MOMENToPNAME 14 w c z
~
(/)
••
1-
zw
:E
w -, (/)
-w
:E
~
:::>
w -z
0::
(.)
::J
1-
~
:::>
~ z
J:
w
z
w
Momentopname nr. 14, november 1989 Een uitgave van het MENT-projekt (MEisjes, Natuurkunde en Techniek) Technische Universiteit Eindhoven Faculteit der Technische Natuurkunde Vakgroep Didaktiek Natuurkunde
Redactie: Annita Alting Falco de Klerk Woliers L.ay-out: Agnes Vos
Adres:
TU Eindhoven MENT-project, gebouw Postbus 513 5600 MB Eindhoven Telefoon: 040-473095
Oplage: 500
N~aag
MoMENTopname 14 Inhoud
Redactioneel
3
"Kies Exact" vervangen door "Kies natuurkunde" ?
4
Voorlichting en begeleiding in het MTO
16
HTS-docenten over meisjes en techniek
21
"Wat vinden jongens en meisjes van natuurkunde?" Zelf mini-onderzoek doen in de klas
24
Emancipatie en roldoorbreking op school Bespreking van SiO- katernen
29
De nieuwe lerarenopleiding techniek: geringe deelname van vrouwen
31
REDAcnONEEL MoMENT-opname nummer 14 bevat een aantal interessante bijdragen over de achterstand van meisjes bij het vak natuurkunde en de techniek-opleidingen. Er is dit keer niet voor één specifiek thema gekozen. Annita Alting is in de CBS-statistieken gedoken en komt in haar artikel "Kies Exact" veTVangen door "Kies Natuurkunde"? tot een aantal opmerkelijke constateringen die uiterst relevant zijn als we praten over het verkleinen van achterstanden van meisjes bij natuurkunde en techniek. Ze heeft cijfermateriaal verzameld over schoolkeuzes, keuzes voor wis- en natuurkunde, prestaties in wis- en natuurkunde, en bespreekt factoren die hierbij van belang zijn. Marja Brand bespreekt een aantal recente statistieken die van belang zijn bij de begeleiding van meisjes in het MTO en de voorlichting aan meisjes over de MTS. Wilma Groenendaal heeft in het kader van haar werkzaamheden bij de Stichting VHTO (Vrouwen en Hoger Technisch Onderwijs) onderzoek verricht naar de houding van HTO-docenten tegenover meisjes en techniek. Ze geeft een impressie van de belangrijkste bevindingen. Voor docenten die zelf eens 'onderzoek' willen doen, is het artikel van Ruurd Taconis, medewerker van de vakgroep Didaktiek Natuurkunde, TU Eindhoven, aan te bevelen. Het is opmerkelijk hoe verschillend jongens en meisjes van een willekeurige derde klas over natuurkunde kunnen denken. Loes Roelofs plaatst wat kritische kanttekeningen bij roldoorbrekend lesmateriaal dat het SiO-project heeft uitgegeven (SiO betekent Scholen in Ontwikkeling). Uit de bijdrage van Marc de Vries, hoofd van de sectie Techniek van de YfHN, blijkt dat er helaas weinig vrouwen geïnteresseerd zijn in een opleiding voor leraar techniek. Tenslotte dit nog .. Het MENT-project bevindt zich halverwege de subsidie-periode 1987-1991. En het gaat goed. De drie poten van het MENT-project: MENT-mto, MENT-natuurkunde en MENT-attitude draaien volop. Marja Brand en Loes Roelofs houden zich ondermeer bezig met de verwerking van evaluatie-gegevens van de 16 MTO
2
emancipatie-projectscbolen. Annita Alting beeft het onderzoek naar de houding van docenten natuurkunde tegenover jongens en meisjes van Eric Payens overgenomen. Ik heb bet onderzoek naar de attitude tegenover techniek bij 10-18 jarigen afgerond, en verlaat begin volgend jaar bet MENT-project. Maar bet attitude-onderzoek gaat gelukkig gewoon door. Verder wordt er gewerkt aan de evaluatie van de door Eric Payens en Loes Roelofs ontwikkelde schakelcursussen natuurkunde, die voor de zomer zijn gebruikt op maar liefst 20 MTS-scholen. Uit de evaluatie-formulieren blijkt dat de modulen goed zijn ontvangen door zowel docenten als studenten. Het is jammer (en natuurlijk ook wel weer tekenend voor de situatie) dat er veel meer jongens dan meisjes hebben deelgenomen aan de schakelcursussen. Falco de Klerk Wolters
Van onze verslaggeefster DEN HAAG Bouwers van wegen, vaarwegen en grondwerken moeten meer vrouwen en vertegenwoordigers van etnische minderbe· den aantrekken. Demissionair minister De Koning van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zei dat maandag op een congres van de Nederlandse Vereniging van Wegenbouwers (NVWB) in Deo Haag. De bouwers moeten besfaande tradities in hun sector door· breken door actiet te werven en te sdlolen, aldus De Koning. De minister voorspelde de wegenbouwers - riante toekomst. Het Natinnaal Milieu Beleidsplan levert voor hen straks allerlei opdrachten op; net zoals het Mohiliteitsplan voor de Randstad en de plannen voor verbetering van de telecomntunicatie, kustverdediging, zeehavens en rioleringen. De werkgelegenheid zal navenant groeien. In de grond-, water- en wegenbouw wordt veel uitvoerend werk verricht. Er zitten niet veel boog geschoolden onder de werkaemers.. Slechts 10 procent heeft diploma mts
Wegenbouw moet vrouwen aantrekken of hoger. Ongeveer de helft heeft geen diploma voor een school in het vervolgonderwijs. Volgens De Koning ligt het aantal laag geschoolden in deze sector veel hoger dan in andere bedrijfstakken. Het aanbod van nieuwe arbeidskrachten is echter niet groot. Volgens De Koning wordt dat veroor:zaakt door - daling van het aantal jongeren en de geringe populariteit van de bouwrichtingen op de lts. Het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid heeft om die reden al een tekort aan geschoolde vakkrachten in weg- en waterbouw voorspeld. Om te voorkomen dat de bouwers uit de markt worden geprijsd door hoge looneisen van de schaars wordende vakkrachten, zou de sector volgens De Koning bet eigen arbeidsbestand
dinsdag 5 september '89 Volkskrant
3
moeten versterken. De ondernemers zouden moeten zoeken onder mensen zonder technische vooropleiding, zoals vrouwen en allochtonen. Het aandeel van etnische tninderheden in de bouw is lager dan in de meeste andere bedrijfstakken, ook al volgen veel allochtone jongeren een lts-opleiding voor bouwvakker. Ze worden echter door bouwers niet aangetrokken, omdat volgens De Koning de arbeidsbemiddeling in de bouw voor een groot deel via persoonlijke contacten tot stand komt. "Hierdoor loopt de bouw een steeds belangrijker deel van het arbeidsaanbod mis. Maar schoolverlaters zullen niet vanzelf toestromen als er krapte op de arbeidsmarkt ontstaat." Hij wees de bouwers op bestaande projecten om zowel minderheden als vrouwen kansen te geven op vakopleidingen in techniscbe beroepen. Daarnaast zijn er aanzetten gegeven tot bijscholing van de huidige werknemers in de bouw en voor beperking van de groei van het aantal arbeidsongeschikten in deze sector.
"KIES EXAKT" VERVANGEN DOOR •KIES NATUURKUNDE"?
Annita Alting (medewerkster MENT) Jongens en meisjes in het voortgezet onderwijs
In figuur 1 is de verdeling weergegeven van meisjes en jongens over de verschillende schooltypen in het voortgezet onderwijs, voor het schooljaar 1986/1987. In dat jaar volgde nog 30% van alle leerlingen een vorm van lager beroepsonderwijs, de jongens vooral lto en de meisjes vooral lhno. Figuur 1 Deelname aan het voortgezet onderwijs in 86/87 (CBS 1988)
jongens
meisjes
lao leao+lmo lhno
totaal
lao leao+lmo lhno lto N=565828
N=539317
N=1105145
Uit figuur 1 kunnen we opmaken dat voor jongens het lto nog steeds de belangrijkste vervolgopleiding na het basisonderwijs is en dat voor meisjes het mavo die rol vervult. Wel is de deelname aan het beroepsonderwijs dalende, zoals blijkt uit tabel 1, hetgeen vooral komt omdat procentueel minder jongens voor het lto kiezen en minder meisjes voor bet lhno, ten gunste van het algemeen voortgezet onderwijs. Gecombineerd met de ook in absolute zin dalende leerlingenaantallen betekent dat voor het lto en het lhno een zware achteruitgang. Voor de overige vormen van
4
beroepsonderwijs (leaojlmo, lao en lno) blijft het percentage van de meisjes respectievelijk de jongens dat daarvoor kiest, redelijk constant.
Tabeli Deelname aan het voortgezet ondenvijs in 84/85 en 86/87 (CBS) 84/85
86/87
-
---------------------------
............................................... ......
jongens
jongens
meisjes
meisjes
mavo
18,4
23,5
18,4
22,9
havo
13,1
16,4
13,3
16,8
VWO
15,0
15,5
15,9
16,6
brug+ midsch
16,1
18,8
17,1
19,6
totaal avo
62,5
74,3
64,8
75,9
Ito
29,3
2,5
26,8
3,0
lhno
0,8
16,7
0,9
14,6
overig lbo
7,4
6,4
7,5
6,5
totaallbo
37,5
25,7
35,2
24,1
Ontwikkelingen in meisjes-jongens verschillen in keuze voor voortgezet onderwijs Uit tabel 1 blijkt ook dat de scheiding naar sekse in het lager beroeps-onderwijs zeer sterk blijft, hoewel in de afgelopen 3 jaren een iets groter percentage van de meisjes een ho-opleiding kiest: van 2,5% in 84/85 tot 3,0% in 86/87. Ook is er sprake van een zeer lichte stijging in het percentage van de jongens dat voor het lhno kiest: van 0,8% in 84/84 tot 0,9% in 86/87. Absoluut gezien nemen in 86/87 in totaal 5264 jongens deel aan het lhno.
