiwet (1910) Octrooiinbreuk. Gelet op de belangen van de inbreukmaker, die de inbreukmakende inrichting te goeder trouw heeft aangeschaft, wordt bepaald dat het opgelegde inbreukverbod niet geldt indien en zolang zekerheid wordt gesteld. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 18 dec. 1996, nr. 16, blz. 86. Art. 3:303 i.v.m. art. 1 Auteurswet 1912 i.v.m. art. 15 e.v. Auteurswet 1912 In het kader van haar beroep op auteursrechtelijke bescherming heeft BMW blijkens de gedingstukken volstaan met aan te voeren dat en waarom het uiterlijk van (de kenmerkende onderdelen van) de auto een auteursrechtelijk beschermd werk is, dat niet zonder toestemming van BMW afbeelden van dit uiterlijk een ongeoorloofde verveelvoudiging en openbaarmaking oplevert, en dat geen van de in de Auteurswet bepaalde uitzonderingen op het verbod van openbaarmaking of verveelvoudiging van toepassing is. In het licht hiervan is het geenszins onbegrijpelijk dat het Hof in de stellingen van BMW niets heeft aangetroffen waaruit zou kunnen volgen dat BMW bij het onrechtmatig doen verklaren en het doen verbieden van het opnemen van afbeeldingen van het bedoelde uiterlijk in brochures als de onderhavige, enig ander belang heeft dan het belang dat zij aan haar op merkinbreuk gegronde vorderingen ten grondslag heeft gelegd, te weten (kort gezegd) het belang dat de reputatie van haar producten niet wordt aangetast en dat de indruk wordt vermeden dat Blok deel zou uitmaken van de dealerorganisatie van BMW. Dat dit belang door het gebruik van de onderhavige brochure zou worden aangetast, heeft het Hof niet aannemelijk geacht. Op grond van een en ander is het Hof tot de slotsom gekomen dat BMW onvoldoende belang heeft bij haar op auteursrecht gebaseerde vorderingen. Deze gedachtengang van het Hof geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Hoge Raad, 6 febr. 1998, nr. 52, blz. 279. Art. 6:2 en art. 5 Benelux Tekeningen- of Modellenwet Een beroep van Standard op haar eventueel modelrecht is tegenover Smiths naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het hof acht het aannemelijk dat het ontwerp van de schietschijf]es afkomstig is van de Mexicaanse firma Sabritas, aan wie Smiths haar rechten op het schijfje ontleent. Een tekening van dit ontwerp is door Sabritas toegestuurd aan Travel Tags, van wie Standard haar rechten afleidt. Vooralsnog ziet het ernaar uit dat Travel Tags zich het haar voor commentaar toegezonden ontwerp van Sabritas ten onrechte heeft toegeëigend door daarover met Standard zaken te doen. Onder die omstandigheden staat het Standard naar redelijkheid niet vrij het schietschijfje van Smiths met een beroep op haar Benelux-
Art. 6:96 Wel is aannemelijk dat het door de Britse deskundige verrichte onderzoek en het daarvan opgestelde rapport aanzienlijke kosten met zich heeft meegebracht. Deze kosten, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten, dienen in beginsel voor rekening van ACE te komen, zodat een voorschot toewijsbaar is. Pres. Rb. Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84. blz. 398. Art. 6:104; art - 2 7 a Auteurswet 1912 Westwood en Virgin hebben de door hen gestelde hoogte van de door ACE af te dragen winst niet voldoende onderbouwd, te minder nu ACE heeft aangevoerd dat de cd-rom 'Are you ready and Alert' niet los van de cd-rom 'Red Alert' kan worden gebruikt. Derhalve is voorshands niet buiten redelijke twijfel verheven dat de hierop gebaseerde vordering in een eventuele bodemprocedure zal slagen. Pres. Rb. Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84. blz. 398. Art. 6:162 Anders dan de President 's-Gravenhage acht het Hof niet aannemelijk gemaakt dat appellanten tegenover derden onrechtmatige uitlatingen hebben gedaan. Hun uitlatingen aan een derde dat zij er niet gerust op zijn dat door geïntimeerden geen inbreuk op 'onze patenten' wordt gemaakt, dat zij de situatie op de voet volgen en, indien zou blijken dat de activiteit van geïntimeerden een inbreuk op die patenten inhoudt, de nodige juridische stappen tegen alle betrokkenen zullen ondernemen, kunnen niet anders geduid worden dan als uitingen van bezorgdheid. Zij houden niet de mededeling of de suggestie in dat geïntimeerden inbreuk maken. Hof's-Gravenhage, 7 nov. 1996, nr. 48, blz. 255. Een verbod als gevorderd is gerechtvaardigd. Ook voor het buitenland is een dergelijk verbod gerechtvaardigd, nu uit de door Westwood en Virgin overgelegde stukken voldoende aannemelijk is geworden dat in de door Westwood en Virgin genoemde landen een soortgelijke wettelijke regeling met betrek-
19
9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
E I G E N D O M
5 0 3
king tot de auteursrechten van toepassing is als in Nederland. De dwangsommen worden gematigd en gemaximeerd. Pres. Rb. Amsterdam, 17 april 1997, nr. 84. blz. 398.
aanwijzing dat het abonneebestand van de Ideeënbrief uitgenut zou worden. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 26 mei 1997, nr. 92, blz. 436.
Tramedico heeft Zinax aangeduid en aanbevolen als een substantie, geschikt voor het genezen en lenigen van een aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel en van pijn, zodat dit middel moet worden aangemerkt als geneesmiddel in de zin van de WoG. Zij heeft dit geneesmiddel echter niet laten registreren en heeft zodoende de WoG overtreden en daarmee bovendien een onrechtmatige daad jegens Chefaro gepleegd. Pres. Rb. Arnhem, 12 dec. 1996, nr. 14, blz. 72.
Nu het ontwerp van de Taurus-trappen van na 1975 dateert en van een modeldepot geen sprake is, brengt het bepaalde in art. 14 lid 5 BTMW mede dat van onrechtmatige nabootsing slechts sprake kan zij n indien niet van enkele nabootsing sprake is, doch bijkomende omstandigheden zijn aan te wijzen die de handelwijze een onrechtmatig karakter geven. In dat verband heeft Altrex zich beroepen op (a) nabootsing van de gehele reeks Taurus-producten en (b) minutieuze nabootsing van haar ontwerpen. Ad (a): Dat de productenlijn van Altrex een bijzondere opbouw te zien geeft is niet aannemelijk Ad (b): Altrex heeft een reeks van onderdelen van de trap van Centrum opgesomd die minutieus zouden overeenstemmen met die van haar Taurus-trap. Gegeven evenwel de beperkingen die voortvloeien uit de technische functie van die onderdelen, alsmede uit de technische voorschriften, neergelegd in het Besluit draagbaar klimmaterieel, vertoont de trap van Centrum juist op tal van details duidelijke verschillen. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 12 dec. 1997, nr. 79, blz. 385.
