.,1'(5%2(5'(5,-(1
+\JLsQHHQ]R|QRVHYHUZHNNHUV
$(+HXYHOLQN 609DONHQEXUJK &YDQ+HHUZDDUGHQ --+&7LOEXUJ -70=ZDUWNUXLV1DKXLV (GH%RHU 9:$.(85,1*6',(1679$1:$5(12267
3RVWEXV $(=XWSKHQ WHO ± ID[ ± HPDLO 27#NYZQO
SURMHFWQXPPHU27 GDWXPRNWREHU
Project: OT 0212
20-10-03
Pagina 1 van 12
,1+28'623*$9( 6$0(19$77,1*6800$5<(175():225'(1«««««««««««««« ««
,1/(,',1* 0$7(5,$$/(10(7+2'(1 35(9$/(17,(678',( ,QVSHFWLHOLMVW 0HVWPRQVWHUV %DFWHULRORJLVFKRQGHU]RHN 2.1.3.1 STEC O157..................................................................................................... 5 2.1.3.2 6DOPRQHOOD spp. .............................................................................................. 5 2.1.3.3 &DPS\OREDFWHU spp. ........................................................................................ 5
/21*,78',1$/(678',(
5(68/7$7(1 35(9$/(17,(678',( ,QVSHFWLHOLMVW %DFWHULRORJLVFKRQGHU]RHN /21*,78',1$/(678',(
',6&866,( &21&/86,( '$1.%(78,*,1* /,7(5$7885 %,-/$*(1
Project: OT 0212
20-10-03
Pagina 2 van 12
6$0(19$77,1* Brononderzoek heeft uitgewezen dat contact met landbouwhuisdieren een belangrijke rol speelt bij de transmissie van Shiga toxine-producerende (VFKHULFKLDFROL O157 (STEC O157). Verschillende infecties konden in verband worden gebracht met een bezoek aan een kinderboerderij. Dit rapport behandelt de resultaten van een landelijk project Kinderboerderijen, waarbij in totaal 132 kinderboerderijen werden bezocht. Aan de hand van een inspectielijst is een inventarisatie gemaakt van de hygiënestandaard en van aanwezige hygiënefaciliteiten. Tevens werden bij ieder bezoek mestmonsters verzameld voor onderzoek op STEC O157, 6DOPRQHOOD spp. en &DPS\OREDFWHU spp. In het algemeen is de hygiënestatus goed te noemen en ook wat de hygiënefaciliteiten betreft hebben de meeste kinderboerderijen de zaken op orde. Aandachtspunten zijn: de uitrusting van de handenwasgelegenheid, een schoeiselreinigingsgelegenheid, een aparte eetgelegenheid voor bezoekers en quarantainevoorzieningen. STEC O157 werden aangetoond op 13 (10,2%) van de bezochte kinderboerderijen, 6DOPRQHOOD spp. op 19 (14,5%) en &DPS\OREDFWHU spp. op 74 (56,5%), waarbij het percentage positieve monsters uiteen liep van respectievelijk 4 tot 60% (gemiddeld 26% en mediaan 20%), 3 tot 50% (gemiddeld 12% en mediaan 7%) en 3 tot 69% (gemiddeld 18% en mediaan 13%). Deze getallen laten zien dat er een reëel risico op zoönosen bestaat na een bezoek aan een kinderboerderij en onderstrepen het belang van het in acht nemen van hygiënemaatregelen door zowel medewerkers als bezoekers en pleiten bovendien voor een certificering van kinderboerderijen. Aanbevolen wordt binnen 5 jaar de situatie opnieuw te bekijken. Tenslotte moeten bezoekers en medewerkers van kinderboerderijen worden voorgelicht over de kans op ziekte na contact met (mest van) dieren. 6800$5< Recently, it has become clear that contact with farm animals plays an important role in the transmission of Shiga toxin-producing (VFKHULFKLDFROL O157 (STEC O157). Several infections could be linked to a petting zoo visit. This report presents the results of a national project aimed at gaining more insight in the occurrence of zoonotic agents in petting zoos and at getting an impression of the standard of hygiene of the farm environment. In total 132 petting zoos were visited. It was concluded that both the hygiene standard at the farms visited and the facilities for hygienic practices by the employees as well as the visitors was good. However, more attention has to be paid to: facilities for handwashing, cleaning footwear, an eating-place for visitors and quarantine. Fresh faecal droppings collected at 13 (10.2%) of the petting zoos visited tested positive for STEC O157, 19 (14.5%) for 6DOPRQHOOD spp. and 74 (56.5%) for &DPS\OREDFWHUspp. The percentage of positive samples ranged from 4 to 60% (mean 26% and median 20%), 3 to 50% (mean 12% and median 7%) and 3 to 69% (mean 18% and median 13%). These numbers show that there is a real risk of acquiring severe zoonotic infection when visiting a petting zoo and underline the importance of the creation of a safe farm environment by the owner and the observance of simple hygienic procedures by visitors. Furthermore, these results support the idea of a certifying system for petting zoos. It is recommended to repeat this study within 5 years. Finally, visitors and employees need to be informed about the risk of illness via contact with (faeces from) farm animals. 75():225'(1 kinderboerderij, hygiënecode, zoönose, (VFKHULFKLDFROL O157, STEC, 6DOPRQHOOD, &DPS\OREDFWHU
Project: OT 0212
20-10-03
Pagina 3 van 12
,1/(,',1* Infectie van met name jonge kinderen met Shiga toxine (Stx)-producerende (VFKHULFKLDFROL (STEC) O157 vormt een ernstig gezondheidsrisico met reële kans op blijvend orgaanletsel (nierfalen) en zelfs de kans op sterfte. Eind juli 2000 ontwikkelde een 1,5-jarig jongetje het hemolytisch-uremisch syndroom na een bezoek aan een kinderboerderij (7.3). Uit de ontlasting van het kindje en de mest van enkele dieren van de kinderboerderij werden STEC O157 bacteriën gekweekt. Uitgebreid vergelijkend onderzoek van de bacteriën die uit de dieren en het patiëntje waren geïsoleerd heeft duidelijk gemaakt dat de kinderboerderij vrijwel zeker als bron van de infectie kan worden aangewezen. Deze casus was aanleiding voor een pilotstudie naar het voorkomen van STEC O157 op kinderboerderijen, met als resultaat dat op 2 van 11 willekeurig gekozen kinderboerderijen STEC O157 bacteriën werden aangetroffen. In december van hetzelfde jaar kreeg een 2,5-jarig jongetje enkele dagen na een bezoek aan een andere kinderboerderij hemorragische colitis als gevolg van een infectie met STEC O157. Uit een mestmonster van een kalf op de kinderboerderij werd een STEC O157 stam geïsoleerd. Uitsluitsel over de bron van de infectie kon echter niet worden gegeven, omdat het humane isolaat niet meer beschikbaar was voor subtypering. Naar aanleiding van de