Beschikking
Datum Nummer Onderwerp
26 mei 2015 RWS-2015/19557 Wtw19688; Wilhelminakanaal; Besluit tot wijziging van de revisievergunning van Tata Steel Nederland Tubes B.V. van 24-10-2012 met kenmerk RWS/DNB-2012/5083 (Wtw 1537)
Pagina 1 van 26
Inhoudsopgave
1.
AANHEF........................................................................................................................ 3
2.
BESLUIT ....................................................................................................................... 4
3.
AANVRAAG ................................................................................................................. 7 3.1 3.2
ALGEMEEN.................................................................................................................. 7 HANDELINGEN WAARVOOR WIJZIGING VAN DE REVISIEVERGUNNING WORDT AANGEVRAAGD .................................................................................................................... 10 4. TOETSING VAN DE AANVRAAG AAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET WATERBEHEER ................................................................................................................. 12 4.1 BEOORDELING VOOR WAT BETREFT HET BRENGEN VAN STOFFEN IN EEN OPPERVLAKTEWATERLICHAAM.......................................................................................... 13 5. PROCEDURE .................................................................................................................... 20 5.1 5.2
ALGEMEEN................................................................................................................ 20 BEHANDELING VAN ZIENSWIJZEN ............................................................................ 21
6.
CONCLUSIE ............................................................................................................... 21
7.
ONDERTEKENING................................................................................................... 21
8.
MEDEDELINGEN ..................................................................................................... 22
BENT U HET NIET EENS MET DIT BESLUIT? ............................................................. 22 HOE DIENT U BEROEP IN? .............................................................................................. 22 BIJLAGE 1, BEGRIPSBEPALINGEN ............................................................................... 24 BIJLAGE 2, ANALYSEVOORSCHRIFTEN ..................................................................... 26
Pagina 2 van 26
1. Aanhef De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 24 april 2014 een aanvraag ontvangen van Tata Steel Nederland Tubes B.V. om de vigerende vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handelingen in een watersysteem te wijzigen. De aanvraag betreft het gewijzigd brengen van stoffen in het Wilhelminakanaal afkomstig van Tata Steel Nederland Tubes B.V. gelegen aan de Souvereinstraat 35 te Oosterhout. De aanvraag tot wijziging van de vigerende watervergunning is geregistreerd onder OLO nummer 1280051 en 0.28.0957.A.wtw19688. De aanvraag tot wijziging van de vigerende watervergunning heeft betrekking op de correctie van een aantal onjuistheden in de huidige watervergunning. De onjuistheden worden in de wijzigingsbeschikking hersteld door: - Toevoegen van een vergeten kadastraal perceelnummer, gemeente Oosterhout, Sectie G, nummer 2790; - In plaats van intrekken Wvo-vergunning van 26 juli 1979, kenmerk RFR1979, in te trekken Wvo-vergunning d.d. 26 juli 1979 met kenmerk RFR11204; - de tabel uit voorschrift 5 (warmtevracht koelwater) te corrigeren waardoor een duidelijk verband ontstaat tussen aantal lozingsdagen en warmtevracht en de onjuiste berekeningen worden hersteld; - De warmtevracht in 5.2.2 specifieke overwegingen, punt 2 koelwater te corrigeren zodat correct aantal MW wordt weergegeven; - De kade langs het Wilhelminakanaal ter plaatse van het bedrijf correct aan te duiden als overige waterkering in plaats van primaire waterkering. Daarnaast verzoekt aanvrager om aanpassing van de lozingsnorm van minerale olie op lozingspunt 1 vanwege een gewijzigde lozingssituatie op de locatie van Tata Steel in Oosterhout. De aanvraag omvat de volgende stukken: 1398352703282 – papieren formulier aanvraag 1398352703291 – publiceerbare aanvraag 1398352441586_3-008-14 – bijlage bij verzoek wijziging vergunning De aanvraag bevat voldoende informatie om op te kunnen beschikken.
Pagina 3 van 26
2. Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Wet milieubeheer, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu de bij besluit van 24 oktober 2012 met kenmerk RWS/DNB-2012/5083 aan Tata Steel Nederland Tubes B.V. te Oosterhout verleende vergunning op grond van artikel 6.2 lid 1, 6.5 onder a en c van de Waterwet als volgt te wijzigen: 1. Het gestelde in het dictum onder I nummer 1.3 te wijzigen in: Het gebruikmaken van het rijkswaterstaatswerk het Wilhelminakanaal o f de daartoe behorende beschermingszone door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen op de percelen kadastraal bekend gemeente Oosterhout Sectie G, nummers 2088 (gedeeltelijk), 2270 (gedeeltelijk), 2573, 2764, 2767 en 2790, aan de zuidzijde van het Wilhelminakanaal, kilometernummer 9.4, in de gemeente Oosterhout. 2. Het gestelde in het dictum onder II te wijzigen in: De Wvo-vergunning en vergunning voor uitwegwerken, inlaat- en lozingswerken en een loswal van Corus Tubes B.V. thans Tata Steel Nederland Tubes B.V., bij besluit van 18 februari 2004 en 26 juli 1979, met de kenmerken 04U834 en RFR11204, inclusief alle wijzigingen in te trekken. 3. Voorschrift 2 sub 5 te vervangen door: A: meetpunt: put LPT 1 Steek-monster (mg/l) 2
Jaarvracht (1) Som van LPT1 en LPT2(kg) 1400(2)
50 0,2
12.500(2) 50(2)
Koper (als Cu) Lood (als Pb)
0,05 0,03
15(2) 15(2)
Nikkel (als Ni) Zink (als Zn)
