S&S 2006, 115
1 van 5
http://www.legalintelligence.com/ProtectedContent/Repository/View.h...
S&S 2006, 115 Aansprakelijkheid; beperkte Aflevering Bewaarneming Diefstal Roekeloosheid; bewuste Verdrag; Genève (1956) goederenvervoer over de weg (CMR) Vervoerperiode Wegvervoer Rechtbank Haarlem, 9 april 2003, nr. 79537/HAZA01-1641, LJN: AZ1321 (Mr Van den Brink) Wetingang: BW 7:600; CMR art. 1; CMR art. 17; CMR art. 23; CMR art. 29
Samenvatting Vervoer in het kader van een tussen NMD (gevestigd in Duitsland) en Frans Maas gesloten logistieke overeenkomst van een lading monitoren door de door Frans Maas daartoe ingeschakelde, aan haar gelieerde vennootschap Furness. De met de monitoren beladen, op het terrein van Furness voor het vervoer gereed staande oplegger wordt gestolen. Frans Maas vordert verklaring voor recht dat ladingassuradeuren van NMD niet vorderingsgerechtigd zijn alsmede dat zij beperkt aansprakelijk is. Ladingassuradeuren vorderen in reconventie van Frans Maas vergoeding van het totale uitgekeerde bedrag, aangezien sprake zou zijn van bewuste roekeloosheid (art. 29 CMR). De CMR is niet van toepassing, aangezien deze pas geldt vanaf het ogenblik van inontvangstneming van de te vervoeren zaken. De CMR sluit enerzijds niet uit dat te vervoeren zaken eerst krachtens een andere overeenkomst onder de vervoerder berusten en dat de vervoerovereenkomst dan pas ingaat nadat dit contractuele regime is geëindigd; hier is sprake van een dergelijke voorafgaande opslag krachtens de overeenkomst tussen NMD en Frans Maas, waardoor mede aan de hand van die overeenkomst moet worden bepaald wanneer het voorafgaande contractuele regime eindigt. Anderzijds geldt als uitgangspunt dat het begin en einde van het wegvervoer niet altijd samenvallen met het begin en einde van het feitelijke vervoer; daarbij is het tijdstip waarop de vervoerder de goederen onder zijn hoede krijgt, van belang. Dit tijdstip hangt af van de omstandigheden van het geval. Op grond van de logistieke overeenkomst heeft Frans Maas zich verbonden de goederen te bewaren ‘at the premises’ van Furness (waarmee het gehele bedrijfsterrein van Furness wordt bedoeld) en is zij aansprakelijk zolang de bewaarneming voortduurt. Het was voor Frans Maas niet mogelijk de bewaring zelf te beëindigen door het overbrengen van de te vervoeren goederen in de afgekoppelde oplegger. Voor deze beëindiging was ofwel een daadwerkelijke feitelijke overdracht van de te vervoeren zaken aan een derde die feitelijk zou vervoeren, vereist, ofwel een daadwerkelijke feitelijke aanvang van het vervoer door Frans Maas in de vorm van het aankoppelen en in beweging zetten van de oplegger. Het overbrengen van de goederen in de (tegen het bedrijfsgebouw geparkeerde en afgekoppelde) oplegger kan niet worden aangemerkt als inontvangstneming als bedoeld in art. 17 CMR.
Uitspraak Partijen 1. Frans Maas Logistics B.V., 2. Furness Logistics (Zaandam) B.V., 3. Frans Maas Expeditie B.V., eisers, verweerders in reconventie, adv. Mr J. Cox tegen The Sumitomo Marine and Fire Insurance Company (Europe) Ltd., gedaagde, eiseres in reconventie, adv. Mr B.S. Janssen
Bewerkte uitspraak (…) 2. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit geding het volgende vast:
10-4-2012 13:38
S&S 2006, 115
2 van 5
http://www.legalintelligence.com/ProtectedContent/Repository/View.h...
