De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Den Haag
Ons kenmerk
3 juli 2007
PLW/2007/18216
Onderwerp
Kwaliteit EVC
Naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant van 14 juli 2006 over de bescherming van HBO-diploma’s zijn Kamervragen gesteld door het toenmalige lid Vergeer (SP) over de vrijstelling voor opleidingen door elders verworven competenties (EVC). In aanvulling op deze vragen hebben het Kamerlid Joldersma en het toenmalige Kamerlid Mosterd (beiden CDA) eveneens vragen gesteld over dit onderwerp aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In de beantwoording van de Kamervragen van Mosterd/Joldersma en Vergeer is een ambtelijke commissie aangekondigd. Met deze brief informeer ik u over de resultaten van deze ambtelijke commissie. Deze aanbevelingen neem ik over. Probleemstelling In de Kamervragen zijn twee problemen aan de orde gesteld. a. Is de kwaliteit van EVC-trajecten op instellingen zodanig dat het civiele effect van een door EVC verkregen certificaat of diploma gelijkwaardig is aan dat van een certificaat of diploma verkregen via een regulier onderwijstraject? b. Is EVC een werkwijze waarmee scholen geld kunnen verdienen door wel vrijstellingen te geven, maar verder de volledige (rendements)bekostiging te innen? De probleemstelling van de ambtelijke commissie is hiervan afgeleid: a. Is de kwaliteitsborging van EVC-procedures en trajecten zodanig geregeld, dat er geen risico’s bij de uitgifte van door de minister gegarandeerde certificaten en diploma’s optreden voor zover die mede op basis van EVC worden verkregen? b. Is de uitvoering van EVC zodanig dat er geen misbruik of oneigenlijk gebruik van rijksbekostiging te voorzien is?
Projectdirectie Leren & Werken is een samenwerking tussen de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Anna van Hannoverstraat 4, Postbus 90801, 2509 LV Den Haag, www.lerenwerken.nl Contactpersoon: , T +31-70-3334700,
1
De commissie bestond uit ambtenaren van de verantwoordelijke beleidsdirecties binnen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de projectdirectie Leren en Werken en medewerkers van de Inspectie van het Onderwijs, het Kwaliteitscentrum Examinering (KCE), de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) en het Kenniscentrum EVC. De bevindingen De bevindingen: a. Kwaliteitsborging van EVC: Met de kwaliteitscode is het hele traject van EVC tot en met het eventueel verlenen van een diploma en het toezicht op dit proces goed geregeld. De toepassing van de code gebeurt nu op vrijwillige basis. De evaluatie van de code moet inzicht bieden in het (nog) niet gebruiken van de code en de eventuele noodzaak van aanvullende maatregelen. b. Misbruik en oneigenlijk gebruik: In de notities Helderheid in de Bekostiging staan de richtlijnen duidelijk beschreven. Door het toenemende aantal EVC-trajecten, is wel transparante informatie nodig in de omvang van EVC en de onderwijstrajecten die daarop volgen. Ik onderschrijf de bevindingen van de ambtelijke commissie. Hieronder zal ik per bevinding een toelichting geven: Ad a. De kwaliteit van EVC De huidige kwaliteitsgaranties Een EVC-procedure bestaat uit twee onderdelen: a. Een inhoudelijk deel: het proces van het inzichtelijk maken en toetsen van verworven competenties; b. Een formeel deel: het proces van formele erkenning van verworven competenties in de vorm van het verlenen van vrijstellingen, certificaten of diploma’s. De commissie constateert dat er een kwaliteitsgarantie zit in de toepassing van EVC door de bepaling in zowel de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB) als de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (WHW) dat het onder b. genoemde formele deel (van het eventueel verstrekken van diploma’s of certificaten op basis van EVC of het verlenen van vrijstellingen) alleen mag gebeuren door de wettelijk voorgeschreven examencommissies op de instellingen. In de onderwijs- en examenregeling (OER) van mboinstellingen, moet conform art 7.4.8. lid 1 sub j beschreven worden op welke wijze de examencommissie rekening houdt met dergelijke competenties. Ook is er een toezicht op deze examencommissies, in de BVE-
Projectdirectie Leren & Werken is een samenwerking tussen de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Anna van Hannoverstraat 4, Postbus 90801, 2509 LV Den Haag, www.lerenwerken.nl Contactpersoon: , T +31-70-3334700,
2
sector door KCE, in de HO-sector door de VBI’s 1. Daarbij dient aangetekend te worden dat de inspectie onderzoek doet naar de betrouwbaarheid van examinering in het HO. Vrijstellingen en EVC zijn daar onderdeel van. Dit onderzoek wordt begin 2008 afgerond. Van de bevindingen daarvan wordt u te zijner tijd op de hoogte gesteld.
