in catering
Ton Elstgeest
(09-01-2000 / 22-07-2000)
− 1−
Decor: Het stuk speelt zich af in de keuken van de rijke familie Laarmans. In het huis van de familie wordt die avond een grootse receptie gehouden waar allerlei welgestelde en belangrijke gasten hun opwachting zullen maken. Het betreft een grote keuken met links de buitendeur en rechts twee aparte deuren naar andere vertrekken in het huis. Noodzakelijk zijn een grote keukentafel en een paar stoelen, voor het overige is de indeling van de keuken naar eigen smaak en keuze. Bedenk wel dat het hier een rijke familie betreft. Rolverdeling: 3 dames, 4 heren Ed: (± 40 jr.)
Bas-Jan: (± 14 jr.)
Prescilla: (± 35 jr.)
Fleur: (± 20 jr.)
Deborah: (± 40 jr.)
Paul: (± 40 jr.)
De cateraar, die onder de naam Eduardo catering services een klus heeft aangenomen bij de rijke familie. Hij is absoluut niet in staat een en ander te regelen. Hij is een sjacheraar, een opgeblazen figuur die met dikdoenerij en interessantdoenerij bij de rijke mensen in de gunst tracht te komen. Van catering heeft hij echter geen kaas gegeten en zijn licht ontvlambare karakter en zijn aangeboren lompheid gooien nogal wat roet in het eten. Een zakenman in de dop. Hij is brutaal, eigenwijs en verveelt zich dood tussen de volwassenen met wie hij moet omgaan. Maar vooral is hij bezig met geld en zakendoen. Zijn mobieltje is z’n belangrijkste instrument. En als zaakwaarnemer van zangeres Fleur denkt hij hoge ogen te gaan gooien. De manzieke vrijgezelle zus van de rijke zakenman Paul Laarmans. Presciel is voortdurend bezig met haar uiterlijk, haar kleding en de mannen om zich heen. Woont in bij de familie, die haar het liefst zo snel mogelijk ziet verdwijnen. Licht gestoord, maar komt ook weer niet geheel onprettig over. Het op het eerste gezicht niet zo slimme enige personeelslid van Ed. Maar al snel blijkt dat ze haar zaken ook wel weer weet te regelen. Beter dan haar baas in ieder geval. Ziet een carrière in de catering niet zo zitten. Liever zou ze zangeres worden. Daar krijgt ze deze avond de kans voor. Wat al te zakelijke vrouw. Komt nogal verwaand over. Ze stelt erg hoge eisen aan alles en iedereen en laat zichzelf door niets en niemand van de wijs brengen. Alleen haar schoonzuster is haar een doorn in het oog. Ze zal er daarom alles aan doen om van haar af te komen. Keiharde zakenman en daardoor een van de rijksten van Nederland. Heel wat mensen zijn op z’n geld en macht uit maar dat deert hem niet. Kan tegen z’n spilzieke familie echter bijna geen nee zeggen. − 2−
Bertje: (± 55 jr.)
Door Ed opgetrommeld als uitbreiding op z’n personeelsbestand. Absoluut dom en onkundig. Op het eerste gezicht zeker niet iemand die uiteindelijk de avond zal gaan redden.
− 3−
... Hoor nu eens liefje, ik heb je nodig. ... Nee, nee, ik vraag je niet ten huwelijk, ik heb je nodig. ... Je moet me helpen, met hapjes en drankjes. ... Ik ben tegenwoordig cateraar. ... 1e bedrijf (Het stuk speelt zich af in de keuken van de rijke familie Laarmans. In het huis van de familie wordt die avond een grootse receptie gehouden waar allerlei welgestelde en belangrijke gasten hun opwachting zullen maken. Het bedrijf dat is aangetrokken om tijdens het feest de catering te verzorgen kan deze eerste grote opdracht niet echt aan. Sterker nog, de cateraar is absoluut niet in staat een en ander te regelen. Hij is een sjacheraar, een opgeblazen figuur die met dikdoenerij en interessantdoenerij bij de rijke mensen in de gunst tracht te komen. Van catering heeft hij echter geen kaas gegeten en zijn licht ontvlambare karakter en zijn aangeboren lompheid gooien nogal wat roet in het eten. Maar ook tussen de rijke familie en hun hoge gasten bevinden zich een aantal vreemde types. Bij het opgaan van het doek komt de cateraar, Eduardo ofwel Ed, de keuken binnen, waar de zoon des huizes net een greep uit de koelkast doet.) een zelfingenomen tot in de grond verwende akelige snotneus ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN
Neemt u me niet kwalijk. Nee hoor. Sorry? Ik neem je niets kwalijk. Nee, ik bedoelde... eh... ik wilde u iets vragen. Ga je gang. Is dit het huis van de familie Laarmans? U bedoelt het huis van de beroemde familie Laarmans? Eh... ja eh... Het huis van de rijkste familie van Nederland op het koningshuis na. Nou eh... dat weet ik niet maar... Het huis met de marmeren vloeren, de gouden kranen en de kristallen kroonluchters. Dat zal wel, maar ik daar kom ik niet voor. Ik... Het is stomvervelend. Wat? Om in het huis van de rijkste familie van Nederland te wonen. (Wordt wat ongeduldig.) Luister, ik moet hier... (Op verveelde toon.) Vandaag hebben we weer zo’n feestje. Juist, en daarom ben ik hier, ik wil... Een receptie voor ‘the rich and famous’. (Begint meer en meer z’n geduld te verliezen.) Ik begrijp het, maar ik moet... An exclusive party. Weet je wat dat inhoudt, an exclusive party? − 4−
ED: BAS-JAN ED:
BAS-JAN ED:
BAS-JAN ED:
(Met ingehouden boosheid.) Het interesseert me niet, ik moet hier alleen maar... Dat is een feessie voor slijmjurken en kontlikkers, die maar op twee dingen uit zijn: m’n vaders macht, maar vooral z’n geld. (Verliest definitief z’n geduld.) Luister jij kleine verwende snotneus, ik moet hier vanavond de catering doen op dat slijmjurkenfeestje van die ellendige vader van je. (Krijgt een schop tegen de schenen.) Au! Niemand noemt mij een verwende snotneus. Ik noem je zoals ik zelf wil en jij bent een snotneus, een zelfingenomen tot in de grond verwende akelige snotneus. (Krijgt weer een schop.) Au! (Haalt z’n mobiele telefoontje te voorschijn.) Als je niet ophoudt bel ik m’n vader. (Begint een nummer te drukken.) (Probeert de jongen het telefoontje afhandig te maken.) Kom hier jij kleine lamstraal, jij gaat helemaal niemand bellen. (Er ontstaat een korte worsteling.)
een geschifte tante PRESCILLA: (Op, ziet de worsteling.) Zeg, wat is hier aan de hand? ED: (Heeft het toestel te pakken gekregen.) Ah, mevrouw! Ik legde uw zoontje net de fijne kneepjes van z’n mobiele toestelletje uit. Een wonder der techniek die apparaatjes. Ingebouwde micro-elektronica, kun je alles mee tegenwoordig. PRESCILLA: (Verward.) Mijn zoontje? BAS-JAN (Pakt snel het toestel weer terug.) Ze is mijn tante. ED: (In de rol van mislukte casanova.) Ah! Uw tante. Prettig kennis te maken, tante eh... PRESCILLA: Prescilla. BAS-JAN (Fluistert de cateraar toe:) Ze is volslagen geschift. ED: (Let niet op de woorden van Bas-Jan, maar is volkomen in beslag genomen door Prescilla.) Uw neefje mag trots zijn op zo’n beeldschone tante. Sta mij toe u te kussen. (Kust haar hand.) PRESCILLA: En u bent een uiterst charmante heer, meneer eh... ED: Eduardo, van Eduardo catering services. BAS-JAN (Fluistert Ed nogmaals toe.) Ik zou maar niet met haar aanpappen. ED: (Geeft de jongen een venijnige duw. Vervolgens slijmerig tegen Prescilla.) Het is mij een eer u en uw familie tot dienst te mogen zijn. PRESCILLA: (Bekijkt de hand die Ed net heeft gekust.) Oh! M’n nagels zijn een ramp, vindt u ook niet? ED: Uw nagels? PRESCILLA: Ze breken. Bij het minste of geringste breken ze af. ED: Ah?! PRESCILLA: Een tekort aan kalk, weet u. Ik zou meer zuivelproducten moeten gebruiken. ED: O... PRESCILLA: “Meer zuivel!” zei de huisarts, maar ik lust het gewoon niet. − 5−
ED: Zo, zo... PRESCILLA: Kalktabletjes heb ik ook nog geprobeerd, maar daar krijg ik oprispingen van. ED: Ach...? PRESCILLA: Ja, die gaan absoluut niet samen met sherry. Maar goed, er is nog veel te doen vandaag. (Uitbundig.) We hebben vanavond een feestje! ED: Ik weet het, ik kom hier voor... PRESCILLA: Komen nog een aantal interessante gasten, hoor. ED: (Plotseling heel geïnteresseerd.) O ja? Wie, als ik vragen mag? PRESCILLA: Max Berkenboom onder andere. ED: Max... Berkenboom...? PRESCILLA: Kent u hem niet? Artistiek, exorbitant rijk en... beschikbaar! ED: (Kent hem absoluut niet maar wil dat niet laten merken.) Berkenboom, Berkenboom, nu u het zegt, is dat niet... PRESCILLA: En Geoffrey Hanslow, natuurlijk. ED: Geoffrey...? PRESCILLA: ...Hanslow. Blijft toch altijd een beetje een Engelsman, die Geoff, al woont hij al vanaf z’n achtste in Nederland. Nog steeds een beetje stiff upperlip, weet u wel, maar gedistingeerd! Ligt in scheiding met z’n vrouw, dus in wezen ook beschikbaar. ED: En is hij...? PRESCILLA: Rijk? Alle gasten van mijn broer zijn uitermate gefortuneerd, al ben ik benieuwd hoe hij uit die scheiding zal komen. Ze probeert hem helemaal uit te kleden, weet u, die arme Geoff. (Tot Bas-Jan.) Zeg jochie, wil jij een centje verdienen? BAS-JAN Ik heet Bas-Jan! PRESCILLA: Het is toch zo’n aardig ventje. Wil je even iets ophalen voor je tante Presciel? BAS-JAN Nee! PRESCILLA: Het ligt op m’n kamer. BAS-JAN Doe het zelf maar. PRESCILLA: Je kunt er een eurootje mee verdienen, hoor. BAS-JAN Als ik geld wil, dan vraag ik het wel aan m’n vader. PRESCILLA: Een schattig kind, lijkt precies op m’n schoonzuster. Zo’n sterk karakter... Nou, dan doe ik het zelf wel even. (En zonder verder Ed te groeten of hem zelfs maar aan te kijken gaat zij af.) een nymfomane trol ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN
Had jij je tante niet even kunnen helpen? Ze is geschift. Zo spreek je niet over je tante. Geloof me nou maar, ze is lijp. Een nymfomane trol, zegt m’n moeder altijd, niet meer te houden zodra er een rijke vrijgezel in haar buurt is. Ik denk dat jouw tante een hele liefdevolle en gevoelige vrouw is. Denk erover zoals jij wilt, maar voor mij blijft ze geschift. Droom rustig verder. Ik zal u niet langer ophouden. (Wil weglopen.) − 6−
ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN
Hé, ho, wacht eens even, nu weet ik nog steeds niet... Wat niet? Ik ben van de catering en ik zou graag je vader of moeder gesproken hebben, als ik je niet ontrief. (Neemt z’n mobieltje.) O ja natuurlijk, ik bel m’n moeder wel even. (Drukt een nummer en gaat af.)
