C 138/16
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
28.5.2010
Bekendmaking van de Commissie Aanvullende richtsnoeren betreffende verticale beperkingen in overeenkomsten voor de verkoop en herstelling van motorvoertuigen en voor de distributie van reserveonderdelen voor motorvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)
(2010/C 138/05) I. INLEIDING 1. Het doel van deze richtsnoeren (1) Deze richtsnoeren zetten de beginselen uiteen die als maat staf dienen om specifieke kwesties in verband met verticale beperkingen in overeenkomsten voor de verkoop en her stelling van motorvoertuigen en voor de distributie van reserveonderdelen aan artikel 101 van het Verdrag betref fende de werking van de Europese Unie (1) te toetsen. Deze richtsnoeren horen bij Verordening (EU) nr. 461/2010 van de Commissie betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Euro pese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onder ling afgestemde feitelijke gedragingen in de motorvoertui gensector (2) (hierna „de groepsvrijstellingsverordening mo torvoertuigen” genoemd) en zijn bedoeld om ondernemin gen te helpen dit soort overeenkomsten zelf te beoordelen. (2) Deze richtsnoeren geven een toelichting met betrekking tot vraagstukken die voor de motorvoertuigensector van bijzonder belang zijn, alsmede een interpretatie van een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toe passing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedra gingen (3) (hierna „de algemene verticale groepsvrijstellings verordening” genoemd). Zij laten de toepassing van de algemene richtsnoeren inzake verticale beperkingen (4) (hierna „de algemene verticale richtsnoeren” genoemd) on verlet en dienen dan ook te worden gelezen in samenhang met en als aanvulling op die algemene verticale richt snoeren. (3) De onderhavige richtsnoeren gelden zowel voor verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedra gingen met betrekking tot de voorwaarden waaronder de partijen reserveonderdelen kunnen kopen, verkopen of we derverkopen en/of herstellings- en onderhoudsdiensten voor motorvoertuigen kunnen verrichten, als voor verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedra gingen met betrekking tot de voorwaarden waaronder de partijen nieuwe motorvoertuigen kunnen kopen, verkopen (1) De artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag zijn sinds 1 december 2009 de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De respectieve bepalingen zijn in wezen identiek. Voor zover van toepassing, dienen in deze richtsnoeren de verwijzingen naar de artikelen 101 en 102 VWEU te worden gelezen als verwijzingen naar de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag. Bij het VWEU zijn ook enkele wijzigingen in de termi nologie aangebracht, zoals de vervanging van „Gemeenschap” door „Unie” en van „gemeenschappelijke markt” door „interne markt” In deze richtsnoeren wordt de terminologie van het VWEU gebezigd. (2) PB L 129 van 28.5.2010, blz. 52. (3) PB L 102 van 23.4.2010, blz. 1. (4) PB C 130 van 19.5.2010, blz. 1.
of wederverkopen. Zoals uiteengezet in deel II van de onderhavige richtsnoeren, blijft deze laatste categorie over eenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen tot en met 31 mei 2013 onder de desbetreffende bepalin gen van Verordening (EG) nr. 1400/2002 van de Com missie van 31 juli 2002 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedra gingen in de motorvoertuigensector (5) vallen. Ten aanzien van verticale overeenkomsten en onderling afgestemde fei telijke gedragingen betreffende de koop, verkoop of weder verkoop van nieuwe motorvoertuigen, gelden deze richt snoeren derhalve pas vanaf 1 juni 2013. De onderhavige richtsnoeren zijn niet van toepassing op verticale overeen komsten in andere sectoren dan die van de motorvoer tuigen, en de hierin uiteengezette beginselen zijn niet noodzakelijkerwijs toepasbaar bij de beoordeling van over eenkomsten in andere sectoren. (4) Deze richtsnoeren laten de mogelijke parallelle toepassing van artikel 102 van het Verdrag op verticale overeenkom sten in de motorvoertuigensector of de eventueel door het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de toepassing van artikel 101 van het Verdrag op verticale overeenkomsten gegeven uitlegging onverlet. (5) Tenzij anders vermeld, gelden de in deze richtsnoeren uit eengezette analyse en argumenten voor alle handels niveaus. De termen „leverancier” en „distributeur” (6) wor den voor alle handelsniveaus gebruikt. De algemene ver ticale groepsvrijstellingsverordening en de groepsvrijstel lingsverordening motorvoertuigen worden hier tezamen „de groepsvrijstellingsverordeningen” genoemd. (6) De in deze richtsnoeren uiteengezette normen moeten in elk afzonderlijk geval worden toegepast met inachtneming van de feitelijke en juridische omstandigheden van dat geval. De Commissie zal deze richtsnoeren op redelijke en flexibele wijze toepassen (7) en daarbij rekening houden met de ervaring die zij bij de vervulling van haar hand havings- en markttoezichttaken heeft opgedaan. (7) Uit de handhaving van de mededingingsregels in deze sec tor tot dusver blijkt dat bepaalde beperkingen ofwel als gevolg van uitdrukkelijke, directe contractuele verplichtin gen, ofwel via indirecte verplichtingen tot stand kunnen worden gebracht, dan wel met indirecte middelen, waar mee niettemin hetzelfde mededingingsverstorende resultaat (5) PB L 203 van 1.8.2002, blz. 30. (6) Distributeurs op detailhandelsniveau worden in de sector meestal „dealers” genoemd. (7) Sinds de modernisering van de mededingingsregels van de Unie ligt de verantwoordelijkheid voor een dergelijke beoordeling in de eerste plaats bij de partijen bij een overeenkomst. De Commissie kan ech ter, uit eigen beweging of na een klacht, overeenkomsten op hun verenigbaarheid met artikel 101 van het Verdrag onderzoeken.
28.5.2010
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
wordt bereikt. Een leverancier die het concurrentiegedrag van een distributeur wil beïnvloeden, kan bijvoorbeeld overgaan tot bedreigingen of intimidatie, waarschuwingen of sancties. Ook kan hij leveringen vertragen of schorsen, of ermee dreigen de contracten op te zeggen van distribu teurs die aan buitenlandse consumenten verkopen of een bepaald prijspeil niet in acht nemen. Als er transparante relaties tussen de contractpartijen zijn, is doorgaans het risico kleiner dat fabrikanten hun toevlucht nemen tot dergelijke indirecte vormen van druk om mededingings verstorende resultaten te bereiken. Een gedragscode is een van de middelen om in zakelijke betrekkingen tussen partijen tot grotere transparantie te komen. Een gedrags code kan onder meer bepalingen bevatten met betrekking tot opzegtermijnen voor het beëindigen van contracten, die afhankelijk kunnen zijn van de looptijd van het con tract, de compensatie die verschuldigd is voor uitstaande relatiespecifieke investeringen van de dealer indien het contract zonder geldige reden vervroegd wordt opgezegd, en arbitrage als alternatief mechanisme voor geschillen beslechting. Indien een leverancier een dergelijke gedrags code in zijn overeenkomsten met distributeurs en herstel lers opneemt, deze gedragscode algemeen beschikbaar stelt, en de bepalingen daarvan in acht neemt, wordt dit bij de beoordeling van het handelen van de leverancier in een individueel geval als een relevante factor in aanmer king genomen.
2. De structuur van deze richtsnoeren (8) Deze richtsnoeren zijn als volgt gestructureerd:
a) het toepassingsbereik van de groepsvrijstellingsverorde ning motorvoertuigen en de verhouding tot de alge mene verticale groepsvrijstellingsverordening (deel II);
b) de toepassing van de aanvullende bepalingen van de groepsvrijstellingsverordening motorvoertuigen (deel III);
c) de beoordeling van specifieke beperkingen: merkexclu siviteit en selectieve distributie (deel IV).
II. HET TOEPASSINGSBEREIK VAN DE GROEPSVRIJSTELLINGSVERORDENING MOTORVOERTUIGEN EN DE VERHOUDING TOT DE ALGEMENE VERTICALE GROEPSVRIJSTELLINGSVERORDENING (9) De groepsvrijstellingsverordening motorvoertuigen geldt, overeenkomstig artikel 4 daarvan, voor verticale overeen komsten betreffende de koop, verkoop of wederverkoop van reserveonderdelen voor motorvoertuigen en voor de verrichting van herstellings- en onderhoudsdiensten voor motorvoertuigen.