5
Hoewel in het algemeen de belangstelling voor het avo stijgende is, vormt de belangstelling van meisjes voor het mavo een uitzondering op die trend: die is juist enigszins gedaald in de periode 85-87. Of die trend doorzet, moet nog blijken. Het mavo als vooropleiding voor het middelba::.r (technisch) beroepsonderwijs Voorlopig -in elk geval tot de invoering van de basisvorming- zal het mavo nog wel de
belangrijkste
toeleveraar
blijven
voor
vele
vormen
van
middelbaar
beroepsonderwijs. Zeker geldt dit voor de toelevering van meisjes aan het middelbaar technisch onderwijs. Ook het havo speelt een rol van enige betekenis voor de toelevering van meisjes aan het mto. Voor het mbo vormen de vakken natuur- en wiskunde belangrijke selectie-vakken: Uit gegevens van het RION blijkt bijvoorbeeld dat er in 83/84 sprake is van 83 studiemogelijkheden in het mbo, waarvan er 39 (47%) onder andere de vakken natuurkunde en wiskunde verplicht stellen. Daarbovenop komen dan nog eens 4 studiemogelijkheden die onder andere wiskunde, maar niet natuurkunde verplicht stellen. Met andere woorden: natuurkunde en wiskunde ontlopen elkaar niet zoveel in belangrijkheid als selectievak voor studierichtingen in het mbo. Een leerling die wel
wiskunde, maar geen natuurkunde in het pakket heeft, heeft bijna dezelfde beperkte toelatingsmogelijkheden als een leerling die geen van beide vakken in het pakket heeft. De leuze "Kies Exact" zou dan ook beter vervangen kunnen worden door de leuze "Kies Natuurkunde"! Van de 39 studiemogelijkheden die wis- en natuurkunde verplicht stellen, vinden we er veel in het mto (elektronica, werktuigbouw, bouwkunde,
etc.),
maar
ook
studiemogelijkheden
in
het
middelbaar
laboratoriumonderwijs en het middelbaar agrarisch onderwijs behoren tot die 39. Voor havo-leerlingen worden geen bijzondere eisen aan het vakkenpakket gesteld als ze naar het mbo willen, mits ze een overgangsbewijs naar 4-havo kunnen overleggen.
De keuze van natuur- en wiskunde in het mavo Ik beperk me nu even tot het mavo, aangezien daar het belang van de vakken wis-en natuurknnde met het oog op vervolgopleidingen mbo het meest voor de hand ligt. In grafieken 2 en 3 zien we hoe het keuzepatroon voor die vakken zich sinds het
6
ontstaan van het mavo ontwikkeld heeft. Bij de jongens daalt eerst de deelname aan natuurkunde licht, van 51% in 1971 tot 46% in 1977. Daarna treedt een stijging op tot 57% in 1982, waarna de deelname constant blijft op 57-58%. (De piek van 62% in 84 heeft betrekking op slechts een steekproef van mavo-leerlingen, dus dat percentage is minder precies). Bij de meisjes zien we eerst een daling van 15% in 1971 tot 9% in 1977 en vervolgens een stijging tot 14% in 1982, waarna de deelname, net als bij de jongens, constant blijft, maar dan wel rond de 13-14% (ook hier wordt de piek in 1984 buiten beschouwing gelaten). Kortom: de jongens kiezen niet alleen meer voor natuurkunde dan meisjes, in de periode 77-82 is het percentage mavo-jongens dat natuurkunde kiest, veel sterker gestegen dan het percentage mavo-meisjes dat natuurkunde kiest!
Grafiek 2 Natuurkunde in het
Grafiek 3 Wtskunde in het
mavo-eindexamenpakket 1972-1987
mavo-eindexamenpakket 1972-1987
70~
70 jongens
50
30
30 meisjes
mel.s~·es ~
--
10
71
75
80
85
Voor het vak wiskunde ziet de situatie er heel anders uit. Bij de jongens blijft het keuzepercentage in de periode 1971-1977 constant rond de 64-65%, waarna er tot 1984 een sterke stijging optreedt tot 80%. Vanaf die tijd blijft het percentage weer
7
constant rond 79-80%. De deelname van jongens aan wiskunde heeft z'n plafond bereikt. Voor meisjes ziet het patroon er iets anders uit: aanvankelijk, tot 1977, ook constant rond 27-28%, daarna blijft de deelname stijgen, sterker dan bij jongens, tot 50% in 1987. Met andere woorden: hoewel jongens nog steelis méér voor wiskunde kiezen dan meisjes, lijkt er ook sprake te zijn van een inhaalnuuweuvre bij de meisjes, zonder dat er sprake is van specifieke maatregelen om meer meisjes wiskunde te laten kiezen ("Kies Exact" begon pas in 1987).
Geconcludeerd kan worden, dat de toestand er wat de keuze van het vak wiskunde betreft, voor meisjes beter op is geworden, maar wat de keuze van natuurkunde betreft, slechter. Met het oog op de toelatingseisen van vervolgopleidingen natuurkunde bijna een even belangrijk selectievak als wiskunde- zit de bottleneck voor meisjes dus bij natuurkunde. Het is maar de vraag of dekanen, docenten en leerlingen en hun ouders beseffen hoe belangrijk het vak natuurkunde is voor vervolgopleidingen in het mbo. Hoe vaak hoor je immers niet de redenering (zeker in het geval van een meisje): "Neem in ieder geval maar wel wiskunde, dan hou je je toekomstmogelij'klleden nog open'"? Met alleen wiskunde heeft een leerling in elk geval
al geen toegang meer tot de belangrijkste mto-richtingen.
De prestaties in wis- en natuurkunde bij eindexamens mavo Zeker bij wiskunde is er sprake van een enorme toename van leerlingen die het vak kiezen. Veel onderwijsgevenden waarschuwen er dan ook voor, dat dit zijn weerslag zal hebben op de prestaties van leerlingen, omdat ook leerlingen die het vak feitelijk niet aankunnen, dit onder druk van "het toekomstperspectief' toch maar kiezen. In tabel 2 staan voor de eindexamenkandidaten natuurkunde het percentage dat Cresp. D-niveau kiest, het gemiddeld eindexamencijfer en het onvoldoendepercentage voor wis-en natuurkunde sinds de invoering van C- en D-niveau's in 1983. Vanaf 1983 bleef de deelname van jongens aan wiskunde constant, rond 79-80%, maar de deelname van meisjes nam nog toe met 5%, van 45% in 1983 tot 50% in 1987. Voor natuurkunde bleef vanaf 1983 de deelname van zowel jongens als meisjes constant, respectievelijk rond 57-58% en 13-14%.
8
Er vallen een paar interessante en voor meisjes hoopgevende ontwikkelingen waar te nemen: Tobel2 Deelname en prestaties bij eindexamens natuur- en wiskunde mavo (CBS) 1983
Jo
1987
1985
Me
Jo
Me
Jo
27
24
29
76
32 68 35 65
21
73
79
71
24
Me
Deelname
natk.-C natk.-D wisk. -C wisk.-D % Onvoldoende natk.-C natk.-D wisk.-C wisk.-D
20 80 22 78
26
27
74
73
29
18
23
30
77
70
15
16
19 14 23 18
8
14
11
29
27
30
23 16 29
17
17
16
17
6,1
5,8
6,0
5,9
6,1
6,0
6,7
6,3
6,5
6,2
6,4
6,2
5,9
5,9
5,9
5,9
6,0
6,0
6,4
6,3
6,5
6,4
6,5
6,4
17
9
Gem. cijfer natk.-C natk.-D wisk.-C wisk.-D
Meisjes doen nog wel vaker dan jongens examen op C-niveau, zowel bij wis- als natuurkunde, maar groot is het verschil niet. Bovendien nemen de meeste vervolgopleidingen in het mbo genoegen met C-niveau, hoewel sommige mts-en liever D-niveau zien. Bij natuurkunde valt op dat meisjes in vergelijking met jongens wat beter zijn gaan presteren, zowel op C- als op D-niveau_ Hoe dat komt is nog een open vraag, eindexamens kunnen door vele factoren beïnvloed worden, die lang niet altijd binnen het onderwijs zelf liggen. Hoewel de prestaties van jongens bij natuurkunde nog wel iets beter zijn dan die van meisjes, ontlopen ze elkaar niet zoveel meer als wel eens het geval is geweest. Bij wiskunde is er al helemaal geen sprake van verschillen in eindexamen-prestaties
9
tussen meisjes en jongens. Welliggen de onvoldoendepercentages bij wiskunde in het algemeen wat hoger dan bij natuurkunde en van alle vakken heeft wiskunde het hoogste percentage onvoldoendes. Dus de waarschuwing van onderwijsgevenden m.b.t. wiskunde lijkt wel gegrond, maar moet los gezien worden van de toenemende deelname van meisjes aan wiskunde.