dom vrouwvolk ED: FLEUR:
ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED:
FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED:
FLEUR: ED: FLEUR: ED:
FLEUR:
(Staart de jongen na.) Rotjong. (Kijkt in de rondte.) Hm, eens kijken. (Op, ze draagt een iets te nauw sluitend serveersterskostuumpje, dat geeft haar met haar eeuwige kauwgom een nogal ordinaire aanblik.) Is het hier, Ed? Eduardo! (Lijzig.) Hè, wat zeg je, Ed? Eduardo, als we hier binnen zijn moet je me Eduardo noemen. Eduardo? Ja. Eduardo van Eduardo catering services. Da’s nog eens heel wat anders dan Ed Kroket. Wat? Nou, Ed Kroket, zo noemen ze je toch. Wie? Nou... eh... iedereen. Luister goed, Fleur. Niemand noemt mij Ed Kroket, weet je. En zolang je hier bent noem je me zelfs geen Ed. Je noemt me Eduardo, begrepen? Nou eh... (Pakt haar bij de armen, streng:) Begrepen? Ja, Ed... uardo... Goed. Heb je de frituurpan meegebracht? De frituurpan? De frituurpan, ja. Je zou toch de frituurpan meebrengen uit de auto. Maar we wisten toch niet zeker dat het hier was. Wat dacht je nou? Dat ik voor niks zo lang wegbleef? “Ben ik hier bij de familie Laarmans?” “ Nee meneer, dan moet u heel ergens anders zijn.” “Mooi zo, dan blijf ik hier nog een uurtje, zet even koffie, leg wat hout op het haardvuur en dan ga ik weer.” Natuurlijk is het hier! Nou, je hoeft niet zo tekeer te gaan, hoor. Ik ga niet tekeer. Ik probeer je iets aan het verstand te brengen, voorzover dat mogelijk is. Dat kan op een andere manier ook wel. Ga nou die frituurpan maar halen. En er staat ook nog die grote doos met snacks; bitterballetjes, kaassouffleetjes, bamihapjes, vlammetjes en mini fricandelletjes. Als je toch loopt kun je die meteen ook wel meebrengen. Ja Ed. − 7−
ED: FLEUR: ED:
(Bestraffend.) Fleur! Ja Eduardó. Goed zo. Ga nu maar. (Fleur gaat af en Ed kijkt haar na terwijl hij haar voor zichzelf nog een paar verwensingen toevoegt.) Je zou d’r moeten ontslaan, een schop onder d’r kont geven. Maar dan moet je toch weer aan een ander en dat vrouwvolk is nou eenmaal allemaal niet zo slim.
de eerste de beste bitterballenbakker DEBORAH: (Is inmiddels achter hem op gekomen en hoort zijn laatste woorden.) Pardon? ED: (Schrikt en draait zich om.) Ah! ... O! ... Mevrouw eh... DEBORAH: (Ze is zeer koel en kortaf tegenover Ed.) Laarmans, Deborah Laarmans. (Negeert hem als hij probeert haar een hand te geven.) ED: Ik ben... DEBORAH: Eduardo van Eduardo catering services. ED: Precies, en ik vroeg mij af... DEBORAH: Wat is eigenlijk uw probleem met het intelligentieniveau van ‘het vrouwvolk’? ED: (Nog steeds van zijn stuk gebracht.) O... nee... haha... u... eh... u hoorde mij... eh...? Nee, dat was een grapje... Fleur, dat is mijn werkneemster... eh één ván mijn werkneemsters... die eh... Nou ja, u weet waarschijnlijk wel hoe moeilijk het is om goed personeel te krijgen. DEBORAH: Nee. ED: Nee? ... O. DEBORAH: Mijn man regelt het personeel. ED: Juist. Nou, laat ik u dan zeggen dat het heel moeilijk is... eh... om goed personeel te krijgen. Vandaar dat ik mij even liet gaan, neemt u mij niet kwalijk. DEBORAH: Hm. U beseft toch wel dat u zich waar dient te maken vandaag. Mijn vorige cateraar heb ik aan de kant gezet, omdat de kwaliteit me niet beviel. Ik hoop dat ik van u meer kan verwachten. ED: O, maar mevrouw, Eduardo’s catering services staat voor kwaliteit. We hebben een uitgebreid assortiment aan dranken en borrelgarnituren en zullen zorg dragen voor een correcte bediening. DEBORAH: Bespaar me je reclamefoldertaal. Ik verwacht op z’n minst toast met zalm, met gerookte paling en met kaviaar. En uiteraard niet van die ordinaire bitterballetjes, kaassouffleetjes, bamihapjes, vlammetjes of mini fricandelletjes. ED: Eh... mevrouw, waar ziet u mij voor aan? Toch niet voor de eerste de beste bitterballenbakker? DEBORAH: Hm. Ik weet nog niet wat ik er van denken moet. ED: Laat ik u dan zeggen dat wij bekend staan om de kwaliteit van onze service en onze producten. DEBORAH: Bedenk wel dat ik je in mijn vriendenkring kan introduceren als je in de smaak valt. ED: O, maar ik ben me bewust van de belangen die er voor ons bedrijf op − 8−
het spel staan en ik zal u zeker niet teleurstellen. bitterballetjes, kaassouffleetjes, bamihapjes... FLEUR:
(Op met een grote doos vol bittergarnituur.) Zo, kijk eens aan bitterballetjes, kaassouffleetjes, bamihapjes, vlammetjes en mini fricandelletjes. ED: (Schrikt.) Tsjezus, Fleur! FLEUR: Wat is er? ED: Hoe kun je dat nou doen? FLEUR: Wat doen? ED: Die bitterballetjes, kaassouffleetjes, bamihapjes, vlammetjes en mini fricandelletjes meebrengen? FLEUR: Nou dat had je toch gevraagd, Ed... (met een snelle blik op Deborah) ...uardó. Ik moest de frituurpan en de doos met bitterballetjes, kaassouffleetjes, bamihapjes, vlammetjes en mini fricandelletjes gaan halen. ED: Nee! Nee! Nee! Die zijn voor de familie Jansen. FLEUR: Welke familie Jansen? ED: De familie Jansen die de frituurpan en de doos met bitterballetjes, kaassouffleetjes, bamihapjes, vlammetjes en mini fricandelletjes besteld had. (Gebaart heftig dat zij het spel moet meespelen.) FLEUR: (Kijkt hem aan of ze water ziet branden.) Ik weet niet waar je het over... ED: De familie Jansen, weet je wel, de familie Jansen! FLEUR: O... (het kwartje valt) de Familie Jansen... ED: Juist, de familie Jansen, die vanavond een verjaarspartijtje hebben en daar graag wat bitterballetjes, kaassouffleetjes, bamihapjes, vlammetjes en mini fricandelletjes bij hebben. FLEUR: Die familie Jansen. ED: Juist, dus breng die doos nu maar weer terug en haal even de schalen met zalm, gerookte paling en kaviaar. FLEUR: Maar we hebben helemaal geen... ED: Ja, natuurlijk wel. Die schalen staan achter in de auto... DEBORAH: Toch wel goed gekoeld neem ik aan. ED: ...in de grote koelboxen die daar staan. FLEUR: Koelboxen? Ik weet niks van... ED: (Duwt haar met doos en al van het toneel.) Luister Fleur, ik wil hier geen discussiepunt van maken. Ik vraag je vriendelijk of je die diepvriesrommel weer wilt wegbrengen en onze verse visproducten er voor in de plaats wilt terughalen. Punt uit. FLEUR: (Stribbelt nog wat tegen, maar wordt onderhand af geduwd.) Okay Eduardó, als je maar weet dat... horecamensen pur sang ED:
(Keert zich met z’n vriendelijkste glimlach weer tot Deborah.) Zoals ik eerder al zei, goed personeel is moeilijk te krijgen. − 9−
DEBORAH: Als dat maar goed gaat, ze lijkt me niet echt een representatief type. Moet zij hier vanavond ook serveren? ED: Eh... nee... eh... ja, maar eh... dan is ze heel anders, weet u! Heel voorkomend, ze kan als het ware een knop omzetten. Maakt u zich daar vooral geen zorgen om. DEBORAH: En uw andere personeel? Wat moet ik me daar bij voorstellen? ED: Mijn andere...? DEBORAH: Ja, u moet hier met minstens vier personen aanwezig zijn, dat beseft toch wel? ED: (Krijgt het wat benauwd.) Vier? Eh... natuurlijk vier... minstens vier. DEBORAH: En wat moet ik me daar bij voorstellen? ED: Eh... nou eh... in de eerste plaats zal ik hier natuurlijk zelf aanwezig zijn. Ik zal er voor zorgen dat alles in goede banen loopt. Tevoren bespreken we even het verloop van de avond en daarna hoeft u zich nergens zorgen meer om te maken. Ik zal garant staan voor een perfecte afwikkeling. DEBORAH: En de anderen? ED: De anderen zijn ook stuk voor stuk bekwame vaklui. Horecamensen pur sang. Al jaren in catering. DEBORAH: Ik had niet minder verwacht. Mijn gasten zijn welgestelde mensen en dientengevolge zeer veeleisend. ED: Weet u wat, ik zal zelfs kijken of ik nog een vijfde persoon kan regelen. Om alles absoluut gladjes te laten verlopen. DEBORAH: Doe wat u goed dunkt. Bedenk wel dat u op uw handelen zult worden afgerekend. Als er vanavond ook maar iets verkeerd gaat, zal ik er voor zorgen dat u nooit meer aan de bak komt in onze kringen. Dan verkoopt u alleen nog maar bitterballetjes, kaassouffleetjes, bamihapjes en vlammetjes. ED: En mini fricandelletjes. DEBORAH: Bespaar mij uw scherpzinnigheden. Ik spreek u straks nog wel. (Af.) verse visproducten en personeel ED: FLEUR: ED: FLEUR:
ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED:
