p e l
y
A N K E V E E N
□ frisse M iff™ ‘SlfeSWl
u1
iKmm
—
•'T (J^Vi
\
■#Aaw:,1
h 4 /\
$ê$M k\ *•}? r * $ : -jk*
ifeifelfc *- , i sm'r •C i
NS
*wi "s« ii AhgÜ•. 1 '^mÊÊ WmM jmm» ^ «gMV5 .
/<"
....
*•
•
a
r
a
4
. f | L
■ ■ ^ -
;
ijPSilfe:
f
Sravelan^
■-^isaajjg
kevee% rtenhoef
Stichting ’Tussen Vecht en Eem’ Doelstellingen
Dagelijks bestuur
• Bevorderen van de belangstelling voor en de kennis van het Gooi en omgeving in historisch perspectief. • Het behoud van waardevolle terreinen, gebouwen of voorwerpen in deze regio. • Het bevorderen van samenwerking tussen organisaties die zich met het bovenstaande bezighouden.
voorzitter Mr. W.G.M. Cerutti, J.P. Coenstraat 77, 1215 KP Hilversum, 035-19471 secretaris Mr. D.C.J. Bakker, Brinklaan 18b, 1404 ET Bussum, 02159-12846 penningmeester K. Kool, Jagerspad 31, 1251 ZW Laren, 02153-15680 leden E. A.M. Scheltema-Vriesendorp, Turfpoortstraat 39, 1411 EE Naarden, 02159-43610 H.E.W. Kwak. Statenlaan 32, 1405 EX Bussum, 02159-35692
Hoe bereikt TVE haar doelstellingen • TVE geeft, tezamen met de Vereniging van Vrienden van het Gooi, een 4x per jaar verschijnend tijdschrift uit. • TVE geeft ook andere publicaties uit, zoals historische wandel- en fietsfolders en bereidt een serie publicaties voor: de 'Gooise Historische Reeks’. • TVE onderneemt allerlei acties om cultuur- of natuur historisch waardevolle zaken te behouden. • Iedere 10e van de maand een informele bijeenkomst in de Turfloods te Naarden, de z.g.n. ’tiende kout'. • Jaarlijkse Open dag. • Tentoonstellingen, lezingen, bijeenkomsten, excursies. • Jaarlijkse Cursus Gooise Historie. • Steun bij historisch onderzoek, studie en activiteiten. • TVE streeft naar het totstandkomen van een Streek archief en Streekmuseum.
Organisatie Binnen het Algemeen Bestuur (AB) van TVE zijn ca. 25 lokale en regionale organisaties op historisch en aanverwant gebied vertegenwoordigd. Voorts kent het AB leden die daarin op persoonlijke titel zitting hebben. Uit en door het AB is een Dagelijks Bestuur gekozen dat op dit moment uit 5 personen bestaat.
Historie TVE is opgericht op 22 mei 1970. TVE vormt echter in feite de voortzetting van de in 1934 opgerichte Stichting 'Museum voor het Gooi en omstreken’, later Vereniging van Vrienden van het Goois Museum, welke in 1969 werd opgeheven en waarvan de bezittingen zijn onder gebracht in de historische afdeling van het Cultureel Centrum de Vaart in Hilversum.
Werkgebied Het werkgebied van TVE omvat het Gooi, de Noorde lijke Vechtstreek en het Oostelijk randgebied en beslaat de gemeenten: Baarn, Blaricum, Bussum, Eemnes, 'sGraveland, Hilversum, Huizen, Laren, Loosdrecht. Muiden, Naarden, Nederhorst den Berg, Nigtevecht en Weesp.
Activiteitencommissie voorzitter H.E.W. Kwak, Statenlaan 32, 1405 EX Bussum, 02159-35692 leden C. van Aggelen, Siriusstraat 24, 1223 AN Hilversum F. van Boetzelaer, Biesboschstraat 63, 1078 MP Amsterdam, 020-768343 E.A.M. Scheltema-Vriesendorp, Turfpoortstraat 39, 1411 EE Naarden, 02159-43610 TVE-bijeenkomst Iedere tiende van de maand een informele bijeenkomst voor leden én belangstellenden in de wijnboutique en bistro De Turfloods, Nieuwe Haven 33, Naarden, vanaf 20.00 uur, de z.g.n. 'tiende kout’. Losse nummers Tot 1983 zijn van het TVE-tijdschrift 64 nrs. verschenen, met in totaal ca. 400 artikelen, 2275 blz. en 500 illustraties. Vele nummers zijn nog verkrijgbaar. Prijs f 4 ,-(voor normale nummers) en f 10,-voor speciale nummers (meer dan 100 blz.); (excl. portokosten). Bestellen bij de penningmeester K. Kool, 02153-15680. Lidmaatschap U kunt zich als donateur van TVE aanmelden door overmaking van minimaal f 17,50 op rek.nr. 47.62.75.199 Amro-Bank Laren (gironr. van de bank 32750) t.n.v. TVE. Nieuwe donateurs ontvangen alle in het kalender jaar dat men lid wordt verschenen nummers gratis.
2e jaargang nr. 2, mei 1984
Tijdschrift van de Stichting
Tussen Vecht & Eem en van de Vereniging van
Vrienden van het Gooi
P % '
1
"~
ISIÉÉÈ .V
•«..s f *
INHOUD
49 P.J.M. van de Walk, Woord vooraf 51 J. Daams, De ontwikkeling van het landschap in ’s-Graveland, Kortenhoef en Ankeveen 60 H.H.M. Meyer, Amsterdamse ontginningen in het westen van Gooiland. Een bijdrage tot de historische geografie van een Goois grensgebied 79 C.M. Abrahamse, De bemaling van het Horstermeer en de polders Ankeveen, Kor tenhoef, Overmeer en Dorssewaard in de 17e en het begin van de 18e eeuw 85 D. Dekema, Uit de bemalingsgeschiedenis van de polder Kortenhoef 90 W.K. Kraak, Schets van de vogelrijkdom van het gebied van ’s-Graveland, Kortenhoef en Ankeveen 96 A.D. Wumkes, De eerste dienst in de NH-kerk te ’s-Graveland 101 B.J. van der Kolk, De ambachtsvrouwe van Ankeveen 106 J.R.Persman, Een ’s-Gravelandse slager in verzet tegen de fiscus 110 A.D. Wumkes, De Spinderij of Spinschool te ’s-Graveland
112 J.A. Hendriks, Milieubescherming avant la lettre. De kininefabriek van ’s-Graveland 118 F. Hamers, De Vereniging Curtevenne en de Curtevenne Stichting. Een persoonlijk gekleurd verhaal 123 M. van Ee, Historische Kring In de Gloriosa 124 W.K. Kraak, Het wapen van ’s-Graveland; van edele trapgans, via zwaan tot boerentrien
126 Actualiteiten 127 Activiteiten van de Vereniging van Vrienden van het Gooi - Naardermeertochten excursies 130 Jaarlijkse algemene ledenvergadering van de Vereniging van Vrienden van het Gooi op 17 mei a.s. - uitnodiging en jaarstukken 135 Activiteiten van de Stichting Tussen Vecht en Eem -cursus Gooise Historie 1984/1985 136 Jaarlijkse Open Dag van Tussen Vecht en Eem op zaterdag 19 mei in 's-Graveland, Ankeveen en Kortenhoef - uitnodiging en jaarstukken 140 Varia
bij de voorplaat: potloodtekening, Jhr. Mr. J. de Geer van Rynhysen, Gezicht op de Leeuw- o f Oetgenslaan de ruiter is oom Jan Six, de koetsier is Papa met zijne hitten - vanuit het huis 'Hilverbeek', ca. 1844.
REDACTIE Voorzitter Dr. A.C.J. de Vrankrijker, Const. Huygenslaan 30, 1401 AN Bussum, 02159-13278 Secretaris
E.A.M. Scheltema-Vriesendorp, Turfpoortstraat 39, 1411 EE Naarden, 02159-43610 Leden
Mr. J.E. Brikkenaar van Dijk, Nw. Hilversumseweg 8, 1406 TE Bussum, 02159-31248 J. Daams, Zuidsingel 23,1241 EH Kortenhoef, 03560601 Mr. M.W. Jolles, Larixlaan 10, 1213 SZ Hilversum, 035-14227 Dr. A.J. Kölker, Jan Steenstraat 41,2162 BM Lisse, 023-163360 (kantoor) Dr. W.K. Kraak, Wielewaallaan 38, 1403 BZ Bussum, 02159-15725 E. E. van Mensch, JH B Koekkoekstraat 26,1214 AD Hilversum, 035-234913 F. Renou, Nw. Bussummerweg 83a, 1272 CE Huizen, 02152-58601 Alle copy s.v.p. toezenden aan redactiesecretariaat, Turfpoortstraat 39,1411 EE Naarden, 02159-43610
Dit tijdschrift wil verleden, heden en toekomst van het Gooi e.o. in al zijn facetten belichten, vooral met als invalshoeken het historisch perspectief en natuur, milieu, landschap en ruimtelijke ordening. Het tijdschrift verschijnt sedert 1983 als gecombineerde uitgave van de Stichting Tussen Vecht en Eem (TVE) en de Vereniging van Vrienden van het Gooi (VVG). Het is een voortzetting van enerzijds het tijdschrift van TVE dat sedert mei 1970 verschijnt en waarvan tot eind 1982 64 nrs. gepubliceerd waren en anderzijds van het informatie bulletin van de Vrienden waarvan sedert 1970 29 nrs. verschenen waren. Oplage van dit nummer van het TVE/VVG-tijdschrift: 7000 exemplaren. © T V E /W G 1984. Gedeeltelijk overnemen van artike len slechts onder uitdrukkelijke bronvermelding. Voor geheel overnemen s.v.p. contact opnemen met redactie secretariaat. Druk: Spieghelprint, Gooilandseweg 14, 1406 LL Bussum ,02159-14074.
Woord vooraf
Met de verschijning van dit boekwerkje over de dorpen Ankeveen, ’s-Graveland en Kortenhoef wordt een inmiddels tot een traditie uitgegroeide goede gewoonte van de Stichting Tussen Vecht en Eem voortgezet. Bijzonder in deze is dat de Stichting reeds eerder, en wel in 1970 ter gelegenheid van haar eerste ’open dag’, uitgebreid aandacht heeft besteed aan het dorp Ankeveen. Waarom in dat jaar nu juist Ankeveen de spits van een reeds open dagen mocht afbijten heb ik niet kunnen achterhalen. Ik kan mij echter niet voorstellen dat dit uitsluitend kwam omdat de naam van dat dorp met de eerste letter van ons alfabet begint! Dat die aandacht niet is verslapt uit zich thans in het - met de dorpen ’s-Graveland en Kortenhoef uitgebreide - onderwerp van de open dag van 1984.
velen geliefde dorpen Ankeveen, ’s-Grave land en Kortenhoef, een boekwerkje ver schijnt, waarin op prettig leesbare wijze wordt verteld wat er is gebeurd en hoe de geschiedenis verder is gegaan. Ik hoop dat velen, jong en oud, geboeid zullen worden bij het lezen van dit boekje, zich herinnerend de woorden van Bilderdijk: In 7 verleden ligt het heden, in het nu, wat worden zal.
P.J.M. van de Walle, burgemeester van 's-Graveland
Veel is er al geschreven over de drie dorpen waaruit in 1966 de huidige gemeente ’s-Graveland is ontstaan. Nog dagelijks worden gegevens over het verleden verzameld en voor het nageslacht veilig gesteld. Wij mogen ons gelukkig prijzen met het grote aantal instellingen dat zich zowel plaatselijk als regionaal bezighoudt met het graven in het verleden. Waar mogelijk verleent ook het gemeentebestuur van ’s-Graveland medewer king aan deze nuttige bezigheid. Dat de bedoelde instellingen niet langs elkaar heen werken blijkt wel uit de samenwerking van de Stichting Tussen Vecht en Eem met de plaatselijke organisaties, welke samenwer king leidt tot voldoende ’oud nieuws’ (of is het ’nieuw ouds'?) om een volledig dagpro gramma èn een boekwerkje als dit samen te kunnen stellen. Het is goed dat nu, zoveel honderden jaren na het ontstaan van de door 49
W rit
P
^
T
*
S é :
9
** J
• ■
m * : V
. %■
J ssti Baggeren mei baggerbeugel en schouw
Treden van de bagger in het kleinschalig turfbedrijf van Van Asselt
.*■ ••. »<>
■m w '% - ■. : - ■ '. "
jpgpiC
Ö s ^ . ;v
50
De ontwikkeling van het landschap in ’s-Graveland, Kortenhoef en Ankeveen ./. D aam s waarvan de oppervlakte ongeveer gelijk ligt met die van de omringende wateren. In Van Dale komt nog een tweede definitie van laagveen voor, die zegt dat laagveen uit water- en moerasplanten is opgebouwd. Men kan de eerste definitie aanhouden en dan klopt het voor de tegenwoordige tijd. Met de tweede krijgen we moeilijkheden. Wat moet men zich zoal voorstellen bij het Munniksveen, een in de drie dorpen bekend deel van het landschap, gelegen tussen de Kwakel en de ’s-Gravelandse Vaart? Hetzelfde geldt voor de streek tussen de Hollandse Rading en Maartensdijk, die tot het begin van de vorige eeuw Oostveen heette, voor het Baarnse Veen en voor de Veenlanden bij Blaricum. De samenstelling van de bodem wijst er bepaald niet op dat dit venen zijn die door het dichtgroeien van oppervlaktewateren zijn ontstaan. De verklaring van deze tegenstrijdigheid is niet zo éénvoudig want het ontstaan van veen is een uitermate ingewikkelde geschiedenis, zelfs al gaat het maar om een heel klein gebied als de landstreek tussen de Vecht en het Gooi, een onderdeel van het uitgebreide Hollands-Utrechtse veengebied. Om iets van de ontwikkeling van het veen te begrijpen moeten we teruggaan naar de laatste ijstijd die ca. 10.000 jaar geleden eindigde. De Gooise heuvels lagen er al, gevormd als ze zijn tijdens de voorlaatste ijs tijd, opgestuwd door het landijs. Ook meer naar het westen lagen nog enkele opgestuwde heuvels bijv. Nederhorst den Berg en Muiderberg. In de periode na de laatste ijstijd zijn er door verstuiving nog vele zandruggen ge vormd die nu aan het gezicht zijn onttrokken. De landbouwende bevolking weet echter precies waar ze liggen. Aan de voorlaatste ijstijd herinneren hier en daar nog oudere gestuwde zanden.
Inleiding
De gemeente ’s-Graveland bestaat sinds 1966 uit de dorpen ’s-Graveland, Kortenhoef en Ankeveen. In het tegenwoordige ’s-Grave land zijn aldus twee uit de middeleeuwen daterende veendorpen verenigd met een vroeg 17e eeuwse ontginning, die een heel eigen ontwikkeling heeft gekend. Daardoor is aan de westrand van het Gooi een heel bijzonder landschap ontstaan met een verscheidenheid zoals deze zelden in ons land wordt aangetroffen. Het bijzondere van dit landschap is dat het vrijwel geheel te danken is aan menselijke activiteit die hier beslist als een verrijking ten opzichte van het oorspronkelijke landschap is te beschouwen. Een landschap dat ontstaan is door mense lijke activiteit is echter bijzonder kwetsbaar. Door de vele ontwikkelingen in deze eeuw zoals bevolkingsgroei, verstedelijking, indus trialisatie, recreatie etc. worden de oude, eeuwenlang stabiele structuren ontregeld. Enig inzicht in de ontwikkeling van het gebied is onmisbaar, wil met trachten zoveel mogelijk van de aantrekkelijke aspecten door een goed beheer te behouden. In dit artikel zal daarom iets over die ontwikkeling worden verteld. De venen
Vroeger was het zo eenvoudig; op school werd geleerd dat er hoge en lage venen bestonden. In het westen van ons land trof men de lage venen aan, in het zuiden en oosten lagen de hoge venen. Kortenhoef en Ankeveen lagen dus in het laagveengebied en 's-Graveland behoorde tot het Gooi en dus bestond de bodem uit zand. Slaan we er Van Dale op na dan zien we dat hoogveen op hoge ondergrond is gelegen. Laagveen is veen 51
Belangrijk is, en dit moet men zich altijd realiseren, dat door de vorming van het landijs zoveel water was gebonden dat het zeewaterpeil vele meters lager was dan tegenwoordig. Op die droge bodem kon veenvorming plaats vinden. In het waddenlandschap dat hier zo’n 10.000 jaar geleden voorkwam groeiden de kreken en plassen dicht; na de vorming van de duinen verzoette het water dankzij de rivieren waardoor de voorwaarden voor het ontstaan van venen gunstig waren. Die Oude Waddenzee- werd in het oosten ongeveer begrensd door wat nu de lijn Amsterdam-Gouda is. Bij Mijdrecht zijn in de polder, de klei-, soms zavelruggen, door inklinking van de omgeving ontstaan uit dichtgeslibde kreken, nog te zien. Nog altijd was de waterstand in die tijd van het ontstaan van het grote HollandsUtrechtse veengebied vele meters lager dan nu. Waar plassen of kreken met zoetwater voorkwamen begonnen deze door de groei van water- en moerasplanten te verlanden. Als eenmaal een plas goed is dichtgegroeid nemen de moeras- en landplanten het over, zoals dit nu in verlandende trekgaten nog is te zien. Op een gegeven moment wordt de plantengroei, onafhankelijk van het voedsel rijke oppervlaktewater, alleen afhankelijk van regenwater waardoor de hoogveen vorming kan beginnen.1) De voedingsstoffen die het oppervlaktewater bevat zijn namelijk bijzonder belangrijk. Rivierwater bevat veel voedingsstoffen, is voedselrijk of eutroof, waardoor een groot aantal planten als bijv. fonteinkruiden, waterlelies, kikkerbeet, riet en bepaalde biezensoorten zich bijzonder snel kunnen ontwikkelen. Dit kunnen we nu nog zien, nu het oppervlaktewater door allerlei oorzaken zo voedselrijk is geworden. Door geleidelijke stijging van de zeespiegel, nog altijd het gevolg van het smelten van grote hoeveelheden ijs, steeg in het achterland de grondwaterspiegel, waardoor vele moe rassen en meren ontstonden. De omstandig heden tijdens deze periode, het Boreaal, waren gunstig voor veenvorming op grote schaal. Bij een eenmaal dichtgegroeide plas zien we
dat op een gegeven moment een andere groep planten de overhand krijgt. Vooral de veenmossen en planten als bijv. veenpluis, dop- en struikheide gaan steeds beter groeien naarmate het plantendek niet meer in aanraking komt met het voedselrijke bodem water. Tenslotte is de groei alleen afhankelijk van het uiterst voedselarme regenwater. Dit is het geval in de centra van veengebieden, waar ook tijdens overstromingen geen rivierwater meer komt. Veenmossen hebben de eigenschap dat ze steeds doorgroeien terwijl de basis afsterft waardoor de laag steeds dikker wordt en tenslotte als een koepelvormige bult boven het omringende gebied uitsteekt. Dit zijn dan de mosvenen die op den duur in een metersdikke laag ook tussen Vecht en Gooi voorkwamen. Deze mosvenen waren bijzonder ontoeganke lijk, heel erg nat want veenmossen hebben de merkwaardige eigenschap dat ze zo'n 40-50 maal het eigen gewicht aan water kunnen vasthouden. In het verleden noemde men dit de rouwe of ongebaande venen. Hier en daar liep een waterafvoerend beekje of rivier. De Drecht in Loosdrecht, afwaterend op de Vecht was zo’n riviertje, voor een deel gevoed door kwelwater uit het Gooi. Maar ook de Vecht, die pas in historische tijd in verbinding met de Rijn kwam was een veenafwatering. De 18e eeuwse schrijver, secretaris van de
d ro l*
52
Amsterdamse vroedschap. Jan Wagenaar, noemde de Vecht of Aa een aflekkinge uiI de hoge venen aan beide zijde van de rivier.
elzebroeken, de hoge mosvenen, en naar het Gooi toe, onder invloed van het daaruit afkomstige kwelwater, de zeggevenen (fig. 1).
Tussen Vecht en Gooi
Wat de bevolking ervan dacht
Hierboven is heel kort de ontwikkeling van de mosvenen geschetst zoals die ook tussen Vecht en Gooi heeft plaats gevonden; een eenvoudig beeld van slechts een deel van de venen in deze omgeving. Aan het feit dat de Vecht voedselrijk water aanvoerde en van de Gooizijde minder voedselrijk water afvloeide is te danken dat er nog andere typen venen ontstonden. Langs de rivier werd tot in historische tijd zand en klei afgezet, waaruit de oeverwallen en iets verder van de rivier verwijderd, de komkleigebieden ontstaan. Langs de rivier ontwikkelden zich grote loofbossen. In tijden van overvloedige wateraanvoer ontstonden in het reeds bestaande veen bosvenen, waarin bomen konden groeien die later door hernieuwde veenvorming onder voedselarme omstandigheden werden verstikt. Dit is de oorsprong van veenhout, ook hier bekend, soms erg lastig bij vervening. Er waren
Overal in het Gooi en omgeving heeft de bevolking vanaf de vroegste tijden gebruik gemaakt van veen als brandstof. Dit wil zeggen dat men er steeds turf heeft gestoken, gegraven of gedolven, zoals dit in de middeleeuwen werd genoemd. In oude documenten blijkt dat er altijd over hoogve nen wordt gesproken. Uit het Gooi zijn hierover vele documenten bekend.2) Lambertus Hortensius beschrijft hoe dit in de 16e eeuw in zijn werk ging. Pas in de 17e eeuw gaat men over op het slagturven of moeren, waarbij het veen wordt opgebaggerd uit de trekgaten en te drogen gelegd op de legakkers (fig. 2). Daardoor ontstaat dan het huidige plassenlandschap zoals wij dat in onze direkte omgeving kennen. De oude verveners wisten wel degelijk dat het veen voor een groot deel op het land was ontstaan. Zij zagen immers dat in het veen vooral landplanten als veenmossen, veenpluis
Slagturven in Holland in de llie eeuw
*■>A~
\ '* J
__ ■ -
? '• /ƒ I UN Zmmssmm
F’ iiiihiuiiii' iwJWW
*
^ 4
________________
JF 53
vL a \J fh t ■
r .>
/
is J 'a'Jmgt *r
\IS -S
‘i ji
BêJPQ p^TT
I
'$ t
v ss^
« # rr
lig^yr
.,
De zogenaamde Ronde Kaart van Gooiland.
of wollegras voorkwamen, evenals dop- en struikheide. Natuurlijk heeft men zich toen wel afgevraagd hoe dit mogelijk was. Er ontstonden allerlei theoriën. Zo zou dit materiaal hier allemaal zijn aangespoeld tijdens grote overstromingen. De zondvloed werd er bijgehaald om de aanwezigheid van de plantenresten op enkele meters diepte te verklaren.3) De gedachte dat de venen ontstaan zouden zijn in een periode dat de waterstanden enige meters lager waren dan tegenwoordig, dankzij de ijstijden, kwam niet bij de mensen op. Pas tegen het einde van de jaren twintig is door onderzoek gebleken dat
een groot deel van het westelijke veengebied uit oude, verdronken hoogvenen bestond. Oude kaarten
Op een bekende oude kaart van het Gooi, de z.g. Ronde Kaart uit ca. 1530 (fig. 3) blijkt dat er op allerlei plaatsen in en om het Gooi turf wordt afgegraven. Dit is aangegeven door veenwallen en turfhopen, die we vinden in de buurt van Hilversum, Baarn, Hollandse Rading, Blaricum en Laren. Veenpiassen zijn er dan nog niet. Wel komen het Naardermeer en het Horstermeer al op deze kaart voor. Er 54
sas
È-mmm >He t M o n n i k e
worden ook enige heuvels ten westen van Hilversum aangegeven. Op een kaart van Bonifatius uit ca. 1600, worden Kortenhoef, Ankeveen en de Korremof (aan het einde van de Heerenweg, tegen de Horstermeerpolder aan) genoemd; terwijl oostelijk daarvan alleen Hey wordt aangegeven. Een kaart van 1597 duidt het gebied aan als bestaande uit vullinghen, vul- o f onlanden en uitgegraven venen. Dit wordt ook vermeld op de bekende kaart van Perk uit 1843.
veen
veen af te graven, waarna het gebied gevuld moest worden. Vullen en toemaken
De begrippen vullen en toemaken zijn voor de ontwikkeling van het boerenbedrijf in de veenstreken enorm belangrijk geweest. Met het toenemen van de bevolking steeg de behoefte aan land, zowel van wei- als van bouwland. Voor het gebruik als weiland moesten de zure veengronden worden toege maakt of aangemaakt, dat wil zeggen geschikt gemaakt om er vee op te weiden. Op de zachte veengronden was dit niet zomaar mogelijk. Na ontwatering door het graven van sloten, vaarten en weteringen, ook nodig voor het vervoeren van turf, werd het veen door inklinking toegankelijker, maar was dan nog niet geschikt om voor landbouw gebruikt te worden. Vanaf de drogere zandgronden in het oosten, waar de veenlagen niet dik waren en vanaf de oeverwallen langs de Vecht werd de ontginning aangepakt. Daar kon men ook gewassen verbouwen. Op afgegraven veen gronden kon dit pas als het land was aangemaakt, toegemaakt of gevuld. Dit gebeurde door gebruik te maken van de bovenlaag van het veen. niet bruikbaar voor turfbereiding, door het opbrengen van zand of, waar dit in de buurt lag, klei en mest, vermengd met stro en andere afval. Heel dikwijls werd door de overheden pas vergunning voor het verturven van een stuk land gegeven als men aan de voorwaarden voldeed het uitgedolven land bruikbaar te
De vullinglanden
De kaart van Ottens is bijzonder instructief voor het begrijpen van de oude toestand, vooral voor het landschap dat is afgebeeld (fig. 4). De westrand van het Gooi van de Bussumer Eng tot de grens van TienhovenWestbroek bestaat uit een aaneengesloten geheel van oorspronkelijk venen, vullingen en het sinds 1625 ontgonnen 's-Graveland. Buiten het Gooi vallen Ankeveen, Korten hoef met het reeds genoemde Monnikenveen en Loosdrecht. Binnen het Gooi vallen de Laegieskamp, de Hilversumse Meent, waar tot in de vorige eeuw turf werd gestoken, het Gijzenveen, ’s-Graveland en een groot gebied, de Kerkelanden, grenzende aan Loosdrecht. In deze hele landstreek kwamen in de middeleeuwen hoge venen voor, die in de loop der jaren allen uitgedolven raakten.4) De Kerkelanden behoorden in die tijd tot het bezit van de kerk van Naarden, die dit terrein verpachtte aan Loosdrechtse boeren.5) Aan de boeren werd toegestaan het hier aanwezige
55
Vullinglanden op gronden waar een niet zo dikke laag veen is afgegraven waren niet zo moeilijk te vullen of toe te maken. Vandaar dat de Loosdrechters eeuwenlang de Kerkelanden als bouwland hebben gebruikt, tot enige tientallen jaren geleden. Vooral het gebruik van krabbescheer, hier manen genoemd, heeft het, ook in ’s-Graveland, Kortenhoef en Ankeveen, lang volgehouden. In Kortenhoef en Ankeveen was landbouw in het verre verleden alleen mogelijk waar zandruggen voorkwamen. Rond 1800 was het echter vrijwel afgelopen. In een enquête uit 1815 werd op de vraag of er bouwlanden in Kortenhoef waren geantwoord: Bouw landen geene. De landbouw betrof hier alleen de veehouderij, het landmansbedrijf. Land mannen waren de veehouders tegenover de Bouwmannen, de landbouwers. Later ging de tuinbouw een rol spelen, vooral in Korten hoef in het oude Munniksveen, toen de voorziening van mest en stadsafval van betekenis werd.
maken als zaai- of houtland.6) Vandaar dat de vullinglanden aan de west rand van het Gooi heel dikwijls bemest werden met modder uit sloten en vaarten. Ook bagger uit de grachten van Naarden en zelfs uit de Vecht werd hiervoor gebruikt. Dit moest men door de eeuwen heen blijven doen. Door inklinking van het land ten gevolge van ontwatering van het veen, waarbij nog kwam dat de grondwaterspiegel bleef stijgen, werd het verbouwen van gewassen steeds moeilijker. Vandaar dat men eeuwenlang bezig was met dit toemaken. Er is enorm veel afgemodderd in deze lage streken. Oudere boeren uit onze omgeving kennen de term toemaken nog heel goed. Nog heel onlangs hoorde ik de uitdrukking Als je niet toemaakt heb je nog niets. De slootbagger werd steeds over het land uitgespreid, samen met uit zandruggen afkomstig zand. Gemengd met stro, mest en andere afval werd het materiaal binnen een uit bagger of zand opgeworpen walletje op staal gezet, zoals de nog bekende uitdrukking luidde. Het gebruik van modder, vanaf 1550 in de Vechtstreek streng gereguleerd door de modderplakaten is in West Nederland vanaf de middeleeuwen algemeen geweest. Om op de zure bodem toch nog bijvoorbeeld graan te verbouwen werd onder andere in Water land over een strook van zes schreden breeds langs de weilanden bagger gestort, voedselrijk door de vergane resten van waterplanten. Op die strookjes werd graan geteeld. In de middeleeuwen was dit nog mogelijk. Later werd dit door stijging van de grondwaterspie gel en inklinking van het land onmogelijk. Voor groenteteelt is men tot in onze tijd doorgegaan met het gebruik van bagger als meststof (bijvoorbeeld in Broek op Lange dijk). De brede sloten in enkele streken van ons land herinneren er nog aan. Niet alleen in ons land, ook in venige streken in Frankrijk deed men dit. De Franse term voor groenteteelt, culture maraichère (de teelt in het moeras) is er aan te danken. Maar ook in onze omgeving, in Kortenhoef en Ankeveen zijn er nog tuintjes die met bagger worden bemest.
De plassengebieden van Kortenhoef en Ankeveen
Het landschap wordt hier vooral bepaald door het, na 1600 tot bloei gekomen, veenbaggeren, vroeger slagturven of moeren genoemd. Op de hierbij opgenomen afbeel ding, afkomstig uit de Tegenwoordige Staat der Nederlanden is goed te zien hoe dit gebeurde. Door dit veenbedrijf is het mooie landschap van trekgaten, hier meestal dob bers genoemd, (mogelijk is dit het Friese dobbe voor uitgeveende plas) en legakkers ontstaan. De gemeentekaartjes uit het mid den van de vorige eeuw laten zien hoever het gebied al was uitgeveend. Omdat er enorme behoefte aan turf bestond, eigenlijk de enige energiebron uit het west Nederlandse gebied, werd er op grote schaal de vele verordenin gen, die op het irreguliere venen waren uitgevaardigd, ontdoken. Daardoor zijn de plassen ontstaan. Al in 1695 werd het in Kortenhoef, in 1697 in Ankeveen. verboden om landen in te steken alwaar het veen doorgaans minder dan vijf voeten diep wordt bevonden. Pas in 1776 werd dit verbod voor 56
ar:
sap mwm
..^ ^ ll« f e i; §
xïmM ct-Tn
Vervenerswoning te Ankeveen, tekening .1.A. Veenman.
de hele provincie Utrecht van kracht (Kortenhoef en Stichts Ankeveen behoorden toen nog tot Utrecht). Ook dit verbod werd ontdoken. Hier en daar zien we nu nog resten van vervening van te dunne lagen veen die vooral in Kortenhoef oostzijde opvallen door dichte begroeiingen met kalmoes, zeggen, lissen, biezen, enz. Het veenbedrijf bracht enorm landverlies mee, waardoor de veeteelt achteruitging. In 1810 schrijft de schout van Kortenhoef een brief aan het Comité van Financiën dat de oudtijds zo florissante bedrijven die niet gering in Huis- en Haardstedengelden contribueerden, nu van hunne landen beroofd, door vervening, en veranderd in daghuurderswoningen waren. Omdat het een seizoensberijf was leidde het verveningsbedrijf tot grote werkloosheid en armoede tijdens de winter. Dit is overal in het veenbedrijf, zowel in het gebied van natte als van droge vervening het geval geweest. Aan al die menselijke activiteit die toen gepaard ging aan grote ellende hebben we een uniek landschap te danken van een verscheidenheid die internationaal de aan dacht trekt. Gelukkig zijn grote delen ervan in bezit van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Het Hol in Kortenhoef heeft een internationale reputatie als één van de waardevolste Wetlands: een nat gebied met een grote variatie in de plantengroei. Maar
ook buiten het Hol liggen nog vele gebieden, resten van de natte vervening zoals tegen woordig het veenbaggerbedrijf wel wordt genoemd. Uit het hierbij afgebeelde kaartje blijkt welke omvang de natte verveningen in het gebied ten oosten van de Vecht hebben gehad. Het verdwijnen van oude traditionele bedrijfsmethoden in de landbouw en van het vervenen sinds het begin van deze eeuw, samen met alle andere grootschalige ontwik kelingen, heeft helaas geleid tot. soms rampzalige gevolgen voor het zo aantrekke lijke landschap. Dichtere bebouwing, grote watervervuiling, het verdwijnen van oude methoden als bijv. rietsnijden, ruigt oogsten, het niet meer gebruiken van elzen voor brandhout en palen, toenemende intensivering van de veeteelt en de ontwikkeling van de recreatie hebben grote veranderingen teweeg gebracht waardoor het zo kwetsbare landschap in vele opzichten achteruit is gegaan. Toch is er nog zoveel bewaard gebleven dat het de moeite waard is zich alle inspanningen te getroosten om tot een zo goed mogelijk beheer van dit aantrekkelijke en unieke gebied te komen. 's-Graveland
De landschapshistorie van dit ontginnings57
WMB.
fö ü ü V>s
m&zi
V
;
s^
*H&w«
§ !:;« ■ T T
pS^sr-rJfi
wmim
»!!i •' '"ga
'Smi
pp^Bwr*.
l * SET'S ê£' Turfschuur te Ankeveen, tekening..LA. Veenman.
voor dijkenbouw, landbouwdoeleinden enz. wordt op ca. 16 mln. m3 geschat, waarvan wellicht een 6 mln. m3 afkomstig was uit ’s-Graveland. Vele zanderijsloten vallen nog in het landschap op. Alleen al uit Kortenhoef was in de 17e eeuw en later een veertigtal zandponden, kleine scheepjes, betrokken bij het zandtransport. De afgegraven gronden werden op grote schaal bemest met Amster damse steigeraarde, huishoudelijk en bedrijfs afval en bagger waarvan de resten nog op vele plaatsen te vinden zijn. Daardoor werd de kwaliteit van de gronden zo goed dat, zoals Dr. van Hengel in de vorige eeuw schreef, als men in ’s-Graveland een vinger in de grond steekt, deze er morsig weer uitkomt, een uitzondering in het Gooi. Door het aanplanten van veel loofhout en later wat naaldhout is een mooi parklandschap ontstaan.
dorp is al vele malen verteld.8),9),10). In de 18e eeuw wordt in de Tegenwoordige Staat der Nederlanden en iets later in de Stads- en Dorpsbeschrijver van Van Ollefen uitvoerig verteld hoe uit de Onlanden en Vullingen sinds 1625 een wonderschoon geheel is ontstaan. Uit de dorre en moerige landen, zoals het oude gebied dikwijls wordt aangeduid is door menselijke activiteit een buitenplaatsendorp ontstaan dat in onze tijd nog bijzonder aantrekkelijk is. Elders in deze publicatie wordt uitgebreid over de activiteiten van de landgoedbezitters gesproken. Door ontginning, afzanding en bemesting is in de opvallende rechthoek van dit dorp een heel typisch landschap ontstaan. Overal zijn nog herinneringen aan de activiteiten van de ontginners. Vanaf de Corverslaan en de Meentweg is duidelijk te zien welke omvang de afzandingen hadden. Voor het hele Gooi, voor Naarden en omgeving en voor ’s-Graveland schat Kloosterhuis11) dat een gebied van ca. 1800 hectare is afgezand. De hoeveelheid zand die weggevoerd werd, voor Amsterdamse stadsuitbreiding, maar ook
Samenvatting
Uit het voorgaande is gebleken welk een enorme bijdrage de menselijke activiteit bij het ontstaan van het huidige landschap van 58
NOTEN 1) V. Westhoff, e.a., Wilde Planten, deel 2, Amster dam. 1971. 2) A. Perk, Nalezingen en bijvoegsels op Hortensius, met vertaling en aantekeningen (P. Hofman) Peerlkamp, Utrecht, 1866. 3) L. Smits, Schatkamer van Nederlandsche Oudhe den, 1737. 4) J. Daams, Het veenbedrijf in het Vechtplassenge bied, in: De Noordelijke Vechtplassen, Uitg. Vechtplassencommissie, 1976. 5) D.Th. Enklaar en A.C.J. de Vrankrijker, Geschiedenis van Gooiland, 1939. 6) W.J. Diepeveen, De Vervening in Delfland en Schieland tot het einde van de 16e eeuw. Leiden 1950. 7) J. Daams, Vroegere energiecrisis in het Gooi en de invloed daarvan op het landschap, 'Tussen Vecht en Tem’, dcc. 1980. 8) F.J.E. van Lennep, De Tamme Kastanje, Haarlem 1969. 9) H. Tromp en J. Six, De buitenplaatsen van 's-Graveland, Zeist, 1975. 10) J.A. de Rijk, Wandelingen door Gooi- en Eemland en Omstreken. Hilversum, 1905. 11) Kloosterhuis, Zandafgravingen in het Gooi, in Boor en Spade, 8-1956. 12) W. Meyer en R.J. de Wit, Kortenhoef, een veldbiologische studie van een Hollands verlandingsgebied, Uitg. Vechtplassencommissie, 1955.
de drie dorpen heeft geleverd. Voor velen zal het een verrassing zijn dat de aanwezigheid van hoogvenen in het verre verleden ook in deze omgeving van betekenis is geweest, waardoor het duidelijk wordt dat de vroegste ontwikkeling van ’s-Graveland bepaalde gemeenschappelijke kenmerken vertoont met het Kortenhoefse en Ankeveense landschap. De 17e eeuwse ontginning van ’s-Graveland heeft dit dorp echter een heel eigen karakter gegeven. Er kan gesteld worden dat de huidige gemeente ’s-Graveland een uniek karakter heeft, gekenmerkt door een (nog) zeer grote verscheidenheid. Het is de moeite waard deze verscheidenheid zo te beheren dat deze zo goed mogelijk wordt gehandhaafd.
mm
,v
sas
i::?-
IÉêM
59
Amsterdamse ontginningen in het westen van Gooiland Een bijdrage tot de historische geografie van een Goois grensgebied H.H.M. Meyer enigszins ingeklonken ondiepe venen aan, doorsneden met enige zandige oost/west lopende heuvelruggen; Cruysbergen, Braembergen, Wolfsbergen en Stofbergen. Het gebied was kaal, op enige eiken op de hogere delen na. De Hollands/Utrechtse grens lag nabij (ter plekke van de huidige ’s-Gravelandse Vaart); de streek had alle kenmerken van een oud grensgebied: onbe woond, woest en een schuilplaats vöor geboefte. In het noord-westen hadden de Stichtse Ankeveners illegaal hun optrekkende
Inleiding
Meer dan 350 jaar geleden gaven de Staten van Holland toestemming aan enige Amster damse kooplieden en regenten om enkele ’woeste’ gronden, gelegen aan de zuidelijke en westelijke grens van Gooiland te gaan ontginnen. De ontginning van de terreinen aan de zuidelijke grens,1) later bekend onder de naam ’Tweede Blok’, zou spoedig mislukken. De noordelijke ontginning daar entegen zou na veel tegenslag uitgroeien tot het huidige dorp ’s-Graveland, waar overwe gend Amsterdamse grondbezitters hun bui tenplaatsen lieten bouwen. Over ’s-Grave land zelf is veel geschreven de laatste jaren.2) Minder bekend is de invloed die de bezitters van deze buitens uitoefenden op de vormge ving van de gebieden ten oosten van de ’s-Gravelandsepolder: het Trompenveld en het Naarderveld, het Corversbos en het Spanderswoud. In dit artikel wordt getracht enig licht op deze kwestie te laten schijnen. Daar de geschiedenis van deze gebieden voornamelijk bepaald is door ’s-Gravelandse buitenplaats bezitters, wordt ook ’s-Graveland, zij het summier, behandeld. Men kan de ontginningswerkzaamheden van de Amsterdammers in drie fasen onderschei den: Van 1625 tot ca. 1660 ontstond ’s-Graveland zelf, in de daarop volgende decennia het Trompen- en het Naarderveld, en een eeuw later, van 1770 tot 1870 ontstonden het Corversbos en het Spanderswoud.