Overigens zijn er maar zeer weinig leerlingen met een "zware" onvoldoende (4 of minder): voor wiskunde 3% en voor natuurkunde 1% van de eindexamen-kandidaten op C-niveau. Op D-niveau zijn er voor natuurkunde helemaal geen "zware" onvoldoendes te betreuren en voor wiskunde maar 1%. Voor meisjes en jongens verschillen die percentages niet. Alles samengevat kan gesteld worden dat:
De achterstand in deelname van meisjes aan natuurkunde sinds 1983 gelijk gebleven is, maar dat hun prestaties op zowel C- als D-niveau zijn verbeterd. Meisjes doen wel iets meer dan jongens examen op het lagere C-niveau; De achterstand in deelname van meisjes aan wiskunde vooral sinds 1983 is afgenomen, waarbij geen achterstand in prestaties t.o.v. jongens is opgetreden. Ook bij wiskunde doen wel iets meer meisjes dan jongens examen op C-niveau.
Belangrijke factoren in het keuzeproces De ontwikkelingen in de prestaties van jongens en meisjes die natuur- en/of wiskunde gekozen hebben, sternmen voorzichtig optimistisch. De ''vervrouwe-lijking" van wiskunde gaat niet gepaard met slechtere prestaties van meisjes vergeleken met jongens. Meisjes lijken ook in staat om hun achterstand in prestaties bij natuurkunde in te halen, maar hun keuze blijft helaas nog achter. Veel meisjes zouden, gezien hun resultaten in wiskunde, ook een goede kans kunnen hebben in natuurkunde en onder de meisjes die tot nu toe geen wis- en of natuurkunde kiezen, kunnen ''verborgen talenten" aanwezig zijn: Als namelijk de keuze voor een vak gemaakt moet worden, zal een leerling een afweging rnaken op grond van een aantal argumenten. Voor meisjes en jongens pakt dat afwegingsproces vaak verschillend uit, onder invloed van cultureel bepaalde opvattingen over man-vrouw rollen. De belangrijkste keuzeargumenten zijn:
10
De verwachting in het betreffende vak goed te kunnen presteren, of toch op z'n
minst een voldoende te kunnen halen. Meisjes blijken in die verwachting in het algemeen wat voorzichtiger te zijn dan jongens, vooral als het een vak betreft dat het etiketje "mannenvak" draagt. Een vooronderzoek van MENT naar de keuze van 'natuurkunde door mavo- en havo-meisjes levert een aanwijzing in die richting: Van 38 (28 jongens en 10 meisjes) 2-mavo en 2havo leerlingen die zeggen wél natuurkunde in hun pakket te zullen kiezen, hebben van de jongens er 7 een onvoldoende op hun laatste rapport en van de meisjes geen één (gegevensverzameling Eric Payens). Een ander, ik denk heel herkenbaar voorbeeld staat in het boek dat Mieke de Waal schreef over meisjes in de onderbouw van het voortgezet onderwijs: Zij beschrijft de paniek vlak voor een natuurkundeproefwerk bij een groep meisjes, waarmee ze elkaar aansteken en die tot gevolg heeft dat ook een meisje dat gewoonlijk geen moeite heeft met natuurkunde, onder de maat presteert.
Het
lijkt
wel
alsof
"het
etaleren
van
onkunde
op
natuurkundegebied" (afgezien van de werkelijke prestaties) deel uitmaakt van de door De Waal beschreven "meisjescultuur". Het nut dat een leerling voor zijn/haar persoonlijk leven of de toekomst van een vak verwacht. In het onderwijs wordt echter zeer weinig aandacht besteed aan
het nut-aspect: Uit gegevens van de Second International Science Study (1984) blijkt bijvoorbeeld dat leerlingen het volgens eigen zeggen zelden tot nooit meemaken dat natuurkundeleraren het hebben over het belang van natuurkunde voor het eigen leven en ook niet over mogelijke banen op natuurkundig gebied. Uit de SISS bleek ook dat meisjes minder dan jongens het nut voor zichzelf zien van natuurkunde en het vak ook minder interessant vinden. Het te kiezen vak moet passen bij de eigen (sekse-)identiteit en bij de eigen nonnen en waarden van dat moment. Ter illustratie: Een meisje uit 2-mavo,
dat ik een aantal jaren geleden interviewde, vertelde dat ze heel geïnteresseerd was in allerlei technische zaken -bijvoorbeeld had ze zelf een konijnenhok getimmerd-, dat ze ook vond dat meisjes daar net zo goed in waren als jongens, maar dat ze zelf nooit een technische opleiding als de mts zou kiezen, omdat dat een opleiding voor jongens was.
11
Aanbevelingen voor het natuurkunde-onderwijs Ik beperk me in het volgende tot het natuurkunde-onderwijs, aangezien daar de knelpunten wat betreft de deelname van meisjes het grootst zijn en het MENTproject zich vooral richt op de positie van meisjes in natuurkunde en techniek. Uit wat er over het keuzeproces bekend is, zijn een aantal maatregelen voor het natuurkunde-onderwijs af te leiden die kunnen leiden tot een grotere belangstelling van meisjes voor natuurkunde. Op beperkte schaal worden sommige van de maatregelen ook al uitgevoerd, bijvoorbeeld door docenten van het Coornhert Lyceum te Haarlem (het project "meisjes-exact") en door leden van de NVONwerkgroep "Vrouwen en Natuurwetenschappen" (het "Bolero-project"). 1.
Het idee van veel meisjes dat ze het vak natuurkunde niet aankunnen, ondanks redelijke tot goede prestaties.
Heel belangrijk zijn de eerste natuurkundelessen in het begin van de tweede klas.
Meisjes komen het natuurkunde-onderwijs anders binnen dan jongens: Ze hebben meestal
minder
praktische
ervaring
met
allerlei
activiteiten
op
natuurkundig/technisch gebied en ze hebben in het basisonderwijs en thuis vaak al de boodschap doorgekregen dat dat 'jongens-activiteiten" zijn. Een inleidende opmerking als "De meesten van jullie zullen wel eens met behulp van een lens iets in brand gestoken hebben" gaat dan wel voor jongens op, maar niet voor meisjes. Het gevolg is dat bij jongens hun interesse gewekt wordt en bovendien hun zelfvertrouwen gesterkt omdat ze de stof die behandeld gaat worden, kunnen koppelen aan dingen die ze al eens gedaan hebben. Meisjes haken af, want het vuurtje stoken met een lens is iets wat jongens doen en als je dat gedaan moet hebben om de rest van het verhaal te kunnen volgen zullen ze het toch wel niet begrijpen. Beter is het, om er op een vanzelfsprekende manier voor te zorgen dat iedereen in de klas op hetzelfde ''ervaringsniveau» zit, alvorens verder te gaan met wat er in het leerboek staat. Bijvoorbeeld door leerlingen eenvoudige proefjes met lenzen te laten doen of, als de middelen daarvoor ontbreken, het ver.schijnsel te demonstreren.
Bovenstaande geldt niet alleen voor voorbeelden die met optica te maken hebben,
12
maar ook voor andere onderwerpen uit de natuurkunde. Het is goed om er steeds bij stil te staan of er bij bepaalde onderwerpen sekse-verschillen in voorervaring zijn, en zo ja, daar in de les rekening mee te houden. Presenteer natuurkunde niet als een moeilijk vak. Zeker tegen de tijd dat de vakkenpakketkeuze gemaakt moet worden, "waarschuwen" veel docenten hun leerlingen dat ze niet te licht moeten denken over de natuurkunde in de bovenbouw. Dat kan nodig zijn voor jongens die geneigd zijn hun capaciteiten te overschatten, maar het bevestigt meisjes in hun onzekerheid ten aanzien van natuurkunde. Geef in plaats daarvan objectieve criteria die leerlingen kunnen hanteren bij de keuze van natuurkunde, bijvoorbeeld: ''Wze gemiddeld een 6 staat, kan het met hard werken redden, wie een 7 of hoger staat, kan gerust noluurkunde kiezen, en dol geldt voor iedereen. " 2.
Het idee daJ veel meisjes hebben dol noluurkunde voor hen niet nuttig, interessant en passend is.
Zoals gebleken is besteden natuurkundedocenten in de ogen van hun leerlingen zeer weinig aandacht aan het nut van natuurkunde voor het dagelijks leven en latere beroepsmogelijkheden. Jongens krijgen van huis uit vaak wel de boodschap mee dat een "zwaar" pakket hun toekomstkansen vergroot, maar voor meisjes -zeker de wat lager opgeleide- geldt nog altijd de boodschap dat grote investeringen in hun opleiding minder belangrijk zijn omdat zij later voor een gezin zullen moeten wrgen en het huishouden zullen doen. Een vakkenpakket dat aansluit bij dat toekomstbeeld van opvoedster, verwrgster en huishoudster lijkt dan voor de hand te liggen en natuurkunde speelt daarin geen rol. Maar dat is natuurlijk schijnlogica: Ook al kiest een meisje er voor om beroepsarbeid tijdelijk te onderbreken voor het opvoeden van jonge kinderen, waarom zou ze dan in de tijd dat ze betaald werk verricht, genoegen moeten nemen met ondergewaardeerd en onderbetaald werk? En het is toch ook heel leuk en nuttig om je kinderen later te kunnen helpen met natuurkundehuiswerk? Met andere woorden: of een mersJe nu een canièregerichte toekomst kiest, een gezinsgerichte, of een combinaJie daarvan, in alle gevallen is natuurkunde wel degelijk nuttig en interessant.
