0
D(ïOOtóïf{l^D(tótó'Di/(^^
door
R.C.dABLAINCVAN CIESSENBÜRC
25^
™E SCHT DE f AlMlSLlffl IN ZAKE
DE VOOEGESTELDE UITBREIDING TAN
OMS
fVIILITASR
D E F E P*J S S E W E Z E N ?
/'
BOÜK- Err HANBMSBHU:
WAT EISCHT DE VADERLANDSLIEFDE IN ZAKE DE VOORGESTELDE UITBREIDING
VAN
ONS MILITAIR
DEFENSIEWEZEN?
REDEVOERING DOOK DEN HEER
E. C. d'ABLAING YAN GIESSENBIJRGl, liitffcsprolcen in de vergadering d". 30 Januari jl., gehouden door Internationale
Vredehond, te Amsterdam.
^
AMSTEEDAM. 1873.
\
Waaneer ik bet woord richt tot mijne landgenootcn^ zoo schreef ik den I 6 n Juli 1S70 (1), dan is hcc omdat ik behoefte Leb om te spreken^ daar ik gevoel dat ik wat te zesgen heb, en deze woorden herhaal ik thans. Maar even als toen zal er ecnige tijd verloopen alvorens ik mijne denkbeelden der openbaarheid prijs geef, opdat een waardiger dan ik intusschen de gelegenheid hebbe zijn stem ie verheffen. Zwijgt echter ieder ander, dan wordt voor mij het spreken plicht, en dan zal ik, even als Hendrik IV bij de belegering van Cahors, in het bczef van dien plicht do aanleiding vinden om mij zelven te overwinnen en mij stoutmoedig op den voorgrond te stellen, in strijd met mijn geaardheid en mijn wensch. Een tweedö reden die mij dwingt tot spreken, wanneer allen zwijgen, vind ik in het bewustzijn, dat ik, door het verzaken van mijn plicht, het recht zou verliezen anderen het verwijt voor te werpen van laakbare onverschilligheid voor de gemeenschappelijke belangen, waarvoor ieder burger van een welgeordenden staat door den constitutioneelen regeeringsvorm geroepen is te waken. (1) Zie bijblad van het Alg. IlandelshUd van 18 Augustus 1870.
6 Mijne denkbeelden met betreklrfno^ f^f i,.+ i ik mij tot taak gesteld heb t . S ° / ^et onderwerp, dat
iniju overtuiging mt te spreken, daar . a n myn vaderland, en claaroi juist poging aan te_ wenden om allen die hef hebben miju overtuiging mede te denken' w t t Ïmtt t te spreken spieken,
ik Let in L ? i l ) '' L ^ p L tbt t l N e i r L d waaracbS deelen ^'''^'^'^*^^
m t ^ " ' " " ^ . ^^^'""^"' ''' ^^^^ ^^^-I^^e eenr Tdat T alleen T '^'lbun''''''de moed ''^ ^^^ « ^ «P^^^P ontbrak om m
Jet ° I - t " w i l " ^ ^ ' " ' ^ " '^ wederleggen, dat door I d e len - - Ik wil aannemen te goeder trouw — bet videv JJaaienboveu is het onderwerp inderdaad ernsti- o-enoeo^ om het van verschillende zijden aandachtig te b e s e h o C e ? Door wnjvmg van denkbeelden toch komt men tot b e n l d t ring der waarheid. Het kan zijn dat ik ongelijk heb in myu beoorceeimg van de zaak, en dat anderen'even on^ Jiust oordeelen als ik. JDat dan iemand opsta, die, op g r r d van meerdere zaakkennis, of scherper blik dan wij e e n i u s ter ooi^eel vellen kan, en dat hij ons terecht wijze, en ons waarheid geve m de plaats van onze dwalino^ Het zal mij een genoegen zijn in dat gevd miju ono-eliik te erkennen, en een zelfvoldoening, dat ik door mijn I t schrijf veroorzaakt heb dat een vraagstuk overtuigend wordt opgelost, waaromtrent de gevoelens thans nog verre van een stemmig zijn, en dat in het belang van de inwendige k r L h t gebrfht ' ° ' " ' ° ' " ' ' ^ ' ''' '°''' Waarheid moet worden Mijn zienswijze kan echter ook wel bevonden worden de ware te zijn, en haar openbaarmaking aanleiding geven dat andersdenkenden __ tot bekeering worden gebra^chf. Moch ^«^ het gevolg zijn__van mijn schrijven, dan zal voor IsederjHud een misstap zijn bespaard van onberekenbare gevolgen
^^nnmn^opviannBCMi
7 en dan zal ik gevrijwaard worden voor liet grievende zelfverwijt, dat uit miju zwijgen had kunnen voortspruiten, het zelfverwijt namelijk, dat ik, door het in persoonlijk eigendom behouden van een reeks denkbeelden, die als van gemeenschappelijk belang, ook ten algemeene nutte hadden dienen te worden geopenbaard, mij als een der oorzaken had te beschouwen waaraau mijn vaderland zijn ondergang had te danken. Dat ieder dus vrijelijk mijne redeneringen beoordeele van zijn eigen standpunt, opdat de natie kome tot de kennis der waarheid, want het wordt hoog tijd dat de waarheid algemeen worde gekend, gehuldigd en veikondigd — op ieder gebied. Dat alle vooroordeelen en autoriteitsgeloof verdwijnen. Dat dweepzucht en hartstocht ophouden de rede te verduisteren. Dat er paal en perk worde gesteld aau het binnensluipen in 's lauds vergaderzaal van het streven naar bevordering van persoonlijke, in plaats van algemeene belangen, zoowel onder het mom van den behoudsman, als onder dat van den liberaal. Dat de groote woorden, waarmede weleens getracht wordt de onnadeukenden te misleiden en to bedwelmen, worden ontleed en van hun prestige ontdaan. Dat het volk met nuchteren zin het staatsburgerlijk leven begrijpe, d. w. z. zijn plichten en rechten kenne, en desbewust medewerke aan den goeden gang der staatsmachine, aan de trapsgewijze ontwikkeling van het maatschappelijke zijn, ter bevordering van eigen vrijheid, welvaart en geluk. Daaraan wil ik ook mijne krachten wijden, ter vervulling van mijn staatsburgelijken plicht, en wanneer ik thans optreed om openlijk te zeggen wat ik denk, op gevaar van verkeerd begrepen, miskend en bespot te worden, dan is het om het bewijs te leveren dat die wil bij mij is — ernstig gemeend. Wat eisc/it de vaderlandsliefde in sahe de voorgestelde
•^sa^^gaxas^^^
8 idiireidiug van ons milHair defensie-nezen? Ziedaar de vraag die ik mij hob gesteld bij het lezen van het wetsontwerp, onlangs door den, thans afgeti'eden, minister van oorlog aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden. Over die vraag heb ik kalm, ernstig en langdurig nagedacht. Ik stuitte reeds aanstonds op het woord vaderlandslielde, waarmede zoo vaak in den blinde wordt geschermd, en ik zocht mij een juist begrip te vormen van hetgeen verkeerdelijk, •— op het standpunt cener beschaafde natie — voer vaderlandsliefde wordt gehouden, en van hetgeen vaderlandsliefde voor ons, Nederlanders van de negentiende eeuw, M"erkclijk is. Er zijn nog altijd menschen voor wie de vaderlandsliefde niet anders is dan een gehechtheid aan de natnurtooneclen, de zeden, gewoonten en gebruiken van het land waar men hot levenslicht heeft aanschouwd. Zulk een verouderde opvatting, die natuurlijk het sterkst is bij de minst beschaafde personen en natiën, ben ik zoo vrij een verkeerde te noemen, en toch is het deze opvatting en geen andere, die vooral bij personen van geringen stand, die, in vreemde landen, te vergeefs zoeken naar de bergtoppen met sneeuw en ijs bedekt, de ondoordringbare wouden, de breede ontstuimige stroomen, de woeste tooneeIcn aan een rotsig zecstrand, of de onafzienbare ijs- of zandvlakten, die in hnn geest tot stoffeering dienen bij de herinnering aan de halslsrckende spelen, de woeste vermaken, de wilde jachten en de gevaarvolle tochten der jeugd, die, zeg ik, bij zulke personen het sloopende gevoel doet ontstaan, dat men heimwee noemt en dat, in den regel, wordt aangemerkt als het kenmerk der ware vaderlandsliefde. Voor hen echter die leven en streven met de beschaafde maatschappijen van onzen tijd, is de vaderlandsliefde een veel verhevener, edeler gevoel, een gevoel dat zich rekenschap geeft van zijn reden van bestaan, de gehechtheid aan hetgeen er groot en edel is in de zeden en gewoonten op den vaderland-