eerste casus en de resultaten van de pilot is door de VWA/Keuringsdienst van Waren (KvW), in samenwerking met de Stichting Kinderboerderijen Nederland (SKBN), Vereniging Medewerkers Kinderboerderijen, Directie Voedings en Veterinaire Aangelegenheden van het ministerie LNV, Gezondheidsdienst voor Dieren, consulent kinderboerderijen IPC Barneveld en de afdeling Volksgezondheid & Voedselveiligheid van de Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht, in 2001 een “Code voor hygiëne op kinderboerderijen in Nederland” opgesteld (7.4). Deze Code is bedoeld als leidraad voor de verbetering van de hygiëne op kinderboerderijen in Nederland. De Code bevat een lijst met de meest voorkomende ziekteverwekkers bij dieren die veel op kinderboerderijen gehouden worden. Hiernaast wordt er aandacht besteed aan diermanagement en bedrijfsmanagement en er worden suggesties gedaan om het risico dat medewerkers en/of bezoekers een ziekte oplopen op een kinderboerderij zo klein mogelijk te maken. De Code is verspreid onder alle kinderboerderijen in Nederland die aangesloten zijn bij de SKBN. Bovendien heeft de VWA/KvW voor alle kinderboerderijen in Nederland een informatiebord ter beschikking gesteld, dat gratis afgehaald kon worden bij één van de regionale diensten. Om een beeld te krijgen van de stand van zaken op het gebied van hygiëne op kinderboerderijen in Nederland heeft de VWA/KvW in 2002 een 0-meting uitgevoerd. Aan de hand van een inspectielijst is een inventarisatie gemaakt van de hygiënestandaard en van de aanwezige hygiënefaciliteiten op de kinderboerderijen. Tevens werden mestmonsters verzameld voor onderzoek op STEC O157, 6DOPRQHOOD spp. en &DPS\OREDFWHU spp. Bovendien werden wekelijks mestmonsters verzameld voor onderzoek op STEC O157 op 1 van de 11 willekeurig gekozen kinderboerderijen die positief werden bevonden in de eerder genoemde pilotstudie, zodat behalve inzicht in de prevalentie ook een beter inzicht zou worden verkregen in de epidemiologie (de bron, transmissie, overleving, aantallen STEC O157 bacteriën) van STEC O157 op kinderboerderijen.
0$7(5,$$/(10(7+2'(1 35(9$/(17,(678',(
In de periode juni t/m november 2002 werden door (assistent) controleurs en/of veterinair inspecteurs van de regionale Veterinair Technologische (VT) teams in totaal 132 kinderboerderijen bezocht: in regio Noord 22, regio Noord-West 30, regio Oost 25, regio Zuid 35 en regio Zuid-West 20. Alle kinderboerderijen waren aangesloten bij de SKBN en willekeurig geselecteerd uit het adressenbestand.
Project: OT 0212
20-10-03
Pagina 4 van 12
,QVSHFWLHOLMVW Bij ieder bezoek aan een kinderboerderij is een inspectielijst met vragen over de aanwezige hygiënefaciliteiten en de hygiënestatus ingevuld, zie Bijlage I. De vragen van de inspectielijst houden rechtstreeks verband met de “Code voor hygiëne op kinderboerderijen in Nederland” (7.4).
0HVWPRQVWHUV Tijdens ieder bezoek werd getracht 25, zoveel mogelijk verse, droppings te verzamelen (à circa 50 g), van met name herkauwers. De monsters werden gekoeld vervoerd naar de regionale microbiologische laboratoria van de afdeling Handhaving en na ontvangst op het laboratorium bewaard bij 0-4°C. Binnen 48 uur na bemonstering werden de monsters in onderzoek genomen.
%DFWHULRORJLVFKRQGHU]RHN
2.1.3.1
STEC O157 STEC O157 stammen werden geïsoleerd met het Vitek Immuno Diagnostic Assay System voor immunoconcentratie van (FROLO157 (VIDAS-ICE) (bioMérieux) (SIG01-OT304 - BEPALING VAN (6&+(5,&+,$&2/, O157 IN WAREN). Als selectief ophopingsmedium werd gemodificeerde trypton soja bouillon met novobiocine -1 (20 mg l ) gebruikt. De uiteindelijk verkregen suspensies werden afgeënt op zowel Sorbitol -1 -1 MacConkey agar met cefixime (0,05 mg l ) en telluriet (2,5 mg l ) (CT-SMAC) als -1 -1 ChromAgar O157 met cefixime (0,025 mg l ) en telluriet (1,25 mg l ) (½CT-CHROM). Typische kolonies, kleurloos op CT-SMAC en paars op ½CT-CHROM (maximaal 8 van iedere plaat), werden afgeënt op eosine methyleen blauw (EMB) agar en sorbitol-1 MacConkey agar met 4-methylumbelliferyl-b-D-glucuronide (0,1 g l ) (SMAC-MUG) agar. Kleurloze kolonies op SMAC-MUG die bij instraling van UV licht (312 nm) niet fluoresceerden en die tevens op EMB de voor (FROL karakteristieke paars-groene metaalachtige glans vertoonden werden geagglutineerd met (FROL O157 latexagglutinatieserum. Kolonies die agglutineerden met het (FROL O157 latexagglutinatieserum werden voor bevestiging en nadere typering opgestuurd naar de afdeling Signalering Veterinaire Producten (VP). Verdachte isolaten werden biochemisch bevestigd als zijnde (FROL met een API 20E test. Daarna werd een PCR ingezet voor de VW[ genen (VW[1 en VW[2), het (FROL attaching-andeffacing gen (HDH), het enterohemolysine gen (KO\ ) en het O157 antigen. De(FROL O157 isolaten werden gesubtypeerd met behulp van pulsed-field gel electroforese (PFGE) (;EDI restrictie). Verder werden de isolatenopgestuurd naar het Central Public Health Laboratory (Londen, Groot-Brittannië) voor faagtypering.
2.1.3.2
6DOPRQHOOD spp. De isolatie van 6DOPRQHOOD spp. werd uitgevoerd volgens MIC01-WV121 – BEPALING VAN DE AANWEZIGHEID VAN 6$/021(//$ IN WAREN MET BEHULP VAN DE MSRVMETHODE. Stammen die biochemisch en/of serologisch als 6DOPRQHOOD werden bevestigd, werden opgestuurd naar Signalering VP voor subtypering met behulp van PFGE (;EDI restrictie) en doorgestuurd naar het RIVM voor serotypering.
2.1.3.3
&DPS\OREDFWHU spp. De isolatie van &DPS\OREDFWHU spp. werd uitgevoerd volgens SIG01-ZD302 - BEPALING VAN &$032%$&7(5 SPP IN WAREN. In afwijking van het voorschrift werden de mestmonsters echter direct afgestreken op Charcoal Cefoperazon Deoxychoiaat agar (CCDA), zonder een voorafgaande selectieve ophoping in Charcoal Cefoperazon Deoxychoiaat bouillon (CCDB), en na 48 ± 4 uur afgelezen. Na te zijn bevestigd met een latex-agglutinatietest werden de &DPS\OREDFWHU isolaten opgestuurd naar Signalering VP voor bevestiging en species identificatie middels PCR.