13
Maar dat moet dan wel blijken in de natuurkundelessen: Geef (ook) voorbeelden van toepassingen van natuurkundige kennis in gebieden waar gemiddeld genomen meisjes meer mee vertrouwd zijn of interesse voor hebben. Bijvoorbeeld demonstreer bij het onderwerp "druk" een bloeddrukmeting bij een sportkeuring, of laat bij het onderwerp electriciteit
een
"droge-bloempot
indicator"
maken
(meer
leuke,
"meisjesvriendelijke" ideeën op electronicagebied staan in het boekje "Plezier met electronica" van de Muiderkring); Bij het onderwerp "geluid" valt te denken aan geluidsmetingen, het voorkomen van geluidsoverlast, de voor- en nadelen van de walkman, enz. Geef opdrachten waarin vaardigheden op relationeel gebied van belang zijn, bijvoorbeeld: "Hoe zou je een vriendin uitleggen hoe een fototoestel werkt/hoe je een proefje gedaan hebt? Schrijf op wat je haar zou vertellen." Geef informatie over beroepen, of geef opdrachten m.b.t. beroepen waarin bepaalde natuurkundige kennis nodig is, bijvoorbeeld "Wat moet een opticiën weten van optica; Wat moet een mts-er bouwkunde weten van krachten; Wat moet een tv-reparateur weten van electriciteit?" In elk geval moet je, als docent, daar zelf eerst wat van af weten, bijvoorbeeld door eens contact op te nemen met collega's van de dichtsbijzijnde mts, beroepsbeoefenaren in de omgeving, etc. Vertel ook dat in veel technische/natuurkundige beroepen niet alleen kennis van natuurkunde van belang is, maar ook goede contactuele vaardigheden, in de omgang met klanten, opdrachtgevers, patiënten, etc. Tot slot
Natuurkunde is een belangrijk vak met het oog op vervolgopleidingen en beroepen. Maar ook voor de leerlingen niet meteen voor zichzelf denken aan een technisch/natuurkundig beroep, is het de moeite waard om iets te weten van natuurkunde en om iets te begrijpen van de natuurkundige kennis die ten grondslag ligt aan veel dingen waar ze in hun leven mee te maken hebben of krijgen. Ik heb
14
wat statistische achtergronden gegeven en een aantal mogelijke maatregelen om vooral meisjes wat meer bij natuurkunde te betrekken. Natuurlijk heb ik niet volledig kunnen zijn. In de MENT-publicaties, aan te vragen bij het MENT-project (gratis of tegen een geringe vergoeding), is meer informatie te vinden. Ook wie belangstelling heeft voor de in dit stukje genoemde publikaties of andere projecten, kan bij het MENT-project informatie krijgen.
Emancipatieraad wil mannen weren uit vrouwenberoepen Van ome verslaggeelSter DEN HAAG- De groei van het aantal mannen in vrouwenberoepen moet een balt worden toegeroepen. Mannen komen eerder aan de slag in vrouwen· beroepen dan vrouwen in een mannen· beroep. Bovendien stromen mannen sneUer dan vrouwen door naar hogere limcties. Daarom is het nodig dat vrou· wen worden voorgetrokken. Niet aJ. leen in mannenberoepen maar nok in het van norsprong traditionele vrou· wenberoep.
De Emancipatieraad schrijft dit in een advies over de nota Vrouwen en kwaliteit van de arbeid. Het advies is gestuurdnaarde staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Die post wordt op dit moment waargen<>men door demissionair minister De K<>nin& omdat staatssecretaris De Graaf
inmiddels vertrokken is naar de Zie-
kéll!ondsraad. De raad pleit voor maatregelen die moeten voorkomen dat mannen vrouwen verdringen in de traditionele vrouwenberoepen. Mannen rukken in deze beroepen veel sneller op dan vrouwen in mannenberoepen. Vrouwen bereiken ook veel minder snel een hogere fullctle. Volgens de Emancipatieraad werkt de seksesc:beiding op de arbeidsmarkt in het nadeel van vrouwen. Bebalve dat vrouwen uit hun vak worden verdreven door mannen, conStateert de raad ook dat de vrouwen onder te hoge druk lichamelijk zwaar werk verrichten. Het werk is eenzijdig en wordt naar verhouding te laag betaald. Het is een van de redenen waarom er naar verhouding veel arbeidsongeschikt verklaarde vrouwen zijn. De raad pleit voor onderzoek naar een systeem voor functiewaardering van vrouwen. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor het feit dat vrouwen in de traditionele beroepen slecht zijn georpniseerd. Werkgevers, aldus de raad, moeten hun vrouwelijke werknemers stimuleren lid te worden van een vakbond. Een onderzoek van de Rijksuniversiteit Utrecht dat deze week is verschenen, toont aan dat vrouwen bij het vervullen van interne vacatures weinig kans maken. Vrouwen werken vaker dan mannen onder hun niveau en de onderzoekers betwijfelen of steeds relevante eisen worden gesteld aan een functie.
zaterdag 14 oktober '89 Volkskrant
15
Hetonderzoek is verricht in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken. De onderzoekers coneinderen dat positieve actie vrouwen kan helpen carrière te maken. Bedrijven zouden zich sneller tot vrouwen wenden, met hen onderhandelen en alerter reageren op zaken die vrouwen belemmeren door te stromen naar hogere functies. Minister De Koning deelde de Tweede Kamer deze week mee dat de Centra voor Vakopleiding (CVV) meer mogelijkheden krijgen om vrouwen te scb<>len in technische vakken. De centra die deeltijdopleidingen en kinderopvang aanbieden, ktijgen daarvoor èl
De onderzoekers ontdekten dat veel CVV's intitiatieven ontwikkelen om vrouwen aan te trekken. Niet alleen ten aanzien van hun onderwijsprogtamma~s. maar ook in aanpassingen van kleedruimte, sanitaire voorzieningen en kleding. Toch verloopt de werving van vrouwelijke cursisten moeizaam. Vrouwen die een cursus hebben afgesloten vinden bovendien maar heel moeizaam een baan.
VOORLICHTING EN BEGELEIDING IN HET MTO Marja Brand (medewerkster MENT) Begeleiding van meisjes in het MTO Hoe waren de resultaten voor meisjes in het schooljaar 86/87? In 1986/87 zaten er totaal 999 meisjes in het reguliere dag mto. leerjaar 1 leerjaar 2
310 271
leerjaar 3 leerjaar 4
zittenblijvers dat jaar
47 van school 52
29 25
235
31
30
183
22
8
Dat jaar werd er een diploma gehaald door 147 meisjes. 36 Meisjes haalden geen diploma, daarvan gingen er 6 terug naar de derde klas, 22 deden het jaar over en 8 gingen er van school zonder diploma. Als je de oogst van dat jaar bekijkt blijken er dus toch nog veel meisjes uit te vallen, nl. 92 stuks. Dat betekent dat een op de tien meisjes uiteindelijk afhaakt zonder een
diploma op zak te hebben. Het zou een goede zaak zijn een registratie systeem te maken met daarin de redenen opgenomen waarom meisjes uit het MTO verdwijnen. Met zo'n registratie-systeem krijgt de school zicht op die zaken binnen de schoolorganisatie die niet meisjes vriendelijk zijn en daardoor de kansen op succes in het onderwijs voor meisjes verkleinen. Registratie alleen is niet genoeg. Een beleid voeren dat erop gericht is de school ook voor meisjes aantrekkelijk te maken is een tweede. Een manier om dat te doen is bv. het voeren van een vrouwvriendelijk leerllngbegeleidingssysteem. Wat daaronder verstaan wordt, wordt helder beschreven in het nieuwste produkt van de VHTO: Anders begeleiden;
handleiding voor het opzetten
van
een
geemancipeerd
begeleidingssysteem in het HTO. Elders in deze MoMent-opname kunt u een
16
gedeelte uit dit boekje vinden. De overeenkomsten met het MTO maken dit boekje ook geschikt voor mts-dekanen en directieleden. Uiteraard zijn het niet alleen meisjes die de school zonder diploma verlaten. Ook jongens hebben het wat dat betreft niet altijd gemakkelijk, getuige de volgende cijfers. In 1986/87 zaten er 61.863 jongens in het reguliere dag mto. leerjaar 1 leerjaar 2
18.497 zittenblijvers
2.512
16.652
2.548
1.861
leerjaar 3
13.663
1.306
1.922
leerjaar 4
13.049
2.040
544
dropouts
3.030
Dat jaar haalden 10.116 jongens hun diploma, 2.040 deden het vierde jaar over, 339 gingen een klas terug en 544 verlieten het MTO zonder diploma. Ook voor jongens zou het dus een goede zaak zijn middels een leerlingvriendelijk begeleidingssysteem iets te doen aan de grote uitval. Het is natuurlijk hoogst inefficient en erg duur om leerlingen maar gedeeltelijk de opleiding te laten doorlopen en ze vervolgens zonder diploma weg te moeten zien gaan. Ervaringen van andere scholen tonen aan dat een betere begeleiding een vermindering van de zittenblijvers en dropouts tot gevolg heeft.