9 sclien bodem, aan Iict hooge standpunt van verstandelijke en zedelijke ontwikkeling verl-regen door de natie wHartoe men behoort, aan de maatschappelijke voordeelenen individueele vrijheden die het noodzakelijke gevolg ziju van een goede staatsregeling en een weigezinden volksgeest. Op grond van deze definitie verklaar ih, die beweer een beschaafd man te zijn, dat ik N.^derland lief heb, niet omdat ik te Amsteidam werd geboren, maar omdat ik in de zeden en gewoonten van mijn vaderland een eigenaardigen karaktertrek vind van eenvond en fierheid, van b'a'gerdeugd en het begrip van solidariteit, omdat ik bij de NeJerlandsche natie vind een groote zncht naar kennis en wetenschap, gepaard aan een onmiskenbare liefde voor waarheid en rechtvaardigheid, een eerlijkheid en goede trouw, oen ongeveirsdheid en zcdelijken moed, zooals ik te vergeefs bij andere natiën zoek; omdat ik de Ncdcrlandsche staatsregeling, het Ncderlandsche volksbewustzijn, den toestand van vrijheid van den Kederlandschen staatsburger beter pcht dan in eenig ander land; — en ik heb mijn vaderland zóó lief dat ik bereid ben al mijn krachten aan te wenden, alle persoonlijke offers te brengen, die kannen medewerken tot het behoud van zijn onafhankelijk voortbestaan. Er zijn er die beweren ]\'ederland lief te hebben, op grond van hetgeen in vorige jaren, in vorige eeuwen zelfs, goeds en groots door Nederlanders is verricht. Ik niet, evenmin als ik iemand achting toedraag, alleen op grond dat zijn overgrootvader een rechtschapen man is geweest. Ik daarentegen waardeer het goede en groote in de Nederlandsche geschiedenis, even als ik het goede en groote waardeer in de geschiedenis van andere volken, omdat het goed en groot is, maar ik heb het iSTederlandsche volk lief boven allen, omdat het tegenwooidige geslacht nog altijd bogen kan op de deugden zijner vaderen, die het kleine Nederland drie honderd jaren lang een onafhankelijk bestaan hebben verzekerd, omdat het in weerwil van zooveel invloeden uit vreemde
10 bron ontsproten, zijn nationalen adeldom lieeft bewaard, en zich nog altijd gehecht toont aan zijne traditiëu door het rein houden van den Nederlandschen naam. Mijn oordeel is onbevangen genoeg om te erkennen dat er in alle landen edele, lechtscbapen, kordate en vrijheidlievende mannen zijn; maar dat neemt niet weg dat in ieder land, door een tal van oorzaken, enkele hoedanigheden of karakte] trekken zoo veelvuldig bij de bevolking voorkomen, dat daardoor kenmerkende eigenschappen der natiën, onmiskenbare nationaalkarakters ontstaan. Het nationaal karakter der Nederlanders nu, verkies ik boven alle anderen, niet omdat het voor mij do meeste aantrekkelijkheid heeft door de krachï der gewoonte, maar omdat het Nederland behoudt op een zoo verheven moreel, intellectueel en materieel standpunt, dat do Nederlaudsehe natie nog altijd de achting van het buitenland geniet, zoowel op zedelijk, wetenschappelijk, als financieel gebied. Er was een tijd dat Nederland als zeemogendheid werd gevreesd, er was een tijd dat de onversaagdheid der Nederlanders het kleine land maakte tot den beheerscher der zee, den overheerscher van groote rijken in de Indische gewesten. Die lijd is voorbij, en ik betreur het niet; want met de tijden veranderen de zeden, en in de negentiende eeuw noem ik het een onwaardige grootheid, die verkregen wordt door ruw geweld, door plundering en moord. Ik acht het een vooruitgang voor Nederland, dat zijn grootheid thans op andere grondilagen rust dan op oorlogsroem, ik beschouw het als een geluk voor mijn vaderland, dat het zijn veroveringsZucht verloren heeft, naarmate het als militaire mogendheid door groote'-e natiën werd machteloos gemaakt, ik ben er trots op dat Nederland niet meer wordt gevreesd en toch nog blijft geacht. Tot het behouden, tot het vergroeien van die achting kan alleen een welbegrepen vaderlandsliefde, doordrongen van den geest der negentiende eeuw, met goed gevolg me-
11 dewerken. Wat baat het dat wij ons beroemen ons vaderland lief te hebben, zooals het verdiend bemind te worden, •wanneer wij die liefde niet daadwerkelijk doen zijn? Wat baat het dat wij het goede en groote erkennen, dat die liefde bij ons heeft opgewekt, wanneer wij met angstvallig waken voor het behoud van datgene dat wij vóór hebben op de natiën die ons omringen, datgene wat mize onafhankelijkheid tegenwoordig verzekert, wat ons bij onze naburen geacht doet zijn. Vooruit moeten wij, altijd vooruit op den weg dien wij bewandelen. Hebben wij deugden, dat wij ze aankwceken en louteren, hebben wij maatschappelijke voordeelen en vrijheden, dat wij ze ontwikkelen. Eenmaal st-cden onze voorouders, naar den aard van hun tijd, manmoedig en volhardend en zij bereikten het doel van hun streven, de vestiging hunner ouafininkelijkheul. ^^lj, hun onverbasterd kroost, wij die htt voorvaderlijke erfdeel, moed en volharding, wijden aan onzen strijd, ofschoon die _ strijd gestreden wordt in den geest van onze eeuw, ook wij zullen het doel bereiken waarnaar wij streven, het behoud van onze onafhankelijkheid, wanneer wij slechts den weg kiezen die het ve/edelds gevoel van vadeüandsliefde ons wijst. En die vaderlandsliefde leert ons in de eerste plaats ons inwendig krachtig te maken door de eendrachttlijke medewerking van den wetgever en het volk ten gemeenschappelijken nutte (1). Zij leert ons vervolgens de eensgezindheid te bevorderen onder de burgers van denzelfden staat, daar waar het geldt de belangen van den staat; zij leert ons ons_recht op vrijheid te handhaven, door do vereeuiging der idichten van een vrij volk; zij leert ons dat de roeping van ISederland, door zijn weerloosheid tegenover de machtige rijken waardoor het omringd wordt, door het nationaal karakter van zijn bevolking, door zijn geschiedkundig prestige zelfs, in den tegenwoordigen staatkundigen toestand van Europa geen (1) Zie hierover den Omnibus 1S65 no. 3,