(10) Met artikel 2 van de groepsvrijstellingsverordening motor voertuigen wordt de toepassing van de desbetreffende be palingen van Verordening (EG) nr. 1400/2002 verlengd
C 138/17
tot en met 31 mei 2013 voor zover het verticale over eenkomsten voor de koop, verkoop of wederverkoop van nieuwe motorvoertuigen betreft. Vanaf 1 juni 2013 vallen, overeenkomstig artikel 3 van de groepsvrijstellingsverorde ning motorvoertuigen, verticale overeenkomsten voor de koop, verkoop en wederverkoop van nieuwe motorvoer tuigen onder de algemene verticale groepsvrijstellingsver ordening (1). (11) Het in het nieuwe kader gemaakte onderscheid tussen markten voor de verkoop van nieuwe motorvoertuigen en de vervolgmarkten voor motorvoertuigen weerspiegelt de verschillende concurrentievoorwaarden op die markten. (12) Uit een diepgaande marktanalyse zoals opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie over de werking van Verordening (EG) nr. 1400/2002 van 28 mei 2008 (2) en in de mededeling van de Commissie „Het toekomstige kader voor het mededingingsrecht in de motorvoertuigen sector” van 22 juli 2009 (3) blijkt dat er geen aanzienlijke tekortkomingen op het gebied van de mededinging zijn die de sector van de distributie van nieuwe motorvoertuigen van andere economische sectoren onderscheiden en die de toepassing van andere en strengere regels dan de in de algemene verticale groepsvrijstellingsverordening vast gestelde regels zouden kunnen vergen. Bijgevolg zullen de toepassing van een marktaandeeldrempel van 30 % (4), het feit dat bepaalde verticale beperkingen niet worden vrijgesteld en de voorwaarden van de algemene verticale groepsvrijstellingsverordening er doorgaans voor zorgen dat verticale overeenkomsten voor de distributie van nieuwe motorvoertuigen aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen zonder dat aanvullende voorwaarden nodig zijn die verder gaan dan die welke voor andere sectoren gelden. (13) Om alle marktdeelnemers evenwel de tijd te gunnen zich aan de algemene regeling aan te passen, wordt, met name gelet op langlopende relatiegebonden investeringen, de toepassingstermijn van Verordening (EG) nr. 1400/2002 met drie jaar verlengd tot en met 31 mei 2013 ten aan zien van de voorwaarden die specifiek betrekking hebben op verticale overeenkomsten voor de koop, verkoop of wederverkoop van nieuwe motorvoertuigen. Van 1 juni 2010 tot en met 31 mei 2013 gelden de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1400/2002 die betrekking heb ben op zowel overeenkomsten voor de distributie van nieuwe motorvoertuigen als overeenkomsten voor (1) Het feit dat Verordening (EG) nr. 1400/2002 verstrijkt en door een nieuw, in deze richtsnoeren toegelicht rechtskader wordt vervangen, behoeft op zich niet te betekenen dat bestaande contracten dienen te worden beëindigd. Zie bijvoorbeeld het arrest van het Hof van 7 september 2006, zaak C-125/05, Vulcan Silkeborg A/S/Skandinavisk Motor Co. A/S, Jurispr. blz. I-7637. 2 ( ) SEC(2008) 1946. (3) COM(2009) 388. (4) Overeenkomstig artikel 7 van de algemene verticale groepsvrijstel lingsverordening vindt de berekening van deze marktaandeeldrempel in de regel plaats aan de hand van gegevens betreffende de waarde van de verkopen op de markt of, ingeval dergelijke gegevens niet beschikbaar zijn, aan de hand van andere betrouwbare marktinfor matie, waaronder de omvang van de verkopen op de markt. In dat verband neemt de Commissie nota van het feit dat, wat de distributie van nieuwe motorvoertuigen betreft, in deze bedrijfstak marktaan delen thans worden berekend aan de hand van het aantal door de leverancier op de betrokken markt afgezette voertuigen, hetgeen ook alle motorvoertuigen omvat die, op grond van hun kenmerken, hun prijzen en het gebruik waartoe zij zijn bestemd, door de koper als onderling verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd.
C 138/18
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
de koop, verkoop en wederverkoop van reserveonderdelen voor motorvoertuigen en/of het verrichten van herstel lings- en onderhoudsdiensten, alleen ten aanzien van de eerstgenoemde groep. Gedurende die periode zullen de onderhavige richtsnoeren niet worden gebruikt om de be palingen van Verordening (EG) nr. 1400/2002 uit te leg gen. In plaats daarvan, moet de verklarende brochure bij die verordening (1) worden geraadpleegd. (14) Wat betreft verticale overeenkomsten met betrekking tot de voorwaarden waarop de partijen reserveonderdelen voor motorvoertuigen kunnen kopen, verkopen of weder verkopen en/of herstellings- en onderhoudsdiensten voor motorvoertuigen kunnen verrichten, is de groepsvrijstel lingsverordening motorvoertuigen vanaf 1 juni 2010 van toepassing. Dit betekent dat, willen die overeenkomsten op grond van artikel 4 van die verordening op een vrijstelling aanspraak kunnen maken, zij niet alleen moeten voldoen aan de voorwaarden voor een vrijstelling uit hoofde van de algemene verticale groepsvrijstellingsverordening, maar dat zij ook geen van de in artikel 5 van de groepsvrijstellings verordening motorvoertuigen genoemde ernstige beperkin gen van de mededinging, veelal hardcore beperkingen ge noemd, mogen bevatten. (15) Gezien het doorgaans merkspecifieke karakter van de markten voor herstellings- en onderhoudsdiensten en voor de distributie van reserveonderdelen, is de concurren tie op deze markten inherent minder scherp dan op de markt voor de verkoop van nieuwe motorvoertuigen. Ook al is, dankzij de technologische verbeteringen, de betrouw baarheid toegenomen en de tijd tussen servicebeurten lan ger geworden, toch wordt deze ontwikkeling ingehaald door een tendens van stijgende prijzen voor individuele herstellings- en onderhoudsopdrachten. Op de markten voor reserveonderdelen krijgen onderdelen met het merk van motorvoertuigfabrikanten te maken met concurrentie van onderdelen die door leveranciers van originele uitrus tingsstukken (Original Equipment Suppliers, OES) en an dere partijen worden geleverd. Een en ander houdt de prijzen op die markten onder druk, hetgeen dan weer de prijzen op de herstellings- en onderhoudsmarkten onder druk houdt, omdat reserveonderdelen een hoog percentage van de kosten van een gemiddelde herstelling vertegen woordigen. Bovendien vertegenwoordigen herstelling en onderhoud samen een zeer groot aandeel van de totale uitgaven van consumenten aan motorvoertuigen, die op hun beurt een aanzienlijk deel van het gemiddelde budget van de consumenten vormen. (16) Om specifieke mededingingsproblemen aan te pakken die zich op de vervolgmarkten voor motorvoertuigen voor doen, is de algemene verticale groepsvrijstellingsverorde ning in de groepsvrijstellingsverordening motorvoertuigen aangevuld met nog drie hardcore beperkingen met betrek king tot overeenkomsten voor de herstelling en het onder houd van motorvoertuigen en tot de levering van reserve onderdelen. Nadere uitleg over die deze bijkomende hard core beperkingen is te vinden in deel III van deze richt snoeren. (1) Verklarende brochure bij Verordening (EG) nr. 1400/2002 van de Commissie van 31 juli 2002 — Distributie en klantenservice van motorvoertuigen in de Europese Unie.
28.5.2010
III. DE TOEPASSING VAN DE AANVULLENDE BEPALIN GEN VAN DE GROEPSVRIJSTELLINGSVERORDENING MOTORVOERTUIGEN (17) Overeenkomsten kunnen niet voor de groepsvrijstelling in aanmerking komen indien zij hardcore beperkingen bevat ten. Deze beperkingen worden genoemd in artikel 4 van de algemene verticale groepsvrijstellingsverordening en in artikel 5 van de groepsvrijstellingsverordening motorvoer tuigen. Wanneer een van die beperkingen in een overeen komst is opgenomen, leidt dat tot het vermoeden dat de overeenkomst onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag valt. Een en ander leidt ook tot het vermoeden dat die overeenkomst waarschijnlijk niet aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoet, hetgeen dan ook de reden is waarom de groepsvrijstelling niet van toepassing is. Dit is evenwel een weerlegbaar vermoeden dat ondernemingen de mogelijkheid laat om in een indi vidueel geval aan te voeren dat er sprake is van efficiëntie verbeteringen in de zin van artikel 101, lid 3, van het Verdrag („efficiency defence”). (18) Een van de doelstellingen van de Commissie in het mede dingingsbeleid ten aanzien van de motorvoertuigensector is de toegang van fabrikanten van reserveonderdelen tot de vervolgmarkten voor motorvoertuigen te beschermen, zo dat concurrerende merken van reserveonderdelen beschik baar blijven voor zowel onafhankelijke als erkende herstel lers, maar ook voor groothandelaren in onderdelen. De beschikbaarheid van die onderdelen levert de consumenten aanzienlijke voordelen op, met name omdat er vaak grote prijsverschillen zijn tussen onderdelen die door een auto fabrikant worden verkocht of doorverkocht en alternatieve onderdelen. Alternatieven voor onderdelen met het han delsmerk van de motorvoertuigfabrikant (onderdelen van de Original Equipment Manufacturer, OEM-onderdelen) zijn onder meer originele onderdelen die door leveranciers van originele uitrustingsstukken worden vervaardigd en gedistribueerd (OES-onderdelen), terwijl andere onderdelen die in kwaliteit overeenstemmen met de originele onder delen, worden geleverd door fabrikanten van onderdelen van gelijke kwaliteit. (19) „Originele onderdelen of uitrustingsstukken” zijn onder delen of uitrustingsstukken die worden geproduceerd vol gens specificaties en productienormen die de fabrikant van motorvoertuigen heeft vastgesteld voor de productie van onderdelen of uitrustingsstukken die bestemd zijn voor de assemblage van het betrokken motorvoertuig. Hieronder vallen ook onderdelen en uitrustingsstukken die in de zelfde productielijn als de betrokken onderdelen of uitrus tingsstukken geproduceerd zijn. Tot het bewijs van het tegendeel, wordt ervan uitgegaan dat onderdelen originele onderdelen zijn indien de onderdelenfabrikant certificeert dat de onderdelen van gelijke kwaliteit zijn als de onder delen die voor de assemblage van het betrokken motor voertuig zijn gebruikt en dat zij volgens de specificaties en productienormen van het motorvoertuig zijn vervaardigd (zie artikel 3, punt 26, van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van mo torvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (2)). (2) PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.