Deelt
jd
M T 0
·" '
·."'.~.,.·.. .~
~···::-
Speciaal 0
0
VROUWfN
17
Voorlichting aan meisjes over de MTS Waar komen ze vandaan de meisjes in het MTO? In 1987/88 zaten er 1165 meisjes op de MTS in het reguliere dag onderwijs. De verdeling per leerjaar was verder als volgt. leerjaar 1
402
leerjaar 2
326
leerjaar 3
227
leerjaar 4
210
Als je voorlichting geeft over de MTS aan meisjes is het zinvol eerst eens te kijken waar de meisjes die nu de MTS bezoeken vandaan komen. Wellicht dat dat een aanwijzing geeft voor de plaats waar je andere meisjes zou kunnen benaderen. Van de 402 meisjes in het eerste jaar waren er 47 die het jaar doubleerden (zie begeleiding van meisjes). De 355 overige meisjes kwamen van de volgende scholen/schooltypen. mavo zonder diploma
4
mavo met diploma
255
vwojhavo 2 of 3
13
havo 4 of 5, zonder diploma
15 15
havo met diploma vwo 4 of hoger, zonder diploma
1
lto/ito zonder diploma
1
lto/ito met diploma
39
vak-mto, zonder diploma kmbo
4
ander voltijdsonderwijs
5
geen (ned.) onderwijs
2
Uit dit overzicht blijkt dat de mavo de grootste leverancier van technisch
18
geïnteresseerde meisjes is. Het is dus logisch te noemen dat de meeste MTS'en zich in hun voorlichting aan meisjes vooral richten tot de mavo-scholen in de regio. Wat in dit overzicht verder opvalt is dat het lto/ito wat dat betreft geen grote inbreng heeft. Kijk je naar de instroom van jongens in het mto dan zijn zowel de mavo met diploma als het lto/ito met diploma met respectievelijk 8.055 en 6.641 leerlingen grotendeels verantwoordelijk voor de instroom van 16.196 eerste jaars op de dag mts. De vraag is dan ook waar blijven al die meisjes die van de lts afkomen met een diploma? Gaan zij direct aan het werk, of stromen ze in andere typen middelbaar beroepsonderwijs in? Zou het wat dat betreft zinvol zijn de voorlichting niet alleen op mavo-scholen te richten maar ook naar ho-scholen te gaan? Discrimineren we havo meisjes? Een ander opvallend verschijnsel is de instroom in het tweede jaar van 27 havo meisjes, 3 zonder en 24 met diploma. Vergelijk je dat met de instroom van jongens in het. tweede jaar dan blijken er respektievelijk 825 met en 68 zonder diploma van de havo in te stromen. Van alle meisjes die met een bavo diploma de mts binnenkomen mogen er dus vier van de tien niet in bet tweede jaar beginnen, terwijl dat bij de jongens maar een van de tien overkomt. Zou dit nu komen doordat jongens een beter vakkenpakket meebrengen, of hogere cijfers of spelen er onbewust andere zaken mee, bijvoorbeeld een onvoldoende vertrouwen in de capaciteiten van havo meisjes, of een onvoldoende zelfvertrouwen van meisjes waar we niet tegen in gaan? Nog even voor de volledigheid een overzicht van de voornaamste leveranciers van mts leerlingen.
19
jongens
meisjes
le jr
2e jr
mavo met diploma
8.055
havo 4 of 5 z.d.
350
68 825
le jr
2e jr
255
havo 5 met diploma
134
lto/ito met diploma
6.641
totale instroom
16.196
15
3
15
24
39 1.193
355
40
Grofweg kun je dus stellen dat er van elke tien jongens vijf van de mavo, vier van het lto en I van de havo afkomen. Bij meisjes is dat anders: van elke tien instromers komen er 8 van de mavo, I van de havo en I van het lto. Anders begeleiden nodig in het HTO De VHTO hHI't een nieuwe brochUre Ulfgegevetl, gelirmd 'lwJers Begeleiden'. Het is aen praltttsch handboek VOO/ het opzerren van een bageleidingssysl~Je~JM~n StJ..Kienlen m het HTO. Waarom moet hel anders volgens de VHTO en alli:k!rs dan wal? Oe brochure ~all verandeflngon voor op twee gebleden In de {!Of· ste plaats iS &reen persoonUjto:er en kompieter syslèem van sh.Jdiebegelelding nodig dan nu gebrul· kelqk is in MI HTO. In de twooda plaats wordt aandachl geSGhonken aan de bizOndere positie van vroo· weliïka studamen m her HTO. Achlereenvolgens komen aan de orde.
de gevolgen van de veranderingen inde ond~nisatie (mals beperking van de studieduur eo werken in grotece ~} DaardoOl is begeleiding van indt.>iduele studenten meer ncdlg
de toename van hel aantal meis· jes dat naaf het HTO gaat. dat stelt de studiebegeleidmg voor nteuwe vragen een beschnJVIng van de studiesJeer voor vrouwal~ke Sludénlen en IO!onna!te over de manier waarop de huidige stuclleOOiJetekling kan worden aangepast; eii!O 0\lerzk:hl van taken binnen de studiebegeleiding en VOOr·
Srieden voor een verdeiing over de verschdlende funclîonarissen. een uîtW@tk:ing van de stUdtebe· gefwjmg aan meiSfes met aan· d.lcht V!X)( de opvang bij aai'\ITiel d'OÇ) en introductie. aandacht voor de begeleiding tijdens de
danvroeger
swdw In een apurt houll..l:::.!uk wotdl f.!espf~en Ovtlf de VOO!'bc· rviding op werk"'ok.l en loopbaan. ûfJ\tl.a,l ITIC1Sje$ tn andere termen
over hUn toekomst denken dan 10noens
6
okrober J!1B9, nummer 21 ---------~~~-----~~~
op~mng bij ongewenste intuniletten t fit onderzoek bl~la dat juist in de 0\letgangslase van eentradrtioneef ma~f naar een meer gemengd bedrijf een toename is 1e z:ittn Van WOOSl:e intimiteiten He« is belangnik te weten hoe ongewenste lmÎmlleitoo VOOtkomen kunnoo WOfden. hoe
onoe·
slachtQffers lo.mnen worden opgavangen, hoe het zil met de teehlspositie van docenten, wclke !dachten-procedures kunnen worden gebluikt. De brochure prQbeert daar een antwoord Op te
"""""
'Anders &;geleiden' (een handlel-
ding voor hel opzetlen van een
~~~--~-----------
20
geêrn..'fnc~ ~efdingssystecn1
m het HTO) is de tweOOe wtgaVi<
In een !1ffik$ Het eet'Sie nummer was 'Aodurs Voorlichten'. een haMleiding VOO( het orgq.rnseren van HTO·vooriiehling aan meisjes
De btochure kost} 17,50 eo is te """")gen bij deVHTO
HTS-DOCENTEN OVER MEISJES EN TECHNIEK
Wilrna Groenendaal (Onderwekster VHTO en medewerkster projektgroep Techniek SLO)
"' In 1987 is door medewerksters van het MENT-project onderzoek gedaan naar ideeën die MTS-docenten hebben over meisjes en techniek. In 1989 is een zelfde soort onderzoek gedaan onder HTS-docenten. Dit laatste onderwek was veel kleinschaliger van opzet, maar heeft in grote lijnen dezelfde resultaten opgeleverd. Het onderwek onder HTS-docenten is uitgevoerd door de Stichting VHTO (VHTO staat voor Vrouwen en Hoger Technisch Onderwijs), een stichting die vooral het behartigen van de belangen van vrouwelijke HTO-studenten en afgestudeerden tot doel heeft. In het kader van het onderzoek zijn 23 docenten geïnterviewd, allemaal mannen, die afkomstig waren van de afdelingen Elektrotechniek en Chemische Technologie van 4 verschillende Hogescholen. Het bleek dat het merendeel van deze docenten vroeger in het bedrijfsleven gewerkt hebben. Ook hebben veel van de docenten geen of nauwelijks een didaktische scholing gehad. Eén van de meest opvallende resultaten van het onderzoek heeft te rnaken met het cognitieve nivo van de studenten. Gevraagd naar het nivo van de studenten die beginnen met een studie aan het HTO, blijkt dat zeker 70% van de docenten de meisjes beter of minstens even goed als de jongens vindt. Volgens de docenten zijn de meisjes meer gemotiveerd omdat ze zich moeten bewijzen binnen de groep. Ze worden met argusogen gevolgd en als ze het niet zo goed doen blijkt maar weer eens: "zie je wel, techniek is niets voor meisjes". In het HTO is ongeveer 5% van het totaal aantal studenten van het vrouwelijk geslacht. Zoals dat binnen het MTO ook het geval is, hebben de meisjes problemen
21
met het altijd opvallen als eenling in een mannengroep. Uit de interviews met de docenten blijkt dat zij wel oog hebben voor dit soort problemen. Volgens de docenten zullen de meisjes de volgende extra problemen tegenkomen gedurende hun HTO-studie: ze zullen eenzaam zijn tussen al de jongens tijdens de opleiding en mamten tijdens de stageperiode. Ze zullen geplaagd worden, minder serieus genomen worden dan jongens, sexueel getinte opmerkingen krijgen, etc. Zoals een docent het zegt: "er zal in ze gepikt worden als in de bloedende kip". Daartegenover staat, volgens de docenten, dat de meisjes veel extra aandacht en hulp van docenten en medestudenten krijgen. Hoe de meisjes dat ervaren vragen de docenten zich verder niet af. Uit eerder onderzoek onder HTS-studentes is naar voren gekomen dat meisjes nogal wat klachten hadden over de jongens in de klas. De jongens maken bijvoorbeeld opmerkingen over de meisjes en ze helpen ze ongevraagd. De docenten merkten in de interviews op dat zij dat geen enkel probleem vinden en dan ook geen reden zien tot ingrijpen als het voorkomt in de klas. Uit alles mag dus duidelijk zijn dat de docenten beseffen dat meisjes zich in een aparte positie bevinden binnen het HTO. Toch lijken ze daar geen conclusies uit te trekken betreffende hun eigen gedrag. In de eerdere interviews met HTO-studentes vertellen zij dat de docenten hen niet hetzelfde behandelen als de jongens in de klas. Zo hebben de meisjes bijvoorbeeld het idee dat ze meer beurten krijgen of dat hun werk anders beoordeeld wordt door sommige docenten. Ook worden door bepaalde docenten in de klas vrouwoRvriendelijke moppen verteld en zijn er ook nog steeds docenten die vinden dat vrouwen niet in de techniek thuishoren. Toen de docenten tijdens de interviews met deze denkbeelden van de meisjes geconfronteerd werden, bleek dat zij deze zaken in het geheel niet bij zichzelf herkenden. Een enkeling had wel het idee dat collega-docenten deze verschillen tussen jongens en meisjes maken. Dit zijn enige opvallende resultaten uit het onderzoek onder HTO-docenten. Evenals bij de MTO-docenten kan bij HTO-docenten niet geconcludeerd worden dat zij meisjes moedwillig anders behandelen dan jongens. Toch gebeurt dat. Het zal nog veel tijd en energie kosten om meisjes en jongens gelijkwaardig (wwel in aantal als
22
in aanpak) deel te laten nemen aan het HTO. Voor meer informatie over de Stichting VHTO of over het HTO-onderzoek kunt u contact opnemen met: Stichting VHTO Postbus 573 3500 AN Utrecht tel. 030-341274
C6
8
0
0
0
23
WAT VINDEN JONGENS EN MEISJES IN DE 3" KLAS VAN NATUURKUNDE ZELF MINI-ONDERZOEK DOEN IN DE EIGEN KLAS Ruurd Taconis (medewerker Vakgroep Didaktiek Natuurkunde TU Eindhoven, leraar natuurkunde PTHN)
Onlangs studeerde ir. Gerard van Gastel als eerste af aan de z•-fase lerarenopleiding aan de TU-Eindhoven. Als onderzoeksopdracht legde hij zijn leerlingen een enquête voor. 31 meisjes en 31 jongens uit 3 HAVO en 3-VWO vulden de lijst in. Een deel van de gestelde vragen was gericht op de verschillen én overeenkomsten tussen jongens en meisjes. Het ging daarbij vooral om de interesse van de leerlingen voor het vak natuurkunde en natuurkundige zaken, hun waardering van het vak natuurkunde en hun motivatW om natuurkunde al dan niet te kiezen. Deze resultaten wil ik hier graag bespreken. De resultaten stemden goed overeen met het beeld dat uit grootschalig onderzoek naar voren komt. Enige belangrijke trends kwamen zeer duidelijk naar voren. Iets voor u om te zien in hoeverre u er in slaagt al uw leerlingen te boeien en te motiveren?