a. Tussen enerzijds FML en anderzijds NEC-Mitsubishi Electronics Display — Europe GmbH (hierna: NMD) is in 2000 een overeenkomst gesloten getiteld: Standard Logistic Service Agreement (hierna: de overeenkomst). In die overeenkomst staan de volgende passages:
(…) 1.6 ‘PREMISES’: Warehousing and office complex located at Rijder 1, 1507 OP Zaandam, The Netherlands. (…) 2. Scope of services 2.1 FRANS MAAS will undertake tor NMD-E the Services set out in Schedule 2 with reasonable care and skill in a professional manner (collectively called ‘the Services’): In co-operation with NMD-E and NEC Logistics as NMD-E's logistic consultant, after prior written approval, FRANS MAAS is responsible tor providing the Logistic Services, effectively and efficiently. (…) 12 Freight Forwarding (Transport and Distribution) 12.1 The freight forwarding is NOT included in the scope of services to be provided by FRANS MAAS, as set out further in Schedule 2. (…) 14 Loading and unloading 14.1 FRANS MAAS is responsible for unloading the Products meant for warehousing. 14.2 FRANS MAAS is responsible for loading the Products to be delivered into the appropriate vehicles. (…) 18 Indemnifïcation / liability 18.1 FRANS MAAS shall keep the Products at the Premises for NMD-E as beneficial owner and will indemnify NMD-E for direct damages / claims with a maximum liability of NLG 1 million per occurrence. However, FRANS MAAS will fully indemnify and keep NMD-E indemnified against the following (including costs, expenses and interest): (A) Third party claims in respect of death and/or injury to persons or damage to property due to the gross negligence or failure to fulfil the obligations set out in this Agreement by FRANS MMS, the employees and its servants or agents or subcontractor or demonstrably caused by any of the equipment used for the provision of the Services. (B) Claims by the employees of FRANS MAAS under applicable law provided th at nothing in this sub-clause contained shall impose on FRANS MAAS any liability in respect of claims arising out of the gross negligence of NMD-E, its employees, servants or agents and (C) any losses of or damage to the Products resulting from any actions or omissions of FRANS MAAS, the employees, its servants or agents or subcontractor, occurring at the Premises, including loss or damage caused during the loading and/or unloading of vehicles unless such loss or damage has arisen from force majeure as set out in Clause 17 above. (…)
b. Voor het uitvoeren van deze overeenkomst maakt FML gebruik van de aan haar gelieerde vennootschap Furness; de opslag van NMD's zaken vindt plaats op voor noemde bedrijfslocatie van Furness te Zaandam. c. Op 28 februari 2001 heeft Streefland namens Furness aangifte van diefstal gedaan. Het proces-verbaal van die aangifte vermeldt onder meer:
Ik ben werkzaam bij Furness Logistics te Zaandam als transportplanner en als zodanig bevoegd tot het doen van deze aangifte. Vandaag, 28 februari 2001, tussen 11.45 uur en 12.00 uur is er een drieassige oplegger met donkerblauwe huif met gele letters ‘Frans Maas’, weggenomen. Deze aanhanger is voorzien van het opleggernummer FM 1110 aan de voor- en achterzijde. De oplegger was aan de achterzijde voorzien van deuren. De oplegger stond klaar aan het laaddock van Furness. De oplegger zou worden opgehaald door een chauffeur van Frans Maas uit Venlo. Tussen 11.45 uur en 12.00 uur zag ik deze oplegger rijden over de Rijder te Zaandam met een kleine witte trekker ervoor. Ik zag de combinatie rechtsaf slaan en de Hoofdtocht oprijden. Hierna was de combinatie uit het zicht. Ik wist dat de papieren voor de oplegger nog niet waren opgehaald. De chauffeur moet zich, voor hij aankoppelt, bij mij melden. Dan wijs ik de plaats aan waar de lege oplegger moet worden neergezet en waar de volle oplegger aangekoppeld kan worden. Dit was nu echter niet gebeurd. Ik heb gelijk Frans Maas in Venlo gebeld met de mededeling dat de papieren nog bij mij lagen en verzocht contact op te nemen met de chauffeur en deze terug te sturen. Later werd ik terug gebeld door Venlo met de mededeling dat de chauffeur nog onderweg was naar Furness Zaandam. Toen ik dit hoorde vermoedde ik dat de oplegger was weggenomen. Toen ik later de chauffeur sprak wist ik zeker dat de oplegger was weggenomen. De oplegger was geladen met in totaal 266 monitoren. (…) De in deze aangifte genoemde goederen zijn eigendom van NMD Duitsland.
d. Sumitomo heeft als verzekeraar van NMD de als gevolg van deze diefstal geleden schade tot een totaalbedrag van € 242.759,66 uitgekeerd aan NMD. Zij is ter zake in de rechten van NMD getreden. e. Op 27 februari 2001 faxt Furness aan het eveneens aan FML gelieerde FME, dat het feitelijke vervoer van de gestolen oplegger zou verzorgen:
10-4-2012 13:38
S&S 2006, 115
3 van 5
http://www.legalintelligence.com/ProtectedContent/Repository/View.h...