28.5.2010
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
(20) Om als „van gelijke kwaliteit” te kunnen worden be schouwd, moeten de onderdelen van voldoende hoge kwa liteit zijn zodat het gebruik ervan de reputatie van het betrokken erkende netwerk niet in gevaar brengt. Zoals bij iedere andere selectienorm, kan de motorvoertuigfabri kant het bewijs leveren dat een bepaald reserveonderdeel niet aan dit vereiste voldoet.
(21) Volgens artikel 4, onder e), van de algemene verticale groepsvrijstellingsverordening is er bij een overeenkomst tussen een leverancier van onderdelen en een afnemer die deze onderdelen inbouwt, sprake van een hardcore beperking wanneer de leverancier wordt belet of wordt beperkt in zijn mogelijkheden om zijn onderdelen te ver kopen aan eindgebruikers, onafhankelijke herstellers of an dere dienstverrichters aan wie de afnemer de herstelling of het onderhoud van zijn goederen niet heeft toevertrouwd. Artikel 5, onder a), b) en c), van de groepsvrijstellingsver ordening motorvoertuigen bevat drie bijkomende hardcore beperkingen met betrekking tot overeenkomsten voor de levering van reserveonderdelen.
(22) Artikel 5, onder a), van de groepsvrijstellingsverordening motorvoertuigen betreft de beperking van de verkoop van reserveonderdelen voor motorvoertuigen door leden van een selectief distributiestelsel aan onafhankelijke herstellers. Deze bepaling is vooral relevant voor een bepaalde cate gorie onderdelen, soms ook wel captive parts genoemd, die alleen verkrijgbaar zijn bij de motorvoertuigfabrikant of bij leden van zijn erkende netwerken. Wanneer een leverancier en een distributeur overeenkomen dat derge lijke onderdelen niet aan onafhankelijke herstellers mogen worden geleverd, valt te vrezen dat dergelijke herstellers met die overeenkomst de markt voor herstellings- en on derhoudsdiensten voor zich afgeschermd zien, en zou al dus inbreuk worden gemaakt op artikel 101 van het Verdrag.
(23) Artikel 5, onder b), van de groepsvrijstellingsverordening motorvoertuigen ziet op een directe of indirecte beperking die is overeengekomen tussen een leverancier van reserve onderdelen, reparatiegereedschap, diagnose- of andere ap paratuur en een fabrikant van motorvoertuigen, waardoor de mogelijkheden van de leverancier worden beperkt om deze goederen te verkopen aan erkende en/of onafhanke lijke distributeurs en herstellers. Zogeheten „tooling arran gements” tussen leveranciers van onderdelen en motor voertuigfabrikanten zijn een voorbeeld van mogelijke indi recte beperkingen van dat type. In dit verband zij ver wezen naar de bekendmaking van de Commissie van 18 december 1978 betreffende de beoordeling van toe leveringsovereenkomsten in het licht van artikel 85, lid 1, van het EEG-Verdrag (1) („de toeleveringsbekendma king”). Normaal is artikel 101, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op een regeling waarbij een motorvoertuig fabrikant aan een onderdelenfabrikant het voor de productie van bepaalde onderdelen vereiste gereedschap levert, deelneemt in diens kosten voor (1) PB C 1 van 3.1.1979, blz. 2.
C 138/19
productontwikkeling, of noodzakelijke (2) intellectuele-ei gendomsrechten en knowhow inbrengt, en niet toestaat dat deze inbreng wordt gebruikt voor de productie van reserveonderdelen die rechtstreeks op de vervolgmarkt worden afgezet. Wanneer een motorvoertuigfabrikant daarentegen een onderdelenleverancier verplicht zijn eigen dom van dergelijk gereedschap, zijn intellectuele-eigen domsrechten of knowhow over te dragen, of slechts een onaanzienlijk deel van de kosten voor productontwikke ling draagt, of geen noodzakelijk gereedschap, intellectueleeigendomsrechten of knowhow inbrengt, wordt de betrok ken overeenkomst niet beschouwd als een echte toeleve ringsregeling. Daarom kan dit soort overeenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen en aan de bepa lingen van de groepsvrijstellingsverordeningen worden ge toetst. (24) Artikel 5, onder c), van de groepsvrijstellingsverordening motorvoertuigen ziet op de beperking die is overeengeko men tussen een motorvoertuigfabrikant die onderdelen voor de aanvankelijke assemblage van motorvoertuigen gebruikt, en de leverancier van dergelijke onderdelen, waardoor de mogelijkheden van die leverancier worden beperkt om zijn merk of logo daadwerkelijk en op een duidelijk zichtbare wijze aan te brengen op de geleverde onderdelen of op reserveonderdelen. Om de consumenten een betere keuze te bieden, dient het voor herstellers en consumenten mogelijk te zijn om te bepalen welke reser veonderdelen van alternatieve leveranciers, naast die met het merk van de automobielproducent, bij een bepaald motorvoertuig passen. Door de merknaam of het logo op onderdelen en reserveonderdelen aan te brengen kan eenvoudig worden vastgesteld welke bij leveranciers van originele uitrustingsstukken verkrijgbare reserveonderdelen compatibel zijn. Door deze mogelijkheid niet toe te staan, kunnen motorvoertuigfabrikanten de verkoop van OESonderdelen en de keuze van de consumenten zodanig be perken dat zulks in strijd is met artikel 101 van het Verdrag. IV. DE BEOORDELING VAN SPECIFIEKE BEPERKINGEN (25) Partijen bij verticale overeenkomsten in de motorvoertui gensector dienen deze richtsnoeren als aanvulling op en in samenhang met de algemene verticale richtsnoeren te ge bruiken om specifieke beperkingen op hun verenigbaar heid met artikel 101 van het Verdrag te toetsen. In dit deel worden specifieke aanwijzingen gegeven met betrek king tot merkexclusiviteit en selectieve distributie, twee thema's die van bijzonder belang kunnen zijn bij het be oordelen van de in deel II van deze richtsnoeren bedoelde groep overeenkomsten. 1. Merkexclusiviteit i) De beoordeling van binnen het toepassingsbereik van de groepsvrijstellingsverordeningen vallende merkexclusiviteits bedingen (26) Overeenkomstig artikel 3 van de groepsvrijstellingsverorde ning motorvoertuigen, gelezen in samenhang met (2) Wanneer een motorvoertuigfabrikant gereedschap, intellectueleeigendomsrechten en/of knowhow aan de onderdelenleverancier ver schaft, komt deze regeling niet in aanmerking voor toepassing van de toeleveringsbekendmaking indien de onderdelenleverancier al over dit gereedschap of deze intellectuele-eigendomsrechten of knowhow beschikt, of deze op redelijke voorwaarden kan verkrijgen, omdat onder die omstandigheden de bijdrage niet noodzakelijk zou zijn.
C 138/20
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
artikel 5, lid 1, onder a), van de algemene verticale groeps vrijstellingsverordening, kunnen een leverancier van mo torvoertuigen en een distributeur van wie het marktaandeel niet meer dan 30 % van de relevante markt bedraagt, een merkexclusiviteitsbeding overeenkomen waarbij de distri buteur wordt verplicht motorvoertuigen alleen van de le verancier of van andere door de leverancier aangewezen ondernemingen af te nemen, mits de duur van dat nietconcurrentiebeding beperkt blijft tot ten hoogste vijf jaar. Dezelfde beginselen gelden voor overeenkomsten tussen leveranciers en hun erkende herstellers en/of distributeurs van reserveonderdelen. Voor een verlenging na afloop van die termijn van vijf jaar is de uitdrukkelijke instemming van beide partijen vereist, en er mogen geen hinderpalen zijn die de distributeur beletten het nietconcurrentiebeding na het verstrijken van die vijf jaar daadwerkelijk te beëindigen. Niet-concurrentiebedingen vallen niet onder de groepsvrijstellingsverordeningen wan neer de looptijd ervan onbeperkt is of meer dan vijf jaar bedraagt, al zouden onder die omstandigheden de groeps vrijstellingsverordeningen wel blijven gelden voor het ove rige gedeelte van de verticale overeenkomst. Hetzelfde geldt voor niet-concurrentiebedingen die na een periode van vijf jaar stilzwijgend kunnen worden verlengd. Hinder palen, dreiging met opzegging of hints dat opnieuw merk exclusiviteit zal worden ingevoerd voordat voldoende tijd is verstreken om de distributeur of de nieuwe leverancier in de gelegenheid te stellen hun verzonken investeringen af te schrijven, zou neerkomen op een stilzwijgende verlen ging van de betrokken merkexclusiviteit.