Interesse Vinden uw leerlingen natuurkunde iets om in hun vrije tijd nog eens naar om te kijken? Vier vragen (tabel 1) uit het mini-onderzoek hebben betrekking op deze 'algemene interesse' in natuurkunde.
24
TABEL-1; Algemene interesse voor 'natuurkunde en techniek' JONGENS MEISJES Antwoord:
Vraag:
totaal
6% 0% 94%
10% 32% 58%
8% 16% 76%
0%
26%
13%
ja nee
45% 55%
77% 23%
61% 39%
ja nee weet niet
39% 58% 3%
51% 45% 3%
48% 40% 3%
7. "Heb je (naast sport) nog andere hobby's"
geen natk./techn. anders
10. ''Lees je kranten of andere tijdschriften, zo ja welke?"
o.a. pop.wet.
24. "Kijk je ooit naar een tv-programma waar iets over natuurkunde in voorkomt?" 25. "Lees je in kranten of tijdschriften ooit iets over natuurkunde?"
Duidelijk komt naar voren dat de algemene interesse in 'natuurkundige zaken' van de meisjes achterblijft in vergelijking met die van de jongens. Alleen jongens lezen b.v. populair wetenschappelijke tijdschriften of hebben technische hobby's. Visie op belang van natuurkunde Uit de vragen die zijn gesteld m.b.t. de visie van de leerlingen op de maatschappelijke rol van de natuurkunde (tabel 2) komt jongens en de meisjes naar
voren 1•
~
60% van de leerlingen vindt dat natuurkunde veel
veranderd heeft in de wereld.
1
verschil tussen de
Wel speelt hier het schooltype een rol.
25
TABEL 2; Visie op belang van natuurkunde Vraag:
Antwoord:
MEISJES
JONGENS
TOTAAL
26."Denk je dat natuurkunde belangrijk is in de huidige maatschappij?" a) ja b) nee c) weet ik niet
58% 0% 42%
61% 6% 32%
60% 2 6% 14%
27."Hebben natuurkundige ontdekkingen veel veranderd in de wereld?" a) ja b) nee c) weet ik niet 28."Zo ja geef een voorbeeld"
81% 0% 19% 52%
84% 0% 16% 71%
82% 0% 18% 61%
Waarderen al uw leerlingen uw lessen? Hoe boeiend zijn uw lessen eigenlijk voor uw leerlingen? Bent u in staat uw leerlingen enthousiast te maken voor uw vak? Weet u ook die leerlingen te boeien die wat minder in uw vak zijn geïnteresseerd. Om dat te kunnen doen is het van belang te weten waar de interessen van uw leerlingen en leerlinges liggen. Om de stand van zaken te bepalen is de mening van de leerlingen over het schoolvak natuurkunde gevraagd (tabe\-3). TABEL-3; Waardering van natuurkunde is genoemd) Vraag: 11. "Welke vind je de twee leukste vakken?" 1" . . . . . . . . . • 2" •••.•...••
het
schoolvak
natuurkunde
(percentages
JONGENS
TOTAAL
6% 0%
6% 16%
6% 8%
10% 16%
0% 6%
5% 11%
10% 23%
3% 0%
6% 12%
16% 16%
9% 9%
MEISJES
12. "Welke vind je de twee minst favouriete vakken?" 1" ••.••••••• 2" •••••••••.
13."Welke vakken zijn het moeilijkst?" 1" ...•••••.. 2" ...•.....•
14."Welke vakken zijn het makkelijkst?" 1" •••••••••. 2" •••••.•••.
3% 3%
26
dat
15."Aan welke vakken besteed je de meeste tijd?" le . . . . . . . . . . 28 ••••••••••
0% 10%
3% 0%
19."Heb je de laatste tijd iets nuttigs geleerd in de natuurkundelessen?" a) ja b) nee 20."Zo ja geef een voorbeeld"
68% 32% 55%
52% 48% 52%
59%
29."Vind je alles wat met natuurkunde te maken heeft:" a) makkelijk/ 13% b) moeilijk 39% (weet niet) 48% c) saai/ 13% d) leuk 13% (weet niet) 74%
32% 16% 52% 16% 45% 39%
23% 27%
3l."Denk je dat je datgene wat je in de natuurkundelessen leert later in het dagelijks leven nog eens kunt gebruiken?" a) ja 55% b) nee 13% c) weet ik niet 31%
68% 3% 29%
1%
5%
41%
54%
51%
15% 29% 57%
61% 11%
28%
Natuurkunde lijkt zeker niet buitensporig moeilijk te zijn, maar het lijkt niet bijzonder leuk gevonden te worden, al kan zo'n resultaat natuurlijk per klas of school sterk verschillen. De jongens blijken natuurkunde duidelijk leuker en makkelijker te vinden dan meisjes. Kiezen van natuurkunde
Belangrijk zijn ook mogelijke verschillen m.b.t. het kiezen van het vak natuurkunde in relatie tot de richting waarin de leerling denkt verder te gaan. Jongens hebben over het algemeen vaker een technische voorkeur m.b.t. beroep of vervolgopleiding. In het mini-onderzoek blijken ze ook vaker van mening dat ze daarom natuurkunde moeten kiezen. Anderzijds blijkt uit grootschalig onderzoek dat jongens nogal snel natuurkunde denken nodig te hebben. Voor meisjes geldt vaak het tegendeel. Zij zijn snel geneigd om te denken dat ze natuurkunde wel niet nodig zullen hebben om b.v. physiotherapeut te worden. Uit grootschalig onderwek blijkt ook dat de meisjes die wordt geadviseerd natuurkunde te keizen gemiddeld vaak een hoger punt hebben
27
voor natuurkunde dan de jongens. Het laatste woord over deze kwestie is vast nog niet gezegd.
TABEL-4; Vervolgopleiding/beroep en keuze
MEISJES
JONGENS
TOTAAL
16."Heb je een idee welk beroep je wilt keizen, of welke richting je uit wil gaan?" a} nee 32% b} Ja, nl:.... technisch/exact 10% anders 58%
26% 45% 29%
29% 28% 44%
17."Welke vervolgopleiding wil je na deze school volgen?" .•.•...•. technisch/exact anders weet niet
10% 35% 55%
42% 16% 41%
26% 26% 48%
lS."Heb je natuurkunde nodig voor deze opleiding?" a} ja b} nee c} weet niet
26% 52% 23%
48% 35% 16%
37% 44% 20%
32."Kies je natuurkunde in je vakkenpakket?" a} ja 55% b) nee 45%
74% 26%
65% 35%
Conclusie
Uit dit mini-onderzoek komen een aantal zaken naar voren die ook in grootschalig onderzoek worden gevonden. Dit onderstreept nog eens hoe uitgesproken de verschillen tussen jongens en meisjes vaak zijn, vooral als gaat om het schoolvak natuurkunde en het al dan niet kiezen van dat vak. Deze punten verdienen zeker uw aandacht. Gelijke kansen beginnen ermee de lessen zo in te richten dat deze voor de meisjes even aantrekkelijk zijn als voor de jongens. Door een kleine vragenlijst kunt u zelf nagaan in hoeverre u daarbij succesvol bent. Een dergelijke lijst kan compact zijn en de afname en verwerking zullen niet veel tijd in beslag nemen. Een belangrijk aspect bij het enquêteren vormt uw relatie met de klas. Het is een belangrijke randvoorwaarde voor de afname.
