Note “Biodiversité” pour le Printemps de l'Environnement Priorités pour les 4 Fédés 20/03/08
Deze nota stelt een aantal maatregelen voor die voor ons absoluut priotitair zijn en een aantal maatregelen die we steunen (maar waar we minder actief rond kunnen zijn). Geel gemarkeerde tekst wijst op toegevoegede tekst (nieuwe maatregel of aanpassingen aan door kabinet voorgestelde maatregel)
1 BIODIVERSITE ET ENTREPRISES Mesure : Etablir des partenariats ‘entreprise et biodiversité’ notamment avec les 4 entreprises publiques belges Inciter les entreprises à établir un plan d'action biodiversité, notamment dans le cadre des certification ISO 14.001 et EMAS).
argumentation Les entreprises belges sont souvent propriétaires (ou locataires) de terrains dont certains sont de grande valeur biologique. Par ailleurs indirectement, les activités des entreprises peuvent avoir un impact sur la biodiversité, tant au niveau du territoire belge qu’à l’étranger. La réalisation de plans d’action pour la biodiversité dans le cadre des mises en œuvre des systèmes de management environnementaux ISO 14001 et EMAS doit être encouragée.
2 TERRAINS MILITAIRES mesure : Prendre en compte la gestion de la biodiversité sur les terrains militaires. En particulier lors de leur désaffectation, la vocation première de ces terrains devrait être leur retour à la nature.
argumentation Les terrains militaires sont généralement d’une grande valeur biologique, beaucoup sont d’ailleurs intégrés au réseau Natura 2000. L’Etat fédéral peut faire ne sorte que leur valeur biologique soit renforcée en participant activement aux processus de mise en œuvre du réseau Natura 2000 en particulier et en définissant des plans d’actions pour la biodiversité d’une manière générale. Beaucoup de terrains militaires sont actuellement en cours de désaffectation de leur fonction militaire. Pour les terrains non bâtis, il serait souhaitable que leur vocation première soit de retourner à la nature.
3 CITES mesure :
Pression du commerce international sur les espèces et habitats : CITES Renforcer la cellule de coordination CITES et assurer le financement de la base de données EUTWIX développée par la Police fédérale belge.
argumentation La cellule de coordination CITES, bien qu’officiellement créée par l’A.R. du 09/04/03 manque de moyens pour être réellement opérationnelle. Il y aurait lieu d’investir en temps et en moyens humains dans la Cellule de coordination CITES créée dans lecadre de l’A.R. du 09/04/2003. La réalisation de la base de donnée européenne EUTWIX, qui centralise l’ensemble des infractions aux législations relatives au commerce des espèces protégées au niveau de l’Union européenne, qui est en voie de finalisation à l’heure actuelle et qui est essentiel pour un contrôle plus efficace du commerce des espèces protégées n’a pas de garantie de pérennité faute de financement budgété à long terme. Il faut assurer le fonctionnement à long terme de la base de données EUTWIX par une garantie de disponibilité budgetaire pour plusieurs années. .
4 ETUDES D’INCIDENCES mesure : Inclure la biodiversité dans les évaluations environnementales stratégiques (inclure des critères relatifs à la biodiversité dans l’élaboration d’un manuel pour guider les gestionnaires de plans/programmes et/ou les responsables de l’étude d’incidence dans la procédure d’évaluation environnementale stratégique, inclure des experts en matière de biodiversité dans les comités de suivi). Renforcer la qualité de la prise en compte de la biodiversité dans les études d'incidences pour des projets liés aux compétences fédérales.
argumentation Outre les évaluations environnementales stratégiques, il y a également des études d’incidences qui doivent être réalisées dans le cadre de projets liés aux compétences fédérales. IL y a lieu de renforcer la prise en compte de la biodiversité dans le cadre de ces études d’incidences.