0,1 2
30(2) 475(2)
Zuurstofgehalte pH min
≥5 6,5
-
pH max
9,5
-
Parameter Minerale olie IJzer (als Fe) Chroom (als Cr)
Pagina 4 van 26
In afwijking van bovenstaande mag de parameter minerale olie gedurende vijf jaar na inwerkingtreding van de beschikking met kenmerkRWS-2015/19557 de volgende lozingseis niet overschrijden: Parameter Minerale olie
Steek-monster (mg/l) 5
Jaarvracht (1) Som van LPT1 en LPT2(kg) 1400(2)
B: meetpunt: put LPT 2 Steek-monster (mg/l)
Jaarvracht (1) Som van LPT1 en LPT2(kg)
1 15
1400(2) 12.500(2)
Chroom (als Cr) Koper (als Cu)
0,6 0,02
50(2) 15(2)
Lood (als Pb) Nikkel (als Ni)
0,03 0,1
15(2) 30(2)
Zink (als Zn) Zuurstofgehalte
1,5 ≥5
475(2) -
pH min pH max
6,5 9,5
-
Parameter Minerale olie IJzer (als Fe)
C: meetpunt bij uitstroom O.N.O.-installatie Parameter Droogrest onopgeloste bestandsdelen Minerale olie
Etmaal-monster (mg/l)
Jaarvracht (kg)
(1)
30
-
5
-
Sulfaat Stikstof verbindingen als N-totaal Chloride
-
6.000 450
-
20.000
Vervuilingswaarde per etmaal
-
200 i.e. (inwoners equivalent)
IJzer (als Fe) Chroom (als Cr)
10 2,0
200
Koper (als Cu) Zink (als Zn)
2,0 3
60 -
pH min
≥5 (steekmonster) 6,5
pH max
9,5
-
Zuurstofgehalte
35
-
Pagina 5 van 26
(1)
De jaarvracht wordt bij de meetpunten van LPT1 en LPT2 vastgesteld door het rekenkundige gemiddelde van de steekmonsters in een kalenderjaar te vermenigvuldigen met het geloosde debiet in dat jaar. Bij het meetpunt bij uitstroom van de O.N.O.-installatie dient het gewogen gemiddelde van de etmaalmonsters in een kalenderjaar te worden vermenigvuldigd met het jaar debiet. (2) De som van de meetpunten van LPT1 en LPT2 is de som van de afzonderlijke jaarvrachten, berekend door het rekenkundige gemiddelde van de steekmonsters in een kalenderjaar te vermenigvuldigen met het geloosde debiet per meetpunt in dat jaar, verminderd met de jaarvracht van het ingenomen water, berekend door het rekenkundige gemiddelde van de steekmonsters in een kalenderjaar te vermenigvuldigen met het totale ingenomen debiet in dat jaar. De in de tabellen opgenomen lozingseisen zijn empirische lozingseisen. De aanduiding van theoretische of empirische lozingseisen is van belang voor het toetsen van overschrijdingen van de lozingseisen. Een empirische lozingseis is bepaald op basis van een historische meetreeks van de concentraties stoffen in de lozing. 4. Voorschrift 5 te vervangen door: Voorschrift 5 Koelwater 1. Het koelwater zoals genoemd in voorschrift 2 mag slechts in het oppervlaktewaterlichaam worden gebracht als de navolgende grenswaarden niet worden overschreden:
LPT 1
Warmtevracht (MWth) 1,448
Warmtevracht (MJ/etmaal) 8,80E+4
Warmtevracht (MJ/jaar) 2,07E+7
LPT 2
2,508
2,20E+5
5,17E+7
Lozingspunt
2. De in het eerste lid vermelde warmtevracht wordt berekend aan de hand van de volgende formule: P koelwater (MWth) = (T koelwater - T ingenomen oppervlaktewater) x Q koelwater x 4,187(kg*K) 3. De temperatuur van het geloosde koelwater moet worden bepaald in de meetput van LPT 1 en LPT 2 en mag maximaal 35 oC bedragen (in geval van begrenzing i.v.m. overschrijding mengzone van 25% van de dwarsdoorsnede van het Wilhelminakanaal ter hoogte van LPT 1 en LPT 2). De temperatuur van het ingenomen oppervlaktewater moet wo rden bepaald bij de filterputten tussen het innamepunt en het watergebouw (bijlage 3). 4. Het geloosde debiet (Q koelwater) moet worden bepaald door middel van een flowmeter in de innameleiding die loodrecht vanuit het
Pagina 6 van 26
watergebouw naar het Wilhelminakanaal loopt. Hier wordt bepaald hoe groot de hoeveelheid water is die wordt ingenomen. Een door de waterbeheerder goedgekeurde berekening bepaalt het geloosde debiet en dit dient vervolgens omgerekend te worden naar m 3/s. 5. Het temperatuurverschil tussen het geloosde koelwater en het ingenomen koelwater moet bepaald worden binnen een tijdspanne van een uur. Voor een toelichting op de in deze beschikking vermelde begrippen wordt verwezen naar bijlage 1 van deze beschikking. 3. Aanvraag Op 24 april 2014 is van Tata Steel Nederland Tubes BV, verder te noemen vergunninghouder, een aanvraag voor wijziging van een besluit op grond van de Waterwet ontvangen bij de minister van Infrastructuur en Milieu en geregistreerd onder OLO nummer 1280051 en 028.0957.A.wtw19688. 3.1 Algemeen De aanvraag tot wijziging van de vigerende watervergunning betreft de inrichting van de vergunninghouder aan de Souvereinstraat 35 te Oosterhout. Op deze locatie vindt productie & opslag plaats van gelaste, ronde en geprofileerde stalen buizen, al dan niet voorzien van verschillende deklagen, eventueel voorafgegaan of gevolgd door mechanische bewerkingen. De inrichting is gevestigd aan het Wilhelminakanaal, te Oosterhout. De totale oppervlakte van het terrein binnen de inrichtingsgrenzen beslaat ongeveer 144.000 m2, waarvan circa 45.000 m2 is bebouwd. Daarnaast bevindt zich binnen de inrichting een technisch magazijn welke in gebruik is door de vergunninghouder, maar niet haar eigendom is. Het betreft adres Souvereinstraat 27. 3.1.1 Aanleiding Het bedrijf heeft bij besluit van 24 oktober 2012, kenmerk RWS/DNB-2012/5083 (wtw 1537) een revisievergunning gekregen voor het brengen van stoffen in het Wilhelminakanaal, het onttrekken aan en het brengen van water in het Wilhelminakanaal en het gebruik maken van het rijkswaterstaatswerk het Wilhelminakanaal of de daartoe behorende beschermingszone. Vergunninghouder vraagt wijziging van deze vergunning, omdat er veranderingen zijn in de bedrijfssituatie/lozingssituatie. De wijziging betreft een correctie van een aantal onjuistheden in de huidige watervergunning, (tijdelijke) aanpassing van de minerale olie norm en een geringe aanpassing van de warmtevracht. De wijziging is van dien aard dat het noodzakelijk wordt geacht de vergunning aan te passen. Daarom heeft het bedrijf op 24 april 2014 een aanvraag ingediend om de vigerende vergunning te wijzigen.