28
EMANCIPATIE EN ROLDOORBREKING OP SCHOOL
Bespreking van SiO-katernen Loes Roelofs
(medewerkster MENT) Docenten uit het middelbaar onderwijs die zich willen inzetten voor roldoorbreking op hun school staan voor een lastige taak. Tot nog toe wordt er binnen het vakinhoudelijke onderwijs betrekkelijk weinig aan emancipatie/roldoorbreking gedaan. Wel is er op het gebied van leerling- en keuzebegeleiding materiaal verschenen. Maar roldoorbreking bereik je niet door er alleen tijdens de studie- of beroepskeuzelessen aandacht aan te besteden of door een enkele les emancipatie. Ook tijdens de normale lessen zal rolbevestiging moeten worden tegengegaan. Binnen de lessen frans of natuurkunde is niet direkt duidelijk waar de rolbevestigende elementen naar voren komen. Helemaal moeilijk wordt het om vanuit deze situatie duidelijk te krijgen hoe het dan wel moet. Om een handreiking te geven aan docenten die binnen hun lessen wat willen doen aan roldoorbreking heeft de kadergroep Emancipatie/roldoorbreking van het SiOprojekt (Scholen in Ontwikkeling) lesmateriaal en achtergrondinformatie verzameld. Het
SiO-projekt
(tegenwoordig
overgegaan
in
BOS-platform:
Begeleiding
Ontwikkeling Scholen t• fase) wordt uigevoerd door de Landelijke Pedagogische Centra (LPC). Binnen het kader van dit projekt tracht de LPC op allerlei wijze scholen o.a. op het gebied van roldoorbreking te ondersteunen. Het materiaal is in een aantal katernen gebundeld. Naast een katern 'Algemene Inleiding' zijn er 19 katernen voor de meeste vakken en voor thema's als Keuzebegeleiding en Organisatie verschenen. In de Algemene inleiding wordt ingegaan op aspekten van maatschappij en school die van invloed zijn op roldoorbreking. De oorzaken van verschil in loopbaan van meisjes en jongens worden aangegeven en er staan handige tips voor het samenstellen, ontwikkelen en kiezen van leermiddelen in. Het is een goede zaak dat voor alle vakinhouden les- en achtergrondmateriaal over emancipatie/roldoorbreking is verzameld. Hoewel 'Kies-Exact'-kampagnes weleens anders doen vermoeden is roldoorbrekend materiaal, ook in de leergebieden die
29
traditioneel meer meisjes trekken, van groot belang om een verandering in het rolgedrag van jongens en meisjes te weeg te brengen. Immers, pas als zowel meisjes als jongens andere normen worden bijgebracht kan dit leiden tot een ander minder voorgeschreven rollenpatroon. De bedoeling van de katernen voor exakte vakken is docenten voorbeeldlesmateriaal voor te schotelen dat dient als ondersteuning van een aantal praktische tips en aanbevelingen voor lesmateriaal. In het vakspecifieke gedeelte wordt aandacht besteed aan de keuze voor het vak door jongens en meisjes (CBS-cijfers) en de faktoren die een rol spelen bij die keuze. Hoewel een en ander niet diepgravend is uitgewerkt, geeft dit deel een aardig overzicht van aspekten die bij het keuzegedrag een rol spelen. De literatuurlijst is ook waardevol als het gaat om titels van artikelen die een bepaald aspekt wat verder kunnen belichten. Hoewel de toelichting een belangrijk deel van het katern uitmaakt en de belangrijkste aspekten over het onderwerp emancipatie/roldoorbreking aan de orde komen, mist het een duidelijke rode draad. Vooral als het gaat om de uitleg van de psychologische verklaring zoals die door E. Fox Keiler wordt beschreven. Het boek waarin Fox Keiler haar visie geeft "Reflections on Gender and Science" (ned. "Een wereld van verschil") is ontoegankelijk en zeker niet direkt toepasbaar. Een samenvatting hiervan leidt naar mijn gevoel tot vraagtekens. De katernen zijn te bestellen bij: Kadergroep Emancipatie/roldoorbreking BOs-platform Buitenveldertse laan 106 1080 AB Amsterdam De prijs van een katern is f 7,50 excl. portokosten.
30
DE NIEUWE LERARENOPLEIDING TECHNIEK: GERINGE DEELNAME VAN VROUWEN
~
Marc J. de Vries
PEDAGOGISCH TECHNISCHE HOGESCHOOL NEDERLAND
(sectieleider Techniek van de Pedagogisch Technische Hogeschool Eindhoven) In september van dit jaar zijn zes Ierarenopleidingen in Nederland gestart met de nieuwe opleiding voor docenten Techniek. De invoering van het vak Techniek voor alle leerlingen in de eerste drie leerjaren van het voortgezet onderwijs (lbo, mavo, havo en vwo) maakt deel uit van het wetsvoorstel Basisvorming. Voor het verzorgen van dit nieuwe vak zijn docenten nodig. Het ministerie heeft dit jaar extra faciliteiten ter beschikking gesteld aan docenten, die zich willen laten omscholen tot docent Techniek. Deze omscholing duurt twee jaar. Behalve deze omscholing wordt een reguliere
vier-jarige
deeltijd·opleiding
voor
•
docent
Techniek
verzorgd.
De
Pedagogisch Technische Hogeschool is één van de instituten, die een opleiding Techniek verzorgt. Het vak Techniek zal naar verwachting voor 1 à 2 uur per week op het rooster van de scholen voor voortgezet onderwijs komen. Op dit moment wordt in het lbo, en op een enkele mavo-school, nog het vak Algemene Technieken gegeven. Dit vak was oorspronkelijk bedoeld om leerlingen in het lbo een algemene inleiding te geven in de techniek. De praktijk werd echter, dat in het vak Algemene Technieken een aantal basisvaardigheden, nodig voor het volgen van de verder (technische) opleiding, werden gedoceerd. Het feit, dat Techniek een één- of twee-uurs vak zal worden, maakt het in het bijzonder aantrekkelijk voor hen, die part-time willen lesgeven. Slechts op grotere scholengemeenschappen zal het mogelijk zijn een volledige baan te creëren met de uren techniek alleen. Uiteraard is het ook mogelijk met een combinatie van bevoegdheden te komen tot een volledige weektaak. In de werving voor deze nieuwe studierichting is aandacht besteed aan de perspektieven voor vrouwen in dit vak. Het resultaat was teleurstellend: slechts
31
ongeveer 10% van de studenten Techniek aan de PTH zijn vrouwen. Hoewel dit aantal gunstig afsteekt tegen aantallen vrouwen in de technische vakken, waarvoor de
PTH opleidt
(mechanische
techniek
en
werktuigbouwkunde,
bouwkunde
en
bouwtechniek, motorvoertuigentechniek, elektrotechniek), is het toch nog ver verwijderd van een ideale situatie. Bij de werving voor volgend jaar zal nog nadrukkelijker gewezen moeten worden op de goede mogelijkheden voor vrouwen om Techniek te gaan doceren.
Speclel biJ School nr. 5 mel1987 35
32
NIEUW!!!!!!!!!!!!!
BOEKEN: Meisjes: een wereld apart. Een etnografie van meisjes op de middelbare
*
school. Mieke de Waal. Boom Meppel, Amsterdam. Techniek een nieuw vak. Stand van zaken techniek in het voortgezet onderwijs. Andries Feteris & Jan Streumer. ABC De Lier, tel.01745-17811 The Attitude of PupiJs Towards Technology. Falco de Klerk Wolters. ABC De Lier, tel. 01745-17811. Teacher Education for School Technology. Verslag PATT-4 conferentie. Thema's: Frameworks for technology teacher education, PATT-research, Women in technology teacher education, Teacher education for primary school technology. PTHN-Eindhoven, teL 040-474709.
BROCHURES: Deeltijd MTO: Speciaal voor vrouwen. Voorlichtingsbrochure voor vrouwen die interesse hebben in een opleiding deeltijd MTO. MENT 89-06, tel. 040473095.
*
Anders begeleiden. Handleiding voor het opzetten van een geëmancipeerd begeleidingssysteem in het HTO. Uitgave van de Stichting vrouwen en hoger technisch onderwijs (VHTO), tel. 030-341274.
*
De werkorganisatie en je plaats erin. Emancipatorisch opleidingsmateriaal voor leerlingen van een primaire opleiding of kmbo. Redactie lda Bontius. Apart uitgewerkt voor: detailhandel, confectie en verzorging. Uitgave CIBB, tel. 030-618811. Emancipatie in opleidingsprogramma's. Een gids met aanwijzingen voor het emancipatorisch ontwikkelen van een beroepsopleiding en voor het werken met emancipatorische opleidingsmaterialen. Redactie lda Bontius. Uitgave CIBB, tel. 030-618811.
33
MEISJES EN VROUWEN IN DENKSPORTEN
g
.lllUlll'll,
~~~
~~~·p ~~~!.: di-.~'ll\\1~·
t'll .. ..:h.t-
kl'n odntl'n Wt.:ini~-:
d~..· t.lhl:lil'lj~..· ~.:·nh·k
NB I~ lud \ o•Jr h,·t prohkt'lll geen t'nkdt· bcl.m~~r~:lllllt-:. In dt• hrid).:L'· hond 1ip1 dL" \ rott\\'L'Il 111
Lt.H d.ur gn:n
rwi1fd m n
h~._·.,r.J.lll.