Door gebruik te maken van het adressenbestand van Verachten zonder zich ervan te vergewissen of dat adressenbestand van Verachtert afkomstig was, heeft Van Dalfsen onrechtmatig gehandeld. Het verweer dat zij een dergelijk bestand ook eenvoudig genoeg zelf had kunnen samenstellen door bij de in aanmerking komende branche-organisaties eenvoudig de adressen van de aangesloten firma's op te vragen, overtuigt niet, omdat een bestand vanfirma'sdie in het verleden al blijk hebben gegeven in apparatuur als de onderhavige geïnteresseerd te zijn, verre de voorkeur verdient boven een veel groter bestand van alle in de in aanmerking komende branche werkzame firma's. Aldus heeft Van Dalfsen zich voorzien van een onrechtmatige verkregen voorsprong in de concurrentiestrijd. De terzake door Verachtert ingestelde vordering berust op de gedachte die onrechtmatig verkregen voorsprong in natura teniet te doen. Deze gedachte spreekt aan doch de daarop gebaseerde vordering heeft een teveel omvattende strekking om in volle omvang te kunnen worden toegewezen. Het gevorderde verbod dreigt ook klanten van Van Dalfsen te benadelen die aan de strijd tussen partijen part noch deel hebben. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 27 juli 1993, nr. 34, blz. 149. De huisjes van gedaagde sluiten in hun dimensionering, detaillering en materiaalgebruik zo nauw aan bij de serie KLMhuisjes, dat de totaalindruk van beide series dezelfde is. De aanwezige verschillen vallen bij de overeenkomsten in het niet. Aannemelijk is dat daardoor bij het met de KLM-huisjes vertrouwde publiek de indruk kan ontstaan dat de KLM-huisjes niet meer exclusief voor uitverkoren KLM-passagiers verkrijgbaar zijn, waardoor afbreuk wordt gedaan aan het exclusieve en prestigieuze karakter van de KLM-huisjes en aan de wervende kracht van dit relatiegeschenk. Derhalve handelt gedaagde, die gelet op de eerdere overeenkomst tussen partijen bekend is met dat exclusieve en prestigieuze karakter, onrechtmatig door haar huisjes op de markt te brengen. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 7 mei 1997, nr. 54, blz. 289 (met noot). Samsom, licentienemer en uitgever van de 'Ideeënbrief', zegt het licentiecontract met de Duitse licentiegever Muller op en stelt daarbij editor Vergouwen als opvolger voor. Aldus geschiedt, maar door Samsom is, behalve de mededeling dat Muller nog niet in staat was een definitieve beslissing over de licentienemer te nemen, maandenlang taal noch teken van Muller dan wel Vergouwen vernomen. Samsom benadert later telefonisch de abonnees van de Ideeënbrief met de mededeling dat de uitgave van de Ideeënbrief zal stoppen en doet een aanbod voor een abonnement op de Adviesbrief Management Technieken. Geen onrechtmatige daad van Samsom jegens Vergouwen. Samsom beschikte ten tij de van haar actie niet over enige
De gedachte dat de vervaardiging van een databank een prestatie vormt die van dien aard is dat zij op één lijn valt te stellen met een prestatie die beschermd wordt door een recht van intellectuele eigendom moet van de hand worden gewezen. Tot dusverre heeft immers, ingevolge het bepaalde in art. 11 Aw, een recht als door de Richtlijn in het leven geroepen, voor wettenverzamelingen zonder persoonlijk karakter niet bestaan, zodat het regime van de Richtlijn een breuk met het verleden betekent. De door Vermande voorgestane rechtstoepassing zou teweegbrengen dat de Richtlijn langs indirecte weg verplichtingen op een particulier als Bojkovski zou leggen, met miskenning van het rechtszekerheidsbeginsel. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noot). Voorshands bestaan onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat er sprake is van nodeloze stijlnabootsing. Pres. Rb. Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. Art. 6:162 en art. 6:194 Ook geen onrechtmatige daad of misleidende reclame. Rb. Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. Art. 6:162 i.v.m. art. 30 Rijksoctrooiwet (1910) Hoewel het verstrekken van adviezen tot het uitvoeren van een onder het octrooi vallende werkwijze geen octrooiinbreuk oplevert in de strikte zin des woords, is deze handelwijze wel onrechtmatig, want in strijd met de zorgvuldigheid. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15. Art. 6:162 i.v.m. art. 43, lid 4 Rijksoctrooiwet (1910) Nu de wetgever in art. 43-4 ROW uitdrukkelijk heeft bepaald welke vorderingen aan de licentiehouder toekomen kan niet worden aanvaard dat aan de licentiehouder daarnaast de algemene vordering uit onrechtmatige daad zou toekomen om het verbod te verkrijgen dat de wetgever hem niet in de ROW heeft willen toekennen. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15.
