63((&+
)ULWV%RONHVWHLQ Lid van de Europese Commissie verantwoordelijk voor Interne Markt
1LHXZMDDUVYRRUGUDFKWYRRU (OHFWULFLWHLWVEHGULMI=XLG+ROODQG
/HLGHQMDQXDUL
Dames en Heren, Aan het begin van het nieuwe Millennium staat de Nederlandse nutssector voor ingrijpende veranderingen. De beschermende hand van de overheid verdwijnt en de grote Europese markt stelt nieuwe eisen. De overheid verandert van rol: van aandeelhouder tot toezichthouder. De harde sector van de overheid maakt zich terecht klaar voor de Europese markt met zijn grote schaal en vele spelers. De vier grote Nederlandse electriciteitsbedrijven merken dat aan den lijve. Uw bedrijf, EZH, ging in zee met het Duitse Preussen Elektra. UNA werd overgenomen door het Amerikaanse Reliant en EPON door het Belgische Electrabel. De marktopening leidt tot een herverkaveling, niet meer in Nederlandse maar in Europese verhoudingen. De één noemt dit proces een 'overname'; de ander 'fusie'. Welke naam men ook geeft, één waarheid blijft overeind. Wie niet wil meegaan in het proces van liberalisering zal eindigen als museumstuk. En dat kan niet het doel van de nutssector zijn, zeker niet van de Nederlandse. Nederland heeft als land van dienstverlening en distributie een renderende, efficiënte nutssector nodig. Goedkope nutsvoorzieningen van hoge kwaliteit zijn onontbeerlijk voor de economische groei en het concurrentievermogen van de Nederlandse industrie en ook voor de levensstandaard van de Nederlandse consumenten. Het proces van liberalisering moet niet haperen, maar doorgaan. Er zijn verdere inspanningen nodig om de gebruikers in staat te stellen de voordelen te genieten van een geïntegreerde en efficiënte nutsvoorziening. Ik ben dan ook onaangenaam verrast door een kille wind die aan het begin van dit Millennium de kop lijkt op te steken, zowel in Nederland als elders in Europa. Het is een poolwind tegen liberalisering. De afgelopen jaren hebben wij de vruchten geplukt van het proces van liberalisering op Europese schaal die in de jaren tachtig werd ingezet. De Telecommunicatiemarkt kreeg een enorme impuls. Liberalisering en technologische vernieuwing vielen samen en leverden een groeimarkt op van allure. Het gevolg was lagere prijzen, een ruimer aanbod en betere dienstverlening. Bovendien creëerde de groeimarkt vele duizenden extra arbeidsplaatsen. Het vrijmaken van de Europese telecommunicatiemarkt was goed voor iedereen; voor de consument, de producent en voor de overheid. Het is een succes-story. En waarom was dat zo? Omdat liberalisering geen dogma is, maar een concept van gezond verstand. Meestal weet de markt beter wat de consument wil dan de minister die de overheidsbedrijven beheert. Vaak zijn staatsbedrijven op de markt beter af dan in zachte overheidshanden. De afgelopen jaren werd veel bereikt. De Nederlandse PTT werd KPN en een dynamische onderneming met een beursnotering. De overheid verkocht aandelen in DSM en KLM. Dat gebeurde allemaal vanuit de gedachte dat de overheid geen eigenaar hoeft te zijn om publieke belangen te waarborgen.