5 NOORDZEE maatregel : Noordzee : Afbakening mariene gebieden als “no take”-zone (dwz met verbod op visvangst)
argumentatie Toepassing van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Mariene beschermde gebieden) + Europese Mariene
strategie. + experimenteren met no-take zones. (Plaatsen waar visbestand kan herstellen; is ook voor de visserij van cruciaal belang)
maatregel : Scheepvaart : Implementatie van het clean ship-concept via de koppeling aan haventaksen (cfr Zweedse model : propere schepen betalen minder haventaks dan vervuilende)
argumentatie Hoewel vanuit energieoogpunt transport van goederen per schip de meest milieuvriendelijke vervoersmodi is, maakt dit feit alléén de scheepvaart nog niet duurzaam. Het massale gebruik van goedkope, laagwaardige dieselbrandstof zorgt voor een groeiende uitstoot van schadelijke zwaveloxides, stikstofverbindingen en fijn stof. Daarnaast vormt het internationale scheepvaartverkeer via lozingen in volle zee van olie, ladingrestanten en allerhande afval een blijvende bedreiging voor de waterkwaliteit en het waterleven. Alleen daarom al moet België mee de vertaling van het "Clean Ship"-model naar normerende nationale wetgeving voor de bouw en uitrusting van zeeschepen ondersteunen én uitvoeren. Toch is het nu al mogelijk om via een combinatie van maatregelen alle schadelijke emissies en lozingen te voorkomen. Maatregelen tijdens het ontwerp en de bouw van zeeschepen maar ook een degelijk management op de zeeschepen. Met dergelijke 'Clean Ship'-benadering kan de internationale scheepvaart snel substantiële stappen zetten naar verbeterde milieuprestaties. Zie ook http://www.cleanship.info/ De internationale wetgeving is nu niet toereikend om de principes van Clean Ship afdwingbaar te maken in de scheepvaartpraktijk. Ook op nationaal of regionaal niveau kan heel wat gebeuren. O.a. via het havenbeleid. Zeeschepen varen meestal op het afval van de olieraffinaderijen: goedkope zware fuel die qua zwavel-, stikstof- en roetuitstoot niets gemeen heeft met de moderne dieselsamenstellingen die worden aangeboden aan het wegverkeer (de gehaltes aan vervuilende stoffen liggen tot 3.000 keer hoger!). Internationale normen op het vlak van brandstofsamenstelling zijn meer dan ooit nodig, net zoals bindende technische voorschriften voor betere motoren, de verplichte plaatsing van filters en katalysatoren en een duurzamer ontwerp van nieuwe zeeschepen.
6 FONDS BIODIVERSITE mesure : Création d’un fonds biodiversité Utliser un fonds lié au changements climatiques pour les mesures d'atténuation et d'adaptation de la nature.
argumentaire Les moyens financiers pour lutter contre la perte de biodiversité et en particulier pour développer des mesures d’atténuation et des mesures d’adaptation des biotopes à résister aux l’impact des changements climatiques sont dramatiquement insuffisant. Het Kyotofonds moet in de komende jaren uitgebouwd en verstevigd worden. 1) Wat financiering betreft: (meer inkomsten, o.a. uit petroleum, uit gas, uit elektriciteit,… 2) Wat inhoud betreft: niet alleen mitigatie, maar ook adaptatie. Investeringen in natuur zijn daarbij cruciaal. Als we willen dat zoveel mogelijk soorten de opwarming overleven, dan moeten we ervoor zorgen dat de natuur veerkrachtiger wordt. Dat er grotere natuurgebieden komen, en meer migratiemogelijkheden. Daarnaast moeten ook de investeringen die zullen gebeuren om ons te bufferen tegen de gevolgen van de klimaatverandering (vb zee- en rivierspiegelstijging) maximaal gekoppeld worden aan natuurontwikkeling. De natuur zelf kan ons trouwens ook bufferen tegen de klimaatverandering: overstromingsgebieden, retentiegebieden, bossen (tegen erosie en uitspoeling),….