Patrick, Er staat een oplegger vol voor Straubing no: FM 1110 met 23 pallets.
f. In opdracht van Furness heeft Clement van Toplis & Harding de diefstal onderzocht. In zijn rapport van 20 april 2001 schrijft hij:
Eerdergenoemde trailer is op maandag 26 februari 2001 bij laaddock 1 van de loods van Verzekerde geladen. Bij het laden zijn de serienummers van de monitoren gescand. Na het laden is de trailer met geopende laaddeuren tegen het dockshelter blijven staan. De trailer was niet voorzien van een King-Pin slot of een andere vorm van beveiliging. Op 27 februari 2001 is per fax een transportopdracht voor het vervoer van deze trailer verstrekt aan Frans Maas Venlo. Op woensdag 28 februari 2001, tussen 11.45 en 12.00 uur, zag een transportplanner van Verzekerde dat onderhavige trailer werd gekoppeld aan een kleine witte Scania trekker en het terrein van Verzekerde werd afgereden.
3. De vordering in conventie 3.1
Frans Maas c.s. vorderen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat ter zake van de diefstal op 28 februari 2001 van oplegger FM 1110 Sumitomo niet gelegitimeerd is tot het instellen van een vordering tot schadevergoeding jegens (een van) eiseressen, alsmede dat de aansprakelijkheid van Frans Maas c.s. terzake van deze diefstal is beperkt tot 38.401,3 SDR, met veroordeling van Sumitomo in de proceskosten. 3.2
Frans Maas c.s. baseren deze vordering — die zij oorspronkelijk tegen een viertal gedaagden waaronder Sumitomo hebben ingesteld, maar die zij hebben ingetrokken voor zover het die andere gedaagden betrof — op art. 23 lid 3 CMR en de daarin vervatte beperking van de aansprakelijkheid van de vervoerder. 4. De vordering in reconventie 4.1
In reconventie vordert Sumitomo, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van Frans Maas c.s. tot betaling van € 242.759,66, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2001, althans 1 maart 2002, althans 22 januari 2002, met veroordeling van Frans Maas c.s. in de proceskosten. 4.2
Sumitomo baseert haar vordering op de stelling dat Frans Maas c.s. uit hoofde van de gesloten overeenkomst aansprakelijk zijn voor de als gevolg van de diefstal geleden schade. Volgens Sumitomo is in de gegeven situatie (de aansprakelijkheidsbeperking van) het CMR niet van toepassing, althans komt Frans Maas c.s. geen beroep toe op die aansprakelijkheidsbeperking nu sprake is van opzet en/of met opzet gelijk te stellen schuld als bedoeld in art. 29 CMR. 5. Het verweer in conventie en in reconventie 5.1
Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer bestreden. Daarop zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van de geschillen nader worden ingegaan. 6. Beoordeling van de geschillen 6.1
Volgens Frans Maas c.s. is (de aansprakelijkheidsbeperking van) het CMR van toepassing omdat FML (middels haar hulppersoon Furness) in het onderhavige geval (ook) optrad als vervoerder in opdracht van NMD, alsmede omdat het vervoer van de lading in casu al was begonnen, namelijk op
10-4-2012 13:38
S&S 2006, 115
4 van 5
http://www.legalintelligence.com/ProtectedContent/Repository/View.h...