5 0 4
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Art. 6:162 i.v.m. artt. 18 en 19 Octrooigemachtigdenreglement Vordering om de Raad van Beroep inzake het Toezicht op de Octrooigemachtigden te veroordelen af te zien van de tegen octrooigemachtigde Merkelbach gewezen uitspraak en de opgelegde straf van schorsing op te schorten, zulks op straffe van een dwangsom. Het moet met het in het Octrooigemachtigdenreglement neergelegde gesloten systeem van tuchtrechtspraak onverenigbaar worden geacht dat degene, ten aanzien van wie in hoogste instantie door de Raad van Beroep is beslist, langs de weg van een op onrechtmatige daad gebaseerde vordering de juistheid van de beslissing van de Raad van Beroep tot onderwerp van een nieuw geding maakt en door de President in kort geding doet toetsen. Dit is anders indien bij de voorbereiding van de bestreden beslissing zo fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling niet meer kan worden gesproken. Dat dit geval zich hier voordoet blijkt voorshands niet. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 2 april 1998, nr. 25, blz. 122. Art. 6:162 i.v.m. art. 5 Handelsnaamwet Ook al voeren beide partijen geen onderneming als bedoeld in art. 5 van de Handelsnaamwet, dat neemt niet weg dat de Stichting Actief Faunabeheer, die later is opgericht dan de Stichting Kritisch Faunabeheer, tegenover de laatstgenoemde de maatschappelijke plicht heeft om bij de keuze van haar naam zoveel mogelijk te voorkomen dat verwarring ontstaat bij het publiek. De naam Kritisch Faunabeheer in zijn geheel beschouwd bezit voldoende onderscheidend vermogen, mede als gevolg van inburgering. De namen, in hun geheel beschouwd, verschillen echter zodanig dat zij geen aanleiding kunnen geven tot verwarringbij het publiek (anders: de Pres.). Geen rechtsnorm verplicht de Stichting Actief Faunabeheer ertoe bij de keuze van haar naam tot uitdrukking te brengen dat zij voorstander van de jacht is, en zij heeft aannemelijk gemaakt dat de keuze voor het woord 'faunabeheer' bij gebreke van een aanvaardbaar en voldoende exact alternatief, mede gezien het woordgebruik in de toekomstige Flora- en Faunawet, geboden was. Hof Amsterdam, 5 juni 1997, nr. 23, blz. 103. Euretco als franchisegever gebruikt zelf Runnersworld niet als handelsnaam. Van inbreuk op de handelsnaamrechten van Euretco is daarom geen sprake. Voor de vraag of het gebruik van Runners Point onrechtmatig is jegens Euretco, omdat haar franchisenemers aan hun in licentie gegeven merkrecht tevens het recht ontlenen die naam als handelsnaam te voeren, moet onderzocht worden of tussen ondernemingen van franchisenemers en de vestiging van Runners Point verwarring is te duchten. Dat is niet het geval, waarbij de rechtbank mede in aanmerking neemt hetgeen aangaande de merkenrechtelijke overeenstemming is overwogen. Rb. Amsterdam, 5 maart 1997, nr. 20, blz. 95. Art. 6:162, lid 3 en art. 6:2, lid 1 Rb.: Kawe heeft niet alles gedaan wat redelijkerwijs mogelijk is om het publiek duidelijk te maken te maken dat zij niet het oorspronkelijke maar het gereviseerde product verhandelt. Nu Fichtel & Sachs tot voor enige jaren geleden ten behoeve van de revisie-activiteiten onderdelen heeft geleverd aan Kawe, staat de goede trouw in de weg aan toewijzing van haar vorderingen, echter slechts voor zover betrekking hebbend op handelingen
E I G E N D O M
van Kawe verricht in de periode vóór 6 november 1992 (de datum waarop het Benelux Gerechtshof het Valeo-arrest heeft gewezen; zie BIE 1993, blz. 321). Het gaat te ver om aan te nemen dat de houding van Fichtel & Sachs in het verleden tot gevolg heeft dat zij thans al haar rechten verspeeld zou hebben voor zover deze betrekking hebben op de situatie na 6 november 1992. Hof: het verweer dat aan de zijde van Kawe sprake is van een verschoonbare dwaling ten aanzien van het objectieve recht zodat schuld aan de zij de van Kawe ontbreekt, gaat na het Valeo-arrest niet meer op. Hof Arnhem, 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160. Art. 6:163 De geschreven norm in artikel 4 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (WoG) heeft weliswaar niet direct de bestemming de economische belangen van de farmaceutische producenten en handelaars te beschermen, maar het overtreden van deze norm levert in casu tevens een onrechtmatige daad op jegens Chefaro omdat het in strijd is met de zorgvuldigheid die Tramedico jegens deze concurrent betaamt. Pres. Rb. Arnhem, 12 dec. 1996, nr. 14, blz. 72. Art. 6:185 e.v. Fichtel & Sachs zal zich kunnen disculperen als zij aangesproken wordt op grond van productaansprakelijkheid wegens gebreken in door Kawe gereviseerde en vervolgens in het verkeer gebrachte koppelingen. Fichtel & Sachs kan dan de naam van Kawe naar voren brengen. Hof Arnhem, 8 okt. 1996, nr. 37, blz. 160. Art. 6:194 Pelikan vergelijkt wel degelijk, zij het enigszins verhuld, haar EasyClick systeem met het cartridgesysteem van HP. In haar mededelingen ligt besloten dat haar systeem milieuvriendelijker en goedkoper is dan HP's systeem. Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. De aanduiding 'patented' bij dit zelfzorgproduct moet als misleidend worden aangemerkt, omdat een dergelijke aanduiding bij het publiek ten onrechte de suggestie wekt dat octrooi is verleend en dat het product daarmee een zekere 'officiële' status heeft, die door een leek kan worden aangezien voor een goedkeuring door de officiële instanties en kan worden verward met de registratie door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Pres. Rb. Arnhem, 12 dec. 1996, nr. 14, blz. 72. Het enkele gegeven dat Riedel sinaasappelsap dat niet gekoeld behoeft te worden onder de naam CoolBest gekoeld aanbiedt met het argument dat het gekoeld lekkerder zou zijn levert geen misleiding van het publiek op. Pres. Rb. Rotterdam, 4 juli 1995, nr. 6, blz. 34. Art. 6:194 en art. 6:162 Ook geen onrechtmatige daad of misleidende reclame. Rb. Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. Art. 6:195, lid 1 Wat er zij van de stellingen van Pelikan dat zij door haar hoofdvestiging in Zwitserland in het geheel niet is betrokken bij de opzet van de onderhavige reclamecampagne, dat er vanuit Zwitserland werd voorgeschreven wat er moest gebeuren, en dat er van individuele inbreng (van Pelikan) geen sprake was,