(27) Overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder c), van de algemene verticale groepsvrijstellingsverordening vallen alle directe of indirecte verplichtingen waardoor de leden van een selec tief distributiestelsel de merken van bepaalde concurre rende leveranciers niet kunnen verkopen, niet onder de vrijstelling. Bijzondere aandacht dient te gaan naar de wijze waarop merkexclusiviteit wordt toegepast op bestaande distributeurs van verschillende merken, om ervoor te zor gen dat de betrokken verplichtingen geen onderdeel zijn van een algemene strategie om concurrentie van één of meer specifieke leveranciers, en met name nieuwkomers of zwakkere concurrenten, uit te schakelen. Dit soort bezwa ren kunnen met name spelen indien de in punt 34 van deze richtsnoeren genoemde marktaandeeldrempels wor den overschreden en indien de leverancier die dit soort beperking toepast, op de relevante markt een positie in neemt waardoor zulks in aanzienlijke mate bijdraagt tot het algehele afschermingseffect (1).
(28) Niet-concurrentiebedingen in verticale overeenkomsten vormen geen hardcore beperkingen maar kunnen, afhan kelijk van de marktomstandigheden, niettemin negatieve effecten hebben waardoor deze overeenkomsten (1) Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten van ge ringe betekenis die de mededinging niet merkbaar beperken in de zin van artikel 81, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (de minimis), PB C 368 van 22.12.2001, blz. 13.
28.5.2010
onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag gaan vallen (2). Een dergelijk schadelijk effect kan zich voordoen wanneer drempels worden opgeworpen voor markttoegang of voor uitbreiding die de markt voor leveranciers afschermen, en de consumenten kunnen schaden met name doordat de prijzen van de producten gaan stijgen, het productassorti ment wordt beperkt, de kwaliteit ervan afneemt of het peil van de productinnovatie daalt. (29) Niettemin kunnen niet-concurrentiebedingen ook positieve effecten hebben, die de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag kunnen rechtvaardigen. Met name kunnen zij een probleem van „meeliftgedrag” (free-rider problem) helpen te ondervangen, waarbij één leverancier profiteert van investeringen van een andere leverancier. Een leveran cier kan bijvoorbeeld investeren in de locatie van een dis tributeur, maar daarmee klanten aantrekken voor een con currerend merk dat ook op diezelfde locatie wordt ver kocht. Hetzelfde geldt ook voor andere soorten investerin gen van de leverancier — in bijvoorbeeld opleiding — die de distributeur voor de verkoop van motorvoertuigen van concurrerende fabrikanten kan gebruiken. (30) Een ander positief effect van niet-concurrentiebedingen in de motorvoertuigensector houdt verband met de verbete ring van het merkimago en de reputatie van het distribu tienetwerk. Dergelijke beperkingen kunnen tot het creëren en de instandhouding van een merkimago bijdragen door dat van distributeurs een zekere mate van eenvormigheid en kwaliteit wordt verlangd, waardoor het merk voor de eindgebruiker aantrekkelijker wordt en de verkoop ervan stijgt. (31) In artikel 1, onder d), van de algemene verticale groeps vrijstellingsverordening wordt een niet-concurrentiebeding als volgt omschreven: „a) elke directe of indirecte verplichting van de afnemer om geen goederen of diensten te produceren, te kopen, te verkopen of door te verkopen die met de contractgoe deren of -diensten concurreren; of b) elke directe of indirecte verplichting van de afnemer om op de relevante markt meer dan 80 % van zijn totale aankopen van de contractgoederen of -diensten en sub stituten daarvan bij de leverancier of een door de le verancier aangewezen onderneming te betrekken.”. (32) Een leverancier kan, naast rechtstreekse middelen om de distributeur aan zijn eigen merk of merken te binden, ook gebruikmaken van indirecte middelen die hetzelfde effect hebben. In de motorvoertuigensector kan het bij dit soort indirecte middelen onder meer gaan om kwaliteitsnormen die specifiek zijn ontworpen om de distributeurs te ont moedigen producten van concurrerende merken te ver kopen (3), om bonussen die afhankelijk zijn gesteld van de instemming van de distributeur om uitsluitend één merk te verkopen, om „doelkortingen” of om (2) Zie, voor de relevante factoren die in aanmerking moeten worden genomen bij de toetsing van niet-concurrentiebedingen aan artikel 101, lid 1, van het Verdrag, het betrokken deel van de algemene verticale richtsnoeren, en met name de punten 129 tot 150. (3) Zie de zaak-BMW, IP/06/302 van 13.3.2006 en de zaak-Opel 2006, IP/06/303 van 13.3.2006.
28.5.2010
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
bepaalde andere eisen zoals de eis om voor het concurre rende merk een afzonderlijke rechtspersoon op te richten of de verplichting om het andere concurrerende merk te presenteren in een afzonderlijke showroom op een geo grafische locatie waar de inachtneming van dat vereiste, economisch niet levensvatbaar is (bijvoorbeeld in dunbe volkte gebieden). (33) De groepsvrijstelling die met de algemene verticale groeps vrijstellingsverordening wordt verleend, bestrijkt alle vor men van directe of indirecte niet-concurrentiebedingen, mits de marktaandelen van zowel de leverancier als diens distributeur niet meer dan 30 % belopen en de looptijd van dat niet-concurrentiebeding niet meer dan vijf jaar bedraagt. Toch kan, zelfs in gevallen waarin individuele overeenkomsten aan deze voorwaarden voldoen, het ge bruik van niet-concurrentiebedingen resulteren in mede dingingsverstorende effecten die niet worden goedgemaakt door de positieve effecten ervan. In de motorvoertuigen sector kunnen dergelijke, per saldo mededingingsversto rende effecten met name het gevolg zijn van cumulatieve effecten die resulteren in marktafscherming ten koste van concurrerende merken. (34) Voor de distributie van motorvoertuigen op detailhandels niveau is het weinig waarschijnlijk dat dit soort afscher ming zich voordoet op markten waarop alle leveranciers marktaandelen van minder dan 30 % hebben en waarop het totale gebonden marktaandeel voor alle motorvoertui gen ten aanzien waarvan op de betrokken markt merk exclusiviteitsbedingen gelden (het totale gebonden markt aandeel) minder dan 40 % bedraagt (1). In een situatie waarin er één niet-dominante leverancier is met een markt aandeel van meer dan 30 % van de relevante markt, terwijl de marktaandelen van alle overige leveranciers minder dan 30 % bedragen, vallen geen cumulatieve mededingingsver storende effecten te verwachten zolang het totale gebon den marktaandeel niet meer dan 30 % bedraagt. (35) Indien de toegang tot en de mededinging op de betrokken markt voor de afzet van nieuwe motorvoertuigen aanzien lijk worden beperkt door het cumulatieve effect van paral lelle netwerken van vergelijkbare verticale overeenkomsten die merkexclusiviteitsbedingen bevatten, kan de Commis sie, overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (2), de groepsvrijstelling intrek ken. Een besluit tot intrekking van de groepsvrijstelling kan met name worden gericht tot de leveranciers die in aanzienlijke mate tot een cumulatief marktafschermings effect bijdragen. Wanneer dit effect op een nationale markt speelt, kunnen de mededingingsautoriteiten van die lidstaat eveneens de groepsvrijstelling ten aanzien van dat grond gebied intrekken. (36) Voorts kan de Commissie, indien parallelle netwerken van overeenkomsten die vergelijkbare verticale beperkingen be vatten welke meer dan 50 % van een bepaalde markt be strijken, een verordening vaststellen waarbij de groepsvrij stelling voor de betrokken markt ten aanzien van die be perkingen buiten toepassing wordt verklaard. Met name (1) Zie punt 141 van de algemene verticale richtsnoeren. (2) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.
C 138/21
kan zich een dergelijke situatie voordoen indien cumula tieve effecten als gevolg van het wijdverbreide gebruik van merkexclusiviteitsbedingen de consumenten op die markt schade kunnen berokkenen. (37) Wat betreft de beoordeling van minimumafnameverplich tingen, berekend op basis van de totale jaarbehoefte van de distributeur, kan het gerechtvaardigd zijn de groepsvrijstel ling in te trekken indien cumulatieve concurrentiebeper kende effecten ontstaan, zelfs indien de leverancier een minimumafnameverplichting oplegt die onder de 80 %drempel van artikel 1, onder d), van de algemene verticale groepsvrijstellingsverordening blijft. De partijen dienen na te gaan, of in het licht van de betrokken feitelijke omstan digheden, een verplichting voor de distributeur om een bepaald percentage van zijn totale aantal afgenomen mo torvoertuigen met het merk van de leverancier, die distri buteur belet een of meer andere concurrerende merken op te nemen. Uit dat oogpunt bezien komt zelfs een mini mumafnameverplichting die is vastgesteld op minder dan 80 % van de totale jaarafname van de distributeur op een merkexclusiviteitsbeding neer indien een distributeur die een nieuw merk van een concurrerende fabrikant wil voe ren, verplicht wordt zodanig veel meer motorvoertuigen af te nemen van het merk dat hij momenteel verkoopt, dat het bedrijf van die distributeur economisch niet levensvat baar wordt (3). Een dergelijke minimumafnameverplichting komt ook neer op een merkexclusiviteitsbeding indien een concurrerende leverancier daardoor gedwongen is om zijn voor een bepaald gebied geplande verkoopsvolume over verschillende distributeurs te spreiden, met dubbele inves teringen en een gefragmenteerde aanwezigheid in de ver koop tot gevolg. ii) De beoordeling van buiten het toepassingsbereik van de groepsvrijstellingsverordeningen vallende merkexclusiviteits bedingen (38) De mogelijkheid bestaat ook dat partijen merkexclusivi teitsbedingen op hun verenigbaarheid met de mededin gingsregels moeten beoordelen in het geval van overeen komsten die niet voor een groepsvrijstelling in aanmerking komen omdat de marktaandelen van de partijen hoger ligt dan 30 % of omdat de looptijd van de overeenkomsten langer is dan vijf jaar. Daarom zal dit soort overeenkom sten individueel moeten worden onderzocht om na te gaan of deze onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen en zo ja, of efficiëntieverbeteringen die een eventueel mede dingingsverstorend effect compenseren, kunnen worden aangetoond. Als dat het geval is, kunnen deze overeen komsten in aanmerking komen voor de uitzondering van artikel 101, lid 3, van het Verdrag. Voor de beoor deling die in een individueel geval moet worden verricht, gelden de algemene beginselen zoals die in punt VI.2.1 van de algemene verticale richtsnoeren zijn uiteengezet. (3) Wanneer een dealer in een bepaald jaar bijvoorbeeld 100 auto's van merk A afneemt om te voldoen aan de vraag, en 100 auto's van merk B wil kopen, zou een minimumafnameverplichting van 80 % voor merk A betekenen dat de dealer het jaar nadien 160 auto's van merk A moet afnemen. Aangezien de penetratiegraad waarschijnlijk betrekkelijk stabiel is, valt daardoor te verwachten dat de dealer met een grote, onverkochte voorraad van merk A blijft zitten. Daardoor zou hij, wil hij een dergelijke situatie voorkomen, worden verplicht om zijn verkopen van merk B drastisch in te krimpen. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval, kan een dergelijke praktijk als een merkexclusiviteitsbeding worden beschouwd.