De jaartallen geven aan in welk jaar de Gooiers het gebruiksrecht verloren.
’s-Graveland
Toen men in 1625 begon met de ontginning van het huidige dorp ’s-Graveland, trof men daar waarschijnlijk door ontwatering, al 60
stroken verkaveling doorgetrokken tot in het Hollandse gebied.3) In het uiterste zuiden zien wij dat ook de Loosdrechters dit vanuit hun Kerkelanden gedaan hadden. Van oudsher was de grond van de graaf en later van de Staten van Holland. De Gooise dorpen en Naarden -Stad en Lande van Gooiland- hadden er gebruiksrechten voor het weiden van vee en het steken van plaggen en turf. Enige heuvels vormden waranden, terreinen waarvan de jacht aan de graaf en later de Staten was voorbehouden. Het is echter onzeker of deze rechten op deze waranden ook daadwerkelijk uitgeoefend werden.4) De Staten hielden met de Gooise gebruiks rechten weinig rekening, iets dat in het verlenen van ontginningsconcessies aan Amsterdammers in 1625 tot uiting kwam. De op zijn minst dubieuze rol, die de baljuw van het Gooi, P.C. Hooft hierbij speelde dient te worden vermeld.5) Een en ander resulteerde in een fel conflict met de Gooiers, dat de ontginning tot 1634 ophield. In dat jaar werd te Muiden een accoord gesloten tussen de ’s-Gravelandse Amsterdammers en Stad en Lande van Gooiland. De Amsterdammers deden onder meer afstand van hun rechten op het zuidelijke concessiegebied en lieten toe dat er door hun ’eerste blok’ (het huidige ’s-Graveland) drie oost-west verbindingen werden aangelegd, die de Hilversummers met hun weidegebieden in Ankeveen en Kortenhoef verbonden. Langs de zuidelijkste verbin ding zouden de Gooiers bovendien een vaart mogen aanleggen, die Hilversum toegang tot de Vecht zou geven, waardoor dirdorp uit zijn isolement verlost zou worden.6) Ofschoon het oorspronkelijke verkavelingsplan van Parsijn7) stamde uit de tijd dat de groep Amsterdamse concessionarissen nog groter was en er nog geen sprake was van oost/west verbindingen, werd met behulp van dit plan het gebied opnieuw verkaveld en verdeeld onder de rechthebbenden. Dat de opmeting van de nieuwe kavels niet in ieders ogen geslaagd was moge blijken uit de naam die het latere buiten Gooilust kreeg: ’Rond om Bedrogen’. Raadsheer Reinier Pauw, eigenaar van de
De nummers geven de in de 'Cavelcondiliën' _ genoemde percelen aan.
r'S '.
-------------------------T 5»WA*«6T>< & u n .« H
6C.W AEP C n
l o e c K e 'S T - r y *
B R A A A ia e R j t c n
s p e t^ w e w
nooro
hot
w o k T s o C T fie n
7.UVO wokTSQErvSto
srop©rn*crt M tLv/r*or*vc
» p ir* * u a o i T
6CHOOHOORÜ
TTOMPtrwbUf?<5
■ B tE Q r^ -rc y N V » k O Er-IAK KC R.
— . .. N«ei/wenHoeK---'\
/ /
61
zuidelijkste kavels kocht de Loosdrechtse percelen in zijn gebied8) en wist zijn bezit nog uit te breiden met een stukje heide dat door de aanleg van ’s-Graveland afgesloten was van de overige heidegebieden en daardoor voor de Gooiers onbruikbaar was geworden: ’Pauw’s heide’. De hoge gronden werden in het begin van de zeventiende eeuw gedeeltelijk afgezand. Nog altijd kan men er een verrassende afwisseling in hoog en laag vinden. Iedere eigenaar liet voor eigen rekening afgraven en liet het zand afvoeren via de kavelsloten en de ’s-Gravelandse Vaart. Het overgrote deel van de grond werd ingericht voor agrarisch gebruik; vooral weidegrond, ofschoon ook akkerbouw en boomgaarden voorkwamen. De grond werd gebruikt vanuit oorspronke lijk houten9) pachtboerderijen, die voorzien waren van een ’Heerencamer’ ten gerieve van de grondeigenaren en die gewoonlijk midden op een kavel lagen. T rom p10) maakt uit deze ligging op dat het vanaf het begin opzet was buitenhuizen te stichten. Ik heb hier weinig bewijzen voor kunnen vinden; de eerste generatie mocht louter ondernemer geweest zijn, zoals van Lennep stelt, van slechts drie buitenhuizen Schaep en Burgh, Hilverbeek en Trompenburg, is bekend dat zij al in de eerste decennia bestonden. Pas in de 18e eeuw gaat de parkaanleg belangrijk worden en breidt het bestand buitenplaatsen zich uit, ofschoon het agrarisch grondgebruik ook dan nog overheerst. Illustratief in dit verband is het feit dat de oudste ’s-Gravelandse parkbossen belangrijk jonger zijn dan bij voorbeeld het Loosdrechtse ’Emmikkerbos’.11) De houtwallen en windsingels waren zowel noodzakelijk als erfscheiding op de hogere delen als voor de agrarische bedrijfs voering in dit van oorsprong kale, zandige gebied. De parkaanleg verdween aan het eind van de 18e en het begin van de 19e eeuw aan de zuidkant zelfs geheel. Op de hogere delen bleef zij gehandhaafd. Van het park van Beeresteyn rest ons slechts een smal strookje dat grenst aan de kavelsloot van Bousigt /Gooilust, de rest is weiland. Het is dan ook
niet te verwonderen dat de overige ontginnin gen van de ’s-Gravelandse Amsterdammers in opzet agrarisch waren. De tweede ontginningsfase; het Trompen- en het Naarderveld
Het Veldengebied, zoals ik de twee stroken land achter ’s-Graveland gemakshalve zal noemen, vormt de tweede fase van de Amsterdams-’s-Gravelandse ontginning. Het sluit direct aan bij ’s-Graveland maar hoorde tot voor kort bij de gemeente Hilversum, evenals nu nog het Spanderswoud en het Corversbos. Tegenwoordig laat het zich nauwelijks onderscheiden van ’s-Graveland zelf, zeker de hogere delen niet. De lagere delen zijn van ’s-Graveland gescheiden door een noord-zuid verlopende sloot, ter hoogte van de voormalige scheiwal uit 1634. Deze wal bestaat nog alleen iets ten westen van het huidige huis Jagtlust en achter de kavels ten noorden en ten zuiden van de Gooise Vaart. De geschiedenis van dit gebied is echter anders dan die van ’s-Graveland, en hangt samen met de historie van de Gooise markeorganisatie Stad en Lande. In de jaren 1625/1634 werd een deel van het huidige Naarderveld door de Amsterdam mers gezien l2) als een onderdeel van hun ontginning, overigens in strijd met het ontginningsoctrooi van 1625 en de resolutie van de Staten van 8 October 1626,13) dat hun slechts een ontginning van 300 roeden diep toestond. In 1634 moesten zij het gebied weer verlaten. Door de stichting van ’s-Graveland werden de verhoudingen binnen Stad en Lande grondig verstoord. Het evenwicht in de uitoefening van de gebruiksrechten op de verschillende delen van de Gooise bodem door de Gooise dorpen en de stad Naarden werd ondermeer beïnvloed door de mate van geschiktheid van de bodem voor activiteiten als beweiding, plaggensteken, het steken van turf en dergelijke, en daarnaast de afstand van het terrein tot de verschillende Gooise nederzettingen en het aantal inwoners van die nederzettingen. Dit zeer delicate evenwicht werd door iedere ontginning van betekenis 62
buurt van dit gebied lag, bevoordeeld boven de andere nederzettingskernen, en vooral boven het eveneens gedupeerde Naarden. Naarden eiste genoegdoening, een extra schadeloosstelling en kreeg meteen ongenoe gen met de Gooise dorpen. Het jonge ’s-Graveland bemiddelde en Naarden kreeg haar eis toegewezen in de vorm van een individueel gebruiksrecht van een gebied achter het noordelijke deel van 's-Graveland, dat vroeger onrechtmatig bij de 's-Gravelanders in gebruik was geweest. Dit alles speelde zich af in het jaar waar in al meer verzoeningen plaats vonden, 1634. Op 30 mei 1634 werd dit als onderdeel van de Muidense accoorden door de Gecommitteerde Raden van Holland goedgekeurd. Er heerste echter hierover bepaald niet alom vreugde. De Gooise dorpen waren waar schijnlijk niet erg gelukkig met deze aanval op het Gooise gebruiksrecht, zeker niet omdat die deze keer vanuit de eigen kring kwam. In 1664 wensten zij ook een deel van de Gooise grond met als gevolg een toewijzing van het Tweede Blok aan Naarden
verstoord; er was altijd wel een dorp dat hierdoor meer benadeeld werd dan de andere bewoningskernen. Een en ander lokte dan nieuwe ontginningen uit; net zo veel als nodig waren om het evenwicht weer te herstellen. De opbrengst hiervan was bestemd voor de afzonderlijke nederzettingen. Hoeverre dit proces typerend is voor marken bestaande uit meerdere bewoningskernen is mij niet bekend; er bestaat vrijwel geen literatuur over. Kenmerkend is dat in het Gooi de nieuwe ontginningen altijd aan de rand lagen, ver van de dorpen. Voor de ontginning van ’s-Graveland was dit het geval; het gebied werd waarschijnlijk voornamelijk gebruikt door de twee grootste Gooise nederzettingen. Hilversum en Naarden. Deze lagen immers het dichtst bij deze gronden. Beide plaatsen werden hierdoor gedupeerd, vooral Hilver sum, dat immers het dichtste bij lag. Dit had tot gevolg dat de tegenstand tegen de ontginning vooral van Hilversumse zijde afkomstig was. Door de teruggave van het Tweede Blok aan de Gooiers in 1634 l5) werd Hilversum, de enige bewoningskern die in de
De Boerderij Spaanderswouii, 1913.
r % :
-
..
iI
is is
Is
..............
63
en de Gooise dorpen, en een extra toewijzing van het latere Trompenveld aan Hilver sum.17) Hilversum werd immers benadeeld doordat het grootste deel van het bij Hilversum gelegen Tweede Blok aan de andere Gooise dorpen en aan Naarden was toegekomen. Men had met het Naarderveld zijn lesje geleerd! De stichting van ’s-Graveland was dus indirect de oorzaak van het ontstaan van het Veldengebied. Hilver sum en Naarden waren nu eigenaar gewor den van respectievelijk het Trompenveld en het Naarderveld, met de plicht een wal aan te leggen tussen de Gooise heide en deze velden. Beide plaatsen mogen het ten bate van hun kerken verkopen, mits 1/3 van de opbrengst aan Domeinen zou komen. Wat gebeurt er met de grond? Nog voor dat Hilversum eigenaar werd van het latergeheten Trompenveld, was er in het noorden van dit gebied, op de plaats van het huidige Jagtlust een schapenboerderijtje gebouwd , met ’consent van Stede en Lant’. Er hoorden 130 roeden lands bij, erg weinig. De boer, Jan Gerritsz Groot heeft waarschijnlijk zijn schapen op de heide laten grazen. Het werd in 1670 voor 32 Carolusguldens verkocht aan zijn weduwe, en zal later een drinkgelegenheid herbergen met de enigszins omineuze naam De Derde of Laatste Stuyver.18) Aan afzanding heeft noch ’Groot Jan’, noch zijn weduwe zich schuldig gemaakt. De rest van de smalle strook grond achter het zuidelijke deel van ’s-Graveland werd op 12 juni 1669 door Hilversum verkocht voor f 6600,- aan Cornelis Tromp, admiraal, zeeheld, en eigenaar van het toenmalige buiten Syllisburgh, nu bekend als Trompen burg.19) Tromp pakte de zaken goed aan; hij legde een wal om het gebied (iets dat Hilversum al had moeten doen) teneinde toekomstig ongenoegen met de Gooiers over de eigendomsgrenzen te voorkomen. Vervol gens bracht hij de hooggelegen grond gedeeltelijk in cultuur, als bouwland.20) In het zuidelijk deel bouwde hij in 1673 een boerderij aan de Gooise Vaart, de Lonsvaerder.21) Aan afzanden doet hij niet. Het is onwaarschijnlijk dat hij vanuit de Lonsvaerder het hele gebied in cultuur heeft bracht
ondanks de gunstige ligging aan de vaart, waardoor de aanvoer van mest vrij gemakke lijk geweest moest zijn. In 1699 werd er zelfs over het gebied gesproken als ’hey’ en in 1706 als ’heyde en boulant’.22) Afzanding van het Trompenveld
Omstreeks 1.705 werd een begin gemaakt met het afzanden door Jan Hage, koopman te Amsterdam en eigenaar van de buitenplaats ’Bousigt' (nu onderdeel van Gooilust). Samen met een familielid heeft hij vrijwel het gehele Trompenveld in handen. Pasjaren Detail van de kaart van Nicolaas Visscher, ’s-Gra veland ca. 1706. :lt e/veen-
J-inMtMut
i
IIlöJï
- . co
! • Jlr jfT n n .
jj
J~
‘oer-
!* 4^ ,| i- 1. *♦
f s I hi tn ;> V3HTJti-tn
Si
fplara 7
! ^ * ^ ‘AvelatVHie ke rJU | l
. U e rrc u k lT Ïu u . ^
V r r ---------* 1 : ^ '*}2> VÏilltm. ran h-ïz?,£ner
j
V-u}w.
.haar Jaacb-
gilita***” M u n n i l c e^j jii bi
^
feJJan Jtaasn
i
TBrou^-er
y
ie lu fx fo ji :
64
later, omstreeks 1750 pakte de heer Roeters (eigenaar van Trompenburg)23) de zaken wat grootser aan; zijn afzandingen waren dermate grootschalig dat de daartoe strekkende vergunning werd ingetrokken. Het afzanden was namelijk aan allerlei regels gebonden.24) In 1672 hadden de Fransen na het plunderen van ’s-Graveland zonder noemenswaardige hindernissen de vesting Naarden genomen. Het opmerkelijk gemak waarmede de soldaten van de Zonnekoning Naarden binnenliepen had de Staten van Holland nogal verontrust. Toen de Fransen vertrokken waren werd er dan ook hard gewerkt aan een ingrijpende modernisering van de vestingwerken. De omgeving van Naarden moest worden afgegraven, opdat men deze in tijden van nood kon inunderen. Het zand in de buurt van Naarden was van mindere kwaliteit dan het grovere zand uit andere Hollandse zandgroeven, zoals die bij ’s-Graveland. Om nu de afgraving bij Naarden wat te stimuleren verboden de Staten alle overige afzandingen in Holland, met inbegrip van die in het overige Gooi. Af en toe werden deze verboden wat versoepeld onder invloed van de machtige Amsterdamse regenten, zoals 1733 en in 1754 toen men voor eigen gebruik wel mocht afzanden. Vanwege het misbruik dat men hier van maakte werd vooral door toedoen van de Naardense afzanders deze regel weer verscherpt. Uit de stukken die over afzandingen hande len blijkt, dat de ’s-Gravelandse heren indien het ook maar even mogelijk was de afzandingsverboden met voeten traden. Zo deed men ’s-nachts aan ’sluyksanden’ en werden slagbomen welke men in de zandsloten had gelegd vernield. De schout van ’s-Graveland, die op de naleving van de afzandingsplakkaten moest toezien, heeft echter zeer vaak een oogje dicht gedaan, teneinde het ’sluyksandende’ polderbestuur (zijn broodheren) niet tegen zich in het harnas te jagen. Het bontst maakte het de schout Jan ten Dam, die omdat hij nog wel eens de naam des Heren wat te gemakkelijk bezigde, bij de dominee niet erg populair was. De dominee zag Jan het liefst uit zijn ambt 65
ontzet en schreef daartoe verscheidene brieven, waarin hij ook het toestaan van het ’sluyksanden’ sterk benadrukte. Dat laatste had hij niet moeten doen. De hoofdingelan den (die de ambachtsheerlijke rechten beza ten) steunden Jan ten Dam door dik en dun, en afgezet werd hij niet. Behalve voor de eigen buitenplaatsen werd het zand ook afgevoerd, ondermeer naar de drassige gebieden ten westen van de polder ’sGraveland. Het Naarderveld
De Hilversumse beurtschippers- en afzandersfamilie Perk, die ondermeer betrokken was bij het graven van de Gooise Vaart verkeerde in de zelfde positie als het 's-Gravelandse polderbestuur. Ondanks het feit dat door de Staten het graven van de Gooise Vaart werd toegestaan was deze afgraving vaak aan dezelfde afzandingsplak katen onderworpen als de overige zandgroe ves.23) Dit verhinderde deze familie bepaald niet om toch het een en ander te ondernemen. Een steun was daarbij de uitstekende relaties die Jan Perk in het begin van de achttiende eeuw had met het Domeinbestuur van de De afzanding van hel Naarderveld volgens de eigenaar van Boeckesteyn. JsfaovidvioePc), Ccnno . . t*i &et ached tVL conlncvué t o t %£-t n a a s te n ucut ^e.tudc£t/es op
te ttzy otf£>■• • BOECKEf tT ly i- ,
%„ . jcuui is V'OOA s a n d o v u jo &u )
. .
5a.nd, SC?/* >•ie f~v'oaa ££? 'J&iuip. Y&yoe*c• da.e*ij Hef- (a^ta Ac&a Se& i ó t c j ■**
(B o co ceS T e irt)
vooa.
tS Q * u ) • .
•
W0U£>
M W OLTS-
. - - needs ...
a.fytsa*v)-..
is s e e ê w fy g va*r ctest&AH
2 WOCTS-
Z>é&-/yytl$ iS QCi+WM-tct, ÓOOA. - • - & pscvnc)ciSL. . . v r o r f tC R i c n Cu H IL V fO ,.
&rex
CO W T C H M oJvfftC M K »
. . .
? . . .
Staten.26) Hij was agent van Domeinen en als zodanig vertegenwoordiger van de Staten als eigenaar van de Gooise heiden en weiden. Jan Perk groef onder andere een vaart direct ten noorden van ’s-Graveland die dit dorp met Laren zou moeten gaan verbinden, en die de aardige naam ’Luye G at’ meekreeg.27) Zoals deze naam al doet vermoeden kwam deze waterweg nooit tot stand, hij kwam niet verder dan tot het Naarderveld. Jan Perk had nu in 1723 een deel van het noordelijke Naarderveld in pacht gekregen van ...de Staten, die zo vriendelijk geweest waren om te vergeten dat het Naarderveld aan Naarden toebehoorde. Perk ging hier afzanden. Gedurende de periode 1705/1724 was de afzanding-wetgeving wat soepeler, en ten slotte zat hij op Naardens gebied. Indien Perk zijn aanvraag bij de Naardense autoriteiten had ingediend had hij waarschijnlijk de kous op de kop gekregen; met zijn nieuwe zanderij zou hij de Naardense zanderijen immers gaan benadelen, en die lieden hadden het al zo moeilijk met al dat ’sluyksanden’ elders in het Gooi... Het goede voorbeeld van Perk werd op 26 januari 173028) gevolgd door Henrick Bicker, eigenaar van het ’s-Gravelandse buiten Hilverbeek. Ook hij pacht de grond (de zuidelijke helft van het Naarderveld) direct van de Staten, met het doel om er te gaan afzanden. Als in 1731 een nieuwe regeling tot stand komt tussen de Staten en de Gooiers over uitgifte van de Gooise grond aan eventuele ontginners, waarbij het Gooise gebruiksrecht meer erkend wordt dan voor heen, neemt Naarden de gelegenheid te baat om zijn rechten op het Naarderveld te beklemtonen, en Perk en Bicker de pacht op te zeggen. De stad verkoopt de gronden in 1731 aan Nicolaas Sautyn, Henrick Bicker en Jan Bernd Bicker, allen Amsterdammers en eigenaren van de buitenplaatsen Boeckesteyn, Hilverbeek en Schaep en Burgh. Van minstens een is bekend dat hij Perk een schadevergoeding geeft voor de reeds ver richte ontginningswerkzaamheden. Veel kan er echter niet afgezand zijn. In het gebied dat aan Perk behoorde is sprake van enige afgezande kampen die dan waarschijnlijk als
weiland gebruikt worden en gelegen waren bij het Luye Gat. De rest is ’heyde’. De kopers en hun opvolgers in rechten zijn allen bezitters van aan het Naarderveld grenzende buitenplaatsen. Velen hiervan gaan op min of meer grote schaal ’sluyksan den’. Van deze illegale afzandingen bestaat een mooi overzicht in de vorm van de correspondentie tussen de heer Salomon Dedel29) (van Boeckesteyn) en de heer Huydecoper van Maarsseveen, lid van de Gecommitteerde Raden (een soort Gedepu teerde Staten). Dit overzicht dat de toestand in 1770 aangeeft, heb ik in een kaartje samengevat. Het veld is dan vrijwel geheel verdeeld onder de eigenaars van de aangren zende buitens, die er nogal fors aan de gang zijn geweest. Het meest opmerkelijk zijn de activiteiten van mevrouw Bicker-Pels, de eigenaresse van Schaep en Burgh. Deze dame zandt niet af, maar hoogt juist haar deel op met het zand van haar buurman van Boeckesteyn, voor parkaanleg! Dit afzanden zou tot in onze eeuw van belang blijven; nog omstreeks 1930 verlaagt men het maaiveld van het Naarderveld door klein schalige afzandingen.30) Van het overige grondgebruik is niet erg veel bekend. In 1755 werden verschillende delen nog aangeduid met ’heyland’31), wat duidt op de zienswijze dat men het Naarderveld in de eerste plaats als een grote zandvoorraad zag. Onder invloed van het stijgen van de landbouwprijzen werden in de volgende decennia de landen ’in culture gebragt en besaeyd’, waarschijnlijk met rogge en boek weit, en probeert men de aan de Gooise Erfmaarschalk verschuldigde Koptienden af te kopen.32) In 1814 bestaat het stuk achter Wolfsbergen nog steeds gedeeltelijk uit heide; slechts een deel is ’afgekart’ tot bouwland.33) Over veeteelt horen wij niets; pas in 1846 wordt melding gemaakt van weilanden op het Naarderveld, iets dat door de steeds dieper gaande afzanding mogelijk wordt. Tegen woordig overheerst Het weiland en verschilt het Naarderveld in weinig van het aangren zende ’s-Graveland. De oorspronkelijke scheiwal tussen ’s-Graveland en het Naarder66
veld is al lang verdwenen; in tiaar plaats ligt er een sloot die in verschillende gevallen dienst gedaan zal hebben als kavelscheiding. Bepaald niet opmerkelijk is dat er op het Naarderveld nooit boerderijen gestaan heb ben; de grond is immers altijd versnipperd geweest onder de belendende buitenplaatsen en vanuit de boerderijen van die buitenplaat sen bewerkt en ontgonnen.
oorspronkelijke hoogte tussen twee afge zande terreinen in, als een soort smalle, hoge dijk. Voor een klein deel is hij verdwenen bij de afzanding van de terreinen tussen Jagtlust en Gooilust. Door beide velden lopen de achteruitgangen van de ’s-Gravelandse buitenplaatsen, die vroeger uitkwamen op de Gooise heide. Sinds de achttiende eeuw komen deze lanen uit op de nieuwe ontginningen van de ’s-Gravelandse grondbezitters.
Trompenveld
De ontginning van het Corvershos en het Spanderswoud. De gearceerde delen zijn in de negentiende eeuw a f gegraven, de zandsingels en de achttiende eeuwse boerderijen zijn zwart.
Bij het Trompenveld lag dit anders. Behalve dat dit veld veel langer in cultuur gebracht is dan het Naarderveld verschilden ook de eigendomsverhoudingen; er waren minder eigenaren. Bovendien stond een van de twee boerderijen aan de Gooise Vaart, zodat de ontginningsbasis niet aan de grens van ’s-Graveland lag maar juist dwars hierop. Bovendien zal de boerderij van Trompenburg ook wel wat ver gelegen hebben om dit gebied goed te kunnen bestrijken. De boerderij ’Groot-Jan’ aan de andere kant van het veld had in den beginne zelfs helemaal niets met ’s-Graveland uit te staan. Deze zou uitgroeien tot een zelfstandige buitenplaats met de naam ’Plaats Royaal’ en later Jagtlust. Het is met Bantam de enige ’s-Gravelandse buitenplaats die lange tijd niet binnen de polder lag. De bewoners waren wel altijd Amsterdammers. Bovendien hadden ze belangen in de polder, zodat men Jagtlust zeker als een ’s-Gravelands buiten kan aanduiden. Net als de ’s-Gravelandse scheiwal bij het Naarderveld is de oorspronkelijke wal tussen ’s-Graveland en het Trompenveld ook vervangen door sloten. Op de hogere delen zijn er nog enige resten van te vinden, zoals bij de Lonsvaerder en ten westen van Jagtlust. Langs de scheiwal moet volgens Jhr. P.J. Six in de 18e eeuw een weg gelopen hebben, welke onder meer gebruikt werd voor de aanvoer van mest. De wal aan de buitenkant, de oostzijde van het veldehgebied is voor een belangrijk deel nog intact; men kan hem nog zien bij de Oude Meentweg, maar ook bij de Corverslaan, achter de boswachterswoning van Gooilust en heel duidelijk bij Jagtlust. Hier ligt hij nog op
K A M P.
*.“****.
U 3 .0 . d * U c a c *.
67
verbreden, zodat er een kade zou ontstaan voor de via de vaart voor Hilversum en de Kerkelanden aangevoerde mest.36) Jan Perk heeft ten noorden van de vaart, evenals de Hilversummer Ryk Jacobsz Das, 104 Gooise Roeden gronds in erfpacht.37) Samen met Haan wil Perk die gronden uitbreiden. De Staten verlenen hun toestemming, maar Stad en Lande ep die van Hilversum protesteren zodat de Staten hun ontginningsconcessie weer intrekken. Naast Perk en Das waren er nog enkele andere Hilversummers die er wat grond hadden. Deze erfpachtsgronden in het uiterste zuiden van het latere Corversbosch waren voor een deel in cultuur gebracht met behulp van mest aangevoerd via de vaart, en ook omwald. Bij de zuidelijke bocht van de huidige Corverslaan vindt men hier nog resten van. Naast deze terreinen is er in 1711 nog sprake van een kleine hofstede ’aan de schey wal van ’s-Gravelant’, waarbij een stukje heide van 43!/, roeden Gocfis hoorde.33) Dit boerderijtje van Jan Rutgers van Putten kan slechts een schapeboerderijtje geweest zijn. Het was eertijds net als ’Groot Jan’ met ’consent van Stede en Lant’ gebouwd. Waar het precies gestaan heeft is onbekend. De enige plaats waar men dan nog een boerderijtje met consent van Stad en Lande aan de scheiwal kan bouwen is in het uiterste zuiden, aan de zuidzijde van de Gooise Vaart. Het is echter niet onmogelijk dat men met de ’scheywal van ’s-Gravelant’ de wal aan de buitenzijde van het Trompenveld bedoelde. In dat geval zou dan het boerderijtje direct ten noorden van Corvershof hiervoor in aanmerking kunnen komen. Waarschijnlijk is dit niet; in de ontginningsconcessies van het Corvers bosch is er geen spoor van te vinden. De rest van de heide ligt dan nog maagdelijk te wachten op particulier initiatief. De overheid wilde wel; in de stukken van de Grafelijke Rekenkamer werd het gebied tussen Vaart en Kortenhoefseweg in 1727 beschreven als ruym 200 morgen, een vlakke heyde synde laag genoeg om tot boulant toe te maaken, en waartoe begeerigen wel sullen opdoen soo het mede in erfpagt wordt gegeven.39) Zover is het dan nog lang niet.
De derde fase; het Corversbosch en het Spanderswoud
Het gebied ten oosten van het Velden-gebied was omstreeks 1700 nog geheel en al heide. In het noorden kwamen achter het Naarderveld zandverstuivingen voor, waarschijnlijk door overbeweiding, het overmatig steken van plaggen en mogelijk ook de verlaging van de grondwaterspiegel door de afzanding van het Naarderveld. Het bultige oppervlak van het Spanderswoud is ten dele een gevolg hiervan; de geoefende geomorfoloog kan er de mooiste stuifduinvormen aantreffen. Voor het overige kan het gebied niet veel van de andere Gooise heidevelden verschild hebben. Er liepen enkele zandwegen door, zoals de oude verbinding Utrecht-Naarden achter het Veldengebied het ’pad tussen de heuvels’ ten noorden van de Gooise Vaart, de ’Cortenhoufsche Wegh’ (de Hilversummers hebben er heel lang over moeten doen eer zij het woord ’s-Graveland in hun mond namen), en de verbindingen tussen Hilversum en de Hilversumse weidegebieden zoals het Ankeveense Pad en de Melkweg. Vervolgens liep er de Utrechtseweg34) een route van latere datum die tussen Jagtlust en het veerhuis van Perk aan de Gooise Vaart lag en die gebruikt werd als verbinding van ’s-Graveland rich ting Utrecht), de paden tussen Hilversum en de achteruitgangen van de diverse buiten plaatsen, en tenslotte de Doodwegen van Anckeveen35) en Kortenhoef. Het hele heidegebied tussen Hilversum en ’sGraveland werd als schapenweide gebruikt. Er stonden twee schapenschuren, welke nog altijd bestaan; een aan de Oude Meentweg, en een aan de Schuttersweg, tegenover het Gymnasium. De laatste is verbouwd tot woning. Het Corversbosch
In het begin van de achttiende eeuw zien wij dat in het zuiden van dit gebied langzaam maar zeker de Gooise Vaart wordt doorge trokken door de families Haan en Perk, afzandingsverboden ten spijt. In 1709 wilden zij de weg naast de bestaande vaart 68
bepalingen blijkt dat men in ’s-Graveland en ook elders in het Gooi al begonnen is met bosbouw op wat grotere schaal dan voorheen gebruikelijk was. Deze aanplant van bos zal in ’s-Graveland vooral een recreatieve functie gehad hebben: parkbos. Men wilde kennelijk ook dat Verbruggen door het oprichten van een agrarisch bedrijf de werkgelegenheid zou bevorderen. Wat de diepere achtergrond is van het verbod om een scheiwal om het concessiegebied aan te leggen kunnen wij slechts raden. Het is niet onmogelijk dat men met behulp van stenen palen de grenslijn beter dacht vast te kunnen stellen dan door die grens aan te duiden met een meestal breed uitgevallen wal. In de zelfde tijd zien wij ook de grenspalen verschijnen die nu nog langs de grens van Gooiland met Utrecht staan. Verbruggen laat zijn grond opmeten door de Hilversumse landmeter Perk, wiens familie wij al eerder tegenkwamen. Perk, die zelf grond aan de noordkant van de Gooise Vaart in erfpacht heeft, blijkt volgens de nog bestaande meetbrief bezorgd te zijn dat er voor de ’bouwlieden’ van Hilversum te weinig overblijft. De gronden langs de vaart die in gebruik zijn bij verscheidene Hilver sumse ’bouwlieden’ meet hij dan ook niet op. Verbruggen, in 1772 de facto slechts pachter van 86 morgen en 474 roeden, beklaagde zich bij de Gecommitteerde Raden over tegenwer king. De Gooiers langs de Vaart hebben de grond alleen maar gepacht om hem dwars te zitten en om die terreinen met een flinke winst aan hem door te verkopen. Ligging aan de Vaart was voor hem belangrijk in verband met de aanvoer van de onontbeerlijke mest. Aldus Verbruggen, die kennelijk niet wist (of niet wenste te weten) dat de Hilversummers al aan de Gooise Vaart zaten voor hij nog aan ontginnen kon denken. Een andere reden dat hij slechts 86 morgen en 474 roeden in pacht had was gelegen in het feit dat hij ook namens iemand anders erfpachtgrond had aangevraagd, namelijk voor zijn buurman Dirk Van der Meulen,. eigenaar van het ’s-Gravelandse ’Bousigt’. Van der Meulen kreeg 17’/2 morgen in erfpacht, direct achter zijn buitenplaats. Op
In de tweede helft van de achttiende eeuw zien we dat de vraag naar akkergrond hoe langer hoe meer toeneemt.40) Zelfs een dorp als Hilversum vraagt vrij forse ontginningsconcessies aan; in 1762 ontvangen zij 15 morgen in erfpacht bij de Kerkelanden. Een van de redenen dat dit mogelijk was, is gelegen in het feit dat Stad en Lande minder afkerig geworden was van ontginningen. Op 17 juni 17314I) had deze machtige instelling een accoord gesloten met de grondeigenaar, de Hollandse Staten, waarbij bepaald werd dat door de laatsten alleen ontginningen zouden worden toegestaan als de Gooiers gehoord waren. Het belangrijkste was echter dat Stad en Lande en de Staten de opbrengst gelijk zouden delen. Een andere reden was meer conjunctureel van aard; omstreeks 1750 begon er in Europa een agrarische hausse, die tot 1850 zou aanhouden. De prijzen van agrarische producten stegen in hoog tempo. Een en ander ging gepaard met een grotere aandacht voor de landbouw, voor bodemverbetering en dergelijke in het kader van het opkomende fysiocratische denken. Kortom, de tijd werd rijp voor grootscheepse ontgin ningen. Het lag voor de hand dat de ’s-Gravelandse heren zich hiervoor zouden interesseren, zij hadden de ondernemingslust, maar vooral ook het kapitaal om een dergelijke onderneming aan te gaan pakken. In 1763 was het dan zo ver.42) Gijsbert Antwerpen Verbruggen, Amsterdams koop man en eigenaar van het buiten Gooilust diende een request in bij de Gecommitteerde Raden. Hij wenste een stuk grond te ontginnen achter zijn hofstede te ’s-Graveland in het belang van Gooiland en tot nutte der ingeseetenen die ik employeer. Om hier geld voor te betalen acht hij wat overdreven. De Gecommitteerde Raden niet. Na twee maal tevergeefs opnieuw een soortgelijk verzoek ingediend te hebben kreeg hij op 18 mei 1772 120 morgen achter Gooilust in erfpacht, voor 3 pond per jaar per morgen. Het werd hem verboden dit nieuwe terrein met hout te laten begroeien en een grenswal aan te leggen; zijn gronden moet hij afbakenen met stenen palen. Uit deze
69
ara a *
r
i
*.