het moment dat de belading van de oplegger was voltooid. 6.2
De stelling van Sumitomo dat deze aansprakelijkheidsbeperking van het CMR niet van toepassing is, steunt op een betwisting van die twee stellingen. In de eerste plaats zou in ieder geval FML in relatie tot NMD niet als vervoerder kunnen worden aangemerkt, zodat in die relatie slechts de in art. 18 van de overeenkomst opgenomen aansprakelijkheidsverdeling geldt. Voorts is Sumitomo van oordeel dat het vervoer in de onderhavige situatie nog niet was begonnen, nu de te vervoeren zaken werden gestolen voordat zij door de vervoerder in ontvangst konden worden genomen. 6.3
Het beoordelen van de feitelijke rolverdeling tussen alle betrokken partijen en het benoemen van hun rol in vervoersrechtelijke zin, is in het licht van het partijdebat daarover (dat zich eerst in een gevorderd stadium van deze procedure heeft ontwikkeld) nog niet geheel mogelijk. Daartoe ontbreekt in ieder geval het Schedule 2 van de overeenkomst (waarin opgenomen is welke feitelijke activiteiten FML op zich heeft genomen uit hoofde van die overeenkomst). Eerst aan de hand van deze bijlage is immers te beoordelen in hoeverre ook de vervoersactiviteiten hebben plaatsgevonden op grond van die overeenkomst (met FML als partij die hetzij zelf vervoert, hetzij doet vervoeren), dan wel op grond van (kennelijk telkens separaat gesloten) mondelinge overeenkomsten met hetzij FML, hetzij Furness. Ten aanzien van dergelijke separate overeenkomsten zijn de stellingen van partijen alsmede de geproduceerde bescheiden niet eenduidig. 6.4
De hiervoor bedoelde nadere beoordeling van de contractsverhoudingen tussen partijen kan echter achterwege blijven, nu het tweede door Sumitomo opgeworpen bezwaar tegen de gestelde toepasselijkheid van het CMR in ieder geval slaagt. Met Sumitomo is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval de aansprakelijkheidsbeperking van het CMR niet van toepassing was, ook ingeval — op grond van de hiervoor besproken beoordeling — zou moeten worden aangenomen dat FML (of Furness) in relatie tot NMD met betrekking tot de verdere transporten vanuit Zaandam wel degelijk als vervoerder moet worden aangemerkt. De rechtbank baseert dit oordeel op het navolgende. 6.5
Op grond van art. 17 CMR staat voorop dat het aansprakelijkheidsregime van het CMR (en mitsdien de in art. 23 opgenomen aansprakelijkheidsbeperking) geldt vanaf het ogenblik van inontvangstneming van de te vervoeren zaken. Om te bepalen welk ogenblik kan worden aangemerkt als het ogenblik van inontvangstneming geldt enerzijds dat het CMR niet uitsluit dat te vervoeren zaken eerst krachtens een andere overeenkomst onder de vervoerder berusten, en dat de vervoersovereenkomst dan pas ingaat nadat dit contractuele regime is geëindigd (vgl. voor eenzelfde redenering over het einde van de vervoersovereenkomst met betrekking tot het begrip ‘aflevering’: HR 24 maart 1995, NJ 1996, 317 en HR 20 april 1979, NJ 1980, 518). In het onderhavige geval is inderdaad sprake van een dergelijke voorafgaande opslag van de te vervoeren zaken ingevolge de tussen NMD en FML gesloten overeenkomst, waardoor mede aan de hand van die overeenkomst bepaald moet worden wanneer het aan de vervoersovereenkomst voorafgaande contractuele regime eindigt. Anderzijds geldt als uitgangspunt dat het begin en einde van het wegvervoer — en dus de invulling van de begrippen inontvangstneming en aflevering als bedoeld in art. 17 CMR — niet altijd samenvallen met het begin en einde van het feitelijke vervoer, maar dat daarvoor (mede) van belang kan zijn op welk tijdstip de vervoerder de te vervoeren zaken onder zijn hoede krijgt. Wanneer dit tijdstip is gelegen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval (vgl. HR 24 maart 1995, NJ 1996, 596). 6.6