Nieuw: de kwaliteitscode EVC Om de kwaliteit van EVC te waarborgen, heeft het Kenniscentrum EVC in overleg met de projectdirectie Leren en Werken, KCE, NVAO, de Stichting van de Arbeid, Colo, MBO Raad, HBO-Raad, CWI en AOC- raad een kwaliteitscode ontwikkeld. Deze kwaliteitscode is afgeleid van de binnen de Europese Unie vastgelegde principes voor validering. Deze kwaliteitscode is in het bijzonder voor het onder a. genoemde inhoudelijke deel ontwikkeld. Wat tot het moment van de invoering van deze kwaliteitscode EVC niet bestond, is een expliciete set van kwaliteitscriteria voor het boven a. genoemde inhoudelijke deel. Er is een veelheid aan procedures en werkwijzen, zodat de examencommissies ook met een veelheid aan uitkomsten van EVC worden geconfronteerd. Dit levert weer risico’s in de beoordeling ervan op. De code is ingevoerd met de ondertekening van het convenant op 14 november 2006 door de aanbieders, de vragers en de overheid: -
de aanbieders: de brancheorganisaties van de bekostigde en de niet-bekostigde onderwijsinstellingen (MBO Raad, HBO-Raad, Paepon) alsmede Colo als brancheorganisatie van de kenniscentra; Beroepsonderwijs-Bedrijfsleven en de Open Universiteit als aanbieder van EVC in het WO
-
de vragers: de Stichting van de Arbeid en het CWI;
-
de overheid, als belangrijke stakeholder en als vertegenwoordiger van de EVC-vragende individuen.
De ondertekenaars dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitscode. De kwaliteitscode geeft expliciete voorschriften voor hoe het inhoudelijke deel er moet uitzien en regelt het toezicht daarop. De code benoemt kwaliteitsaspecten van het verzamelen, ordenen en valideren van verworven competenties. De code doet dat door een nieuw begrip te introduceren: de EVC-rapportage. Dit wordt gedefinieerd als: ’’ Een document waarin het resultaat van een EVC-procedure is vastgelegd. De EVCrapportage beschrijft welke competenties de deelnemer heeft in vergelijking met de gehanteerde standaard’’. De kwaliteitscode definieert dus wat EVC is.
1
VBI’s: Visiterende en beoordelende Instanties die in opdracht van de instellingen een beoordeling van de opleiding uitvoeren (in het hoger onderwijs). Het NVAO is de accrediterende en toetst de externe beoordeling van de VBI’s. Projectdirectie Leren & Werken is een samenwerking tussen de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Anna van Hannoverstraat 4, Postbus 90801, 2509 LV Den Haag, www.lerenwerken.nl Contactpersoon: , T +31-70-3334700,
3
Het is geen intake, het is geen deel van een opleiding, maar een momentopname van wat de competenties van iemand zijn afgezet ten tegen een standaard. Een standaard is een beroepskwalificatie uit Crebo, Croho of een branchekwalificatie2. Iedereen moet na de EVC-rapportage de vrije keuze hebben door te gaan met een opleiding, al dan niet verkort, of het erbij te laten. Er is daarmee dus sprake van scheiding van EVC en verlening van diploma’s en certificaten. Instellingen die ervoor kiezen de code te gebruiken, dienen veel explicieter met EVC om te gaan, en moeten zich onderwerpen aan een beoordeling door een VBI of door KCE dan wel door een door de convenantpartijen voorgedragen beoordelende organisatie. De minister van OCW houdt hier toezicht op en wijst de voorgedragen beoordelende instelling aan. De normering De code biedt een breed kader voor kwaliteit. Het gebruik van de code is vrijwillig. De code is van een normering voorzien. Waar bijvoorbeeld in de code staat dat assessoren aantoonbaar competent moeten zijn, worden in de normering de criteria omschreven. De normering wordt in het najaar van 2007 op basis van de ervaring geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. De normering wordt gebruikt door KCE en de VBI’s en nog nader aan te wijzen beoordelende organisaties. Het register van (voorlopig) erkende aanbieders wordt bijgehouden door het Kenniscentrum EVC. De aanmelding van de EVC-aanbieder als gebruiker van de code is vanaf 1 januari 2007 gestart. Circa de helft van de mbo-instellingen (ROC’s, vakscholen en AOC’s) en hogescholen en een aantal van de kenniscentra is inmiddels voorlopig erkend voor de opleidingen