D~.:· •.:ijkr~ d.Ht-r~.:·n
uir 19SS 1i1n du.,
~.:·n
hq.,:1n I '-JH9
~.:·n
de mt·ndl'rlwtd, h.:t J,tl .11· knu.tl \\'d 11jn
'>t·hit·n d.H 1\t' d.m L'l'll" t
op du monll'IH niL'I lllt.'l'f lwrrouwh.t.tr. \X\:1 h,·.
10
j, lwt p~,;·r.,:~._·m.l \ t~.:·r hund.u m dl.· .ttgdt 'P"-'Ll m.J.md~._·n .. rl'lligw . :llliJ!,\n.Hld'-·ring h~.:·t•ft ond~.:·q.,:.1.1n. Ik F~._·~._kr.tfl~.:· L\Jl Nt·tkrl.ind ..~._· rknk .. pllrthlllhkll (I·ND) h~._·dt 11..:h op J!,t'h"t-
rrouwh.t.H
~"-· \ roU\\'~,;'ll lil ~._k
d~.:·n
ll'flltk·n,w.umn·r~.:·r,n·i
IIIJ!,
hd.tngnjL:..·
puntl'll op
d~.:• ;IJ!,l'lld.\ \(Oiltkll, llll'l bt•(
n . ·r., ..·hi1nwl
\".lil d~.:·
nou-
\'oor dt· drh: .utdt·rt' dt·ttklt!--\t d.H .ut-
\WiijL:~._· t!t-~lllfl'ft'V'>l' h~.:•JÎJ!,
~ponhon,kn
gdum~._kn.
dt·r~.
Erg
J!,l'.llllllll'l·hl
a;.1m~1l
Go bond Dam bond S~.7hot;Ü:
bond Bridge honJ
llUill(
\\',lilt d~·
L:ing.,L:r.tdu uit op \TIJUWl'll. H~._·r otllkr.,r.un1.:
lt·t.h:n
960
Zi1 lll'hht•n lk i11druJ...
pcr~.:cnta~:tl'
vroU\\'l'll
7,5% .l,l% 4,5%
9.l9.l
.29.112 68.!23
..
B,s·~
Artikel uit het blad Bridge
34
Kies niet exact mannen om leidinggevende macht>posities te bekleden. maar deze theorie wordt in de praktijk zwaar ondergraven door bijkomende factoren als machtsstre· Toch is zelfs maar de vluchtigste ven, neiging tot monomanie en tjes zich maar op het straatinter· offerbereidheid. view hadden gestort. V<X>rbijgan· verwijzing naar het bestaan van dit soort sekseverschillen voor Een mooi voorbeeld hoe vroumoesten antwoord geven op veel mensen al aanleiding om wen in dit opzicht 'tekortschie· \'raag Qf ze ook vonden dat een rood waas voor ogen te krij~ ! ten' las ik afgelopen maandag in vrouwen dommer waren dan Dat kan niet en dat mag de Volkskrant, waar mevrouw mannen. want dat had in de want als je die verschillen i Leyten, beoogd minister van jusHaagse Posr gestaan, en die had zou erkennen, is er geen grond titie, werd geportretteerd. Ze het weer uit Amerika, waar het meer om te zeggen dat de helft . had het z6 kunnen worden. de nu eindelijk wetenschappelijk van het aantal straaljagerpiloten, CDA'erslagen voor haar deur op was bewezen. vorkheftruckwerkers en glazenhun k:nie!n, maar ze zei: ~,Dat is Zoals te verwachten reageerden \\assers vrouw moet zijn. Zelfs een baan van l ()() uur per week de voorbijgangers met varianten en dat verhoudt zich niet met up ,.wat heb ik nou aan m'n fiets de overheid kan dan wel inpak· ken met de 'Kies exact'-<:ampag- opgroeiende kinderen. Ik werk hangen" en beijverden zij zich ne. in het tot uitdrukking brengen nu veertig uur ~er week en dat Dat laatste is dan ook precies gaat uitstekend'. van hun gevoelens van hoogste wat er zou moeten gebeuren: op- Er is geen man te bedenken die W'4rdering voor de geestelijke houden met dat stupide gepropa- om die reden een ministerschap vermogens van de vrouw in het geer van exacte vakken juist zou afwijzen. Voor het machtsdgemeen. Terecht deden ze dat voor meisjes. Waar komt het gevoel dat een ministerszetel le·- het was alleen Jammer dat de idee vandaan dat zij die goed vert wordt veel opzij gezet. worst waar ze zo gretig op aanVrouwen worden minder gedrevielen niets te maken had met de: zijn in de beta-vakken de waarven door dat exclusieve machtsaard van het bewuste onderzoek. lijk intelligenten zijn die het ook het verste brengen? Waarom is streven, omdat ze bijna altijd De tnomfantelijke ziezo-blik verschillende potjes tegelijk op waarmee het presentatieteam het het voor een meisje in 4RHavo beter om natuurkunde te kiezen het vuur hebben staan. Of dat itempJe afsloot (kijk eens hoe dan Duits': Wat is er inherent nu wel of niet aan de hersenbemoedig v.·ij ons teweerstellen te· waardevoller aan natuurkunde? drading ligt, doet er niet toe; bet gen fasdstotde tendenzen in de Binnen eenzelfde opleidingsis een niet te ontkennen ervawetenschap' was dan ook net zo niveau bestaan er nauwe1ijb ver.. ringsgegeven, waarop het verder belachelijk als een applausje schillen in waardering tussen be· altijd aardig uitzonderingen vervoor de bewering dat de aarde roepen met een alfa· of een hela- zinnen is. wis en waarachtig rond is. signatuur: een hoogleraar scheiJudith Polgar bijvoorbeeld zou Waar ging het onderzoek om" best wereldkampioen schaken Dat er een fysiologisch substraat kunde geniet niet meer aanzien dan een hoogleraar slavis:iek; kunnen worden- waarom II.Îet? was aangetoond voor een aantal een treinmachinist nlet meer dan er is ook wel eens een vrouw op persistente verschillen tussen mannen en vrouwen, zoals ruim- een bibliothecaris. een elektri· de Mount Everest ~eweesl cien niet meer dan een peutertelijke ori~ntatie, oog-handcoör· maar dat er ooit biJ schaken op leidster. Ik kan maar niet begrijdinatie en object-gerichtheid. topniveau sprake zal zijn van een pen waarom meisjes in de richevenredige vrouwelijke vertegen· Vrouwen scoren (gemiddeld geting van loodgieter, metaalbe· woordiging, lijkt me onmogelijk. sproken! dat is heel belangrijk) werker of geoloog geduwd moeIntussen worden er in de topreJager op deze eigenschappen en ten worden, terwijl hun eigen gionen van de bridge-spon nog dat kan gerelateerd worden aan altijd sekse-gesegregeerde kameen ander neuronaal bedradings- idee misschien uitgaat naar bepatroon in de hersenen. Betekent jaardenverzorgster of advocaat. pioenschappen gehouden, en Als ze maar een vak leren, dan is daar hoor je nooit iemand over dit dat vrouwen minder intelligent lijn? In het geheel niet. Als het al mooi genoeg, zou je denmorren. Onbegrijpelijk vind ik ken. voor de mate van intelligentie dat, ~elet op de vaardigheden en Wanneer het om macht en hoge kwaliteiten waar een goede gemakshalve even het Lq. wordt posities gaat (een gebied waar genomen, dan is er vaak genoeg bridger over moet beschikken: je vrouwen evenzeer traditioneel moet er helder, logisch en snel aangetoond dat er tussen manzijn ondervertegenwoordigd) nen als groep en vrouwen als voor denken, ~oed kunnen ont· komt het me trouwens voor dat groep geen verschil bestaat. houden, van ttjd tot tijd een een goed ontwikkeld pakket aan Wanneer de componenten waarvleugje psychologie in de strijd alfa- en gammavaardigheden een gooien, en de juiste mix van vcruit zo'n totaalscore is opgebetere springplank vormt dan trouwen in jezelf en in je partner iouwd echter afzonderlijk beaan de dag lejl8en. (Een voor .::.ien worden. dan zijn er wel de- ' een overwegend beta-getint pakgelijk verschillen, die er grofweg ket. Ik heb het sterke vermoevrouwen plezterige bijkomstig· den dat Lubbers, Joop van den op neerkomen dat vrouwen het beid is dat één spelletje bridge Ende en de d~recteur van de wat beter doen in de verbale den minuten duurt en niet een PTT allemaal hoger scoren op de vaardigheden en mannen in de hele avond zoals een schaakparverbale analogieên-test dan op de puzzelsector (kubusjes vouwen, tij.) Er is maar c!tn reden die ik kan verzinnen voor gescheiden rekenkundige rijtjes afmaken en geometrische patronenlegtest, met andere woordenJ'uist op de bridgekampioenschappen en dat dergelijke). Het ene compenvrouwelijke i.q.-vaar igbeden. is dat de vrouwen op topii.Îveau seert het andere en vice versa, Misschien zijn vrouwen în aan~ het eigenlijk beter kunnen en de totaalscores ontlopen elkaar leg (taal- en sociale vaardig· niet en er is dus niets aan de dat dl• mannen genn zin hebben heden) zelfs wel geschikter dan om de hele tijd te verliezen. hand.
Ht;t domste ~tuKte televisie van de afgelopen tijd' zag tk in het KRO-programma ·Ook dat nog'. waarvan de: makers. b!j gebrek aan ieuke cunsumemenvoorvalle·
donderdag
q
BEATRIJS RITSEMA
november '89
NRC Handelsblad
35