19 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
tussen partijen staat vast dat Pelikan (en dus niet haar hoofdvestiging) de onderhavige advertenties heeft geplaatst en het onderhavige reclamemateriaal heeft verspreid. Pelikan heeft dan ook te gelden als degene die de inhoud en inkleding van de litigieuze mededelingen geheel of ten dele zelfheeft bepaald of doen bepalen. Het is niet onredelijk dat op Pelikan de bewijslast ter zake van de juistheid of volledigheid van die mededelingen rust; het feit dat zij de door haar hoofdvestiging in Zwitserland gegeven instructies (klakkeloos) heeft opgevolgd kan haar wederpartij in dit verband niet worden tegengeworpen. Aangezien het in casu een kort geding betreft en derhalve voor bewijslevering geen plaats is, betekent zulks dat het aan Pelikan is de juistheid van de litigieuze door haar gedane mededelingen aannemelijk te maken. Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. Art. 6:196, lid 1 Verbodsvordering, voor zover deze strekt tot een verbod om op enigerlei andere wijze informatie te (doen) verspreiden waarin een product van HP op misleidende of anderszins onrechtmatige wijze wordt vergeleken met een product van Pelikan, is te algemeen en onvoldoende concreet. In elk concreet geval zal immers weer moeten worden beoordeeld of door Pelikan gedane mededelingen misleidend of anderszins onrechtmatig te zijn te achten. Hof Amsterdam, 12 dec. 1996, nr. 75, blz. 354. Art. 6:217; art. 6:231 e.v.; art. 6:248 Ook indien men aanneemt dat door de aankoop van Bojkovski van de VNW-wetboekenserie, waarbij hij de VNW-cd zonder extra kosten ontving, tussen Vermande en Bojkovski een contractuele rechtsbetrekking tot stand is gekomen waarvan de bij aankoop voor Bojkovski zichtbare voorwaarde Unauthorized down loading or other kinds of copying prohibited deel uitmaakt, brengt dat naar het voorlopig oordeel van de president nog niet mede dat Bojkovski dat beding heeft overtreden. Bojkovski kan en mag de mededeling aldus hebben begrepen dat met 'unauthorized' niet anders werd bedoeld dan: wettelijk onbevoegd(elijk). Pres. Rb. 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noot). Art. 6:248 Het verweer van Van Dalfsen dat Verachten na een samenwerking van bijna 5 jaar de samenwerking, en dus de licentie, niet van de ene op de andere dag met onmiddellijke ingang kan opzeggen, treft doel. De redelijkheid en de billijkheid brengen met zich mee, dat een samenwerking waarbij partijen hun productie- en leveringsplanning op elkaar afstemden, bijzondere omstandigheden daargelaten, slechts kan worden opgezegd met een redelijke opzegtermijn. Nu Verachtert in haar concept voor een samenwerkingsovereenkomst zelf uitgaat van een opzegtermijn van drie maanden en die concept-overeenkomst in overeenstemming was met hetgeen in de achterliggende periode besproken was, is een opzegtermijn van drie volle kalendermaanden als redelijk aan te merken. Het feit dat Van Dalfsen met betrekking tot het gebruik van het adressenbestand van Verachtert onzorgvuldigheid kan worden verweten, maar niet is gebleken van kwaad opzet daarbij, kan geen aanleiding zijn voor een dusdanig zware sanctie als opzegging van de overeenkomst met onmiddellijke ingang
E I G E N D O M
5 0 5
nu eenmaal, gelet ook op de verplichtingen van Van Dalfsen jegens haar afnemers, is. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 27 juli 1993, nr. 34, blz. 149. Art. 6:248; art. 6:217; art. 6:231 e.v. Ook indien men aanneemt dat door de aankoop van Bojkovski van de VNW-wetboekenserie, waarbij hij de VNW-cd zonder extra kosten ontving, tussen Vermande en Bojkovski een contractuele rechtsbetrekking tot stand is gekomen waarvan de bij aankoop voor Bojkovski zichtbare voorwaarde Unauthorized down loading or other kinds of copying prohibited deel uitmaakt, brengt dat naar het voorlopig oordeel van de president nog niet mede dat Bojkovski dat beding heeft overtreden. Bojkovski kan en mag de mededeling aldus hebben begrepen dat met 'unauthorized' niet anders werd bedoeld dan: wettelijk onbevoegd(elijk). Pres. Rb. 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390 (met noot). VIIaE.G.-Verdrag Artt. 30-36 Art. 36 van het Verdrag en artikel 7 van de richtlijn moeten op identieke wijze worden uitgelegd. Zonder dat behoeft te worden ingegaan op de vraag of voor hetzelfde product tegelijkertijd een beroep kan worden gedaan op een auteursrecht en op een merkrecht, kan in omstandigheden als die van het hoofdgeding de door het auteursrecht verleende bescherming met betrekking tot de verveelvoudiging van de beschermde werken in het reclamemateriaal van de wederverkoper hoe dan ook niet verder gaan dan de bescherming die in dezelfde omstandigheden aan de rechthebbende op een merkrecht wordt verleend. Hof vanJustitieE.G.,4nov. 1997, nr,. 41, blz. 195. Nu kunstmatige afscheiding van de markten binnen de EG niet gebleken is, is de 'ompak'-rechtspraak van het HvJEG niet relevant. Rb. Haarlem, 28 april 1998, nr. 53, blz. 284. Art. 36 en art. 13A, lid ia i.v.m. lid 8 Benelux Merkenwet De merkhouder kan zich ertegen verzetten, dat etiketten met zijn merk door een derde worden verwijderd en vervolgens opnieuw worden aangebracht dan wel vervangen, tenzij - komt vast te staan, dat het gebruik van het merkrecht door de merkhouder om zich te verzetten tegen de verhandeling van opnieuw geëtiketteerde producten onder dit merk, tot kunstmatige afscherming van de markten van de Lid-Staten zal bijdragen, - wordt aangetoond, dat de heretikettering de oorspronkelijke toestand van het product niet kan aantasten, en - de presentatie van het opnieuw geëtiketteerde product de reputatie van het merk en die van de merkhouder niet kan schaden. Een beroep op het merkrecht om te verhinderen, dat een derde met het oog op verwijdering van identificatienummers etiketten voorzien van het merk verwijdert en vervolgens opnieuw aanbrengt of vervangt, draagt niet bij tot kunstmatige afscherming van de markten van de Lid-Staten wanneer de identificatienummers zijn aangebracht in verband met een wettelijke verplichting of met het oog op andere relevante en gemeenschapsrechtelijk legitieme doeleinden, zoals het terugroepen van gebrekkige producten en de bestrijding van namaak. De middelen die degene die zich met de heretikettering bezig-