Pagina 7 van 26
Eerder verleende vergunningen: Vergunning
Bevoegd
Datum
Kenmerk
Inhoud
26-7-1979
RFR 11204
Het behouden van zes uitwegwerken, twee
gezag Vergunning voor
Rijkswaterstaat
uitwegwerken, inlaat- en
inlaaatwerken, vijf lozingswerken en een
lozingswerken en een loswal
loswal langs de zuidzijde van het Wilhelminakanaal in de gemeente Oosterhout
Revisievergunning
Rijkswaterstaat
24-10-2012
RWS/DNB-
Brengen van stoffen in het
2012/5083
Wilhelminakanaal Onttrekken aan en brengen van water in het Wilhelminakanaal Gebruikmaken van het rijkswaterstaatswerk (overige waterkering)
3.1.2 Bedrijfssituatie De vergunninghouder verwerkt bandstaal (plaatstaal) tot hoogwaardige metalen buizen en profielen met verschillende lengtes, diameters en wanddiktes. De totaal geïnstalleerde productiecapaciteit bedraagt ca. 160.000 ton/jaar. Waterbehandeling: De vergunninghouder beschikt over een eigen waterbehandelingsinstallatie. Ten behoeve van de meeste processen wordt voornamelijk oppervlaktewater toegepast als koelwater. Het water wordt onttrokken uit het Wilhelminakanaal. Afvalwaterstromen : Afhankelijk van het proces kan men bij Tata Steel Nederland Tubes BV Oosterhout vier verschillende soorten afvalwaterstromen onderscheiden, te weten : (chemisch) verontreinigd procesafvalwater, koelwater afkomstig van open en mogelijk verontreinigde koelsystemen, koelwater afkomstig van gesloten koelsystemen en huishoudelijk afvalwater. Laatstgenoemde afvalwaterstroom valt onder indirecte lozingen en daarvoor is Rijkswaterstaat geen bevoegd gezag. De andere afvalwaterstromen zijn directe lozingen en vallen wel onder het bevoegd van Rijkswaterstaat. Koelwater afkomstig uit het open koelsysteem Het koelwater afkomstig van de open koelsystemen heeft in direct contact gestaan met producten en kan daardoor verontreinigd zijn met voornamelijk ijzer, zink en olie. Onder dit koelwater vallen ook die stromen die mogelijk verontreinigd kunnen raken door calamiteiten. Dit koelwater wordt door een bezinkvijver geleid en daarna geloosd via lozingspunt 1 (LPT 1) op het Wilhelmina kanaal. Het koelwater afkomstig uit het gesloten koelsysteem Koelwater uit het gesloten systeem is enkel thermisch verontreinigd. Het koelwater wordt via lozingspunt 2 (LPT 2) geloosd op het Wilhelminakanaal.
Pagina 8 van 26
Procesafvalwater Het procesafvalwater kan chemische verontreinigingen bevatten zoals; zware metalen, minerale olie, sulfaat en chloride afkomstig van de volgende locaties: beitserij en verzinkerij continu verzinklijnen chemisch laboratorium Onder chemisch verontreinigd procesafvalwater worden ook de waterige procesvloeistoffen uit afgewerkte baden verstaan, zoals bijv. ontvettingsvloeistoffen en passiveervloeistoffen. De samenstelling van het chemisch verontreinigd afvalwater is sterk wisselend. In onderstaande tabel wordt aangegeven welke stoffen voornamelijk voor kunnen komen in het afvalwater. Beitserij / verzinkerij:
zoutzuur, ijzer, zink, chroom, natriumhydroxide, olie, ammonium en chloride. Continue verzinklijnen: zoutzuur, ijzer, zink, chroom, natriumhydroxide, olie, ammonium, chloride en fosfaten. Chemisch laboratorium: zware metalen, zuren en basen, natwassers zware metalen, ijzer, zink, zuren en basen. Het chemisch verontreinigde procesafvalwater wordt in een Afvalwaterbehandelingsinstallatie gezuiverd alvorens het geloosd wordt op het Wilhelminakanaal. Het afvalwater wordt op twee manieren afgevoerd, te weten: via de afvalwaterrioleringen (spoelwater afkomstig van beitserij / verzinkerij, voorbehandeling poederlaklijn en KV-lijnen) containers / tankwagen (procesvloeistoffen).
De vergunninghouder is een inrichting waartoe een gpbv-installatie behoort, deze valt voor wat betreft de categorieën van industriële activiteiten in categorie 2 van bijlage I van de Richtlijn inzake industriële emissies (richtlijn nr. 2010 / 75 / EU) en wel in categorie 2.3 “ de verwerking van ferrometalen door het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal, met een verwerkingscapaciteit van meer dan 2 ton ruwstaal per uur” en 2.6 “oppervlaktebehandeling van metalen of kunststoffen door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé, wanneer de inhoud van de gebruikte behandelingsbaden meer dan 30 m3 bedraagt”. De activiteiten die geen directe relatie hebben met de installatie vallen onder hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit en zijn dus melding plichtig. Milieuzorg De aanvrager heeft voor het gehele bedrijf een milieuzorgsysteem dat voldoet aan de norm ISO 14001. Dit houdt in dat het bedrijf zodanige (organisatorische) maatregelen heeft geïmplementeerd dat het minimaal in staat is om te voldoen
Pagina 9 van 26
aan de wet- en regelgeving en bovendien invulling geeft aan het continu verbeteren van de milieuprestaties. De doelstellingen van het bedrijf op het gebied van milieu zijn opgenomen in een milieubeleidsverklaring van de aanvrager. 3.2 Handelingen waarvoor wijziging van de revisievergunning wordt aangevraagd De vergunninghouder vraagt een wijziging van de bestaande revisievergunning aan voor het herstellen van een aantal onjuistheden uit de revisievergunning: - Toevoegen van een vergeten kadastraal perceelnummer, gemeente Oosterhout, Sectie G, nummer 2790; - In plaats van intrekken Wvo-vergunning van 26 juli 1979, kenmerk RFR1979, in te trekken Wvo-vergunning d.d. 26 juli 1979 met kenmerk RFR11204; - de tabel uit voorschrift 5 (warmtevracht koelwater) te corrigeren waardoor een duidelijk verband ontstaat tussen aantal lozingsdagen en warmtevracht en de onjuiste berekeningen worden hersteld; - De warmtevracht in 5.2.2 specifieke overwegingen, punt 2 koelwater te corrigeren zodat correct aantal MW wordt weergegeven; - De kade langs het Wilhelminakanaal ter plaatse van het bedrijf correct aan te duiden als overige waterkering in plaats van primaire waterkering. Daarnaast verzoekt de aanvrager om aanpassing van de lozingsnorm van minerale olie op lozingspunt 1 vanwege een gewijzigde lozingssituatie op de locatie van Tata Steel in Oosterhout. 3.2.1
Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam waarin de handelingen plaatsvinden
De activiteiten vinden plaats in het Wilhelminakanaal. Het waterstaatswerk het Wilhelminakanaal is een oppervlaktewaterlichaam in beheer bij het Rijk. De waterstaatswerken de kanaaldijken van het Wilhelminakanaal zijn waterkeringen in beheer bij het Rijk. De waterkering is een overige waterkering en niet een primaire kering zoals in hoofdstuk 4.2 en in de overwegingen van de revisievergunning abusievelijk is gesteld. Onttrekkings- en lozingspunten zijn door deze waterkering aangelegd. Deze fysieke werken zijn geregeld in de revisievergunning van 24 oktober 2012. Het Wilhelminakanaal is onderdeel van het KRW-waterlichaam de Midden Limburgse en Noord Brabantse kanalen. Dit KRW-waterlichaam behoort tot de categorie kanalen en wordt aangemerkt als een groot ondiep kanaal met scheepvaart en heeft de status kunstmatig aangelegd.