(Kijkt haar minachtend na.) Kouwe kak! (Snel op.) Ed, wat maak je me nou? Eduardo! Mieter op met je Eduardo. Je stuurt me er op uit om zalm te halen, om paling te halen, ja zelfs om kaviaar te halen. Alsof het een kropje sla bij de groenteboer betreft. Dat wil dat mens nou eenmaal, ze heeft het nogal hoog in d’r bol. Onze hoogwaardige snacks zijn haar te min. Verse visproducten! Wij hebben helemaal geen verse visproducten, Ed. Overal is aan te komen. O ja? Het is zaterdagavond kwart over zes, alle winkels zijn in ieder geval gesloten. Er is vast nog wel ergens een visboer die via de achterdeur wat wil − 10−
verkopen. En denk je dat die kaviaar op de plank heeft staan? Ja, weet ik veel, dat zul je hem moeten vragen. Je zult creatief moeten zijn, wat dat betreft. Ik heb zelf nog wel wat andere problemen aan mijn hoofd. FLEUR: O ja? ED: Mevrouw vindt het nodig dat er hier minstens vier mensen op de been zijn vanavond. FLEUR: Vier?! ED: Minstens. FLEUR: Maar we zijn maar met z’n tweeën. ED: Dat weet jij en dat weet ik, maar dat weet zij niet. FLEUR: En wat heb je haar gezegd? ED: Dat ik er voor vijf zal zorgen. FLEUR: Vijf?! Je bent gek! Waar halen we zo gauw drie man vandaan? ED: (Putdiepe zucht.) Weet ik veel. FLEUR: Je had deze klus nooit aan moeten nemen. Je bent nog maar net begonnen. Dit is veel te hoog gegrepen. ED: Het is dé kans om in een keer een rijke clientèle aan te boren. Ben ik meteen van die naam Ed Kroket af. FLEUR: Je bent gek. Voorlopig zitten we diep in de problemen. ED: Nou, ik... ik bel wel een paar mensen. Kijk jij nou maar of je aan die vishandel kunt komen, dan regel ik het personeel. (Samen af.) de eerste rimpels FLEUR: ED:
PRESCILLA: (Op, aan haar haar plukkend.) Oh! Mijn haar is een ramp. Hoe kan ik nu vanavond al die mensen onder ogen komen? (Gaat door het haar woelend voor een spiegel staan.) Het is zo droog, het knettert helemaal. Zal ik m’n kapper nog even bellen? Ach nee, daar is het nu al te laat voor. Bovendien ben ik daar deze week al drie keer geweest. Helpt niets. Ik zal toch eens aan een andere kapper moeten. En dan m’n huid. Zo droog! Het hydrateert voor geen meter. (Deborah komt achter haar op en Prescilla ziet haar via de spiegel.) O liefje, kom nou toch eens kijken. Ben ik geen gedrocht? DEBORAH: (Voert een schijnvertoning op met haar schoonzuster aan wie ze eigenlijk een hartgrondige hekel heeft, maar dat laat ze alleen achter haar rug om merken. In elkaars nabijheid zijn ze poeslief tegen elkaar.) O Presciel, kindje, dat valt toch allemaal wel mee. Je bent een mooie vrouw. PRESCILLA: Je liegt het. Om mij een plezier te doen lieg je het. Ik ben helemaal niet mooi, ik zag zelfs de eerste rimpels al. DEBORAH: Je wordt wat ouder maar je schoonheid heeft daar absoluut niet onder te lijden. Integendeel, het geeft je zelfs iets extra’s. PRESCILLA: Maar rimpels, Deborah, rimpels! W at denk je, zal ik een cosmetisch chirurg in de arm moeten nemen? DEBORAH: Dat kun jij toch niet betalen. PRESCILLA: Maar Paul wel. Paul zal er heus wel wat voor over hebben om z’n − 11−
zuster jong en aantrekkelijk te houden. DEBORAH: (Ziet het geld van haar man al wegstromen.) O Prescilla, waarom meteen zo rigoureus? W eet je wat, ik trakteer je op een daagje naar het beauty center volgende week. Daar zullen ze die paar rimpeltjes heus wel weer weg krijgen. PRESCILLA: Dank je Deb, ik weet dat jij bijna net zoveel om me geeft als Paul. DEBORAH: (Met een ongemeend glimlachje.) We houden allemaal van je, Presciel. PRESCILLA: Maar dat van die cosmetisch chirurg houd ik in het achterhoofd. Als ik er een in de arm neem moet ‘ie wel ongehuwd zijn. Zeg, waar is die man gebleven? DEBORAH: Welke man? PRESCILLA: Nou, er was hier daarnet een man. Een goed uitziende, leuke en charmante man. DEBORAH: O, die cateraar. PRESCILLA: Ja! Hij was van de catering, zei hij. Vreemd, normaal val ik niet op zulk soort mannen. Catering, stel je voor. Maar dit leek me een heel innemende man. Een echte heer. DEBORAH: (Ziet plotseling een kans voor open doel om van haar schoonzuster, die ze dacht nooit kwijt te raken, af te komen.) Ik weet niet of hij gehuwd is... PRESCILLA: Denk je dat hij...? Ach nee, zo’n aantrekkelijke man heeft natuurlijk al lang zijn liefdesnestje gevonden. DEBORAH: Nou, daar ben ik nog niet zo zeker van. PRESCILLA: Zeg, ik zou op dit moment een moord doen voor een glaasje sherry. Maar ik kwam er daarnet achter dat mijn eigen flesjes allemaal leeg zijn, zou ik misschien...? DEBORAH: Neem jij maar zoveel je wilt, lieve Prescilla. PRESCILLA: Je bent een schat, Deborah. (Trippelt met een opgetogen gevoel af.) DEBORAH: (In een smeekbede tot zichzelf.) O mijn god, laat hem niet getrouwd zijn. (Af.) de zangeres en de zakenman FLEUR: BAS-JAN
FLEUR: BAS-JAN
(Op, met een papiertje in de hand.) Ed, ben je hier? ... Ed? ... Eduardo? (Op aan de andere kant, via z’n mobieltje in gesprek met z’n vader.) Het is te weinig, pap, het is veel te weinig. ... Andere kinderen krijgen veel meer zakgeld. ... Hoeveel? Nou, neem Timo bijvoorbeeld, die krijgt vijftig piek in de week. ... Meer? Ja, natuurlijk krijg ik meer, maar verhoudingsgewijs is het veel minder. Weet je hoeveel Timo’s vader verdient? ... Nou dan, dan krijg ik toch veel te weinig. Als je het omrekent kom ik er dik aan tekort. Die jongens kunnen ook rekenen hoor. Die snappen heus wel dat jij me probeert af te schepen. Dat is je goed recht, want zaken zijn nu eenmaal zaken. Maar ik ga er niet mee akkoord. ... We moeten binnenkort maar eens een vergaderingetje beleggen, om alles goed uit te onderhandelen. ... Goed pap, ik spreek je nog. (En hij klapt z’n mobieltje weer dicht.) Wie ben jij nu weer? Fleur. Fleur? Fleur wie? O, jij hoort natuurlijk bij die mafkees die hier net was. − 12−
FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN
FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN FLEUR:
Eduardo is mijn baas. Huh, mooie baas. Eduardo? Nou ja, eigenlijk heet hij Ed, maar dat maakt niet genoeg indruk. Kan ik me wat bij voorstellen. Lijkt me geen makkelijke, als baas. O nee, zeker niet. In feite wil ik ook helemaal niet voor hem werken, maar ja, je moet toch wat. Wat zou je dan willen? Zangeres worden. Kun je zingen dan? (Begint een populair melodieus liedje te zingen.) Zó, jij kunt echt zingen. Weet je wat, ik word jouw zaakwaarnemer. Jij? Hoe oud ben je eigenlijk? Mijn leeftijd heeft niets te maken met mijn zakelijke talenten. Die heb ik van mijn vader en die is niet voor niets de rijkste man van Nederland. Wat ben je dan van plan? Vanavond tijdens dat feestje komt er ook een belangrijke muziekproducer. Een slappeling eersteklas, maar wel met een neus voor talent. Als de avond goed op gang is moet je dat liedje nog maar eens zingen. Je zult zeker bij hem in de smaak vallen. O, nee hoor, dat durf ik niet. Wil je nu zangeres worden of niet? Ja natuurlijk, maar... Nou dan. We moeten het eerst maar eens over de verdeling hebben. Ik had gedacht zo’n zeventig-dertig. Ik zeventig en jij dertig? Nee, ik zeventig. O nee, vergeet het dan maar? Fifty fifty? Zestig-veertig. (Slaat haar op de hand.) Deal! (Op het briefje wijzend.) Waar is dat voor? Telefoonnummers, ik zou eigenlijk even moeten bellen. (Biedt haar zijn toestel aan.) Hier, neem de mijne maar en loop maar even met me mee. (Neemt het toestel, drukt een nummer van het briefje en gaat samen met Bas-Jan af zodra ze begint te spreken.) Ja, hallo... spreek ik met vishandel Visbeen...?
− 13−
in catering ED:
(Op zodra Bas-Jan en Fleur af zijn, hij heeft z’n eigen mobieltje aan het oor.) Nee, nee, je spreekt met Ed... Ed, je weet wel Edje... Juist ja, die Ed. Al heb ik liever niet dat je me zo noemt. ... Luister, ik zit even vreselijk om het hand en misschien kun jij me uit de brand helpen. Ik zit tegenwoordig in catering. ... Nee, nee, in catering. Ik ben cateraar. ... Juist. ... Maar nu zit ik een beetje om personeel verlegen. Ik heb vanavond een grote klus en een van mijn werknemers is ziek geworden. Nu liep ik aan jou te denken. ... Wat? ... Nee, nee, stelt niks voor, joh, een beetje drankjes serveren en hapjes rondbrengen. ... Wat? ... Je bent erg slecht te verstaan. Dus je doet het? ... Waarom niet? Het verdient goed hoor. ... Hoezo, ‘ik krijg nog geld van je’? ... Luister, jij krijgt helemaal niks van me. ... Wat? ... Ben je nou helemaal belazerd. Wil je me arm hebben, of zo? Een startend ondernemer het faillissement injagen? ... Krijg de pleuris kerel. ... Ja, en hetzelfde wens ik jou toe en je vrouw ook. ... Dus je doet het? (Kijkt met verontwaardiging naar z’n toestel.) Opgehangen. Begrijp je nou zoiets? Slapjanus.