2
Vaak is het zo dat publieke doelstellingen beter zijn af te dwingen als het bedrijf van publiek belang is geprivatiseerd. Politici zijn niet altijd goede ondernemers en ondernemers zijn trouwens niet per definitie goede politici. Beide beroepen hebben hun eigen wetmatigheden. Het is daarom beter als bedrijven worden geleid door ondernemers en niet door een minister. De grote winnaar van die VpSDUDWLRQ GH SRXYRLUV, die verdeling van machten, is de consument, annex de belastingbetaler. Hij betaalt lagere prijzen en ziet dat belastinggeld niet meer in bodemloze putten van logge staatsbedrijven wordt gegooid. Sterker zelfs, het algemeen belang wint als bedrijven op een vrije markt werken. Minister van Economische Zaken Annemarie Jorritsma somde onlangs tijdens de behandeling van haar begroting in de Tweede Kamer de voordelen van marktwerking nog eens op. Uit vergelijkende studies blijkt dat landen met een sterke concurrentie jaarlijks 1 procent meer groeien dan landen met weinig concurrentie. Concreet betekent dit voor Nederland per kabinetsperiode 200.000 banen extra. Dat is toch aanzienlijk. Volgens het IMF heeft het beleid van economische hervorming in de periode 19831998 het BBP per jaar met 0,6 procent extra doen groeien. In totaal is dat 10 procent, ofwel een bedrag van 80 miljard gulden. Kortom: we moeten doorgaan op die weg. En zeker niet teruggaan. Ik ben verbaasd dat sommigen koudwatervrees krijgen nu wij deels zijn begonnen, deels nog moeten beginnen aan de volgende fase van privatisering en liberalisering. Vooral nu het gaat om de nutssector. De PvdA-fractie in de Tweede Kamer lijkt ten aanzien van liberalisering over te schakelen van een ‘ja, mits’ naar een ‘nee, tenzij’. Zij verandert van een positieve naar een negatieve grondhouding. Dat is een betreurenswaardige ontwikkeling. Sommigen in die fractie gaan nog verder. Zo wilde het Tweede Kamerlid Ferd Crone verkoop van gemeentelijke energiedistributiebedrijven stopzetten via een noodwet. Hij is bang voor een toevloed van buitenlandse ondernemingen die zich op de Nederlandse markt begeven. Crone deed dit voorstel naar aanleiding van de verkoop van het Nutsbedrijf Haarlemmermeer. Dit is een anachronisme. Het is een verouderde reflex van etatisme, ingegeven door de angst voor de boze buitenwereld. Nog vreemder is dat CDA en D66 meehuilen met de wolven. Ik vind dat merkwaardig omdat D66 van origine toch een libertaire grondslag kent. En het CDA legde in de jaren tachtig mede het fundament voor het proces van privatisering. Waarom keren sommigen in die partij zich tegen de eigen zegeningen? Is het uit politiek opportunisme of uit gebrek aan eigen profiel? Ik wil de sceptici van privatisering binnen het CDA voorhouden dat goed rentmeesterschap vereist dat men de talenten niet begraaft, maar benut. De Nederlandse nutsbedrijven hebben veel talenten. Ze zijn klaar voor de Europese markt. Kortom: ze zijn ‘Eurofit’. Het is niet verstandig van sommige Nederlandse partijen om ineens ‘Euromoe’ te worden en de trein van liberalisering te doen stoppen. Het voorstel van Crone is een teken aan de wand en staat niet op zichzelf. In Nederland begint het draagvlak voor privatisering van overheidsbedrijven af te kalven, terwijl men net is begonnen met het openen van de energiemarkt in Europa. Ook het goederen- en personenvervoer per spoor staat aan de vooravond van liberalisering. Maar in de Tweede Kamer bespeur ik een groeiend sentiment van renationalisatie. Het is het valse gevoel dat alleen Vadertje Staat kan optreden als beheerder van bedrijven die publieke belangen behartigen.
3
Premier Kok sprak in november bij de Algemene Beschouwingen in de Eerste Kamer over een ,,nadere reflectie’’ over het nut van het privatiseren van overheidstaken. Hij pleitte gelukkig voor een genuanceerd debat en is niet bereid toepassing van marktwerking te bevriezen. Maar ook hier bespeur ik een zekere aarzeling. Laat ik het nut van liberalisering glashelder naar voren halen. Privatisering dient om het overheidsbedrijf te moderniseren en fit te maken voor de vrije markt. Door het bloot te stellen aan concurrerende krachten wordt het gedwongen tot een efficiënte bedrijfsvoering. Tegelijk dient privatisering om de overheid te ontlasten van dagelijkse bedrijfsvoering en het verbloemen van ondoelmatigheid of opvangen van tekorten. En de consument merkt het grote voordeel: lagere prijzen, een ruimere keus en betere dienstverlening. Vergelijk het postkantoor van nu maar eens met dat van twintig of zelfs tien jaar geleden. De goede ervaringen van privatiseringen van veel overheidsbedrijven om ze klaar te maken voor de vrije markt in Europa zijn nu alom bekend. Omgekeerd zijn de sociale kosten bij een ondoelmatig overheidsbedrijf onaanvaardbaar hoog. Waarom krijgt men dan ineens natte voeten nu bepaalde nutssectoren aan de beurt zijn? Want ook de Nederlandse nutssector heeft nut bij die liberalisering. De argumentatie die Euro-sceptici van privatisering en liberalisering aanhalen, is niet steekhoudend. Ten eerste is er het ‘angst-argument’. Als er in Engeland een ongeval gebeurt met een trein trekt men al snel de conclusie dat dit het gevolg moet zijn van de privatisering