13 andere kan _zijn, dan door fraps-ewijze ontwikkeling verstandelijk, zedelijk en maatschappelijk te worden tot een modelstaat, een slaat van orde en vrede. Wanneer wij dus werkelijk ons vaderland lief hebben, met de volle liefde waarop het aanspraak maken mao- wanneer WIJ dus werkelijk prijs stellen op de vrijheden en voordeelen die wij bezitten, meer dan eenige andere natie, wanneer WIJ dus werkelijk begrijpen de plicMen die op ons rusten, met het oog op de roeping die het kleine Nederland, ten bate vai. den toekomstigen maatschappelijken toestand van geheel Europa te vervullen heeft, dan zullen wij ook o-evoelen hoe noodzakelijk het is dat wij kalm en ernstig, onbevooroordeeld en zelfstandig, ieder van zijn eigen standpunt en allea mefr elkander, zoeken naar de juiste middelen om de onafnankelijkheid van Nederland te verzeKercn. De afgetreden minister van oorlog gevoelde deze noodzakelijkheid, toen hij, van zijn standpunt, besloot der Tweede Kanier zijn wets-ontwerp aan te bieden. Tot het nemen van dat besluit zal ongeveer volo-endc redenering hem hebben geleid. ° „De vaderlandsliefde gebiedt aan het Nedcrlandsehe volk alle krachten iu te spannen om zijn zelfstandig voortbestaan te verzekeren. „Alleen door voldoende militairsterkte kan het daartoe geraken. ,,Want Nederland kan door zijne verdedigingswerken ziin wapening en zijn legermacht alle pogingen tot^ aanhechtin- aan een ander rijk verijdelen. „Of in alle gevallen zoolang aan een bnitenlandschen vijand het hoofd bieden, tot bevriende mogendheden voldoende hulp kunnen veileenen om de aanvallen af te slacn „l/en genoegzame militairsterkte is daarenboven noodioom de onzijdigheid van ons vaderland te waarboro-en, wai^ neer zijne naburen oorlog voeren. °
il»
„De toestand van de NederlandscLe verdedigingsmiddelen is gebleken thans onvoldoende te zijn. „Daarom moeten de defensiewerken verbeterd, de wapening naar den eisch van de tegenwoordige wetenschap ingericht, de getalsterkte des legers vergroot worden." De Tweede Kamer deelde dit gevoelen van don ex-minister, want tegen het beginsel van zijn wets-ontwerp verklaarde ^ij zich niet. Van een minister van oorlog nu is geen andore beschouwingswijze te verwachten^ maar dat de Tweede Kamer met een overgroote meerderheid het wets-ontwerp voorloopig bij Avijze van credictwet aannam, en daardoor blijk gaf in beginsel de zienswijze van den krijgsman te deelen, ziet, dat is mij onverklaarbaar. Het gevolg van deze eenstemmigheid is natuurlijk dat de natie in het algemeen de verdedigbaarheid van Nederland reeds als een uitgemaakte zaak beschouwt, en bij haar nog alleen de geld-quaestie weegt. Huishoudelijk, als altijd, is zij bereid de noodzakelijk geachte offers in geld en bloed te brengen, maar vordert dan ook van den wetgever dat hij naauwkeurig zijn becijfering maakt met hoeveel hij toekan. Zij is zoo zeker van haar zaak dat ik het volstrekt niet vreemd zou vinden, wanneer in of buiten de_ Kamer het voorstel werd gedaan: zidnigheidsAahe de verzekering van Nederlands onafhanJcelijJcJieid aan te lededen, maar niemand zal er aan denken dat er nog een ander middel bestaat, dat reeds is aangewezen door Emile de Girardin in zijn Politique du XIX Siècle, het middel namelijk van assurantie. Ik weet zeer goed dat de gehechtheid aaü de oude gewoonte om ieder verschil van gevoelen, en iedere quaestie van grondbezit tusschen versten, voor die heeren uit te vechten, en het gevangen geven zijner rede aan autoriteitsgeloof, niet zoo algemeen is als men zou vooronderstellen uit het diepe stilzwijgen dat — in het openbaar — op het besluit van de Kamer is gevolgd van den kant der natie; maar
14 wanneer zij die pruttelen tegen de voorgestelde uitbreidinovan het budget van oorlog, innig overtuigd Avaren van het gevaanijke van ons militair defensiewezen, zooals ik er ni nig van oyertu:gd ben, dan zouden zij den moed hebbeu hun overtuiging openlijk uit te spraken, zooals ik die uitspreek. Zonderling voorwaar, hoe de volken, eveu als de individuen, m het algemeen blind zijn voor hunne eic-ene belangen, en heldcrzieüds voor de belangen van anderen. Men zie slechts rondom zich en men zal zich overtuigen van de juistheid dezer stelling. De Pransche natie roept al« ée'n man om wraak over de schanddaden der Duitsche troepen die zegevierend hare oostelijke grenzen overschreden en niet rustten voor zij het strand vau den Oceaan hadden bereikt, die haar ten westen insluit, en zij vergeet dat de locliteu van den eersten Napoleon het zaad strooiden van de begeerte tot wraak, die alleen den oorlog van 1 8 7 0 / 1 bij het Duitsche volk zoo gewenscht kon maken en zoo bloeddorstig door hen kon doen voeren; evenzeer als zij ver
15 hev>er missclnen nara-mate ze langer draalt om tot uitüarstin- te komen. De regerin- alleen begrijpt den toestand, getuige de vergrooting van haar oorlogsbudget, na de behaalde overwinningen; maar wat deze weder met schijnt in te zien is, dat de algenieene dienstplichtigheid en de uitmuntende legerorganisatie, die in den buitenlandschen krijg haar groot en machtig hebben gemaakt, bij binnenlandsche b e r o e r L wel eens de oorzaak van haar val kunnen worden. Terwijl Frankrijk en Duitschland aldus hunne ware belanoen uit het oog verliezen, door hartstocht verblind, zien ^ii°zonneklaar hoe beide landen door het aanwenden tot ontwikkeling op maatschappelijk gebied, van de millioenen schats die thans aan het oorlogsbudget woi-den ver'^wis., om later nieuwe rampen te stichten, zedebjlcc, blijvende, kracht hadden kunnen erlangen en voor de volgende geslachten een heilrijke toekomst kunnen verzekeren. En terAi^l wij dat begrijpen, zouden wij de fout begaan, die wii bij anderen opmerken, wij zouden stilzwijgend een grondstelling aannemen, wier juistheid nog eerst overtuigend dient aangetoond te worden, en naar aanleiding van die grondstelling gevaar loopen het vaderland ten verderve te voeren door de middelen waarmede men beoogt zijn onaf.iankeliik voortbestaan te verzekeren? Neen, dat kan, dat mag niet Als allen zwijgen, wil ik die grondslelbng aanvallen, opdat er licht kome over een quaestie van zoo groot gewicht — die thans voor zoo velen nog in het duister verkeert. Ik beoriip zeer goed dat het mij euvel geduid zal worden, dat ik in het openbaar ga spreken over onderwerpen, wier beoordeeling geacht wordt te behooren tot de bevoegdheid van den staatsman in het algemeen en van de mihtaiie specialiteit in het bijzonder, dat men mij van oPmannelijkheid zal beschuldigen, omdat ik, vredeman in hart en n.eren het wetsvoorstel van den afgetreden minister, ten spijt van het gevoelen der volksvertegenwoordiging bestrijden durf in beginsel.