ongehuwd DEBORAH: (Op.) Ah, dag meneer Eduardo. Gaat alles naar wens? ED: Eh... ja, natuurlijk. Wij zijn een goed georganiseerd cateringbedrijf, mevrouw Laarmans, met een jarenlange ervaring. DEBORAH: Ik dacht dat uw bedrijfje nog maar pas was gestart? ED: Eh ja... ja... dat is in wezen ook zo, maar... mijn personeelsleden en ik hadden ieder individueel al een ruime ervaring. DEBORAH: Ach. Maar dat meisje van daarnet kan nauwelijks veel ervaring hebben. Ze lijkt me hooguit achttien. ED: Nou ja, ieder bedrijf heeft zo z’n jonge krachten. Maar ze weet wel van aanpakken hoor. DEBORAH: Goed zo, ik reken op u. ED: Maakt u zich maar geen zorgen, mevrouw Laarmans, dat doen wij wel. DEBORAH: Mooi zo. Ik begrijp dat u mijn schoonzuster Prescilla ook inmiddels hebt ontmoet? ED: Uw schoonzuster? Ja hoor, en mag ik zeggen dat ik haar bijna net zo’n charmante en beeldschone vrouw vind als u. DEBORAH: Dank u. U bent zeer complimenteus. Zeg, ik zou eigenlijk het schema voor vanavond met u moeten bespreken, maar er zijn eerst nog wat andere dringende zaken die mijn aandacht vragen. Kan het even wachten? ED: Neemt u vooral de tijd, mevrouw. Ik heb zelf ook nog het een en ander te regelen. DEBORAH: Goed, dan zie ik u straks. (Neemt aanstalten om weg te gaan, maar draait zich dan weer naar hem om.) Nog een ding, meneer Eduardo. ED: Ja mevrouw? − 14−
DEBORAH: Bent u eigenlijk getrouwd? Of heeft u een vriendin? ED: Nee... eh... is dat nodig dan? DEBORAH: (Met een wat al te vriendelijke glimlach.) Nee hoor, dat is niet nodig. Dat is absoluut niet nodig... (Af.) een lelijke heks en een geintje ED:
Raar mens. (Neemt z’n telefoon weer ter hand en drukt een nummer.) Wat heeft zij er in hemelsnaam mee te maken of ik getrouwd ben of niet? Het lijkt tegenwoordig wel of ze voor een hapje en een drankje je hele doopceel moeten lichten. (Krijgt contact.) Ah! Jou moest ik net hebben! Raad eens met wie je spreekt? ... Fout! Nog twee keer raden. ... Koud, hartstikke koud. Nog één keer. ... Weer mis. Met Ed! ... Nee, niet Fred, Ed. ... Ja, natuurlijk ken je wel een Ed. ... Luister drie jaar geleden in Amsterdam. Ik woonde drie straten verder en we kwamen altijd in dezelfde kroeg. Bestaat die tent eigenlijk nog? ... Jij had toen nog die hele lelijke vriendin. Allemachtig wat een vreselijke heks was dat. Zo lelijk zie je ze niet vaak. Ik ben nog steeds blij dat ik je toen de raad gegeven heb het uit te maken. Man, wat was je me daar dankbaar voor. ... Wat zeg je? ... Getrouwd, sinds wanneer? ... Nou ja, ze was natuurlijk niet echt knap, maar daarom kan ze wel heel lief wezen. Maar daar gaat het nu even niet om, ik heb je hulp nodig. ... Wat? ... Hoezo wil je niks meer met me te maken hebben? ... Ach, dat was toch maar een geintje. ... Drie weken in het ziekenhuis? ... Nou ja, ik neem aan dat je goed verzekerd was. (De persoon aan de andere kant hangt op.) Pf, kinderachtige vent.
ik maak wel uit waar ze staat FLEUR:
ED: FLEUR: ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: FLEUR: ED: BAS-JAN
(Op, met een toestel aan het oor.) ... Kunt u me dan misschien een adres geven waar ik wel kans heb nog iets te krijgen? ... Nee, die heb ik al gebeld. Die gaven me juist uw nummer. Nou, in ieder geval bedankt voor uw medewerking. Dag hoor. (Sluit met een diepe zucht het gesprek af. Tegen Ed:) Het spijt me, maar het lijkt wel of er in de hele omtrek geen vis meer te krijgen is, laat staan kaviaar. Tsjezus, Fleur! Ja, sorry hoor. Heb jij je personeel al dan? Ik heb er een stuk of wat gebeld, maar ze geven allemaal niet thuis. (Op, tegen Fleur:) Die naam moeten we veranderen, dat kan echt niet als artiestennaam. Welke naam? Hoi Ed, ben jij er ook. (Zijn blik wisselend tussen Bas-Jan en Fleur.) Ed? (Een beetje beschroomd.) Ik heb hem ons geheimpje verklapt. Daar ben ik mooi mee, zeg. Ik probeer hier m’n naam hoog te houden, en jij zult hem wel even te grabbel gooien zeker. Maak je geen zorgen Ed, bij mij is je geheim veilig. − 15−
ED: FLEUR: ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN
ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: BAS-JAN ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED:
‘Maak je geen zorgen Ed.’ Moet je hem horen! Snotneus. Hij is mijn zaakwaarnemer. Je wat? Ik ga haar begeleiden naar de top. De top, welke top? Ze is een fantastische zangeres, wist je dat niet? (Dan tot Fleur:) Daarom zeg ik, we moeten je naam veranderen. Fleur is nou niet precies een naam die internationaal aan zal gaan slaan, denk je wel? Verder wil ik voor vanavond een karaokesetje regelen. Dan kun je die producer eens laten horen hoe mooi je kunt zingen. Ik zal mijn vader wel eens even bellen om te vragen of hij een en ander wil financieren. Loop even met me mee, dan kunnen we het liedje uitkiezen dat je vanavond gaat zingen. (Bas-Jan en Fleur willen samen af gaan.) Hé, ho, wacht eens even. Wat is er? Fleur hoort bij mij. Ze is mijn personeel. Luister, ze staat aan de vooravond van een glanzende carrière. Dat maak ik wel uit, waar ze staat. Ze staat bij mij op de loonlijst. Niet voor lang meer. In ieder geval heeft ze een opzegtermijn. Maak je geen zorgen Ed, (steekt haar mobieltje op) ik blijf het gewoon proberen. We krijgen die zalm heus wel. Maar... Zorg jij nou maar dat je die drie man erbij krijgt. (Samen af met BasJan.) (Blijft verbluft achter. Hij kijkt de twee na en haalt z’n schouders op. Neemt vervolgens zijn mobieltje weer ter hand, drukt een nummer en gaat vervolgens sprekend aan de andere zijde af.) Jou moet ik net hebben, raad eens met wie je spreekt...
een rode jurk met bijpassende pumps PRESCILLA: (Op in een avondjurk die haar goed staat, al is zijzelf een andere mening toegedaan.) O mijn God, deze jurk is een ramp! En het is nog wel de beste die ik heb. (Gaat weer voor de spiegel staan.) Hiermee kan ik echt niet verschijnen op die party vanavond. Ik zou een modderfiguur slaan. DEBORAH: (Op.) Sta je nu alweer voor die spiegel? PRESCILLA: (Jammerend.) O, dit kan echt niet, Deb, kijk nu toch eens. DEBORAH: Wat is er? PRESCILLA: Die jurk. DEBORAH: Hij staat je fantastisch. PRESCILLA: Dat zeg je alleen maar om me gerust te stellen. Het is een vreselijk ding, ik had hem nooit moeten aanschaffen. DEBORAH: Vorige keer was je nog de blikvanger van de avond met die jurk. PRESCILLA: Dat is het hem juist. De mensen herinneren zich mij er nog maar al te goed in. Ze zullen zeggen, heeft ze die jurk nu alweer aan? Dat kan − 16−
echt niet. Ik moet gewoon iets anders. DEBORAH: Nou, dan trek je toch een andere aan. Keuze genoeg. Er hangen er minstens honderd in je kast. PRESCILLA: O nee! Ik heb al gekeken, er is er niet een geschikt. Ik zal echt aan iets anders moeten. DEBORAH: Iets anders? Voor vanavond nog? PRESCILLA: Ja, wat dacht jij dan? Anders hoef ik echt niet te verschijnen. Ik zag deze week nog een mooie rode in een folder, met bijpassende rode pumps. DEBORAH: Daar ben je dan nu wel wat laat mee. Het is zaterdagavond. PRESCILLA: Ik zou die mensen toch even kunnen bellen. Ja, dat doe ik, ik bel ze gewoon even. DEBORAH: Zou je dat nou wel doen? PRESCILLA: Natuurlijk, ik moet wel. Ik wil er vanavond zo aantrekkelijk mogelijk uitzien. Max Berkenboom komt ook, weet je. DEBORAH: Ach Prescilla, ik wil je niet teleurstellen hoor, maar Max heeft toch geen oog voor jou. PRESCILLA: Wat weet jij daarvan? DEBORAH: Max Berkenboom, een van de meest begeerde vrijgezellen, vertoont zich meestal met een heel ander type vrouwen. Bovendien houdt hij ze nooit lang, maar dumpt ze na enkel weken of maanden weer. PRESCILLA: Maar het kan toch ook zo zijn dat hij die manier van leven zat is, dat hij nu een serieuzer relatie voor ogen heeft? DEBORAH: O Presciel, maak jezelf toch niets wijs. PRESCILLA: Ik ben eenmaal helemaal weg van Max, Deb. Ik ben verliefd op hem. Ik denk voortdurend aan hem. Hij is het gewoon voor mij. Ken je dat gevoel, Deb, het gevoel dat iemand hèt voor je is? DEBORAH: Nou ja, als je er zo over denkt... PRESCILLA: Of anders Geoffrey Hanslow. DEBORAH: Geoffrey? PRESCILLA: Geoff, ja. DEBORAH: En ik dacht dat Max hèt voor je was? PRESCILLA: Ja inderdaad, Max of anders Geoff. DEBORAH: Maar Geoff is niet eens gescheiden. PRESCILLA: Nou ja... In ieder geval moet ik die jurk hebben. Ik ga meteen even die folder zoeken. (Af.) DEBORAH: (Putdiepe zucht, en ook af.)
− 17−
ik heb je nodig ED:
(Op met een grote doos met glazen of flessen die hij op tafel zet. Onderwijl is hij druk aan het telefoneren.) ... Hoor nu eens liefje, ik heb je nodig. ... Nee, nee, ik vraag je niet ten huwelijk, ik heb je nodig. ... Je moet me helpen, met hapjes en drankjes. ... Ik ben tegenwoordig cateraar. ... Nee, cateraar. ... En nu heb ik voor vanavond met spoed iemand nodig om me te helpen. ... Natuurlijk is dat wel iets voor jou. Als een vrouw ergens voor geschikt is, dan is het wel voor het ronddelen van hapjes en drankjes. ... Ik seksistisch, hoezo? ... Nee, nee, hang nu alsjeblieft niet op... (En weer af.)