van de Britse spoorwegen. Privatisering zou ten koste gaan van veiligheid. Dit argument is onzinnig. De meeste treinongevallen in de wereld gebeuren met treinen in staatshanden. Maar dan hoor je dit argument niet. Er zijn ook wel eens ongevallen met vliegtuigen, maar niemand pleit daarom voor nationalisering van de luchtvaartmaatschappij. Geprivatiseerde spoorwegondernemingen hebben er alle belang bij dat de reizigers veilig zijn. Als er geen veiligheid is, komen er geen reizigers meer en lijdt het bedrijf verlies. Het geprivatiseerde bedrijf kan de verliezen vervolgens niet afwentelen op de overheid, annex de belastingbetaler. Veiligheid is daarom essentieel voor geprivatiseerde bedrijven. De tweede drogreden is het sentimentele 'afpak-argument'. Men wijst er dan op dat buitenlandse bedrijven op de Nederlandse markt komen en de krenten uit de pap halen. Crone schermde met dit argument om de verkoop van het Haarlemmermeerse nutsbedrijf tegen te houden. De buitenlandse overnemer, een Duitse nog wel, zou greep krijgen op de Nederlandse sleutelsector van energievoorziening. Dit nu is een volstrekt achterhaald, ja gevaarlijk argument. De nutsbedrijven moeten werken op de Europese markt, in het Europa zonder grenzen. Die bedrijven zijn niet meer strikt nationaal en dat zijn aandeelhouders ook niet meer. Hoe sneller nutsbedrijven zich instellen op de grote Europese markt des te beter. Laten wij in dat verband eens kijken naar KPN. De Nederlandse Posterijen zijn klaar voor de liberalisering die nog moet komen. Dat getuigt van vooruitzien. Want hoe langer een bedrijf wacht, des te groter het gevaar dat dat achterop raakt. Men moet dus sneller vooruit in plaats van terugtrekkende bewegingen te maken. Alleen standbeelden kunnen eindeloos blijven wachten.
4
Het argument van de heer Crone hebben wij in het verleden maar al te vaak gehoord toen het ging om overheidssteun aan de scheepsbouw of aan de nationale luchtvaartindustrie of andere zogenoemde sleutelsectoren. Het gevolg was dat de regering van goed geld kwaad geld maakte. Uiteindelijk gingen de bedrijven toch failliet en bleef iedereen achter met een kater. Is een sleutelsector veiliger als deze in overheidshanden blijft? Ik geloof het niet. In het nogal overheidsgeoriënteerde Frankrijk is de watervoorziening in handen van particuliere ondernemingen. En met succes. /\RQQDLVH GHV (DX[ is één van de grote spelers op de Europese markt. Crone's redenering past dus niet in het Europa van vandaag waar het Britse Vodafoon een gooi doet naar het Duitse Mannesmann dat op zijn beurt het Italiaanse Olivetti overnam; waarin het Franse Suez de Belgische Generale Maatschappij verwierf; waarin het Duitse Daimler het Amerikaanse Chrysler opkocht; waarin het Britse vlaggeschip Rolls Royce werd overgenomen door BMW en Volkswagen en waarin BMW ook nog eens het Britse Rover kocht. Bij overnames kijkt men beter naar harde economische realiteiten dan naar achterhaalde vlaggenzwaaierij. Het 'afpak-argument' klinkt trouwens vreemd in de oren in een land dat zelf multinationale bedrijven heeft die overal ter wereld bedrijven overnemen. Grote Nederlandse banken nemen buitenlandse banken over. ING nam bijvoorbeeld de Britse zakenbank Barings over. Stel dat men overal ter wereld het 'afpak-argument' van de heer Crone zou hanteren. Dat zou een enorme belemmering voor het Nederlands bedrijfsleven in het buitenland zijn. Laten wij daarom geen argumenten aanhalen die funest kunnen zijn voor onszelf. Want het zijn argumenten die vanzelf leiden naar vormen van protectionisme. Het opereren op een vrije markt, in Europa en in de wereld, is voor Nederland van essentieel nationaal belang. Een derde is het ‘beschermingsargument’: reciprociteit. In een lidstaat van de Europese Unie zegt men de markt te openen, maar alleen in de mate waarin andere lidstaten ook daartoe bereid zijn. Dit is een verdoken argument en daarom het gevaarlijkst. Minister Jorritsma wil terecht een versnelde liberalisering van de Nederlandse gasmarkt. De Europese richtlijn schrijft voor dat in 2007 ten minste 33 procent van de nationale gasmarkt vrij moet zijn. Minister Jorritsma wil die markt helemaal vrij maken in 2003. Zeer juist, want hoe eerder wij klaar zijn des te beter. Maar de tegenkrachten komen ook hier op gang, dit keer onder het mom van 'reciprociteit'. De hoofddirecteur van de Nederlandse Gasunie George Verberg stelt in het Financieel Dagblad van 3 december vorig jaar dat het tempo van liberalisering moet afhangen van de wijze waarop andere Europese landen zich openstellen. Kortom: wij doen het voor zover anderen het ook doen. Dat is een zeer gevaarlijke redenering omdat zij onvermijdelijk leidt tot een vorm van 'bilateralisme' tussen lidstaten die de eenheid van de interne markt opbreekt, zoniet fragmenteert. Reciprociteit wordt al snel een achterdeur om liberalisering te stoppen. Dat zou fataal zijn, zeker voor Nederland. Het unieke van de interne markt is dat zij de eenheidsmarkt van een Unie is. De regels zijn voor allen gelijk en de Europese Commissie ziet toe op de naleving. De Commissie is niet de onderaannemer van de lidstaten of het secretariaat van een andere Europese Instelling.