waarvoor ze EVC aanbieden. Stand van zaken m.b.t. de EVC-code De commissie constateert dat de aanmelding van de instellingen nog loopt. Naar verwachting resulteren twee categorieën EVC-aanbieders bij de onderwijsinstellingen: 1. De onderwijsinstellingen die zich committeren aan de EVC-code. Voor deze instellingen geldt dat het hele traject van EVC tot en met het eventueel verlenen van een diploma en het toezicht op dit proces goed geregeld is. Het traject tot en met de EVC-rapportage valt onder de kwaliteitscode. Het vervolgtraject valt onder de beoordelingen op basis van het accreditatiekader van het NVAO en de standaarden (toetsingskaders) van het KCE. De kwaliteitscode en het convenant scheppen ook de mogelijkheid dat andere dan onderwijsinstellingen zich als erkend EVC-aanbieder laten beoordelen en erkennen. 2
Voorbeelden van branchekwalificaties zijn de NIMA-opleidingen, de opleidingen van het Horeca-Brancheinstituut Het gaat om kwalificaties die tenminste gebaseerd zijn op een beroepscompententieprofiel en die bedrijfsoverstijgend zijn. Projectdirectie Leren & Werken is een samenwerking tussen de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Anna van Hannoverstraat 4, Postbus 90801, 2509 LV Den Haag, www.lerenwerken.nl Contactpersoon: , T +31-70-3334700,
4
Deze categorie wordt echter alleen als aanbieder van EVC erkend voor dat deel dat zich toespitst tot het opleveren van de EVC-rapportage. Het recht op het afgeven van diploma’s of certificaten en het verlenen van vrijstellingen is en blijft voorbehouden aan de examencommissies van de onderwijsinstellingen. 2. Instellingen die niet onder de code wensen te functioneren en die toch EVC rapportages aanbieden. Ik garandeer daar nog steeds het civiele effect van de verleende diploma’s, want er is toezicht op de werking van de examencommissies. De examencommissie is verantwoordelijk voor de afgifte van vrijstellingen, diploma’s en certificaten. KCE en VBI’s houden toezicht op de wijze waarop vrijstellingen door een examencommissie worden verleend. Het besluitvormingsproces van EVCrapportage naar vrijstelling, certificaat of diploma wordt beoordeeld. De EVC-procedure en de bijbehorende instrumenten zijn geen onderdeel van de beoordeling. Indien een EVC-rapportage niet afkomstig is van een (voorlopig) erkende EVC-aanbieder en wel heeft geleid tot een vrijstelling, moet de instelling ook de kwaliteit van de procedure en de instrumenten aantonen. KCE en VBI’s houden te allen tijde toezicht op de wijze waarop vrijstellingen door een examencommissie worden verleend. Aanbieders die niet onder de code wensen te functioneren kunnen niet in aanmerking komen voor de fiscale faciliteit voor EVC. Daarmee is er dus een drempel ingebouwd om onder deze categorie instellingen te kunnen vallen. In het najaar van 2007 is een evaluatie van de code en het gebruik ervan voorzien. Op dat moment zal ik een besluit nemen ten aanzien van het verplicht stellen van de code voor het verlenen van vrijstellingen voor delen of het geheel van diploma’s van opleidingen waarvoor OCW het civiele effect garandeert. Ik vind het uiterst belangrijk dat afnemers, werkgevers, werknemers, werkzoekenden, van EVC, zeker weten dat vrijstellingen of diploma’s die op basis van EVC worden verkregen, exact dezelfde waarde hebben als diploma’s die in het onderwijs zijn verkregen. Ik zal u mijn beslissing vóór de jaarwisseling laten weten. Ad b. Voorkomen misbruik en oneigenlijk gebruik De commissie constateert dat zowel in het Beroepsonderwijs en de Volwasseneneducatie als in het Hoger Onderwijs in de notities ‘’Helderheid in de Bekostiging’’ (uit 2003) is onderkend dat EVC kan leiden tot oneigenlijk gebruik en misbruik. In de notitie “Helderheid bekostiging beroepsonderwijs en volwasseneneducatie” is opgenomen dat het mogelijk is dat de deelnemer na een EVC-traject nog maar zeer weinig of in het geheel geen onderwijs nodig heeft om het diploma te behalen. In zo’n geval behoort daar geen bekostiging tegenover te staan. Om die reden is een minimumaantal van 300 klokuren geïntroduceerd waaraan een studieprogramma moet voldoen om voor bekostiging in aanmerking te komen.