het psychologisch juiste moment BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN
FLEUR: BAS-JAN FLEUR: BAS-JAN
FLEUR: BAS-JAN FLEUR:
BAS-JAN
FLEUR: BAS-JAN FLEUR:
(Op met Fleur.) Met dat lied ga je scoren, dat is zeker. We moeten alleen bedenken hoe we het gaan aanpakken vanavond. Zodra die producer er is roep je mij erbij en dan zing ik dat liedje. Nee, nee, dat zou helemaal verkeerd zijn. Die recepties bij ons beginnen altijd heel saai. Niemand wil er eigenlijk bij aanwezig zijn, maar omdat ze allemaal op m’n vaders geld uit zijn laat er nooit iemand verstek gaan. Mijn vader en moeder zijn bepaald geen feestgangers, dus meestal eindigen die feestjes net zo saai als ze zijn begonnen. Af en toe slaat echter de vlam in de pan en wordt zo’n party hartstikke gezellig. Zo een situatie moeten we vanavond ook zien te creëren. Hoe wil je dat doen dan? Schenken, flink veel schenken. We moeten ze allemaal volgieten. We hebben nog wel wat problemen met het personeel. Maakt niet uit, desnoods help ik jullie. Denk erom het is belangrijk dat ze een beetje aangeschoten raken, al moeten we ook weer uitkijken dat ze niet te dronken worden. Vooral die producer moeten we in de peiling houden. Het is een vreemde knakker van wie je niet echt hoogte kunt krijgen, maar zoals ik eerder al zei, hij heeft wel een neus voor talent. (Twijfelt nog steeds hevig.) Ik weet niet of we hier wel mee moeten doorgaan. Hoezo? Nou ja, het is toch een beetje raar als een serveerster ineens tijdens het feest begint te zingen. En je ouders, zullen die zoiets allemaal wel goed vinden? Maak je daar maar geen zorgen om. Zodra ze je stem horen zal iedereen onder de indruk zijn. Het is alleen voor mij zaak het psychologisch juiste moment uit te kiezen waarop ik dat karaokesetje te voorschijn haal. Dat karaokesetje heb je ook nog niet. (Haalt z’n mobieltje weer te voorschijn.) Daar ga ik nu direct mijn vader over bellen. Maar ik moet ook nog bellen voor die zalm. − 18−
BAS-JAN
Loop maar even mee. (Samen af.)
moeder op sterven ED:
(Opnieuw telefonerend op met een doos die hij weer op tafel zet. Hij raakt steeds meer geïrriteerd omdat hij niemand kan krijgen. Zijn benadering wordt daardoor steeds botter en lomper wat natuurlijk een averechts effect heeft.) ... Je moet geen smoesjes verzinnen. Ik weet echt wel dat je vanavond niets te doen hebt. ... Wat zeg je? ... Nou dan, dan kun je mij toch wel even helpen. ... Wat maakt dat nou uit of je moeder ziek is, ze wordt er heus niet beter of slechter van als je iets voor mij doet. ... Op sterven? Ja, dat is wel beroerd, maar het is niet anders. Ik reken er gewoon op dat je hier over een uurtje bent. ... (En weer af.)
veel te koud en veel te veel door elkaar geschud DEBORAH: (Op.) Ah, meneer de cateraar heeft inmiddels alweer de benen genomen. (Loopt naar de dozen en haalt er een fles wijn uit en bekijkt die argwanend.) Hm, niet bepaald een vooraanstaande wijn. (Voelt aan de fles.) Natuurlijk veel te koud geworden en veel te veel door elkaar geschud in die auto. (Gaat weer af.) Daar moet ik hem straks maar eens even over aanspreken. telefoonterreur ED:
(Op, met de mobiele telefoon aan het oor. Hij is ten einde raad en razend.) ...Het interesseert me niet of je vrouw ligt te bevallen, ik heb mensen nodig! Is er dan niemand meer die iets voor een ander over heeft? ... FLEUR: (Op, ook met een toestel.) ...Nee, verse zalm en gerookte paling! Het is voor een receptie, voor op de toast. Lekkerbekkies heb ik niets aan... PRESCILLA: (Met derde toestel op.) ... Het gaat om die rode jurk uit de folder, met de bijpassende rode pumps. Maatje achtendertig voor de jurk en een en veertig voor de schoenen. Ik moet het wel binnen twee uur in huis hebben, anders ga ik voor schut vanavond.... ED: ... Luister, dat puffen kan je vrouw in d’r eentje toch ook wel... BAS-JAN (Op, en hoe kan het anders, ook telefonerend.) ... Nee pap, aan een walkman heb ik niets. Ik heb al drie walkmans. Het gaat om een karaokesetje, dat heb ik dringend nodig... PRESCILLA: ... Een en veertig, ja. Met een beetje pijn weliswaar, maar anders lijken m’n voeten zo lomp... FLEUR: ... U weet toch wel wat kaviaar is, neem ik aan... ED: ... Van dat kind kan toch niks terecht komen... BAS-JAN ... Ach pap, hoe duur kan zoiets nou zijn... − 19−
PRESCILLA: ... Dan stuurt u het toch met een snelbode of zo. Dat kan toch allemaal tegenwoordig... ED: ... Je krijg er een fors salaris voor... FLEUR: ... Het maakt niet uit wat het kost... PRESCILLA: ... U mag gerust iets meer rekenen, uiteraard... BAS-JAN ... Dan laat ik die verhoging van mijn zakgeld voorlopig wel even zitten... FLEUR: ... Dus u kunt mij niet helpen? ... BAS-JAN ... Waarom nou niet? ... ED: ... Ik vind het echt heel lullig van je, weet je dat... PRESCILLA: ... Op die manier laat u mij vreselijk in de steek... E&F&P&B: (Beëindigen alle vier tegelijkertijd hun gesprek.) SHIT! (DOEK)
− 20−
tweede bedrijf ( 1e tafereel ) niets dan een net serveerstertje dat braaf haar drankjes ronddeelt
FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED:
FLEUR: ED:
FLEUR: ED: FLEUR:
(Ed en Fleur zijn glazen aan het uitpakken uit grote dozen en onderhand druk in discussie.) Het is toch maar een liedje, Ed. Er komt niks van in. Maar Ed... En noem me geen Ed. Het spijt me E-duar-dó, maar m’n toekomst hangt ervan af. Je gelooft toch niet echt in de kletspraatjes van dat jochie. Die producer zou een ontdekking in me kunnen zien. Die producer ziet niets in jou, geloof me maar, niets dan een net serveerstertje dat braaf haar drankjes ronddeelt. Als er al een producer komt. Wat bedoel je? Dat rotjong verveelt zich te pletter tussen al dat rijke geteisem. Het zou me niets verbazen als hij het allemaal heeft verzonnen om hier vanavond de boel op stelten te kunnen zetten. Daar wil ik niet het slachtoffer van worden. Je wordt helemaal nergens het slachtoffer van, je geeft mij alleen maar een kans. Je staat bij mij onder contract en je voert je werk uit zoals het je betaamt. Zonder liedjes of andere poespas. Je bent een baas van niks. (Ze doen er verder het zwijgen toe.)
kristal uit het Oeralgebergte DEBORAH: (Op.) Ah, druk in de weer zie ik. ED: We doen er alles aan om er voor u een geslaagde avond van te maken, mevrouw. DEBORAH: (Pakt een van de glazen van tafel.) Het is toch wel kristal neem ik aan? ED: Eh... kristal? DEBORAH: Ja, u weet toch wel wat kristal is? ED: Eh... ja, ja, natuurlijk weet ik dat... DEBORAH: Mijn gasten drinken uit kristallen glazen, en anders niet. ED: Eh... o. DEBORAH: En? ED: Eh...? DEBORAH: Is het kristal? ED: Eh... ja... eh... DEBORAH: (Tikt met haar vinger het glas aan.) Klinkt anders niet als kristal. ED: Eh... wat? DEBORAH: Dat het niet als kristal klinkt. − 21−
ED: O nee? DEBORAH: Nee, hoort u maar. (Tikt het glas nogmaals aan en houdt het bij het oor van Ed.) Dat is geen kristal, toch? ED: Eh... ja... eh... wel. DEBORAH: (Tikt het glas nog een keer aan.) Maar luistert u dan toch. ED: (Doet alsof hij heel intens luistert en dan vol overtuiging.) Kristal! DEBORAH: U bent gek! Echt kristal klinkt toch heel anders. ED: Eh ja... eh... dat is wel zo, maar... eh... DEBORAH: Maar wat? ED: Maar eh... FLEUR: (Schiet te hulp.) Maar dit is speciaal kristal! ED: Ja juist! Speciaal kristal, dat is het! DEBORAH: Speciaal kristal? ED: Absoluut. DEBORAH: Wat is er dan zo speciaal aan? ED: Nou, dat zit zo, dit kristal is eh... FLEUR: Geïmporteerd! ED: Precies, speciaal geïmporteerd. DEBORAH: Waarvandaan? ED: Eh... FLEUR: Rusland! ED: De Oekraïne. FLEUR: Het Oeral gebergte. ED: ... uit de hoogste hoogten van het Oeral gebergte waar het beste kristal wordt gemaakt. Alleen de klank is wat anders, hè. DEBORAH: (Heeft het glas omgedraaid.) Hier staat Schiedam. ED: Wat? DEBORAH: Schiedam, hier staat Schiedam. (Toont hem de onderkant van het glas.) ED: (Pakt het glas aan en bekijkt het.) Ja, verrek zeg. (Laat het glas aan Fleur zien.) Moet je kijken, Fleur, is er toch bij vergissing weer eentje uit Schiedam tussen gekomen. FLEUR: Moet na het afwassen gebeurd zijn, bij het opruimen. ED: Nou goed, daar weet ik wel weg mee. (En hij gooit het glas in een hoek aan scherven.) Probleem opgelost. DEBORAH: (Heeft inmiddels een paar andere glazen gepakt en omgedraaid.) Maar hier staat ook Schiedam op en hier ook! ED: Kan niet! FLEUR: Onmogelijk! DEBORAH: (Doet of zij de twee glazen die zij in de hand heeft ook stuk wil gooien.) Ook maar in de hoek? ED: (Ziet zijn hele glasservies al aan scherven gaan.) Nee! FLEUR: De importeur! De importeur zit in Schiedam! ED: Ja! Juist! Dat ik dat kon vergeten. De importeur van het kristal uit de Oekraïne... FLEUR: Het Oeralgebergte. ED: ...het Oeralgebergte, inderdaad, zit in Schiedam. − 22−
DEBORAH: Weet u wat ik denk? Dat u mij in de maling staat te nemen. ED: Maar mevrouw! DEBORAH: Ik eis echt kristal. Echt kristal dat klinkt als echt kristal. En of dat nou uit de Oekraïne komt, uit het Oeralgebergte of uit Schiedam, dat maakt me niet uit. Als het maar écht kristal is. (Gooit de twee glazen alsnog in de hoek en gaat af.) ED: (Loopt achter haar aan met een kwaad gezicht en z’n handen in een stand alsof hij haar wil wurgen.) DEBORAH: (Keert zich vlak voor de deur plotseling om zodat ze oog in oog komt te staan met Ed, die snel z’n handen weg moet trekken en een overdreven vriendelijke houding aanneemt.) En dan nog iets. ED: Ja, mevrouw? DEBORAH: Die wijn die u heeft meegebracht. Die is van inferieure kwaliteit. Ik verwacht van u dat u een goede wijn schenkt vanavond. (Keert zich weer om en gaat af.) een toezegging ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED:
FLEUR: ED:
Zalm, paling, kaviaar, kristal, wijn. Ik wordt gek van dat mens. Kristal uit het Oeralgebergte? Ik moest toch wat verzinnen. In ieder geval bedankt daarvoor, je hebt me er bijna mee uit een benarde situatie gered. Misschien is de ene dienst de andere wel waard. (Begint een liedje te neuriën.) Je bedoelt dat zingen. Ik... ik zal erover nadenken. Ik kan je mogelijk ook wel aan dat echte kristal helpen. (Gretig.) O ja? Een oom van mij heeft een groothandel. Handelt onder andere in glasen aardewerk. Waar kunnen we die oom van jou vinden? Wat is zijn telefoonnummer? Ik bel hem meteen op. Of nee, bel jij hem maar. Rustig, rustig Ed, voor wat hoort wat, hè? (Begint weer te neuriën.) Ik heb toch gezegd dat ik erover zal nadenken. Ik had meer gedacht aan een toezegging. Een toezegging? Alle gasten staan vanavond uit een kristallen glas te drinken als ik mijn liedje ga zingen. (Na een korte stilte.) Goed, goed je mag zingen, maar onder een paar voorwaarden. Welke voorwaarden? Dat de gastvrouw en de gastheer er geen bezwaar tegen maken, en dat die producer, als er al een producer bestaat, bereid is naar je liedje te luisteren. (Vliegt Ed om de hals.) O Ed, je bent een schat. (Met enige afstandelijkheid.) Ja, ja, het is wel goed, hè. Eduardo, het is Eduardo. − 23−
FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED:
(Wil af gaan.) Ik ga het meteen vertellen. Hé, hé, waar ga je heen? Ik ga het mijn zaakwaarnemer vertellen, Bas-Jan. Maar het moet wel eerst geregeld worden, hè? Maak je geen zorgen, direct daarna bel ik mijn oom op en voor je het weet heb je hier het mooiste kristal op tafel. (Snelt af.) Ja, ja, als het allemaal maar waar is. Wat zal dat weer niet kosten? En dan moet ik ook nog eens op andere wijn uit. Of... (Komt op een idee.) ...dat is een stuk goedkoper! (Snelt aan de ander kant af.)