7 AGROFUELS
maatregel (volledige herformulering): België moet de bindende doelstelling voor biobrandstoffen in transport tegen 2020 laten vallen en de introductie van een niet bindende doelstelling onderhevig maken aan duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen -en bij uitbreiding -biomassa. Deze duurzaamheidscriteria moeten bindend zijn en volgende aspecten omvatten: • biodiversiteitsaspecten integreren (bvb land use change) in België en in het buitenland • broeikasgasbalans moet uitgesproken positief zijn(65%) (land use change en indirecte effecten “leakage” mee in rekening brengen) • ...
argumentatie Greenpeace steunt de Europese doelstelling om tegen 2020 20% van de energie uit hernieuwbare bron te halen. Deze energie moet echter op een duurzame (sociaal en ecologisch verantwoorde) manier opgewekt worden. Heel wat wetenschappelijke studies tonen aan dat de doelstelling van Europa om tegen 2020, 10% van de transportbrandstof door biobrandstof te laten dekken, nooit opeen duurzame manier ingevuld zal kunnen worden. De praktijk bevestigt deze stelling eveneens. Zo wijzen recente publicaties op de negatieve impact van palmolieplantages op het leefmilieu, de lokale bevolking en het klimaat. Het grootste deel van de palmolie die internationaal verhandeld wordt, komt uit Maleisië en Indonesië. Volgens UNEP (United Nations Environment Programme) is de snelle uitbreiding van palmolieplantages één van de grootste drijfveren voor de steeds verdergaande ontbossing in Zuid-Oost Azië. De productie van grondstoffen voor bio-energie zet tevens veel druk op bestaande landbouwgrond wat indirect ook leidt tot ontbossing. Deze directe en indirecte ontbossing leidt tot enorm hoge uitstoot van broeikasgassen. Een pervers effect: de biomassa die ingezet wordt om de opwarming van de aarde tegen te gaan bereikt het tegenovergestelde effect. In een duurzame energiepolitiek, moet energiebesparing meer prioriteit krijgen. Biomassa heeft een potentieel voor energie-opwekking maar dit potentieel zal beperkt blijven. Absolute voorwaarde is dat enkel biomassa met een positieve broeikasgasbalans van 65% en meer aangewend wordt (indirecte effecten op landbgebruik moeten mee in rekening gebracht worden). In ieder geval moet niet-duurzame productie van biomassa absoluut uitgesloten worden omwille van boven vermelde redenen. 8 PESTICIDES BIOCIDES mesure : Pesticides-biocides : interdire leur publicité, réglementer leur vente de manière plus stricte, voire interdire la vente libre de biocides, développer les alternatives et renforcer les contrôles de l'AFSCA quant aux teneurs en résidus dans l'alimentation.
argumentaire Le sujet qu'il conviendrait de développer au Printemps de l'environnement; ce n'est pas uniquement la problématique de la dépendance aux pesticides ; il s'agit plutôt de discuter des modes de
lancement et de la promotion de méthodes alternatives aux pesticides. Nous invitons le lecteur à se référer à nos propositions pour l'atelier « produits ». •
• • •
•
•
mesures permettant d'éviter à la source le recours aux pesticides, tout particulièrement au niveau des aménagements (liens avec les permis), des comportements (acceptation sociale volet culturel), des techniques et produits alternatifs... ; mesures claires en matière de stimulation et de promotion d'une agriculture intégrée/biologique ; interdiction des substances les plus dangereuses à court délai et à mesure de la disponibilité de solutions alternatives ; limiter fortement les agréations de pesticides pour usage privé et interdire pour cet usage les substances dangereuses pour l'homme et l'environnement ; renforcer les contrôles de l'AFSCA quant aux teneurs en résidus de pesticides dans les aliments et d'assurer que les mesures soient prises pour éviter les dépassements, contrôles sur le terrain des termes de l'agréation (protection de l'utilisateur, des eaux de surfaces, ...) ; interdiction de toute publicité sur les pesticides et biocides (à usages privés) ; de réglementer leur vente et de développer des campagnes d'information auprès des consommateurs.
9 GGO's Nieuwe maatregel: Moratorium op de import en cultivatie van GGO's in het leefmilieu zolang: • de impact van GGO's op het leefmilieu en de biodiversiteit niet adequaat kan worden ingeschat • de keuzevrijheid van één van de actoren in de keten (consument, (bio-)landbouwer, producent) voor GGO-vrij niet 100% gegarandeerd kan worden • het niet duidelijk is wie de meerkost voor de gescheiden ketens op zich neemt.