Project: OT 0212
20-10-03
Pagina 5 van 12
/21*,78',1$/(678',( In week 8 t/m week 47 van 2002 werden wekelijks door medewerkers van Signalering VP circa 20 mestmonsters verzameld op één en dezelfde kinderboerderij die in de pilotstudie van 2000 positief was gebleken voor STEC O157. De monsters werden onderzocht op STEC O157 volgens de methode beschreven in paragraaf 2.1.3.1, waarmee nog dezelfde dag werd begonnen.
5(68/7$7(1
,QVSHFWLHOLMVW
35(9$/(17,(678',(
De gegevens verzameld aan de hand van de inspectielijst zijn samengevat in Tabel 1. Voor een samenvatting van de resultaten per regio wordt verwezen naar Bijlage II. Van een aantal inspectielijsten waren enkele vragen niet goed ingevuld. Omdat aan deze vragen geen conclusie verbonden kon worden, zijn deze vragen buiten beschouwing gelaten. Het gevolg hiervan is dat op enkele onderdelen het totaal aantal resultaten minder is dan 132, het bezochte aantal kinderboerderijen. Tabel 1. Resultaten inventarisatie hygiënestandaard en hygiënefaciliteiten op kinderboerderijen in Nederland Vraag inspectielijst
Antwoord
Is de hygiënecode op de kinderboerderij aanwezig? Is er een informatiebord voor bezoekers aanwezig? Staat er een doelmatige tekst op het informatiebord? Hangt het informatiebord goed in het zicht? Is er een handenwasfaciliteit aanwezig? Is bij de handenwasfaciliteit een gevulde zeepdispenser aanwezig? Zijn er papieren handdoekjes aanwezig? Is er (bij de uitgang) een schoeiselreinigingsgelegenheid aanwezig? Is er een aparte eetgelegenheid voor medewerkers aanwezig? Is er een aparte eetgelegenheid voor bezoekers aanwezig? Is de eetgelegenheid voor bezoekers mestvrij? Is de eetgelegenheid voor bezoekers voorzien van een handenwasfaciliteit? Is er een quarantainemogelijkheid aanwezig? Is er bij de quarantainemogelijkheid aparte kleding/materiaal aanwezig? Is er een logboek aanwezig? Wordt het logboek goed bijgehouden? Worden er voedingsmiddelen verkocht? Wat is de algemene indruk van de hygiëne op deze kinderboerderij?
Zijn de looppaden/contactruimten met dieren mestvrij gemaakt? Hoe is de indruk over de dieren waarmee direct contact mogelijk is? a
Aantal (%) kinderboerderijen 111a / 132 (84) 90 b / 132 (68) 89 / 90 (99) 73 / 90 (81) 121 / 132 (92) 92 / 121 (76) 54 / 121 (45) 56 / 132 (42) 118 / 132 (89) 54 / 123 (44) 51 / 54 (94) Vervallen 83 / 130 (64) 36 / 83 (43) 112 / 131 (85) 107 / 112 (96) 73 / 132 (55) 112 / 132 (85) 19 / 132 (14) 1 / 132 (1) 124 / 132 (94) 125 / 132 (95) 3 / 132 (2) 4 / 132 (3)
Op 5 inspectielijsten werd aangegeven dat de hygiënecode ter plekke is uitgereikt, waarmee het percentage kinderboerderijen in bezit van de Code op 88% komt. b Op 10 inspectielijsten werd aangegeven dat het door de VWA/KvW beschikbaar gestelde informatiebord ter plekke is uitgereikt, waarmee het percentage kinderboerderijen in bezit van een informatiebord op 76% komt.
%DFWHULRORJLVFKRQGHU]RHN In totaal werden 2371 mestmonsters in onderzoek genomen. Monsters verzameld bij 1 van de 132 kinderboerderijen werden door het regionaal microbiologisch laboratorium niet in behandeling genomen en zijn daarom bij de verwerking van de gegevens buiten beschouwing gelaten. De resultaten van het microbiologisch onderzoek zijn samengevat in Tabel 2 t/m 5. Voor een samenvatting van de resultaten per regio wordt verwezen naar Bijlage III t/m VIII. Het bleek niet altijd mogelijk 25 monsters te verzamelen. Het minimum
Project: OT 0212
20-10-03
Pagina 6 van 12
was 2, het maximum 34, de mediaan 22 en gemiddeld werden 18 monsters per kinderboerderij verzameld. Verder bleek het niet altijd mogelijk 50 g te verzamelen, zodat minder materiaal werd onderzocht. Het percentage positieve monsters op kinderboerderijen positief voor STEC O157, 6DOPRQHOOD spp. en &DPS\OREDFWHU spp. liep uiteen van respectievelijk 4 tot 60% (gemiddeld 26% en mediaan 20%), 3 tot 50% (gemiddeld 12% en mediaan 7%) en 3 tot 69% (gemiddeld 18% en mediaan 13%). Na combinatie van alle resultaten bleek op 85 (64,9%) van de 131 kinderboerderijen STEC O157 en/of 6DOPRQHOOD spp. en/of &DPS\OREDFWHU spp. te zijn aangetoond. Tabel 2. Voorkomen van STEC O157, 6DOPRQHOOD spp. en &DPS\OREDFWHU spp. op kinderboerderijen in Nederland Zoönoseverwekker a
STEC O157 6DOPRQHOOD spp. &DPS\OREDFWHU spp.
Aantal positief / totaal aantal (%) Kinderboerderijen Droppings 13 / 127 (10,2) 58 / 2293 (2,5) 19 / 131 (14,5) 41 / 2341 (1,8) 74 / 131 (56,5) 225 / 2365 (9,5)
a Op 2 kinderboerderijen werden uit respectievelijk 1 en 3 mestmonsters biochemisch typische O157 stammen geïsoleerd, positief voor !"! en # $ EHEC, maar negatief voor %& ' . Indien deze isolaten worden meegeteld dan komt het aantal positieve kinderboerderijen op 15 (11,8%) en het aantal positieve droppings op 62 (2,7%).