een oud mens vol rimpels PRESCILLA: (Op, gevolgd door Paul.) Maar Paul, schatje, je kunt toch je invloed wel laten gelden. PAUL: Ik heb daar geen invloed op, lieve Presciel. PRESCILLA: Natuurlijk wel, een man als jij heeft overal invloed op. Je kunt toch iemand bellen. PAUL: Wie zou ik dan moeten bellen? PRESCILLA: Nou... iemand, een zakenrelatie, een vriend, weet ik veel. Ik wil gewoon die jurk vanavond hebben. PAUL: Maar je hebt honderden jurken. PRESCILLA: Allemaal afgedragen. PAUL: Afgedragen? Droeg je maar eens iets af, sommige heb je maar één avond aangehad, wat zeg ik, sommige maar een paar uur. PRESCILLA: Die waren dan niet helemaal geschikt. PAUL: Niet geschikt? Jij kunt toch alles dragen. Zelfs in en juten zak ben je nog mooi. PRESCILLA: Daar wil ik het ook nog even met je over hebben. PAUL: Waarover? PRESCILLA: Nou, ik ben niet meer zo mooi als ik geweest ben? PAUL: (Met de intensie van: wat nu weer.) Hoezo niet? PRESCILLA: Ik begin... (Alsof het haar moeilijk valt het te zeggen.) ...rimpels te krijgen. PAUL: Rimpels, allemachtig! PRESCILLA: Ja, het zou best eens kunnen zijn dat ik een cosmetisch chirurg in de arm moet nemen. PAUL: Toe maar! PRESCILLA: Deborah probeerde me eerst nog af te schepen met een daagje naar een beauty center, maar ik denk niet dat zoiets zal volstaan. Daar trap ik niet in. Er zal echt iets meer moeten gebeuren. PAUL: Maar meisje, ik heb nog nooit een rimpel bij jou gezien. PRESCILLA: Dat is omdat jij niet goed kijkt. Je hebt het veel te druk om je met je zusje bezig te houden. PAUL: Daar sla je de spijker op z’n kop. PRESCILLA: Je weet toch nog wel wat je vader en moeder beloofd hebt? Dat je goed voor me zou zorgen. Of wil je soms dat ik mijn hele leven bij je blijf inwonen. − 24−
PAUL: (Wil iets zeggen, maar houdt zich in.) Nou... PRESCILLA: Nou dan. Ik zal toch eens een man moeten vinden. Maar wie wil er nou een oud mens vol rimpels trouwen? PAUL: (Geergerd.) Nou Presciel, vol rimpels... PRESCILLA: Dat gaat er wel van komen als er niet snel iets gebeurt. En wie weet, misschien is die chirurg ook nog niet gehuwd. PAUL: Ik zal eerst wel eens zien wat ik aan die jurk kan doen, hè. Daarna hebben we het nog wel eens over dat andere. PRESCILLA: O Paul, ik wist het wel, je bent een schat. PAUL: Ja, ja, het is wel goed. (Dan gaat zijn mobiele telefoon.) Met Paul Laarmans. chantage BAS-JAN:
(Komt op telefonerend, gevolgd door Fleur. Hij heeft eerst nog niet in de gaten dat zijn vader in dezelfde ruimte is. Maar ook nadat hij dit heeft opgemerkt blijft hij door z’n mobiele telefoon spreken.) Dag pap, met Bas-Jan. Zeg, ik wil een voorschot op mijn salaris. PAUL: (Blijft eerst ook nog via de GSM spreken.) Je hebt helemaal geen salaris. BAS-JAN: Op mijn wekelijkse toelage dan. PAUL: Op je zakgeld. BAS-JAN: Nee, nee, noem het nou alsjeblieft geen zakgeld. Dat klinkt zo kinderachtig. Ik zie het liever als salaris, maar als het je belastingtechnisch beter uitkomt kunnen we het ook een toelage noemen. Een bijdrage in de kosten misschien, dan blijft het voor mij ook belastingvrij. PAUL: Er komt niets van in. BAS-JAN: Maar pap... PAUL: Jij krijgt je zakgeld gewoon als het daarvoor tijd is. BAS-JAN: Ik kan het misschien wel lenen bij een van m’n vriendjes, maar die rekenen woekerrentes. Bovendien zou je dan mooi voor schut gaan. De zoon van de rijkste man van Nederland moet geld lenen, zie je het voor je? PAUL: Ik laat me niet chanteren. BAS-JAN: Ik mag ook voor een bepaald bedrag in het rood staan bij de bank. PAUL: Ik laat je rekening blokkeren. BAS-JAN: (Dreinerig.) Maar pap, ik wil een karaokesetje. Ik heb het gewoon nodig. PAUL: Wat staan we hier eigenlijk door een telefoon te praten? BAS-JAN: Dat moet toch, dat is toch zakelijk. PAUL: Maar we zijn in dezelfde ruimte. We kunnen toch gewoon met elkaar spreken. BAS-JAN: Da’s wel heel ouderwets. PAUL: (Klapt zijn mobieltje dicht.) Ik stop ermee. BAS-JAN: Waarom moet je nou per se zo dwars liggen, pap? PRESCILLA: Je vader heeft wel belangrijker zaken aan zijn hoofd. PAUL: Inderdaad. − 25−
PRESCILLA: Hij moet eerst nog een jurk regelen en dan moeten we nog een goede cosmetisch chirurg voor mij uitzoeken. BAS-JAN: Wat?! PAUL: (Valt uit.) Ho, ho, ik zou eerst voor die jurk zorgen, hè. De rest zouden we later bespreken, alleen maar bespreken. PRESCILLA: Ja, ja... natuurlijk Paul. BAS-JAN: Een cosmetisch chirurg? PRESCILLA: Bij voorkeur een die niet gehuwd is. BAS-JAN: Weet moeder daarvan? PAUL: Eh... PRESCILLA: (Verontwaardigd.) Je moeder, die wilde me naar een beauty center sturen! BAS-JAN: Pap, wat weet moeder hiervan? PAUL: Eh... niets... nog niets. BAS-JAN: (Pakt z’n mobieltje en klapt die open.) Zal ik haar dan even uitnodigen? PAUL: Nee! BAS-JAN: Ach pap, wat zou zo’n karaokesetje nu uiteindelijk kosten? PAUL: Nogmaals, ik laat me niet chanteren! ...(Na een paar seconden.) ...Nou, wat denk jij? BAS-JAN: Voor een paar duizend heb je kwalitatief een hele goeie. PAUL: (Trekt een dikke portefeuille en geeft z’n zoon een paar biljetten.) Dit moet genoeg zijn. BAS-JAN: Ruimschoots pap, en ik beloof je dat ik het driedubbel voor je terug zal verdienen. PAUL: Ja, ja. BAS-JAN: (Samen met Fleur af.) het meisje en de man van de catering PAUL: (Kijkt ze na.) Wie is dat meisje eigenlijk? PRESCILLA: Weet ik veel. Ze hoort bij de catering. PAUL: De catering? PRESCILLA: O Paul, die man van de catering is toch zo’n aardige en voorkomende heer. PAUL: Welke man van de catering? PRESCILLA: Voor vanavond. Jammer dat hij niet vermogender is, anders... maar nee, dat kan natuurlijk niet. Iemand van de catering, dat zou jij toch ook nooit goed vinden. PAUL: Ik moet alles maar goed vinden tegenwoordig, geloof ik. PRESCILLA: Natuurlijk Paul. Dus dat met die cosmetisch chirurg, daar komen we samen ook wel uit. (Af, voordat Paul antwoord kan geven.) PAUL: (Diepe zucht.)