Argumentatie:
De wetenschappelijke kennis over de impact van GGO's op het leefmilieu is beperkt. Toch worden ze al op grote schaal gecultiveerd. Eens aangeplant in het vrije veld, kunnen GGO's zich verder verspreiden, zich vermenigvuldigen en zich voortplanten met niet-GGO varianten. Hierdoor raken GGO-vrije ecosystemen op een onvoorspelbare en ongecontroleerde wijze besmet met GGO's. Genetische vervuiling is onomkeerbaar. Wanneer de negatieve gevolgen optreden, kunnen GGO's niet worden teruggeroepen uit het leefmilieu. Daarom vormen ze een bedreiging voor de biodiversiteit. Los van de ondertussen bewezen milieuproblemen, stelt de introductie van GGO's ook heel wat problemen van socio-economische aard. Voor een groot deel van de gewassen is co-existentie bij cultivatie duidelijk onmogelijk, zeker in een land als België met een kleine landbouwareaal. Cultivatie van GGO's betekent op den duur ook overal contaminatie (door uitkruising tijdens groei, door besmetting tijdens transport of bij gebruik zelfde machines,...). De keuzevrijheid van de consument, landbouwer,... wordt op lange termijn dus ondermijnd. Dat is trouwens ook al het geval wanneer er enkel geïmporteerd wordt (zie huidige probleem met dierenvoeder in België cf infra). Het garanderen van een minimale keuzevrijheid (los van het democratische recht, noodzakelijk
voor biologische landbouw) brengt torenhoge kosten met zich mee (scheiden van stromen in transport, verwerkende bedrijven,...). De vraag die hier beantwoord moet worden is “wie zal deze kosten dragen?”. Zolang dat niet duidelijk is kunnen we niet doorgaan met introductie van Ggo' s om dan over een tiental jaar vast te stellen dat alles onherroepelijk gecontamineerd geraakt is.
maatregel (reeds opgenomen in nota) Etablir un organe national de coordination scientifiquement crédible dont l'indépendance des membres est garantie pour l' évaluation des risques environnement et santé des OGM à court et long terme afin d'y englober les différentes dimensions de la problématique de la biosécurité et les aspects socio-économiques et éthiques des OGM. (Het is ons niet duidelijk wat het verschil is tussen de eerste en de tweede maatregel die voorgesteld wordt onder “OGM”. )
argumentatie De basis van de beoordeling van GGO's is een wetenschappelijke risico-analyse. In België voert de Bioveiligheidsraad de risico-analyse uit. Dit advies vormt de basis voor de beslissing van de ministers om bepaalde Ggo's al dan niet goed te keuren. Het is van cruciaal belang dat de wetenschappelijke vertegenwoordigers binnen de Raad onafhankelijk zijn en een verschillende wetenschappelijke achtergrond hebben (bvb. Moleculaire biologen, toxicologen, genetici, agroecolgisten, etc...) GGO's worden vandaag enkel vanuit een bioveiligheidsoogpunt beoordeeld. Nochtans stelt de introductie van GGO's ook heel wat problemen van socio-economische aard. Voor een groot deel van de gewassen is co-existentie bij cultivatie duidelijk onmogelijk, zeker in een land als België met een kleine landbouwareaal. Cultivatie van GGO's betekent op den duur ook overal contaminatie. De keuzevrijheid van de consument, landbouwer,... wordt op lange termijn dus ondermijnd (zie ook huidige probleem met dierenvoeder). Het garanderen van een minimale keuzevrijheid (los van het democratische recht, noodzakelijk voor biologische landbouw) brengt torenhoge kosten met zich mee (scheiden van stromen in transport, verwerkende bedrijven,...). De vraag die hier beantwoord moet worden is “wie zal deze kosten dragen?”. Dit alles zorgt ervoor dat wanneer een minister moet oordelen over de goedkeuring van een bepaalde GGO toepassing, een breder socio-economisch advies wenselijk is. Enkel door mogelijke nadelen en voordelen tegenover elkaar af te wegen, kan men een weloverwogen keuze maken gebaseerd op een evenwichtige kosten-batenanalyse. Een advies van sociaal economische aard, door wetenschappelijke experts uit de domeinen sociologie, agronomie, ethiek, filosofie, economie,....kan deze voor- en nadelen identificeren en is daarom van onschatbare meerwaarde. Bovendien is het een innovatieve manier om met maatschappelijke keuzes mbt technologie om te gaan.