C 138/22
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
(39) Meer bepaald vallen overeenkomsten tussen een motor voertuigfabrikant, of diens importeur, en distributeurs van reserveonderdelen en/of erkende herstellers, buiten de groepsvrijstellingsverordeningen wanneer de marktaan delen van de partijen de 30 %-drempel overschrijden, het geen bij de meeste van dat soort overeenkomsten waar schijnlijk het geval zal zijn. Merkexclusiviteitsbedingen welke onder die omstandigheden dienen te worden beoor deeld, zijn onder meer alle soorten beperkingen die, recht streeks of indirect, de mogelijkheden van erkende distribu teurs of herstellers beperken om bij derden originele reser veonderdelen of reserveonderdelen van gelijke kwaliteit te betrekken. Een verplichting echter voor een erkende her steller om door de motorvoertuigfabrikant geleverde origi nele reserveonderdelen te gebruiken voor herstellingen die onder garantie worden uitgevoerd, gratis servicebeurten en werkzaamheden aan auto's bij terugroepacties, zouden niet als een merkexclusiviteitsbeding worden beschouwd, maar juist als een objectief gerechtvaardigde verplichting.
(40) Merkexclusiviteitsbedingen in overeenkomsten voor de dis tributie van nieuwe motorvoertuigen zullen wellicht ook individueel moeten worden beoordeeld, wanneer de loop tijd ervan meer dan vijf jaar bedraagt en/of het marktaan deel van de leverancier meer dan 30 % bedraagt, hetgeen bij bepaalde leveranciers in een aantal lidstaten het geval kan zijn. Onder dergelijke omstandigheden zouden de par tijen niet alleen het marktaandeel van de leverancier en de afnemer in aanmerking moeten nemen, maar ook het to tale gebonden marktaandeel, rekening houdende met de in punt 34 genoemde drempels. Worden die drempels over schreden, dan worden individuele gevallen beoordeeld vol gens de algemene beginselen zoals die in punt VI.2.1 van de algemene verticale richtsnoeren zijn uiteengezet.
(41) Buiten het toepassingsbereik van de groepsvrijstellingsver ordeningen zullen bij de beoordeling van minimumafna meverplichtingen berekend op basis van de totale jaarbe hoeften van de distributeur alle relevante feitelijke omstan digheden in aanmerking worden genomen. Met name komt een minimumafnameverplichting die op minder dan 80 % van de totale jaarafname van de distributeur is vastgesteld, neer op een merkexclusiviteitsbeding indien het gevolg daarvan is dat distributeurs wordt belet één of meer bijkomende concurrerende merken te voeren.
2. Selectieve distributie (42) Selectieve distributie is momenteel de meest voorkomende distributiemethode in de motorvoertuigensector. Het ge bruik ervan is wijdverbreid voor de distributie van motor voertuigen, maar ook voor herstelling en onderhoud en voor de distributie van reserveonderdelen.
(43) Bij zuiver kwalitatieve selectieve distributie worden distri buteurs en herstellers geselecteerd louter op basis van ob jectieve criteria die door de aard van het product of dienst
28.5.2010
vereist zijn, zoals de technische vaardigheden van het ver kooppersoneel, de inrichting van verkooplocaties, verkoopstechnieken en het door de distributeur te leveren soort verkoopsservice (1). Door dergelijke criteria toe te passen, wordt als zodanig geen directe beperking gesteld aan het aantal tot het netwerk van de leverancier toegela ten distributeurs of herstellers. Zuiver kwalitatieve selec tieve distributie wordt over het algemeen geacht buiten het toepassingsgebied van artikel 101, lid 1, van het Ver drag te vallen omdat geen concurrentiebeperkende effecten optreden, mits aan drie voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de aard van het betrokken product het gebruik van een selectief distributiestelsel noodzakelijk maken, in die zin dat een dergelijk stelsel, vanwege de aard van het betrokken product, een gewettigd vereiste moet zijn om de kwaliteit van het product te bewaren en het correcte gebruik ervan te garanderen. Ten tweede moeten distribu teurs of herstellers worden geselecteerd op basis van ob jectieve kwaliteitscriteria die op eenvormige wijze voor alle kandidaat-distributeurs of -herstellers worden vastgesteld en zonder discriminatie worden toegepast. Ten derde mo gen de vastgestelde criteria niet verder gaan dan nodig is. (44) Terwijl bij kwalitatieve selectieve distributie de selectie van distributeurs of herstellers uitsluitend plaatsvindt op basis van objectieve criteria die door de aard van het product of de dienst zijn vereist, worden bij kwantitatieve selectie aanvullende selectiecriteria toegevoegd waardoor het po tentiële aantal distributeurs of herstellers op directere wijze wordt beperkt, hetzij door het aantal vast te stellen, hetzij door bijvoorbeeld een minimum omzetvolume te eisen. Netwerken die op kwantitatieve criteria zijn gebaseerd, worden doorgaans als beperkender beschouwd dan net werken die alleen op kwalitatieve selectie berusten, en de kans is dan ook groter dat zij onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen. (45) Wanneer selectieve-distributieovereenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen, dienen de par tijen na te gaan of hun overeenkomsten voor toepassing van de groepsvrijstellingsverordeningen in aanmerking ko men, dan wel in een individueel geval, voor een vrijstelling op grond van artikel 101, lid 3, van het Verdrag. i) De beoordeling van binnen het toepassingsbereik van de groepsvrijstellingsverordeningen vallende selectieve distributie (46) Met de groepsvrijstellingsverordeningen worden selectievedistributieovereenkomsten vrijgesteld, ongeacht of kwanti tatieve of zuiver kwalitatieve selectiecriteria worden gehan teerd, zolang de marktaandelen van de partijen niet meer dan 30 % bedragen. Niettemin is aan deze vrijstelling de voorwaarde verbonden dat de overeenkomsten geen (1) Niettemin dient eraan te worden herinnerd dat, volgens vaste recht spraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, zuiver kwa litatieve selectieve-distributiestelsels de mededinging toch kunnen beperken wanneer er zoveel systemen van dat type bestaan dat er geen ruimte overblijft voor andere, op een ander mededingingsbeleid gebaseerde distributievormen. Deze situatie zal zich meestal niet voordoen op de markten voor de afzet van nieuwe motorvoertuigen, waar leasing en andere gelijksoortige regelingen een valabel alterna tief zijn voor de gewone aanschaf van een motorvoertuig, noch op de markt voor herstelling en onderhoud zolang onafhankelijke her stellers de consumenten een alternatief kanaal bieden voor het on derhoud van hun voertuigen. Zie bijv. het arrest van het Gerecht van 12 december 1996, zaak T-88/92, Groupement d'achat Édouard Leclerc /Commissie, Jurispr. blz. II-1961.