Pagina 10 van 26
3.2.2 Overzicht gewijzigde afvalwaterstromen De aanvraag tot wijziging van de revisievergunning heeft o.a. betrekking op het in een oppervlaktewaterlichaam brengen van de volgende gewijzigde afvalwaterstromen/stoffen: koelwater. De bovengenoemde afvalwaterstromen/stoffen worden via 2 lozingspunt(en), LPT 1 en LPT 2 in het Wilhelminakanaal gebracht. De tabel in de huidige revisievergunning met betrekking tot de warmtevracht van het te lozen koelwater per etmaal en per jaar bevat enkele storende fouten. De berekening van deze warmtevracht dient aangepast te worden. De vergunninghouder doet in de aanvraag tot wijziging van de vergunning een voorstel voor een nieuw voorschrift 5 (koelwater): Tabel huidige voorschrift 5 (koelwater) van de revisievergunning: Lozingspunt Warmtevracht Warmtevracht Warmtevracht (MWth) (MJ/etmaal) (MJ/jaar) LPT 1 1.448 8.80E+4 2.50E+5 LPT 2
2.508
2.20E+7
3.70E+7
Voorstel nieuwe voorschrift 5 (koelwater): Lozingspunt LPT 1 LPT 2
Warmtevracht (MWth) 1,448 2,508
Warmtevracht (MJ/etmaal) 8,80E+4 2,20E+5
Warmtevracht (MJ/jaar) 2,07E+7 5,17E+7
De vergunninghouder geeft in de aanvraag aan dat bij de interne beoordeling van de warmtevrachten in de afgelopen jaren altijd al is uitgegaan van het nieuwe voorstel. Dit voorstel is verder ook nagenoeg in overeenstemming met de aanvraag van destijds. Verder is de tabel nog aangepast met betrekking tot de warmtevracht per jaar. In het nieuwe voorstel is nu een duidelijk verband tussen het aantal lozingsdagen en de warmtevracht. Deze nieuwe warmtevrachtwaarden per jaar berusten op 235 lozingsdagen en de warmtevracht per lozingspunt. De vergunninghouder heeft daarnaast tijdens het opstellen van de (afval)waterbalans over 2013 geconstateerd dat de lozingssituatie sinds begin januari 2013 gewijzigd is. Door deze veranderde lozingssituatie is in 2013 sprake geweest van een structurele overschrijding van de lozingsnorm voor minerale olie op LPT 1 met een maximum van 5,1 mg/l. Deze overschrijding bleek te zijn ontstaan door verplaatsing van de spui van het schoon ruwwatersysteem van lozingspunt 1 naar lozingspunt 2. Hierdoor is het debiet op lozingspunt 1 met bijna 500.000 m3 verminderd, waardoor de concentratie aan minerale olie is toegenomen. Deze spui van het schoon ruwwater is noodzakelijk om de druk van het huidige ruwwaternet in stand te houden, doch
Pagina 11 van 26
dit rondpompen van ruwwater is eigenlijk geen wenselijke situatie. De jaarlijkse vracht minerale olie is ondanks de overschrijding van de lozingsnorm in 2013 niet toegenomen. Omdat nog geen maximale jaarvracht voor minerale olie in de huidige vergunning is opgenomen en omdat de vergunninghouder ruimschoots onder de berekende theoretische jaarvracht blijft, stelt de vergunninghouder daarom voor om, al dan niet tijdelijk: -
de lozingsnorm voor minerale olie op lozingspunt 1 te verhogen van 2 mg/l tot 5 mg/l. een norm voor de theoretische jaarvracht voor minerale olie op te nemen van maximaal 1400 kg.
In de onderstaande paragrafen wordt nader op deze afvalwaterstromen/stoffen en de eventuele zuiveringstechnische voorzieningen ingegaan. 3.2.3 Preventieve en proces geïntegreerde maatregelen De vergunninghouder geeft in de aanvraag tot wijziging van de vergunning aan dat de komende jaren de volgende maatregelen op haalbaarheid zullen worden onderzocht: • de werking van de olieafscheider in de koelwaterstroom KV30/32 en indien nodig zal een verbeterplan worden opgesteld en uitgevoerd; • onderzoek naar de lozing van minerale olie afkomstig uit hal A met als doel te bepalen of een olieafscheider noodzakelijk is; • de mogelijkheden onderzoeken om tot een reductie van de spuiwaterstroom te komen. Omdat bovenstaande onderzoeken in de komende jaren worden uitgevoerd en de te treffen maatregelen vervolgens zullen worden getroffen, wordt in de wijziging van de vergunning een tijdelijk verhoogde lozingseis opgesteld voor minerale olie op lozingspunt 1, voor de duur van 5 jaar na inwerkingtreding van de wijziging. 4. Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer De Waterwet omschrijft in artikel 6.21 in samenhang met 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In artikel 2.1 Wtw zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer: a) voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; b) in samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c) de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Een vergunning of wijziging daarvan wordt geweigerd indien
Pagina 12 van 26
de doelstellingen van het waterbeheer zich tegen vergunningverlening verzetten en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van voorschriften of beperkingen voldoende te beschermen. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt een beschrijving van het beleid waarmee bij het beoordelen van de vergunningaanvraag rekening is gehouden. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag richt het bevoegd gezag zich volgens het toetsingskader op de effecten van het initiatief op bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam “Midden-Limburgse en Noord-Brabantse kanalen” waarvan het Wilhelminakanaal nabij Tata Steel Nederland Tubes B.V. te Oosterhout deel uitmaakt. De effecten op de voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en de vervulling van de maatschappelijke functies door het watersysteem spelen geen rol bij dit besluit. Aan de hand van het in dit hoofdstuk beschreven toetsingskader volgt in de paragrafen 5.1, 5.2 en 5.3 de toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer. De in deze beschikking voorgelegde voorschriften komen voort uit de aanvraag en de in dit hoofdstuk beschreven overwegingen. 4.1 Beoordeling voor wat betreft het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam 4.1.1 Regelgeving en beleid Landelijk beleid ten aanzien van emissies Het Nationaal Waterplan houdt vast aan de leidende beginselen van het emissiebeleid zoals dat in de tweede helft van de vorige eeuw is ingezet: vermindering van de verontreiniging en het standstill-beginsel. Voor het kwaliteitsbeheer in rijkswateren heeft daarnaast de Kaderrichtlijn Water (KRW) een grote sturende betekenis. De KRW vereist dat alle Europese lidstaten streven naar een goede kwaliteit van alle waterlichamen waarop de richtlijn van toepassing is. Deze algemene doelstelling heeft een nadere uitwerking gekregen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 (Bkmw).