16
- " bevoegdheid door,^
se \ p S r T " l ' ^•^^'^*' °P ^^o^d
voor veroordeelino- en veroTi'l^ f'"" '^"^"^ '^«^'eu de vrees Die staatsburgeJ^fo S "1' .^T/^^°%e van miskenn n ' H-aarsehnwen, .oodra „ % t . ^ S ^ ^ ^'^ ^''^«tter ti"d t^é
dat de wetgever geLu ' op r ï ' f ,"^"'"^"^^"'^^ «^^^eg ™jn v a d e r l a n d / M e n 3 e r t ! . ? ^ ' ^ " ' *^" ^ - - d - v e vau ^^^«.^•^.'^«I i e t , ,vanneer m „ ^ 1 ^ 1 1 ^^ ^^'^^''^^e ^ ü , ik ^ - g - . op verkeerde g r o n d k ^ a t s T ^ ^ ^ " ''' ^^^^ ^^^^•'
^ ^ ^ - ^ ^ ^ : ^ t ^ : - - ^ ^ ^ ^er, en dat oordeel v e r i k t van hetgeen mijn gezond v r gescluedenis vai S ^ e 1 " d oordeel verklaar ik o e ^ L d n ^ - 8 - geven tot Lande i ^ ' l
landsehe word ontwikkeld Nederland li^eft o 7
^ - Nederland . , «
' k ; """• °°"^^°^' "^^ ^^«^g i • ' " " ""J^"^^' °P g'Ond ' '"••\^''^' geleerd" en I e " "^'i^''^' aangetoond- dat e ' ^ ' '""^ '^^ '^^^ ^^^^
^^'^^"'^
'^^ ^««^^ der Neder-
f-'^t te worde;, seden LerkleTnT, '^I "f"^ ^"^ -"^^airburen is omringd, die ztcl i i ^""^ '^°°^' kolossale naganiseerde ^ilitair'staten h b en T e '^^J ^^^^-^-^tig-ge". Nederland Leeft eenmaal e n t J l " ' " " ^ - °^ "°"^ ^°™en. -olgeLouden, tegen Let vez^M rd Sn"" •""°^'" "'J'^^^dskamp '^ou tegen Let nabuiige Noord r, ? r ^ ' ' ""''' Nederland geen - ^ taeLtig dagen z ^ ' n ^ L X r , ^ ^ 'H'%'^J ^ « - ' ^ - ' d , ^^goB, zn den tegenwoozdi^en tijd ' '"^ ^^"^^^ ^^^'de-
17 Ge gevoelt niet, gij die dit leest, wat het mij kost deze overtuiging n.it te spreken ; doch er is geen spraak van mijn verkropte woede bij het nedcrschrijven, evenmin als er spraak is van uw verontwaardiging misschien bij het vernemen van mijn gevoelen. Er is spraak van het welzijn van mijn, van uw vaderland, er is spraak van het behoud van onze maatschappelijke voordeden en vrijheden, en vlijmend mogen de woorden ons door de ziel gaan, de waarheid moet gezegd worduD, die men meent gevonden te hebbon, wanneer haar openbaarmaking strekken kan om een onheil af te wenden, en de verzwijging de oorzaak keu worden van eeu ouherroepelijken miss+ap. Was het vaderlandsliefde, o minister, die u aandreef uw wets-ontwerp der volksvertegenwoordiging aan te bieden, cok mij spoort een innige liefde tot mijn vaderland aan om te handelen gelijk ik doe, ten einde het onafhankelijk voortbestaan van Nederland te verzekeren. Die liefde maakte ons beiden misschien eenzijdig, — stellen wij die mogelijkheid, — maar even als zij u, krijgsman dwong tot het indienen van uw wets-ontwerp, zoo drijft zij mij, vredeman aan om het openlijk te bestrijden. Moge de volksvertegenwoordiging, na ons beiden gehoord te hebben, door gelijke liefde geleid, kalm en waardig als scheidsrechter optreden tusschen ons beiden, behoorlijk voorgelicht door allen die Let wel meenen met ^Nederland, en die, als bevoegde beoordeelaars of als heldere denkers, vcrmeenen licht te kunnen verspreiden in deze zaak. Ik stel daarom de volgende vragen aan allen, die met wetenschap kunnen oordeelen over kri.'gszaken, en ik smeek h u n , in 's lands belang, mij eerlijk en oprecht te antwoorden: l o . Op welke wijze kan Nederland zijn defensiewezen voldoende ontwikkelen, dat een land van drie en een half millioen inwoners in staat wordt een aanval af te slaan van een leger van bij voorbeeld een millioen man, aangevoerd, 2
18
waL--
, r " r ' r . / ' ' ° " ^ T ^'""'«-^--^ voor de
b. V. A m l t e S . ehoedcn k,;"^""'""'^"'^ waterwerken Straatsburg, Met., P a r ^ eu E c C l ^Hf P" J"* ^''^^^ woon lagen .aterstand^f al ^ I Ï L T I : ^ ^ , S r " ^ ' ^ '
e e n i : : : ; t n ^ , «,;--;|^^^^^eid,dat ^^ ^ ^ ^ . n waterliniön door/'' ^nfioo fnrr^T'^'^^"'""^" ^'•'^ «^ °"^°
dekkingen te scLande te L^ïen^
'^^ -tvindingen of ont-
l i n i t o ! ! : ; ! ^ ™ : ! : ^ ^ : : ! ; ^ " ? ' ^ ^ ^^* ^ - - ' « ^ .«ter. al wanneer . m l e n,"^ " ^ f ?'"""^"'^° ^^^'•>'^'"^' v°°r. ^
ineer zij, in weenvir v.n
'' ^'•""'^'*°^ ^'^ '^'^^ dies
kunnen bekome;^? " ' ' " omsingeling, behoorlijk zal 5o. En als die waterliniën ru eens ^1 ^;. innnen verriehten, hoe moeten dan die N deW " d " i " " ^ ' "
eenige natie t^r " L M r ' t ' o / l o f
des legers zal leenen, die nise kans op goed o-evnloler te wor.telL^ ^^nf ! T " vriendsel'p '; Vr ons l e t "
van duizenden JneThndiid'''' Hnderen dat wij b ^ een L ! .f
ecrd -
ï^"'^* ''• '^'
benoodili / , • ' ^'''"^^*"'^^*^ .!''°°'^'-'^ ^^^ ^«^ om met ee*'-^\«"^'^^^ machtigen aanval" " ? " ^ ' "°'^^^ ""^^ -^'' ' t
r^'''^''' "
T
wanne r' : | ' ',2 ^'ot :f'7'
"^''''''
''' '''' '^^-d '^
r''''
Wie zal .oor o n r t e ^ t l ^ ^ l ^ ^ S ï . ^
*« ^^r-
^•^'^""1
^