Projectdirectie Leren & Werken is een samenwerking tussen de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Anna van Hannoverstraat 4, Postbus 90801, 2509 LV Den Haag, www.lerenwerken.nl Contactpersoon: , T +31-70-3334700,
5
In de notities helderheid is ook onderkend dat EVC kan leiden tot oneigenlijk gebruik en misbruik, als instellingen EVC gebruiken als een middel om outputbekostiging te genereren voor zeer korte trajecten. In beide gevallen is dit niet alleen onderkend, maar ook expliciet onacceptabel verklaard. In het mbo is het niet toegestaan om voor de bepaling of een programma van een deelnemer 850 klokuren telt ook de tijd mee te rekenen die besteed had moeten worden aan het onderwijs als er geen vrijstellingen op basis van EVC waren verleend. In het hbo is bepaald dat diplomabekostiging alleen wordt gegeven als de student die het diploma heeft behaald minimaal de drie jaar voorafgaand aan het verlenen van het diploma was ingeschreven aan de hogeschool. De commissie concludeert dat het bestaande beleid adequaat is geformuleerd en dat het toezicht op de uitvoering van dit beleid adequaat is vormgegeven. Om te kijken of het beleid ook tot het gewenste resultaat leidt, is inzicht nodig in de omvang van EVC op de instellingen en in de aard van de onderwijstrajecten die op EVC volgen. EVC is nu geen onderdeel van het informatiestatuut tussen overheid en instellingen. Aansluitend bij de governance-ontwikkelingen wordt in de richtlijnen voor de jaarverslaglegging van mbo -en hbo-instellingen voor 2008 opgenomen dat gerapporteerd dient te worden over de aantallen EVC-trajecten en de resultaten. Tevens zal deze informatie worden opgenomen in het geïntegreerd jaardocument onder 'resultatenbox'. Ook zal ik bezien hoe het onderwijsnummer ingezet kan worden bij het voorkomen of tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik. Concluderend Wat betreft de kwaliteitsborging van EVC zie ik een absolute meerwaarde van de kwaliteitscode, die ik het liefst zo breed mogelijk toegepast zie worden. De toepassing van de code gebeurt nu op vrijwillige basis. Ik zal daarom in het najaar van 2007 na een evaluatie van de kwaliteitscode, bezien of instellingen de code (nog) niet gebruiken en of er behoefte bestaat aan aanvullende maatregelen. De notities “Helderheid in de Bekostiging” geven voldoende duidelijkheid over wat wel en niet is toegestaan met betrekking tot de EVC-procedure. Er zijn concrete maatregelen genomen om misbruik en oneigenlijk gebruik van EVC te voorkomen. Ik realiseer me wel dat door het toenemende aantal EVC-trajecten, meer inzicht nodig is in de omvang van EVC en de onderwijstrajecten die daarop volgen. Daarom zal ik instellingen verplichten om over EVC te rapporteren in de resultatenbox bij de jaarverslagen. Tot slot In het mbo wordt in de komende jaren hard gewerkt aan de invoering van competentiegericht onderwijs. Het is duidelijk dat die invoering ook consequenties zal hebben voor de uitvoering van EVC. Vanuit de EVCaanbieders wordt aangegeven dat er onzekerheid is over dat onderdeel van het proces. Ik heb daarom het Procesmanagement Competentiegericht Beroepsonderwijs gevraagd mij te adviseren over de wijze waarop EVC ook in de toekomst binnen de nieuwe kwalificatiestructuur verankerd kan worden. Ik heb daarbij het Projectdirectie Leren & Werken is een samenwerking tussen de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Anna van Hannoverstraat 4, Postbus 90801, 2509 LV Den Haag, www.lerenwerken.nl Contactpersoon: , T +31-70-3334700,
6
procesmanagement gevraagd de expertise van het Kenniscentrum EVC te gebruiken. Beide, procesmanagement en kenniscentrum, hebben inmiddels positief gereageerd op dit verzoek.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Projectdirectie Leren & Werken is een samenwerking tussen de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid Anna van Hannoverstraat 4, Postbus 90801, 2509 LV Den Haag, www.lerenwerken.nl Contactpersoon: , T +31-70-3334700,
7