Tabel 3. Voorkomen van STEC O157, 6DOPRQHOOD spp. en &DPS\OREDFWHU spp. bij verschillende diersoorten Diercategorie Schaap/geit/lama Paard/pony/ezel Rund Hert Varken Gevogelte Knaagdier Divers/onbekend Walibi/kangoeroe
Aantal droppings positief / totaal aantal (%) 6DOPRQHOOD spp. &DPS\OREDFWHU spp. STEC O157 a 47 / 1459 (3,2) 20 / 1488 (1,3) 155 / 1502 (10,3) a 3 / 334 (0,9) 5 / 344 (1,5) 6 / 346 (1,7) 6 / 146 (4,1) 0 / 151 17 / 151 (11,3) 0 / 112 3 / 115 (2,6) 3 / 117 (2,6) a 1 / 56 (1,8) 0 / 58 19 / 58 (32,8) a 1 / 99 (1,0) 9 / 97 (9,3) 21 / 99 (21,2) 0 / 42 0 / 41 0 / 43 0 / 39 4 / 41 (9,8) 3 / 43 (7,0) 0/6 0/6 1/6 (16,7)
a Daarenboven werd uit 1 mestmonster van elk van deze categorie dieren een positief voor !"! en # $ EHEC, maar negatief voor %& ' .
Project: OT 0212
20-10-03
O157 stam geïsoleerd, biochemisch typisch,
Pagina 7 van 12
Tabel 4. Subtypering (FROL O157 isolaten Boerderij
a
I II III IV V VI VII VIII IX X XI XII XIII XIV XV
Aantal monsters positief/ totaal aantal (%) 12 / 24 (50,0) 5 / 25 (20,0) 9 / 15 (60,0) 4 / 15 (26,7) 3 / 25 (12,0) 1 / 12 (8,3) 2 / 4 (50,0) 5 / 25 (20,0) 1 / 25 (4,0) 9 / 25 (36,0) b 3 / 25 (12,0) 4 / 10 (40,0) b 1 / 24 (4,2) 1 / 25 (4,0) 2 / 25 (8,0)
Resultaten PCR voor: Faagtype VW[1 VW[2 HDH KO\EHEC + + + 43 + + + 50 + + + 43 + + + 34 + + + 34 a + + + rdnc + + + 8 + + + 49 + + + 54 + + + 14 + + 8 + + + + 1 + + 14 + + + 2 + + + nd+14
PFGE A B C D E F G H I J K L M N N+O
rdnc, isolaat reageert met de set fagen, maar niet conform een bekend type. O157 stammen biochemisch karakteristiek voor STEC O157 (negatieve sorbitolfermentatie en niet in het bezit van het enzym ( -D-glucuronidase). b
Tabel 5. Subtypering 6DOPRQHOOD spp. isolaten Boerderij
Serotype
VII
3 / 26
(11,5)
VIII IX X XI XII XIII XIV
1 / 25 1 / 25 1 / 15 1 / 31 2/4 1 / 14 2 / 12
(4,0) (4,0) (6,7) (3,2) (50,0) (7,1) (16,7)
6 Enteritidis pt 4 6 Enteritidis pt 11 6 spp. enterica 6 Livingstone 6 Typhimurium ft 3 6 Typhimurium ft 507 (n=1) b 6 Typhimurium ft atyp (n=4) 6 Infantis (n=2) 6 Typhimurium ft 3 (n=1) 6 spp. arizonae 6 Infantis 6 Hadar 6 Enteritidis pt 3 6 Enteritidis pt 3 c nd 6 Mbandaka
XV
8 / 25
(32,0)
6 Enteritidis pt 4
XVI XVII XVIII
1 / 24 5 / 20 2 / 25
(4,0) (25,0) (8,0)
XIX
1 / 25
(4,0)
I II III IV V VI
a
Aantal monsters positief/ totaal aantal (%) 2 / 25 (8,0) 1 / 25 (4,0) 1 / 25 (4,0) 2 / 25 (8,0) 1 / 25 (4,0) 5 / 26 (19,2)
ontyp, ontypeerbaar atyp, atypisch c nd, niet gedaan
6 Typhimurium ft 12 6 Hadar 6 Livingstone (n=1) 6 Enteritidis pt 21 (n=1) 6 Ohio
PFGE A D a ontyp ontyp I J K L I E L M N N nd B C G G’ H I F ontyp G ontyp
(n=1) (n=4) (n=2) (n=1)
(n=1) (n=1) (n=6) (n=1) (n=1)
b
Project: OT 0212
20-10-03
Pagina 8 van 12
Uit 4 mestmonsters, verzameld op 2 verschillende kinderboerderijen, werden (FROL O157 stammen geïsoleerd die biochemisch karakteristiek waren voor ziekteverwekkende STEC O157 (negatieve sorbitolfermentatie en negatief voor het enzym b-D-glucuronidase) en ook in het bezit van het HDH en KO\EHEC gen, maar het gen voor de productie van Stx misten (zie voetnoten Tabel 2 t/m 4). Deze isolaten zijn strict genomen géén STEC en derhalve niet geteld als STEC O157 isolaten. Vermeldenswaardig is verder dat uit 2 van de 20 mestmonsters verzameld op weer een andere kinderboerderij biochemisch typische (FROL O157 stammen waren geïsoleerd die negatief bleken voor alle 3 virulentiefactoren (VW[, HDH, KO\EHEC) (resultaat niet opgenomen in Tabel 2 t/m 4). Van 200 van de 225 droppings positief voor &DPS\OREDFWHU spp. werden isolaten opgestuurd naar Signalering VP voor bevestiging en species identificatie middels PCR. Hiervan bleken er 44 niet meer op te kweken en 4 isolaten gaven een negatief signaal in de &DPS\OREDFWHU spp.-specifieke PCR. 111 isolaten werden geïdentificeerd als &MHMXQL, 22 als &FROL en 3 als &ODUL. In 8 gevallen bleek er sprake van een mengcultuur van &MHMXQL en &FROL en 1 maal van een mengcultuur van &MHMXQL en &ODUL. 7 als &DPS\OREDFWHU spp. bevestigde isolaten konden niet nader worden geïdentificeerd.
/21*,78',1$/(678',( In totaal werden 851 mestmonsters verzameld. Uit géén van de monsters werden STEC O157 stammen geïsoleerd.