19 voor Frankrijk ia 1 8 7 0 / 1 , Frankrijk uiet deed voor Oostenrijk, en Engeland niet deed voor öe^^emarKen m 1866, Pruissen niet deed voor Nedeiland lu lb,iU 70 Is werkelijk de voorgestelde ../Jo.«^e versterking en mobiliseering genoegzaam om te verhinderen, dat de stnjd tusschcn onze kolossale nabnren, wanreer hunne opeia len het znllen vorderen, niet wordt gestreden op ons grondgebied of dat ^^ij door den loop der omstandigheden ^voruen gedwongen onze onzijdige houding te laten varen. 8o. is eindelijk niet veeleer onze wapening een iiittartino- yan onze zijde om ons niet als weerloos te besehouwen- is zij niet veeleer een aansporing voor groote natiën om óns te noodzaken partij te kiezen en oi.ze kleine legermaeht tot de zege te doen bijdragen, te onzen cos e en L bate van anderen, of haar in den sehok der twee kolossen, tnsschen bdden te vermorsclen? _ De kleme knaap, die met een stok m de nand en stnjdlustio-e blikken zieh plaatst voor den stoep zijner woning, op het oogenblik d.t twee basehonken varensgezellen op de straat handgemeen ^vorden, loopt allieht gevaar tnsschen de S i t e n d e n in en van de been te geraken, of met een oorveeg of een sehop naar binnen te worden gejaagd, onder ceu luid hoera vau de toeschouwers. Een klein volk, dat vermetel genoeg is met de groo.eu mede te willen doen, wanneer het er op aankomt, steekt men in den zak, of, zooals men in het politieke leven zegt, ^ ^ M ^ m : : : - n i e t dat ik tegen het militairisme in K c d e . land te veld. trek als een fanatieke kwaker, een Y'^''^ qnand-mème. Ik veroordeel, wel is . a a r , met al de kracht die in mij is de dierlijke bloeddorst en vernieLngsznch . die in weerwil van den tegmnvoorwoordigcn stand der _beShavin.., nog altijd in zoogenaamd zedelijke maatschappijen h t s e h t ' nog altijd door baatzuchtige .-gemigen woi-dt aano-ckwcckt; ik tintel van vcrontwaurdiging, dat eiken i^
20 teW i S t^V V '''''''^ '"'' B^cnscherleven wordt ge. teld by voiken, die yci.vnand genoeg .ijn, om te beweren dat ZIJ geroepen zyn om kannibalen en barbaren lot men^ Chen te maken, zedelijkheid te prediken in verafgelegen ' e jesten en een liefdeleer te rerkondigen aan wilden ma.r dat neemt met weg dat ik niet zou terugde-iizen ^óor de o^)oflenng van duizenden mensehenlevcns, hoe kostbaar ik ze ook acht, waimeer slechts de waarschijnlijkheid bestond dat door die opoffering de beschaving in het alo-emeen kon worden gebaat of onze vrijheden en maatschap-peli ke nt' •wikkeling m het bijzonder konden worden behoudeii
zie r S
i.
" ' T ' ' - * " " ^ ' ' " ' ' ^^^ mogelijkheid zelfs,
zie ik met m, en danrom verhef ik uit volle overtuio-in<^ n>ijn stem tegen het voorstel van den m-nister, t . g e n l i e l gevoelen dat m dezen werd uitgesproken door de over groote meerderheid der volksvertegenwoordioin. ""'' Maar al zy nu Nederland, volgens mijn "innige overtmging, die Ik, met allen mogelijken eerbied voor h;t gevoelen van andersdenkenden, en in afwachting dat men miine zienswyze grondig wederlegge, zoo vrij beS openli/k u ï te
z r m i l i ; : i r T "•^'^'''' ^Ijn onafhankelijk voo4estian:do zyn militair defensiewezen, hoe krachtig ontwikkeld ook te verzekeren, daarom heeft mijn vaderland nog op v e m na met zyne aanspraken en kansen verloren, om zijn p k u ' ^ en
j:rSu£"^""'^^ ^^^^--^ ^^ ^-i^-^-^ _ Integendeel, Nederland heeft nog altijd een groote roepirg te vervullen, het behoudt nog aldjd een leVich i^e reden tot onafhankelijk voortbestaan gewicntige
.tJr T T
^"' '' ^'^'^'^'l^'^^^ ««n klein, krachtig en zelf-
tandig land geweest, omdat het zich de vrijhetd waard t oude door vryheid te verleenen; omdat het in zich o^nam al de e .meuten van vooruitgang, die door kortzichtige legeringen uit hun vaderland werden verdreven; omdat i e t met ernst en waardigheid, langzaam, maar geregeld zich
21 heeft ontwikkeld; omdat in g-een land ter wereld zoo volhardend en toch zoo bezadigd de liefde tot waarheid en rechtvaardigheid het volksbewustzijn en het plichtbesef hebben te voorschijn geroepen, en het begrip van solidariteit hebbea gevestigd. Dat erkennen wij en dat erkent gehtel Europa met ons. Gaan wij dus voort met vasten tred op den weg dien wij bewandelen; zorgen vrij dat wij blijven de staat van vrede en orde, die wij zijn, en de achting der beschaafde wereld zal onze belooniug wezen en de reden van ons zelfstandig voortbestaan. Maar er is meer. "Wanneer men de gebeurtenissen van de latere jaren nagaat, dan ontwaart men dat er een krachtig uitgesproken denkbeeld ten grondslag ligt aan het streven van verschillende rijken naar uitbreiding hunner grenzen, een denkbeeld dat in den aanvang de oor/.aak mag wezen van woeling- en strijd, van afscheuring en aanhechting; maar dat door zijn verwezenlijking in de toekomst de reden kan worden van een groote vermindering der kansen van oorlog. Dat denkbeeld is het samenvoegen onder een en dezelfde regeering van al die gewesten, die taal en zeden met elkander gemeen hebben. Nedeiland nu heeft een eigen taal en een eigen volkskarakter, en heeft dus ook op dien grond niet te vreezen voor het verliezen van zijn zelfstandig voortbestaan. Er mogen er zijn die beweren, dat wij zouden behooren tot de groote Germaansche familie, op grond dat zoo ongeveer 2000 jaren geleden eenigo Germaansche stammen naar herwaarts zijn komen afzakken en bezit genomen hebbea van den grond, dien wij thans bewonen. Wij, Nederlanders van de negentiende eeuw, Avij wraken deze bewering, omdat wij, door voortdurende kruising van rassen, gedurende die tvantig eeuwen, geworden zijn tot een zelfstandig volk met een andere taal, met verschillende volksdeugden, met geheel tegenovergestelde nationale fouten zelfs, dan die der Germanen, die na eeuwen lang ons vreemd te zijn gebleven.