5 0 6
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
houdt, gebruikt om de parallelhandel mogelijk te maken, mogen het specifieke voorwerp van het marktrecht zo min mogelijk aantasten. Hof van Justitie E.G., n nov. 1997, nr. 49, blz. 258 (met noot). Art. 36 i.v.m. art. 7 Eerste Merkenrichtlijn Artikel 7 van de Eerste Merkenrichtlijn beoogt evenals artikel 36 van het EG-Verdrag de fundamentele belangen van bescherming van het merkrecht en het vrije verkeer van goederen binnen de gemeenschappelijke markt met elkaar in overeenstemming te brengen, zodat die twee bepalingen, waar zij op hetzelfde resultaat gericht zijn, op identieke wijze moeten worden uitgelegd. Hof van Justitie E.G., 11 nov. 1997, nr. 49, blz. 258. Art. 177 i.v.m. art. 50 TRIPs-verdrag i.v.m. art. 99 EGverordening 40/94 (Gemeenschapsmerk) Weliswaar zijn de in laatstgenoemde bepaling bedoelde maatregelen, alsook de daarmee verbonden procedureregels, die welke in de nationale wet van de betrokken lidstaat zijn voorzien voor het nationale merk, maar aangezien de Gemeenschap partij is bij het TRIPs en deze overeenkomst het gemeenschapsmerk betreft, moeten de in artikel 99 van verordening nr. 40/94 bedoelde rechterlijke instanties, wanneer zij nationale regels toepassen bij het treffen van voorlopige maatregelen ter bescherming van de aan een gemeenschapsmerk ontleende rechten, dit zoveel mogelijk doen in het licht van de bewoordingen en het doel van artikel 50 van het TRIPs. Het Hof is derhalve hoe dan ook bevoegd tot uitlegging van artikel 50 van het TRIPs. Ofschoon over de rechtstreekse werking van artikel 50 van het TRIPs wel argumenten zijn uitgewisseld, behoeft het Hof zich daarover niet uit te spreken, doch enkel antwoord te geven op de door de nationale rechter gestelde uitleggingsvraag, zodat deze de Nederlandse procesregels kan uitleggen in het licht van genoemd artikel. Hof van Justitie E. G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. Art. 177, derde alinea Wanneer een rechterlijke instantie als de Hoge Raad, alvorens zich tot het Beneluxhof te wenden, gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om de opgeworpen vraag aan het Europese Hof voor te leggen, kan het gezag van de door het Hof gegeven uitlegging een rechterlijke instantie als het Beneluxhof ontslaan van haar verplichting om een zakelijk gelijke vraag te stellen alvorens uitspraak te doen. Wanneer omgekeerd een rechterlijke instantie als de Hoge Raad zich niet tevoren tot het Europese Hof heeft gewend, is een rechterlijke instantie als het Beneluxhof gehouden de opgeworpen vraag voor te leggen aan het Hof, waarvan de beslissing dan de Hoge Raad kan ontslaan van de verplichting om een zakelijk gelijke vraag te stellen alvorens uitspraak te doen. Hof van Justitie E.G., 4 nov. 1997, nr. 41, blz. 195. Vllb E.E.G.-Executieverdrag (E.E.X.) Art. 2
De rechter van de woonplaats van de gedaagde is bevoegd een oordeel te geven over vermeende inbreuk door deze gedaagde op een buitenlands octrooi. Court of Appeal Londen, 27okt. 1997, nr. 7, blz. 53.
E I G E N D O M
19
9 8
Art. 6 Er is sprake van verknochtheid tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden in die zin dat het onwenselijk is dat tegenstrijdige uitspraken worden gegeven. Het gaat hier immers om één en hetzelfde Europees octrooi. Wat er ook zij van de aard van het Europese octrooi respectievelijk de bundel van Europese octrooien waaruit dat bestaat, vast staat in elk geval dat de beschermingsomvang daarvan uniform dient te worden vastgesteld volgens de regels van art. 69 EOV en het bijbehorende Protocol. Dat alleen al maakt het wenselijk tegenstrijdige uitspraken over de beschermingsomvang te voorkomen. Daarmee is naar het oordeel van de President voldoende samenhang tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden gegeven. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. Art. 6(1) Als er meer dan één gedaagde is en één gedaagde wordt gedagvaard voor de rechter van diens woonplaats wegens inbreuk op een in het land van deze woonplaats geldend octrooi uit een Europees bundel-octrooi, is de rechter van de woonplaats van die gedaagde niet bevoegd kennis te nemen van de vorderingen tegen de andere buitenlandse medegedaagden wegens vermeende inbreuken op octrooien die geldig zijn in de landen van de woonplaatsen van deze buitenlandse gedaagden en die hun oorsprong vinden in hetzelfde Europese bundel-octrooi. Court of Appeal Londen, 27 okt. 1997, nr. 7, blz. 53. Art. 16(4) De Handelsregisterwet schrijft voor dat ondernemingen moeten worden ingeschreven en dat daarbij de handelsnaam moet worden opgegeven, maar dat neemt niet weg dat het recht op een handelsnaam, anders dan de in de in art. 16 lid 4 EEX genoemde rechten op octrooien, merken, tekeningen en modellen, niet door inschrijving, maar door gebruik ontstaat; het gaat bij het recht op de handelsnaam dan ook niet om een 'soortgelijk recht' als in art. 16 lid 4 EEX bedoeld. Rb. Rotterdam, 29 mei 1997, nr. 22, blz. 101. Art. 16(4) en art. 19 i.v.m. art. 24 Een rechter is niet bevoegd voorlopige maatregelen op te leggen wegens inbreuk op een buitenlands octrooi waarvan de nietigheid is ingeroepen, aangezien het uiteindelijke oordeel over de nietigheid en inbreuk, wegens de samenhang van de nietigheid- en inbreukvraag, aan de buitenlandse rechter is voorbehouden. Court of Appeal Londen, 27 okt. 1997, nr. 7, blz. 53. VIII Unieverdrag van Parijs Art. equinquies B i.v.m. art. 1 Benelux Merkenwet i.v.m. art. 14A lid 1,1 Benelux Merkenwet i.v.m. art. 3 Merkenrichtlijn Het depot van het woordmerk 'Ice tea' van 1991 is nietig. 'Ice tea' is synoniem met 'iced tea' en 'thé glacé' en exact beschrijvend voor de betrokken waar. Ook de engelstalige bewoording levert geen onderscheidend vermogen op, nu het publiek het beschrijvend karakter begrijpt. Het zich meester maken van het woordmerk door Unilever, vormt een reële hindernis voor concurrenten in de zin van het Juicy-Fruit-arrest van het BenGH; de concurrenten verplichten tot het gebruik van 'iced tea' of'thé glacé' zou weer anderen kunnen verplichten om naar parafrases of neologismen te zoeken.