',6&866,( Nederland telt circa 500 kinderboerderijen, met een bezoekersaantal van in totaal 15 tot 20 miljoen per jaar. Hiervan zijn er in het kader van dit project 132 bezocht. Gebleken is dat de hygiënestatus van deze kinderboerderijen in het algemeen goed te noemen is. Op slechts 1 kinderboerderij werd de algemene hygiënestatus als slecht beoordeeld. Dit is een opmerkelijk goed resultaat. Dat de kinderboerderijen werden bezocht na een van tevoren gemaakte afspraak heeft wellicht invloed op dit resultaat gehad. Om de werkelijke situatie op de kinderboerderijen in kaart te brengen zou een dergelijke hygiënecheck bij dezelfde kinderboerderijen nogmaals uitgevoerd moeten worden, maar ditmaal zonder voorafgaande kennisgeving. Ook wat betreft de hygiënefaciliteiten hebben de meeste kinderboerderijen de zaken op orde. Een aantal kinderboerderijen, die (nog) niet alles goed op orde hadden, hebben aangegeven hieraan te zullen werken zodat dit op (korte) termijn alsnog gerealiseerd gaat worden. Het belang van het creëeren van een veilige omgeving voor bezoekers en medewerkers wordt onderstreept door de resultaten van het microbiologisch onderzoek: op bijna tweederde (64,9%) van de kinderboerderijen werden STEC O157 en/of 6DOPRQHOOD spp. en/of &DPS\OREDFWHU spp. aangetoond. Voor alle 3 ziekteverwekkers zijn in de literatuur gevallen beschreven die het gevolg waren van direct contact van de patiënten met dieren die de bacterie bij zich droegen. Het is bekend dat dieren drager kunnen zijn van micro-organismen (bacteriën, virussen en parasieten) en deze kunnen uitscheiden in o.a. melk, urine en mest, zonder zelf ziek te zijn. Op deze manier kan ook de omgeving van het dier besmet raken. Bezoekers die zich op een kinderboerderij tussen de dieren begeven, de dieren aanraken, aaien en knuffelen en op weiden komen waar besmette dieren aanwezig zijn (geweest), lopen een reëel gevaar met deze micro-organismen geïnfecteerd te worden. De meeste van deze micro-organismen kunnen bij mensen geen ziekte veroorzaken. Van de ruim 21 als relevant te beschouwen zoönoseverwekkers moeten de “klassieke” enteropathogenen, STEC O157, 6DOPRQHOOD spp. en &DPS\OREDFWHU spp. als het grootste veterinaire volksgezondheidsrisico worden beschouwd (risico = kans op infectie x ernst van de gevolgen hiervan) en eerste prioriteit verdienen bij de beperking hiervan (7.1). Het risico op infectie van bezoekers en medewerkers kan op betrekkelijk eenvoudige wijze drastisch worden beperkt door een weldoordacht, goed gestructureerd hygiënebeleid (7.2), waarbij de “Code voor hygiëne op kinderboerderijen in Nederland” als leidraad kan dienen (7.4).
Project: OT 0212
20-10-03
Pagina 9 van 12
Alhoewel de hygiëne op de bezochte kinderboerderijen in het algemeen goed te noemen was, kwamen een aantal verbeterpunten naar voren. Een zeer groot percentage, 92%, van alle bezochte kinderboerderijen is voorzien van een handenwasfaciliteit. Helaas zijn deze faciliteiten nog lang niet op al deze kinderboerderijen goed uitgerust, dat wil zeggen met een zeepdispenser en papieren handdoekjes. Minder dan de helft van de bezochte kinderboerderijen is in het bezit van een schoeiselreinigingsgelegenheid. Ook kunnen bezoekers op minder van de helft van de bezochte kinderboerderijen in een aparte eetgelegenheid terecht om voedingsmiddelen te nuttigen. Is er een eetgelegenheid aanwezig dan wordt deze in de meeste gevallen in voldoende mate schoon gehouden. Aankoop/aanvoer van nieuwe dieren is de belangrijkste oorzaak van insleep van nieuwe ziektekiemen op een kinderboerderij. Met het oog op het binnenhalen van gezonde dieren verdient het aanbeveling om naast het inwinnen van informatie over de ziektegeschiedenis en herkomst van het dier, nieuwe dieren een bepaalde periode in quarantaine te plaatsen. Nieuwe dieren konden op 83 (64%) van 130 bezochte kinderboerderijen bij aankomst in quarantaine worden geplaatst. Een quarantainevoorziening op zich is niet voldoende om de aanwezige dieren vrij te houden van eventuele ziektekiemen die met de nieuwe dieren de kinderboerderij zijn binnengekomen. Om het effect van een quarantaineperiode optimaal te benutten is een goede hygiëne onontkoombaar. Het beste is om de dieren in quarantaine door een aparte dierverzorger te laten verzorgen. Helaas behoort dit door het gebrek aan mankracht en financiële middelen meestal niet tot de mogelijkheden. Hierdoor is een goed hygiënemanagement van extra groot belang. Naast de route die een dierverzorger aflegt, eerst de verzorging van de gezonde dieren en daarna van de zieke dieren, is ook aparte kleding en laarzen in de quarantaineruimte erg belangrijk. Dit om versleping van kiemen vanuit de quarantaineruimte naar de andere dieren op de kinderboerderij, via bijvoorbeeld kleding of mest aan de laarzen, zoveel mogelijk te voorkómen. Op 36 (43%) van de 83 kinderboerderijen die een quarantaineruimte ter beschikking hebben, gebruikten de medewerkers aparte kleding als zij werkzaamheden in de quarantaineruimte uitvoerden. Behalve de aanwezigheid van hygiënefaciliteiten is een goede algemene hygiënische bedrijfsvoering van groot belang. Hieronder wordt onder andere verstaan dat er een goed mestopruimbeleid gevolgd moet worden, er regelmatig gereinigd en ontsmet dient te worden, vuil en afval in daarvoor bestemde afvalbakken gedeponeerd wordt, plaagdieren moeten worden bestreden en het voer netjes opgeruimd dient te worden. Hiernaast is het essentieel dat de paden en gebieden waar bezoekers toegang toe hebben vrij dienen te zijn van mest, zodat voorkómen wordt dat bezoekers via hun schoenen mest over de kinderboerderij (en daarbuiten) verspreiden. Ook de dieren die in aanraking kunnen komen met bezoekers dienen schoon te zijn om de verspreiding van mest via handen en kleding te voorkómen. Behalve via een direct effect zal een goed mestopruimbeleid indirect bijdragen aan het minimaliseren van de kans op infectie van bezoekers en medewerkers, omdat hiermee de kans op verspreiding van micro-organismen onder de aanwezige dieren ook wordt gereduceerd. Op sommige kinderboerderijen positief voor STEC O157, 6DOPRQHOOD spp. of &DPS\OREDFWHU spp. was het percentage