− 26−
een homofiel met een haarboetiek ED:
PAUL: ED: PAUL: ED: PAUL: ED: PAUL: ED: PAUL: ED:
(Op, telefonerend.) Dus je doet het? God zij dank, Bertje, je bent m’n redder in nood, weet je. ... Nee, natuurlijk kun je het. ... Bertje, ik leg je alles tevoren heel duidelijk uit. Het is geen moeilijk werk, geloof me nu maar. ... Nee Bertje, je zult het echt niet verpesten. ... Goed Bertje, tot straks dan Bertje. (Klapt z’n mobieltje dicht en verzucht:) Als hij het nou maar niet verpest. De cateraar, neem ik aan. (Steekt de hand toe.) Eduardo, van Eduardo catering services. Paul Laarmans, aangenaam. Eduardo? Klinkt niet echt als een cateraar. Hoezo niet? Nou ja, Eduardo, dat roept toch andere associaties op. O ja? O. Nou ja, gelukkig hoef ik me om cateringzaken niet druk te maken. Dat laat ik aan m’n vrouw over. Heel verstandig meneer. (Gaat af.) Ha! Eduardo, toch meer een naam voor een homofiel met een haarsalon. (Met een zwaar overtrokken namaaklach.) Ja! Ha, ha, ha! (Als Paul af is, nijdig.) Een homofiel met een haarsalon, hè? Ik zal je een homofiel met een haarsalon!
alles geregeld? FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED:
(Op.) Ed! Ik heb het kristal geregeld, hoor! Dat is mooi! En Bas-Jan heeft een karaokesetje! En ik heb extra personeel gevonden. Fantastisch, en die oom van me wist ook nog wel een adresje waar we aan die vis konden komen. Alles zou er op tijd zijn. Geweldig! Dus dan is alles geregeld. Toch? Nou ja... alles... De wijn! Heb je nog andere wijn kunnen vinden? Nee, geen andere wijn, maar wel... (Voelt in z’n binnenzak.) Nou? (Waaiert met een stapeltje etiketten.) Andere etiketten! Nee joh, dat kun je niet maken, joh! Waarom niet? Dat is oplichterij. Ach... Als die mensen daar achter komen dan... Wie zou daar nu achter komen? Er zullen misschien mensen zijn die het proeven. O ja! Kunstenaars, muziekproducers, wijnkenners, van alles zul je hier − 27−
FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR:
vinden vanavond. Maar zal ik je eens iets vertellen? Allemaal namaak, allemaal kitsch. Ze kunnen geen Rembrandt van een Van Gogh onderscheiden, geen Bach van The Rolling Stones en geen druivensap van een dure wijn. Het is allemaal kouwe kak, dikdoenerij. Dat denk jij. Dat denk ik, ja. En ik denk dat je er de grootste problemen mee krijgt. Dat is dan voor mijn eigen verantwoording. Ed, je bent gek! Je doet het helemaal verkeerd. Ik vraag me af wat voor personeel je geregeld hebt. Wie zijn dat? Zijn? Is! Heb je er maar één? Eh... ja. Maar je zou er voor nog drie zorgen. Beter iets dan niets, en ik blijf proberen er nog een paar bij te vinden. Wie is het? Dat zul je wel zien? Wie is het, Ed? Bertje. Bertje?! Bertje, ja. In godsnaam Ed, zeg dat het niet waar is! Niet Bertje, alsjeblieft! (DOEK)
− 28−
tweede bedrijf ( 2e tafereel ) Bertram en Eduardo BERTJE:
ED: BERTJE:
ED: BERTJE: ED: BERTJE:
ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE:
(Voor op het toneel staat een doos, waarin de jurk en schoenen van Prescilla. Een miezerig viezig mannetje is bezig de champagneglazen te poetsen. Dit doet hij niet met een theedoek, maar met z’n eigen grote rode gekreukte zakdoek. Hij is gekleed in een morsig oberskostuum. Zijn bewegingen zijn nogal spastisch en hij praat tijdens het werk voortdurend in zichzelf; losse kreten, waar geen lijn in te ontdekken valt. Totdat hij een van de glazen laat vallen. De scherven komen voornamelijk onder tafel terecht. Bertje kijkt geschrokken om zich heen. Hij weet niet wat hij met de situatie aan moet, maar hij weet dat er wat voor hem zwaait als hij niet snel handelt. Uiteindelijk legt hij z’n zakdoek op tafel en gaat op z’n knieën onder de tafel zitten om de scherven in z’n hand te verzamelen.) (Op, hij ziet Bertje onder de tafel.) Bertje! (Schrikt, komt omhoog en stoot zijn hoofd tegen het tafelblad waardoor er nog meer glazen van de tafel vallen. Hij blijft onder de tafel zitten.) Eh... Ed... Eduardo! Wat? Eduardo! Je zou me Eduardo noemen! En jij zou mij Bertram noemen, Ed. Niet dat het mij wat uitmaakt. Het was jouw idee. Van mij mag je me gewoon Bertje noemen, maar je wilde het zelf zo. Wat doe je daar onder die tafel? Opruimen, Ed... uardo, ik had... Er zijn minstens vijf glazen stuk! Eentje maar eigenlijk, Eduardo, maar toen kwam jij binnen. U! Wat? U kwam binnen! Nee, jij kwam binnen. Ik was hier al. Ik zat onder tafel. Je moet me met u aanspreken. Ik ben je patroon. We zijn hier bij heel deftige mensen. O... pardon, u. (Zucht, ziet de rode zakdoek en pakt die met een vies gezicht tussen duim en wijsvinger op.) En wat is dit? Eh... een zakdoek. Ja, dat zie ik, dat het een zakdoek is, maar wat doet die hier op tafel? Nou eh... je had me toch gevraagd die glazen te poetsen. Je gaat me toch niet vertellen dat...?! Ik kon zo gauw geen theedoek vinden. (Grijpt Bertje bij zijn oor en sleurt hem onder de tafel vandaan.) Au Ed, je doet me pijn. − 29−
ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED:
BERTJE:
Ben je nou helemaal gek geworden! Laat los, Ed, alsjeblieft. (Houdt hem de zakdoek voor.) Als de vrouw des huizes dit ziet dan kunnen we wel inpakken. Hoezo? (Duwt hem de zakdoek in het gezicht, terwijl Bertje onbeholpen tegenspartelt.) Omdat jij met deze smerige snotdoek die mooie kristallen champagneglazen staat te bevuilen. Humpf, humpf.
bloedneus DEBORAH: (Op, in verontwaardigde verbazing:) Zeg...! ED: (Met de doek nog voor het gezicht van Bertje slaat hij direct om.) Ga, maar even rustig zitten Bertram en ontspan je. (Wil hem op een stoel zetten, maar Bertje spartelt nog steeds wat tegen.) Nee, nee, rustig nu maar. (Duwt hem met iets meer venijn, maar nog steeds de barmhartige Samaritaan spelend in de stoel.) DEBORAH: Wat is hier aan de hand? ED: Ah, mevrouw Laarmans... klein ongelukje... mijn collega Bertram hier heeft zich lelijk gestoten en heeft een bloedneus. Hou die zakdoek nu zelf maar vast, Bertram, en stevig aandrukken hoor. Even rustig blijven zitten, dan is het zo wel weer over. BERTJE: Humpf. DEBORAH: Moet hij niet achterover? ED: Achterover? DEBORAH: Ja, als je een bloedneus hebt moet je het hoofd toch achterover houden. ED: Je hoort het Bertram, achterover. (En met een bruuske beweging brengt hij het hoofd van Bertje in de gewenste stand.) BERTJE: (Een gesmoorde kreet van pijn.) Humpf. PAUL: (Op.) Wat gebeurt hier allemaal? ED: Mijn collega heeft een bloedneus, meneer. DEBORAH: (Nadat Bertje het hoofd weer in de normale stand heeft gebracht.) Achterover! (En Ed voldoet op dezelfde wijze als daarnet aan haar wens.) BERTJE: Humpf. PAUL: Achterover? DEBORAH: Ja, die man heeft een bloedneus, dan moet hij het hoofd toch achterover houden. PAUL: Nee, natuurlijk niet. Bij een bloedneus moet je juist voorover, met het hoofd tussen de knieën. ED: O? Okay. (En met een ruwe beweging brengt hij het hoofd van Bertje tussen de knieën.) BERTJE: Humpf. DEBORAH: Nee hoor! Achterover! ED: (Trekt het hoofd weer achterover.) − 30−
BERTJE: PAUL: ED: BERTJE: DEBORAH: PAUL: DEBORAH: PAUL: DEBORAH: ED:
PAUL: DEBORAH: ED: BERTJE: P & D: DEBORAH: BERTJE: DEBORAH: ED: DEBORAH:
Humpf. Tussen de knieën! (Duwt het hoofd van Bertje weer tussen de knieën.) Humpf, humpf. Achterover! (Ed gehoorzaamt.) Tussen de knieën! (Ed gehoorzaamt opnieuw.) Nee, nee, achterover! (En weer.) Tus-sen-de-knie-jun! (En nog een keer.) Ach-ter-o-ver! (Probeert Bertje opnieuw in beweging te krijgen, maar die weigert nu.) Eh... zouden mevrouw en meneer even tot een beslissing willen komen? Doe hem dan maar achterover. (Bijna tegelijkertijd.) Laat hem dan maar tussen de knieën. (Trekt Bertje nog een keer overeind.) (Haalt de doek voor zijn gezicht weg.) Laat maar, laat maar... het is al over. (Tegelijk.) Zie je wel dat het werkt! Gaat het nu weer, meneer? Ja hoor, prima. Heb me nooit beter gevoeld. Zeg, meneer Eduardo kan ik u even spreken? Natuurlijk mevrouw Laarmans, is sta geheel tot uw beschikking. Loopt u dan maar even met me mee. (Deborah en Ed af, gevolgd door Paul.)