22 eensklaps de stem des bloeds voelen spreken, nu zij aan Let afronden van hun grondgebied zijnde, zoo gaarne het njk van lumnc meesters, de oud-Knnen van ,,aan deze ziide van den Memel" (Borussia) zouden willen uitstrekken tot aan de monden van den Eijn, de Maas en de Schelde. Evenzeer als de Pruisen die allengskcns een Duitsch volk geworden zijn, gelijk hebben zich met de andere Duitsche volken tot één Germaausch rijk te vormen, even wcinibehooren de Nederlanders, die zich trapsgewijs van de Dnit" sche familiebanden hebben los gemaakt, deel uit te maken van dat njk, en al mogen ecnige geestdrijvers met de Duit^ sehe eentieid, die na do aanhechting van cns land wellicht ook nog wel aanspraak zouden willen maken op de iuliivmg van noordelijk Frankrijk, als het land van een oudGermaanschc stam, der Franken, ook nog zoo luide hunne annexatie-denkbeelden verkondioen, is het evenwel noo- verre van bewezen, dat de staatkunde van het Noord-Duitsclie rijk onze aanhechting onvermijdelijk maakt. Ook van dien kant, ik hoi haal het, is dus weinig of niets te vreezen. Gaan_ wij nu de oorzaken na, die geleid hebben tot de annexatie van ecnige zelfstandige staten aan het wordende Duitsche njk, dan zien wij, als een van de voornaamste gronden tot de .inlijving van Hannover, Hesren en Nassau op den voorgrond gesteld: de slechte regering en het drukkende belastingstelsel, waaronder die landen gebukt o-incren en die zelfs voor hen de aanhechting aan een groot, "uavcrvvant njk, dat beter geregeerd en minder zwaar belast wordt, vevkieselijk maakten. Maar wij toch worden niet zoo slecht geregeerd, en ziin nog met zoo duldeloos gedrukt, cat een machtige nabuur zou durven beweren een familieplicht en een liefderterk te vernchten, door ons te benaderen. Wel pruttelen wij onophoudelijk over de vele fouten en verkeerdheden, die wij door onze regering zien begaan —
23 misschien zelfs wel wat te veel als liet te laat is, terwijl wij den tijd tot voorkoming achteloos laten voorbijgaan; —• maar als er ernstig sprake mocht zijn, op grond van dat geprnttel, ons een andere regering op te dringen, m de plaats van die, waarover wij ons zoo zeer beklagen, dan zou men eens zien lioe de vaderlandsliefde zou ontwaken, en hoe eenparig, zonder aanzien van richting op staatkundig of kerkelijk gebied zon geprotesteerd worden tegen onze aanhecht Dg aan een ander rijk, welk ook. Ook onze naburen weten dit, gelooft het viij, en zullen zich wel wachten een poging te wagen, om ons uit medelijden. . , onder curatcelen te stellen. Wel worden wij meer en meer gedrukt door overbodige belastingen, doch die belastingen woiden riet geheven om enkele bevoordeelden te veirijkeu ten ko^tc van een geheele kaste van lastdragenden. De opbrengst van die bekistingen wordt aangewend met het doel, om de gemeenschappelijke bchuigen te baten, en al moge de aanwending niet altijd beantwoorden aan het doel, daaiom bestaat er in Nederland geen stelsel van uitzuiging en verdrukking, dat tot voorwendsel zou kunnen leiden. Zijn de belastingcijfers te hoog, in verhouding tot hetgeen in groote rijlien — die behoorlijk worden geadministeerd en niet onder een schuldenlast verpletterd zijn — hoofdelijk wordt lijgedragen, dan hebben wij slechts onze oogen te openen voor onze belangen, de redenen op te sporen van die nadeek'ge verhouding, en langs paiiemenfairen^\eg den wetgever de fouten aan te tocnen die bij de aanwerdipg der gelden worden begaan. En als men zou meenen dat er niet meer zou te bezuinigen zijn op de kleine uitgaven, dan hebbe men eindelijk eens den moed zich te ontdoen van de vooroordeelen die het staatsbestuur aankleven, en het nuttelooze, wat zeg ik, het verderfelijke te erkennen van de groote geldverspillingen, die een budget van oorlog, en een militaire verdedigbaarheid van een klem viederijk vorderen.
34 Maar er was nog een grief tegen de landen, wier aanhechting te motiveeren was. Zij hadden zich namelijk bemoeid met zaken die hun niet aangingen; zij hadden zich door allerlei militaire vertoouingen een air gegeven^ alsof zij heel wat beteekenden; zij hadden zich onvoorzichtiglijk opgeblazen als de kikkers bij het aanschouwen van de vechtende stieren^ en zoo iets dulden geen stieren, dat weet men; zij hadden, iiit dit oogpunt het dus zich zelven te wijten, dat zij door aanhechting machteloos werden gemaakt om ooit weder iemand in den weg te treden en te belemmeren in de iiitvoering van zijn plannen. En ziet^ van die reden tot annexatie tracht ik Nederland te ontheffen door mijn waarschuwing tegen de uitbreiding, ja zelfs tegen het behoud van ons militair defensiewezen. Zoolang Nederland dus zirh toelegt op de ontwikkelingvan zijn verstandelijke, zedelijke en gel.lelijke kracht, door de bevordeiing van den bloei van zijn landbouw, handel en nijverheid, de verbetering en uitbreiding van zijn schoolwezen, van zijn rechtsbcwustzijn en zijn staatsburgerlijk leven, door de steeds toenemende veredeling van zijn volksaard, zoolang zal Nederland zijn ongercptcn naam buiten'slands behouden en zijn onafhankelijkheid bewaren, beter en zekerder dan door het verkwisten van millioenen schats uit zucht om toch nog onder de militaire mogendheden te worden medegerekend, op grond wellicht dat Nederland in het- Europeesche statenstelsel van een paar honderd jaar geleden als militaire mogendheid een gcede figuur maakte, en als zoodanig werd ontzien of gevreesd. Is Nederland sedert op het militaire gebied door de aglomcratie van veel kleine Europeesche staten tot een enkel groot geheel in de schaduw gesteld, dat het dan ook den moed hebbo dit te bekennen, dat het den blinddoek van voor de oogen wegscheure, die het verhindert zijn tegenvvoordigen toestand met juistheid te overzien, dat het zich niet langer late bedwelmen door ijdeleu woordenpraal en snorkende fanfaron-