5
Reciprociteit verhoudt zich moeilijk met het Europees recht omdat zij stuit op het beginsel van non-discriminatie dat het Verdrag doordesemt. Reciprociteit kan hooguit gelden in een zorgvuldig omlijnde en beperkte vorm, zoals in verhouding tot derde landen. Maar intern is zij in beginsel niet toegestaan. Dat zou een stap terug zijn en de eenwording ondergraven. Indien lidstaten, na aanvaarding van een richtlijn, zouden zeggen: ik doe niet meer mee omdat het buurland het er bij laat zitten, dan worden haarscheurtjes snel breuklijnen. Dat is een vorm van Europese eigenrichting. Die willen wij niet. Om dat te voorkomen, moet iedere vorm van reciprociteit steeds zijn gesanctioneerd en zorgvuldig geconditioneerd door de gemeenschapswetgever zoals dat middels de electriciteitsrichtlijn is gebeurd. De Europese Commissie ziet toe op de naleving van het Europees recht. Zij heeft daarin een eigen taak en eigen bevoegdheden. Mijn collega Mario Monti heeft de in het Verdrag vastgelegde instrumenten om concurrentievervalsing, monopolievorming en ongeoorloofde staatssteun actief tegen te gaan. Als Europees Commissaris voor de Interne Markt heb ik de bevoegdheid om belemmeringen voor het vrij verkeer van kapitaal en het recht op vrije vestiging op te ruimen. Voorts zie ik erop toe dat concurrentie bij openbare aanbestedingen en concessieverleningen niet wordt uitgeschakeld. Dat doe ik door het starten van inbreukprocedures tegen lidstaten die de regels overtreden. Er lopen er op het ogenblik enige honderden. De Europese Commissie is streng met het toezicht op het naleven van Gemeenschapsregels. Vorig jaar zijn Mario Monti en ik bijvoorbeeld opgetreden tegen Portugal nadat de Portugese regering de verkoop van de verzekeringspoot van de groep Champalimaud aan de Spaanse Banco Santander blokkeerde. Portugal riep het ,,nationaal belang’’ in en beperkte daarmee het vrije verkeer van kapitaal. De inbreukprocedure is snel gestart en ik heb er alle vertrouwen in dat zij op korte termijn tot een goed resultaat leidt. Ook het gebruik van de *ROGHQ6KDUH bij privatiseringen volgen wij met een kritisch oog. Een *ROGHQ6KDUH is een aandeel met bepaalde vergaande bevoegdheden ten aanzien van strategische besluiten die de overheid behoudt wanneer zij het bedrijf privatiseert. De Belgische staat deed dit bij het privatiseren van ’Distrigaz’. Belgie riep eveneens de ,,bescherming van het algemeen belang’’ in om een *ROGHQ6KDUH in Distrigaz te behouden. De Europese Commissie zegt ronduit nee tegen de *ROGHQ 6KDUH voor zover daarmee de investeringsbevoegdheid wordt belemmerd en van privatisering een schijnoperatie maakt. Champalimaud en Distrigaz vormen een kleine greep uit de honderden inbreukprocedures. Ik wil ermee aantonen dat de Europese Commissie doeltreffende instrumenten heeft en deze ook gebruikt. De Commissie zal dan ook zorgvuldig toezien dat de liberalisering van de electriciteitssector verloopt volgens de regels. Zo was Frankrijk de afgelopen maanden niet voortvarend met het openen van de eigen electriciteitsmarkt omdat een voorstel daartoe sneuvelde in de Senaat.