positieve monsters 50 tot zelfs 70%. Ook hier geldt dus weer dat de microbiologische resultaten het belang van een goede algemene hygiënische bedrijfsvoering, opdat de blootstelling van mens en dier aan deze agentia zal worden gereduceerd, onderstrepen. Tenslotte rest er een taak voor de bezoekers zelf. Wanneer de kinderboerderijen alles in het werk stellen om verspreiding van eventueel aanwezige ziekteverwekkers te minimaliseren middels een goede hygiënische bedrijfsvoering en hygiënefaciliteiten aanbieden die het risico op overdracht van dier op mens nog verder reduceren, is het aan de bezoekers een aantal “huisregels” in acht te nemen. Belangrijk is dat ze zich er ook van bewust zijn dat omgang met dieren niet geheel zonder risico is, maar dat het risico aanzienlijk kan worden beperkt door eenvoudige maatregelen. Ruim tweederde (68%) van de bezochte kinderboerderijen was in het bezit van een informatiebord, al dan niet het door de VWA/KvW beschikbaar gestelde bord. Op nagenoeg alle borden (99%) stond een doelmatige tekst. Dat wil zeggen dat er onder andere op geattendeerd werd dat ná het aanraken van dieren en vóór het nuttigen van een consumptie de handen gewassen dienen te worden met water en zeep en dat er niet gegeten of gedronken mag worden in de dierweiden. Van alle aanwezige borden hing 81% goed in het zicht van de bezoekers. Bij 10 kinderboerderijen is het informatiebord van de VWA/KvW tijdens het bezoek afgegeven. Het ligt in de bedoeling
Project: OT 0212
20-10-03
Pagina 10 van 12
contact op te nemen met de resterende 32 kinderboerderijen om hen toch dringend te adviseren alsnog het informatiebord bij de regionale VWA/KvW op te halen. Subtypering van de (FROL O157 isolaten leerde dat alle isolaten afkomstig van een kinderboerderij tot 1 subtype behoorden en er geen overlap was tussen verschillende boerderijen. Dit betekent dat er sprake is van een gemeenschappelijke bron en/of horizontale verspreiding binnen de dierpopulatie van een kinderboerderij. Uitzondering hierop zijn de isolaten van boerderij XIV en XV welke worden gekarakteriseerd door PFGE patroon N (Tabel 5). Het lijkt zeer aannemelijk dat ergens in de procedure een verwisseling heeft opgetreden van het isolaat met PFGE-code N van boerderij XIV en het isolaat met PFGE-code O van boerderij XV. In de ruwe data kon hiervoor echter geen bewijs worden gevonden. Een verklaring voor het afwezig zijn van de VW[ genen in de 4 biochemisch karakteristieke (FROL O157 stammen die wel in het bezit zijn van het HDH en KO\EHEC gen (zie voetnoten Tabel 2 t/m 4) ligt mogelijk in het feit dat deze genen gecodeerd liggen op bacteriofagen. In principe is het mogelijk dat de stammen oorspronkelijk Stx konden produceren, maar de fagen en daarmee de toxinegenen hebben verloren. Ook voor de 6DOPRQHOOD spp. isolaten gold dat (het merendeel van) de isolaten van een kinderboerderij tot 1 (sub)type behoren en er geen overlap tussen isolaten van verschillende boerderijen was. Er kon echter geen onderscheid worden gemaakt tussen de 6 Infantis isolaten van kinderboerderij VII en kinderboerderij IX en de 6 Enteritidis pt 3 isolaten van kinderboerderij XI en kinderboerderij XII (Tabel 6). In dergelijke gevallen verdient het aanbeveling een tweede restrictie-enzym te gebruiken bij de PFGE-procedure. Op enkele kinderboerderijen werden meer dan 1 (sub)type 6DOPRQHOOD spp. aangetoond. Eén isolaat was niet meer beschikbaar voor typering (kinderboerderij XIII, Tabel 6). Met de longitudinale studie werd getracht meer inzicht te krijgen in de epidemiologie van STEC O157 op kinderboerderijen, met als uiteindelijk doel te komen tot specifieke interventiemaatregelen, zoals bijvoorbeeld het elimineren van de besmettingsbron. Terwijl in de pilotstudie en het vervolgonderzoek daarop in de periode oktober 2000 t/m februari 2001 herhaaldelijk STEC O157 stammen werden geïsoleerd uit mestmonsters verzameld op de betreffende kinderboerderij, werd deze bacterie nu in géén van de monsters aangetoond.
&21&/86,( De hygiënestatus van de bezochte kinderboerderijen is in het algemeen goed te noemen. Wat de hygiënefaciliteiten betreft hebben de meeste kinderboerderijen de zaken op orde. Aandachtspunten zijn: de uitrusting van de handenwasgelegenheid, een schoeiselreinigingsgelegenheid, een aparte eetgelegenheid voor bezoekers en quarantainevoorzieningen. Het microbiologisch onderzoek bevestigt dat er een reëel risico op zoönosen bestaat na een bezoek aan een kinderboerderij en onderstreept daarmee het belang van het in acht nemen van hygiënemaatregelen door zowel medewerkers als bezoekers en pleit bovendien voor een certificering van kinderboerderijen. Aanbevolen wordt binnen 5 jaar de situatie opnieuw te bekijken en ook andere gelegenheden waar mensen en met name kinderen in contact met landbouwhuisdieren komen aan een dergelijke studie te onderwerpen. In 2003 zullen zorgboerderijen worden bezocht, maar ook kampeerboerderijen verdienen zeker aandacht. Tenslotte moeten bezoekers en medewerkers van kinderboerderijen worden voorgelicht over de kans op ziekte na contact met (mest van) dieren.
'$1.%(78,*,1* Iedereen die op welke wijze dan ook aan dit project heeft meegewerkt, van harte bedankt voor jullie enthousiasme en inzet. Een speciaal woord van dank willen we richten tot de SKBN voor hun positieve ondersteuning en niet in de laatste plaats de bezochte kinderboerderijen voor hun medewerking.
Project: OT 0212
20-10-03
Pagina 11 van 12
/,7(5$7885
7.1
Berends, B.R. 2001. Kinderboerderijen in Nederland en de relevante veterinaire volksgezondheidsrisico’s. Rapport Hoofdafdeling VVDO, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht. Boer, E. de, A.E. Heuvelink, R. Hoenderken, S. Valkenburgh, U. Vecht en G. Visser. Kinderboerderijen en het risico op zoönosen. Intern memo, Keuringsdienst van Waren Oost, januari 2001. Heuvelink AE, Heerwaarden C van, Zwartkruis-Nahuis JTM, Oosterom R van, Edink K, Duynhoven YTHP van, Boer E de. (VFKHULFKLDFROL O157 infection associated with a petting zoo. Epidemiol Infect 2002;129:295-302. Valkenburgh, S.M. Code voor hygiëne op kinderboerderijen in Nederland, Keuringsdienst van Waren, november 2001.