28.5.2010
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
van de in artikel 4 van de algemene verticale groepsvrij stellingsverordening en in artikel 5 van de groepsvrijstel lingsverordening motorvoertuigen uiteengezette hardcore beperkingen, noch een van de in artikel 5 van de algemene verticale groepsvrijstellingsverordening beschreven uit gesloten beperkingen bevatten. (47) Drie van de hardcore beperkingen in de algemene verticale groepsvrijstellingsverordening hebben specifiek betrekking op selectieve distributie. Artikel 4, onder b), noemt als hardcore beperking de beperking van het gebied waarbin nen of de klanten waaraan een afnemer die partij is bij de overeenkomst, contractgoederen of -diensten mag ver kopen, met uitzondering van de beperking van de verkoop door de leden van een selectief distributiestelsel aan nieterkende distributeurs in markten waarin een dergelijk stel sel functioneert. Artikel 4, onder c), noemt als hardcore beperking de overeenkomsten die de actieve of passieve verkoop aan eindgebruikers door de op detailhandels niveau werkzame leden van een selectief distributiestelsel uitsluiten, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid om een lid van dat stelsel te verbieden vanuit een niet-erkende plaats van vestiging werkzaam te zijn, terwijl artikel 4, onder d), ziet op de beperking van onderlinge leveringen tussen distributeurs binnen een selectief distributiestelsel, ook wanneer de distributeurs op verschillende handels niveaus werkzaam zijn. Deze drie hardcore beperkingen zijn van bijzonder belang voor de distributie van motor voertuigen. (48) Dankzij de interne markt kunnen consumenten motor voertuigen in andere lidstaten kopen en hun voordeel doen met prijsverschillen tussen lidstaten, en de Commis sie ziet de bescherming van parallelhandel in deze sector als een belangrijke doelstelling van haar mededingings beleid. De mogelijkheid voor consumenten om goederen in andere lidstaten te kopen, is in het geval van motor voertuigen van bijzonder belang, gezien de hoge waarde van de goederen en de rechtstreekse voordelen in de vorm van lagere prijzen die consumenten moeten betalen wan neer zij elders in de Unie motorvoertuigen kopen. Daarom ziet de Commissie er op toe dat distributieovereenkomsten de parallelhandel niet beperken, aangezien het weinig waarschijnlijk is dat dergelijke beperkingen aan de voor waarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag zullen voldoen (1). (49) De Commissie heeft diverse zaken ingeleid tegen motor voertuigfabrikanten wegens belemmering van dit soort handel, en haar besluiten zijn grotendeels bevestigd door de Europese rechterlijke instanties (2). De aldus opgedane (1) De opvatting dat beperkingen op het grensoverschrijdende handels verkeer consumenten schade kunnen berokkenen, is bevestigd door het Hof van Justitie in het arrest van 6 april 2006 in zaak C-551/03 P, General Motors BV/Commissie, Jurispr. 2006, blz. I-3173, punten 67 en 68; en het arrest van 18 september 2003 in zaak C-338/00 P, Volkswagen AG/Commissie, Jurispr. blz. I-9189, punten 44 en 49, en door het Gerecht in het arrest van 9 juli 2009 in zaak T-450/05, Automobiles Peugeot SA en Peugeot Nederland NV/Commissie, (nog niet gepubliceerd in de Jurispr.), punten 46-49. (2) Beschikking 98/273/EG van de Commissie van 28 januari 1998 in zaak IV/35.733 — VW, PB L 124 van 25.4.1998, blz. 60; Beschik king 2001/146/EG van de Commissie van 20 september 2000 in zaak COMP/36.653 — Opel, PB L 59 van 28.2.2001, blz. 1; Be schikking 2002/758/EG van de Commissie van 10 oktober 2001 in zaak COMP/36.264 — Mercedes-Benz, PB L 257 van 25.9.2002, blz. 1, en Beschikking 2006/431/EG van de Commissie van 5 oktober 2005 in zaken COMP/F-2/36.623/36.820/37.275 — SEP e.a./Automobiles Peugeot SA.
C 138/23
ervaring leert dat beperkingen op parallelhandel een aantal vormen kunnen aannemen. Een leverancier kan bijvoor beeld distributeurs onder druk zetten, ermee dreigen hun contract op te zeggen, geen bonussen uitkeren, weigeren de garanties na te komen voor motorvoertuigen die zijn ingevoerd door consumenten of via onderlinge levering tussen distributeurs uit verschillende lidstaten, of een dis tributeur aanzienlijk langer laten wachten op de levering van een identiek motorvoertuig wanneer de betrokken consument ingezetene van een andere lidstaat is. (50) Een specifiek geval van indirecte beperkingen op parallel handel is de situatie waarin een distributeur geen nieuwe motorvoertuigen met de voor grensoverschrijdende ver koop vereiste specificaties kan krijgen. In die specifieke omstandigheden kan de groepsvrijstelling afhankelijk wor den gesteld van het feit of een leverancier zijn distributeurs voertuigen levert met dezelfde specificaties als die welke in andere lidstaten worden verkocht aan consumenten uit die landen (de zogenoemde „beschikbaarheidsclausule”) (3). (51) Voor de toepassing van de groepsvrijstellingsverordenin gen, en met name ten aanzien van de toepassing van artikel 4, onder c), van de algemene verticale groepsvrij stellingsverordening, omvat het begrip „eindgebruikers” ook leasingmaatschappijen. Dit betekent met name dat distributeurs binnen selectieve-distributiestelsels niet mo gen worden belet nieuwe motorvoertuigen te verkopen aan leasingmaatschappijen van hun keuze. Toch kan een leverancier die met selectieve distributie werkt, zijn distri buteurs beletten nieuwe motorvoertuigen aan leasingmaat schappijen te verkopen wanneer er een aantoonbaar risico bestaat dat die ondernemingen deze nieuw zullen door verkopen. Een leverancier kan dus eisen dat een dealer, voordat hij aan een bepaald bedrijf verkoopt, de toegepaste algemene leasingvoorwaarden controleert om na te gaan of het betrokken bedrijf daadwerkelijk een leasingmaatschap pij is en geen niet-erkende wederverkoper. Niettemin kan een verplichting voor een dealer om zijn leverancier ko pieën te verstrekken van iedere leasingovereenkomst voor dat de dealer een motorvoertuig aan een leasingmaatschap pij verkoopt, neerkomen op een indirecte beperking van de verkopen. (52) Het begrip „eindgebruikers” omvat ook consumenten die via een tussenpersoon aankopen. Een tussenpersoon is een persoon of onderneming die een nieuw motorvoertuig namens een bepaalde consument koopt zonder zelf lid te zijn van het distributienetwerk. Deze marktdeelnemers vervullen een belangrijke rol in de sector motorvoertuigen, met name omdat zij aankopen van motorvoertuigen in andere lidstaten mede mogelijk maken. Het feit dat iemand als tussenpersoon optreedt, dient in de regel te blijken uit een vóór de transactie verkregen geldige opdracht of ver zoek met de naam en het adres van de consument. Het feit dat via internet wordt gewerkt om voor een bepaalde reeks motorvoertuigen klanten aan te trekken en van hen elek tronische opdrachten te krijgen, doet geen afbreuk aan hun positie als tussenpersoon. Tussenpersonen dienen te wor den onderscheiden van onafhankelijke wederverkopers, die motorvoertuigen met het oog op de wederverkoop aan kopen en niet namens bepaalde consumenten handelen. (3) Arrest van het Hof van 17 september 1985 in de gevoegde zaken 25 en 26/84, Ford-Werke AG en Ford of Europe Inc./Commissie, Jurispr. blz. 2725.
C 138/24
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
Onafhankelijke wederverkopers dienen voor de toepassing van de groepsvrijstellingsverordeningen niet als eindgebrui kers te worden beschouwd.
ii) De beoordeling van buiten het toepassingsbereik van de groepsvrijstellingsverordeningen vallende selectieve distributie (53) Zoals in punt 175 van de algemene verticale richtsnoeren wordt uiteengezet, zijn de mogelijke risico's die selectieve distributie voor de mededinging met zich brengt, een ver mindering van de concurrentie binnen een merk en, met name in het geval van een cumulatief effect, afscherming van de markt voor een bepaald type of voor bepaalde typen distributeurs en het bevorderen van collusie tussen leveranciers of afnemers.
(54) Om de mogelijke concurrentiebeperkende effecten van se lectieve distributie aan artikel 101, lid 1, van het Verdrag te toetsen, moet een onderscheid worden gemaakt tussen zuiver kwalitatieve selectieve distributie en kwantitatieve selectieve distributie. Zoals reeds in punt 43 is uiteengezet, valt kwalitatieve selectieve distributie in de regel niet onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag.
(55) Het feit dat een netwerk van overeenkomsten geen groeps vrijstelling geniet omdat het marktaandeel van een of meer partijen de 30 %-drempel voor een vrijstelling overschrijdt, betekent niet dat dergelijke overeenkomsten onrechtmatig zijn. Integendeel, de partijen bij dergelijke overeenkomsten dienen deze op individuele basis te onderzoeken om na te gaan of deze onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen en zo ja, of zij dan niettemin in aanmerking kunnen komen voor de uitzondering van artikel 101, lid 3, van het Verdrag.
(56) Wat betreft het specifieke karakter van de distributie van nieuwe motorvoertuigen, zal kwantitatieve selectieve dis tributie doorgaans voldoen aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag indien de marktaan delen van de partijen niet hoger liggen dan 40 %. Toch dienen de partijen bij dit soort overeenkomsten voor ogen te houden dat het opnemen van bepaalde selectienormen invloed kan hebben op de vraag of hun overeenkomsten voldoen aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag. Een voorbeeld: hoewel het gebruik van zoge noemde locatieclausules bij selectieve-distributieovereen komsten voor nieuwe motorvoertuigen, d.w.z. overeen komsten waarin aan een lid van een selectief distributiestelsel een verbod wordt opgelegd om vanuit een nieterkende vestigingsplaats werkzaam te zijn, meestal efficiën tievoordelen oplevert in de vorm van een efficiëntere lo gistieke organisatie en een beter voorspelbare netwerkdek king, wegen deze voordelen misschien niet tegen de nade len op indien het marktaandeel van de leverancier zeer hoog is, zodat onder die omstandigheden dit soort clau sules wellicht niet in aanmerking komt voor de uitzon dering van artikel 101, lid 3, van het Verdrag.