*i
<sr r*;
De vaart bij ’s-Graveland, P.G. van Os, ISIS.
dezelfde datum als Verbruggen kreeg zijn andere buurman, Matthijs Straalman (Trom penburg)43) toestemming om op dezelfde condities als Verbruggen en Van der Meulen een stuk grond van 120 morgen achter zijn buiten te ontginnen. Dit terrein ligt ten noorden van de concessie van Verbruggen, en wordt doosneden door ondermeer de Cortenhouffsche Wegh (nu ’s-Gravelandse weg) en het wandelpad van Tromp. Admiraal Tromp had namelijk als eerbetoon voor zijn daden van Stad en Lande toestemming gekregen om vanaf de achteruitgang van zijn buiten een weg aan te leggen, omzoomd met eiken, naar zijn theekoepel op de tegenwoordige Trom penberg in Hilversum, die toen temidden van de Hilversumse bouwlanden lag. Cornelis Tromp hield van wandelen en genoot op de Trompenberg van het magnifieke uitzicht over de engen, de heide, ’s-Graveland en Hilversum. Alle terreinen werden spoedig in bouwland omgezet. Dat de ontginning vrij snel tot stand
kwam weten we door een rekening die Van der Meulen in verband met de Gooise koptiende-belasting aan de Gooise erfmaarschalk moest betalen. In 1773 blijkt dat al 1/3 van zijn erfpachtgronden bebouwd was, en in 1775 alles. Hij verbouwde rogge, met boekweit, het gewas dat men in het Gooi van die dagen het meest aantrof. In de huidige wegenstructuur kan men zonder veel moeite de oude perceelsgrenzen terug vinden; enkele oost-westverbindingen dienden als scheiding. Het oude heidepadenpatroon werd niet veel verstoord, wel werden deze ’wegeltjes’ recht getrokken. Behalve de oost-westverbindingen, waarvan enige waarschijnlijk de route volgen van de oude achteruitgangen der buitens, die al in 1634 genoemd werden in de ’Cavelconditiën’, treffen wij op een ruime afstand van de voormalige wal om het Trompenveld, de Corverslaan aan. Deze laan loopt door de erfpachtsgronden, en niet aan de rand van de ontginningsconcessies. Zij werd aangelegd in het laatste decennium van 70
de achttiende eeuw door de heren Straalman en Corver Hooft ter vervanging van een oudere verbinding, welke eertijds over de ’s-Gravelandse scheiwal liep. Corver Hooft was eigenaar van zowel Gooilust als Bousigt en zou de laatste zijn om het ambt van Baljuw van Gooiland te vervullen. De weg werd beplant met opgaand hout, alle voorwaarden overeengekomen bij de ver pachting ten spijt. De reden dat de Corverslaan niet aansloot bij de vorige ontginning stond in verband met de parkaanleg van Gooilust. Waarschijnlijk was Verbruggen of Gerrit Corver Hooft al hiermee bezig, en werd een deel van de nieuwe erfpachtsgronden meteen mede als parkbos ingericht ondanks het verbod deze gronden met opgaand hout te bepoten. Om deze parkaanleg werd een brede gracht gegraven die het terrein scheidt van de Corverslaan.44) Het zand werd hoogstwaar schijnlijk ook gebruikt om de kunstmatige heuvels aan te leggen waar dit deel van het park van Gooilust zo rijk aan is. De baljuw deed dus het zelfde als enige jaren daarvoor de eigenaresse van Schaep en Burgh op haar deel van het Naarderveld. De smalle strook gronden ten noorden van Bousigt en Gooilust welke tussen de wal van het Trompenveld en de Corverslaan gelegen waren zouden in de negentiende eeuw worden afgezand tot het niveau van de aangrenzende delen van het Trompenveld. In de volgende jaren weet Corver Hooft ook nog enige gronden te verwerven van de Hilversummers langs de vaart, en in 1834 worden de eigendommen van de familie Corver Hooft uitgebreid met een driehoekig stuk heide tussen de Hilversumse Schuttersweg, de verbinding Hilversum-’s-Graveland en zijn eigen terreinen. Het Corversbosch heeft dan zijn huidige omvang gekregen. Het is echter dan nog geen bos. Men vond er voornamelijk akkerland, door heggen afge scheiden van de buitenwereld, heggen die men ook langs de oprijlanen naar het buiten van de eigenaren, Gooilust geplant heeft. De gronden werden bebouwd vanuit twee boerderijen, welke gelegen waren aan de Corverslaan en aan de oprijlaan naar
Gooilust. Beide boerderijen zijn achttiendeeeuws; van een ervan, de latere Corvershof, staat vast dat hij omstreeks 1790 gebouwd is. In de negentiende eeuw zien wij dat men enkele percelen gaat inrichten voor de bosbouw, waaronder eikenhakhout en naald hout. In het uiterste zuidoosten bij de vaart wordt nog een boerderij gebouwd. Hiermee is de ontwikkeling van het Corversbosch voltooid. De ontginning grenst dan aan de Hilversumse bouwlanden, althans bijna. Slechts een smalle strook heide, waar de Hilversumse schutterij onder het genot van jenever en ander geestrijk vocht placht te oefenen, scheidde de beide akkergebieden. In later jaren is deze heide vervangen door een autoweg en een plantsoentje. Sic transit gloria... De ontginning van Straalman45) zal waar schijnlijk hetzelfde karakter gehad hebben als het Corversbosch. Helaas is er weinig over bekend. Er moeten twee boerderijen gestaan hebben, waarvan er een gelegen was op de hoek Corverslaan-’s-Gravelandseweg. Deze achttiende-eeuwse boerderij werd begin 20e eeuw voorzien van een villa-achtige voor bouw. Het was de zetel van de rentmeester die de bezittingen van Trompenburg van hier uit beheerde. Onderdelen van het gebied ten noorden van de 's-Gravelandseweg komen in de negentiende eeuw aan leden van de familie Six, die dan onder andere Hilverbeek bewonen. Zij laten er voor hun landarbeiders in 1856 vier rug-aan-rug woningen bouwen, die samen een curieus en vooral schilderach tig chaletvormig bouwwerk vormen. Moge lijk staat dit bouwseltje op de fundamenten van de andere boerderij van Straalman. Een jonger boerderijtje uit 1923 vindt men aan de Corverslaan. Omstreeks 1900 werd een groot deel van de terreinen aan Hilversum verkocht voor villabouw; men vindt er onder andere het Nimrodpark. Het Corversboschgebied heeft een geheel eigen karakter, en is totaal anders dan de vorige ’s-Gravelandsè ontgin ningen. Ondanks aantastingen in de vorm van villabouw en aanleg van sportvelden waarbij een van die velden geheel tegen het karakter van het gebied in werd afgezand, vormt het de enige laat achttiende eeuwse 71
my
j
m Ë -~
1 jjmaa Hofstede Syllisburg. later genaamd Trompenburg
72
ontginning in het Gooi die nog betrekkelijk gaaf is. Moge het voor verdere aantasting gespaard blijven!
vaak onbekend gebleven, iets wat mede veroorzaakt werd door de veelvuldige wisse ling van eigenaren. De geschiedenis van het gebied begint op 4 april 1775 49) met een concessie van 8 Gooise morgen achter het buiten Schaep en Burgh aan de eigenaresse van dit landgoed, de weduwe Bicker-Pels. De erfpachtcondities zijn de zelfde als bij de ontginningen van Verbruggen, Van der Meulen en Straalman. Ruim een jaar later volgde Gerrit Corver Hooft, die op dat moment nog geen eigenaar was van Gooilust en Bousigt. maar waar schijnlijk de ’s-Gravelandse buitenplaats Noord-Wolfsbergen in bezit had. Hij pachtte 19 Gooise morgen ’heyveld onder die banne van Hilversum’ dat grensde aan de concessie van Straalman. Daarna gebeurde er lange tijd niets. Het voorbeeld gaf kennelijk weinig aanleiding tot navolging bij andere buitenplaatsbezitters. Pas op 1 mei 1804 kreeg Hendrik Hovy (van het buiten Spanders woud) 12 morgen Rijnlands in erfpacht. Gedurende de jaren 1829 - 1842 werden er nog enige gebieden ten westen van de Melkweg in erfpacht gegeven, onder andere het stuk grond achter de concessie van Hovy, dat aan de ’s-Gravelandse grondspeculant Hoogbruyn toekwam. Deze bezit dan onder andere de twee buitens Wolfsbergen. In dezelfde periode kreeg de Gooise Maatschap pij tot Bevordering van de Cultuur enige stroken langs de Melkweg in erfpacht. Een van de laatste ontginningsconsessies van belang betrof 5 bunder 17 roe die op 22 maart 1841 aan Ananias Willink, eigenaar van het ’s-Gravelandse buiten Boeckesteyn, in erf pacht gegeven werd. De tijd van de erfpachten is dan al bijna voorbij. De meeste waren al afgekocht. De Melkweg vormde thans in het zuidelijke deel van het gebied de oostelijke grens van de ontginningsconcessies in 1842. Aan de andere zijde strekken de door de Gooiers gebruikte en dan door de Staat der Nederlanden bezeten Gooise heidevelden zich uit. In 1843 werden deze heidevelden en weiden definitief verdeeld tussen het Rijk en de erfgooiersorganisatie Stad en Lande.50) Het gebied tussen de Melkweg en de Bussumer-
Spanderswoud
Een geheel andere ontwikkeling zien wij bij het Spanderswoud. Wel zien wij hier ook het optreden van eigenaren der belendende ’s-Gravelandse buitens, en wel in die mate dat het gebied de naam krijgt van de buitenplaats waar een van de belangrijkste bezitters woont; het buiten Spanderswoud. De ontwik keling voltrok zich echter trager, moeizamer. De belangrijkste reden hiervoor is ongetwij feld de bijzonder slechte kwaliteit van de bodem; er kwamen zoals wij al zagen stuifzanden voor. Een andere reden is waarschijnlijk de reserve waarmee Stad en Lande ontginningsconcessies in dit gebied toestond. Het latere Spanderswoud vormde in de achttiende eeuw nog een geheel met het grote centraal gelegen heidegebied tussen Hilver sum, Bussum en Laren; er was hier nog geen sprake van welke aantasting of versnippering dan ook. Dit in tegenstelling tot het Corversboschgebied dat, hoewel nog heide, aan drie zijde omringd was door bouwlan den; het Trompenveld, de gronden aan de Gooise Vaart en de Hilversumse eng. Het latere Corversbosch lag geïsoleerd ten opzichte van de overige heidegebieden en was daardoor voor de schapenteelt waarschijnlijk minder aantrekkelijk dan het Spanderswoudgebied. Over het ontstaan van het Spanderswoud heb ik minder kunnen vinden dan van de overige gebieden. Anders dan bijvoorbeeld over het Corversbosch heb ik de eerste stukken met betrekking tot de ontginningsconcessies niet kunnen achterhalen. Met behulp van een register van de erfpachten verschuldigd aan Domeinen en Stad en Lande,46) een brief van de ’s-Gravelandse grondbezitter Hoogbruyn47) en enige kaarten die betrekking hebben op de verdeling van de heide tussen Domeinen en de erfgooiers48) heb ik het een en ander kunnen reconstrueren. De ligging van de grenzen tussen de concessies zelf zijn 73
grindweg kwam in zijn geheel in handen van het Rijk, met uitzondering van de Fransche Kampheide welke eigendom werd van Stad en Lande. Domeinen, de dienst welke onder andere de onroerende goederen van het Rijk beheert, gaf direkt opdracht deze goederen, welke dan onbelast zijn met Gooise gebruiks rechten, te veilen. Dank zij de aantekeningen van de Hilversumse notaris Perk weten wij wie de nieuwe eigenaren werden.51) Met uitzondering van Corver Hooft, een nazaat van de laatste baljuw, komen wij geen naam tegen van ’s-Gravelandse heren. Het is echter vrij zeker dat deze zich op de ’heideveiling’ lieten vertegenwoordigen door stromannen want enige jaren later blijken de eigenaren van de buitenplaatsen Hilverbeek52) en Spanderswoud de belangrijkste eigenaren van het gebied te zijn, zodat het gebied dan ook Spanderswoud komt te heten. Wat deden de heren met hun gebied? In het begin waarschijnlijk niet al te veel. Ondanks de veel voorkomende bepaling dat een gebied binnen driejaar in cultuur gebracht moest zijn blijkt dat de in 1776 uitgegeven grond in
1837 nog altijd (of misschien weer) gedeelte lijk heide was.53) Toch moet de akkerbouw in het begin wel een rol gespeeld hebben. Opmerkelijk was de gang van zaken bij de terreinen op de hoek van het Ankeveense Pad en de Oude Meentweg. Hier kreeg op 1 april 1842 Evert van den Hoek een kleine concessie van ongeveer 1 morgen Rijnlands. Ondanks het feit dat de bodem hier van slechte kwaliteit was (er moet onder andere een stuifduin op gelegen hebben) bouwde Van den Hoek een boerderijtje en trachtte de grond in cultuur te brengen. Het is mij onbekend of het hem gelukt is. Tegenwoor dig is het boerderijtje een drinkgelegenheid, net als eens Groot-Jan op het Trompenveld. Na 1842 werden er waarschijnlijk geen akkers meer aangelegd. In de vroege negentiende eeuw zien wij een typisch ’s-Gravelandse bezigheid weer opko men: de zanderij. Op de kaart van Perk uit 1842 staan in het zuidelijke deel van het Spanderswoud enige korte, rechte zandsloten afgebeeld. Ook werd er in deze tijden afgezand in het aangrenzende deel van de
Zandschuit in de vaart langs de 's-Gravelandse weg met zand uit de Zanderij.
Jyti M. A L i ’ „U, 4 » 'k *
V -
< \
:r
'
74
concessie van Straalman, waardoor een laagte ontstond terhoogte van de huidige Boslaan. Beide gebieden waren omstreeks 1837 eigendom geworden van de familie Six,54) die toen op Hilverbeek resideerde. Er stond toen al ten westen van de Oude Meentweg een 17e eeuwse schapenschuur; deze staat er heden ten dage nog en de boerderij 'de Zanderij’, welke in 1922 is afgebrand. Deze boerderij is herbouwd bij het afgezande gebied aan de overkant van de weg. Ook in de tweede helft van de negentiende eeuw ging de familie Six door met afzanden, maar het gaat dan niet meer om het zand alleen. De kronkelige ondiepe zandsingels ten oosten van de oude Meent weg werden voornamelijk ter verfraaiing aangelegd, de opbrengst van het zand was net voldoende om de kosten te voldoen.55) Het zand moet ook gebruikt zijn om hier en daar wat kunstmatige heuvels aan te leggen en als metselzand, door metselaars in de omgeving zeer gewild. Ook Artis in Amsterdam was een geregeld afnemer. Uit de beschrijvingen van de goederen van Hoogbruyn die in 184556) geveild werden blijkt dat er in deze tijd al veel aan bebossing werd gedaan. De Maatschappij ter Bevorde ring van de Cultuur in Gooiland beplant onder andere de Melkweg. Deze tendens zette gedurende de negentiende eeuw door. Vrijwel het gehele gebied werd bebost. Ook hier zien wij sporen van recreatieve aanleg; naast de rechte oost-westverbindingen welke de ach teruitgangen van de buitenplaatsen verbinden met de Bussumergrindweg zien wij ook slingerende paden en wegen, beplant met beuken. Op de erfpachtsgronden van mevrouw Van Loon-van Winter ontstond zelfs een nieuw buiten, Bantam (1878), dat in de jaren '70 van deze eeuw gevallen is onder de slopershamer. Toch had de bosaanleg ook zijn zakelijke kanten; naaldhout en eikenhak hout werden meestal niet geteeld van wege het natuurschoon, maar voor industriële doeleinden. Wat betreft het eikenhakhout; de indruk bestaat dat dit vooral geteeld werd op de enigszins geëgaliseerde en soms omwalde voormalige akkerpercelen. De grond was eigenlijk alleen maar geschikt voor bosbouw.
In 1920 werd het bos gekocht door de gemeente Hilversum die er een villawijk wilde bouwen. Door vele protesten van met name kunstenaars is de Hilversumse gemeenteraad van dit onzalige idee afgestapt.57) Het laatste akkerbouwcomplex werd omgezet in een gemeentelijke kwekerij die in 1983 werd opgeheven. De zandhaas van de familie Six kwam in gemeentelijke dienst. De afzandingen werden spoedig gestopt. Besluit
Het gehele gebied waarvan de geschiedenis in het voorgaande werd beschreven heeft, zoals wij zagen, zijn huidige uiterlijk niet alleen te danken aan natuurlijke factoren. De rol van de mens is groot geweest. Niemand zal 's-Graveland, de beide Velden, Corversbosch en Spanderswoud meer biesen, haye ende wilde ruygte noemen. Toch wordt het resultaat dermate gewaardeerd om zijn schoonheid dat de meeste terreinen bescher ming genieten als 'natuurmonument'. Bij het menselijk ingrijpen in de landschappelijke situatie zijn vooral de volgende factoren van belang geweest: - De zucht naar winst én naar een fraaie woonomgeving bij de Amsterdamse regenten - Het zeker stellen van de bestaansmogelijk heden bij de Gooise boeren, waardoor het ontginnen in fasen verliep - Een sterke mate van onderlinge rivaliteit tussen de Gooise nederzettingen die de greep van Stad en Lande op de heide verzwakte - En de wil bij de eigenaar van de grond (de Staten van Holland en later het Rijk) om de voor hen onrendabele grond rendabel te maken door verkoop of erfpacht Het geheel vormt thans, mede door zijn gaafheid een cultuurhistorisch monument van grote waarde. Voor de Gooise geschiedenis is de ontginning van 's-Graveland van groot belang geweest. Niet alleen omdat de Staten van Holland ontdekten dat de Gooise gebruiksrechten op hun grond door de Gooiers wel serieus
75
periode 1850/1900 in met name het oosten van Hilversum als een voortzetting van de in deze geschiedenis geschetste ontwikkeling zien. In het kader van dit artikel is zij echter van weinig belang; het waren geen Amster damse ’s-Gravelanders.
genomen werden, maar vooral vanwege de verstoring van het evenwicht binnen het Gooi, wat een soort kettingreactie uitlokte waarbij het ene gebied na het andere in plaats van gemeenschappelijk te worden gebruikt individueel bezit werd van enkele Gooise nederzettingen. Hierdoor werd Stad en Lande verzwakt. Beide factoren zijn van belang geweest voor een geleidelijk in gebruik nemen van de Gooise randgebieden door niet-Gooiers. Daar dit proces enige eeuwen vergde waren de consequenties niet zo heel ernstig; de landbouw, eens in het Gooi het middel van bestaan bij uitstek, werd toch van minder groot belang. De weverij begon hoe langer hoe meer Gooiers een bestaan te verschaffen. Toen in de negentiende eeuw naast het Spanderswoud ook andere heidege bieden voor het Gooi teloor gingen was de weverij al een belangrijk bestaansmiddel geworden. Wat de invloed betreft van de Amsterdammers op het Gooise landschap: men kan de stichting van buitenhuizen en villa’s door Amsterdamse forensen tijdens de
Naschrift
Het artikel ’Amsterdamse ontginningen in het westen van Gooiland, een bijdrage tot de historische geografie van een Goois grensge bied’ bevat ondermeer gegevens uit een onderzoek dat ik in 1973 in verband met mijn studie heb gedaan naar de menselijke invloed in het ontstaan van het Gooise landschap. Het zou moeilijk geweest zijn een dieper inzicht te krijgen in met name de geschiedenis van het Corversbosch, het Spanderswoud, en die van het Trompenveld, indien Jhr. P.J. Six niet zo vriendelijk geweest was mij inzage te verlenen in de archieven van zijn familie en in die van enige ’s-Gravelandse buitens. Met name het archief van de familie Six, die zowel
De vier huisjes, gebouwd in 1856.
ggffly
KP 1aHr 1JU -•v a
' I 'ff
'X -
:*;*:** .
rdsr * -
•; .w/ -
-■*^ i f it
Bal -!
s«SSg '.
76
A -' T - k ?
•>
gronden bezat in 's-Graveland als in de twee Velden en het Spanderswoud, was rijk aan nuttig materiaal. Hiervoor, inmiddels elf jaar later, nogmaals mijn oprechte dank.
28) 29) 30) 31)
NOTEN In de noten gebruikte afkortingen: APH Collectie Perk in het Oud-Archief van Hilversum OAH Oud-archief Hilversum (Hilversum) ARA Algemeen Rijksarchief ('s-Gravenhage) RAH Rijksarchief Haarlem WAS Oud waterschapsarchief van de polder ’s-Graveland (te Haarlem) SB Archivalia in beheer bij Jhr. P.J. Six met betrekking tot enkele 's-Gravelandse buitenplaat sen (’s-Graveland) SIX Familiearchief Six (te Amsterdam) 1) H.H.M. Meyer, Het Tweede Blok, ’Holland’, jrg. 1981, p.p. 46-57. 2) o.a. F.J.E. van Lennep, Late Regenten, Haarlem, 1962 en H.H.J. Tromp en J. Six, De Buitenplaat sen van 's-Graveland, Zeist, 1975. 3) Tot voor kort kwam dit nog tot uiting in de percelering van het uiterste noordwestelijke stukje van de polder ’s-Graveland. 4) ARA, Hingman 2588. Zie over waranden onder meer A. Perk, Verslag..., p.p. 19 en 31 en D.Th. Enklaar, Geschiedenis van Gooiland, dl. I, p. 152. 5) P.C. Hooft had als baljuw gezworen de belangen van de Gooiers te zullen verdedigen, maar hoorde toch bij de groep ontginners, die de Gooise rechten zo belangrijk zouden aantasten. 6) WAS, L 16, 18 maart 1634. SIX, Cavelcondities van ’s-Graveland geleghen in Goyland, Amsterdam1634. 7) Afgebeeld op de kuurt van Dankckersen de Ry. RAH. Prov. Atlas.A 49262, no. 3. 8) ARA, Hingman 2590. 9) Braambergen bevat nog onderdelen van de oor spronkelijke houten boerderij. 10) Tromp, De Buitenplaatsen van 's-Graveland, p.47. 11) Meyer, Het Tweede Blok. 12) WAS, L16, 18 maart 1634. 13) WAS, LI, 8 October 1626. 14) WAS, L I6. 18 maart 1634. 15) Idem. 16) Meyer, Het Tweede Blok, p. 50. 17) ARA, Graf. Rek. kamer 755 bl, 30 maart 1665. 18) SIX, Anonieme studie over de geschiedenis van Jagtlust, getypt., 1961. 19) SB, Map ’Agter Gooylust’, 18e eeuwse copie van een acte van 12 juni 1669. 20) SB, Map Bousigt. 21) Een zwager van Tromp was koopman en voer op Londen. 22) SB, Map Bousigt. 23) WAS. L56, ongedateerde correspondentie tussen Salomon Dedel en de heer Huydecoper van Maarsseveen. 24) WAS, L56, Deze map bevat gegevens over de afzandingen. 25) Zie o.m. C.L. Heek; Overzicht van de geschiedenis van de vaarten in het Gooi. Hilversum, zonder jaar. 26) Zie o.m. P.W. de Lange; Een en ander over Albertus Perk. Hilversum, 1980. 27) Zie o.a. A.C..I. de Vrankrijker; Gesch. v. Gooil. II,
77
32) 33) 34) 35)
36) 37) 38) 39) 40) 41) 42)
43)
44)
45) 46) 47) 48) 49) 50) 51) 52) 53) 54) 55) 56) 57)
p.65 e.v. en A. Perk; Verslag p. 73. Voor een kaart van deze afzandingsprojecten: ARA, Afd. Hand schriften, 3e afd. Gooiland no 48. J.F. Backer; Schaep en Burgh; 's-Graveland 1975. p. 22. WAS, L56. Mededeling Jhr. P.J. Six. WAS, L17. Veilingcatalogus der goederen toebe hoord hebbende aan de Vrouwe van Anckeveen. SIX, Jagtlust, ongenummerd, 2 feb. 1781. SIX, Groene klapper. Wolfsbergen, 20-6-1814. De Backersweg, ook wel Utrechtse weg genoemd vormde de verbinding van ’s-Graveland met Utrecht. De doodweg van Ankeveen is geheel verdwenen. Hij moet ongeveer ter hoogte van de oude grens tussen Hilversum en Bussum door het Spanders woud gelopen hebben. De weg werd o.m. afgebeeld op de kaarten van Ottens en Ketelaer, maar was in 1842 in onbruik geraakt. De Doodweg van Kortenhoef bestaat nog: in Hilversum, o.a. in de huidige Boslaan. ARA, Graf. Rek. kamer 755 bis 6, 755 bis 11. APH. doos II, 2a, ’Blafferd van Dominiale Partven'. ARA, Graf. Rek. kamer 755 bis 7. ARA. Graf. Rek. kamer 755 e, registers. OAH, no 79, no 80. B.H. Slicher van Bath; De agrarische geschiedenis van West-Europa; Utrecht, 1976. p. 244. Perk; Verslag Bijlagen LII1. Bezit van Natuurmonumenten, Map ’Heyde agter Gooylust’. Deze linnen dossierzak bevat behalve de consessie-aanvragen ook de consessies zelf, de rekeningen van de erfmaarschalk, kwesties over erfpacht etc. Grote onderdelen van de concessie van Straalman kwamen met de bijbehorende archivalia in eigen dom van de fam. Six, die ook eigenaar van onder meer Jagtlust en Hilverbeek waren (SIX, Gr. klapper, map 17). Matthijs Straalman was een der burgemeesters van Amsterdam, die na de bezetting van die stad door de Fransen in 1795 aftraden. Gerrit Corver Hooft was blijkens een stuk uit de map ’Agter Gooylust', zie noot 42, bang voor (Gooise) rovers. Voor het graven van de gracht achter zijn buiten kreeg hij door bemiddeling van de garnizoenscommandant van Naarden ontheffing van de strenge afzandingsbepalingen van 1770. Het zand werd ook gebruikt ten bate van zijn boerderij in Abcoude. Zie noot 43. OAH, no 80, no 69. SIX, map Wolfsbergen, 28 dec. 1837. OAH. no 80. SIX, J.F. Backer; Schaep en Burgh, 1975. H.H.M. Meyer; Albertus Perk en de Gooise landbouw; in ’Tussen Vecht en Eem’, jrg. 1980. p. 198-215. APH. doos XII. 6b. SIX, Gr. klapper, Map Wolfsbergen e.a. Backer, Schaep en Burgh. SIX, Gr. klapper, map no. 17. Mededeling Jhr. P.J. Six. De singels werden niet dieper dan anderhalve meter gegraven, ’daar immers niet iedereen het zwemmen machtig was’. SIX, Gr, klapper, map no. 17. Gemeentearchief Hilversum, map Spanderswoud.
' ■j*
i H •: Ilf "1
" iTT
fffiif'
^ c jL r a . * 4
J S -'-r
\? 4 . * , t~ r t, - £ c r ^ £
^ r^ e t^ o u S
W
v
::i
*
^
v : • / .
i? C l <*i
/
7
" :
p
..... J 1 <*h?
»- • A u .
K*VA.U
i
mm j
M 'n s r f P i
C^itUAS>/
78
,/A ttir i? o i
De bemaling van het Horstermeer en de polders Ankeveen, Kortenhoef, Overmeer en Dorssewaard in de 17e en het begin van de 18e eeuw
C.M. Abrahamse wel geerfden of ingelanden genoemd, eisten een oplossing in de vorm van een andere manier van waterlozing. De participanten waren wel genegen hieraan tegemoet te komen, anders zouden de geerfden zich tegen de drooglegging gaan verzetten bij de staten van Utrecht. Hierdoor zou voor hen de
De Horstermeerpolder zoals die nu bestaat, onderdeel uitmakend van het waterschap Drecht en Vecht, is pas drooggelegd in 1882. Vóór die tijd bestond het als meer, rond van vorm, en is waarschijnlijk evenals het Naardermeer ontstaan als gevolg van een doorbraak van de rivier de Vecht. Op een kaart daterend uit 1575 opgemaakt door Joost Jansz. word het meer afgebeeld en wordt dan nog het Kortenhoefse- of Overmeerse meer genoemd. Rondom het meer zijn op deze kaart zeven molens afgebeeld, deze dienden voor de bemaling van de omliggende landen van Ankeveen, Dorsse waard, Kortenhoef en Overmeer. Op het Horstermeer werd het overtollige water geloosd dat daarna via de Drecht of uitwatering in de Vecht stroomde. Voor de omliggende landen was dit een ideale situatie: een enorme boezem tegen de overstroming waarvan men zich beschermde door een systeem van kaden en dijken rondom het meer. In 1612 echter kwam er een einde aan deze manier van onbeperkte lozing. De heer van Nederhorst:, jonkheer Gerard van Reede, verkocht het meer aan enkele rijke, voorna melijk Amsterdamse, kooplieden. Tot dat moment had het meer voor de jonkheer vooral gefunctioneerd als viswater en hield hij er een eendenkooi, verder had hij nog wat inkomsten uit de verkoop van de langs de oevers groeiende hout- en rietgewassen. De participanten, zoals de nieuwe eigenaars zich noemden, hadden heel andere plannen met het meer, zij wilden het droogmalen en de nieuw verkregen grond door landbouw exploiteren. Het probleem voor de omlig gende landen is duidelijk; zij zouden hun boezemwater kwijtraken en vreesden voor verdrenckinge ende inundatie van hare landen. De eigenaars en bewoners van de landen, ook
Detail van de k a a n van Noord Holland van Joost Jansz. Beeldsnijder uit 1575.
der meer >1^
Otttt * tcTjr| -
vette
VL 79
£%
-■
■
^ *
mogelijkheid om enig voordeel uit hun aankoop te halen wel eens in gevaar kunnen komen. Men kwam met elkaar overeen dat de kopers een Ringdijk met daarachter een Ringsloot rond het meer zouden leggen op eigen kosten. De Ringsloot zou dan gaan dienen als nieuwe boezem. Van de staten kregen zij bij octrooi vergunning tot droogmaking van het meer èn tot het aankopen en afgraven van zoveel van de omliggende landen als zij nodig hadden om de Ringdijk aan te leggen. Blijkbaar ontstonden er nadien toch nog problemen. Op 10 juli 1612 verschenen beide partijen voor de gedeputeerden van de Staten 's Lants van Utrecht nopende seker different. Dit geschil ging over het peil waarop het water in de Ringsloot zou moeten worden
gehouden. De participanten hadden zich al meerdere malen tot het handhaven van een zeker waterpeil verbonden, echter niet tot volle tevredenheid van de geerfden. De gedeputeerden besloten nu deze zaak definitief te regelen. Ze gaven opdracht aan de participanten om zeven eikenhouten palen in het meer te slaan met daarop twee merktekens. Eén om het peil van dat moment aan te geven en daarboven noch een ander kenlijck, deughdelijck ende blijvend teken twee maat voeten hoger. Dit laatste was het peil waarop het water in de Ringsloot minstens zou moeten worden gehouden. Het peil werd ook aangegeven op alle vaste bebouwingen en hekken rondom het meer. Verder werd bepaald dat de participanten dit peil moesten handhaven jaarlijks van Petri ad Cathedram ; op
gerofjjd
« n ( K a a r t ; MUj*gev»a
bij
K lC O LAA S
«f uto . V lS J C H B K .m tt nriviltq U
*(>77
^V C JC E V E E A M E
•{le Ö V E R M E E R S E 0 of-t Xn d i e n
Munnike
s/ o
i '_f
80
tot Catharine, wat zoveel wil zeggen als van 22 februari tot 25 november. De geerfden werden verplicht al hun kaden, dammen en sluizen dicht te houden, deden ze dit niet dan zouden de participanten van hun verplichting tot bemaling van hun landen ontslagen zijn. Verder werd bepaald dat de participanten een bevoegd landmeter in de arm moesten nemen, die zou opnemen hoeveel grond zij zouden gebruiken voor de aanleg van de Ringdijk. De staten zouden in overleg met de geerfden de koopprijs vaststellen. Vooreerst werkte deze regeling tot ieders tevredenheid; twintig jaar later echter ont stonden er weer problemen. Weer ontmoette men elkaar, nu bij de gecommitteerden, om een geschil uit de wereld te helpen. Aan de zijde van de geerfden traden de volgende personen op; jonker Godard van Reede, heer van Nederhorst, namens de ingelanden van Overmeer; Benedictus Schaeck, heer van Ankeveen, Jan Aertss., schout, en Marten Corneliss., buurmeester, namens de ingelan den van Ankeveen; Pieter de Leeuw, schout, Willem Pauws, voormalig schout, Dirck Cornelisz. de Geest en Dirck Adriaenss. Palsgraeff, buurmeesters, en Jacob Elbertss. namens de ingelanden van Kortenhoef; Anthonis Wijss, en Evert Stoffelss., mole naars namens de ingelanden van Dorssewaard. Aan de zijde van de participanten verschenen: Jacob de Graeff, oud-burgemeester van Amsterdam, Cornelis van Davelaer en Nicolaas Schier, hoofdingelan den van het Horstermeer. Weer was het juiste waterpeil onderwerp van discussie. Een nieuwe regeling werd vastge legd. Het peil zou nu twee en een halve duim lager liggen dan de vorige keer, bovendien zouden de participanten nu net zo lang moeten malen als naar het oordeel van de geerfden nodig was. Als na een jaar zou blijken dat het water niet snel genoeg geloosd werd, zouden de participanten een achtkan tige wipmolen aan de zuidkant van het meer, dus op het grondgebied van de Kortenhoefse landen, moeten bouwen. Voldeed dit niet dan zou er een tweede molen bijgebouwd moeten worden. Slaagden de participanten eron-
danks dit alles niet in om het juiste waterpeil te bereiken dan zouden zij voor zolang als nodig de bemaling van hun eigen meer moeten stopzetten en alleen de omliggende landen moeten bemalen. Zo geschiedde; blijkbaar hebben de partici panten de twee extra molens inderdaad geplaatst want in 1633 vatten zij het plan op om de twee nieuwe molens te verplaatsen. En wel naar de oostelijke oever van de Vecht tegenover de Berch bij Nederhorst. Nu wilden zij een overeenkomst afsluiten met de ingelanden van de omliggende polders. Met de geerfden van Kortenhoef en Ankeveen gaf dat geen problemen. Ze gaven hun de ver zekering dat de nieuwe wijze van bemaling geen extra gevaren voor overstroming zou opleveren en dat het nieuw overeengekomen peil gehandhaafd zou worden. In ruil daarvoor betaalden de geerfden een tege moetkoming in de bemalingskosten. De ingelanden van Overmeer en Dorssewaard (ook wel d’Horstwaard genoemd) echter stribbelden tegen omdat ...eenige opgesetenen der voornoemde polderen van Overmeer ende Horstwaert hun 't gene (hen voorgesteld werd) niet verstaende ende niet konnende begrijpen eenige nieuwicheijt tot de voornoemde... uitmalinge. Uiteindelijk konden ze door tussenkomst van de gecommitteerden van de staten van Utrecht toch worden overgehaald om deze nieuwe wijze van bemaling maar te accepteren. De ingelanden van Overmeer zouden als bijdrage jaarlijks honderdvijftig gulden contant betalen. Naast het verplaatsen van de molens ondernamen de participanten ook de aanleg van de nodige waterwerken als molenvlieten en kaden. Ze kregen van de heer van Nederhorst de toezegging dat hij geen getimmerte of gewassen op het gebied rond de molens zou zetten. In november 1633 sloten de participanten nog een afzonderlijk contract met de ingelanden van de Kortenhoefse polder en van Dorssewaard. Deze overeenkomst zou de waterhuishouding in dit gebied drastisch wijzigen. Er werden twee dammen gelegd een boven de Grontze molen ende een aan de zuytsijde van de Santsloot in de Ringsloot. 81
gulden. Al de hiervoor beschreven overeenkomsten en initiatieven tot nieuwe vormen van bemaling hadden uiteindelijk voor de partici panten niet het gewenste effect. In 1636 besloot de vergadering van hoofdingelanden van het Horstermeer, op advies van dijkgraaf en heemraden (het dagelijks bestuur), om niet meer het helfe meer te bemalen maar alleen enkele reeds beplante percelen. In diverse publikaties over de Horstermeerpolder wordt gesproken over een geheel geslaagde droog legging die echter teniet zou zijn gedaan door het onder water zetten ter afschrikking van de oprukkende Spaanse troepen in 1629. Enig bewijs hiervoor is in het archief van de Horstermeerpolder echter niet te vinden. Integendeel, veel van de oorspronkelijke kopers gaven de moed op, naar hun oordeel
Deze laatste dam maakte de Kormof tot één aaneengesloten bemalingsgebied met het Horstermeer. Hiervoor moesten de partici panten drieduizend vijfhonderd gulden ineens aan de geerfden van Kortenhoef betalen. Verder werd de Grontse molen verplaatst en neergezet ten noorden van de Kortenhoefse molen. Het gebied tussen de twee dammen zou door deze molens tegelijk worden bemaald. De kosten van het leggen en onderhouden van de dammen werden gedeeld, de ingelanden van Kortenhoef zouden het aarden gedeelte betalen, de participanten het houtwerk. In 1634 sloten de bedijkers als een soort voorzorg ook nog een contract met de ingelanden van de noordelijker gelegen Damse polder tot bemaling. Dit gebeurde tegen een jaarlijkse vergoeding van veertig
Kaart van de situatie in het begin van de achttiende eeuw
'Sfichtsch/IJAnkermmn.