Pagina 13 van 26
Het eerste hoofduitgangspunt van beleid ‘vermindering van de verontreiniging’ houdt in dat verontreiniging - ongeacht de stofsoort - zoveel mogelijk wordt beperkt (voorzorgprincipe). De invulling van dit beleidsuitgangspunt bestaat onder meer uit: meer aandacht voor de ketenbenadering (waaronder kringloopsluiting), implementatie van Esbjerg/OSPAR-afspraken (stofspecifieke aanpak emissies), meer aandacht voor een integrale milieuafweging en meer aandacht voor prioritering. Invulling van het voorzorgsprincipe is ook dat een bedrijf/lozer ten minste ‘de beste beschikbare technieken’ toepast. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vastgelegd dat lozers deze best beschikbare technieken (BBT) moeten toepassen. In artikel 1.1 van de Wabo is de volgende definitie voor de ‘beste beschikbare technieken’ gegeven: de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen - economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld’. In de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor) bevat de aanwijzing van de Nederlandse informatiedocumenten over beste beschikbare technieken (BBTdocumenten). Deze zijn weergegeven de bijlage bij de Mor. De in genoemde bijlage aangewezen BBT-documenten kunnen worden aangemerkt als een adequate invulling van de actuele beste beschikbare technieken die door het bevoegd gezag dienen te worden toegepast bij de vergunningverlening. Het tweede beginsel ‘met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen nemen’ houdt in dat als gevolg van de lozing geen significante verslechtering van de waterkwaliteit plaats mag vinden ten opzichte van de bestaande situatie en dat het bereiken van de KRWdoelstellingen niet in gevaar mag worden gebracht. Het is daarom vooral van toepassing op nieuwe lozingen of uitbreidingen van bestaande lozingen. Dit tweede beginsel is uitgewerkt in een emissie-immissiebenadering in het Handboek Immissietoets, waarvoor de uitgangspunten zijn vastgesteld door het Nationaal Water Overleg en waarin een nationale uitwerking is gegeven van EUrichtsnoeren op grond van artikel 4, lid 4 van de Richtlijn prioritaire stoffen .Het Handboek Immissietoets is aangewezen als BBT-document in de bijlage bij de Mor. De immissietoets richt zich op de beoordeling van de gevolgen van een specifieke restlozing op de waterkwaliteit (na toepassing van BBT). De immissietoets draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in het aandeel van een individuele lozing in de totale concentratie van een stof in de mengzone, het desbetreffende waterlichaam en benedenstrooms.
Pagina 14 van 26
In de Waterwet is de verhouding tussen watervergunningen en de waterplannen nader uitgewerkt. De Waterwet stelt dat met de plannen rekening moet worden gehouden bij de vergunningverlening. (art. 6.1a Waterbesluit). Verder verwijst de Waterwet voor het kader van de vergunningverlening ook naar het stelsel van milieukwaliteitseisen voor waterkwaliteit (art. 6.21 in combinatie met art. 2.1 en 2.10 van de Waterwet en art. 4 van de Krw). Bij vergunningverlening wordt daarom getoetst aan dezelfde getalswaarden voor de waterkwaliteit die in het kader van het effectgerichte spoor in de vorm van de milieukwaliteitseisen de waterplannen aansturen. De toetsing wordt uitgevoerd op de manier die in het Handboek Immissietoets is aangegeven. De Kaderrichtlijn Water vraagt om te toetsen aan het beginsel van geen achteruitgang. Voor nieuwe lozingen en uitbreidingen van bestaande lozingen wordt gekeken of de waterbeheerder met het toestaan van de lozing hier aan kan voldoen. Een toetsing aan de ruimte die er is om geen achteruitgang te veroorzaken maakt daarom onderdeel uit van de immissietoets. Indien toepassing van BBT en eventuele verdergaande maatregelen niet leiden tot het voldoen aan de criteria uit de Immissietoets, volgt een analyse van de voorziene maatregelen in combinatie met de verwachte trends in ontwikkeling van de milieukwaliteit voor dat waterlichaam en benedenstrooms gelegen waterlichamen. Op basis daarvan kan eventueel een tijdelijke verslechtering van de situatie worden toegestaan. Getoetst moet worden of de wijziging van de vergunning verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van de Waterwet. Indien dit niet het geval is wordt een vergunning of wijziging daarvan geweigerd of worden onder voorwaarden aanvullende eisen gesteld. Activiteitenbesluit milieubeheer Op 1 januari 2008 is het Activiteitenbesluit milieubeheer in werking getreden, verder aangehaald als ‘Activiteitenbesluit’. In het Activiteitenbesluit zijn voor verschillende activiteiten, die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene voorschriften opgenomen. Met het Activiteitenbesluit is thans de vergunningplicht op grond van artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 6.2 van de Waterwet voor een groot aantal inrichtingen opgeheven. Het Activiteitenbesluit onderscheidt drie type inrichtingen, type A, B en C. Inrichtingen ingedeeld in type A en B vallen geheel onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit en hebben geen vergunning nodig op grond van de Wabo. Voor inrichtingen type C blijft in beginsel een omgevingsvergunning (en eventueel een watervergunning) nodig. De activiteiten die zijn geregeld in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit zijn echter ook van toepassing op inrichtingen type C en worden dus niet in die vergunning geregeld. Tata Steel Nederland Tubes B.V. is een inrichting waartoe een gpbv-installatie behoort. De activiteiten die geen directe relatie hebben met de gpbv-installatie vallen onder hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Koelwater is voor lozingen tot 50 MJ/sec geregeld in het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat de koelwaterlozing afkomstig van de vergunninghouder in principe
Pagina 15 van 26
als maatwerkvoorschrift onder het Activiteitenbesluit vastgelegd moet worden. Een gedeelte van de lozing van koelwater betreft koelwater afkomstig van een open systeem. Dit koelwater heeft in direct contact gestaan met producten en kan daardoor verontreinigd zijn met voornamelijk ijzer, zink en olie. Onder dit koelwater vallen ook die stromen die mogelijk verontreinigd kunnen raken door calamiteiten. De lozing van dit koelwater blijft om genoemde reden vergunningplichtig. Omdat het niet wenselijk is dat een gedeelte van de lozing van koelwater als maatwerk onder het Activiteitenbesluit en een ander gedeelte als vergunningvoorschrift wordt vastgelegd is er voor gekozen om de gehele koelwaterlozing als vergunningvoorschrift vast te leggen. 4.1.2
Overwegingen ten aanzien van de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (waterkwaliteit)
Aan het voorzorgsprincipe is voldaan meer in het bijzonder doordat met de afgifte van de revisievergunning reeds is bereikt dat ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende best beschikbare technieken worden toegepast. De nu voorliggende wijziging doet daaraan niet af. Het beginsel ‘met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen nemen’ houdt in dat als gevolg van de te vergunnen lozing geen significante verslechtering van de waterkwaliteit plaats mag vinden ten opzichte van de bestaande situatie en dat het bereiken van de KRW-doelstellingen niet in gevaar mag worden gebracht. Het is daarom vooral van toepassing op nieuwe lozingen of uitbreidingen van bestaande lozingen. De huidige aanvraag voor wijziging van de vergunning van Tata Steel Nederland Tubes B.V. betreft het herstellen van een aantal onjuistheden uit de revisievergunning, aanpassen van de tabel van de warmtevracht van het koelwater en de (tijdelijke) verruiming van de lozingsnorm voor minerale olie op lozingspunt LPT 1. Deze wijzigingen van de warmtevracht van het koelwater en de tijdelijke verhoging van de lozingsnorm voor minerale olie hebben echter geen andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de te wijzigen watervergunning zijn toegestaan. De in het kader van de afgifte van de revisievergunning uitgevoerde Immisietoets voldoet nog steeds. M.a.w. de wijziging in de lozingssituatie brengt in de uitkomst geen verandering. 4.1.3 Specifieke overwegingen 1. IPPC-inrichtingen In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan bepalingen die voortvloeien uit de Europese IPPC-richtlijn. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan bepalingen die voortvloeien uit de Europese Richtlijn Industriële Emissies (RIE, 2010/75/EU).