7.2 7.3 7.4
Project: OT 0212
20-10-03
Pagina 12 van 12
%,-/$*(,
,163(&7,(/,-67+<*,É1(23.,1'(5%2(5'(5,-(1,11('(5/$1'
ALG073 Is de hygiënecode op de kinderboerderij aanwezig? FAC001 Is er een informatiebord voor bezoekers aanwezig? FAC002 Staat er een doelmatige tekst op het informatiebord? FAC003 Hangt het informatiebord goed in het zicht? FAC004 Is er een handenwasfaciliteit aanwezig? FAC005 Is bij de handenwasfaciliteit een gevulde zeepdispenser aanwezig? FAC006 Zijn er papieren handdoekjes aanwezig? FAC007 Is er (bij de uitgang) een schoeiselreinigingsgelegenheid aanwezig? FAC008 Is er een aparte eetgelegenheid voor medewerkers aanwezig? FAC009 Is er een aparte eetgelegenheid voor bezoekers aanwezig? FAC010 Is de eetgelegenheid voor bezoekers mestvrij? FAC011 Is de eetgelegenheid voor bezoekers voorzien van een handenwasfaciliteit? FAC012 Is er een quarantainemogelijkheid aanwezig? FAC013 Is er bij de quarantainemogelijkheid aparte kleding/materiaal aanwezig? FAC014 Is er een logboek aanwezig? FAC015 Wordt het logboek goed bijgehouden? FAC016 Worden er voedingsmiddelen verkocht? HYG017 Wat is de algemene indruk van de hygiëne op deze kinderboerderij? Schoon / matig / vuil HYG018 Zijn de looppaden/contactruimten met dieren mestvrij gemaakt? HYG019 Hoe is de indruk over de dieren waarmee direct contact mogelijk is? Schoon / matig / vuil
Project: OT 0212
20-10-03
Bijlage I, Pagina 1 van 1
%,-/$*(,,
5(68/7$7(1,163(&7,(/,-673(55(*,2
Vraag inspectielijst Is de hygiënecode op de kinderboerderij aanwezig? Is er een informatiebord voor bezoekers aanwezig? Staat er een doelmatige tekst op het informatiebord? Hangt het informatiebord goed in het zicht? Is er een handenwasfaciliteit aanwezig? Is bij de handenwasfaciliteit een gevulde zeepdispenser aanwezig? Zijn er papieren handdoekjes aanwezig? Is er (bij de uitgang) een schoeiselreinigingsgelegenheid aanwezig? Is er een aparte eetgelegenheid voor medewerkers aanwezig? Is er een aparte eetgelegenheid voor bezoekers aanwezig? Is de eetgelegenheid voor bezoekers mestvrij? Is de eetgelegenheid voor bezoekers voorzien van een handenwasfaciliteit? Is er een quarantainemogelijkheid aanwezig? Is er bij de quarantainemogelijkheid aparte kleding/materiaal aanwezig? Is er een logboek aanwezig? Wordt het logboek goed bijgehouden? Worden er voedingsmiddelen verkocht? Wat is de algemene indruk van de hygiëne op deze kinderboerderij?
Antwoord -D
Oost
15/22 (68)
21/25 (84)
23/30 (77)
32/35 (91)
20/20 (100)
-D
12/22 (55)
14/25 (56)
24/30 (80)
22/35 (63)
18/20 (90)
-D
12/12 (100)
14/14 (100)
24/24 (100)
22/22 (100)
17/18 (94)
8/12 (67) 20/22 (91)
8/14 (57) 24/25 (96)
18/24 (75) 27/30 (90)
21/22 (95) 30/35 (86)
18/18 (100) 20/20 (100)
16/20 (80)
17/24 (71)
24/27 (89)
17/30 (57)
18/20 (90)
-D
10/20 (50)
11/24 (46)
14/24 (52)
8/30 (27)
11/20 (55)
5/22 (23)
11/25 (44)
12/30 (40)
19/35 (54)
9/20 (45)
-D
21/22 (95)
20/25 (80)
28/30 (93)
30/35 (86)
19/20 (95)
-D
7/22 (32)
14/24 (58)
8/28 (29)
14/30 (47)
11/19 (58)
6/7 (86)
14/14 (100)
7/8 (88)
13/13 (100)
11/11 (100)
-D -D
-D
-D
-D
-D
-D
-D
-D -D -D
*RHG
0DWLJ 6OHFKW
Zijn de looppaden/contactruimten met dieren -D mestvrij gemaakt? Hoe is de indruk over de dieren waarmee direct *RHG contact mogelijk is?
Project: OT 0212
Aantal (%) kinderboerderijen Noord-West Zuid
Noord
Zuid-West
Vervallen 13/22 (59)
16/25 (64)
17/30 (57)
20/34 (59)
17/19 (89)
5/13 (38)
5/16 (31)
6/17 (35)
6/20 (30)
14/17(82)
17/21 (81) 16/17 (94) 9/22 (41)
19/25 (76) 19/19 (100) 9/25 (36)
27/30 (90) 26/27 (96) 21/30 (70)
30/35 (86) 27/30 (90) 24/35 (69)
19/20 (95) 19/19 (100) 10/20 (50)
14/22 (64)
22/25 (88)
26/30 (87)
30/35 (86)
20/20 (100)
8/22 (36) 0/22 (0)
3/25 (12) 0/25 (0)
3/30 (10) 1/30 (3)
5/35 (14) 0/35 (0)
0/20 (0) 0/20 (0)
18/22 (82)
24/25 (96)
28/30 (93)
34/35 (97)
20/20 (100)
21/22 (95)
25/25 (100)
28/30 (93)
31/35 (89)
20/20 (100)
20 oktober 2003
Bijlage II, Pagina 1 van 2
0DWLJ 6OHFKW
Project: OT 0212
1/22 (5) 0/22 (0)
0/25 (0) 0/25 (0)
20 oktober 2003
2/30 (7) 0/30 (0)
0/35 (0) 4/35 (11)
0/20 (0) 0/20 (0)
Bijlage II, Pagina 2 van 2
%,-/$*(,,, 9225.20(167(&26$/021(//$633(1&$032%$&7(5 63323.,1'(5%2(5'(5,-(1,11('(5/$1'3(55(*,2
Aantal kinderboerderijen positief / totaal aantal bezochte kinderboerderijen (%) Noord Oost Noord-West Zuid Zuid-West STEC 2a / 22 (9,1) 2 / 23 (8,7) 3 / 30 (10,0) 4 / 32 (12,5) 2 / 20 (10,0) )+*-, .0/-1O157 2-, , * 4 / 22 (18,2) 1 / 25 (4,0) 7 / 30 (23,3) 5 / 34 (14,7) 2 /20 (10,0) 34*-.657, /-8*9spp. : 2-; spp. 19 / 22 (86,3) 13 / 25 (52,0) 12 / 30 (40,0) 14 / 34 (41,1) 16 / 20 (80,0) a Op 2 andere kinderboerderijen werden uit respectievelijk 1 en 3 mestmonsters biochemisch typische <=>?@ A O157 stammen geïsoleerd, positief voor BCB en D@ E EHEC, maar negatief voor FHG I . Indien deze isolaten worden meegeteld dan komt het aantal Zoönoseverwekker
positieve kinderboerderijen op 4 (18,2%).
Aantal droppings positief / totaal aantal droppings verzameld (%) Noord Oost Noord-West Zuid Zuid-West STEC 9a / 337 (2,7) 11 / 222 (5,0) 8 / 737 (1,1) 4 / 32 (12,5) 4 / 410 (1,0) )+*-, .0/-1O157 2-, , * 12 / 329 (3,6) 5 / 231 (2,2) 15 / 753 (2,0) 5 / 34 (14,7) 3 / 410 (0,7) 34*-.657, /-8*9spp. : 2-; spp. 42 / 332 (12,7) 40 / 248 (16,1) 51 / 753 (6,8) 14 / 34 (41,1) 50 / 410 (12,1) a Op 2 kinderboerderijen werden uit respectievelijk 1 en 3 mestmonsters biochemisch typische <=>?@ A O157 stammen geïsoleerd, positief voor BCB en D@ E EHEC, maar negatief voor FG I . Indien deze isolaten worden meegeteld dan komt het aantal positieve droppings Zoönoseverwekker
op 13 (3,9%).