J )* rsc h *
Jjoêntrretnsch* Jj o o jc /r e o A is c h
82
viel de kosten-baten analyse in het nadeel van de hele onderneming uit en zij begonnen langzamerhand hun bezittingen (percelen water en land) te verkopen. Redenen van de mislukking waren voornamelijk de grote hoeveelheid kwelwater die continu uit de bodem van het meer omhoog kwam zetten én de grote inspanningen waartoe de participan ten zich verplicht hadden om het water in de Ringsloot op een vastgesteld peil te houden. Dit laatste zou tot gevolg kunnen hebben gehad dat de bemaling van het meer, krachtens overeenkomst, vaak stilgezet moest worden om de lozing van het overtollige water van de omringende landen te kunnen blijven garanderen. Het Horstermeer werd uiteindelijk in de periode 1641-1662 in gedeelten gekocht door Willem Jacobsz. Veenman. Deze Veenman Was schout van Vreeland en krachtens zijn eigenaarschap ook dijkgraaf van het meer. Uit niets in zijn nagelaten archief blijkt dat hij ook zou zijn doorgegaan met de bemaling. Waarschijnlijk hebben de geerfden na het vertrek van de participanten zelf de molens weer in eigen beheer overgenomen. ,ln 1664 verkocht Veenman’s weduwe, Anna Jans Brouwer, het meer in zijn geheel aan Maria van Stralen, echtgenote van Lodewijk de Bas. Deze De Bas was een zeer ver mogend koopman uit Amsterdam die via zijn huwelijk gelieerd was met de vroedschap van die stad.
Hij zag wel mogelijkheden om een zeker geldelijk gewin uit het meer te halen en liet zich daarbij blijkbaar niet afschrikken door het debacle van de eerste poging tot drooglegging. In 1667 sloot hij met de aannemer Andreas Reusener van Nijenstedt een contract ten einde het Horstermeer droog te malen. Dit contract, dat voor de aannemer wel heel hoge eisen bevatte, rept met geen woord over de bemaling van de omliggende landen of het op een bepaald peil houden van het water in de Ringsloot. De aannemer werd verplicht zelf de nodige molens te bouwen en men mag dus inderdaad aannemen dat de reeds bestaande molens rond het meer niet bij de koop inbegrepen waren. De onderneming liep ook dit maal op niets uit, voornamelijk door geschillen tussen De Bas en Van Nijenstedt; het kwam zelfs tot een proces voor het hof van Utrecht. In 1675 sloot De Bas nogmaals een overeenkomst tot droogmaking van het meer, nu met Nicolaas Dromers. Er resteert in het archief van de Horstermeerpolder geen enkel stuk dat op succes van deze onderne ming wijst. Integendeel, het zou ruim 200 jaar duren voor de heer Hendrik Christiaan van der Houven van Oordt weer plannen in die richting zou gaan ontwikkelen. Tot zover de droogmaking dus. Dat de problemen van de eigenaars van het Horster meer en de ingelanden van de omliggende
Hei oude polderhuis
iTDpïJl
83
landen nu ook tot een einde zouden zijn gekomen is teveel gezegd. In 1720 ontstond er weer een proces, nu tussen de zoon van De Bas, ook Lodewijk geheten, en de schout, het gerecht en de molenmeesters van Ankeveen. Dit proces betrof een zaak die in feite alle omliggende landen aanging. De eerste De Bas had in een ander proces al het in 1612 verleende octrooi tot droogmaking afgestaan. De Ringsloot was gedempt en de Ringdijk functioneerde nu als waterkering voor de omliggende landen. Wèl had de eigenaar van het meer ook de Ringdijk in eigendom. Hierover ontstond nu het geschil. Tof aan 1719 hadden de eigenaars van het meer de dijk onderhouden en gerepareerd, nu echter weigerde Lodewijk De Bas deze gewoonte voort te zetten. Hij beriep zich daarbij op het axioma en over al gerecipieerde grondregul, mitsgaders ongetwij feld spreekwoord: die water deert die water keert. De Ankeveners betwistten dit, de participanten hadden destijds de Ringdijk aangelegd als waterkering tegen het overtol lige water dat van de omliggende landen afkomstig was en niet andersom. Voor die tijd breidde het meer zich uit of nam het in omvang af al naar geiang de hoeveelheid water. De landen hadden in die tijd veel van overstromingen te duchten maar waren er nooit toe overgegaan zich daartegen afdoende te beschermen. Nu De Bas wel het eigendom over de dijk had maar weigerde iets aan het onderhoud te doen omdat hij dat een zaak van de omliggende landen vond, kwamen die in een moeilijk parket. Zij zouden wel grote kosten moeten maken voor dat onderhoud maar mochten niet hun vee op de dijk laten grazen of enige inkomsten halen uit de verkoop van gras- en rietgewas. Ondanks deze zo op het eerste gezicht redelijke eis van de ingelanden van Anke veen, deed het hof toch uitspraak in het voordeel van De Bas. De landen zouden dus voortaan zelf het onderhoud van de dijk moeten verzorgen. Uit al het hierboven staande blijkt wel dat de relatie tussen de eigenaars van het Horstermeer en de ingelanden van de omliggende polders niet op een goede verstandhouding 84
berustte. Men had te kampen met teveel tegenovergestelde belangen die uiteindelijk mede de drooglegging van het Horstermeer deden mislukken en de afwatering van de polders in moeilijkheden bracht.
NOOT De aangehaalde citaten zijn afkomstig uit stukken die behoren tot het archief van de Horstermeerpolder.
Uit de bemalingsgeschiedenis van de polder Kortenhoef D. Dekema aanzienlijk minder te malen. Gedeputeerde Staten oordeelden dat het redelijk zou zijn om van de polders een bijdrage in de bemalingskosten van de Horstermeerpolder te vragen. Dit temeer daar zij ook geen kosten meer hadden in het onderhoud van de waterkering langs de Meer. Het voorstel waarmee Gedeputeerde Staten kwamen werd door alle polders afgewezen. Op initiatief van de StichtsAnkeveense polder kwamen zij bij elkaar om te overleggen wat hun te doen stond. Besloten werd dat alle polders afzonderlijk een bezwaarschrift in zouden dienen. De gebruikte argumenten kwamen in grote lijnen met elkaar overeen. Het kwelwater dat de overlast veroorzaakte was voor het grootste deel afkomstig uit de hoger gelegen Gooise Heuvels en uit de Zuiderzee. Daarbij baseerden zij zich op een rapport van de Staatscommissie voor de drooglegging van de plassen beoosten de Vecht. Indien Gedepu teerde Staten de Horstermeerpolder wilden helpen dan was het logischer geweest wanneer zij de verplichting tot een bijdrage oplegden aan de Gooise gemeenten, of aan de Staat een bijdrage vroegen voor de overlast van het kwelwater afkomstig uit de Zuider zee. Daarbij kwam, vonden zij, dat het bestuur van de Horstermeerpolder zelf te weinig maatregelen had genomen tegen het kwelwater. Zij wezen in dit verband op de slechte conditie waarin de ringdijk zich bevond. (Dat dit kwam door het slechte onderhoud door de polders vóór de droogleg ging werd er niet bijverteld). Sterker nog, zij vonden dat de Horstermeerpolder de kwel had verergerd door het polderpeil nog verder te verlagen en zo nog meer water uit de polders weg te trekken. De StichtsAnkeveense polder klaagde zelfs dat zij geregeld water vanuit de ’s-Gravelandse
Drooglegging Horstermeer
Na pogingen om de Horstermeer droog te leggen, in het vorige artikel beschreven, heeft men het aan het eind van de 19e eeuw opnieuw geprobeerd, nu met behulp van stoomkracht. Deze keer met succes. In 1883 lukte het om de Meer droog te maken. De omliggende polders hebben hiervan op twee manieren geprofiteerd. Men hoefde niet langer de dijken te onderhouden die beschermden tegen het water van de Meer. Bovendien werden de polders in het vervolg voor een deel gratis bemalen. Zoals men namelijk bij de eerste poging tot drooglegging had kunnen constateren, moesten grote hoeveelheden kwelwater afkomstig uit de omliggende polders worden afgevoerd. Als gevolg hiervan was het grondwaterpeil in die polders flink gezakt. Toen in 1889 de derde of achterste watermolen van Kortenhoef afbrandde vond men het niet nodig deze te herbouwen. Men kon de bemaling in het vervolg met twee molens wel aan. Pas in 1924 is er een einde gekomen aan deze voor de polders wel erg voordelige situatie. Een berekening van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland uit 1923 laat zien hoezeer de polder Kortenhoef had geprofiteerd van de drooglegging van de Horstermeer. Aan de hand van de capaciteit en het aantal werkuren van de molens maakte men een schatting van de waterafvoer. Daarbij kwam men tot de conclusie dat vóór 1883 jaarlijks ongeveer 11 mln. kubieke meter water uit de polder moest worden afgevoerd. Na de drooglegging van de Horstermeer in dat jaar was dat nog maar 5 mln. kubieke meter, een verschil van maar liefst 6 mln. kubieke meter water. Bij de andere polders was dat verschil weliswaar minder spectaculair maar toch hoefden ook zij sinds de drooglegging 85
g ———
S p o o rw eg
S tr a a t-e n Kunstweg Gewone weg.
,.a
/.•
■■ y i n -
f«
«
iT A A R D
/iWA
v V ^v* PROVÏ
WE F S E E R 'I A .l /.’ .S' B F I.
A ’F D E J M J / O B S T -
F> F A
n F b a
Z T t /3* >
D en B c rs ; |
WORST Ï.R WV.RW
V GR A-
VE L A A D UTRECHT
%■ K w art u u r g aans
K O R T
F
A' H
0 / E
F Schaal van 1.50.000.
De Horstermeer m et ondergelopen K orm of in de 19e eeuw.
polder moest inlaten omdat anders de gronden te droog werden. De omslag tenslotte zou ten gevolge van een verplichte bijdrage onredelijk veel stijgen. Daarmee zouden de te heffen lasten per hectare niet meer in verhouding staan tot de waarde en opbrengst van de grond. Gedeputeerde Staten bleven echter op hun standpunt staan dat het redelijk was om van de polders een bijdrage te vragen. Zij stonden slechts kleine wijzigingen in het ontwerpplan toe. Op 27 mei 1924 werd het plan met ruime meerder heid door de Staten goedgekeurd. De polders hebben nog geprobeerd om in hoogste instantie, bij de Minister van Verkeer en Waterstaat, hun gelijk te halen, maar tevergeefs. Voortaan moesten de zes omlig gende polders jaarlijks 12.4% bijdragen in de
bemalingskosten van de Horstermeerpolder. Ruim de helft hiervan, 6.35%, moest worden opgebracht door de polder Kortenhoef. Hilversums kanaal
De laatste grote verandering in de bemalingsgeschiedenis van Kortenhoef bracht de aanleg van het Hilversums kanaal met zich mee. Dit kanaal dat in het midden van de jaren dertig van deze eeuw is aangelegd heeft een verbinding tot stand gebracht tussen Hilversum en de Vecht. Daarmee snijdt het het grondgebied van de polder als het ware doormidden. Het afwateringskanaal van de Kortenhoefse polder, de ringsloot langs de Zandzuwe naar de Vecht werd in het tracé van het kanaal 86
opgenomen. Het water ervan werd daarmee op polderpeil gebracht. Als gevolg hiervan konden de molens geen water meer naar buiten de polder transporteren en werden onbruikbaar. Daarom werd er besloten dat er door de provincie een electrisch gemaal aan de Vecht zou worden gebouwd. Dit zou door de opdrachtgever voor de aanleg van het kanaal, de gemeente Hilversum, worden onderhouden. De molenaars werden op wachtgeld gezet en de bemaling werd geheel overgenomen door de gemeente Hilversum. De polder draagt jaarlijks een vast bedrag bij in de kosten van de bemaling en ziet erop toe dat de waterstand binnen de gestelde normen blijft. Molens
Zoals gezegd werden de molens door de aanleg van het Hilversums kanaal overbo dig. Op dat moment bevonden zij zich al in een slechte staat als gevolg van het feit dat zij sinds de drooglegging van de Horstermeer nog maar weinig dienst hoefden te verrichten. Het bestuur van de polder besloot dan ook om beide molens voor afbraak te verkopen. Zodra dit voornemen bekend werd kwam er van verschillende kanten protest. Op verzoe ken van de vereniging de Hollandsche Molen en de Kortenhoefse kunstschilder Van Beek werd de beslissing uitgesteld. Het polderbe stuur nodigde belangstellenden uit om met voorstellen te komen die tot het behoud van de molens konden leiden. Van Beek kwam met het plan om de beide molens in bruikleen af te staan aan de daartoe door hem opgerichte stichting Curtevenne lot behoud van natuurschoon in Kortenhoef en omstreken. Hij beschikte kennelijk over goede contacten want al spoedig ontving het polderbestuur verzoeken van de Hollandsche Molen en van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen om met de plannen van Van Beek in te stemmen. Op de vergadering van ingelanden van juni 1935 werd besloten om de molens aan de stichting Curtevenne in bruikleen af te staan. Een probleem was nog dat de stichting • waarvan Van Beek sprak officieel nog
De moten van Gabriel helemaal niet bestond. Maar ook hiervoor kwam een oplossing. Op 11 juni werd door de Vereniging tot behoud van Natuurmonu menten in Nederland de stichting Curtevenne opgericht. Ze gaf aan de nieuwe stichting een beginkapitaal mee van maar liefst vijfen twintig gulden. Door de nieuwe gebruikster werden de molens geschilderd en van een nieuw rietdek voorzien. Gezien de financiële middelen van de stichting bleef de opknapbeurt beperkt tot het uitwendige van de molens. Aan het 87
onderhoud van het lopende werk kon men geen aandacht schenken. Eind 1935 werd het scheprad van de eerste molen gesloopt. Aanvankelijk werden de molens verhuurd als zomerhuisje. Later, nadat er meer ruimte was gekomen onder meer door het uitbreken van de bedsteden, konden zij voor permanente bewoning worden verhuurd. Op 11 januari 1942 werd de tweede of middelste molen door brand verwoest. Na de oorlog raakte de eerste of voorste molen verder in verval. Curtevenne was niet in staat om de molen verder te onderhouden. In 1950 vroeg de toenmalige huurder aan het polderbestuur de molen te mogen overnemen tegen dezelfde voorwaarden als de stichting. Na overleg gingen zowel Curtevenne als het Ipolderbestuur hiermee accoord. En op 1 'januari 1951 werd de molen in gebruik gegeven aan een nieuwe stichting de molen van Gabrïèl. Kormof
De gronden van het Kormof gelegen aan de noordkant van de polder tussen de Ankeveense Vaart en de Bierkade behoren pas sinds 1892 tot het grondgebied van de Kortenhoefse polder. Het Kormof heeft
echter al sinds de 17e eeuw een nauwe band gehad met Kortenhoef. In de bijdrage van Mevr. Abrahamse is gesproken over de overeenkomst uit 1633 tussen de bedijkers van de Horstermeer en de bestuurders van Kortenhoef inzake de bema ling. De ringsloot werd toen op twee plaatsen afgedamd. De ringdijk werd de nieuwe waterkering en nadat de oude dijk was doorgraven kwam de ringsloot in open verbinding met het water in de polder. In het noorden echter werd de dam in de ringsloot ter hoogte van de Ankeveense vaart gelegd. Dat wil dus zeggen ten noorden van het Kormof. Daarmee kwam dit poldertje, nadat de oude dijk doorgraven was, in verbinding te staan met de polder Korten hoef. In de genoemde overeenkomst werd dan ook bepaald dat het Kormof voor een bedrag van 3500 gulden door Kortenhoef zou worden bemalen. In 1713 was er in deze situatie nog geen verandering gekomen. Blijkens de molenbrief van dat jaar was de Bierkade die de noordgrens van de polder vormde nog niet doorgetrokken tot aan de ringdijk en de verbinding met het Kormof nog aanwezig. De ingelanden werden er wel op gewezen dat zij ten allen tijde verplicht waren op bevel van het polderbestuur de verbindingen met de
Gezicht op de boerderij de Ingelenburg,
88
nKeveenseo Had*
O I IK
De polder Kortenhoef na de aanleg van hel Hdversumse Kanaal
iWirvusm
ringsloot te dichten. Met andere woorden het bestuur wilde de mogelijkheid open houden om op elk moment de verbinding met het Kormof te kunnen verbreken. In de loop van de 18e eeuw is dit ook gebeurd. De scheisloten naar de ringsloot werden gedicht. De Bierkade werd doorge trokken tot aan de ringdijk en de ringsloot werd tenslotte gedempt. De aanleiding hiertoe was dat de eigenaren van het Kormof het onderhoud van de ringdijk ernstig hadden verwaarloosd. Door het binnendring en van water uit de Horstermeer werd het bemalen van het poldertje haast letterlijk water naar de zee dragen. Bovendien vormde het afkalven van de ringdijk een bedreiging voor de polder Kortenhoef zelf. Nadien is de situatie in het Kormof steeds slechter geworden. In de 19e eeuw waren hele stukken van de ringdijk weggeslagen en stroomde het water vrijelijk binnen. Pas na de drooglegging van de Horstermeer met de ons inmiddels bekende gevolgen voor het water peil in de omliggende polders werd de grond
in het Kormof weer droog. In 1892 werd het Kormof bij de polder Kortenhoef gevoegd. Maar als gevolg van de drooglegging van de Meer was het niet nodig om het poldertje ook in de bemaling op te nemen. In de polderrekening worden de ingelanden van het Kormof ook niet voor de kosten van de bemaling aangeslagen. Wel voor het onderhoud van wegen, bruggen, beschoeïngen en waterkeringen. Verder in de kosten van beheer, zeedijkslasten en uiter aard, sinds 1924, in de kosten van de bemaling van de Horstermeerpolder. NOOT De gegevens voor dit artikel heb ik verkregen bij de inventarisatie van het polderarchief van Kortenhoef over de periode 1811-1979. Vooreen kort overzicht van de bemalingsgeschiedenis tot 1811 heb ik gebruik gemaakt van het boekje ’Overzicht der geschiedenis van den polder Kortenhoef. Dit werd in 1891 geschreven door de toenmalige griffier van de Staten van Noord-Holland, mr. H. Jacobi. Voor gegevens over de bemaling van het Kormof heb ik tevens geput uit de collectie aantekening en over waterschapsgeschiedenis, eveneens van Jacobi, die zich bevindt in de bibliotheek van de provincie Noord-Holland.
89
Schets van de vogelrijkdom van het gebied van ’s-Graveland, Kortenhoef en Ankeveen W.K. Kraak bijvoorbeeld in het Zevenhuizense Bosch, op het Schollevaarseiland bij Rotterdam en in de Horstermeer,‘) De wetenschappelijke naam Nycticorax (stamt uit het Grieks) betekent ’nachtraaf. Ook die werd gegeven op grond van de geluiden: Call a hoarse, not un-ravenHke croak.2) De Horstermeer is drooggelegd omstreeks het begin van het laatste kwart van de vorige eeuw en in 1883 als polder ingericht, waarna de kwakken verdwenen. De kolonies in Nederland konden het niet meer redden. Het laatste broedgeval, dat in de vorige eeuw nog bekend is geworden, dateert van 1876.3) De vogel leek geheel verloren voor de nederlandse avifauna. Maar in de huidige tijd, een halve eeuw al, weten we iets meer over zeldzame broedgevallen van deze ’moeilijke’ vogel. Moeilijk ook omdat uitgevlogen jonge vogels, in jeugdkleed heel goed herkenbaar, niet bewijzen dat het een broedgeval uit de naaste omgeving betreft.
In het kader van dit tijdschrift past het deze schets niet te beperken tot de huidige toestand (met een blik op de toekomst) maar een uitbreiding te maken naar het verleden. In de middeleeuwen
Eertijds was dit overgangsgebied van de hogere Gooise zandgronden naar de lagere veengronden (veenmosveen) en de beide natuurlijke plassen (Horstermeer en Naardermeer) een woest en ruig terrein. Op de helling was in de loop der eeuwen een veenlandschap ontstaan. Het noordelijke deel hiervan heet op oude kaarten (zie de omslag van dit tijdschrift) Het Harde of Gijzenveen, wat nu de Bussumse meent is ten westen van de Franse-Kampheide. De vogelrijkdom van het gehele gebied tussen Gooirand en Vecht met als centrum de Horstermeer moet groot geweest zijn: reigers, eenden, waaronder vooral de trekeenden, doortrekkers en wintergasten uit Noord- en Oost-Europa, futen, purperreigers en aalscholvers.
Eendenkooien en vinkenbanen
De vroegere eeuwen hebben nauwelijks bruikbaar materiaal nagelaten om nu een ook maar enigszins volledige avifauna voor een gebied in historische zin samen te kunnen stellen. Waarom ook zou men iets noteren, juist over de allergewoonste vogels (kievit, ooievaar)? De vraag kan beter gesteld worden hoe het land er eertijds uitzag, om te kunnen benaderen welke vogels er gebroed zullen hebben, welke wintergasten er geweest zijn, welke trekvogels er konden binnenvallen om te foerageren. Het Gooi was op de zandgronden, buiten de enggronden van de dorpen, kaal en arm aan hout, sinds het verdwijnen - in de 16e eeuw - van het befaamde Goyerbosch4) onder Hilversum. De onlanden aan de westrand van het Gooi,
De Horstermeer
Een vogeldorado, voor vogelaars van toen om te watertanden met lepelaars, aalschol vers en nog meer! Stel u voor: in een moerasbos broedde een kolonie kwakken. De kwak - een reigersoort, kleiner dan de roerdomp - wordt ook wel ’nachtreiger’ genoemd. Het woord ’kwak’ is klanknaboot send. Overdag zit de kwak stil verscholen, hij foerageert ’s nachts. Als er jongen zijn komen de vogels in de ochtendschemer uit hun individuele jachtgebied terug naar de kolonie. In de vlucht ziet men opvallend brede, ronde vleugels, geluidloos als van een uil. De kwak broedde in vroeger eeuwen talrijk in Nederland,
90
r-~y~
WêÊm " “2s
Trapgans, tekening van de auteur.
de venen en plassen zullen groter vogelrijk dom hebben gehad. Sinds midden 17e eeuw, toen de buitenplaatsen van ’s-Graveland ingericht werden kwam allengs nog meer kleur en muziek in de vogelwereld: er ontstond immers een zeer afwisselend bos- en parklandschap, boslanen, waterpartijen enz. In het plassengebied moet de jacht op eenden in zwang geweest zijn. De eendentrek uit noordelijk en oostelijk Europa brengt grote aantallen naar hier. Veel van zulke eenden werden vroeger gevangen in eendenkooien, een echt Oudnederlands patent. In het Naardermeer is nog de befaamde eendenkooi aanwezig. Het voert me te ver om hier in te gaan op ligging en inrichting van een eendenkooi en op het werk van de kooiker.5) Zelfs het engelse zelfstandig naamwoord decoy (lokeend) en dus ook het werkwoord to decoy (lokken), ziet men wel als import uit ' Holland. Zijn er ooit kooien om trekeenden aan te lokken en te vangen geweest in het Kortenhoefse en Ankeveense? In deze streek ken ik naast die in het Naardermeer nog een drietal: één in de omgeving van Uitermeer, tussen een bocht van de Vecht en het Naardermeer bij de Keverdijk, één ten noorden van Weesp naast het AmsterdamRijnkanaal en één in het gebied van Tienhoven. Vaak was er en is er massale herfsttrek van vinken over ons land, die stellig opvalt wanneer er plaatselijk sprake is van gestuwde trek o.a. langs de binnenduinrand. De
Zweedse botanicus Linnaeus (1707 - 1778) heeft na het ’veroveren’ van de doctorsbul te Harderwijk in 1735 enkele jaren in Holland gestudeerd en gepubliceerd. In het Gooi is hij nooit geweest. In zijn spaarzame vrije tijd (hij werkte veel te hard) moet hij ontdekt hebben dat de grote heren uit zijn omgeving in de duinstreek vinkenbanen hadden laten inrichten om daar voor genoegen en ontspanning tegen zonsop gang, gezeten in een klein huisje, met een treklijn de slagnetten te bedienen, en thee te drinken. Al deze facetten van het huiselijke hollandse leven hebben hem, de vreemdeling, verbaasd. In een publicatie uit 1757 gaat hij daar bij een beschrijving van de vinkentrek uit Zweden uitvoerig op in.6) Het ziet er naar uit dat het houtarme Gooi in die eeuw weinig aantrekkingskracht uitoe fende op overtrekkende vinken, met uitzon dering van de buitenplaatsen te ’s-Graveland en langs de Vecht. Daar waren immers beuken aangeplant. In goede jaren met een rijke oogst aan beukenootjes moeten hier in herfst en winter veel vinken en kepen de trek onderbroken hebben. Op de buitenplaats Schaep en Burgh is een vinkenbaan geweest! Op 11 mei 1802 overleed de Amsterdamse notaris Hendrik Daniël van Hoorn, die ongeveer tien jaren tevoren eerst het huis van de toenmalige eigenaresse gehuurd had en daarna omstreeks 1801 - het hele bezit bij gedeelten had kunnen kopen. Na de dood van Van Hoorn werd het landgoed in veiling gebracht. 91
Over spreeuwenslaaptrek, tussenstations en centrale verzamelplaatsen kan men een zeer mooi boekje opendoen!8)
Tromp en Six7) citeren uit de veilingscatalogus: de buitenplaats genaamt Schapenburg, met deszelfs Heere Huysinge en alle verdere getimmertens, tuinmans- en daghuurderswoningen, stallinge, koetshuys, wagenhuizen, oranje huis en vinkenbaan, broeyerijen, moestuynen en menagerie, diverse morgen hooy- en weyland en bosch, alles staande en gelegen aan het Noord Eynde van ’s-Graveland. Volgens Jhr. J. Röell (mondelinge mededeling) was er ook een vinkenbaan op Hilverbeek.
Ganzen
Ganzentrek ontgaat heel veel mensen. Vroe ger was dat wel anders, men stond dichter bij de natuur en het geluidsaanbod van de mensenmaatschappij was nog niet zo sterk dat men niet een naderende vlucht ganzen hoorde en aan het geluid herkende. Wanneer in de late herfst een V-formatie ganzen langs de hemel voorbijschoof zei men wel: dat is de V van vorst. In deze tijd zijn de oren van de meeste mensen er niet op getraind om deze vogelgeluiden uit te zeven uit de andere geluiden op straat. Jammer, want er is weinig zo indrukwekkend als een grote vlucht kolganzen of een troep rietganzen, vogels afkomstig van de toendra’s uit het hoge noorden. Tegenwoordig komen nog elke herfst en winter vele tientallen groepen ganzen overvliegen en zelfs overnachten in het gebied van Kortenhoef en Ankeveen. Rotganzen kwamen van nog verder weg en overwinterden o.a. in Nederland aan het zoute water op slikken en strandweiden. Ze voedden zich door het grazen van zeegras Zostera, eertijds massaal aanwezig op wierbanken in de voormalige Zuiderzee, in het waddengebied en aan de Zeeuwse stromen. De grauwe gans is als broedvogel in Nederland teruggekeerd nu wij weer uitge strekte moerassen in een rustige omgeving te bieden hebben. In vroeger eeuwen heeft deze ganssoort overal in Nederland kunnen broeden waar geschikte biotoop voorhanden was, stellig ook in de lage landen rond het Gooi.
Spreeuwenwolken
Eerst een vraag: hoe groot kan de spreeuwen populatie geweest zijn in het gebied ’s-Graveland, Kortenhoef, Ankeveen? Voor zover een populatie uit broedpaartjes bestaat moet de nestgelegenheid de beperkende faktor geweest zijn welk maximum aantal het gebied kon huisvesten. De spreeuw zoekt holtes in bomen, spechteholen, maar ook holtes of gaten in gebouwen, een dicht klimopdek tegen een muur. Spreeuwen zijn vindingrijk. De foerageermogelijkheden in het genoemde gebied zullen in het algemeen ruim genoeg zijn geweest. Daarin dus geen beperking, eerder overvloed waardoor na de broedtijd spreeuwen van elders werden aangetrokken. Vooral de pas uitgevlogen generatie spreeuwen (ze zijn aan hun jeugdkleed gemakkelijk te herkennen) is erg zwerflustig en blijft graag hangen in voedsel rijke gebieden. Daar kunnen de jonge spreeuwen na de eerste zomertrek hun energie gunstig aanwenden voor de grote rui (alle veertjes + staart- en vleugelpennen) in augustus en september. Volwassen spreeuw en ruien eenmaal per jaar en beginnen daarmee na de broedtijd, dus vaak al in juni: dan krijgen ze het sterk-gespikkelde winter kleed, waaruit veel later door slijtage van de veerrandjes het mooi glanzend bruifolftskleed ontstaat. De herfst brengt van heinde en ver grote aantallen van deze vogels naar de Lage Landen. Men kan dan dagelijks tegen de avond de slaaptrek van deze hier tijdelijk verblijvende spreeuwen waarnemen. Het gaat vaak om duizenden vogels bijeen met een bijzonder vlieggedrag in hun massaliteit.
Vogelwaarnemers
Kooikers en dergelijke buitenmensen zijn van aanleg goede vogelwaarnemers met scherpe oren en ogen en gerichte aandacht. Dichters kunnen zich op ornithologisch gebied gemak kelijk allerlei vrijheden veroorloven. Het kan onduidelijk blijven of een dichter door hem genoemde vogelsoorten werkelijk kent en 92
intensief heeft waargenomen of niet. Maar Vondel vermeldt voor ’s-Graveland en omgeving stellig terecht nachtegaal en patrijs. In een gedicht ter gelegenheid van het huwelijk van Joan van Waveren met Debora de Blaeuw in 1658.9) H ier zingt de nachtegael. H ier quinckeleert, en broeit De vogel, ja e r op jaer. zijne e vers uit. Hier draegen De boomen lecker ooft. H ier vliegen, en hier jaegen De jonckers naerpatrijs, en hazen, jaghtgezint M et snuffelende brack, en vluggen hazewint.
Echt interessant wordt het materiaal dat in de vorige eeuw verzameld is door een huisarts te Hilversum: Dr. J.F. van Hengel.1") Op p. 30: 't Vangen van den Sturnus vulgaris (spreeuw) is hier een tak van industrie. 's-G ravelandbelooft in den regelde rijkste vangst. Van daar gaan de gevangenen naar de poeliers te Amsterdam, uit wier winkel zij als 'lijsters' naar de consumenten gebracht wor den. Mooi boerenbedrog! Op p.34 (over de meelmijt): Deze m eelm ijt wordt vee! verzam eld om ze op buitenplaatsen in bakjes in de boomen te hangen, ten einde zoo doende den nachtegaal te lokken. Vermoede
lijk gaat het hier om de ’meelworm’, de larve van Tenebrio molitor, de meelkever, dus geen mijt. Het is nóg een bekende manier om nachte galen te vangen. Vliegende bergeenden, tekening van de auteur.
De grote trap of trapgans
Op grond van oude gegevens kan men aannemen dat de grote trap in de middel eeuwen in Nederland tot de broedvogels heeft behoord, ook in het Gooi. Bovendien moet de soort vaak de aandacht van de mensen hebben getrokken door de aanwezigheid als wintergasten, d.w.z. trappen die in de herfst van elders (Midden- en Oost-Europa) hier naar toe kwamen om te overwinteren. Vaak in troepen. Dit lezen we in een oud handschrift - te dateren anno 1636 -: datse
vogelen Oostwaerts aen.n )
De vogel voelt zich thuis in open landschap pen op droog terrein met kort gras en onkruidveldjes. De oude landbouwmethode volgens het drieslagstelsel schiep voor de vogel een gunstige biotoop. Bepaalde gewas sen, o.a. koolzaad, trekken de trap aan. Dit bleek in de winter van 1978/1979 toen de vogels in ons land weer eens als wintergast verschenen. Het blijkt ook uit het boven genoemde handschrift: sitten sij m eest in 't
eertijts hier inde wilde veenen, als oock de Cratten, plachten te voeden en te broeden, m aer tsedert de landen soo gepopuleert zijn blijven daer geene m eer m aer keeren m et d ’andere
raepsaet inde kool, oft op den taruw die jongh en soet is oft inde wintergarst.
Wat het Gooi betreft waag ik te veronderstel93
en kleur biedt de Tadorna, bergeend, aanwezig in voorjaar en vroege zomer. Ik vind het uniek om deze vogels van zandige en rotsachtige zeekusten, van wadden en brakwatermeren, in het ’s-Gravelandse tegen de donkere achtergrond van het bos te zien vliegen wanneer ze opstijgen uit de door bos omsloten weiden of uit een Hollandse wolkenlucht neerdalen. Zullen zij zich er handhaven? Het nabije wegverkeer belet ze niet om met de donsjongen in vaarten en sloten de groeipe riode door te komen. Maar dan moet er ook niets mis gaan met hun voedselbronnen door vervuiling of verstikking. Want de bergeend moet het vooral hebben van dierlijk voedsel uit het water of van de zandbodem die zij al grondelend bereikt. Ook de positie ten opzicht van en in concurrentie met de pas ingeburgerde grotere en sterkere nijlgans vraagt bestudering.
len dat de grote trap voor de oorspronkelijke drogere veengebieden van ’s-Graveland een karakteristieke verschijning was. Het over gangsgebied langs de westelijke flank van het Gooi, eenzaam als het daar lag, vormde een aantrekkelijke biotoop voor trappen van herfst tot voorjaar hier te gast. Bleven deze vogels dit gebied opzoeken in de zeventiende eeuw toen hier zand gewonnen werd en de ontginning op gang kwam? Ik betwijfel het. Voor de trap veranderde het landschap in ongunstige zin. De vogels kwamen hier niet meer. Zo ging het trouwens in heel Nederland. Maar één is er gebleven: de trapgans in het wapen van ’s-Graveland. En helaas, ook hier heeft de trap het veld moeten ruimen! Beweging en kleur
Een machtig gezicht in een spel van beweging
's-Graveland in de 18e eeuw.
MM
mmm
mm mMmsii wmm.
iü ü
V /-
T . i
-J' ' : >
,
V
mm mm m
mm mm
V;
■*
.
lïlliH! 94
rl
K -J*.
Vogeltellingen
Kortenhoef en Ankeveen veel terrein. We mogen er als vogelliefhebbers heel blij mee zijn en toejuichen dat na eeuwen van vervening nu de kans komt om het natuurlijk verlandingsproces hier en daar op gang te laten komen - mits er zuiver kwelwater blijft bestaan.