19 9 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
De marktonderzoeken van Unilever tonen geenszins de inburgering van 'Ice tea' tot merk aan (zie nader het arrest), als 'Ice tea' al niet behoort tot de tekens die niet voor inburgering tot merk vatbaar behoren te zijn. Hof Brussel, 8 april 1998, nr. 5o,blz. 273. Art. 6quinquies B onder 2, artt. 6bis en 14A, ia Benelux Merkenwet i.v.m. art. 3 Merken Richtlijn Het hof gaat er van uit dat tussen art. 3 Richtlijn en art. 6quinquies B,2 Verdrag geen materiële verschillen bestaan en dat de verwijzing in artt. 6bis en 14A naar art. 6quinquies niet beperkt is tot de eerste daar genoemde categorie (elk onderscheidend vermogen missen), maar betrekking heeft op alle drie daar genoemde categorieën. Hof's-Gravenhage, 11 sept. 1997, nr. 10, blz. 67.
E I G E N D O M
5 0 7
Het Hof is derhalve hoe dan ook bevoegd tot uitlegging van artikel 50 van het TRIPs. Ofschoon over de rechtstreekse werking van artikel 50 van het TRIPs wel argumenten zijn uitgewisseld, behoeft het Hof zich daarover niet uit te spreken, doch enkel antwoord te geven op de door de nationale rechter gestelde uitleggingsvraag, zodat deze de Nederlandse procesregels kan uitleggen in het licht van genoemd artikel. Hof van Justitie E. G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. Art. 50 i.v.m. art. 289 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Het Nederlandse kort geding, met de in r.o. 34 en 45 van het arrest weergegeven kenmerken, is een 'voorlopige maatregel' in de zin van artikel 50 WTO-TRIPs-verdrag. Hof van Justitie E.G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191.
IXTRIPs-Verdrag Art. 10, lid 2 Art. 10 lid 2 WTO-TRIPs-Verdrag heeft blijkens haar bewoordingen betrekking op databanken die auteursrechtelijke bescherming genieten. Daarvan is, naar in confesso, bij de verzameling van Vermande geen sprake. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 20 maart 1998, nr. 82, blz. 390. Art. 45 i.v.m. art. 43, lid 2 Rijksoctrooiwet (1910) Wat er ook zij van de desbewustheid, nu de raadsman van eiseres gedaagden bij brief van 5 januari 1996 op het bestaan van het octrooi heeft gewezen, onder toezending van de gepubliceerde octrooiaanvrage, hadden gedaagden vanaf die datum redelijke gronden te weten dat zij inbreuk pleegden, een en ander als bedoeld in art. 45 lid 1 TRIPs-Verdrag. De aanwezigheid van dergelijke redelijke gronden is volgens die verdragsbepaling voldoende grondslag voor een verplichting tot schadevergoeding. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. Art. 46 Voor toewijzing van de gevorderde afgifte van de inbreukmakende koeltafels is voldoende grond aanwezig nu gedaagden niet voldoende duidelijk hebben kunnen maken op welke andere wijze zij een einde kunnen maken aan het inbreukmakende in voorraad hebben van die tafels. De belangen van partijen over en weer in aanmerking genomen en overeenkomstig art. 46 TRIPs-Verdrag gelet op de proportionaliteit van de op te leggen maatregel, zal eiseres die afgifte slechts kunnen vorderen indien zij aan gedaagden een vergoeding betaalt van ƒ 2.000,- excl. BTW per koeltafel. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62. Art. 50 i.v.m. art. 177 EEG-Verdrag i.v.m. art. 99 EGverordening 40/94 (Gemeenschapsmerk) Weliswaar zijn de in laatstgenoemde bepaling bedoelde maatregelen, alsook de daarmee verbonden procedureregels, die welke in de nationale wet van de betrokken lidstaat zijn voorzien voor het nationale merk, maar aangezien de Gemeenschap partij is bij het TRIPs en deze overeenkomst het gemeenschapsmerk betreft, moeten de in artikel 99 van verordening nr. 40/94 bedoelde rechterlijke instanties, wanneer zij nationale regels toepassen bij het treffen van voorlopige maatregelen ter bescherming van de aan een gemeenschapsmerk ontleende rechten, dit zoveel mogelijk doen in het licht van de bewoordingen en het doel van artikel 50 van het TRIPs.
Art. 50, lid 6 Een voorziening in kort geding kan niet worden beschouwd als een voorlopige maatregel in de zin van deze bepaling. Anders dan bij het treffen van zo'n voorlopige maatregel worden partijen immers in de kort geding procedure gehoord en in de gelegenheid gesteld hun feitelijke en juridische standpunten uiteen te zetten, waarna een gemotiveerd, zij het voorlopig, oordeel wordt gegeven. Pres. Rb. Amsterdam, 7 maart 1996, nr. 61, blz. 309. X Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Art. 51
Nu uit de wet niet het tegendeel voortvloeit, mag de rechter een voorlopige voorziening ook geven in het hoger beroep van een kort geding vonnis waartegen geen spoedappel is ingesteld. Voor gedeeltelijke schorsing van de executie van het vonnis is slechts plaats indien Chiron, mede gelet op de belangen van Murex, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft om in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Niet is aangevoerd dat het vonnis op een feitelijke misslag berust, noch dat nieuwe feiten zijn voorgevallen of aan het licht gekomen. De stelling van Murex c.s. dat de President een juridische misslag heeft begaan, wordt door het Hof verworpen: art. aanhef en onder 1 EEG-Executieverdrag sluit de opvatting van de President niet uit. Het Hof wijst de gevraagde provisionele voorziening af. Hof's-Gravenhage, 7 dec. 1995, nr. 17, blz. 87. Art. 57 Met 'de verschotten van den procureur' zijn kennelijk slechts bedoeld de verschotten in de zin van de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken. Onder die verschotten vallen niet de door een procespartij gemaakte kosten voor door haar aangezochte partijdeskundigen. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. Art. 144 i.v.m. art. 5, lid 2a Benelux Merkenwet Tegen de producties bij pleidooi, waarbij gegevens met betrekking tot rechtshandhavend gebruik worden overgelegd, kan door de tegenpartij bij pleidooi worden naar voren gebracht dat dit gebruik onvoldoende is om van normaal gebruik te spreken, nu een goede procesorde zich daartegen niet verzet. Rothmans en Niemeyer hebben de informatie, waarop de gewraakte stelling van Willem II is geënt, kort voor het pleidooi verschaft. Dat betekent niet alleen dat Willem II die stelling niet eerder (gemotiveerd) naar voren had kunnen brengen, maar ook dat
5 0 8
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