Gezien deze maatstaf en de ten processe gebleken feiten heeft FML zich — los van de vraag of zij nu wel of niet ook als vervoerder zou optreden — in ieder geval contractueel verbonden de te vervoeren zaken te bewaren ‘at the premises’ van Furness en is zij uit hoofde van die overeenkomst op de voet van art. 18 van de overeenkomst aansprakelijk voor die zaken zolang die bewaring voortduurt. In dat verband moet uit de tekst van de overeenkomst en de daarin vervatte uitleg van het Engelse begrip (at the) ‘premises’, alsmede uit wat gesteld of gebleken is omtrent hetgeen partijen in dat verband over en weer van elkaar mochten begrijpen en verwachten, worden aangenomen dat met de ‘premises’ bedoeld is het gehele bedrijfsterrein van Furness te Zaandam, inclusief het daar gevestigde kantoor en magazijn. Tegen die achtergrond was het voor FML (of het door FML bij de uitvoering van de overeenkomst als hulppersoon ingeschakelde Furness) niet mogelijk die bewaring (en daarmee het aansprakelijkheidsregime van de overeenkomst) te beëindigen door het enkele zelf overbrengen van de te vervoeren zaken in de afgekoppelde oplegger. Uit de gesloten overeenkomst vloeit juist voort dat met die enkele belading de overeengekomen bewaring ‘at the premises’ nog niet kon eindigen: daarvoor was in ieder geval vereist ofwel een daadwerkelijke feitelijke overdracht van de te vervoeren zaken aan een derde die het feitelijke vervoer op zich zou nemen (in casu FME), ofwel een daadwerkelijke feitelijke aanvang van het transport door FML (of Furness) zelf in de vorm van het aankoppelen en in beweging zetten van de betreffende oplegger teneinde deze naar Straubing te brengen. Het plaatsen van de te vervoeren zaken in de vooralsnog tegen het bedrijfsgebouw geparkeerde en afgekoppelde oplegger kan op zichzelf in casu derhalve — mede gezien de contractuele relatie tussen FML en NMD met betrekking tot de voorafgaande bewaring en de verdere omstandigheden van het geval — niet worden gekwalificeerd als een inontvangstneming van die zaken als bedoeld in art. 17 CMR. Anders dan Frans Maas c.s. stellen impliceert het voorgaande overigens niet dat partijen in de overeenkomst een van het CMR afwijkende (en dus op de voet van art. 41 CMR nietige) afspraak hebben gemaakt: in lijn met genoemde rechtspraak van de Hoge Raad dient juist (mede) aan de hand van de gesloten overeenkomst te worden bepaald waar de overeengekomen voorafgaande bewaring eindigt (en het vervoer dus kan beginnen). Dat het begrip inontvangstneming van art. 17 CMR in het onderhavige geval mede aan de hand van die overeenkomst een feitelijke invulling krijgt, betekent dus allerminst dat die overeenkomst in strijd is met het CMR. 6.7
Zelfs al zou dus tussen partijen komen vast te staan dat FML (of haar hulppersoon Furness) in relatie tot NMD moet worden aangemerkt als vervoerder, dan nog volgt uit het voorgaande dat de aansprakelijkheidsbeperking van art. 23 CMR niet van toepassing is. Dit laatste geldt uiteraard
10-4-2012 13:38
S&S 2006, 115
5 van 5
http://www.legalintelligence.com/ProtectedContent/Repository/View.h...
ook ingeval (uitsluitend) FME als vervoerder moet worden aangemerkt: in dat geval is er zeker geen sprake van een inontvangstneming van de te vervoeren zaken, nu de chauffeur die het transport zou verzorgen nog onderweg was naar Zaandam en ook overigens geen feiten zijn gesteld of gebleken die als een inontvangstneming door FME zouden kunnen worden aangemerkt. 6.8
Het door Frans Maas c.s. in conventie gevorderde staat of valt bij hun stelling dat de aansprakelijkheidsbeperking van het CMR in de onderhavige situatie van toepassing is. Uit het voorgaande volgt dus dat het in conventie gevorderde moet worden afgewezen. 6.9
In reconventie heeft Sumitomo onder verwijzing naar art. 18 van de overeenkomst toewijzing van het volledige schadebedrag gevorderd. Nu Frans Maas c.s. zich daartegen uitsluitend hebben verweerd met de — zojuist verworpen — stelling dat de aansprakelijkheidsbeperking van art. 23 CMR van toepassing is, komt de vordering in reconventie jegens FML voor toewijzing in aanmerking. Ten processe zijn echter geen omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan het gevorderde ook jegens Furness en/of FME toewijsbaar is, zodat de vordering jegens hen moet worden afgewezen. Nu de aansprakelijkheid van FML niet gebaseerd is op het CMR, is niet de in art. 27 CMR bedoelde rente maar de wettelijke rente over het gevorderde toewijsbaar. Frans Maas c.s. hebben onweersproken gesteld dat de gevorderde rente pas kan in gaan met de aansprakelijkstelling van 24 april 2001. 6.10
Als (overwegend) in het ongelijk gestelde partijen zullen Frans Maas c.s. zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. (…) Volgt in conventie afwijzing en in reconventie toewijzing. © Kluwer 2006-01-01
10-4-2012 13:38