28.5.2010
(57) Een individuele beoordeling van selectieve distributie voor erkende herstellers stelt ook specifieke vragen aan de orde. Voor zover er een markt bestaat (1) voor herstellings- en onderhoudsdiensten welke van die voor de afzet van nieuwe motorvoertuigen valt te onderscheiden, wordt deze als merkspecifiek beschouwd. Op deze markt is de mededinging vooral afkomstig van de concurrentiestrijd tussen onafhankelijke herstellers en erkende herstellers van het betrokken merk. (58) Met name de concurrentiedruk die uitgaat van onafhanke lijke herstellers, is van vitaal belang, omdat hun bedrijfs model en hun daarmee verband houdende kosten verschil len van die binnen de erkende netwerken. Bovendien doen onafhankelijke garages, anders dan erkende herstellers die in ruime mate onderdelen met het merk van de motor voertuigfabrikant gebruiken, doorgaans meer een beroep op andere merken, zodat de eigenaar van een motorvoer tuig tussen concurrerende onderdelen kan kiezen. Daar naast is het, gelet op het feit dat het overgrote deel van de herstellingen voor nieuwere motorvoertuigen momen teel wordt uitgevoerd in werkplaatsen van erkende herstel lers, van belang dat de concurrentie tussen erkende her stellers blijft spelen, hetgeen alleen het geval kan zijn in dien voor nieuwkomers de toegang tot de netwerken open blijft. (59) Het nieuwe rechtskader maakt het voor de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten eenvoudiger om de concurrentie tussen onafhankelijke garages en erkende her stellers, maar ook tussen de leden van netwerken van erkende herstellers onderling te beschermen. Met name het feit dat de marktaandeeldrempel voor vrijstelling van kwalitatieve selectieve distributie van 100 % tot 30 % is verlaagd, verruimt de mogelijkheden voor mededingings autoriteiten om op te treden. (60) Wanneer de partijen het effect van verticale overeenkom sten op de concurrentie op de vervolgmarkten voor mo torvoertuigen beoordelen, moeten zij zich ervan bewust zijn dat de Commissie vastbesloten is de concurrentie tus sen leden van netwerken van erkende herstellers onderling en tussen die leden en onafhankelijke herstellers in stand te houden. Met het oog daarop dient bijzondere aandacht (1) Onder sommige omstandigheden kan een systeemmarkt worden afgebakend, die motorvoertuigen en reserveonderdelen samen om vat, op basis van onder meer de levensduur van het motorvoertuig en de voorkeuren en het aankoopgedrag van de gebruikers. Zie punt 56 van de bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht, PB C 372 van 9.12.1997, blz. 5. Een belangrijke factor daarbij is de vraag of een aanzienlijk deel van de kopers hun keuze maken op basis van de kosten van het motorvoertuig gedurende zijn hele levensduur. Het koopgedrag kan bijvoorbeeld sterk verschillen naar gelang het gaat om kopers van vrachtwagens, die een vloot vracht wagens aanschaffen en exploiteren en die de onderhoudskosten in aanmerking nemen op het tijdstip dat zij het voertuig kopen, en kopers van personenauto’s. Een andere relevante factor is het bestaan en de relatieve positie van leveranciers van reserveonderdelen, her stellers en/of distributeurs van reserveonderdelen die, onafhankelijk van voertuigenfabrikanten, op de vervolgmarkt actief zijn. In de meeste gevallen zal er waarschijnlijk een merkspecifieke vervolg markt zijn, met name omdat de meerderheid van de kopers parti culieren zijn of kleine en middelgrote ondernemingen die motor voertuigen en vervolgmarktdiensten afzonderlijk aankopen en geen systematische toegang hebben tot gegevens aan de hand waarvan zij de totale kosten van het bezit van een motorvoertuig vooraf kunnen inschatten.
28.5.2010
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
informatie, hun marktpositie aantasten, hetgeen de con sumenten schade kan berokkenen, door een aanzienlijke beperking van het aanbod reserveonderdelen, hogere prij zen voor herstellings- en onderhoudsdiensten, een beper king van de keuze tussen herstellingsbedrijven en moge lijke veiligheidsproblemen. Onder die omstandigheden zouden de efficiëntieverbeteringen die doorgaans van over eenkomsten met betrekking tot erkende herstelling en on derdelendistributie mogen worden verwacht, als dusdanig niet opwegen tegen deze mededingingsverstorende effec ten, en zouden de betrokken overeenkomsten dan ook niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag.
te gaan naar drie specifieke gedragingen die dit soort con currentie kunnen beperken, namelijk onafhankelijke her stellers de toegang tot technische informatie ontzeggen, misbruik van wettelijke en/of uitgebreide garanties om zo onafhankelijke herstellers uit te sluiten, en de toegang tot netwerken van erkende herstellers afhankelijk stellen van andere dan kwalitatieve criteria.
(61) Hoewel de volgende drie afdelingen specifiek over selec tieve distributie handelen, kunnen dezelfde mededingings verstorende afschermingseffecten worden veroorzaakt door andere soorten verticale overeenkomsten die, rechtstreeks of indirect, het aantal servicepartners beperken dat con tractueel aan een motorvoertuigfabrikant is gebonden.
Toegang van onafhankelijke marktdeel nemers tot technische informatie (62) Ook al wordt van zuiver kwalitatieve selectieve distributie over het algemeen aangenomen dat deze buiten het toe passingsgebied van artikel 101, lid 1, van het Verdrag valt omdat deze geen mededingingsverstorende effecten ople vert (1), toch kunnen kwalitatieve selectieve-distributieover eenkomsten met erkende herstellers en/of onderdelendistri buteurs onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen indien, in het kader van die overeenkomsten, een van de partijen zodanig handelt dat zij de markt afschermt voor onafhankelijke marktdeelnemers, bijvoorbeeld omdat zij hun geen technische herstellings- en onderhoudsinformatie geeft. In dit verband omvat het begrip „onafhankelijke marktdeelnemers” onafhankelijke herstellers, producenten en distributeurs van reserveonderdelen, fabrikanten van reparatie-uitrusting of -gereedschap, uitgevers van tech nische informatie, automobielclubs, pechhulpdiensten, aan bieders van inspectie- en testdiensten, en marktdeelnemers die opleidingen voor herstellers aanbieden.
(63) Leveranciers bieden hun erkende herstellers het volledige scala van technische informatie die nodig is om herstel lings- en onderhoudswerkzaamheden aan motorvoertuigen van hun merk te kunnen uitvoeren, en vaak zijn zij de enige ondernemingen die herstellers alle technische infor matie kunnen geven die dezen over de betrokken merken nodig hebben. Onder die omstandigheden kunnen, wan neer de leverancier onafhankelijke marktdeelnemers niet de nodige toegang biedt tot zijn merkspecifieke technische herstellings- en onderhoudsinformatie, eventuele uit diens overeenkomsten met erkende herstellers en/of onderdelen distributeurs voortvloeiende negatieve effecten worden ver sterkt, waardoor deze overeenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag gaan vallen.
(64) Bovendien kan het feit dat onafhankelijke marktdeelnemers geen toegang hebben tot de noodzakelijke technische (1) Zoals in punt 54 is gesteld, is dit gewoonlijk niet het geval op de markt voor herstelling en onderhoud zolang onafhankelijke herstel lers de consumenten een alternatief kanaal bieden voor het onder houd van hun motorvoertuigen.
C 138/25
(65) Door Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhouds informatie (2) en door Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (3) wordt voorzien in een systeem voor de verspreiding van reparatie- en onderhoudsinformatie ten aanzien van per sonenauto's die vanaf 1 september 2009 op de markt worden gebracht. Door Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware be drijfsvoertuigen (Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (4), en de bijbehorende uitvoerings maatregelen wordt voorzien in een dergelijk systeem voor bedrijfsvoertuigen die vanaf 1 januari 2013 op de markt worden gebracht. De Commissie houdt met deze verorde ningen rekening wanneer zij zaken te beoordelen krijgt waarin wordt vermoed dat technische reparatie- en onder houdsinformatie wordt achtergehouden met betrekking tot motorvoertuigen die vóór die data in de handel zijn ge bracht. Bij het onderzoek van de vraag of het onthouden van bepaalde informatie ertoe kan leiden dat de betrokken overeenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen, dient een aantal factoren te worden onderzocht, waaronder de volgende vragen:
a) is de betrokken informatie technische informatie, of andersoortige informatie, zoals commerciële informa tie (5), die legitiem mag worden achtergehouden; (2 ) (3 ) (4 ) (5 )
PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1. PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1. PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1. Als commerciële informatie kan worden beschouwd, informatie die wordt gebruikt om een herstellings- en onderhoudsbedrijf te exploi teren, maar die niet vereist is om motorvoertuigen te herstellen of te onderhouden. Voorbeelden daarvan zijn onder meer facturatiesoft ware of informatie over de uurtarieven die binnen het erkende net werk worden berekend.