6
De Commissie heeft onmiddellijk stappen ondernomen tegen het onvoldoende openen van de Franse markt. Dit heeft de regering in Parijs ertoe aangezet opnieuw een poging te doen om het parlement te overtuigen. Als dat lukt kan de Franse President in februari tot de opening van de nationale electriciteitsmarkt besluiten. Dat is dringend noodzakelijk omdat uitgerekend (OHFWULFLWp GH )UDQFH een actieve speler is op de Europese markt, terwijl andere landen de Franse houding aangrepen om de eigen markt af te sluiten. Zo’n toestand is onhoudbaar en ontoelaatbaar. De Europese Electriciteitsrichtlijn is op 19 februari vorig jaar in werking getreden. Het proces van liberalisering is nog jong en veelbelovend. Liberalisering van de Britse electriciteitsmarkt vijftien jaar geleden heeft de Britten veel opgeleverd. Industriële afnemers zagen hun prijzen voor stroom dalen met een derde. En kleinverbruikers kunnen 25 procent minder betalen dan vroeger. Tegelijk is het aanbod van stroom verzekerd gebleven en werden de publieke belangen gewaarborgd. De Britten zijn de koudwatervrees al lang kwijt. Zij wijzen op de Verenigde Staten waar de prijs van stroom de helft is van het Europees gemiddelde. De Duitse markt is ook volledig in beweging na de fusie van Veba en Viag, terwijl RWE het liefst VEW zou opkopen. Na Engeland is Duitsland het verst in het openen van de markt. Die marktopening is goed. Toch moet de Commissie zorgvuldig toezien op de fusiegolf en de machtsconcentratie die daaruit voortvloeit. Anders ontstaat monopolievorming en zijn wij van de regen in de drup beland. Het doel van liberalisering is niet om een overheidsmonopolie om te zetten in een particuliere monopolie. Daarom moet de overheid toezien op een strikte scheiding tussen productie van electriciteit en beheer van het transmissienetwerk. Anders kunnen gemeentelijke energiebedrijven het netwerk de facto afsluiten voor sommige aanbieders van stroom. Alleen door een strikte scheiding kan men concurrentievervalsende afspraken onder tafel voorkomen. De overheid verdwijnt dus niet volledig van het toneel. De voortgang naar volledige liberalisering moet vergezeld gaan van enig toezicht van overheidswege om knelpunten aan te pakken en mogelijke geschillen te beslechten. De overheidsrol verandert dus. Zij is geen eigenaar meer maar stelt het regulerend kader vast. Zij is geen aandeelhouder maar toezichthouder op de publieke belangen die het bedrijf moet behartigen binnen een geprivatiseerde raamwerk. Verschillende Europese lidstaten hebben op grond van artikel 3 lid 2 van de Electriciteitsrichtlijn, die op 19 februari 1999 in werking is getreden, publieke belangen naar voren gebracht. Zoals de verzekerde stroomvoorziening, de plicht tot levering, de verplichte aankoop van groene stroom en de milieunormen. De overheid wil zeker zijn dat de stroom uit het stopkontakt blijft komen, ook al zit zij zelf niet meer aan de knop. Die scepsis is begrijpelijk maar niet op feiten gestoeld. Liberalisering is betrouwbaar. Landen met geprivatiseerde electriciteitsbedrijven voldoen beter aan de publieke eisen dan landen waar deze bedrijven nog in staatshanden zijn. De VS en Groot Brittannië, twee landen met veeleisende consumenten en bedrijven, laten dat zien. Naleving van de verplichtingen uit hoofde van het algemeen belang kan zeer goed worden toevertrouwd aan het particuliere bedrijfsleven. Ik heb er alle vertrouwen in dat de Nederlandse electriciteitsbedrijven volledig klaar zijn voor de Europese markt van morgen en twee essentiële vereisten kunnen combineren: concurrerende prijzen aanbieden en publieke belangen waarborgen. Het is voor de nutsbedrijven en de Nederlandse economie van levensbelang dat de Europese trein van liberalisering doorrijdt en dat de Euro-sceptici zowel op het Binnenhof als daarbuiten feiten laten voorgaan op sentimenten.
7
In dit licht wens ik u een voorspoedig 2000 en uw bedrijf veel succes op de Europese markt.
8