Bos, parklandschap, veld, open water, moeras, trilveen, verlandingsgebied - alles is aanwezig met de bijbehorende flora en fauna. Moge dat niet verleden tijd worden door bebouwing en bodem- en luchtvervuiling. Variatie in landschap geeft een rijkdom aan vogels, die gemeten kan worden aan de veelheid van soorten en de aantallen indivi duen van een soort. De telling kan betrekking hebben op pleisterende en foeragerende vogels. Daarnaast onderzoekt men graag welke vogels er broeden. Ook in dat geval kan rijkdom twee kanten hebben: veelheid van soorten of veelheid van broedparen van een soort, bijv. een kolonie purperreigers in een rietmoeras of een alom talrijk aanwezige vogel die zich in allerlei biotopen thuis kan voelen en die zich goed kan handhaven, zoals de fitis. De avifauna is er in het algemeen bij gebaat wanneer aaneengesloten terreinen rustig blijven, hoewel thans vaak ruw doorsneden door autosnelwegen. Overigens, een muizenvanger als de torenvalk ziet daar in de berm langs een verkeersader juist goede kansen op prooivangst! De Vereniging tot Behoud van Natuurmonu menten bezit in het gebied van ’s-Graveland,
NOTEN 1) R.M. Texeira c.s., Atlas van de Nederlandse Broedvogels, 1979. 2) H.F. Witherby c.s.. The Handbook of British Birds, vol III p. 148, 1948. 3) R.M. Teixeira, p. 41; zie noot 1. 4) J. Craandijk, Wandelingen door Nederland, dl. 4. p. 164,1879. 5) G.D. van der Heide en T. Lebret, Achter de schermen, Een boek over eendenkooien, 1944. P.A. Bakker c.s., De noordelijke Vechtplassen, p. 113/4, 1976. 6) De Levende Natuur, XLV, p. 124, Vogeltrek bij Linnaeus, 1940. 7) H. Trom pen J. Six, De buitenplaatsen van ’s-Graveland, p. 75, Zeist, 1975. 8) H. Gallacher, De Spreeuw, pp 111-130, 1978. 9) De werken van J. van den Vondel, uitg. Mr. J. van Lennep, herz. door J.H.W . Unger. Dl. 19, p. 39, Leiden. 10) Dr. J.F. van Hengel, Geneeskundige Plaatsbeschrij ving van Het Gooiland, 1875. 11) Jacht-Bedrijff, handschrift in de Koninklijke Biblio theek, 's-Gravenhage, uitgegeven door A.E.H. Swaen, Leiden, 1948.
•• * • :
9 < 4* * * •
-<<■ •»
v '- -
*
v> .
‘•J? ' f A ■V - w
\ t - i ' - ; />
* »( 4 ' * / / v .• v \,i.*
v; -v' * -V.? ‘ -r V « A **
•
95
i
m
s
De eerste dienst in de NH-kerk te ’s-Graveland A.D. Wumkes een vèr-dragende stem... afkomstig uit de gieterij van de Gebroeders F. en P. Hemony, in 1657 gevestigd te Amsterdam. De schoolmeester, tevens koster laat na enige minuten het touw vieren, nog een paar klanken en de laatste sterft weg. Het is een uur voor het begin van de Zondagse dienst, van de eerste dienst in de nieuwe kerk. De koster voelt iets van het grote van deze dag. Sinds vier jaar woonden er zó veel mensen in het dorp, dat de 's-Gravelandse hoofdinge landen een commissie hadden benoemd, die moest zorgen, dat iedere Zondag een predicatie werd gehouden. Er kon geen zegen
Op 7 juli 1983 herdacht de Hervormde Gemeente van 's-Graveland dat 325 jaar geleden in haar kerk de eerste dienst werd gehouden. Zondag 7 juli 1658
Een zonnige zomermorgen, blinkende vaart, een blonde zandweg, hier en daar wat huizen, een herberg annex Regthuys, al opgaand geboomte. Stil, heerlijk stil. Dan ineens een heldere klank, een tweede, het zet door: dit luiden van de kerkklok, met
De kerk van ’s-Graveland.
w m .
MS
h.
KM; ’
\
ut,. -
B»'-'
r .m
m-m ij& S i.-’-ïw *
lm:
fe lk * v ' j feï U
m 'm *•
H m ..
96
zij zouden eerst in 1660 luister bijzetten aan het kerkinterieur om in het rampjaar 1672 al weer vernield te worden. Wel glansde de zon in de koperen kaarsenkroon, die nog het sieraad van de kerk is. De nieuwe gemeente was op het spoor gezet door de classis Amsterdam, een Amsterdams predikant leidt de eerste dienst. Als hij de preekstoel is opgegaan, maakt hij naar oud-sydonale orde den ingank totten gebede en de praedicatie met het Votum: Onze hulp is in den namen des Heeren, die hemel en de aerde gemaeckt heeft. Welke bijbel gebruikte hij voor de schriftle zing en de tekst van de preek? Lezer dezes denkt: Natuurlijk de Statenvertaling. Ja, maar ’t was nog maar veertig jaar geleden dat de Dordtse Synode, die tot deze vertaling had besloten, was gehouden! En de bijbel, op last van de Hoogmogende Heeren Staten Gene raal overgezet, kwam eerst in 1637 te Leiden van de persen. Een gloednieuwe vertaling dus. Deze vertaling, deze bijbel ligt op de kansel: zwaar papier, een eikenhouten, met gestempeld leer overtrokken band, koperen krappen en hoeken. Het boek kan de eeuwen verduren. En het is wézenlijk voor de gloednieuwe kerk. Een opengeslagen bijbel op een preekstoel - dat is wezenlijk voor een protestantse kerk en een protestantse gods dienstoefening. In haar wordt immers ’de dienst des Woord’ gehouden. De vertalers hadden inderdaad getrouwelijk uit de oorspronkelijke talen, het Hebreeuws en het Grieks, in onze Nederlandse overgezet (zoals het titelblad vermeldde), zij het met het hun toen ter beschikking staande materiaal. Een werk van de eerste orde. En sonoor van klank, statig van ritme, toch gespierd en soms zelfs gebolsterd: vlees van het levende vlees der volkstaal. Geslacht na geslacht zou bij hun werk opgroeien. Als tekst heeft Ds. Joannis Psalm 93:5 gekozen De heilicheijd is Uwen huyse cierlik, Heere, tot lange dagen. ‘) Hij zal hebben gezegd, hoe blij ieder is met dit sierlijke huis, met deze kerk, die een sieraad is voor het nieuwe dorp. Maar, gaat hij voort, laten we niet blijven steken in wat de ogen bekoort. De ’heiligheid’ is het ware sieraad, de kroon
rusten op het jonge dorp, als de inwoners niet hun hart zetten tot des Heeren Woord. Het schoolhuis was er voor verbouwd, maar ’t was behelpen geweest. En nu stond daar deze kerk, hün kerk! Als de rijke Amsterdamse heren er niet voor hadden gezorgd, was zij nooit gebouwd, dacht de koster. Hij had wel met Daniël Stalpaert, wiens kerkontwerp gekozen was, gepraat, als hij kwam kijken hoe de bouw vorderde. Hij moest een groot man zijn! Stadsbouwmeester van Amsterdam... Het begint nu levendig te worden op de dorpsweg. Karossen komen aanrijden, de mensen verlaten hun huizen en gaan naar de kerk. Zij geven hun ogen goed de kost: daar komen de Ingelanden van de Polder aan en de Schout, de Schepenen en dat moet Ds. Menso Joannis van Amsterdam zijn. Laten wij met de gemeente van 1658 naar binnen gaan. De ruimtewerking, die de hand van de Meester verraadt, is nóg verrassender dan nu. De galerij is er immers niet en het orgel niet. Wat een weidsheid - op zo'n betrekkelijk klein, kruisgewijs grondplan. De kansel staat in de noord-oostelijke hoek (u ziet de ’ogen’ nog). Er vóór het zgn. Doophuys, de omheinde ruimte, waarin de doop wordt bediend, met aan de balustrade de lezenaar van de schoolmeestervoorzanger, die het psalmgezang aanheft en er in voorgaat. In hun overhuifde gestoelten aan de Zuid zijde zetelen de hoofdingelanden: Joan van Hellemont, de Bickers, Dirk Tulp. Schout en schepenen, belast met de rechtspraak, zitten in de ’Schepenbank’. Allen stemmig in het zwart met witte, gepijpte kragen. De kerkeraadsleden, die we ook in hun eigen bank verwachten, zijn er niet, nóg niet. Eerst wanneer ruim een jaar later als eerste predikant van ’s-Graveland Ds. Cornelis van Midlum is bevestigd, worden ook twee ouderlingen en twee diakenen gekozen. Graag had ik het u gegund, dat de zon viel door de kleuren van de gebrandschilderde ramen, door het gloeiend rood van het ’glas’ met het Amsterdamse wapen, door het fonkelende blauw en het warme geel van de familie-wapens der hoofdingelanden. Maar 97
rr?ar~
-
■ ■(..
: S! f §c «^> - - i :
m*.
-- r S#:
W
' •:/
r
■m ÉËS m fiti
m
ltii#Li»w.i
È k-È £ &
: f W l ^Sg
SS3
mm 4
7
ÈëWÏ 'n M - S
mm
mmm
L
i ,
7 / 's-Graveland, 1739.
van deze kerk. En voor zijn preek liet hij zich daarbij verder leiden door de verklarende ’kanttekeningen’ van de Statenvertaling, die bij heiligheid opmerken: te weten, daarmede Gij uw kinderen heyligt ende verciert. Verstoet hier niet soo seer het uyterlick gebouw des tempels ofte des tabernakels als de levendige (levende) steenen, te weten de geloovige, die de ware Kercke Godts zijn. Gezongen werd er ook. En of! In de kerken van de Reformatie was het lied een heel belangrijk deel van de eredienst geworden. Met haar lied predikte en bad en beleed de hele gemeente mee. In het lied werd het ’algemene priesterschap’ en wel dat van de gelovigen het allerduidelijkst. De gemeente zong in 1658 niet de psalm berijming waarbij veel oudere lezers van dit verhaal zijn opgegroeid. Eén voorbeeld: ’t Hijgende hert, der jacht ontkomen (Psalm 42). Want deze dateert van 1773. En pas in
1961 zou worden gezongen: Evenals een moede hinde naar het klare water smacht. Op 7 Juli 1658 klinken de psalmen in de berijming van de hand van Petrus Dathenus. Deze is van 1566 en een vertaling van het franse psalmboek van Marot en Beza. Zij heeft ook de melodieën van dit psalter, die in 1773 werden gehandhaafd en die ook zijn gebleven in het hedendaagse Liedboek vpor de Kerken. Wat dat betreft, hadden wij op die bewuste Zondagmorgen zonder enige moeite kunnen meezingen. Met de woorden zouden wij wel moeite hebben: nü. Want de berijming door Dathenus is gebrekkig en soms bizar. Al te vaak kloppen ook woord- en muziekaccenten niet, is er geen harmonie. Maar... zij stamt uit de eeuw waarin de brandstapels rookten, hagepreken werden gehouden, velen ’om land, om luid’ werden gebracht. En mede door het oudtestamentische geloofslied in 98
deze vorm hielden zij zich staande. Als een hert gejaagd, o Heere, dat verse water begeert, alzo dorst mijn ziel ook zere, naar U, mijn God hooggeëerd. De psalmen van Dathenus werden geloofsgoed, zij zongen zich een plaats in het hart van het gereformeerde volk. En de grote Constantijn Huygens zag een eeuw later daar aan voorbij, toen hij overigens terecht en geestig - zijn bezwaren uitsprak: Datheen, daar is de wereld zot na 't mag wezen - maar ik vrees 't is al tevreden op God na. Na de priestelijke zegen verlaat de gemeente wat nu 'haar’ kerk is, terwijl het nog in hen zingt: Uw heiligheid is een sieraad zeer schoon Uwes huizes, 't welk Heere, is Uw troon.
f -
NOOT 1)
Heiligheid kroont Uw huis. Heer, ten eeuwigen dage
(vertaling van Dr. Ida Gerhardt en Dr. Marie van der Zeyde).
. \ S
4
\r-
35SK *
J .I
If. V
i.
H ilillh fm ? : "
&.
.
'
i
«tü m aesasg**sï
wmm 99
A l
■ lii
Het rechthuis te Ankeveen
100
De ambachtsvrouwe van Ankeveen B..J. van d er K o lk Van Het Huis te Ankeveen, zoals wij dat kennen uit een anonieme tekening uit ca. 1730 en een tekening, die toegeschreven wordt aan Cornelis Pronk en de gravures van J. de Beijer, is niets meer over. Op de gravures, gedateerd, 1749 zien wij het ’van voren’ en ’van agteren’; een rechthoekig bakstenen gebouw met afgedekte schoorste nen op de vier hoeken. De uitspringende ingangspartij, bekleed met natuursteen en bekroond met een rechte ballustrade, is bereikbaar via een bruggetje. Het statige huis heeft twee verdiepingen en een souterrain. Middenachter is een torenachtige veelhoekige uitbouw, afgedekt met een koepel. Het kruis op het torentje op die koepel, doet vermoeden dat zich hier de huiskapel bevond. De tuinen waren in franse stijl aangelegd met huizenhoge leibomen, geschoren hagen en aan de voorzijde een parterre de broderie van gesnoeide buxusheggetjes. Een verzonken bassin met daarin een beeldengroep die Neptunus met tritonen voorstelt komt alleen op de tekeningen voor. Hier woonde aanvankelijk alleen ’s zomers en later permanent de negende ambachts vrouwe van Ankeveen, Maria Elisabeth de Wael of de Walé. Zij was geboren in 1691 in een van de fraaie Amsterdamse grachtenhui zen, als derde dochter uit het huwelijk van Adrianus Godefridus de Walé en Adriana Deborah Wuytiers, beide afstammelingen van de zeer vermogende katholiek gebleven Amsterdammers, de Wuytiersen en de Cromhouten. Haar twee oudere zusjes stierven heel jong en ook haar moeder, die al op 16-jarige leeftijd getrouwd was, werd niet oud. En als haar vader in 1714 overlijdt, is zij op 24-jarige leeftijd de enige erfgename, die de Ambachts heerlijkheid erft: het huis in Ankeveen, vele
landerijen en boerenhofsteden, een bank in de Hervormde kerk, een grafkelder aldaar, en de ambachtsheerlijke rechten, de zgn. ambachtsgevolgen. Al heel jong heeft zij oog gehad voor de overdadig rijke kunstvoortbrengselen die het huis in Amsterdam herbergde: muur- en plafondschilderingen van Gerard de Lairesse, grauwtjes van Jacob de Wit, gouden en zilveren sieraden en gebruiksvoorwerpen, kostbare meubelen en tapijten. Ze hield ervan, en heeft haar hele leven, ook in Ankeveen schilders en beeldhouwers opdrachten gegeven haar omgeving te versie ren. De huiskapel die zij op het Huis liet inrichten en waar de huiskapelaan pater Goedegebuer iedere ochtend mis kwam lezen, vertoonde al de 18e eeuwse weelde van altaarschilderingen, gouden monstranzen, miskelken en beeldhouwwerken. Daarbij was de ambachtvrouwe een fervente boeken wurm, een liefhebster die ongetwijfeld ook het fraaie uiterlijk van boeken waardeerde. In haar huis in Ankeveen had zij een uitgebreide bibliotheek. Vermoedelijk heeft deze liefde voor lezen te maken gehad met het feit dat zij als kind tamelijk eenzaam moet zijn geweest, zonder broertjes of zusjes, maar ook binnen het betrekkelijk kleine kringetje van rooms katholiek gebleven rijke Amsterdammers. Verwend was zij zeker, tegenspraak van anderen dulde zij niet, en voor haar personeel was zij ongemakkelijk streng. Ook opvlie gendheid en koppigheid waren niet haar minst opvallende karaktereigenschappen, maar voor de weinig met aardse goederen bedeelde geloofsgenoten was zij een engel. Haar hele leven is zij ongehuwd gebleven. Was er geen geschikte huwelijkskandidaat beschikbaar in de kleine Amsterdamse katholieke élite-kring? Voor een rijke erfge name moeten we misschien ook nog andere
101
xrn m; 1
iferi
£1
a« o
Z2Ezrzzza^C3^
Het huis te Ankeveen, achterzijde, pentekening C. Pronk.
motieven zoeken om haar celibatair blijven te verklaren. Streng rooms-katholiek opgevoed, heeft zij haar hele leven een verbitterde afkeer gehouden van protestanten, geuzen zoals zij ze beliefde te noemen, terwijl echte vroom heid en grote vrijgevigheid voor haar kerk en armen haar zeker niet mag worden ontzegd. Veel hield ze van kinderen, en ze had een diep ontzag voor de geestelijkheid. Met deze materiële en geestelijke bagage kwam zij in 1715 naar Ankeveen om de rechten en plichten van Ambachtsvrouwe uit te oefenen en haar bezittingen te beheren. Natuurlijk had zij vroeger met haar ouders ’s zomers al kennis gemaakt met de Ankeveense dorpsgemeenchap: zo’n 800-tal inwo ners, wonend in een 90 huizen, met inbegrip van de openbare gebouwen, dus zo’n klein ’Afke’s tiental’ gemiddeld per huisje. De gemeenteraad bestond uit een schout, vijf schepenen en een secretaris met een bode. De freule heeft ambachtsheerlijke rechten in hun benoeming. Verreweg het grootste deel der Ankeveners was rooms-katholiek gebleven. De kleine protestantse gemeente omvatte slechts een zestigtal lidmaten en was sterk verarmd. Het
gehele dorp is trouwens niet welvarender uit de verschillende oorlogen, overstromingen en veepest-jaren gekomen. Predikant was Ds. Voet, al in 1709 in Ankeveen beroepen. De beroemde theoloog Gijsbertus Voetius uit Utrecht was een oud-oom van hem. Evenals de ambachtsvrouwe was hij ongehuwd. In de kleine Ankeveense gemeente bleef voor hem vrij veel tijd over om zijn geliefde studie van de vaderlandse geschiedenis te beoefenen. Zelf schrijft hij hierover: Niets was mij zo aengenaem als dagen, zelfs nachten met deze vermaekelijke oeffeninge door te brengen. Deze bezigheid resulteerde later in een uitvoerig geschiedkundig werk over zijn geboorteplaats Culemborg. Maar als domi nee was hij een nauwgezet herder en leraar en inzake geloofsverschillen tolerant. Echter door beider zo verschillende achtergronden kwamen er toch steeds spanningen en ruzie’s tussen Ds. Voet en de Ambachtsvrouwe. De houding die Ds. Voet innam ten aanzien van de practische uitoefening van het Katholi cisme in het dorp was hier mede oorzaak van. Hij schrijft zelf hierover: Van consciëntie dwang ben ik een groot vijand, de roomsgezinden woonen in 't land, zij hebben haere huizen en gebouwen omme daerin misse te doen. Dit 102
wordt niet belet en zoude ik 't zelfs niet beletten, al hing het aen mij, maer zij moeten zich mijden van openbaere schandaele te geven en tegens de plakaeten van de souveraine overheit publiek te zondigen. In Ankeveen was het in het openbare leven goed te merken dat de meerderheid van de bevolking katholiek was. Bij begrafenissen werd geknield en werden wierook en kaarsen gebrand. Op het kerkhof werd de kist, waarop een kruis was geschilderd rondom de kerk gedragen. En Ds. Voet stak zijn ergenis over deze zaken niet onder stoelen of banken, met name niet als deze paepse stoutigheden door de ramen van de huizen zichtbaar waren. Natuurlijk botste deze houding van ds. Voet met die van de Ambachtsvrouwe, zodat zij elkaar het leven vaak zuur maakten. De zo goedgeefse en gulle schenkster waar het rooms-katholieke kerkgebouwen of armen betrof, verleende geen enkele mede
werking in zaken waar geuzen bij betrokken waren. Als er armen van Ankeveen of elders het huis van de freule opzochten om enige geldelijke bijstand, informeerde de ambachtsvrouwe bij het dienstpersoneel of het soms geuzen waren, in welk geval de bedelaars van de p/aets werden gestuurd. Erger nog, zij bemoeide zich met de besteding van de kerkelijke gelden van de hervormde kerk waardoor het kerkgebouw en de toren, maar ook de pastorie ernstig werden verwaarloosd. Domi nee constateerde zelfs dat zijn achterkeuken, evenals de pastorie van een slecht onderhou den rieten dat voorzien beter met een tuinhark als met een bezem konde worden gezuiverd. Een grote uitbarsting over dit soort moeilijk heden kwam in Juli 1736. Op die datum werd als gewoonlijk in het koor van de hervormde kerk de jaarlijkse kerkerekening afgelezen in ’t bijzijn van de ambtsdragers, diakenen en
Hel huis te Ankeveen. voorzijde, gravure van./. de Beijer.
m
i
B an
tamsafes? n^n -o ?
mm B S »
mm mm «O
mmMmi j-TJr
mm 103
S M iMS,* jüt
m
ouderlingen, maar ook van de ambachtsvrouwe en de schout die eveneens katholiek was. Het twistpunt was de rekening over het herstel van een tuinhuisje in de tuin van de pastorie, dat in de herfststormen van vorig jaar omgewaaid was. Nu was dit één van de weinige genoegens die dominee zich zelf toestond, om op zomerse dagen in het tuinhuis te vertoeven en zijn gasten te ontvangen. Toen de predikant omstandig uitlegde dat hij steeds zelf heeft bijgedragen in het allernoodzakelijkste onderhoud van kerk en pastorie uit eigen middelen en voet bij stuk houdt over het tuinhuisje, wekt dit de woede van de ambachtsvrouwe. Verwijten klinken over en weer. De freule laat zich niets gezeggen van een geus. Haar boosheid stijgt ten top als dominee met luider stem er op wijst hoe weinig zeggenschap de ambachts vrouwe eigenlijk heeft in de aangelegenheden van de protestantse gemeente. Zij veegt in drift alle kerkerekeningen en boeken van de tafel en luid roepende: dat verstae ik niet en dat wil ik niet, verlaat zij met de schout het koor van de kerk. Buiten de kerk hebben zich - oh schande - vele Ankeveners verzameld, die, door de luide ruziestemmen aangetrokken, meegekeken hebben door de kleine ruitjes van het koor hoe deze twist zou aflopen. De kerkerekening wordt verder onder een pijnlijk zwijgen afgehandeld. Na deze ruzie is de verhouding tussen ambachtsvrouwe en predikant er niet beter op geworden. Wel poogde Ds. Voet nadien wat beter voor zijn rechten op te komen, onder andere bij het benoemen van een hulppredikant waar de freule beslist geen collatierecht op kon doen gelden. Maar toen door anderen getracht werd de ruzie weer bij te leggen met de bewering dat de freule aan de protestantse gemeente en kerk en aan Ds. Voet toch wel veel goeds gedaan had, kon dominee dat op tal van wijzen weerleggen: drie kaarsekronen, inder tijd door de Ambachtsvrouwe aan de kerk geschonken, zijn wel uit de eigen kerkelijke middelen betaald! En dominee zelf is in die drie en twintig jaar maar drie maal uitgenodigd om eens op het huis te komen
eten! Nooit werd mij zegt hij zelf ooit eenig present uit haar hof van vroege vruchten gedaan, nooit eens een meloen gezonden. De tuinman van de freule werd eens door Ds. Voet verzocht hem een handvol oranjebloe sem te bezorgen, maar de goede man bracht die steelsgewijze in zijn voorschoot naar de pastorie, met het verzoek dat dominee dit niet zoude laten uitlekken, want, kwam de juffrouw daer agter. zeide de goe-man, hij zoude zeker van de plaets gejaegd worden. Ook werd bij het klimmen der jaren de tolerantie van Ds. Voet bepaald niet groter. Hij beklaagt zich in de kerkeraad er over dat de freule op zondagmiddag op haar buiten harddraverijen had georganiseerd voor de dorpelingen. Het bleek evenwel een kinder feestje op de Plaets te zijn geweest, gegeven door de Ambachtsvrouwe waarbij de kinde ren met een stokje in de mond, waaraan leidsels waren bevestigd, wedstrijden hielden welk ’paard’ het hardste kon draven! Zoals gezegd, een goede verstandhouding tussen de freule en de predikant is het nooit geworden. Vrede tussen hen beiden komt er pas als op de Nieuwjaarsmiddag van 1753 Ds. Voet begraven wordt in de grafkelder van het hervormde kerkje, oh ironie!, vlak bij de plaats waar de Ambachtsvrouwe slechts een half jaar eerder was bijgezet. Levend verleden
Volg mij eens in gedachten door het Ankeveen van nu, door de Elisabeth de Walélaan, de Arnoud Voetlaan. In de voortuin van de pastorie van de Martinuskerk liggen de wapenstenen opgesteld, die de Ambachtsvrouwe liet inmetselen in de twaalf armenhuizen, die zij geschonken had voor de armen van Ankeveen, als een monumentje van haar milddadigheid. En ergens bewaart nog een Ankevener een snijraam met een levensboom uit een van die huizen. Bekijk eens de boerderij de Ingelenburg die wellicht meer dan 150 jaar de Ankeveense katholie ken als schuilkerk heeft gediend. Het nu gerestaureerde Regthuis staat er nog, eens eigendom van de freule. Ook het met riet 104
gedekte vervenershuis in het midden van het dorp stond er al ten tijde van Maria Elisabeth. En zij heeft de boerderij Brambergen in ’s-Graveland nog in bezit gehad. In de hervormde kerk in Ankeveen vinden we nog de sluitsteen opgesteld afkomstig van het graf van Ds. Voet met het opschrift: Grafkelder van den Eenv. Heer Arnoud Walraven Karolus Voet, predikant alhier 1700-1753, met de geleerde spreuk uit Ovidius' Tristia: Molliter ossa cubent (Zacht ruste zijn gebeente). Ook de preekstoel die Ds. Voet zo vaak heeft beklommen prijkt hier nog, met het jaartal 1704. De nu verdwenen grafsteen van de Ambachtsvrouwe heeft hier vlak bij gelegen. Het opschrift luidde: Hier leyt begraven de Weledele geboren Jonkvrouwe Maria Elisabeth de Wa/é, vrouwe van Ankeveen, geboren den 2e dee. 1691, overleden 13 juli 1753. Het met bijdragen uit de nalatenschap van de Ambachtsvrouwe gebouwde Martinuskerkje is gesloopt, maar de huizen aan de Dammerkade zijn gemetseld van stenen afkomstig van dat kerkje. En in Amsterdam staat nog steeds het huis van de Wuytiers en de Cromhouten, aan de bocht van de Herengracht. Loop dan ook eens door de Amstelstraat waar een geheel opnieuw
geplante baroktuin U de omgeving van het Huis doet herleven. Maar dat kunt U ook als U de ’s-Gravelandse buitens nog eens bekijkt, Hilverbeek bijvoor beeld. En het koepeltje aan de Leeuwenlaan zou in Elisabeth's tuin gestaan kunnen hebben. Van de kralentuin en de schelpengrot uit de eens zo sierlijke baroktuin van 'het Huis’ is veel materiaal opgegraven en bewaard. Op luchtfoto’s van Ankeveen zie je nog vaag waar het huis gestaan moet hebben. En in enkele Ankeveense huiskamers hangen nog de ingelijste prentjes van Spilman, gravuretjes van het huis te Ankeveen zoals 't zig vertoonde van voren en van agteren omstreeks 1750. Bronnen Archief Ned. Herv. Gemeente Ankeveen. A. de Haen, De herderszangen en mengeldichten. Amsterdam 1751. B. H. Pel, Het Kerspel Ankeveen, Archief Geselt, v.h. Aartsbisdom Utrecht, XXIV. Utrecht 1897. Geheimschrijver van Staat en Kerke, 1759. A.G. Bienf'ait, Oude Hollandse tuinen, 's-Gravenhage 1943. J.F.L. de Balbian Verster, De bocht van de Heerengracht.jaarboek Amstelodamum (27) 1930. NOOT Eerder gepubliceerd in In de Gloriosa, le jrg. nr. 1, 's-Graveland 1984.
De vernielde grafsteen van de ambachtsvrouwe in 1959, tekening .1. A. Veenman. ■
r'
-s.
> ?
2* v
i fi *1 ö ..- r
jKssim ' 2?
ê
105
Een ’s-Gravelandse slager in verzet tegen de fiscus ./.
R. Persman
Bij archiefonderzoek vóór 1811 treft men van des konings voor de middelen te lande, mr. de meeste Nederlanders doop-, trouw- en R.H. Arntzenius, wiens functie het best kan begraafakten aan, en, behalve bij de behoefti- worden vergeleken met die van officier van gen, ook gegevens over koop- en verkoop van justitie. De verklaring is een zeer uitvoerig onroerend goed, testamenten, en dergelijke. betoog, dat hier sterk verkort wordt weerge De kans om over een bepaald persoon iets te geven. Genoemde ambtenaren hadden tot vinden wordt wel heel groot, als de taak het verrichten van pijling en visitatie bij betrokkenen op de een of andere manier in de vleeshouwers, dat wil zeggen controle op botsing kwam met het wettig gezag. de naleving van de ordonnantie op het Procesdossiers komen onder andere voor in bestiaal, op grond waarvan een vleeshouwer het archief van het departementaal bestuur impost - een verbruiksbelasting, een soort van Amstelland, een bestuurscollege met aan BTW - of consentbiljetten moest kunnen het hoofd een landdrost met assessoren, te laten zien om te bewijzen, dat hij aan zijn vergelijken met het huidige college van verplichtingen had voldaan. Op 16 april 1808, gedeputeerde staten onder voorzitterschap ’s-avonds ongeveer om half acht, waren ze bij van de commissaris der koningin. Het Ham gekomen. Diens vrouw kon geen departement Amstelland, waarvan het grond kwitantie wegens betaalde impost overleggen, gebied ongeveer gelijk was aan dat van de maar de impostgaarder -ontvanger- had er tegenwoordige provincie Noord-Holland, één in zijn bezit van 13 april, waaruit bleek, bestond van 1807 tot en met 1810, ten tijde dat Ham vier gulden had betaald voor twee zwartbonte kalveren. De opsporingsambte van het bewind van Lodewijk Napoleon, broer van de keizer, als koning van Holland. naren troffen echter bij hem aan: Een half Op het eerste gezicht komt het misschien kalf, een agtervoet van een kalf, een half lam, vreemd over, dat zich procesdossiers bevin zijnde de twee agtervoeten, een agtervoet van den in een bestuursarchief. Aan landdrost en een lam, eenige stukken en brokken lams en assessoren was echter de civiele en criminele kalfsvleesch, twee kalfskoppen waarvan de rechtspraak in belastingzaken opgedragen, eene was geheel afgevild en van een klein kalf, een taak, die via het Franse bestuur van 1811 en de andere van een groot kalf, en aan dit tot en met 1813, daarna nog een aantal jaren laatste twee ligtbruine ooren en een ligtbruine een bevoegdheid was van gedeputeerde snoet, en eindelijk een lamskop. Het was toen staten.1) wel duidelijk, dat er iets niet klopte. Het vlees Eén van de criminele zaken betrof Jurrian, werd daarop gewogen; de ’agtervoet van een ook wel Jurrij, Ham(!), slagter en vleeschhou- lam’ woog 12 pond en was afkomstig van een wer te ’s-Graveland, gehuwd met Gerritje dier, dat twee of drie dagen tevoren geslacht Veenman. was. Intussen was Ham thuisgekomen met Op 25 mei 1808 verschenen voor twee leden een schuit van de overkant van de ’s-Gravelandse Vaart,waar hij een schuur had. van het college van landdrost en assessoren Desgevraagd deelden de ambtenaren Ham F.A. de Haas, hoofdchercher en deurwaar mede, dat zij hadden geconstateerd, dat hij der, W. Janssen, deurwaarder en chercher, Gt. Riemersma, peilder, en A. Last, chercher. een kalf en een schaap had geslacht, zonder de daarvoor verschuldigde belasting te Deze opsporingsambtenaren legden een ver klaring af op verzoek van de advocaat-fiscaal betalen. Ei, ei, dat lieg je was het antwoord 106
van de slager. Bij verder onderzoek werden nog vier kalfspoten aangetroffen, zijnde ligtbruin met een weinig wit, van dezelfde kleur als de aan de groote kalfskop zijnde ooren en snuit. De hoofdchercher vroeg naar het vel van het bewuste kalf, maar onder het uitbraken van een aantal krachttermen zei de slager, dat hij vellen direct na de slacht verkocht en dat hij vlees in Loenen had opgehaald. Ham bracht toen de kalfspoten naar de zolder, een reden voor de ambtena ren daar het onderzoek voort te zetten. De poten vonden ze terug onder een vers schapenvel. Het vel van het bewuste kalf werd niet aangetroffen, maar wel een aantal andere kalfs- en schapenvellen van recente datum. De slager probeerde het vlees, waar de ambtenaren zich inmiddels over hadden ontfermd, weer in handen te krijgen, maar dat werd hem belet. Bij Ham sloegen toen de stoppen door: Blixemskinderen, ik za!jelui vermoorden (grijpende daarna na zijn slagtmes hetgeen aan de muur hong). Eén van de ambtenaren slaagde erin dat mes van de muur te stoten. Drie van de ambtenaren trokken daarop hun geweer. Tegelijkertijd begon Ham met chercher Janssen een partijtje vrijworstelen om weer wat van het vlees in handen te krijgen. Met een paar poten in zijn hand liep Ham de deur uit richting dorp. zeggende, dat hij naar de Heren zou gaan, daarmee vermoedelijk het dorpsbestuur bedoelend. Of hij daar geweest is is niet gebleken. Toen hij weer thuis was werd hem gevraagd of hij nu kalm wilde blijven. Hij begon echter weer te vloeken en greep naar een hakbijl. Er moest opnieuw met een geweer worden gedreigd. Op verklaring van de impostgaarder, dat er, behalve de kwitantie van 13 april voor twee kalveren ook nog één van dezelfde datum was wegens een schaap, maar dat dat dier het eerste door hem aangegeven schaap sedert een maand was, werd besloten het vlees te verzegelen. Dat lukte echter niet helemaal omdat Ham zich verzette, welk tumult dorpsgenoten aantrok zodanig, dat er weer met een geweer moest worden gedreigd. Bovendien omhelsden vrouw en dochter Ham de hoofdchercher om hem van pa weg
te trekken en haalde vrouw Ham steeds de kaars weg, zodat men in het donker stond. De ambtenaren besloten toen al het vlees maar naar het rechthuis van ’s-Graveland te brengen. Vrouw Ham viel daarop weer de hoofdchercher om de hals om hem mee te tronen naar een andere kamer, omdat zij hem een goede fooi -bedoeld zal zijn steek penningen- '.vilde geven. Ondanks het verzet van Ham lukte het tenslotte het vlees naar het rechthuis te brengen onder de hoede van de kastelein. Na het afleggen van de verklaring door de opsporingsambtenaren kon het recht verder zijn loop krijgen. De affaire Ham kwam het gehele jaar 1808 steeds op de rol voor. Op 3 juni werd Ham gedagvaard per 28 juni. De 7e september kwam de advocaat-fiscaal met zijn eis. Als bewijsstukken werden overgelegd de verklaring van 25 mei, diverse andere getuigenverklaringen, het verhoor van Ham van 28 juni, en een peilboekje van de hoofdchercher de Haas. Alle punten van de overtreding door Ham kwamen aan de orde: het vlees, waarvoor geen impost was voldaan, onheuse en dreigende bejegening van de opsporingsambtenaren, de pogingen van Ham het vlees terug te pakken tijdens de inspectie, het grijpen naar een slachtmes en andere scherpe instrumenten, het op ongeoor loofde wijze verhinderen en bemoeilijken van de inspectie en de verzegeling, de noodzaak voor de ambtenaren hun geweer te ’ontblo ten’ om Ham in toom te houden. De gedaagde had zich dan ook schuldig gemaakt aan de overtreding van zijn plicht en diende bestraft te worden volgens het slot van artikel 8 van de ordonnantie op het bestiaal.2) De eis was niet gering. Het vonnis van de landdrost en assessoren zou moeten bestaan in opsluiting van slager Ham voor twee jaar in een tuchthuis binnen het koninkrijk en verbanning daarna voor zes jaar uit het departement Amstelland. Bij terugkeer bin nen die termijn zouden nog zwaardere straffen dienen te worden opgelegd. Alle justitie- en proceskosten zouden natuurlijk op hem worden verhaald. De rechtsgang had nu verder zijn beloop door nader verhoor van de beklaagde en 107
diverse getuigen: conclusie van antwoord, repliek en dupliek. Landdrost en assessoren stelden hun vonnis vast op 31 december 1808 en deden uitspraak conform In naam des Konings op 10 januari 1809. Alle punten van de tenlastelegging kwamen weer ter sprake. De beklaagde zelf vond niet, dat hij verzet had gepleegd, en toonde zich hogelijk verrast door de eis van de openbare aanklager. Zijn verbazing was nog groter geworden, toen hij de stukken onder ogen had gekregen, waarop de eis was gebaseerd. Gedaagde en zijn verdediger vroegen nietontvankelijk verklaring van de eis. Na alle stukken nog eens te hebben bestudeerd en mondelinge verklaringen te hebben aangehoord kwamen landdrost en assessoren tot het vonnis. Ham kreeg drie dagen gevangenisstraf om ’ten zijne koste te worden gelegd te water en te brood’ en moest alle onkosten betalen. De eis van de advocaat-fiscaal werd verworpen, waar deze zich bij neerlegde. De slager kwam er eigenlijk zeer genadig van af. Jurrian Ham is de schok overigens wel te boven gekomen. Hij overleed op 20 novem ber 1827 op 82-jarige leeftijd, woonachtig te Ankeveen. Hij was volgens de overlijdensakte geboren te Weteren in Duitsland. Van beroep was hij nu veehouder.3) Zijn weduwe en vier kinderen erfden een huis in ’s-Graveland, een huis en erf in Ankeveen, een bunder weiland in Weesperkarpsel en nog eens twee bunder in Ankeveen.4)
4) RANH memories van aangifte voor de successie, kantoor Weesp, inventarisnummer 10, 1827.