Pagina 16 van 26
Beste Beschikbare Technieken Een hoog niveau van bescherming van het milieu moet worden gerealiseerd door aan de vergunning voorschriften te verbinden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken worden toegepast. In de bijlage van de Regeling omgevingsrecht zijn door de Minister van VROM documenten aangewezen die gebruikt moeten worden bij het bepalen van de voor de inrichting of met betrekking tot een lozing in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken (BBT) en monitoringseisen. In artikel 9.2 van de regeling is bepaald dat rekening moet worden gehouden met de in de bijlage opgenomen relevante BBT-conclusies en Nederlandse informatiedocumenten over BBT. Dit zijn onder andere de zogenaamde bedrijfstakstudierapporten van de Commissie Integraal Waterbeheer en het Landelijk Bestuurlijk Overleg Water. Europese informatiedocumenten Tot medio 2012 werden de best beschikbare technieken weergegeven in zogenoemde ‘BAT reference documents’, kortweg Bref’s. Met de implementatie van de RIE per 1 januari 2013 worden de Bref’s vervangen door zogenaamde ‘BBT-conclusions’. De eerste BBT-conclusies zijn medio 2012 verschenen. De implementatie van de BBT-conclusie zal geleidelijk plaatsvinden zodat tijdelijk twee typen documenten gehanteerd zullen worden voor het vaststellen van de beste beschikbare technieken. In de Bref’s of BBT-conclusies worden voor een IPPC-installaties per bedrijfstak of per activiteit de beste beschikbare technieken weergegeven. De documenten zijn beschikbaar voor elke industriële activiteit die genoemd wordt in Bijlage I van de RIE. Daarnaast zijn er de zogenaamde horizontale Bref’s of BBT-conclusies, waarin de Beste Beschikbare technieken voor een bepaalde activiteit zijn vastgesteld die van toepassing kan zijn voor meerdere industrieën. In Bijlage I van de RIE is aangegeven welke categorieën van industriële activiteiten onder de werkingssfeer van de Richtlijn vallen. In deze bijlage zijn de installaties en activiteiten benoemd. Tata Steel Nederland Tubes B.V. valt onder categorie 2. De BREF’s of BBT-conclusies uit de onderstaande tabel zijn van toepassing.
Verticale BREF/BBT-conclusie
Ferrometaalbewerking
Horizontale BREF/BBT-conclusie
Oppervlaktebehandelingen van metalen en kunststoffen Koelsystemen Op- en overslag van bulkgoederen Monitoring Energie efficiëntie
Pagina 17 van 26
Toetsing BBT Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken voor de onderhavige lozingssituatie, zijn de in artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht vermelde punten en de verplichtingen zoals die in de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 van het Besluit omgevingsrecht zijn verwoord speciaal in aanmerking genomen. Daarbij is rekening gehouden met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. Het PRTR-verslag In februari 2006 is de EG-verordening PRTR (European Pollutant Release Transfer Register) in werking getreden. De verordening verplicht bepaalde bedrijven hun emissies naar water, lucht, bodem en afvaltransport te rapporteren aan de overheid. De overheid valideert deze rapportage en stelt ze beschikbaar aan het publiek. De gegevens van alle E-PRTR-plichtige bedrijven worden openbaar gemaakt op een internetsite. De EU heeft een Richtsnoerendocument opgesteld, waarin de verordening wordt toegelicht en een aantal (indicatieve) voorbeelden van uitwerkingen van verplichtingen uit de verordening zijn opgenomen. In bijlage I van de EG-verordening PRTR staat omschreven welke bedrijven onder de werkingssfeer van de verordening vallen. Het gaat veelal om activiteiten die onder de IPPC-richtlijn vallen. Er zijn enkele afwijkingen en aanvullende categorieën ten opzichte van IPPC. Deze staan in het overzicht Vergelijking van IPPC- en E-PRTR-activiteiten. Bedrijven hoeven alleen te rapporteren over emissies als deze boven de gestelde drempelwaarden uitkomen (zie bijlage 2 van de verordening). De EPRTR-bedrijvenpopulatie in Nederland omvat waarschijnlijk 2.500 bedrijven, waaronder een groot aantal agrarische bedrijven. De inschatting is dat 1.200 van deze bedrijven daadwerkelijk moet rapporteren. Het initiatief om te bepalen of in het kader van E-PRTR moet worden gerapporteerd, ligt bij de bedrijven. Bedrijven kunnen contact opnemen met hun bevoegde gezag voor meer informatie. In Nederland is de E-PRTR geïmplementeerd door de Uitvoeringswet, het Uitvoeringsbesluit en de Uitvoeringsregeling “EG-verordening PRTR en PRTRprotocol”. Zo is onder andere een nieuwe titel ‘Titel 12.3. De EG-verordening PRTR en het PRTR-protocol’ aan de Wet Milieubeheer toegevoegd. Juridisch gezien is nu sprake van twee afzonderlijke rapportageverplichtingen (Milieujaarverslag en het PRTR-verslag). In de praktijk wordt gewerkt met één elektronische applicatie, het e-MJV. 2. Koelwater In geval van doorstroom koelsysteem
Pagina 18 van 26
Voor het koelen van de inrichting van de vergunninghouder wordt gebruik gemaakt van een doorstroom koelsysteem waarbij het koelwater na gebruik rechtstreeks via LPT 1 en LPT 2 in het Wilhelminakanaal wordt gebracht. Het koelwaterdebiet bedraagt maximaal 293 m3/uur. De met het koelwater in het oppervlaktewater te brengen hoeveelheid warmte bedraagt maximaal 3,96 MW, terwijl de temperatuur van het koelwater maximaal 35 °C bedraagt. Beleid ten aanzien van warmtelozingen Sinds 21 juni 2005 is het CIW rapport “beoordelingssystematiek warmtelozingen” vastgesteld. Dit rapport beoordeelt thermische lozingen op basis van de emissieimmissieaanpak. Belangrijke uitgangspunten zijn minimalisatie van de ecologische gevolgen van de opwarming van het oppervlaktewater en van de inname van oppervlaktewater voor koeldoeleinden. In het rapport wordt geconcludeerd dat minimalisatie van het debiet grotere voordelen voor het aquatische milieu lijkt op te leveren dan strikte limitering van de lozingstemperatuur. Door minimalisatie van het debiet worden minder