De Belgische overheid moet een kader creëren dat het gebruik van het opschrift “geproduceerd zonder ggo's” voor dierlijke producten zoals vlees, vis, melk en eieren mogelijk maakt. Daarvoor moeten wettelijke barrières uit de weg geruimd worden en duidelijke criteria worden vastgelegd.
Argumentatie Zo'n 80 procent van alle ggo-gewassen is bestemd voor veevoeder. Het gebruik van ggo's werkt de intensifiëring van de landbouw in de hand. Het leidt tot verhoogd pesticidegebruik en daling van de bodemvruchtbaarheid. De productie van ggo-gewassen voor veevoeder staat haaks op een duurzame landbouw. De mogelijkheid van de consument om een geïnformeerde keuze te maken over ggo's en de producten, voedingswaren en diervoeders op basis van ggo's geproduceerd, is één van de hoekstenen van het Europese ggo-beleid. De verplichte etikettering van ggo's, voedingswaren en diervoeders die ggo's bevatten staat garant voor die keuzevrijheid van de consument. De Europese etiketteringregels bevatten evenwel een achterpoortje: producten zoals melk, vlees, vis en eieren, afkomstig van dieren die werden gevoed met genetisch gewijzigde gewassen, moeten niet worden geëtiketteerd. Met betrekking tot deze producten ontbeert de consument dan ook de essentiële informatie nodig om zijn keuzevrijheid effectief te kunnen uitoefenen – zonder daarbij te moeten terugvallen op het biologische circuit. Dit is een ernstige leemte in de huidige regelgeving. Jaarlijks komt meer dan 35 miljoen ton soja Europa binnen. Het overgrote deel daarvan wordt verwerkt in diervoeders. Europese consumenten moedigen zo onbewust de wereldwijde ggo-productie aan. Greenpeace ijvert voor verplichte etikettering van dierlijke producten afgeleid van dieren gevoederd met ggo's. In afwachting daarvan kan de keuzevrijheid van de consument worden gewaarborgd door de invoering van een vrijwillig opschrift “geproduceerd zonder ggo's”. In Duitsland was het gebruik van een dergelijk opschrift ten gevolge van zeer strikte wettelijke voorwaarden tot voor kort praktisch onmogelijk. Dankzij een recente aanpassing van de ggo-wetgeving is het nu wel mogelijk. Verschillende producenten van zuivel en vlees hebben al aangekondigd van het opschrift gebruik te zullen maken. Tegen mei worden de eerste producten met het opschrift op de markt verwacht. De Belgische overheid moet het Duitse voorbeeld volgen en een kader creëren dat het gebruik van het opschrift “geproduceerd zonder ggo's” mogelijk maakt. Daarvoor moeten wettelijke barrières uit de weg geruimd worden en duidelijke criteria worden vastgelegd. Verdere stappen zijn het ontwerp van een label en de invoering van een door de overheid erkend lastenboek. Het verdient aanbeveling om het criterium van een ggo-vrij dieet ook te integreren in de lastenboeken van de kwaliteitslabels voor vlees (Certus, Meritus,...) die door de overheid actief worden ondersteund. Tot nu toe was dat enkel het geval voor het Meritus-kwaliteitslabel voor rundsvlees. Kwaliteitsproducten van bij ons horen niet bij te dragen aan de wereldwijde ggo-productie. De invoering van een opschrift “geproduceerd zonder ggo's” is een belangrijk instrument voor de instandhouding van een ggo-vrije diervoederketen. Het zal landbouwers, zuivelbedrijven, vleesverwerkende bedrijven en distributeurs stimuleren om te kiezen voor ggo-vrij diervoeder. Het opschrift “geproduceerd zonder ggo's” biedt immers een meerwaarde die mogelijkerwijs ook een meerprijs zal opleveren. De consumenten krijgen dankzij het label de mogelijkheid om bewust te kiezen voor een ggo-vrije landbouw en zo de markt positief te beïnvloeden. De tussenkomst van de overheid is bijzonder prangend, omdat de beroepsvereniging van de veevoederfabrikanten BEMEFA, in weerwil van de vraag van distributiesector en consumenten, op het punt staat de ggo-vrije diervoederketen in België af te schaffen.