Project: OT 0212
20 oktober 2003
Bijlage III, Pagina 1 van 1
%,-/$*(,9 9225.20(167(&26$/021(//$633(1&$032%$&7(5 63323.,1'(5%2(5'(5,-(1%(=2&+7,1'(5(*,21225'
Kinderboerderij I II III IV V VI VII VIII IX X XI XII XIII XIV XV XVI XVII XVIII XIX XX XXI XXII Totaal
Project: OT 0212
Datum bezoek
Aantal monsters verzameld
11/06/02 15/07/02 08/07/02 29/07/02 03/06/02 11/06/02 16/07/02 20/08/02 22/07/02 03/06/02 22/07/02 22/07/02 05/08/02 12/08/02 29/07/02 26/08/02 01/07/02 08/07/02 25/06/02 17/06/02 17/06/02 25/06/02
14 10 13 14 9 12 15 25 10 14 19 15 25 25 11 24 24 12 13 10 12 12 338
Aantal monsters positief voor: STEC O157
6DOPRQHOOD spp.
&DPS\OREDFWHU spp. 2
8 1 4 5 3 1
13
20 oktober 2003
1
2 12
1 4 2 2 1 2 1 1 1 3 7 1 2 6 1 3 1 1 42
Bijlage IV, Pagina 1 van 1
%,-/$*(9
Kinderboerderij I II III IV V VI VII VIII IX X XI XII XIII XIV XV XVI XVII XVIII XIX XX XXI XXII XXIII XXIV XXV Totaal
Project: OT 0212
9225.20(167(&26$/021(//$633(1&$032%$&7(5 63323.,1'(5%2(5'(5,-(1%(=2&+7,1'(5(*,22267
Datum bezoek
Aantal monsters verzameld
15/07/02 14/10/02 17/06/02 08/07/02 22/07/02 29/07/02 29/07/02 12/08/02 12/08/02 08/07/02 03/06/02 09/09/02 03/06/02 01/07/02 09/09/02 10/06/02 30/09/02 30/09/02 24/06/02 05/08/02 14/10/02 15/07/02 02/09/02 01/07/02 16/09/02
6 4 4 20 20 5 2 4 4 11 4 13 9 3 10 24 4 12 34 4 6 15 15 6 9 248
Aantal monsters positief voor: STEC O157
6DOPRQHOOD spp.
5
&DPS\OREDFWHU spp. 2 1 5 11 1 1
9 2 2
1 1
2 9
11
20 oktober 2003
1 3 5
40
Bijlage V, Pagina 1 van 1
%,-/$*(9, 9225.20(167(&26$/021(//$633(1&$032%$&7(5 63323.,1'(5%2(5'(5,-(1%(=2&+7,1'(5(*,21225':(67
KinderBoerderij I II III IV V VI VII VIII IX X XI XII XIII XIV XV XVI XVII XVIII XIX XX XXI XXII XXIII XXIV XXV XXVI XXVII XXVIII XXIX XXX Totaal
Project: OT 0212
Datum bezoek
Aantal monsters verzameld
15/10/02 26/08/02 30/07/02 15/07/02 20/08/02 29/07/02 24/06/02 02/07/02 08/07/02 07/10/02 22/10/02 28/10/02 17/06/02 30/09/02 17/09/02 10/06/02 24/09/02 10/09/02 14/10/02 09/07/02 16/07/02 22/07/02 23/07/02 23/09/02 27/08/02 04/06/02 05/08/02 09/09/02 02/09/02 03/09/02
26 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 25 26 25 25 25 25 25 25 25 25 25 26 25 25 753
Aantal monsters positief voor: STEC O157
6DOPRQHOOD spp. 1
&DPS\OREDFWHU spp. 6 2 12
1 2
1
5 1
2
2
7 3 1
3
3
2 5 7 1
8
20 oktober 2003
5
2
15
51
Bijlage VI, Pagina 1 van 1
%,-/$*(9,, 9225.20(167(&26$/021(//$633(1&$032%$&7(5 63323.,1'(5%2(5'(5,-(1%(=2&+7,1'(5(*,2=8,'
KinderBoerderij
a
I II III IV V VI VII VIII IX X XI XII XIII XIV XV XVI XVII XVIII XIX XX XXI XXII XXIII XXIV XXV XXVI XXVII XXVIII XXIX XXX XXXI XXXII XXXIII XXXIV XXXV Totaal
Datum bezoek
Aantal monsters verzameld
23/09/02 02/09/02 09/09/02 09/09/02 24/06/02 04/06/02 10-06-02 13/08/02 19/08/02 23/09/02 29/07/02 30/09/02 29/07/02 18/11/02 18/11/02 14/10/02 04/11/02 04/11/02 16/09/02 13/08/02 07/10/02 14/10/02 19/08/02 30/09/02 07/10/02 27/08/02 08/07/02 01/07/02 02/09/02 15/07/02 08/07/02 05/08/02 18/06/02 05/08/02 27/08/02
4 18 15 22 24 24 25a 10 23 31 12 15 13 11 10 20 13 24 25 25 17 25 12 25 14 10 13 28 25 25 12 25 25 12 15 622
Aantal monsters positief voor: STEC O157
6DOPRQHOOD spp. 2 1
2 1
X
7 10 X
1
1
12 X
1
&DPS\OREDFWHU spp.
4
9
1
4 1 1
4
26
1 4 1
3
6
2 1 42
Alle 25 monsters zijn door het microbiologisch laboratorium niet in behandeling genomen. Bij het verwerken van de resultaten zijn deze monsters buiten beschouwing gelaten.
Project: OT 0212
20 oktober 2003
Bijlage VII, Pagina 1 van 1
%,-/$*(9,,, 9225.20(167(&26$/021(//$633(1&$032%$&7(5 63323.,1'(5%2(5'(5,-(1%(=2&+7,1'(5(*,2=8,':(67
KinderBoerderij I II III IV V VI VII VIII IX X XI XII XIII XIV XV XVI XVII XVIII XIX XX Totaal
Project: OT 0212
Datum bezoek
Aantal monsters verzameld
09/07/02 13/08/02 27/08/02 03/09/02 22/10/02 01/10/02 29/10/02 23/07/02 10/09/02 08/10/02 29/10/02 20/08/02 02/07/02 16/07/02 30/07/02 05/11/02 15/10/02 22/10/02 05/11/02 06/08/02
25 25 25 25 10 25 10 25 25 25 10 25 25 25 25 10 25 10 10 25 410
Aantal monsters positief voor: STEC O157
6DOPRQHOOD spp.
1
4 5 1
3
2 1 11 3 2 2 1
4
20 oktober 2003
&DPS\OREDFWHU spp.
3
1 2 6 1 6 3 1 1 50
Bijlage VIII, Pagina 1 van 1