organismen ingezogen, wordt het gebruik van chemicaliën gereduceerd en wordt er minder energie verbruikt. In dit rapport worden een aantal berekeningsmethodes aangedragen om de lozing van warmte te beoordelen. Binnen Rijkswaterstaat is afgesproken dat als eerste beoordeling van de koelwaterlozing de sneltoets gebruikt zal worden (bijlage 3 en 4 van het CIWrapport). De sneltoets bestaat uit een mengzone- en een opwarmingstoets. De mengzonetoets vergelijkt, op basis van een worstcasebenadering, de grootte van de warmtepluim met de grootte van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam. Volgens deze toets mag de natte dwarsdoorsnede (T> 30°C) van de pluim niet meer zijn dan ¼ van de natte dwarsdoorsnede van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam. Indien de lozing lager scoort dan ¼ voldoet de lozing, zelfs onder de slechtste omstandigheden, aan het beoordelingskader uit het CIW-rapport. Als de lozing hoger scoort dan ¼ kan het zijn dat de lozing niet voldoet. De waterbeheerder kan in dat geval aanvullende eisen aan de lozing stellen zoals het koppelen van de omvang van de warmtelozing aan de actuele afvoer en de temperatuur van het oppervlaktewater. De opwarmingstoets brengt de opwarming van het oppervlaktewater na volledige menging in kaart. Er wordt rekening gehouden met de andere warmtelozingen die plaatsvinden op hetzelfde watersysteem. Het oppervlaktewater mag per lozer niet meer dan 3°C worden opgewarmd. Bij de opwarmingstoets wordt uitgegaan van een maximale temperatuur van 28°C (water aangewezen voor karperachtigen), welke 98 % van de tijd niet mag worden overschreden. De achtergrondtemperatuur wordt per stroomgebied aangewezen. Indien de lozing hoger scoort dan 3 graden opwarming of als de opwarming van de achtergrondtemperatuur leidt tot een overschrijding van de maximale temperatuur (28°C voor water aangewezen voor karperachtigen) voldoet de lozing niet. De waterbeheerder kan in dat geval aanvullende eisen aan de lozing stellen. De warmtevracht wordt berekend met de formule: P = Q ×ΔT × ρ × cp
Pagina 19 van 26
waarin: P = Warmtelast (Wth) Q = Koelwaterdebiet (m3/ s) ΔT = Temperatuurverschil over het koelsysteem (K) ρ = Soortelijke massa water (1000 kg / m3) cp = Soortelijke warmte (4187 J / kg / K) Doorgaans wordt de warmtevracht uitgedrukt in MWth en dan wordt de formule: P (MWth) = Q × ΔT × 4.187 De warmtelast verandert met deze wijziging niet. 5. Procedure 5.1 Algemeen De Waterwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het verlenen van een vergunning of wijziging daarvan voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing zijn. In het Waterbesluit zijn hierop uitzonderingen gemaakt. Een dergelijke uitzondering is in dit geval niet van toepassing. Van het ontwerpbesluit is kennisgegeven in de Staatscourant en in het Weekblad Oosterhout van 28 januari 2015. Advies RUD Aangezien de lozing plaatsvindt vanuit een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort, is advies gevraagd aan de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. De omgevingsdienst is uitvoerend bevoegd gezag ten aanzien van de bestaande omgevingsvergunning milieu op grond van de Wabo. Overeenkomstig artikel 6.27, lid 4, van de Waterwet heeft Omgevingsdienst Middenen West-Brabant bij brief van 7 juli 2014 een advies uitgebracht met het oog op de samenhang tussen beide vergunningen. Het advies is ontvangen op 9 juli 2014. De Omgevingsdienst Midden- en West- Brabant is door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant gemandateerd voor het afhandelen van het verzoek tot advies. De Omgevingsdienst ziet geen aanleiding om de vigerende omgevingsvergunning milieu aan te passen. Een gecoördineerde voorbereiding met de vergunning voor het wijzigen van de inrichting op grond van de Wabo is op basis van het advies niet noodzakelijk.
Pagina 20 van 26
5.2 Behandeling van zienswijzen De beschikking c.a. heeft van 30 januari 2015 tot en met 12 maart 2015 ter visie gelegen bij Rijkswaterstaat Zuid-Nederland te Maastricht en bij de gemeente Oosterhout. Gedurende de periode van tervisielegging zijn geen zienswijzen ingediend. 6. Conclusie De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen bestaan daarom geen bezwaren tegen het wijzigen van de gevraagde vergunning. 7. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, Namens deze, hoofd Vergunningverlening Rijkswaterstaat Zuid-Nederland,
Pagina 21 van 26
8. Mededelingen Voor meer informatie over dit besluit kunt u terecht bij de in dit besluit genoemde contactpersoon. De contactgegevens staan in de begeleidende brief bij dit besluit. De contactpersoon kan uw vragen beantwoorden en het besluit met u doornemen. Om te bepalen of u meer informatie wilt, kunnen de volgende vragen en aandachtspunten u helpen: Is de inhoud van het besluit duidelijk en is helder wat het concreet voor u betekent? Kunt u beoordelen of het besluit inhoudelijk juist is of niet? Of heeft u behoefte aan een toelichting? Kloppen de gegevens over u in het besluit en heeft u alle gegevens verstrekt? Ook wanneer u andere vragen heeft over het besluit of de procedure, of wanneer u zich op een of andere manier heeft gestoord aan de wijze waarop bij de besluitvorming met u of uw belangen is omgegaan, kunt u contact opnemen. Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van een beroepschrift: Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? Welk doel wilt u met uw beroep bereiken? Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? Hoe dient u beroep in? Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een beroepschrift indient dan kunt u het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan: uw naam en adres; een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en zo mogelijk een kopie van het besluit; de reden waarom u beroep instelt; de datum en uw handtekening. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in rekening gebracht.