10 BOS
De Belgische overheid moet Congolese bossen actief beschermen et soutenir d'autres projets pilotes dans d'autres régions du monde (Indonésie, Amérique du Sud…).
argumentatie De bossen van Congo zijn heel belangrijk voor biodiversiteit, de miljoenen mensen die van deze bossen afhankelijk zijn, maar ook voor het klimaatevenwicht. Via de legaliteitsdiscussie zal binnenkort over een belangrijk deel van de toekomst van de bossen van Congo worden beslist. Het is belangrijk dat we de alternatieven voor houtproductie hoog op de politieke agenda blijven houden, dat we het moratorium voor het uitgeven van nieuwe houtconcessies kunnen blijven behouden tot er voldoende capaciteit is om de houtsector te controleren en tot er een participatief landgebruiksplan is opgesteld. België speelt in deze discussie een belangrijke rol. De Belgische overheid moet dan ook verschillende politieke instrumenten ondersteunen in het belang van de Congolese bossen. Trust Fund België is één van de landen die het Trust fund rond good governance in de bosbouwsector mee heeft opgericht en financieel ondersteunt. Dit trust fund moet er wel werkelijk toe bijdragen dat good governance in de administratie effectief wordt gerealiseerd.
FLEGT VPA met DRC De Belgische overheid zal in het kader van het Europese Flegt proces, de discussies voor de Europese Unie rond een partnerschapsakkoord met DRC rond legaal hout leiden. Het is belangrijk in te zien dat er voor de de bossen van Congo een bredere discussie nodig is dan deze over legaal hout (we mogen het breder politiek kader voor de toekomst van de bossen van Congo niet uit het oog verliezen). Daarom mag de Belgische overheid niet al zijn boontjes hier teweek leggen. De Belgische overheid ondersteunt landen van het Congobekken rond REDD (Reducing Emissions from Deforestation in Developing countries) De Belgische delegaties werken nauw samen met de landen van het Congobekken rond REDD. Maar het is niet zeker dat ze de juiste strategie voor ogen hebben om ervoor te zorgen dat deze Afrikaanse landen er echt beter van worden. Het voorstel dat Greenpeace (TDERM – Tropical Deforestation Emission Reduction Mechanism) heeft gelanceerd in Bali, biedt daar wel mogelijkheden voor. Dit dossier biedt een ideale link tussen Klimaat – ontbossing – Congobekken. Het FLEGT proces kan bovendien een nuttige input geven met betrekking tot REDD. De FLEGT ervaring kan nuttig zijn bij het ontwikkelen van REDD benaderingen (bij vb. bij het onderhandelen van een nationale aanpak; data van FLEGT kunnen gebruikt worden om REDD schema’s tot stand te brengen). FLEGT vereist duidelijke eigendomsrechten in productie bossen en kan alsdusdanig rechtstreeks nuttig zijn en als model dienen voor andere bosgebieden (duidelijke eigendomsrechten zijn bij REDD van primordiaal belang). FLEGT-acties kunnen een belangrijke steun leveren aan REDD-activiteiten (bij vb. bestrijden van illegale activiteiten en het aanhalen van issues omtrent governance, rechtvaardigheid, armoede, ontwikkeling, monitoring en reporting, … ).
MAATREGELEN DIE WIJ ACTIEF MEE WIL ONDERSTEUNEN Politique d’achats publics : • Actualiseren van het federale aankoopbeleid inzake houtproducten (op basis van de resultaten van studie en advies van FRDO) • Sensibiliseren van overheidsdiensten en het opstellen van een ondersteunend kader voor de aankoop van houtproducten Het federaal aankoopbeleid gaat verder dan het gebruik van duurzaam hout in federale openbare werken. Op basis van het aankoopbeleid werd in 2007 een sensibiliseringscampagne gedaan naar het grote publiek. Bovendien wordt via het aankoopbeleid een belangrijk politiek signaal uitgestuurd naar een aantal houtproducerende landen en hun bosbeleid. Het aankoopbeleid wil namelijk ook duurzaam bosbeheer stimuleren.
Europese regelgeving in de strijd tegen illegale houtkap op de Europese markt