NOTEN 1) Rijksarchief in de provincie Noord-Holland (verder RANH) archieven van de gewestelijke besturen in Noord-Holland 1799-1802 en 1807-1810, inventaris nummers 583 -criminele procesdossiers- en 582 -criminele rol-. 2) Publicatie van Hun Hoog Mogende vertegenwoor digende het Bataafsch Gemenebest, houdende ordonnantie, waarop binnen de Bataafsche Repu bliek zal worden geheven de impost op het beestiaal, 6 december 1805, uitgave Den Haag 1805, met Notificatie van de minister van financiën van de koning van Holland, houdende enige wijzigingen van de ordonnantie, 9 december 1806, uitgave Den Haag 1806. 3) RANH Burgerlijke stand Ankeveen, overlijden 1827, inventarisnummer 11.
108
w
* tfff
m V '*
-
\
a .V " . ,* S?' 4*5É*T -
P »
*
i T
■
'
,.
&
. ^
'
V l#
; • ' . /
■
‘ -
-5 - ~ i r ■;. V
■- •
;
I
rVo-
:
'ï ' ^
-
*
«
■-• <** %
U
f
■
'
ï . y ;
v%
.
'
*«■* ,* .
.*
> .- *
••
$
*
.sja* >■ - ■ '
De iheekoepel van Jagtlust
109
.
•# . *
*
,
De Spinderij of Spinschool te ’s-Graveland A.l). Wumkes De armen hebt gij altijd bij u, dit woord van Jezus Christus houdt ook de zorg voor de armen in en is daarmee de grondslag van het diakonale werk der kerk. De ’s-Gravelandse diakenen zijn actief vanaf het institueren van de gemeente. Altijd klemde de vraag hoe aan de benodigde geldmiddelen te komen en vooral hoe de armlastige gemeenteleden aan tenminste enige bij-verdienste te helpen. In 1815 besloot men een Spinschool op te richten, ook wel de Spinderij genaamd. De economische positie van het Vaderland was na de franse overheersing erbarmelijk slecht. Onder ’de werkende stand’ heerste bittere armoede en sociale voorzieningen waren er nog niet. Liefdadigheid van de goed gesitueerden en de armenzorg van de kerk moesten in de eerste behoeften voorzien, want de armen zelf konden daar weinig aan doen, gezien hun minimale verdiensten. Hoe het in ’t Spinschool reilde en zeilde of beter gezegd gonsde en bonsde worden wij gewaar uit twee rood-gerugde kasboeken, goed gebonden en op zwaar papier, aange schaft voor een gulden ’t stuk en aanwezig in het kerkeraadsarchief van de Hervormde Gemeente. Het eerste is het Aantekeningsboek wegens ontvangsten van het opgerigte Spin school ten behoeve der Diakonie Armen der Hervormde Gereformeerde Gemeente te ’s-Graveland begonnen den 1 July 1815. Op de eerste bladzij van het tweede boek staat hetzelfde, alleen worden hierin de uitgaven bijgehouden: Aantekeningsboek wegens uitgaav. In Kortenhoef was een soortgelijke vestiging en op een van de huizen aan De Dijk vinden we nog het opschrift ’De Spinnerij’. Te ’s-Graveland is de heugenis in welk pand de Spinschool oudtijds was ondergebracht, jammer genoeg, verloren gegaan.
Een beginkapitaaltje was nodig voor allerlei dat moest worden aangeschaft en wat lag meer voor de hand dan een collecte bij de huisen te houden, die op 28 Juli 1815 f 63,-en 13 stuivers opbracht en op 6 October werd nog f 16,- ingezameld. Met een tachtig gulden was in die tijd wel iets te ondernemen. Voor 38 stuivers per stuk kon men al ee/?(spinne) wiel kopen en tussen medio 1815 en einde 1818 schafte men een twintig stuks aan. Er moesten spillen komen en wat huisraad, kaarten, een gewicht, een haspel en lakmoes, een verfstof waarmee men de wol een blauw of roodachtig kleurtje gaf. Als het vroeg schemerig begon te worden, moesten er smeerkaarsen zijn en een paar lampen met catoen-pitten. De mingelen olij waarop ze brandden, zal raap-olie zijn geweest, want de petroleumlamp kwam pas tientallen jaren later. We moeten aan ’snotneuzen’ of tuitlampjes denken. En zo kunt u zich het groepje spinsters en spinners wel voorstellen, gezeten in het flauw verlichte vertrek, de dagelijkse nieuwtjes besprekend boven het snorren van de wielen uit en werktuigelijk de draad vormend. Een turf vuurtje verdreef maandenlang de ergste kou en als een bos biezen en wissen stroo worden gekocht, zullen zij gediend hebben om onder de klompen toch iets te hebben, dat beschermde tegen de vocht en koude van de stenen vloer. Men moest zich de vaardigheid wel eigen maken! Het woord ’school’ werd bewust gekozen. De Huisvrouw van Lammert Verweij was de eerste, die er onderricht gaf. Zij verdiende daar vier gulden per week mee. Zij heet in het ’Uitgaav-boek’ De Spinvrouw. Typisch, dat mij als muziek in de oren klinkt: Voor de Spinvrouw op 't .laar 1816. Ja, omdat het typisch is! In datzelfde jaar is er sprake van de Spinbaas. Een zes-en-twintig namen van vrouwen en mannen, die hier
110
gedurende 1815 tot 1818 werkzaam waren, zijn in de boeken bewaard gebleven. Ook spon men buiten ’t School aan de huizen. Voor het gebruik van wielen en kaarten werd dan wel van de verdienste iets afgetrokken. Drie jongens, besteedelingen der Diaconie. komen we ook tegen, kinderen worden ze ook genoemd. De diakenen begrepen, dat kinde ren niet altijd zin in hun werk hebben en trokken daarom voor hen één of twee guldens uit voor aanmoediging en zij kregen jaarlijks een kermisgift en een douceurtje met Nieuwjaar... Zo’n menselijk trekje in de oude kasboeken! De jongens hadden ook eigen tweernders, die zorgden voor het twijnen of dubbelen van de draad, een werkje dat ook de Spinbaas deed. Als er, om een voorbeeld te noemen 50 a 60 ponden waren gesponnen, leverde dat een 300-400 getweernde bossen op. Afnemers waren Petrus Haan, S.P. Ham en Hendrik Fokke. Het product bestond voornamelijk uit gesponnen hair (haar) en dit zal gebruikt zijn voor het weven van koeharen kleden. Men zat niet stil. Om u daarvan een indruk te geven, het kasboek vermeldt in 1817 dat met P. Haan is afgerekend 4013‘/2 bos haar a f 426.08. Men rekende met guldens, stuivers, duiten en penningen. De vaste prijs voor een bos was bijv. 17 duiten. Deze van 1700-1847 geslagen munt had per vier stuks de waarde van twee-en-een-halve-cent. Zij is nóg in omloop in uitdrukkingen als ’ook een duit in het zakje doen’, ’t gaat om de duiten', ’geen rooie duit bezitten’ enz. ’t Kon nog kleiner! en wel een penning, die een halve duit waard was. Wilt u weten hoe een jaarlijkse Balans wegens uitgaaf en ontvangst betreffende de Spinderij er uitzag, dan geef ik u deze van Januari tot December 1817.
Uitgaaf Aan de Spinders, werkloonen Diverse uitgaaven Ter aanmoediging der kinder
Ontvangst Van de Heer P. Haan Van de Hn Ham en Fokke Diverse ontvangst
Meerdere uitgegeven als ontvangen
f 426. 8. f342.17. 6 f 42.19. 8 f812. 4.14 f 68.12. 8 1 880.17. 6
Als je meer uitgeeft dan ontvangt, krijg je geen batig saldo. Een nadelig saldo is het treurige refrein in 1815, 1816, 1817 en 1818 en daarom zullen de diakenen in dat jaar hebben besloten te stoppen met de Spinderij. Het is het laatste jaar waarover de kasboeken berichten. Er was ook geen afzet meer voor de gehele productie. Er staat, dat er minder was afgeleverd dan gesponnen. Het Spinschool was slechts een vierjarig bestaan beschoren. De hedendaagse sociale vraagstukken leefden toen nog maar nauwe lijks en bij groot maatschappelijk onrecht legde men zich neer als zo beschikt. Dat de kerk in de ergste noden uitkomst bracht, eert haar. De werkverschaffing in De Spinderij was één van de pogingen daartoe.
f801.12.4 f 77. 7.2 f 1.18. f880.17.6
111
Milieubescherming avant la lettre De kininefabriek van 's-Graveland J.A. Hendriks Gemeente ’s-Graveland, Sectie B, nr. 580 toegangsweg, nr. 115 toegangsweg, nr. 116 water, nr. 117 weiland, nr. 118 tuin. Dat zijn de kadastrale gegevens van de percelen waar volgens velen, door de bouw van de kininefabriek Argasani op een terrein aan de Beresteinseweg en naast de Gooise Vaart, dicht bij het landgoed Gooilust, een milieuramp zou plaats vinden, ten onrechte naar later bleek. Het begint allemaal in 1927 als Cornelis van de Koppel, veehandelaar uit Bussum, zijn land verkoopt aan Cornelis Marinus Pleyte d’Ailly, directeur van de Kina Cultuurmaat schappij. Op het eerste gezicht lijkt het een hele gewone transactie, maar de heer Pleyte heeft zeer bewust voor deze gemeente en dit stuk grond van de voormalige buitenplaats ’Veld en Akker’, gekozen. Waarom dit stuk grond? Omdat deze plek middenin de weilanden ligt, aan de Berestein seweg, en dus ver van de bewoonde wereld af. Van overlast kan dus, na de bouw van de fabriek, geen sprake zijn. Waarom deze gemeente? De gemeente ’s-Graveland hunkerde al jaren naar enige vorm van industrie en zou bij een bouwaanvraag als deze gretig toehappen. In oktober 1928 was het dan zo ver dat de heer Pleyte een aanvraag indiende bij het gemeentebe stuur van ’s-Graveland voor de stichting van een kininefabriek te ’s-Graveland. Hij had een jaar aan de tekeningen gewerkt en had van diverse instellingen schriftelijke garanties op zak, die stelden dat er met de bouw van deze kininefabriek geen gevaar te duchten was voor mens, dier of plant. Tot 19 januari 1929 kon men bezwaar aantekenen. Uit een buurtonderzoek was
gebleken dat zijn enige tegenstander zou worden de heer F.E. Blaauw, bewoner van het landgoed Gooilust. Tenminste, dat dacht de heer Pleyte. Want toen na het verstrijken van die datum de balans werd opgemaakt, bleek hij niet één tegenstander te bezitten maar kwam de gehele nationale en internati onale natuurbescherming over hem heen. Blaauw mobiliseerde alles en iedereen om zijn landgoed te behoeden tegen de te verwachten aantasting van het natuurschoon. Vanwege schriftelijke garanties van diverse instellingen was het te verwachten, dat het gemeentebe stuur de bezwaren naast zich neer zou leggen. Op 18 mei 1929 kreeg de heer Pleyte inderdaad een voorwaardelijke vergunning tot oprichting van een kininefabriek. Dat de tegenstanders in beroep gingen bij de Raad van State was ook te verwachten. Hoe de behandeling verliep voor de Raad van State lezen we in de notulen. De Raad van State behandelde heden in openbare zitting de beroepen tegen het besluit van B. en W. van ’s-Graveland, waarbij aan de N.V. Kina Cultuurmaatschap pij concessie werd verleend tot stichting eener Kininefabriek te ’s-Graveland. Appellanten waren; B. en W. van Hilversum; F .E. Blaauw, bewoner van het landgoed Gooilust; bestuur van de Natuurhistorische vereniging, afd. Hilversum; bestuur van de bond Heemschut; bestuur der Maatschappij Arti et Amicitiae te Amsterdam; bestuur der Vereniging tot Behoud van Natuurmonu menten; bestuur der Ned. Dendrologische Vereniging; hoofdbestuur Kon. Ned. Maat schappij voor Tuinbouw en Plantkunde; Int. Gesellschaft für Erhaltung des Wisents e.V.; Conferenz Direktoren Mittel-Europaischer Garten; A. de Klerk e.a.. De bezwaren van appellanten zijn in hoofdzaak gericht tegen de te verwachten 112
stankverspreiding, bodem- en waterveront reiniging en aantasting van natuurschoon tengevolge van de stichting eener zodanige fabriek op de aangegeven plaats naast het landgoed Gooilust. Namens de Kina Cultuurmaatschappij trad op Jhr. Mr. A.K.C. de Brauw. In deze openbare zitting zei de heer Blaauw: Ik heb het landgoed 40 jaar beheerd en aangevuld tot wat het thans is: een landgoed met veel natuurschoon, fauna en flora, dat door duizenden als natuurmonument wordt gewaar deerd. De stichting eener kininefabriek op een terrein in de onmiddellijke omgeving van mijn landgoed zou voor dit monument funeste gevolgen kunnen hebben.
Een medestander, de heer Polak, sloot zich aan bij de verklaring van de heer Blaauw. Hij zei: Deze landgoedeigenaar heeft Gooilust gemaakt tot een buitenplaats, die een unicum in Europa is geworden. Buiten het bestaande natuurschoon vindt men er verschillende diersoorten, die elders welhaast zijn uitgestor ven. Men vindt er deze dieren niet in hokken o f achter tralies, doch in prachtige vrije omgeving zo b.v. Amerikaanse bizons, enige Europesche bizons en wisents, die elders vrijwel zijn uitgestorven, een aantal wilde paarden enz. Het landgoed wordt op volkomen altruïstische wijze ter bezichtiging gesteld voor liefhebbers van natuurschoon en het zou een ramp zijn, indien dit natuurmonument werd aangetast.
De boeren van de omringende landen waren bang dat het vliegas, uit de schoorsteen van de kininefabriek, hun gras zou bederven. Mr. H. Blaupot ten Cate, gemachtigde van de gemeente Amsterdam, deelde mee: Amster dam heeft het oog laten vallen op de Loosdrechtseplassen t.b.v. de Amsterdamse drinkwatervoorziening: uit dien hoofde kan Amsterdam generlei verontreiniging van de Loosdrechtse plassen dulden. Water, dat geloosd wordt in de Gooise Vaart, zal via de ’s-Gravelandse Vaart in de Loosdrechtse plassen kunnen kom en})
De burgemeester van ’s-Graveland en de directeur van de Kina Cultuurmaatschappij zagen ervan af het woord te voeren omdat het besluit van B. en W. van ’s-Graveland toch
wel op formele gronden zou worden vernietigd. Dat hadden ze goed geraden. Op 21 november 1929 volgt de beslissing; Bij Koninklijk besluit van 21 november is vernietigd het besluit van B. en W. van ’s-Graveland van 18 mei 1929, waarbij aan de N.V. Kina Cultuurmaatschappij, gevestigd te Amsterdam, en haar rechtverkrijgenden voorwaardelijk vergunning is verleend tot oprichting van een inrichting tot verwerking van boombast (kinabast) en tot het maken van kinine op de percelen, kadastraal bekend gemeente ’s-Graveland... Hier volgt een kenmerkende passage, uit het besluit van de Raad van State, om te laten zien hoe vogelvrij het milieu in 1929 was.dat de hier bedoelde appellanten, die in hun beroepschriften als bezwaren tegen de op te richten inrichting slechts benadeling van algemene ideeële belangen naar voren hebben gebracht, waartegen de Hinderwet niet bedoelt te beschermen, niet zijn aan te merken als belanghebbenden in de bovenaangegeven zin en mitsdien niet tot het instellen van beroep gerechtigd zijn.
Het besluit van B. en W. werd terug gefloten omdat de tekeningen niet deugden en omdat de gemeente ’s-Graveland had vergeten om aan de eigenaars en de gebruikers van elk der percelen, onmiddellijk grenzende aan die, waar de kininefabriek zou worden opgericht, een brief te sturen waarin zij kennis gaven van het verzoek om vergunning voor de bouw van deze fabriek. De zaak was dus voorlopig beslist in het voordeel van de appellanten. Het spreekt vanzelf, dat met deze beslissing de kwestie zelf niet was afgedaan. De heer Pleyte kwam met een nieuw verzoek, thans onder bekwame juridische leiding ingediend. Ondertussen was de fabriek reeds klaar. In korte tijd had men daar neergezet een fabriek, portierswoning, kantoor en-schuren. Men was zelfs gestart met proefdraaien. 4 Februari 1930 was het weer zo ver; een openbare vergadering op het gemeentehuis van ’s-Graveland waar in beroep kon worden gegaan ingevolge de bepalingen van de Hinderwet tegen de voorgenomen inbedrijf-
113
IIMbsM| *
I
IBP Luchtfoto van de Kininefabriek uit 1956 kort voor de opheffing.
stelling van de kininefabriek. De heer Blaauw wilde deze keer geen ideeëlt motieven in het geding brengen. Hem was immers gebleken, dat men geen argumenten kon aanvoeren die slechts ontleend waren aan de vrees voor schending van het natuurschoon, zodat hij zich nu bepaalt tot het inbrengen van bezwaren, die verbonden zijn aan het gebruik van het slootwater door zijn dieren en aan de te verwachten schade, die aan de plantengroei kon ontstaan door de rook en de verspreiding van de damp van afvalstoffen. Reeds nu slaat er rook en walm, die uit de schoorsteen komt, neer op Gooilust. Pleyte, bouwer van de fabriek, beriep zich op de hoofdingenieur van de provinciale waterstaat, die de stank en de rook niet zo bezwaarlijk achtte. Hij riep zelfs uit: Een bison van de Hr. Blaauw zal meer stinken dan ooit mijn hele fabriek zal doen. Op de vraag, of iemand een copie van de tekening kon krijgen, zei Pleyte: Dat hoef ik niet te doen, dat is geen zwakte, maar ik hoef de andere partij niet zo ter wille te zijn. Verder zijn we van plan, zei Pleyte, om de fabriek volgende week half in bedrijf te stellen en dan kunnen de heren komen kijken. Op de vraag of
de pers hierbij mocht zijn antwoordde hij, dat de pers er niets mee te maken had en op een nader gevraagde toelichting zei hij, dat het publiek zich in deze zaak, die alleen hem aanging, niet hoefde te mengen. De vergunning werd wederom verleend. Het zal duidelijk zijn dat men onmiddellijk in beroep ging bij de Raad van State. Inmiddels was het bedrijf in werking gesteld (9 maart 1930), hetgeen volgens de Hinder wet mogelijk was. Het werkte niet op volle kracht en ’op zijn zondags’, een verschijnsel dat meestal bij voorlopige vergunningen voorkomt. Men kan zich dan immers nog aan de voorwaarden houden en hierdoor de indruk van onschadelijkheid wekken. 17 December 1930; uiteenzetting voorde Raad van State. Iedereen vertelt weer zijn verhaal maar één uitspraak, die van Jhr. Mr. A.K.C. de Brauw, wil ik er uitlichten. Ik beschouw deze zaak als een hinderwet geval, zoals er twaalf in een dozijn gaan. In de ambtelijke rapporten is volkomen overeenstem ming. Er zijn bezwaren van ideeëlen aard, maar die gelden hier niet. In deze negen maanden is we! gebleken dat er geen gevaar is. 114
Van december 1930 tot december 1931 volgde een grondig onderzoek door de Raad van State. In een vraaggsprek vertelde de heer F.E. Blaauw hierover het nu volgende: Op
water door de kininefabriek, bleek later dat Gooilust meer te duchten had van de verontreiniging van de plaatselijke wasserijen dan van de kininefabriek. Als laatste de heer F.E. Blaauw aan het woord: Nu ik terug denk aan de vier jaren,
een mooie zomerochtend verscheen in een auto een aardig gezelschap dames en heren, vergezeld van een vrachtauto, waarop een mandje met een paar flessen. Z ij waren bacteriologen, die voor het Rijksinstituut voor Drinkwatervoorziening proeven kwamen nemen. Nadat zij het niet eens konden worden, wie de flessen zou dragen, moest de vrachtauto de weilanden inrijden; de flessen werden met slootwater gevuld en men zou nog eens terug komen voor de tweede proef. Ik heb het vrolijke gezelschap nimmer meer terug gezien. Wel kwamen dezelfde middag, zoals de dames en heren van 's ochtends m ij hadden aangekondigd, een paar heren voor het chemische onderzoek. Chemici en bacteriologen schijnen niet tegelijk te kunnen reizen, zodat ik ’s middags weer dezelfde plaatsen moest aanwijzen. Enige tijd later heeft de directeurgeneraal van de Arbeid mij bezocht en in november kwam minister Verschuur. Deze vond Gooilust heel mooi, maar wenste over de kwestie ze lf niet te spreken; hij zeide alleen met een ondoorgrondelijk gezicht, dat hij de rapporten van de hoofdambtenaren had ontvangen.
Bij Kon. besluit van 9 december 1931, no. 9, is gehandhaafd het besluit van B. en W. van ’s-Graveland, waarbij aan de N.V. Kina Cultuurmaatschappij te Amsterdam en hare rechtverkrijgenden voorwaardelijk vergun ning is verleend tot het oprichten van een kininefabriek op een terrein ten zuiden van de Gooise Vaart, kadastraal bekend gemeente ’s-Graveland... Ondanks vele verzoeken, tot de Kroon gericht, uit o.a. Duitsland, Engeland en Amerika en scherpe actie van de heer Blaauw, kon de kininefabriek dus blijven doorwerken. Het kon ook niet anders want langs verschillende wegen was de zaak grondig onderzocht. Hieruit bleek geen gevaar of hinder te verwachten mits behoor lijke voorwaarden werden gesteld. Uit rapporten over de vervuiling van het
waarin ik in spanning heb moeten leven, mag ik wel mijn grote dank uiten aan de vele organisaties, die mij hebben gesteund en aan de pers, die, met uitzondering van het blad, waarvoor de gemeentesecretaris van 's-Grave land als correspondent optreedt, voor Gooilust heeft gestreden. Misschien dat het verloop van dit geval er tenminste nog toe zal leiden, dat de Hinderwet zodanig gewijzigd wordt, dat hierin met ideeë/e belangen, die nu moesten worden veronachtzaamd, in het vervolg rekening zal worden gehouden.
De Nederlandse Dendrologische Vereniging schreef naar aanleiding van het geval Gooilust een brief naar de minister van Arbeid, Handel en Nijverheid. Men verzocht hierin de minister in de toekomst te voorkomen, dat door stichting van fabrieken, het natuurschoon in zijn ontwikkeling of handhaving zou kunnen worden bedreigd. In het schrijven werd er op gewezen, dat die verzamelingen (horti, diergaarden e.d.) alleen met opoffering van grote kosten en met grote toewijding, die meestal een levensvulling is van hen, die de samenstelling en het onderhoud van ganser harte op zich nemen, tot stand kunnen komen en dat het werk, de toewijding en de financieële offers van die enkelen, zeer velen in staat stellen te genieten, en van groot belang zijn voor de wetenschap en dit alleen kunnen zijn en blijven bij de handhaving van de omringende omstandig heden, welke vroeger leidden tot vestiging ter plaatse. Daar de bestaande hinderwet in zulke gevallen niet voorziet en dus aanvulling of wijziging dier wet of het maken van desbetreffende verordeningen of ener speciale wet noodzakelijk zal zijn om tot het doel te geraken, verzoekt de vereniging de minister zulke maatregelen te willen nemen als nodig om te komen tot het boven omschrevene. Anno 1984 had de heer F.E. Blaauw zich 115
kunnen beroepen op allerlei bepalingen van het milieurecht, gericht op het voorkomen en bestrijden van verontreiniging van belang rijke milieucomponenten, zoals water, bodem en lucht of op onderdelen van het recht die beogen waardevolle delen van het milieu, zoals bepaalde planten- en diersoorten, natuurgebieden, bossen of monumenten door een verantwoord beheer tegen aantasting te beschermen, zoals de Natuurbeschermings wet, de Boswet, de Vogelwet, de Wet Bedreigde Uitheemse Diersoorten, de Jacht wet, de Visserijwet en de Monumentenwet. Niet de mens staat centraal, maar de natuur als waardeobject op zich. De heer F.E. Blaauw kan achteraf toch tevreden zijn. De kininefabriek verdween na de tweede wereld oorlog, er kwam een uitgebreid complex van milieuwetgeving en zijn Gooilust in bezit van Natuurmonumenten.2)
NOTEN 1)
2)
Volgens een mondelinge mededeling van Mevrouw A.J.J. Pleyte d ’Ailly, dochter van de directeuren de heer Storm, voormalig boekhouder van de fabriek, heeft de heer Pleyte d’Ailly tijdens de zitting van de Raad van State demonstratief een fles water uit een van zijn eigen sloten leeg gedronken. Bronnen voor dit artikel o.a. gemeentearchief 's-Graveland en Kadaster te Amsterdam.
116
^ 11 i
'
Kortenhoefse Dijk vóór en tijdens de restauratie
M W
SS'?■ =S$
• ■
•: >k
' ' .R
—
'
:
"3 33.3*
izx» . ; t;
117
%
De Vereniging Curtevenne en de Curtevenne stichting Een persoonlijk gekleurd verhaal Flip H am ers Als U ruim 30 jaar geleden Kortenhoef via de Smidsbrug in ’s-Graveland binnenkwam zag U links het witgekalkte hooggekapte stijlvolle boerenhuis en dorpswinkeltje ’Dorpslust’ met een rommelig erf met kippen en hoge bomen. ’Dorpslust’ is verdwenen, een parkje met telefooncel en een stukje bestrating kwam ervoor in de plaats. Verschillende lage veenarbeidershuisjes met aardige groente tuintjes, karakteristieke boerderijtjes vond U toen nog langs de Kortenhoefse Dijk. Daar was ’de Krakeelakker’, voor de oorlog het natuurhistorisch museumpje van de gebroe ders Spaan, later enige tijd een expositiegebouwtje van de Kortenhoefse schilders. Ze zijn meestal vervangen door karakterloze blokjes van 2 of 4 woningen. Het vriendelijke, ongeveer 100 jarige huis met oude vruchtbomen ervoor, waar ik toen woonde, vóór de oude dorpsschool, moest plaats maken voor de, omgeving-vreemde, Burgemeester Wildeboerschool; zinloos omdat het voor een nieuwe school een verkeerde plek zou blijken. In Kortenhoef waren het niet alleen dorpse behuizingen, erven en draaibruggetjes, die er in de naoorlogse jaren aan moesten geloven, maar ook het monumentale ’Rooster’. Het ’Rooster’ was een unieke vaste brug voor het oude N.H. kerkje, met gemetselde trappen, zo hoog, dat een volle hooischuit er gemakkelijk onderdoor kon varen. Hoewel deze brug vervangen werd door een goede ophaalbrug ervaar ik het verdwijnen van het ’Rooster’ als een groot verlies. Niet ver er vandaan gooide een projectont wikkelaar uit speculatieve overwegingen een plompe betonnen brug over de vaart naar een gaaf weiland. Het landelijk karakter van de Kortenhoefse Dijk werd aangetast door het rechttrekken van een aantal flauwe bochten. Het verkeer werd daardoor sneller en
gevaarlijker. In het ’oude dorp’ werd een aantal fraaie lindebomen gekapt. De reeds aanwezige vuilnisbelt van de gemeente Hilversum werd enorm uitgebreid; onvol doende controle op de stortingen heeft geleid tot angstaanjagende vervuiling van bodem en water. De hoogbouw van Hilversum in de Kerkelanden vervuilt Kortenhoefs horizon. Buiten mijn dagelijkse waarneming voltrok ken zich ook in ’s-Graveland en Ankeveen aantastingen van het milieu, maar dan in mindere mate. Opmerkelijk was, dat boven genoemde ingrepen nauwelijks protest bij de bevolking uitlokten. Mijn protesten haalden niets uit. Een dreigende ramp was het uitbreidingsplan Oud Kortenhoef. In het fraaie polderland schap en natuurgebied aan de westzijde was een woonwijk geprojecteerd met onder andere woningblokken. Aanvankelijk was er een klein aantal inwoners, dat bij gemeente en provincie bezwaren maakte. Zij staakten hun verzet echter toen gemeente en provincie de plannen goedkeurden. Als enige heb ik mijn verzet tot bij de Kroon volgehouden. Ook daar werd mijn bezwaar afgewezen. De enkele jaren vertraging die mijn actie veroorzaakte waren voldoende voor het ontstaan van andere inzichten op het gebied van de ruimtelijke ordening. Nu wees het provinciaal bestuur het uitbreidingsplan definitief af! De samenvoeging van de dorpen ’s-Graveland, Kortenhoef en Ankeveen tot de gemeente ’s-Graveland bracht enige klimaatsverbetering. Het leek dat de tijd rijp was om iets te ondernemen: een gelijkgezind groepje mensen kwam op een mooie zomeravond in Kortenhoef bijeen. Men werd het er over eens, dat er een organisatie gevormd moest worden die 118
gericht zou zijn op het behoud van en het bevorderen van de belangstelling voor dorps-, landschaps- en natuurschoon; ook milieukwesties moesten de aandacht krijgen. De nieuwe burgemeester, een wethouder en een raadslid sloten zich bij de nieuwe organisatie, de Vereniging Curtevenne, aan. Zo gingen we rond 1965 enthousiast aan de slag, er was veel te doen! Het eerste dat werd aangepakt was het openstellen van het Oppad. Het Oppad is een eeuwenoud kerkpad door het stille moerasgebied tussen ’s-Graveland-zuid en de Kortenhoefse Dijk. De nieuwe eigenaars hielden het al enige jaren wederrechtelijk afgesloten. Onze bemoeiingen hadden op de lange duur succes. Een ander natuurpad door de plassen, de Lambertskade, vervuild door recreanten, werd door ons met behulp van schoolkinde ren schoongemaakt. Wij plaatsten er in 1969 vuilbakken. Dergelijke schoonmaakacties organiseerden wij overal waar dat nodig was
in de gemeente. En dat jarenlang! Sommige aanwonenden van de ’s-Gravelandse vaart hadden de gewoonte hun huisvuil in de vaart te werpen. Wij ontwierpen folders en affiches, die huis aan huis rondgebracht werden; daarna maakten wij de vaart schoon. De oevers van het Hilversums Kanaal en de eilanden in de Wijde Blik maakten wij met medewerking van de ’Dag Hammersjold’ padvindersgroep schoon. Wij slaagden erin, najaren strijd, het klandestien vuilstorten door enkele bedrijven in het natuurgebied de Kromme Rade te doen stoppen. Met succes bestreden wij een betonwarenfabriek en een stacaravancamping in het natuurgebied van Kortenhoef. Met de bekende autosloperij in Ankeveen konden wij helaas niet tot een aanvaardbare oplossing komen. Vervuilende bedrijven werden door ons gesignaleerd en (soms met succes) onder de aandacht van
Gravure van hel dorp Kortenhoef
.
'f
I
i1-
il
f-l\.-..2v 119
gemeentelijke en provinciale autoriteiten gebracht. Er waren ook totaal andere zaken aan de orde: ongeveer twintig jaar geleden vond op de enig overgebleven ophaalbrug van Ankeveen, de Kooibrug, een dodelijk ongeval plaats. Het contragewicht stortte neer op een passerende vrachtauto. De brug bleek totaal verwaarloosd! Daarna sloopte men de bovenbouw. Nu staat hij er nog steeds zo bij. De schrik zat er bij de gemeentelijke authoriteiten goed in. In Kortenhoef waren de Graversbrug en de Kattenbrug ook in slechte staat van onderhoud. Uit voorzorg werd bij deze bruggen ook de hele houten bovenbouw verwijderd. De drie ophaalbrug gen vormden een karakteristiek element van het historische dorpsschoon. Het gevaar was niet denkbeeldig dat ook de Kortenhoefse bruggen door vaste betonnen bruggen vervangen zouden worden, met als argument:
goedkoper, minder onderhoud, minder belemmering voor het verkeer. Wij wisten echter B&W op het spoor te zetten van drie goede, bruikbare, ophaalbruggen in Nigtevecht, die in 1970 voor weinig geld beschikbaar kwamen. Twee ervan sieren al weer jaren Kortenhoef, de derde heeft de, inmiddels ook al bezweken, Noordersluis ophaalbrug in ’s-Graveland vervangen. Op het ogenblik werkt Curtevenne aan het vinden van een oplossing om de Kooibrug weer in het dorpsbeeld te doen terugkeren. De 'Kerkdobber’ is een verhaal apart. In het begin van deze eeuw spiegelde het oude N.H. kerkje van Kortenhoef zich in een fraaie waterpartij, de ’Kerkdobber’ genaamd. Gelei delijk aan groeide dit water dicht. Na de oorlog stortten buurtbewoners overtollig huisraad en grofvuil in dat moeras. In overleg met de eigenaar lieten wij de dobber leeghalen en uitbaggeren (1971). Het karwij
Piassengezicht
v: i v «Ir C
< ;> •<
mA s
120
werd geheel door de Vereniging bekostigd. Nu is het weer een heel mooie plek, waar niemand vuil stort.
mentenlijst tot stand. Inmiddels waren al enkele oude panden onder de slopershamer gevallen.
In onze ogen schoot de gemeente tekort waar het de aanplant van boomgroepen langs wegen en vaarten betrof. Daarom maakte Curtevenne zelf een beplantingsplan en bood dat in 1980 de gemeente aan. Toen de uitvoering ervan uitbleef boden wij aan een gedeelte ervan zelf aan te planten. Weer schakelden wij de scholen in. De gemeente groef de plantgaten en Curtevenne betaalde de bomen. Zo kwam de eerste boomplantdag tot stand. Het werd een succes, de bomen langs de Parklaan hebben al een indrukwek kende hoogte gekregen. Sindsdien wordt er in grote harmonie met de gemeente doorge werkt, nu op de Nationale Boomplantdag, zodat honderden nieuwe bomen en struiken onze dorpen sieren. Ook hebben wij het knotten van verwaarloosde knotwilgen aan gepakt. Met een gedeelte van de gekapte wilgenstaken zorgen wij voor een passende aanvulling van het wilgen bestand.
De gemeente had in Ankeveen en Kortenhoef drie antieke totaal verkrotte behuizingen in bezit. Het lag in de bedoeling dat de Ankeveense plaats zou maken voor een groenvoorziening en de twee Kortenhoefse voor een parkeerterrein, nadat er voor de bewoners een ander onderkomen gevonden zou zijn. Wij drongen jarenlang op restaura tie aan. Burgemeester P.J.M. van de Walle zag slechts één mogelijkheid: ze zouden in handen moeten komen van een op te richten stichting, immers een stichting zou de nodige subsidies van Rijk, Provincie en Gemeente kunnen verwerven. Zo kwam in 1976 de Curtevenne Stichting tot stand, een kind van de Vereniging zou men kunnen zeggen! De gemeente Kortenhoef verkocht de ’huisjes Boomkens’ aan de Stichting. In Ankeveen stak de dorpspolitiek een spaak in het wiel. De gemeenteraad keurde de verkoop af. Inmiddels werd het aardige dorpshuisje afgebroken en vervangen door weinig zeggende nieuwbouw. Het heeft nog veel voeten in aarde gehad eer de Curtevenne Stichting alle problemen in verband met de restauratie van de ’Huisjes Boomkes’ had opgelost. Op 17 oktober 1980 was het zover! De heer R.J. de Wit, commissaris der Koningin in Noordholland kon de sleutels overhandigen aan de oorspronkelijke bewoners. Komt U maar eens naar het resultaat kijken. Als U vanaf de brug over het Hilversums Kanaal Kortenhoef in komt ziet U eerst links een zitje rondom de Vrijheidsboom, een schenking van Curtevenne, iets verder aan dezelfde kant de ’Huisjes Boomkes’ onder een rieten kap met lei-linden ervoor, tegenover het kerkje en de Kerkdobber.