Pagina 22 van 26
Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Overige mededelingen: Een afschrift van het besluit is verzonden aan: 1. Het Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag; 2. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, Postbus 10150, 4900 GB Oosterhout. 3. Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, Postbus 75, 5000 AB Tilburg. 4. De regionaal directeur van het Rijksvastgoedbedrijf, Postbus 2222, 4800 CE Breda, die zich met betrekking tot het gebruik van staatseigendom(men) schriftelijk tot u kan wenden. 5. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, Postbus 90150, 5200 MC ’s-Hertogenbosch. 6. Het waterschap Brabantse Delta, Postbus 5520, 4801 DZ Breda.
Pagina 23 van 26
Bijlage 1, Begripsbepalingen Behorende bij de beschikking van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden. In deze beschikking wordt verstaan onder: 1. ’Aanvraag’: De aan deze beschikking ten grondslag liggende aanvraag is op 24 april 2014 binnengekomen bij Rijkswaterstaat Zuid-Nederland en geregistreerd onder nummer OLO nummer 1280051 en 0.28.0957.A.wtw19688, 2. ‘Afdeling handhaving: de afdeling Handhaving van Rijkswaterstaat ZuidNederland, Postbus 25, 6200 MA Maastricht; 3. ‘Afvalwater’: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; 4. BPRW 2009-2015: het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 20092015, zoals dat op 22 december 2009 in werking is getreden (te downloaden van www.rijkswaterstaat.nl) 5. ‘Concentratie’: het gehalte van een (som-)parameter, uitgedrukt in mg/l of g/l; 6. ‘Effluent’: afvalwater afkomstig uit een installatie waarin dit afvalwater een zuiveringstechnische behandeling heeft ondergaan; 7. ‘Etmaalmonster’: een representatief genomen monster van het afvalwater over een periode van 24 uur; 8. ‘Het afvalwaterwerk’: de voorziening die is aangelegd of wordt gebruikt voor de inzameling en lozing van afvalwater; 9. ‘Inlaattemperatuur’: de temperatuur van het onttrokken oppervlaktewater bepaald op het innamepunt; 10. ‘IPPC-installatie’: Installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage 1 van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies. 11. ‘Jaarvracht’: de vracht uitgedrukt in kg per jaar bepaald als het voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van N dagvrachten vermenigvuldigd met het aantal lozingsdagen in de achterliggende periode van 365 dagen. Er dienen N dagvrachten te worden bepaald over een periode van 365 dagen; 12. Kaderrichtlijn Water (KRW): richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid; 13. KRW-waterlichaam: volgens artikel 2, lid 10, van de richtlijn 2000/60/EG is een KRW-waterlichaam een te onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlijke omvang, zoals een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een deel van een stroom, rivier of kanaal, een overgangswater of een strook kustwater; 14. ‘Lozingspunt’: een punt van waaruit afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam wordt geloosd/gebracht; 15. ‘Meetpunt’: een intern controlepunt; 16. ‘Ongewoon voorval’: een voorval waardoor nadelige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan;
Pagina 24 van 26
17. ’Onttrekken’: het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewaterlichaam; 18. ‘Ontvangstdatum aanvraag’: eerste datum dat de aanvraag ontvangen is bij een bestuursorgaan. 19. Oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wtw, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna; 20. ‘Som metalen’: het totaal van de concentraties van de volgende metalen: arseen, chroom, koper, lood, nikkel en zink; en kwik, cadmium, molybdeen…; 21. ‘Steekmonster’: een op enig moment genomen monster van het afvalwater; 22. ‘Vergunninghouder’: diegene die krachtens de vergunning handelingen verricht; 23. ‘Voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden’: andere dan de reguliere bedrijfsomstandigheden, niet zijnde een ongewoon voorval, zoals onderhoudsen reparatiewerkzaamheden, storingen, korte stilleggingen en het opstarten of het definitief buiten bedrijf stellen van een proces- of afvalwaterzuiveringsinstallatie of onderdelen hiervan. 24. ‘Warmtevracht’ (bij een per dagmeting): De warmtevracht is gebaseerd op het daggemiddelde debiet en de daggemiddelde temperatuur op de lozingspunten gecorrigeerd voor de daggemiddelde innamentemperatuur; 25. ‘Warmtevracht’ (bij een uurmeting): De warmtevracht is gebaseerd op het momentane debiet en de lozings-temperatuur ter plaatse van de monsterput gecorrigeerd voor de innametemperatuur. Het temperatuurverschil tussen de innametemperatuur en het geloosde koelwater moet bepaald worden binnen een tijdspanne van 1 uur; 26. ‘Waterbeheerder’: de minister van Infrastructuur en Milieu, per adres de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Zuid-Nederland, Postbus 25, 6200 MA te Maastricht; 27. ‘Werkzaamheden: het maken, aanleggen, houden, onderhouden en opruimen van het op grond van de vergunning (te behouden) werk; 28. empirische lozingseis: lozingseis die is bepaald op basis van een historische meetreeks van de concentraties stoffen in de lozing; 29. theoretische lozingseis: andere lozingseis dan een empirische lozingseis;
Pagina 25 van 26
Bijlage 2, Analysevoorschriften Behorende bij de beschikking van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden. De in de vergunning genoemde stoffen en/of parameters dienen te worden bepaald volgens de voorschriften, vermeld in de 'methoden voor de analyse voor afvalwater' van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI): Stof/parameter: Chemisch zuurstofverbruik (CZV)
NEN-nummer: NEN 6633
Kjeldahlstikstof Nitriet- en nitraatstikstof
ISO-5663 of NEN6646 NEN-EN-ISO 13395
Fosfaat (totaal) Sulfaat
NEN-ISO 15681-1 en NEN-ISO 15681-2 NEN-EN-ISO 10304-2
Chloride pH-zuurgraad
NEN-EN-ISO 15682 NEN-EN 10523
Temperatuur Zuurstofgehalte
NEN 6414 NEN-ISO 5813 of NEN-ISO 5814
Onopgeloste bestanddelen Chroom (als Cr) (VI)
NEN-EN 872 ISO 11083
Chroom (als Cr) (totaal)
NEN 6966 volgens en NEN 6961 NEN 6966 volgens en NEN 6961 NEN 6966 volgens en NEN 6961 NEN 6966 volgens en NEN 6961
Koper (als Cu) Lood (als Pb) Nikkel (als Ni)
NEN-EN-ISO 15587-1 NEN-EN-ISO 15587-1 NEN-EN-ISO 15587-1 NEN-EN-ISO 15587-1
Zink (als Zn)
NEN 6966 volgens NEN-EN-ISO 15587-1 en NEN 6961
IJzer (als Fe)
NEN 6966 volgens NEN-EN-ISO 15587-1 en NEN 6961
Minerale olie
NEN-EN-ISO 9377-2
Een wijziging in het normblad treedt automatisch inwerking 6 weken nadat de wijziging in de Staatscourant is gepubliceerd. Indien de vergunninghouder een andere, vergelijkbare methode wil gebruiken, behoeft dit voorafgaand de schriftelijke toestemming van de waterbeheerder.
Pagina 26 van 26