jurk en schoenen BERTJE:
(Kijkt ze na.) Allemachtig, en dat was nog maar een bloedneus. Wat zouden ze hier met je doen als je een been breekt? (Gaat weer glazen poetsen.) PRESCILLA: (Op, ziet Bertje.) Zeg, heeft u misschien een jurk en schoenen gezien? BERTJE: Een jurk en schoenen? PRESCILLA: Ja, die zouden ze hier afleveren, met de expresdienst. BERTJE: Niet gezien. PRESCILLA: Bent u hier al lang? BERTJE: Al een tijdje, ik had een bloedneus. PRESCILLA: Ach, wat vreselijk. BERTJE: Nog niet zo erg als een gebroken been, denk ik. PRESCILLA: Nee, dat denk ik ook niet. U heeft ze dus niet gezien die schoenen en die jurk? BERTJE: Hoe zagen ze er uit? PRESCILLA: Rood. Een rode jurk met bijpassende rode pumps. BERTJE: Heb ik niet gezien. PRESCILLA: Jammer. Ik hoop maar dat ze op tijd zijn. BERTJE: Wie? PRESCILLA: Die expresdienst. BERTJE: Daar zou ik maar niet op rekenen. − 31−
PRESCILLA: Waarom niet? ED: (Komt op, maar wordt door de anderen niet gezien en mengt zich nog niet in het gesprek.) BERTJE: Ze zijn net geweest, die komen nooit twee keer achter elkaar. PRESCILLA: Zijn ze net geweest? BERTJE: Ja, ze hebben die doos daar neergezet. PRESCILLA: (Snelt naar de doos.) Ach, daar zal het allemaal wel in zitten natuurlijk. BERTJE: Wat? PRESCILLA: Nou, die rode jurk en die schoenen. BERTJE: (Onnozel.) O... (Kijkt even dom voor zich uit.) Maar ik had ze niet gezien hoor, die jurk en die schoenen. PRESCILLA: Maar had u dat dan niet begrepen? een defecte lift en spoken op zolder ED:
(Mengt zich nu wel in het gesprek en neemt Prescilla terzijde. Met gebaar naar z’n hoofd.) U moet het hem maar niet kwalijk nemen, zijn lift reikt niet helemaal tot de bovenste verdieping. PRESCILLA: (Begrijpt hem niet helemaal, haar lift reikt immers ook niet erg hoog.) O... BERTJE: (Die een en ander wel degelijk verstaan heeft.) Sterker nog, de lift doet het helemaal niet meer. ED: (Met knipoog.) Nu hoort u het eens. BERTJE: Nee, ik moet elke dag zes trappen op. En soms wel meerdere keren, moet u weten. Alleen omdat die verdomde lift het al drie weken vertikt. PRESCILLA: Arme man. BERTJE: En dan moet u bedenken dat ik ook de jongste niet meer ben. PRESCILLA: (Begaan.) Nee, nee natuurlijk niet. Is daar dan niets aan te doen? BERTJE: Al talloze malen geklaagd natuurlijk, maar er gebeurt maar niks. De beheerder van de flat waar ik woon zegt... ED: Ja, genoeg over die lift nu, daar ging het me helemaal niet om. BERTJE: Je begon er toch zelf over. ED: Ja, maar ik bedoelde heel iets anders. PRESCILLA: Wat bedoelde u dan? ED: (Keert zich weer van Bertje af. Opnieuw met gebaar naar z’n hoofd.) Het spookt bij hem op zolder, begrijpt u? PRESCILLA: (Schrikt.) O! (Kijkt Bertje, die ditmaal niets heeft gehoord, vol medelijden aan.) Maar dat is toch vreselijk! ED: Ach, hij heeft ermee leren leven. (Alsof hij een goeie grap vertelt.) En wij ook, mag ik wel zeggen! PRESCILLA: (Nog steeds van haar stuk gebracht.) Is er dan niets aan te doen? ED: (Blijft in de rol van grapjas.) Het piept en kraakt gewoon bij hem op de vliering, daar doe je niets aan. Een hopeloze zaak. PRESCILLA: Dat denkt u, maar daar weet ik wel raad mee. ED: Wat bedoelt u? PRESCILLA: Wacht u maar even af, ik kan deze man wel helpen. (Neemt aanstalten af te gaan.) − 32−
ED: (Houdt haar tegen.) U begrijpt me denk ik niet helemaal. PRESCILLA: Wacht nou maar, ik heb de oplossing voor de problemen van die man. (Pakt de doos met jurk en schoenen, beent af en als ze langs Bertje komt kijkt ze hem even vol medelijden aan:) Arme man. Maar u zult snel verlost zijn van uw moeilijkheden, hoor. (Af.) ED: (Blijft verbouwereerd achter.) Maar... wat zou zij nou aan de lift kunnen doen? BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE: ED: BERTJE:
Over welke moeilijkheden heeft ze het? Over die lift? (Geergerd.) Nee! Maar verder heb ik helemaal geen problemen. Ze begrijpt het volgens mij niet. Nee. Wat zou zij nou aan mijn lift kunnen doen? Daar gaat het niet om. Waarom niet? Het is heel vervelend hoor, als je lift het al een tijd niet doet. Wat kan mij dat nou schelen. Jou niks, maar jij woont ook niet in die flat. Zes trappen moet ik op, weet je. Al moest je er tien op. Dat zou echt onzin zijn, want dan moest ik er ook weer... (Denkt diep na en telt op z’n vingers.) ...vier naar beneden. (Met ingehouden woede.) Bertje... (Heeft niet door dat z’n baas op ontploffen staat.) En dan woon ik ook nog eens aan het einde van de gang. Hou nou eindelijk eens op! Goed, goed. Maar ik blijf het een vreemd idee vinden dat die mevrouw bij ons de lift zou kunnen repareren. Ik had nooit over die lift moeten beginnen. Nee, hoe wist jij eigenlijk dat die kapot was?
rotte vis FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED: FLEUR: ED:
(Op, met een grote koelbox.) De vis is binnen, hoor. O, fantastisch. Alleen... Wat? (Haalt de deksel van de box en snuift.) Het ruikt een beetje raar. Ach, dat heb je altijd met vis. Nee, maar dit ruikt toch wel heel raar. Moet je eens ruiken. (Ruikt ook even boven de koelbox maar zonder veel aandacht.) Vis. Meer rotte vis als je het mij vraagt. (Kijkt haar even onzeker aan en snuift nog eens.) Ach welnee, dat verbeeld je je maar. Ik verbeeld me niks, het stinkt gewoon. Luister eens Fleur, vis stinkt nou eenmaal. Dat is een bekend feit. We − 33−
FLEUR: BERTJE: FLEUR: BERTJE: ED: FLEUR: ED: BERTJE: FLEUR: ED: FLEUR: ED: BERTJE: FLEUR: BERTJE: FLEUR: BERTJE: ED: BERTJE: FLEUR: BERTJE:
hebben stad en land afgebeld voor die vis. Uiteindelijk zijn we er bij toeval aan gekomen. Ga me nou niet vertellen dat het rotte vis is. Ruik jij dan eens, Bert. Ikke? Ja, ruik eens en zeg wat je er van denkt. (Kijkt zijn baas angstig aan.) Ik weet niet of ik wel... Ruik nou maar even, Bertram. Bertram? Ja, ik kan hem hier toch moeilijk Bertje blijven noemen. Nou, ruik nou maar even en zeg dat het goed is. (Ruikt snel even en zegt wat zijn baas hem heeft opgedragen.) Het is goed. Dat zegt hij alleen maar omdat jij hem dat opgedragen hebt. Ja, wat wil je nou, Fleur? Ik wil dat hij even goed ruikt en zijn eerlijke mening geeft. Hoor je dat Bertram? (Bespeurt moeilijkheden.) Nou... eh... eh... ik heb toch net... eh... Ruik nog eens, en nu goed. (Komt weer voorzichtig met z’n hoofd boven de koelbox en snuift licht.) Vis. (Duwt hem met het hoofd bijna in de koelbox en roept.) Ruik dan! (Komt weer langzaam overeind en draait wat met de ogen zonder iets te zeggen.) Nou? (Blijft stil.) Bertje, zeg dan iets! (Valt flauw.)
bezweren van geesten en uitbannen van demonen PRESCILLA: (Op in haar rode jurk waarvan de rits achter nog los is, verder heeft ze de rode pumps aan die haar aan haar lopen te zien niet echt lekker zitten. Ze heeft een dik boek met lederen omslag bij zich.) Ik heb het gevonden hoor, de oplossing voor de problemen van die man. (Houdt het boek omhoog.) ‘Bezweren van geesten en uitbannen van demonen’, een occult boekwerkje dat ik een paar jaar geleden eens op de kop heb getikt. (Ziet nu pas wat er aan de hand is.) Zeg, wat is er met hem? ED: (Probeert een smoes te verzinnen.) Hij is eh... FLEUR: Flauwgevallen. PRESCILLA: Ach, arme man, uitputting natuurlijk. ED: Ja, dat is het, uitputting! FLEUR: (Vol verbazing tot Ed.) Uitputting? ED: Nou ja eh... PRESCILLA: Ja, die doet ‘s nachts geen oog dicht met die geesten op zolder. FLEUR: Geesten op zolder? PRESCILLA: En dan al die trappen die hij dagelijks op moet. − 34−
FLEUR: Waar heeft u het in hemelsnaam over? PRESCILLA: Over de lift die het niet meer doet. FLEUR: (Kijkt Prescilla stomverbaasd aan en vervolgens naar Ed.) Ed? ED: Ik leg het je straks allemaal uit, eerst moeten we Bertram hier weer bij z’n positieven brengen. (Slaat Bertje in het gezicht om hem weer bij te brengen.) BERTJE: Huh... huh... ED: Ah, het werkt. Wakker worden Bertram! BERTJE: W-wat is er gebeurd? FLEUR: Je was flauwgevallen Bert. BERTJE: Flauwgevallen, ikke? PRESCILLA: Vanwege uw oververmoeidheid. BERTJE: (Ziet het boek in de hand van Prescilla.) Is dat de handleiding van de lift? PRESCILLA: Wat? BERTJE: De handleiding van de lift, u zou toch de lift komen repareren. PRESCILLA: Dit is ‘bezweren van geesten en uitbannen van demonen’. Die spoken, weet u wel. BERTJE: Heeft u last van spoken dan? PRESCILLA: Nee, u toch? Bij u op zolder. BERTJE: Ik heb helemaal geen zolder. PRESCILLA: Arme man. Helemaal overstuur. Maar we zullen u helpen hoor. ED: (Helpt Bertje overeind.) Het lijkt me het beste dat je even met hem naar buiten gaat, Fleur, dan kan hij frisse lucht scheppen. FLEUR: Denk erom Ed, is eis een verklaring van je. ED: Ga nu maar hè, straks leg ik het allemaal uit. (Fleur gaat met Bertje naar buiten.) schoenen en rits PRESCILLA: (Kijkt de twee vol medelijden na.) Arme man, vreselijk! ED: Het lijkt me het beste dat u niet meer over die spoken begint tegen hem. PRESCILLA: Waarom niet. ED: Zijn gezondheid is nogal broos, hij kan weinig hebben. PRESCILLA: Maar ik wil hem juist helpen. Met dit boek kunnen we die klopgeesten verjagen en is hij van z’n problemen af. ED: Dat is een heel goed idee van u, maar op dit moment is hij te zwak om dat allemaal te kunnen verwerken. We kunnen beter tot een later tijdstip wachten. PRESCILLA: (Loopt een stukje om haar boek weg te leggen. Ze loopt nog steeds moeilijk vanwege haar te krappe schoenen.) Misschien heeft u gelijk. Ik blijf het toch allemaal heel zielig voor hem vinden. ED: Wat is er met u? PRESCILLA: Wat bedoelt u? ED: Nou ja, u loopt zo... moeilijk. PRESCILLA: O ja. Dat zijn m’n schoenen die moeten nog ingelopen worden. − 35−
ED:
(Ze loopt weer een paar passen en hij kijkt haar niet begrijpend aan.) O. PRESCILLA: Ja, maatje een en veertig terwijl i+ eigenlijk twee en veertig heb, maar daar lijken m’n voeten zo groot in. Dat is eenmaal geen gezicht. Zeg zou u mij even met m’n rits willen helpen? (Loopt wankelend in zijn richting.) ED: Uw rits? PRESCILLA: (Draait haar rug naar hem toe.) Ik kreeg het zelf niet voor elkaar. (Wankelt nog steeds een beetje als ze voor hem staat.) ED: (Probeert haar rits omhoog te doen, maar die zit blijkbaar vast.) Dat is nog niet eenvoudig. PRESCILLA: (Wankelt steeds meer onder zijn krachtsinspanningen.) U moet er harder aan trekken. ED: (Begint flink te rukken aan de rits, waardoor Prescilla steeds meer begint te wankelen.) Het lukt niet, het lukt niet! (Prescilla verliest haar evenwicht en valt. Ed valt over haar heen.) PRESCILLA: (Probeer overeind te komen, maar Ed ligt op haar. Op hetzelfde moment komen links Fleur en Bertje en rechts Deborah en Paul op.) Wat doet u nou?! ED: (Terwijl hij nog op haar ligt.) Ik probeerde die verdomde rits los te krijgen! DEBORAH: (Aanschouwt alles met de drie anderen vol verbijstering.) Wat is hier in godsnaam aan de hand? (DOEK) TOT ZOVER. MOCHT JE HET LAATSTE BEDRIJF OOK WILLEN LEZEN OF HET STUK WILLEN SPELEN, NEEM DAN CONTACT OP MET UITGEVERIJ GROSVELD TE BERLICUM.
− 36−