In Ankeveen werd het historische Rechthuis fraai gerestaureerd (1968). Het erf bleef nog jarenlang een troep, waar door vernielzucht een paar statige bomen sneuvelden, terwijl een directiekeet het gezicht op Ankeveens belangrijkste monument ontnam. Ten lange leste had ons aandringen op verbetering van deze situatie succes. Curtevenne droeg positief bij door het schenken en planten van vijf lei-linden, die het er heel goed doen. Voor de enige overgebleven theekoepel in Ankeveen hebben wij sinds 1974 strijd geleverd. In 1980 nam een groep Ankeveners, met een financiële bijdrage van onze Vereniging, zelf de restauratie ter hand. De bedreiging van karakteristieke oude panden in onze dorpen, door sloop of modernisering, zette ons ertoe aan een monumentenlijst samen te stellen waarbij wij ook beschermde dorpsgezichten betrokken (1968). Najaren aandringen bij de Rijks dienst voor de Monumentenzorg en bij de Gemeente kwam er een bescheiden monu
Vrijwel alle panden in de gemeente ’s-Graveland, die historische of voor het dorp karakteristieke waarde hebben, heeft de Stichting laten fotograferen. Deze indruk wekkende documentatie in vijf banden werd aangeboden aan de gemeente in 1983. De 121
■ 1 1 De gerestaureerde huisjes tegenover de oude kerk van Kortenhoef.
architectonische beschrijving en de waardebe paling van elk object ontbreken nog, een zaak die de krachten van de Curtevenne Stichting te boven gaat. Een dringende zaak voor de gemeente ’s-Graveland! Dankzij onze goede kontakten met het onderwijs in de begintijd van Curtevenne ontdekten wij dat de kennis van de geschiedenis van onze dorpen en van de flora en fauna bij sommigen zeer gering was. Daarom organiseerden wij een aantal avon den met lezingen voor leerkrachten. Voor onze leden, in het begin ca. 40, nu ruim 120, gaven wij een serie van drukbezochte avonden, waar ook belangstellende dorpsge noten welkom waren. De sprekers kwamen meest uit eigen kring, maar voor speciale onderwerpen werden deskundigen van elders aangetrokken. De boottochten door het ’s-Gravelandse
natuurgebied zijn dankzij de medewerking van ’Natuurmonumenten’ een traditie gewor den voor onze leden. Niet alleen met ’Natuurmonumenten’ maar ook met de ’Vecht-Plassen Commissie’ en de Bond Heemschut, hebben wij vruchtbare kontakten. Vanzelfsprekend is dit relaas niet volledig. Het,bestuur zowel van de Vereniging als van de Stichting Curtevenne heeft zich steeds met elan opgeworpen voor de talloze vraagstuk ken. In de loop der tijd is zeer veel waardevolle ervaring opgedaan, die ook in de toekomst noodzakelijk zal blijven. Wij kunnen met voldoening vaststellen dat het gemeentebestuur van ’s-Graveland ons in zeer veel zaken welwillend tegemoet is gekomen, daarvoor zijn wij zeer erkentelijk en dat geeft ons de moed op de ingeslagen weg door te gaan.
122
Historische kring ’In de Gloriosa’ M. van Ee Alles heeft zijn eigen historie, zo ook de historische kring van Ankeveen, ’s-Graveland en Kortenhoef. Wanneer je iets over de historie van je eigen omgeving wilt weten zijn er de bekende mogelijkheden als: bibliotheken, archieven, etc. Dan zijn er ook nog de historisch geïnteresseerde dorpsbewoners. Het is natuurlijk veel beter wanneer je dit alles bij elkaar kunt brengen en een historische vereniging opricht. Met dit doel voor ogen schreef ik in 1981 een brief aan de gemeenteraad van ’s-Graveland. Hierdoor probeerde ik de aandacht te vestigen op de historische waarde van de drie dorpen Ankeveen, ’s-Graveland en Kortenhoef, die sinds 1966 samen de gemeente ’s-Graveland vormen. Tevens wilde ik weten of er een bereidheid bestond een historische vereni ging te steunen door het beschikbaar stellen van een ruimte en een eventuele subsidie. De gemeenteraad verzocht vervolgens wethouder R. Wielsma het initiatief te nemen tot het samenbrengen van een groep belangstellen den in de plaatselijke historie. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat de gemeente ’s-Graveland via een advertentie in het plaatselijke advertentieblad ’Wie, Wat, Waar’ in contact wenste te komen met historisch geïnteresserden. Daarop volgde een aantal vergaderingen met het doel te komen tot de oprichting van een historische vereniging. Uiteindelijk werd besloten deze vereniging op te richten met als naam: Historische Kring 'In de Gloriosa’. In die naam wilden wij iets plaatselijks, iets oorspronkelijks uitdrukken. De Gloriosa is een in het verleden in ’s-Graveland gekweekte bloem.1) De vereniging In de Gloriosa stelt zich ten doel voorwerpen, afbeeldingen en archivalia die betrekking hebben op de historie Van de
dorpen Ankeveen, ’s-Graveland en Korten hoef te verzamelen, te archiveren, de belangstelling daarvoor te bevorderen en ze ten toon te stellen. Om het laatste kracht bij te zetten, organiseerden we op 2 oktober 1982 een ’open dag’ in het dorpshuis De Dobber te Kortenhoef. Deze tentoonstelling werd een groot succes, met ongeveer driehonderd bezoekers op één dag! In het voorjaar van 1983 werd de Historische Kring uitgenodigd door de stichting Kunst aan de dijk om deel te nemen aan een tentoonstelling welke zou worden gehouden van 20 t/m 25 juni 1983. Deze tentoonstelling was voor beide organisaties zeer geslaagd. Het uitgeven van een kalender voor 1984 met tekeningen van historische interessante plek jes uit de gemeente ’s-Graveland bleek enorm aan te slaan. De historische kring is van plan elk jaar een kalender uit te geven! Sinds kort kan In de Gloriosa beschikken over de helft van het Lambertushuis aan de Kerklaan te Kortenhoef. Hier kan de Historische Kring beginnen met het bij elkaar brengen van de diverse gegevens, materialen en hopelijk ook geïnteresseerden. In de hoop dat de historische kring In de Gloriosa nog veel historie mag maken, sluit ik hierbij deze historie af. NOOT 1)
123
Een 's-Gravelandse tuinbaas bezat enkele gloriosabollen, schonk ze voor de proeftuin-kassen op Boekesteyn, toen een research-bedrijf van Philips en dat gaf aanleiding tot het intensief kweken en exporteren van de bloem. Ook dat is verleden tijd. Maar moge nu de vereniging bloeien!
Het wapen van ’s-Graveland van edele trapgans, via zwaan tot boerentrien W.K. Kraak Het octrooi waarin de Staten van Holland en Westfriesland aan de Hoofdingelanden, Schout en Gerechte van ’s-Graveland toe stemming verlenen, het door hen voorge stelde wapen te voeren, dateert van 12 juli 1641. Op het docum ent1) is een wapen getekend in grijs met een vrij grote, gekroonde, vogel in een blanco veld op een (gras?) grond. De vlektekening op rug en vleugels duidt op een trap. De hals is echter te lang en de poten te kort, bovendien heeft hij vier tenen, waarvan er een naar achteren wijst, terwijl een trapgans drie naar voren gerichte tenen heeft. Met die tekening is dus al iets mis. Toch neem ik voorlopig twee dingen aan: ten eerste dat het de bedoeling was de Grote Trap, (Otis tarda), ook wel ’Trapgans’ geheten te portretteren, een tot de rallen behorende vogel, die in ons land ook wel wilde kalkoen wordt genoemd. Ten tweede dat men in de 17e eeuw en vroeger meer de kans had deze vogel in het vrije veld te zien of als jachtbuit te bemachtigen, dan nu. Paullus Merula (1605) schrijft over de grote trap in ons land: Trapgansen komen over in de Herfst. De velden die sy vele ’tsamen innemen, schijnen mit schapen overdeckt te sijn.2) Die vergelijking met schapen komt in de ornitho logische literatuur vaker voor: juist wanneer men een troep van deze vogels op enige afstand ziet. In het ’Jacht-Bedrijff uit 16363) wordt -merkwaardigerwijs- de Grote Trap samen met twee soorten echte ganzen, de Rotgans en de Brandgans genoemd. Op blz. 67 staat: De Trapgansen () Werden onder d’Edele Vogelen in 't 33e art: van den Placcaete gestelt, en verboden te schieten. De rest van de tekst duidt er op dat de vogel in oudere tijd in het wilde veengebied een broedvogel was, maar als zodanig verloren gegaan. De schrijver
rangschikt hem toen al onder de wintergasten of om het met zijn woorden te zeggen onder de winter-tocht-vogelen. Omtrent de kleuren van het wapen wordt in 1641 niets vermeld. Meer dan een eeuw later deelt de Stads- en dorpsbeschrijver bondig mee over het wapen van ’s-Graveland: een trapgans in zilver.4) Waren de bestaande verwarring over ’trap-’ en andere ganzen plus het feit dat er in het 17e eeuwse document geen sprake is van kleur, er de oorzaak van dat toen het wapen van ’s-Graveland op 26 juni 1816 opnieuw werd geregistreerd en beschreven5) deze luidde: veld van keel (rood), beladen met een trapgans van zilver, gekroond van goud. Uit de begeleidende brief van de burgemeester van ’s-Graveland, d.d. 26 oktober 18156) blijkt dat deze het slecht getekende wapen met het octrooi van 1641 als gegevens had opge stuurd. In de brief is sprake van een trapgans, over kleur wordt niet gerept. Het beest dat toen werd afgebeeld is wonderlijk: de bek is te kort en te dik voor de snavel van een trapgans, hals en lijf lijken op die van een zwaan en er lijken wel zwemvliezen tussen de tenen te zitten. 1641
124
NOTEN 1) Rijksarchief Haarlem, Polderarchief ’s-Graveland nr. 27. 2) P.G.F.P.N. Merula, Placaten ende ordonnancièn op 't stuck van de Wildernissen, 's-Gravenhage, 1605. 3) Jacht-Bedrijff, naar het handschrift in de K.B. te 's-Gravenhage, uit. A.E.H. Swaen, Leiden, 1948. 4) IL. van Ollefen en J.A. Bakker, De Nederlandse Stad-en Dorpbeschrijver, 1795. 5) Hooge Raad van Adel, 's-Gravenhage, folio 130. 6) Hooge Raad van Adel, 's-Gravenhage, folio 29. 7) Hooge Raad van Adel, 20 juli 1967, nr. 10, diploma d.d. sep. 1967.
Hebben de bewoners van ’s-Graveland hun vogel daarna voor een zwaan aangezien? Werd café ”t Swaentje’ daarnaar genoemd? Na de samenvoeging van de dorpen ’s-Graveland, Ankeveen en Kortenhoef tot de gemeente 's-Graveland werd het nieuwste wapen geregistreerd (20 juli 1967). Onze trap is nu een gewone witte gans geworden. De beschrijving van het samengestelde wapen luidt: Een ingebogen, tot de bovenkant van het schild reikende punt van azuur, beladen met een snoek van goud; aan de rechterzijde van de punt in keel een omgewende trapgans van zilver, gekroond van goud; aan de linkerzijde van de punt in zilver een ooievaar van azuur.
125
Actualiteiten Het is belangrijk voor de geschiedschrijving van het Gooi dat het archief van de polder Kortenhoef alsmede het Wegenfonds van Kortenhoef, dat loopt van 1811-1979 en van 1921-1949, geïnventariseerd is door D. Dekema. Mevrouw C.M. Abrahamse, thans werkzaam als archivaris bij de gemeente Hilversum inventariseerde de archieven van de Horstermeerpolder (1612-1980). Bussum
Het landgoed Bantam van ruim 22 hectare is door de Vereniging tot behoud van Natuurmonumen ten gekocht van de gemeente Bussum. Hilversum
Ter gelegenheid van de viering van de vijftigste verjaardag van de oprichting van het Goois Museum werd op 29 maart door de directeur van de Vaart een litho met voorstellingen van Hilversum omstreeks 1882, aangeboden aan wethouden R. Veerman.
Naarden
Van 25 mei tot 3 juni wordt op de zolder van het zeventiende eeuwse stadhuis van Naarden een tentoonstelling gehouden over het dagelijks leven in de Vesting in het verleden. Weesp
Het eeuwenoude fonds van het Burger Weeshuis in Weesp zal subsidie gaan verstrekken aan jeugdactiviteiten. De gemeenteraad, die tevens de regenten benoemt zal moeten beslissen of de toevoeging ’bij voorkeur protestants christelijke’ aan de voorwaarden tot verlening toegevoegd moet worden. Natuur-historisch proefproject
’Vervening in ’s-Graveland, Ankeveen en Korten hoef en Loosdrecht’ was de titel van een proefproject, opgezet door een werkloze onderwij zeres in 1983, dat aan elf scholen werd aangeboden. De opzet is om de jeugd hun woonen leefomgeving beter te leren kennen.
DE GESCHIEDENIS VAN I lETGOOI
Het pinetum Blijdenstein zal in het vervolg iedere tweede zaterdag van de maand opengesteld zijn voor het publiek. Deze schitterende verzameling bomen verdient veel meer bekendheid. Huizen
Op 22 februari werd door het bestuur van de Stad en Lande Stichting de Emil Luden legpenning uitgereikt aan de heer H.P.C. van den Berg. Deze erfgooier heeft grote verdienste op cultureel en historisch gebied. Hij zette zich onder andere in voor het behoud van de panelen, die Eppo Doeve schilderde, van de historie van het Gooi. De foto’s, die van den Berg heeft gemaakt van de Erfgooiers-panelen, die Eppo Doeve in 1971 vervaardigde, zullen in boekvorm worden uitgege ven door C. van Dishoeck met kommentaar van Dr. A.C.J. de Vrankrijker. Muiden
De Muidenaar Dick Schulp is per 1 april 1984 de nieuwe slotbewaarder van het Rijksmuseum Muiderslot. In het Muiderslot zal een tentoonstelling worden georganiseerd over het dagelijks leven in Muiden in de achttiende eeuw. Leraren en studenten van de lerarenopleiding De Vrije Leergangen hebben deze samengesteld uit het materiaal van het gemeente archief dat onlangs verhuisde naar de kazerne.
EN ZIJN ERFGOOIERS 126
Activiteiten van de Vereniging van Vrienden van het Gooi
*Et 6
geldende bestemmingsplan geen bouwbestemming heeft. Met reklamanten zijn G.S. van mening dat de Vechtoever een planologische bescherming verdient. Tussen haakjes het geldende bestem mingsplan dateert van 1953! - verder is het provinciale bestuur niet erg onder de indruk van de klacht van de bouwaanvrager dat hij en zijn gezin zo slecht gehuisvest zijn. G.S. hebben moeten constateren dat het een illegale ligplaats betrof waarvoor geen bewoningsvergunning van provinciezijde was verleend. Zodat G.S. voorshands van oordeel zijn dat niet voldoende redenen aanwezig zijn om te komen tot afgifte van de gevraagde verklaring van geen bezwaar. De bezwaarde aspirant bouwer is prompt in beroep gegaan in het kader van de wet AROB (administratieve rechtspraak overheidsbeschikkin gen). Op 16 februari 1984 werd zijn beroep door een speciale commissie in Haarlem behandeld. Deze zitting leverde een mondelinge herhaling van de schriftelijke argumenten op en belandde verder helaas in een wat emotionele sfeer. De vertegen woordiger van de Provinciale Planologische Dienst raakte echter niet ontroerd en bleef de houding van B&W van Weesp, die herhaaldelijk van provinciezijde op hun nalatigheid gewezen waren, de hoofdoorzaak van alle narigheden vinden. Dit geval speelt zich natuurlijk buiten het Gooi af. Maar een gedrag als dat van het gemeentebestuur van Weesp staat helaas niet alleen. Vandaar dat wij niet zonder enige spanning afwachten hoe de beslissing van G.S., na ontvangst van het advies van de AROB commissie, zal uitvallen.
1. Tijdschrift TVE/VVG Onder verwijzing naar de notulen van de laatste ledenvergadering, afgedrukt in het vorige nummer van dit tijdschrift, berichten wij dat in januari j.1. beide besturen zich beraden hebben over de cijfers welke toen voor het eerste jaar van de gemeenschappelijke uitgave volledig ter beschik king waren. Het bleek dat de netto kosten over 1983 binnen de begroting gebleven waren en dat voor 1984 de kosten niet of zeker niet meer dan met 5% zouden stijgen. Besloten werd de verwachtingen van leden en donateurs niet teleur te stellen en met de uitgave door te gaan. Intussen is ook over de inkomsten uit de advertenties voldoende zekerheid verkregen. Afgesproken werd dat de totale omvang van de vier nummers aan een limiet gebonden zal zijn en dat de verdeling van de pagina's over de verschillende nummers evenwichtiger zal zijn dan het afgelopen jaar het geval was. Voor het overige zij hier verwezen naar de elders in deze aflevering opgenomen begroting 1984. 2. Zuidelijke Vechtoever te Weesp Sinds het geschrevene in de vorige aflevering van dit tijdschrift kregen wij kennis van de beslissing van G.S. Het blijkt dat dit college het advies van de adjunct- directeur van de P.P.D. heeft gevolgd en in niet mis te verstane bewoordingen de verklaring van geen bezwaar tegen toepassing van artikel 19 W.R.O. aan de gemeente Weesp heeft geweigerd. De motivering is interessant! - in principe is G.S. niet meer bereid medewerking te verlenen aan procedures als de onderhavige, voordat een adequaat bestemmingsplan in proce dure is gebracht. Op aanmaningen daartoe is Weesp niet ingegaan, wat G.S. betreuren, te meer daar de bezwaren van reklamanten zich vooral daartegen richten. - over het aspekt urgentie, een van de kriteria om een anticipatieprocedure te beoordelen, heeft Weesp evenmin wat gezegd. - het provinciale bestuur gaf al eerder te kennen dat het voorshands verdere'verdichting van de aanwezige bebouwing onjuist acht. - in dit verband vindt het provinciale bestuur het van belang dat het nu te bouwen perceel in het
3. Warandepark De asfaltbitumenstort langs de Bergweg te Blaricum is nu geheel opgeruimd. De Verlengde Bergweg is intussen ook aangesloten op de Randweg-Oost (zie vorige aflevering!), maar er bestaat twijfel of dit wel gedaan is in overeenstemming met de aanwijzing van het provinciale bestuur, n.1. binnen het kader van het uitwerkingsplan. Hierover heeft onze vereniging, samen met Leefmilieu en de vereniging Behoud Dorpskarakter Blaricum, in januari j.1. een telegram naar de
127
. i
provincie gestuurd, waarop wij nog geen ant woord hebben gekregen. Evenmin vernamen enige belangstellende leden van de Blaricumse gemeenteraad iets over deze vraag toen zij in de zitting waarin dit onderwerp aan de orde kwam blijk gaven meer te weten dan B&W goed voor hen vond. Onze verbazing over dit hele geval neemt, indien dit nog mogelijk is, toe, en het lijkt er op dat over de Verlengde Bergweg het laatste woord niet gesproken is.
daar dit onderzoek al klaar is en een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is, moet de beslissing van G.S. worden gehandhaafd en dienen de beroepen verder buiten behandeling te blijven. 6. Beheer voormalig surfstrandje Oud-Valkeveen te Naarden
De Vrienden hebben met plezier een suggestie van de Vogelwerkgroep ’Het Gooi e.o.’ ondersteund om het beheer van dit strandje, nu er het komende seizoen niet meer gesurfd zal worden volgens besluit van de Naardense gemeenteraad, aan de Dienst der Domeinen op te dragen, welke dienst ook de strandjes ter weerszijde beheert. De kuststrook Naarden-Huizen zal volgens de plan nen de bestemming natuurgebied krijgen. De gemeenteraad is niet gezwicht voor aandrang van de surfers, maar Domeinen kan het beheer niet aan Staatsbosbeheer overdragen.
4. Bestemmingsplan 'De Weesboom' te Laren
Op 19 januari j.1. vond de hoorzitting plaats ten overstaan van een commissie uit G.S. (zie vorige aflevering). De Vrienden betoogden dat zij slechts op een onderdeel van het bestemmingsplan hadden kunnen ingaan. Dit betrof een wijziging van het oorspronkelijke plan, waarop zij een correctie voorstelden om de ligging van de geplande sportvelden eventueel zo te kunnen veranderen dat een groter stuk bij de eigenlijke enggronden zou kunnen terugkomen. Geheel anders lag de zaak voor de andere reklamanten die gehoopt hadden hun gronden tot bouwterrein bestemd te zien. Nu de gemeente, zo betoogden ze, deze de bestemming agrarisch wil geven, zullen ze schade lijden waarvoor ze eventueel vergoeding zullen vragen. De gemeente heeft onvoldoende de belangen afgewogen en daardoor niet behoorlijk bestuurd. W aar tegen over de gemeente weer stelde dat de behoefte aan woningbouw in de laatste tijd is afgenomen, met welke realiteit rekening gehouden moet worden. Zojuist is de beslissing van G.S. binnen: op een onderdeel na is het bestemmingsplan goedgekeurd. 5. Bestemmingsplan 'Laegieskamp' der gemeente Hilversum
Inderdaad heeft de Raad van State het besluit van G.S. gehandhaafd. Immers zoals uit de laatste aflevering van de vorige jaargang van dit tijdschrift blijkt, had, met uitzondering van de zich terecht tekort gedaan voelende tennissers, eigenlijk niemand bezwaar tegen de beschikking van G.S., slechts tegen de motivering ervan. De Raad van State betoogde dat, gezien de natuurwetenschappelijk en landschappelijke waar den, een onderzoek naar de behoefte aan sportaccommodatie in de omgeving nodig is en een inventarisatie op welke plaatsen in deze behoefte kan worden voorzien noodzakelijk. En
7. De Zandzee te Bussum
Het is een oud verhaal! Op 27 januari j.1. vond de hoorzitting in Haarlem plaats over de rechtmatigheid van de ontheffing van de verordening bescherming bodem en grondwater, welke Bussum verleend heeft aan het tenniscentrum b.v. en aan het Vitus College. De Vrienden betoogden dat het parkeerterrein bij het tenniscentrum in de tussentijd is aangelegd, voordat de ontheffing rechtens van kracht is geworden, immers het beroep loopt nog. Over de controle door de gemeente en het ontbreken in de bepalingen van de ontheffing van iets over meststoffen, welke bij de aanleg van een sportterrein toch zonder twijfel gebruikt zullen worden, werd uitvoerig gepraat, maar de woord voerder van Bussum vond dit allemaal een beetje overdreven. Toch was hij bereid de bepalingen in kwestie wat te verscherpen. Het woord is nu aan G.S. De gang van zaken was en is niet bevredigend. In hoofdzaak ter eigen geruststelling hebben wij een vooraanstaand jurist in milieuzaken gevraagd of er in enig stadium van de affaire een beroep met enige kans op succes ingesteld had kunnen worden. Deze deskundige heeft alle stadia nagegaan - de bouwvergunning, de door de gemeente verleende financiële garantie aan het tenniscentrum, een civiele actie, wat niet al, maar gelooft niet dat er ergens veel brood in gezeten zou hebben. Trouwens een AROB procedure bij de gemeenteraad van Bussum was al op niets uitgelopen. Leefmilieu dat wel doorging naar de
128
voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State kreeg ook daar nul op het rekest. Tenslotte valt moeilijk formeel aan te tonen dat de gemeente de geheel in de privaatrechtelijke sfeer vallende transactie met tennishal en Vitus College in redelijkheid niet had mogen doen. Blijft de nare smaak in de mond van dit soort handelingen welke zeer laat in de openbaarheid komen, waarvoor niet naar redelijke alternatieven blijkt te zijn gezocht en welke slecht passen in een bijna vergeten en in hoofdzaak destijds door G.S. afgekeurd bestemmingsplan!
5. De letters van eventueel andere mogelijke data in volgorde van voorkeur. Uw aanvragen zullen in volgorde van ontvangst worden behandeld. Wij moeten ons de vrijheid voorbehouden om, zoveel mogelijk met inachtneming van de wensen der deelnemers, hen in te delen over het beperkte aantal beschikbare plaatsen per tocht; daarbij moet misschien worden gewisseld of zelfs teleurgesteld. Wij vertrouwen hiertoe gaarne op goed begrip en medewerking. U ontvangt tijdig bericht over definitieve plaatsing. Informatie Mevr. J.B. Mastbergen-Vlasveld, Kon. Emmalaan 11, 1405 CJ Bussum, tel. 33895.
Naardermeertochten 1984
Wandelexcursies voorjaar 1984
Ook dit jaar hebben wij voor leden met hun gezinsleden de traditionele ’Naardermeertochten’ georganiseerd en wel 13 tochten voor in het totaal ca. 300 deelnemers. De data zijn:
Zaterdag 24 maart: Wandeling op Bantam en Schaep en Burgh. Samenkomst bij het toegangshek Bantam aan de Fransche Kampweg. Leider de heer Klein, lid natuurwacht. Vertrek 10.00 uur, duur 2 uur.
A. B. C. D. E. F. G. H. I. J. K. L. M.
datum Maandag Zaterdag Zondag Zaterdag Vrijdag Zondag Donderdag Vrijdag Vrijdag Zondag Zaterdag Zaterdag Zaterdag
30 april 5 mei 13 mei 19 mei 25 mei 27 mei 31 mei 1juni 8 juni lOjuni 23 juni 30 juni 30 juni
pers. 18 18 18 18 18 18 18 18 18 18 18 18 18
Zaterdag 14 april: Wandeling in het Laarderwasmeergebied. Samenkomst bij het toegangshek aan het einde van de Meerweg in Hilversum, achter het gebouw van Philips aan de Kamerlingh Onnesweg. Leiders de heren Klomp en Klein. Vertrek 10.00 uur, duur 2 uur.
afvaart 9.30 uur 10.00 uur 10.00 uur 10.00 uur 19.00 uur 10.00 uur 6.00 uur 19.00 uur 19.00 uur 12.30 uur 16.30 uur 6.00 uur 13.00 uur
De kosten van de tochten bedragen f 10,50 p.p. met eigen vervoer. Bij de bevestiging van uw inschrijving ontvangt u een routebeschrijving naar het Naardermeer. De tocht op het Naardermeer duurt ca. 3 uur en wordt gemaakt in open boten. In verband met de weersgesteldheid zorge men voor passende (warme- en/of regen) kleding. Vergeet ook uw kijker en/of fotoapparaat niet. Mocht u met vervoersproblemen zitten, neemt u dan even contact op met mevrouw Mastbergen.
Zaterdag 5 mei: Wandeling op de landgoederen De Beek en Oud-Bussem. Dit is een aangepaste wandeling voor hen die wat moeilijk ter been zijn of om andere reden een laag tempo hebben. Daarom zullen duur en tempo aan de deelnemers overgelaten worden. Er zullen enige begeleiders zijn. Samenkomst bij de ingang van De Beek aan de Oud-Blaricumse weg en Flevolaan te Naarden. Vertrek 10.00 uur. Graag telefonisch aanmelden 02159 15995 of 33895. Zondag 20 mei: Wandeling door het gebied van de Woensberg en de Warandebergen. Samenkomst bij de begraafplaats aan de Woensbergweg. Vertrek 10.00 uur, duur 2 uur. Voor alle inlichtingen kunt u de heer Kamies bellen, 02159- 15995.
Aanmelden door storting van het verschuldigde bedrag op de Bondsspaarbank voor midden- en oost Nederland te Amersfoort t.g.v. rek. nr. 94.24.20.985 t.n.v. Naardermeertochten Bussum (gironummer van de bank 310031). Op de achterzijde van uw girobiljet s.v.p. duidelijk . vermelden: 1. Naardermeer 2. Uw naam, adres en gironummer indien deze niet op de voorzijde van het formulier vermeld zijn. 3. Aantal personen. 4. De LETTER van de tocht van uw voorkeur.
129
Algemene jaarlijkse ledenvergadering Vereniging van Vrienden van het Gooi U itnodiging tot het bij wonen van de Jaarlijkse ledenvergadering op donderdag 17 mei 1984. ’s avonds 8 uur, in de bourgondische zaal van ’t Spant, Dr. A.Kuyperlaan 3 te Bussum.
beuren heeft altijd een belangrijke plaats in zijn belangstelling ingenomen. Volgens artikel 7 van het H.R. kunnen de leden eveneens kandidaten stellen, mits uiterlijk 48 uur voor de vergadering aangemeld en ondertekend door minstens 5 leden. 10) Rondvraag en sluiting.
Agenda 1) Opening door de voorzitter. Mededelingen en verzoek om dispensatie van artikel 14 van de statuten van de vereniging. 2) Notulen van de ledenvergaderingen van 19 mei en 20 oktober 1983, afgedrukt in de eerste aflevering 1984 van het tijdschrift. 3) Jaarverslag van de secretaris over 1983, hierachter afgedrukt. 4) Rekening en verantwoording door de penning meester. De financiële resultaten van 1983 zijn hierachter afgedrukt. 5) Verslag van de commissie tot het nazien van de boeken, hierachter afgedrukt. Goedkeuring van de jaarrekeningen en décharge van het bestuur voor het geldelijke beleid over 1983. (artikel 12 H.R.). 6) Begroting voor het lopende jaar, hierachter afgedrukt. 7) Benoeming van de commissie tot het nazien der boeken over 1984. 8) Verslag van de secretaris van de natuurwacht over 1983 en over de excursies, hierachter afgedrukt. 9) Bestuursmutaties: Volgens rooster zijn aan de beurt van aftreden Mevrouw M. van Mierop-Kaayk en de heren J.E. Brikkenaar van Dijk, J.P. Dudok van Heel, M.W. Jolles en H.B. van Rijswijk de Jong. De beide eerstgenoemden zijn herkiesbaar, de heren Dudok van Heel en Jolles niet. De heer van Rijswijk de Jong heeft te kennen gegeven zich niet meer herkiesbaar te willen stellen. Het bestuur stelt voor Mevrouw van Mierop en de heer Brikkenaar van Dijk te herbenoemen en in de overige vacatures voorlopig slechts gedeeltelijk te voorzien door de benoeming van de heer H. Starink. De heer Starink, geboren 1920 en wonende te Hilversum, diende als beroepsofficier bij de Kon. Marine tot zijn pensionering in 1970. Daarna vestigde hij zich in Hilversum en was tot 1979 werkzaam als directeur personeelszaken bij een scheepvaartbedrijf in Amsterdam. Het natuurge
Pauze Na de pauze zal de heer A. Stork te Weesp, voorzitter van de Commissie voor de Vecht en het Oostelijk en Westelijk Plassengebied, zijn visie op het in herziening zijnde streekplan voor het Gooi en de Vechtstreek geven, waarna discussie mogelijk zal zijn. Het bestuur wekt de leden op om in grote getale de vergadering te bezoeken. Immers, gezien het grote belang van het komende streekplan voor het Gooi en de Vechtstreek kunt U, door te doen blijken dat U zich daarvan bewust bent, nog een duit in het zakje doen en op die manier invloed in de door onze vereniging gewenste zin uitoefenen. Komt dus ter vergadering! Jaarverslag van de secretaris over 1983 Een van de belangrijkste onderwerpen welke in dit jaar de aandacht van het bestuur vroegen was de herziening van het streekplan voor het Gooi en de Vechtstreek. Na de herziening van 1972 was het opnieuw aan herziening toe, daar gebleken was dat, als gevolg van ontwikkelingen, het streekplan nog slechts beperkt zijn functie als beleidsplan, integratie- en toetsingskader kon vervullen. Bij deze herziening zal echter de intentie van het streekplan zoals vastgesteld in het hoofduitgangs punt niet ter discussie worden gesteld. Dit hoofduitgangspunt is het streven het huidige karakter van het Gooi zoveel mogelijk te bewaren, onder erkenning echter van de functie van woonen werkgebied. Nu kan men zich afvragen of in de nota Mogelijke Ontwikkelings-Richtingen van april 1983 dit hoofduitgangspunt voldoende centraal staat, daar een aantal daaraan tegenstrijdige ontwikkelingen toch weer aan de orde gesteld wordt, dus die
130
kennelijk als mogelijkheden worden gezien. Deze nota heeft een vaag en voorlopig karakter en dus moesten wij ons in onze reactie beperken tot het met nadruk vestigen van de aandacht op het hoofduitgangspunt, terwijl wij verder onze vrees uitten dat ondanks alle goede bedoelingen de verstening van het Gooi zou voortgaan zoals deze al jaar en dag voortgang vindt! Op de in de tweede helft van het jaar gehouden hoorzittingen hebben wij ons standpunt mondeling nader toegelicht. Nu, voorjaar 1984, is het provinciale bestuur bezig het ontwerpstreekplan öp te stellen, en dit leek ons het goede moment nog een duidelijke kreet van het gooise naar het kennemerse te zenden. M aar dat hoort al tot na het verslagjaar. Misschien dat U als dit verslag ter jaarvergadering aan de orde komt hierover meer weet! Over de ontwikkelingen op het stuk van de ruimtelijke ordening heeft U regelmatig in ons tijdschrift kunnen lezen. Met even grote regelmaat komen dezelfde onderwerpen, maar in opeenvol gende stadia, aan de orde, en dit zal het verhaal wel wat eentonig gemaakt hebben. Dit is niet de schuld van Uw secretaris, maar toont hoezeer de voortdurende aandacht van het bestuur nodig is. Dat de rubriek ’activiteiten’ inderdaad zo regelmatig de leden kon bereiken is te danken aan het in 1982 door de ledenvergadering genomen besluit het jaar 1983 te besteden aan een proef om, samen met de stichting Tussen Vecht en Eem, het tijdschrift van die stichting gezamenlijk uit te geven, en dat in wat uitgebreider vorm. Volgens de gehouden enquête en ook afgemeten aan op andere manier ontvangen reacties is de proef geslaagd, zodat de besturen van onze vereniging en van de stichting T.V.E. besloten hebben de samenwerking in het tijdschrift voort te zetten. Wel zal op de financiële gevolgen nauwlettend moeten worden toegezien, opdat de zaak niet uit de hand loopt, maar voorzover nu vooruit gezien kan worden zal dat mogelijk blijken. Een gevolg dat wij betreuren is dat de samenwerking met Drukkerij Molenaar in Hui zen, welke gedurende een reeks van jaren de uitgave van het toch door enkelen nog betreurde Bulletin verzorgde, verbroken moest worden, al blijft deze firma het overige drukwerk van de vereniging uitvoeren. In de jaarlijkse ledenvergadering van 19 mei 1983 trad de heer H.W.E. Dieperink als voorzitter der vereniging af. In zijn plaats werd de heer J.E. Brikkenaar van Dijk gekozen. In dezelfde vergadering werden twee nieuwe bestuursleden
gekozen, de heren Van Goudoever en Nugteren, waarmee de samenstelling van het bestuur op het statutaire maximum van 10 kwam. Het bestuur vergaderde naar gebruik één keer per maand, terwijl soms een lid van de Raad van Advies de bespreking geheel of gedeeltelijk bijwoonde. Een enkele maal deden wij een beroep op leden van de adviesraad om de vereniging te vertegenwoordigen. Onze contacten met het provinciale bestuur van Noord-Holland, met besturen van gooise gemeen ten en met het Goois Natuur Reservaat bleven beperkt, maar waren altijd prettig en nuttig. Het is jammer dat het G.N.R. niet aan de financiële malaise ontkomt. Het gevolg zou immers kunnen zijn dat de activiteiten van de stichting ingekrompen zouden moeten worden, en dit juist in een tijd dat een efficiënte beheerspolitiek met het oog op de steeds meer bedreigde heidevelden nodiger dat ooit is. Het aantal leden bedroeg aan het einde van het verslagjaar 4264, zodat van een echte groei van de vereniging wat leden betreft niet gesproken kan worden. Hierbij kunnen twee dingen opgemerkt worden. De contributieverhoging waartoe in de ledenvergadering van 19 mei 1983 werd besloten zal een invloed hebben gehad. Hoe bescheiden deze verhoging ook was - van een minimum van f 10,- per jaar naar f 15,- - in deze tijd heeft hij een rol gespeeld. Aan de andere kant heeft het bestuur de indruk dat het grotere prestige van het tijdschrift ledenwervend werkt. Kennelijk wordt een bedrag van f 15,- per jaar voor een kwartaaluitgave als de onze een koopje geacht. En terecht! En weer anderen willen zowel van T.V.E. als van de Vrienden lid zijn, met de uitdrukkelijke afspraak dat ze maar één exemplaar per keer ontvangen. Dit brengt mij dan op een laatste opmerking als secretaris van uw vereniging. Behalve een kleine groep getrouwen die ook iedere keer weer de vergaderingen bezoekt of van de excursies profiteert zijn de leden onzichtbaar en onhoor baar. Dat zij ze gegund, maar aan de andere kant zou het leuk en tevens vruchtbaar zijn als wat meer van hun ideeën en verlangens het bestuur bereikte. Dat hiertoe het nu periodiek verschijnende tijdschrift een uitstekend forum zou zijn is buiten kijf. Als dit zou gebeuren, hoe bescheiden het begin ook mag zijn, dan zou er misschien een iets meer levende vereniging kunnen groeien die over een wat breder front actief zou zijn. Tot voordeel van de Gooivrienden en van - en daar gaat het tenslotte om - tot voordeel van ons Gooi zelf!