Rothmans en Niemeyer die stelling hadden kunnen voorzien en zich op de betwisting daarvan hadden kunnen voorbereiden. Rb. 's-Gravenhage, 30 sept. 1998, nr. 78, blz. 382. Artt. 277 en 278 Eiseres heeft te kennen gegeven het onderhavig kort geding in te trekken. Gedaagden zijn daarmee niet accoord gegaan. Op grond van artt. 277 en 278, waarvan niet valt in te zien dat die in kort geding niet overeenkomstig zouden moeten worden toegepast, kan het kort geding niet als ingetrokken worden beschouwd. Desalniettemin moet het ervoor worden gehouden dat eiseres haar vordering niet wenst te handhaven. Dit betekent dat de vordering moet worden afgewezen, waarbij eiseres moet worden veroordeeld in de kosten van gedaagden. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 86, blz. 418. Art. 289 e.v. Het tevens gevraagde verbod om elk ander met de merken van eiseres overeenstemmend teken te gebruiken is te algemeen en te vaag en daarom niet toewijsbaar. Hof Arnhem, 10 okt. 1995, nr. 60, blz. 305. (spoedeisend belang) Uitgangspunt is dat een octrooihouder bij vorderingen tot een verbod van inbreuk op de rechten uit zijn octrooi in beginsel een spoedeisend belang heeft. Dit spoedeisend belang gaat echter verloren indien de octrooihouder na het tijdstip waarop hij geacht kan worden van de vermeende inbreuk op de hoogte te zijn gekomen, zonder goede reden geruime tijd laat verstrijken. Door het laten verstrijken van een periode van ruim twee jaar na het op de hoogte raken van de vermeende inbreuk alvorens tot dagvaarding in kort geding over te gaan, is voor BT het spoedeisend belang verloren gegaan tenzij BT daarvoor een goede reden had. Het argument van BT dat zij eerst uitslag van de oppositieprocedure tegen het octrooi van PTT mocht afwachten omdat Plumettaz c.s. zich beroepen op hun licentie onder dit octrooi, faalt. Plumettaz c.s. hebben voor deze procedure tegenover BT niet het standpunt ingenomen geen inbreuk te maken op het octrooi van BT omdat zij een licentie hebben onder het octrooi van PTT en bovendien heeft BT zich steeds op het standpunt gesteld dat het octrooi van PTT afhankelijk is van haar octrooi, zodat in de eigen visie van BT de uitkomst van de oppositieprocedure geen invloed heeft op de inbreukvraag. Hof's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. (belangenafweging) Pres.: enerzijds dient in aanmerking te worden genomen dat BT bereid is een licentie te verlenen onder haar octrooi en dus geen absoluut verbod onder alle omstandigheden wenst en anderzijds dat bij een verbod de gehele bedrijven van gedaagden stil zouden komen te liggen; tenslotte zal op korte termijn door BT een bodemprocedure worden aangespannen tegen PTT, de licentiegever van gedaagden. Dit alles leidt tot de conclusie dat een verbod als gevorderd achterwege dient te blijven indien en zolang zijdens gedaagden toereikende zekerheid wordt gesteld. Hof's-Gravenhage, 7 maart 1996, nr. 68, blz. 335. Spoedeisend belang ontbreek nu Centrafarm vrijwel dezelfde bijsluiterteksten reeds jarenlang hanteert, hetgeen aan Roche bekend moet zijn geweest. Pres. Rb. Breda, 10 juli 1996, nr. 73, blz. 349.
E I G E N D O M
Op grond van gebreken in de bewijsvoering ten aanzien van de door Van Dalfsen gestelde bekendheid van de materie, waarvoor aan Verachten zijn Europese octrooi is verleend (zie daarvoor rov. 10-17 van het vonnis) is de kans op vernietiging van dat octrooi niet dermate groot te achten dat die in de weg zou moeten staan aan de realisering van de aanspraken die de octrooihouder kan doen gelden. Een belangenafweging tussen partijen kan niet tot een ander oordeel leiden. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 27 juli 1993, nr. 34, blz. 149. (spoedeisend belang) BASF heeft geen spoedeisend belang bij een voorziening bij voorraad als gevorderd. Haar Basagran wordt vanaf eind 1993 voorzien van de markers cesium en lithium, zodat niet valt in te zien dat BASF niet eerder reeds langs deze weg had kunnen vaststellen dat de door gedaagden in het verkeer gebrachte bentazon afkomstig was van door BASF buiten de Europese Gemeenschap verrichte leveranties. Bovendien heeft BASF gedaagden nooit eerder geconfronteerd met de opvatting dat de verhandeling van bentazon inbreuk maakte op haar octrooi. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 14 okt. 1996, nr. 56, blz. 300. Het enkele gegeven dat Looza stelt schade te lijden door de verkoop van pakken CoolBest, nu deze, zonder noodzaak voor de houdbaarheid, in de koeling van de supermarkt worden aangeboden (dezelfde plaats als waar het merk van Looza, Fruvita, staat) rechtvaardigt geen ingrijpende maatregelen jegens Riedel op basis van bezwaren tegen een wijze van etikettering op verpakking welke al meer dan 23 jaar door Riedel wordt toegepast. Een spoedeisend belang ontbreekt derhalve. Pres. Rb. Rotterdam, 4 juli 1995, nr. 6, blz. 34. (spoedeisend belang) De termijn die Phila heeft laten verstrijken sedert het moment dat haar duidelijk werd dat een minnelijke regeling niet zou slagen tot het moment van dagvaarden (= ruim twee maanden) kan niet als te lang worden beoordeeld. Pres. Rb. Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. 99. (belangenafweging) Phila verliest door het gebruik van het teken PHILAPOST door De Post de herkenbaarheid en het debiet dat zij sinds 1993 met betrekking tot haar postorderbedrijf heeft opgebouwd. Nu voorts aannemelijk is dat het voortbestaan van de onderneming Phila in belangrijke mate afhankelijk is van de resultaten van haar postorderbedrijf, heeft Phila een buitengewoon zwaarwegend belang bij de gevorderde voorziening. Geen aanleiding wordt gezien het verbod te beperken tot Nederland, nu Phila in ieder geval ook op de Belgische markt opereert. Pres. Rb. Rotterdam, 4 april 1996, nr. 21, blz. 99. Onvoldoende is aannemelijk geworden dat Kipling een te lange termijn heeft laten verstrijken sinds zij kennis kreeg of moest krijgen van de Cobra-modellen om thans geen spoedeisend belang meer te hebben bij de gevraagde voorzieningen. Pres. Rb. Rotterdam, 12 febr. 1998, nr. 83, blz. 395. Art. 289 i.v.m. art. 1 Rijksoctrooiwet (1910) Daargelaten dat door gedaagden geen nietigheidsprocedure aanhangig is gemaakt, zijn blijkens het octrooischrift de door gedaagden genoemde literatuurplaatsen, die overigens in de onderhavige procedure niet zijn overgelegd, door de Aanvraagafdeling in het kader van de verleningsprocedure aan de orde gesteld. De Octrooiraad heeft daarin kennelijk geen bezwaar te-
B I J B L A D
I N D U S T R I Ë L E
E I G E N D O M
5 0 9
gen de octrooieerbaarheid gezien. Niet gebleken is dat die opvatting zou berusten op een kennelijke misslag. Onder de onderhavige omstandigheden is voor een hernieuwde toetsing in kort geding geen plaats. Pres. Rb. 's-Gravenhage, 9 april 1996, nr. 8, blz. 62.