C 138/26
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
b) heeft het achterhouden van deze technische informatie een merkbare invloed op de mogelijkheden van onaf hankelijke marktdeelnemers om hun taken uit te voe ren en op de markt concurrentiedruk uit te oefenen;
c) is de betrokken informatie beschikbaar gesteld aan le den van het desbetreffende erkende herstellingsnetwerk? Indien het onder enigerlei vorm aan het erkende net werk beschikbaar is gesteld, dient het ook op nietdiscriminerende basis aan onafhankelijke marktdeel ne mers beschikbaar te worden gesteld;
d) zal de betrokken technische informatie uiteindelijk (1) worden gebruikt voor de herstelling en het onderhoud van motorvoertuigen, dan wel voor een ander doel (2), zoals de productie van reserveonderdelen of gereed schap.
(66) Technologische vooruitgang houdt in dat wat als „tech nische informatie” kan gelden, evolueert. Momenteel zijn specifieke voorbeelden van technische informatie onder meer software, foutcodes en andere parameters, samen met updates, die nodig zijn om aan Electronic Control Units te kunnen werken om door de leverancier aanbevo len settings in te geven of te herstellen, voertuigidentifica tienummers of andere methoden voor voertuigidentificatie, onderdelencatalogi, herstellings- en onderhoudsprocedures, oplossingen waarvan uit de praktijk is gebleken dat zij werken en die verband houden met problemen die zich meestal voordoen bij een bepaald model of een bepaalde batch, en berichten over terugroepacties en andere berich ten waarin herstellingen worden genoemd die kosteloos binnen het erkende herstellingsnetwerk kunnen worden uitgevoerd. Ook de onderdeelcode en alle andere informa tie die nodig is voor de identificatie van het juiste, in een bepaald motorvoertuig te monteren reserveonderdeel met het merk van de motorvoertuigfabrikant (d.w.z. het onder deel dat de motorvoertuigfabrikant in de regel aan de leden van zijn erkende herstellingsnetwerken zou leveren voor herstellingen aan het betrokken voertuigen) zijn tech nische informatie (3). De in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Verordening (EG) nr. 595/2009 gegeven lijst met informatie kan ook als leidraad dienen voor wat het standpunt van de Commissie is ten aanzien van technische informatie waar het gaat om de toepassing van artikel 101 van het Verdrag.
(67) Hoe die technische informatie concreet wordt aangeleverd, is eveneens van belang bij de toetsing van overeenkomsten (1) Zoals informatie die uitgevers aangeleverd krijgen en weer doorleve ren aan herstellers van motorvoertuigen. (2) Informatie gebruikt om een reserveonderdeel in een motorvoertuig aan te brengen of om gereedschap voor een voertuig te gebruiken, moet worden beschouwd als te worden gebruikt voor herstelling en onderhoud, terwijl informatie over het ontwerp, het productieproces of de voor de fabricage van de reserveonderdelen gebruikte materi alen niet moet worden beschouwd in deze groep te vallen en daarom mag worden onthouden. (3) De onafhankelijke marktdeelnemer behoeft het betrokken reserve onderdeel niet te kopen, om dit soort informatie te kunnen krijgen.
28.5.2010
inzake erkende herstelling aan artikel 101 van het Verdrag. Deze toegang dient op verzoek en zonder onnodige ver traging te worden verleend, de informatie moet in een bruikbare vorm worden verschaft, en de prijs die daarvoor wordt berekend, mag een onafhankelijke marktdeelnemer er niet van weerhouden toegang te zoeken, doordat geen rekening wordt gehouden met de mate waarin hij van de informatie gebruikmaakt. Een leverancier van motorvoer tuigen dient te worden verplicht onafhankelijke marktdeel nemers op hetzelfde tijdstip toegang te geven tot tech nische informatie over nieuwe motorvoertuigen als zijn erkende herstellers, en mag onafhankelijke marktdeel nemers in geen geval verplichten meer informatie af te nemen dan voor de uitvoering van de werkzaamheden in kwestie nodig is. Artikel 101 van het Verdrag houdt echter geen verplichting in voor een leverancier om tech nische informatie in een gestandaardiseerd formaat of via een bepaald technisch systeem aan te leveren, zoals de CEN/ISO-norm en het OASIS-formaat, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 715/2007 en Verordening (EG) nr. 295/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde no menclatuur (4). (68) Deze overwegingen gelden ook ten aanzien van het be schikbaar zijn van gereedschap en opleidingen voor onaf hankelijke marktdeelnemers. „Gereedschap” omvat in dit verband elektronische diagnose- en andere reparatieappa ratuur en de daarmee verband houdende software, daar onder begrepen de periodieke updates ervan, en service na verkoop voor dit soort apparatuur. Misbruik van garanties (69) Kwalitatieve selectieve-distributieovereenkomsten kunnen ook onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen indien de leverancier en de leden van diens erkende netwerk reserveonderdelen voor bepaalde categorieën motorvoer tuigen expliciet of impliciet voorbehouden aan de leden van het erkende netwerk. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren indien de wettelijke of uitgebreide garantie van de fabri kant jegens de koper afhankelijk wordt gesteld van de eis dat eindgebruikers herstellings- en onderhoudswerkzaam heden die niet onder de garantie vallen, uitsluitend binnen de erkende herstellingsnetwerken laten uitvoeren. Hetzelfde geldt voor garantievoorwaarden die voorschrijven dat re serveonderdelen van het merk van de fabrikant worden gebruikt bij vervangingen van onderdelen die niet onder de garantievoorwaarden vallen. Het lijkt ook twijfelachtig dat selectieve-distributieovereenkomsten die dergelijke praktijken bevatten, de consumenten voordelen kunnen opleveren zodat de desbetreffende overeenkomsten voor de uitzondering van artikel 101, lid 3, van het Verdrag in aanmerking komen. Indien een leverancier echter te recht weigert een garantieclaim te honoreren omdat er een oorzakelijk verband is tussen de situatie die tot de betrokken claim leidt en het feit dat een hersteller bepaalde herstellings- of onderhoudshandelingen niet correct heeft uitgevoerd of reserveonderdelen van lage kwaliteit heeft gebruikt, heeft die situatie geen invloed op de verenigbaar heid van de herstellingsovereenkomsten van de leverancier met de mededingingsregels. (4) PB L 95 van 9.4.2009, blz. 7.
28.5.2010
NL
Toegang tot netwerken
Publicatieblad van de Europese Unie
erkende
herstellings-
(70) Concurrentie tussen erkende en onafhankelijke herstellers is niet de enige vorm van concurrentie waarmee rekening moet worden gehouden wanneer overeenkomsten betref fende erkende herstelling op hun verenigbaarheid met artikel 101 van het Verdrag worden getoetst. De partijen dienen ook na te gaan in hoeverre erkende herstellers binnen het betrokken netwerk onderling kunnen concur reren. Een van de belangrijkste factoren die deze concur rentie stimuleren, betreft de voorwaarden voor toegang tot het netwerk dat op grond van de standaardovereenkom sten voor erkende herstellers is opgezet. Gezien de door gaans sterke marktpositie van netwerken van erkende her stellers, het bijzondere belang ervan voor eigenaren van nieuwere motorvoertuigen en het feit dat consumenten niet bereid zijn lange afstanden af te leggen om hun auto's te laten repareren, vindt de Commissie het ook belangrijk dat de toegang tot de erkende herstellingsnetwerken over het algemeen blijft openstaan voor alle ondernemingen die aan vastgestelde kwaliteitscriteria voldoen. Kandidaat-leden aan kwantitatieve selectie onderwerpen, zal er waarschijn lijk toe leiden dat de overeenkomst onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag valt. (71) Een bijzonder geval doet zich voor wanneer overeenkom sten erkende herstellers verplichten ook nieuwe motor
C 138/27
voertuigen te verkopen. Dergelijke overeenkomsten zou den waarschijnlijk onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen, omdat de betrokken verplichting niet vereist is door de aard van de contractdiensten. Bovendien zouden bij een gevestigd merk overeenkomsten die een dergelijke ver plichting bevatten, in de regel geen aanspraak kunnen maken op de uitzondering van artikel 101, lid 3, van het Verdrag omdat het gevolg daarvan zou zijn dat de toegang tot het erkende herstellingsnetwerk ernstig wordt beperkt, en aldus de mededinging wordt beperkt zonder dat zulks overeenkomstige voordelen aan de consumenten oplevert. Toch kan in bepaalde gevallen een leverancier die een merk op een bepaalde geografische markt wil lanceren, moeilijkheden ondervinden om distributeurs aan te trek ken die bereid zijn de nodige investeringen te doen, tenzij dezen de zekerheid hebben dat zij geen concurrentie krij gen van „geïsoleerde” erkende herstellers die op deze aan loopinvesteringen proberen mee te liften. In die omstan digheden zou de contractuele koppeling van beide activi teiten voor een beperkte periode een concurrentiebevorde rend effect kunnen hebben op de markt voor de afzet van motorvoertuigen, doordat een nieuw merk op de markt kan komen, en zouden er geen gevolgen zijn op de po tentiële markt voor merkspecifieke herstellingen, die hoe dan ook niet zou bestaan indien de motorvoertuigen niet konden worden verkocht. Daardoor is het weinig waar schijnlijk dat de betrokken overeenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag zouden vallen.