25 nacles, dan zal ket tot de overtuiging komen dat het door moreele kracM alleen zijn reden van zelfstandig zyn moet trachten te bewaren. Die moreele kraeht kan Nederland verwerven door eeudrachlelijkc samenwerking, lot 's lands belang, van den weto-evér en het volk, door eerlijk en trouw te blijven m de nakoming van de overeenkomsten met andere_ natiën gesloten, door zieh te onthouden van inmenging m de diKw.j s zoo kreukelende politiek van onze wedijverende kolossale """EII'wanneer het mocht gebeuren dat een van die naburen ooit, ten spijt van recht en billijkheid, den vrij m ^ e deilandschcn bodem, het land van orde en vredj, met geweld mocht willen voegen bij zijne eigene gewesten, dan zou er ten minste nog eenige reden zijn om te verwachten, dat onze zedelijke invloed het nationale geweten van de andeie machtige staten deed opl.omen tegen zu k een wedeirechtelijke hardeling en dat door een krachtig protest ^an hunne zijde onze aanhechting werd voorkomen Het weerlooze jonge meisje, dat stil en zedig haar weg s a a t e n eensklaps wordt aangegrepen door een ru^^en kerci, heeft honderd kansen tegen een dat de eerste de beste voorbiio-anger als haar beschermer optreedt. Ma^ar zietdaar alweder een denkbeeld dat hoogstwaarschijnliik den spotlust, misschieuwel de verontwaardiging zal opwekken van velen die zich de moeite getroosten mijn redenerino- te volgen. Meenigeen zal gebelgd zijn over dio vcrP-eHikincx van Nederland bij een jong meisje, omdat hij, door het aankleven van oude vooroordcclen, of door het gehoorgeven aan strijdlustige opwellingen zich maar met gewennen kan aan een andere voorstelling van ons and dfin alsvaneenforschgespierdinan, die ieder oogenblik bereid is zijne vuisten of zijn degen te gebruiken om bewijs te geven van ziin eergevoeligheid en zijn rechtsbewustzijn, al zou dan ook zulk een ruwe vorm van moedbetoon hem tot roeke-
26 lozen overmoed verlei(''en, en zijn onschadelijkmating tengevolge hebben. Vechten, slaan, moorden, vernielen — menschonteercnd is Let; maar er is toch iets maimelijks in—• zoo oordeelt men — dus nog liever onze verkecrdheden gebonden, dan met het afleggen er van gevaar te loopen van geminacht te ivordcu door hen die machtig zijn en groot — als het verschenrcnde dier in het woud. Alsof de zedelijke moed, de moed een grievende waarheid te erkennen; de moed te breken met vooroordeclen die ons lief gevrordai zijn; do moed zijn hartstochten te beteugelen, zijn geaardheid te ond rdrnkkeu, wanneer de vaderlanclsliefde en de rede het voidercn; de moed die niet bij voorktur mannelijk is, niet verre verheven zij boven die instinktmatige inwilliging aan de zacht naar ruw geweld. Men gevoelt, men erkent dit alles, wanneer er op gewezen wordt, doch men is in den regel onmachtig wanneer de toepassing op het beginsel diende te volgen. Ik kan mij zelfs voor" stellen dat onder de oprechte vrienden en voorstanders van den vrec^c, leden van vredcvereenigingen, tr velen zullen zijn, die in kalme oogenblikken al het menschonteerende zullen begiijpen, dat er gelegen is in het gereglementeerde mcnschenmoordeu, en het stelselmatig vernielen van de vruchten van auderer arbeid, kunst en genie; doch in oogenblikken, wanneer het geldt de vrees om van hun nationale zelfstandigheid te worden beroofd, het hoofd zullen verliezen, en z'ch door hun kwalijk bedwongen dierlijken hartstocht zullen laten verleiden tot het plegen van soortgelijke gruwelen, als die zij eenmaal naar -waarde hebben gebrandmerkt. Maar daarom te meer wil ik trachten, op gevaar van bespotting en miskenning, in algemeenen zin de vredebeginselen kracht te geven tot onderdrukking van een zoo slechten en gevaarlijken raadsman als de hartstocht, en in den beperkten zin van het onderwerp dat mij bezighoudt, te wijzen op de ware roeping, die Nederland, in het alge-
27 meen, zoowel als in zijn eigen belang, geroepen is te vervullen. . Men zal mij misschien tegenwerpen, dat het een ntopie is, die ik verkondig. Ik voor mij ben van het^ tegendeel overtuigd; maar aangenomen eens dat dit zoo zij voor het oogcnbUk, dan nog stel ik vrijmoedig miju utopie tegenover do" ntopie van hen dio beweren, dat Nederland, door zijn militair defensiewezen zijn onafhankelijk voortbestaan kan verzekeren, en dan wil ik trachten te bewijzen, dat mijn utopie, die ligt in de richting van do toekomstige maatschappij, en daarom behoort tot degenen die te verwezenlijken 'zijn, in korteren, of langoren tijd, Nederland den weg zal \Mjzen tot veredeling en maatschappehikeu vooruit'o-aua:, terwijl de utopie der voorstanders van het verouderde Ijeglnse!, de toekomst van een laud to doen afhangen van oorlogskausen, een utopie, die in de tegenwoordige omstandigheden voor Nederland onmogelijk verwezenlijkt worden kan, het vaderland ten verderve zal voeren docr krachtsvcrspilliiig en ontzedelijking. Hoezeer wij vooralsnog van geen onzer machtige naburen een offieiëele kenrisgeving hebben ontvangen, dat onze ontnaticiug ten algcmcenen nutte noodzakelijk bevonden, en als zoodanig gedecretecid is geworden, hoezeer het zelfs op ^'crro na niet bewezen is dat aan zoo iets wordt gedacht, gebiedt toch de voorzichtigheid dat wij, die vadeilandshevend genoeg zijn om niet te verlangen naar een aanhechting bij een ander njk, welk ook, bij tijds zoeken naar de middelen om, zoo mogelijk, onze zelfstancMgheid te verzekeren. Dat begreep de gewezen mluister van oorlog en hi.) bood zijn wets-ontwerp aan; dat begreep ook ik, en ik stelde mijn zienswijze tegenover de zijne. Maar nu is het mogelijk dat wij beiden dwalen, en dat zoo min het militaire defensiewezen als het zedelijk prestige Nedtrland voor annexatie kan behoeden, als eenmaal een heerszuchtige regeering, steunende op eigen kracht, of met goedvinden
38
. feteüeu wy eens dat b. v het J)m-K 7 • J^-'i-en, aanleiding- vo„d ons on , l" ^^'^^^"•^•'Jk, Ba tien
of. andere easus^eln, o r d e n ' o o l ' " f " ' 1 ° " '' WIJ, OTcreenkoinstig ]. t p h n v n °i
«--
^ *' ^"-^^^roi,, en dat
oen ..J^.,,^ defensie,'; n on r l ^T ^"^^^•'^-"«'•^ met <^eu; naaar des nie e n r ^ ^ " ^ ' f ^''''"^^^ ^'-''-^'?, -öan zouden wij geel e n c t t i ^ " ' ^ ^^ ""''^"^ ^'^°^'^lasten Lebben geciaoln d ' r •""'f """'^^'««^ ^^ ^^^ . ef.nsie een land zoo^ klein als t t T ' T " ^ ' ''''''' ^""^ den minstens 250 inillioenea L , ! ' ° fP'*^^^^" ^^'^ ^°^> tien jaren een leger v n 2 00 t . ' °P^^f^'-"f'*' 8-l"'-ende l^en gehad, bijgevolo- eer o t l Ï Ï """'] °'''\'' '^'^ "'«pens hebben aan de t ^ b o u ^ i , J rTn ""''fT^ onttrokken hebb - d in werkplaatse fabl^e ? , ' ^ ° ' ^ ; - ' . " ^ - - ^ den ar-
deeligen invloed hebk^n 'et„- " l / r '"'"^r'''''' "^ ^^^'^ "«cipUneerde leger, volking iüloef«it.