131
Jaarverslag over 1983 van de Gooise Natuurwacht
De verslagen over afgelopen jaren zouden, met slechts kleine veranderingen, ook voor dit jaar kunnen dienen. Misschien dan alleen met dit verschil dat het soms lijkt of er een categorie bezoekers van de gooise natuur is die eerder minder dan meer discipline aan den dag legt. Wij proberen hen altijd op de ongewenste konsekwenties van hun gedrag te wijzen, waarbij vaak blijkt dat meer begrip en kennis van de natuur een goede uitwerking heeft. Zorgwekkend ronduit is het toenemen van het aantal loslopende honden. Men komt ze tegen woordig letterlijk overal tegen, niet alleen op bepaalde concentratiepunten zoals vroeger. De sporen van slijtage op de hei en ook in het bos nemen toe, en het zou goed zijn als het G.N.R. hieraan wat meer paal en perk zou kunnen stellen. Ook meer en betere rustgebieden voor het wild, afsluiting van overbodige paadjes en duidelijke bebording van natuurterreinen blijven nog onver vulde wensen. Verschillende leden van de natuurwacht verzorg den stands op gelegenheden als de Gooilandshow in de Expohal in Hilversum, de Bijen-markt in Bussum en de Herfstflora in Singer in Laren. De wandelexcursies waren ook in het afgelopen jaar weer erg in trek, om van de roeitochten op de Naardermeer maar niet te spreken. Deze vaar tochten verheugen zich bij voortduring in een grote belangstelling. De vereniging van Vrienden is Natuurmonumenten tot veel dank verplicht dat zij deze tochten ieder jaar weer mag organiseren tot vreugde van talloze leden! J. Kamies, secretaris.
Opbergcassettes voor jaargangen Tijdschrift TVE/VVG De firma Jalema te Reuven (L.) importeert Bantexcassettes die geschikt zijn om er drie jaargangen in op te bergen. Ze zijn verkrijgbaar in verschillende kleuren en hebben een etiketvenster voor het aangeven van de jaargangen. De maat is 26.5 x 18.8 cm., maat tijdschrift 23 x 15.9 cm. De prijs zal ongeveer f6,75 bedragen. De firma Schaaf, Vaartweg 1 in Hilversum kan ze op bestelling leveren.
132
Financieel Verslag over 1983 V.V.G. Balans per 31 december 1983 Passiva
Activa v o o ru ito n tv a n g e n
b o n d s s p a a r b a n k H ’s u m
k a p i t a a l p e r 1 .1 .1 9 8 3 1 3 .8 0 8 ,7 9
e f f e c te n
4 7 .6 7 9 ,—
f 6 0 .6 2 0 , 3 7
a f: k o e r s v e r l i e s e f f e c te n
1 .5 7 0 ,4 0
S a ld o p o s tg iro
f 2 9 .8 3 6 ,5 0
c o n tr ib u tie s 1984
f 2 1 .3 1 6 ,4 5
s a ld i b o n d s s p a a rb a n k L a re n
8 2 7 ,—
p e r 3 1 .1 2 .1 9 8 3
f 5 9 .7 9 3 , 3 7
P .T .T . d e p o s ito i / z p o s ta le d ie n s te n
b ij:
1 .0 0 0 —
n ie t b e n o d i g d e
g o o ib o e k v o o r r a a d 177 e x e m p la re n g o o ik a a rte n
p .m .
p o s te rs
p .m .
5 0 6 .—
k o e r s r e s e r v e e f f e c te n
4 .0 0 0 —
f 6 0 .2 9 9 ,3 7 b ij: v rijg e v a lle n re s e rv e 2 .2 5 0 .—
g o o ib o e k
1 6 2 .5 4 9 ,3 7 a f: n a d e lig s a ld o 1 1 .0 1 1 ,2 3
e x p l. r e k . 1983
f 5 1 .5 3 8 .1 4
Exploitatierekening 1983. Lasten begroting f 1 8 .0 0 0 —
-- ,--
s e c re ta ria a t
4 2 .0 0 0 ,—
V .V .G . e n T .V .E . 1983 v e r g a d e rin g e n
1.000,—
re p r e s e n ta tie
700 —
300 —
7 .0 0 0 — 1 4 .5 0 0 ,—
resultaat c o n trib u tie r e n te b a n k , e ffe c te n , g ir o g o o ik a a r te n e n p o s te rs n a d e lig s a ld o 1983
f 5 0 .8 8 5 , 5 5 6 .1 1 5 ,7 1 1 2 5 ,— 1 1 .0 1 1 .2 3
3 8 .0 4 9 ,1 9 2 .1 5 9 ,7 4 7 5 3 ,7 0
n a tu u rw a c h t g o o is n a t u u r re s e r v a a t
8 5 3 ,9 0 3 .0 2 1 ,1 0 6 2 2 ,—
p ro p ag an d a
1 .4 8 7 ,9 9
1 .5 0 0 .—
e x c u rs ie s
1 .5 8 6 ,4 8
a fre k e n in g g o o ib o e k
1 .3 2 5 ,8 5
f 7 1 .5 0 0 ,—
p .m .
3 .9 6 3 ,7 3
1.000 —
2 .5 0 0 —
f8 9 .3 7 4 ,6 4
lid m a a ts c h a p p e n en d o n a tie s
2 .5 0 0 —
f 5 0 .0 0 0 ,—
f 1 3 .0 2 2 ,7 0
b u lle tin & p o r to k o s te n
2 .0 0 0 ,—
5 .0 0 0 ,—
Baten begroting
resultaat
p o r to k o s te n 4 e b u lle tin V .V .G . 1982
3 .0 0 0 ,—
re s . v o o r a lg .d o e le in d . T o ta a l
f 8 9 .3 7 4 ,6 4
T o ta a l
5 1 .5 3 8 ,1 4
k o e rs r e s .e f f e c te n
b a n k k o s te n e n re n te
3 0 2 ,9 6
a a n k o o p g o o ik a a rte n
460 —
R .I .N . i / z m ilie u b e s c h e r m in g z a n d z e e te b u s s u m
3 9 4 ,4 0
W .A .- v e r z e k e r in g
1 3 3 ,7 5
T o ta a l
f 7 1 .5 0 0 ,—
f 6 8 .1 3 7 ,4 9
133
f 6 8 .1 3 7 ,4 9
Specificatie effekten per 31.12. 1983
nom. nom. nom. nom. nom. nom.
14.000 10.000 10.000 4.000 2.000 5.000
11 % Kap.Alg.Bank Ned. 82.83 9‘/2 % B.N.G. 1976/87 8 % B.N.G. 1977/83 8 % Nederland 1976/87 9‘/2 % Nederland 1976/86 12‘/2 % Ned.Ontwikk.Bank 81-87/96
a a a a a a
108,20 104,80 100,90 98,80 102,70 119,10
Totaal
f 15.148,— 10.480,— 10.090,— 3.952,— 2.054,— 5.955,— f47.679,—
Verslag van de verificatiecommissie over 1983
Ondergetekenden, D.L. Eekhof, wonende te Bussum, H.E. Toet, wonende te Hilversum en H.J. Loggere, wonende te Blaricum, benoemd als leden van de Commissie tot het nazien van de jaarstukken over 1983 van de Vrienden van het Gooi, hebben op 20 maart 1984 met de penningmeester van de Vereniging de bedoelde stukken doorgenomen. De balansen de exploitatierekening gaven respectievelijk een kapitaal van f51.538,14 per 31 december 1983 en een nadelig saldo van f 11.011,23 over 1983. Zij adviseren de algemene ledenvergadering genoemde jaarstukken goed te keuren en de penningmeester te dechargeren voor het gevoerde beheer over het jaar 1983. Hilversum, maart 1983. (w.g.) D.L. Eekhof, H.E. Toet, H.J. Loggere, Begroting 1984 Lasten
1984
(1983)
secretariaat tijdschrift V.V.G./T.V.E. portokosten tijdschrift vergaderingen lidmaatsch. & donatie propaganda en representatie natuurwacht goois natuurreserv. excursies bankkosten en rente w.a.-verzekering onvoorzien
f 15.000,— 35.000,— 7.000,— 2.000— 1.000—
(f 18.000,—) (f42.000,—)
Totaal
f69.000,—
(f 2.000,—) (f 700,—)
Baten
1984
(1983)
contributies rente effecten, bank, giro nadelig saldo 1984
f62.000,—
(f50.000,—)
6.000 —
(f 7.000,—) (f 14.500,—)
Totaal
f69.000 —
1. 000, —
2.000,— (f 2.000,—) 2.000,— (f 2.500,—) 600,— (f 300,— ) 1.500,— (f 1.500,—) 250,— 150 — 2.500,— (f 2.500.— ) f71.500,—
(f71.500,—)
Toelichting op de begroting 1984
Ten opzichte van de Begroting 1983 mag worden opgemerkt dat het voor dat jaar begrote nadelige saldo ad f 14.500,wat lager is uitgevallen. Het kapitaal uwer vereniging daalde in het afgelopen jaar met circa f 9.000,- (van f 60.000,- tot f51.500,-). Hieraan mag echter worden toegevoegd dat in de cijfers over het jaar 1983 een bedrag ad. ± f 4.000,- aan nagekomen portikosten over 1982 diende te worden verwerkt. Alle overlopende posten per 31 december 1983 werden in de Balans per 31 december 1983 verwerkt. Op grond van het bovenstaande volgt de Begroting van 1984 het normale patroon van de uitgaven. Daarnaast mag, als gevolg van de per 1januari 1984 doorgevoerde verhoging van de minimum'contributie tot f 15,- per jaar, worden verwacht dat de door uw bestuur voor 1982 en 1983 geaccepteerde teruggang van ons kapitaal vanaf dit jaar vrijwel tot het verleden zal behoren, terwijl aan onze leden thans een aanzienlijk beter tijdschrift kan worden gepresenteerd dan vóór 1983 het geval was. J.G. Oost Lievense, Penningmeester.
134
TVE-Activiteiten Cursus Gooise Historie 1984/'85 Zelf op zoek naar de geschiedenis van de regio
De Stichting Tussen Vecht en Eem’ heeft onder andere tot doel het bevorderen van de belangstel ling voor en de kennis van onze regio in historisch perspectief. Hiervoor bestaat een grote en groeiende interesse. Toch valt er bij vele enige aarzeling te bespeuren om met die belangstelling wat te gaan doen. Om hierbij te helpen organiseert TVE ook in het seizoen 1984/85 weereen cursus ’Gooise Historie’, waarbij door deskundigen de weg wordt gewezen om zelf op zoek te gaan naar de geschiedenis van de regio. Een belangrijk onderdeel van de cursus vormt het meewerken aan een bescheiden onderzoekje. Met hulp van de cursus-leiding kunt u in werkgroepjes een zelf gekozen onderwerp uitdiepen. De cursus is bedoeld voor een ieder die geïnte resseerd is in: Ankeveen, Baarn, Blaricum, Bussum, Eemnes, ’s-Graveland, Hilversum, Hui zen, Kortenhoef, Laren. Loosdrecht, Muiden, Muiderberg, Naarden, Nederhorst den Berg en Weesp. De bijeenkomsten vinden steeds plaats op zaterdagmorgen, van 9.30 tot 12.30 uur. Het programma ziet er als volgt uit: sept. 1984 ’Op zoek naar de Gooise historie’; door: Dr. A.C.J. de Vrankrijker; plaats: Naarden okt. 1984 ’Gooise literatuur, prenten en kaarten’; door: E.E. van Mensch; plaats: De Vaart, Hilversum nov. 1984 ’Gooise archieven’; door: Mr. W.G.M. Cerutti; plaats: Weesp jan. 1985 ’Oud Schrift’; door: I.M.H. Kemperman-Wilke; plaats: Muiden febr. 1985 ’Lokaal historisch onderzoek, een voorbeeld’; door: J.V.M. Out; plaats: Eemnes april 1985 ’Evaluatie - Hoe nu verder?’; door: J.V.M. Out, Mr. W.G.M. Cerutti, H.E.W. Kwak; plaats: De Vaart, Hilversum Het aantal deelnemers dat aan de cursus kan
135
meedoen is niet onbeperkt. Aanmeldingen worden in volgorde van binnenkomst behandeld. U kunt zich opgeven door de bij dit nummer gevoegde antwoordkaart in te zenden, uiterlijk vóór medio juni. Desgewenst kunt u ook eerst nadere informatie vragen en wel telefonisch bij H.E.W. Kwak, (na. 19.30 uur) 02159-35692. De kosten van de gehele cursus, inclusief cursusmateriaal, bedragen f 27,50. U gelieve dit bedrag over te maken op de girorekening van TVE te Laren, nr. 3892084 onder vermelding van ’Cursus Gooise Historie’ 1984/85. Na ontvangst van betaling kunt u eind augustus het eerste cursusmateriaal tegemoet zien. Vliegtocht boven het Gooi
De door de Activiteitencommissie op 10 maart jl. georganiseerde vliegtochten boven het Gooi, bleken erg gewaardeerd te worden. Ruim 50 deelnemers gingen na een deskundige toelichting en gewapend met kaartmateriaal de lucht in.
Stichting ’Tussen Vecht en Eem’ Uitnodiging voor de Jaardag - 1 9 mei 1984 ’s-Graveland, Ankeveen, Kortenhoef Aan: - donateurs van TVE - leden van de Vereniging van Vrienden van het Gooi - leden/donateurs van binnen TVE samenwerkende organisaties - leden van het algemeen bestuur van TVE - overige belangstellenden De jaardag vormt ieder jaar weer een hoogtepunt in de activiteiten van TVE. Op die dag kunnen contacten met vele organisaties worden gelegd of verstevigd en kunnen mensen die in het Gooi en de Vechtstreek geïnteresseerd zijn, elkaar ontmoeten. Die dag presenteert TVE zich aan een ruim publiek en laat zien dat het de moeite waard is donateur van TVE te zijn of te worden. Dit jaar wordt de Jaardag gehouden in ’s-Graveland, Ankeveen en Kortenhoef en wel op zaterdag 19 mei. Er is een aantrekkelijk programma dat u hieronder afgedrukt ziet. De Jaardag is voor iedereen toegankelijk; ook niet-donateurs zijn welkom. Wij hopen u allen op 19 mei in ’s-Graveland te kunnen begroeten. Mr. D.C.J. Bakker, secretaris TVE
Programma Jaardag 9.30: 10.00: 10.05: 10.20: 10.25: 11.00: 11.20:
ontvangst met koffie in de NH-kerk, Noordereinde, ’s-Graveland opening door burgemeester P.J.M. van de Walle inleiding door de commissaris van de koningin drs. R.J. de Wit goedkeuring jaarrekening 1983 en begroting 1984 van TVE inleiding door J. Daams over het landschap en zijn ontwikkeling in de drie dorpen film van Evert Boeve over het Kortenhoefs turf- en veenbedrijf korte voordrachten van enkele historische kringen over de bijdrage die lokale en regionale historische en aanverwante organisaties kunnen leveren op het gebied van cultuur- en natuurbehoud 12.15- aperitief en lunch in de NH-kerk, verzorgd door de Historische Kring ’In de gloriosa’; 14.00: o.a. met ’s-Gravelandse jevener, Kortenhoefse paling en Ankeveense geitenkaas. Tijdens gedeelten van het ochtend-programma zal Ds. Fossen improviseren op het Batz-orgel.
Middagprogramma Er zijn twee keuze-programma’s: 14.00: start vanaf NH-kerk, ’s-Graveland; wandeling met toelichting door A. Stork naar Hilverbeek; vervolgens bezoek aan het Lambertushuis, Kerklaan 42, waar ’In de gloriosa’ zich zal presenteren. 14.00: inleiding door P. Honig in het Rechthuis te Ankeveen over de Ankeveense plassen, gevolgd door wandeling naar en boottocht over de Stichts-Ankeveense plas. ’s Middags is ook de collectie voorwerpen mbt. het turf- en veenbedrijf, bijeengebracht door de heer Van Asselt te bezichtigen; adres: Kortenhoefsedijk 47, Kortenhoef. Aan de Jaardag - die voor iedereen toegankelijk is, ook niet-donateurs zijn welkom - zijn geen kosten verbonden, behalve voor hen die aan de lunch deelnemen (kosten van aperitief en lunch f 14,50, ter plaatse te voldoen; gaarne opgeven via bijgevoegde antwoordkaart, in te zenden vóór 12 mei a.s.). Nadere informatie over de Jaardag en ’opgaven op het laatste moment’ bij de heer Kwak (na 19.00 uur: 02159-12846) of de heer Bakker (na 19.30 uur: 02159-35692).
136
Jaarverslag TVE over 1983
Jaardag 1983
Op 14 mei werd de gebruikelijke jaardag van TVE gehouden, deze keer in Bussum. Zo’n 100 donateurs en belangstellenden waren in het gemeentehuis aanwezig. De jaardag werd geopend door wethouder mevrouw Koning, die het eerste exemplaar kreeg aangeboden van de speciale uitgave over Bussum. Vervolgens werden het jaarverslag, de jaarstukken 1982 en de begroting 1983 goedgekeurd. Daarop volgde een presentatie van activiteiten en plannen door een dertiental bij TVE aangesloten organisaties. Het ochtendprogramma werd besloten met aperitief en gezamenlijke lunch. Na de lunch was er gelegenheid de tentoonstelling ’Bussum’s bloei in beeld 1880-1930’ te bezichtigen. Ter afsluiting van de dag werd een bezoek gebracht aan Werk IV, het hoofdwerk van het Offensief voor Naarden. Al met al een plezierige en interessante dag. Een succes was de grote TVE-tentoonstelling ’Bussum’s bloei in beeld 1880-1930’, die gedurende 3 weken in het gemeentehuis te zien was en zo’n 2000 bezoekers heeft getrokken. Ter gelegenheid van de jaardag, verscheen een bijzonder nummer van het TVE/VVG-tijdschrift, speciaal gewijd aan Bussum. Dit nummer, dat tot een boekje van 140 pagina’s was uitgegroeid, werd toegezonden aan alle donateurs van TVE en alle leden van de Vrienden van het Gooi. Voorts nam de gemeente Bussum 1000 exemplaren af. Op de tentoonstelling en via diverse boekhandels, werden nog enkele honderden exemplaren verkocht, zodat van de oplage van 7000 exemplaren niet veel meer resteert. Mede als gevolg van de Jaardag werd in 1983 in Bussum een historische Kring opgericht. Het dagelijks bestuur van TVE was vertegenwoordigd bij de oprichtingsverga dering en heeft ook in de periode daarna deze kring verschillende keren van advies kunnen dienen. De kring heeft een ruime belangstelling gekregen en heeft inmiddels met veel enthousiasme een aantal activiteiten georganiseerd. Bestuur
Het dagelijks bestuur kwam regelmatig bijeen. Het algemeen bestuur vergaderde op 7 maart en 5 september 1983. Het algemeen bestuur werd uitgebreid met een vertegenwoordiger van de Historische kring Bussum in de persoon van de heer ing. M.J.M. Heyne, die reeds jaren in het bestuur van TVE eerractieve en belangrijke rol heeft vervuld. Begin 1983 werd actie gevoerd om de dreigende sloop van de villa Corvin te Hilversum te voorkomen. Daartoe werd een vouwblad op ruime schaal verspreid, o.a. huis aan huis in het Boombergkwartier, welk vouwblad onder verantwoordelijkheid van TVE, het Wijkoverleg ’De
Boomberg’, Albertus Perk, de stichting 'Pas Op', de Vereniging van Vrienden van het Gooi en de heer L. van de Velden beheerder van de archieven van de architect van de villa, werd uitgegeven. Het dagelijks bestuur van TVE ging in beroep bij de Raad van State tegen het besluit van de raad van de gemeente Hilversum waarbij het station van de monumentenlijst werd afgevoerd en zo de weg naar de sloop geopend. Het bestuur hoopt dat sloop van het station kan worden voorkomen. Samenwerking met de Vrienden
De samenwerking met de Vereniging van Vrienden van het Gooi, die met ingang van 1januari 1983 gestalte kreeg in een gecombineerde uitgave van het TVEtijdschrift en het Vrienden bulletin, heeft in de pers en ook daar buiten, ruime belangstelling getrokken. De algemene indruk is dat het tijdschrift niet alleen in omvang, maar ook in kwaliteit vooruit is gegaan en dat de lezers van de oorsponkelijk gescheiden uitgaven de bijdragen van de voor hen oorspronkelijk onbekende partner met belangstelling lezen. Een enquête met de vraag of de bij de Vrienden en TVE aangeslotenen de voortzetting van de samenwerking gewenst achten, leverde in totaal 891 reacties op, waarvan ca. 95% voor continuering bleek te zijn. Cursus Gooise historie
In de periode sept. 1982/april 1983 werd door de activiteitencommissie van TVE een cursus gehouden, met als doel iedereen die belangstelling voorde lokale of regionale historie heeft over de eerste drempel te helpen om zelfstandig onderzoek te gaan doen. De cursisten hebben in groepsverband een eenvoudig onderzoek verricht. De resultaten van de werkgroepen werden op de laatste cursusdag gepresenteerd. De cursus bleek zo’n succes, dat ook in het jaar 1983-1984 deze cursus gehouden is, ook in 1984/1985 zal worden voortgezet. Contacten met verwante organisatie
In 1983 waren leden van het Algemeen en Dagelijks bestuur aanwezig bij verschillende evenementen die op historisch terrein werden georganiseerd of op een andere wijze van belang bleken te zijn. TVE en de Historische kringen Weesp en Laren waren aanwezig bij de Historische dag te Alkmaar op 10 oktober. Veel historische kringen uit de provincie Noord-Holland waren daar vertegenwoordigd, waardoor op een interessante wijze nieuwe.informatie werd verkregen. De penningmeester van TVE hield op deze dag een uiteenzetting over.de cursus Gooise historie. Leden van het Dagelijks bestuur waren gedurende twee dagen aanwezig op een stand van de Informatiemarkt te Hilversum en wel op 10 en 11 september. Nieuwe leden werden die dagen geworven en nummers van het TVE/VVG-tijdschrift verkocht.
137
Evenementen van aangesloten historische kringen werden bezocht, onder meer die van Baerne, Curtevenne, Laren en ’Albertus Perk’. Ook werd de jaarvergadering van het Oudheidkundig Contact Gelderland bezocht. Overige activiteiten Op 21 april jl. werd door Z.K.H. Prins Bernhard door het slaan van de eerste paal op feestelijke wijze het startsein gegeven voor de bouw van het Golden Tulip Hotel Jan Tabak. Ter gelegenheid daarvan was door TVE-voorzitter Cerutti een speciale publicatie over de historie van Jan Tabak voorbereid. Dit boekje werd op 21 april aan alle ca. 300 genodigden ter beschikking gesteld. Door de auteur werd namens TVE en de Vrienden van het Gooi, het eerste exemplaar aan Prins Bemhard aangeboden. De publicatie over Jan Tabak werd ook in het speciale nummer over Bussum opgenomen. Op 23 april werd onder deskundige begeleiding een excursie gehouden naar het landgoed Einde Gooi waaraan door ca. 70 personen met veel genoegen werd deelgenomen. Voorts werd op 10 januari in de Turfloods te Naarden een nieuwjaarsbijeenkomst gehouden en op 10 m aart de 150e ’tiende kout’ (de maandelijkse TVE-bijeenkomst) met enige feestelijkheid gevierd. Subsidies Het verkrijgen van subsidies bleek in het verslagjaar meer problemen met zich mee te brengen dan in het verleden het geval was. Subsidies zijn echter noodzake lijk om de uitgave van het gecombineerde tijdschrift op hetzelfde niveau te kunnen voortzetten. Het bestuur is de verschillende Gooise gemeenten en de provincie Noord-Holland zeer erkentelijk voor de ontvangen subsidies. Donateurs Nadat van 1977 tot en met 1981 het aantal donateurs van TVE met ca. 100 per jaar gestegen was, bleef het aantal in 1982 ongeveer gelijk. In 1983 is het aantal donateurs echter weer gegroeid met ongeveer 50, tot ca. 690. Het dagelijks bestuur hoopt binnen enkele jaren de duizendste donateur te kunnen verwelkomen.
138
TVE JAARREKENING 1983 - BEGROTING 1984 U itg a v e n
Secretariaat Tijdschrift Porti Jaarvergadering/ evenementen Contributies Publ./doc. fonds Reserve donaties Saldo
O n tv a n g ste n
Donateurs Idem Subsidie Noord-Holland Subsidie gemeenten Subsidie spec.ts.nr. Losse verkoop Advertenties Rente Evenementen Negatief saldo
1982
1983
905,49 17.472,68 1.627,63 1.551,95
994,53 23.480,69 2.481,95 4.805,38
1.000 , — 21.500 — 2.250 — 2.400,—
119,50 500 — 6.000,— 3.781,23
101 —
100,—
2.635,50 -
_
31.958,48
34.499,05
27.250.—
1982
1983
b e g r o tin g 1 9 8 4
_
-
b e g r o tin g 1 9 8 4
11.171,50 6.000,— 1.500,— 2.691,50 4.000,— 3.759,30 1.250 — 111,18 1.475,— -
12.524,13 2.635,50') 1.500 — 2.494,— 2.000 —2) 4.971,45 2.666,33’) 230,88 5.476,76
-
31.958,48
34.499,05
27.250,—
13.500,— _
2.000,— 2.500,— 3.000,— 3.500 — 2.500,— 250 —
_
B a la n s p e r 31 d e c e m b e r
D ebet
Spaarrek. Amro Rek.crt. Amro Postgirorek. Debiteuren
1982
1983
955,88 988,40 11.075,34 1.300,—
1.005,69 3.221,44 3.813,45
14.329,62
8.040,58
C r e d it
Kapitaal Publ./docum.fonds Res. Bibliografie Res.Donateurs Crediteuren
1982
1983
313,87 4.015,75 4.000,— 6.000 —
-5.162,89 4.015,79 4.000 — 2.635,50 2.552,22
14.329,62
8.040,58
Toelichting 1) In 1983 reeds ontvangen contributies voor 1984. 2) Betreft Bussum-nummer; bijdrage van Bussum is afgetrokken van kosten van dit nummer. Hier is het TVE-aandeel van deze bijdrage opgenomen. 3) Hier is het TVE-aandeel (1/3) van de advertentie-inkomsten opgenomen. Het aantal betalende donateurs bedroeg in 1983 ca. 690, die gemiddeld f 18,15 aan donatie betaalden.
139
Varia Auteurs C.M. Abrahamse, (geb. 1958). Volgde bibliothecaris opleiding voor Openbare Bibliotheek, Middelbare Archiefschool en is thans als archivaris verbonden aan de gemeente Hilversum. J. Daams, (geb. 1915). Tot 1975 werkzaam als researchmedewerker op landbouwkundig gebied. Géinteresseerd in de historische ontwikkeling van het landschap. Publiceerde vooral op mycologisch gebied. Redactie lid T V E /V V G .
J.R. Persman, (geb. 1934). Middelbaar archiefambtenaar verbonden aan het Rijks Archief Noord Holland. Publiceerde in het tijdschrift Holland, West Friesland Oud en Nieuw en TVE. A.D. Wumkes, (geb. 1911). Studeerde theologie in Groningen en werd predikant der Nederlands Hervormde Kerk, emeritaat 1974. Publiceerde over lokale en regionale geschiedenis (onder meer in de friese taal). In de Gekroonde Trapgans 1973, en biografieën van Jhr. C.H.C.A. van Sypesteyn en Toon de Jong.
D. Dekenia, (geb. 1958). Kandidaats geschiedenis in 1982, Middelbare Archiefschool 1983. M. van Ee, (geb. 1955). Medewerker van de Kunst en Antiekveiling de Zon te Amsterdam. Medeoprichter van de Historische Kring Tn de Gloriosa’. F. Hamers, (geb. 1909). Kunstschilder eerst te Amster dam vervolgens te Kortenhoef. Bestuurslid van de Vereniging Curtevenne en van de Curtevenne Stichting sinds de oprichting. J.A. Hendriks, (geb. 1956). Heeft een technische opleiding gevolgd en is thans verbonden aan de N.O.S. Doet onderzoek naar de geschiedenis van ’s-Graveland. B..J. van der Kolk, (geb. 1926). Studeerde biologie in Amsterdam. Was van 1953 tot 1984 research medewer ker van Philips Duphar te ’s-Graveland. Doet onderzoek naar de geschiedenis van Ankeveen. W.K. Kraak, (geb. 1914). Classicus. Tot zijn pensionering leraar klassieke talen en conrector aan het Nieuwe Lyceum te Hilversum. Van 1968 tot 1972 was hij vice-voorzitter van de Vereniging van Vrienden van het Gooi. Maakt thans deel uit van de Raad van Advies. Ontving in 1974 het erelidmaatschap van deze Vereniging. Lid van de redactie van het T V E /V V G tijdschrift.
correcties In T V E /V V G , jrg. 2, nr. 1 zijn tot onze spijt enige drukfouten gemaakt. Lees op de titelpagina: 2e jaargang, nr. 1, februari 1984., op p. 2, T V E /V V G 1984, p. 46: Coll. J.V.M. Out: pp. 13,15. Verantwoording illustraties Algemeen Rijksarchief , ’s-Gravenhage: 54 foto’s E. Boeve, Ankeveen: 50, 87,99, 100, 109, 117, 120 Coll. J. Daams, Kortenhoef: 52, 53, 86, 94,98, 119, 122 Coll. Gemeente Hilversum: 80 Coll. B.J. van der Kolk, Hilversum: 103 Coll. W .K. Kraak, Bussum: 91,93 Coll. H .H .M . Meyer, Bunde (L): 60,61,64, 65,67 Coll. H.D. Storm, Hilversum: 114 RijksMuseum, Amsterdam: 70 Rijks Archief, Noord-Holland, Haarlem: 79, 82, 124 Hoge Raad van Adel, ’s-Gravenhage: 125 Coll. Six, Amsterdam: 74,96 Coll. T.V.E., Hilversum: 72, 78 Coll. De Vaart, Hilversum: 55, 63, 76, 102 Coll. J. M.Veenman, Kortenhoef: 57, 58, 83, 88, 105 H. Polak, Tussen Vecht, Eem en Zee, uitg. 'De Gooi- en Eemlander’, Hilversum, 1934: 59
H .H .M . Meyer, (geb. 1949). Doctoraal historische geografie in 1974. Was vervolgens leraar aardrijkskunde in 's-Gravenhage en Bussum. Van 1976 tot 1979 vakreferent aan de Koninklijke Biblitoheek en thans verbonden aan de stadsbibliotheek van Maastricht. Publicaties: Albertus Perk en de Gooise Landbouw. TVE, pp. 198-215, 1980. Het Tweede Blok, bijdrage tot de historische geografie van een Goois grensgebied. Holland, pp. 46-57, 1981.
140
De spaarbank in de buurt is er voor al uw bankdiensten.
alle bankdiensten?" Alle! En mèt die persoonlijke aandacht die uw spaarbank kenmerkt. e e e e e e e e
bankgirorekening Eurocheques/ Betaalcheques systeemsparen sparen doorlopend krediet hypotheken persoonlijke lening verzekeringen
e effecten • buitenlands geld en reisverzekeringen • reischeques • kluisloketten • speciale bankrekeningen voor jongeren • Zilvervloot Rekening • altijd een kantoor in de buurt
Doe meer met de spaarbank die meer doet
bondsspaarbank
s
Midden Noord en Oost Nederland
spaarbank
DAVY'S
7f
q a g 0 « n a «n Dn D■«||
Rabobank
staat dicht biju
l//M
Hier en in de andere duizend dorpen en steden van ons land zijn in het verleden de coöperaties ontstaan die we nu kortweg de Rabobank noemen. Daarom is de Rabobank van oudsher overal diep geworteld.
Vereniging van Vrienden van het Gooi Doelstellingen
Bestuur
• Het bestuur volgt de ruimtelijke ontwikkelingen in het Gooi op de voet en maakt zonodig bezwaar tegen de bestemmingsplannen of stelt alternatieven voor. • De Vereniging werkt samen met en geeft in daartoe geëigende gevallen financiële steun aan organisaties met een verwant doel in het Gooi. • Er is een door het bestuur ingestelde Gooise Natuurwacht, welke tot taak heeft ontsiering en misbruik van de Gooise gronden tegen te gaan. • Minstens twee maal per jaar worden ledenvergade ringen gehouden, waarna een lezing met lichtbeelden of discussie volgt. • Ieder voorjaar wordt een reeks roeitochten op het Naardermeer georganiseerd, terwijl zowel in voor- als najaar onder leiding van deskundige natuurwachters wandelingen worden gehouden. • Tezamen met de Stichting Tussen Vecht en Eem' geeft de Vereniging een 4x per jaar verschijnend tijdschrift uit.
Voorzitter Mr. J.E. Brikkenaar van Dijk, Nieuwe Hilversumseweg 8, 1406 TE Bussum, 02159-31248 Vice-voorzitter Drs. M. van Mierop-Kaayk, Sandtmannlaan 1, 1412 GD Naarden, 0215945501 Secretaris Mr. M.W. Jolles, Larixlaan 10, 1213 SZ Hilversum, 035-14227 Penningmeester J.G. Oost Lievense, Groot Hertoginnelaan 36, 1405 EE Bussum, 02159-16313 Ijeden J.P. Dudok van Heel, Groot Hertoginnelaan 36a, 1405 EE Bussum, 02159-12980 Drs. H. van Goudoever, Jan Hamdorfflaan 18, 1251 NM Laren,02159-82555 H.C. Majoor, Henriëtte Roland Holst Hof 5, 1251 TA Laren, 02153-15575 W.J.B. Nugteren, Papaverstraat 11, 1402 CV Bussum, 02159-13145 H.B. van Rijswijk de Jong, Lindelaan 12, 1405 AK Bussum, 02159-12514 Dr. A.M. Voute, van Lyndenlaan 8, 3768 MG Soest, 02155-15573
Historie
Raad van Advies
De Vereniging werd in 1935 opgericht, oorspronkelijk waar mogelijk, ter ondersteuning van het Gooisch Natuurreservaat. De Vereniging organiseerde in 1959 en in 1980 een Gooicongres, waar de problemen van het Gooi op bestuurlijk en wetenschappelijk niveau aan de orde werden gesteld. Het eerste congres gaf mede de stoot tot het tot stand komen van het Gewest Gooiland, later uitgebreid tot het Gewest Gooi en Vechtstreek. De Vereniging gaf twee fotopockets uit over het Gooi (in 1960 en 1967) en zij verleende financiële steun aan het tot stand komen van de zgn. 'groene kaart’ van het Gooi. In 1982 werd onder haar auspicieën het ruim geïllustreerde boek 'Het Gooi bekeken en besproken' uitgegeven.
Dr. C. Cup, Spoorlaan 30, 1406 ST Bussum Drs. H.W.E. Dieperink, Jagerspad 9, 1251 ZV Laren 02153-83615 Dr. W.K. Kraak, Wielewaallaan 38, 1403 BZ Bussum, 02159-15725 Ir. H.P. Loggere. Holleweg9, 1261 BW Blaricum, 02153-87003 Ir. A.D. du Mosch, Eslaan 17, 1404 EE Bussum, 02159-30704 J.M. Soutendijk-Polderman, Melkweg 6, 1261 GV Blaricum, 02153-82395
Ledenadministratie en excursies
J. Kamies, secretaris, Geyssendorferstraat 30, 1403 VZ Bussum, 02159-15995
• In het Gooi en het omliggende gebied de leefbaarheid en een goed milieubeheer bevorderen. • Een ruimtelijke ordening stimuleren waarbij wordt gelet op de cultuur- en natuurwaarden van stad en dorpen in het Gooi en het eigen karakter van het landschap. • De in het Gooi inheemse flora en fauna beschermen. Hoe bereikt de Vereniging haar doelstellingen.
J.B. Mastbergen-Vlasveld, Kon Emmalaan 11, 1405 CJ Bussum, 02159-33895 Aanmeldingen als lid aan bovenstaand adres. Minimum contributie f 15,- per jaar. Nieuwe leden ontvangen de Gooikaart gratis. Op vertoon van het bewijs van lidmaatschap (het rechterstrookje van de accept-girokaart ter betaling van de jaarlijkse contributie) hebben leden vrije toegang tot de volgende landgoederen, onder de voorwaarden die bij de ingang zijn aangegeven: 'Bantam ' aan de Fransekampweg te Bussum, 'De Beek’, aan de Oud-Blaricummerweg te Naarden, 'Oud Bussem' ingang Oud-Bussummerweg of Bikbergerweg te Huizen, ’Boekesteyn’ aan het Noordereind te ’s-Graveland en 'Oud Naarden’, in- en uitgang bij de boerderij 'Oud Naarden' aan de Oud-Huizerweg te Huizen.
Gooise Natuurwacht
Secretariaatsadres
Larixlaan 10, 1213 SZ Hilversum, 035-14227
N.B. Verzoeke alle post voor de penningmeester of de ledenadministratie en excursies rechtstreeks naar de betreffende adressen te zenden.
K O R T E
r i / . . i ii o r/;.v
Van fucü / 'foc/demecr
^
&5
A r If T I E N HO V E N * m w M ,
1
O O I L A N D DE
HEIDE
VERDEELING
YAS
a& nw gz end e de s o o r t
Tan
ringen
bebouwing tot
en
op g e m e l d
alle
verande
tijdstip.
Me t t o e s t e m m i n g v a n Z i j n e E x c e l l ^ d e n M i n i s t e r i n a n e i e n o p a a n v r a g e en niet m e d e w e r k i n g v a n A. P e r k . A g e n t
van
het
Dom ein
te
H ilversum .
1843.
* 11