Brussel een veroordeling in de proceskosten zal worden uitgesproken is onvoldoende reden om daarvan thans af te zien. Hof's-Gravenhage, 8 jan. 1998, nr. 69, blz. 340.
Art. 289 i.v.m. art. 43, lid 1 Rijksoctrooiwet (1910) Gedaagden worden toegelaten tot het bewijs van hun stelling dat het octrooi nietig is wegens gemis aan nieuwheid dan wel inventiviteit (zie nader het vonnis). Nu de voortgang van de procedure nog enige tijd kan kosten terwijl de inbreuk op zichzelf vast staat, wordt een inbreukverbod gegeven dat evenwel niet zal gelden indien en zolang zijdens gedaagden zekerheid wordt gesteld. (Na de getuigenverhoren hebben eisers hun octrooirechtelijke aanspraken niet gehandhaafd). Pres. Rb. 's-Gravenhage, 17 febr. 1997, nr. 1, blz. 15.
Art. 1
Art. 289 e.v. i.v.m. art. 50 TRIPs-verdrag Het Nederlandse kort geding, met de in r.o. 34 en 45 van het arrest weergegeven kenmerken, is een 'voorlopige maatregel' in de zin van artikel 50 WTO-TRIPs-verdrag. Hof van Justitie E. G., 16 juni 1998, nr. 40, blz. 191. Artt. 398 e.v. i.v.m. artt. 6bis en 6ter Benelux Merkenwet De Hoge Raad stelt zich ambtshalve de vraag of van een beslissing ex artikel 6ter BMW (op beroep tegen weigering van een inschrijving door het Benelux-Merkenbureau (BMB)) beroep in cassatie open staat. De Hoge Raad vermeldt argumenten daartegen in r.o. 4.3, en argumenten daarvóór in r.o. 4.4. De Hoge Raad legt de vraag aan het Benelux Gerechtshof voor. Hoge Raad, 19 juni 1998, nr. 70, blz. 341. Art. 429a e.v. i.v.m. art. 6ter Benelux Merkenwet Nu de BMW geen voorschriften bevat omtrent de wijze van procederen komt het juist voor de bepalingen inzake de verzoekschriftenprocedure naar analogie toe te passen. Nu de onderhavige procedure overeenkomsten vertoont met de contentieuze procedure zal verzoekster in de kosten worden verwezen. De stelling dat onzekerheid bestaat omtrent de vraag of in een soortgelijke procedure door de rechter te Luxemburg of
C BESLISSINGEN VAN DE RECLAME CODE COMMISSIE
De onderhavige smaaktest is te beschouwen als reclame in de zin van art. 1NRC. De test bestaat niet louter uit het proeven van twee soorten chips. De bijkomende aspecten zoals het aanduiden als de Smiths smaaktest, het vermelden van het logo van Smiths, het dragen van Smiths promotiekleding door de demonstratrices, alsmede het feliciteren bij het verkiezen van Smiths chips en het aanbieden van een gratis zakje chips, hebben een zodanig wervend karakter dat de test moet worden aangemerkt als een aanprijzing van dat product. Die aanprijzing is openbaar, nu deze niet individueel gericht is en plaatsvindt bij een voor alle bezoekers van de beurs toegankelijke stand. Reclame Code Commissie, 23 mei 1996, nr. 47, blz. 238. Art. 7
De betekenis van de zinsnede '65% van Zeeland vindt vernieuwde Smiths paprika chips het lekkerste!' is niet voldoende duidelijk als bedoeld in art. 7 NRC. Onvermeld blijft immers dat deze zinsnede is gebaseerd op een door Smiths in eigen beheer uitgevoerde smaaktest. De advertentie laat de mogelijkheid open dat een onafhankelijke derde het gepresenteerde testresultaat heeft gevonden. Gegevens omtrent controleerbaarheid en representativiteit blijven onvermeld en ook is onduidelijk van welke chips Smiths als de lekkerste is gekozen. Reclame Code Commissie, 23 mei 1996, nr. 47, blz. 238. Art. 14 Deze smaaktest is niet aan te merken als een vergelijkende reclame. Het is niet Smiths maar de deelnemer aan de test die vergelijkt. Die krijgt geen aanwijzing in welke van de twee bakjes zich de chips van Smiths bevindt. Bovendien zou de vergelijkende reclame niet ontoelaatbaar zijn. Hij betreft vergelijkbare producten en alle relevante eigenschappen worden vergeleken. Van misleiding is geen sprake en de vergelijking is niet nodeloos denigrerend. Reclame Code Commissie, 23 mei 1996, nr. 47, blz. 238.
W E T G E V I N G Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen
43 8-442
B O E K B E S P R E K I N G E N H.M.E. Bertrams, 'Equivalentie in het octrooirecht'. Een vergelijkend Geertrui van Overwalle, Octrooirecht, ethiek en biotechnologie, Brusonderzoek naar equivalentie in Nederland, Duitsland en de VS, De- sel, 1998, besproken door mr. S. Bostyn, blz. 361/4. venter, 1998, besproken door dr. J.H. J.denHartog, blz. 326/ 7Geertrui van Overwalle, Octrooieerbaarheid van Plantenbiotechnologische Uitvindingen, Brussel, 1996, besproken door jhr. mr. J.L.R.A. Huydecoper, blz. 290/1.