op d" Ï d 1 i 1 ^ ''^'^ ^'' ''"'' ^'edis^S'iehjkhezd yan een deel der be-
.-tl!:"a,;:::er"^ L ^ r d f ï : f ' ° 1 t * ^^^' ^^^^-l^ndsehe lustige Duitsehe L h ™ I d r H d " ? ' \.'''T''' ^^^^ ^ ' " i ^ " nen zijn, aangevoerd door W e r ) ^ ; ' '^^^'^ Duitsehers kunofficieren, zoods het X ;f e " f " ' ^ " ° " ^ " ^ ^-'^ « - - gewapend ineL znndnadelgeu e en t t , i f " ''"''''^ '^'^^^^ '^ Bonnen, hare grenzen z a | ove\ du^ ' r f ' ' " ''^""PP"^^" de worsteling eindelijk beJeen i f f' ""^telooze vau ongeipen strijd, dan zou ; / ' ; t T / ' ^ ^ ' ""^ ' ^ " aau haar defensiewezen had oXaehf V f ° n " " ^ ° " "^'^ ^^ den spotlust van geheel E r o l K I , ' ° ' ' ^^^^otsteilen aau B -i^iuopa, Au moge men, uit een
29 oogpunt van zedelijken moed, en in het belang van het li.nd, ooideelen dat zij weldoen zou d c i spot.te trotse-3reii, een ieder die het Nederlandsche volkskarakter kent, weet dat zij het niet kan, niet zal doen. De fiere Nederlander duldt geen spot; hij kan, wat niet te hopen is, door overschitting van zijn kracht, een onberaden stap doen, en roekeloos het welzijn van zijn land op het spel zetten; heeft hij eenmaal zich ten strijde toegerust, en staat hij tegenover den vijand, dan zal zijn onverwinbare hardnekkigheid hem den strijd doen doorzetten tot het laatste toe. Dan zal, nadat tien jaren lang het Nederlandsche geld heeft gevloeid, ten bate van een nutteloos, ja gevaarlijk dofensiewezen, het bloed van Neerlands dappere zonen stroomen, ten zoen van een verkeerde opv itting van de eischen der vaderlandsliefde; dan zullen steden en dorpen worden verwous+j de vreedzame burgers van hun have en goed worden beroofd, de akkers en weilanden voor vele jaren door zeewater onvruchtbaar worden gemaakt, jammer en ellende, hongersnood en moord heerschen door het land, en dat alles —• nutteloos, dat alles —• te \ergeefs. En wanneer Nederland zal zijn geworden een provincie van het eenige Duitsche lijk, dan zullen de vestingwerken, die werden opgericht met Nederlandsche handen, behoorlijk hersteld en uitgebreid, moeten dienen om den eenmaal vrijen burger in onderwerping te houden aan den meester; dan zal de Nederlandsche handel met de aan Nederland ontroofde schatten gedreven worden door vreemden; dan zal het Nederlandsche volksbe\vustzij,n door kommer en gebrek verstikt worden en de Nedeilandsche natie veritrooid raken of door herhaald machteloos verzet verlamd en ontzedelijkt worden. Al deze rampen nu kunnen wij ontgaan door bij tijds de oogen te openen voor den toestand waarin Avij verkeeren, en door de juiste middelen te kiezen om met het oog
80 op dien toePtand, ouzo onafhankelijklieid te verzekeren, of minons onze zelfstandigheid zelfs als deel van een g o o t ^ i f c te bewaren.
Ö^-'^I' XJJÜ.
Nemen wij aan dat ons prestige, e.en weinig als ons de ens,ewezen, onze annexaMe kan verhoeden, en dat oa e a t he hfng wordt voltrokken zonder dat een enkele bev ie' de natte zteh daartegen verzet, dan znllen wij, dtiid n de voorondorstelhug dat wij by het Duitsehe ri L zu n " 4 d n gevoegd, als een Duitsehe provincie v o o i k e r h ^ 0 ; - . s h e n,ihtar.sme, met al de gevolgen van dien bij ons ^z en ngevoerd; rnaar dan zullen ^^ij, in alle gevallen, ged re u e do vroeger door ons willekeurig gestelde tien jaren vrd ^m gebleven van de drukkende belastino-en, d e het tevoK zijn van de m verhouding veel te groote ütgaven a^n h f bndget van oorlog, van een volk dat%e klein ^ s onx o o i gen te voeren en dus geen staand leger behoeft; ^ , ev ne ns zouden wy gedurende die jaren m het gen t 1 'loott en ^an de gronden, die thans schansen, enz. worden misbruikt. Werden wij dan
voor
vestino-werken ^"Uo^^eiken
na de annexatie, nogmaals zwaarder be-
het he stelde defensiewezen, dafc als dan beorepen zon .^in onder het bndget van het geheele rijk, stellig S " m e " Zdragen dan de intrest van hetgeen wij gecfurerl de t t " S a a X " ' ' ^ ' ' ^ " '-'' oorlogslasten,^ouden hebbe: n i ^ Maar meer nog dan door dat geld zouden wij o-ebaat worden door het behoud van duizenden mensehenleve Diezelfde jongelieden, die uit verkeerd begrepen vader I n d " lefde , scherpschutters-, weerbaarheids-, ° p L p a t Ï o ™ hebben opgericht en die aan de spits des egeS^ i^d de zich vruchteloos opofferen zouden als verdediger ' 7 ^ ands onafhankelijkheid, zouden dan bewaard bl j ^ i om he land met vrucht te dienen door hun leven. Zi/ z o u d ^ de
31 dragers zijn van den Nederlandsclien volksgeest, en eenmaal de tolkea worden van de Nederlandsche begrippon van vrijheid en vooruitgang, wanneer zij als de vertegenwoordigers der nieuw geannexeerde provincie in de K.aner der afgevaardigden zouden optreden voor de Nederlandsche belangen. Daar zonden zij moedig cu volhardend kunnen ijveren voor het herstel van onze onafhankelijkheid op grond van de onbillijkheid onzer aanhechting en, mochten hunne pogingen te kort schieten om dat doel te bereiken, in alle gevallen de banierdrngers worden van de vooruitschrijdende partij, de Kederlandsche begrippen overbrengen op Du'tschen bodem, en de vrijheden en maatschappelijke voordeelcn, waarop onze vaderlandsliefde is gegrond, met de eigenschappen die ons gunstig van andere volken oüdersohciden, verzexcreu aan het rijk dat ons, krachtig gcteekende individualiteitj in zich zal opgenomen hebben. Verliezen wij dan ons onafhankelijk voortbestaan, dan verliezen wij daarmede nog niet alles, en in stede van een geminacht aanhechtsel te worden, zullen wij een geacht en gezacl'hebbend bestanddeel zijn van het rijk dat ons aan zich trekt. Dat rijk zou, wanneer ooit anncxaticlust onze onafhankelijkheid belaagde, geen ander Kunnen zijn dan Duitschland, op grond dat Frankrijk te lang zal werk hebben om zich van den dubbelen schok te herstellen en Engeland, zeer practisch, zich toelegt op de ontwikkeluig van zijn handel en nijverheid, binnen de grenzen die de zee het heeft gesteld. Maar, ik herhaal het, ik heb vertrouwen in de toekomst, en ben innig overtuigd, dat zij het bewijs zal leveren, dat het geen utopie is, de weg dien ik mijn vaderland aanwijs om aanhechting te ontgaan en zijn onafhankelijk voortbestiau te verzekeren. Ware ik van het tegendeel overtuigd, en ' wist ik dat de zuctit naar het onafhankelijk voortbestaan van mijn vader-
82 land, bij al mijne landgenooten even sterk ontwikkeld was als bij mij, dan riep ik hen op, liever dan de kans te loopen den naam van Nederlander te verliezen, al hunne bezittingen allengskens tot geld te maken en op het oogeublik dat de aanhechting onherroepelijk besloten zon zijn, gemeenschappelijk den door anderen begeerden grond te verlaten en den Nederlandschen staat met al zijn vrijheden en eigenaardigheden te vestigen in het westen van Noord-Amerika, hetzij in Jowa of in Californie. (1) Als voor een vrij volk in Europa geen plaats meer is, dan heeft het nieuwe werelddeel er nog plaats in overvloed voor. E.
0.
D'ABLAING VAN GIESSENBÜEG.
(1) Zie hierover de brochure van dr. Hartogh Heijs van Zouteveen •, Californië's Hulpbronnea en Toelcomst,
i was e loote be313 blik mcearlateu 3igenerika, i volk e weEG. leveen •.
Bern brocliiire is van het grootste gewicht Toor ieder wien het zelfstandig Yoo/.bestaan van ons vaderland ter harte gaat, Tooral op een tijdstip, waarop wij ons gereed maken het feest
oujtt SOO-iange ^iolitukt MMi